Horatius – Hoofdstuk 3 Carmen 1.9 Zie je hoe de Soracte er staat, blinkend wit door hoge sneeuw en hoe de bossen zwoegend hun last niet meer uithouden en de rivieren verstijfd zijn door scherpe vorst? Verdrijf de kou door rijkelijk houtblokken op de haard te leggen en royaler vierjarige wijn tevoorschijn uit een Sabijnse kruik, o Taliarchus. Laat de rest over aan de goden, want zodra deze de winden hebben neergelegd, die met elkaar strijden op de kolkende zee, worden noch de cipressen, noch de oude essen opgejaagd. Vermijd te vragen wat de morgen zal zijn en beschouw iedere afzonderlijke dag die het lot zal geven als winst en versmaad de zoete liefdes niet nu je een jongeman bent en de dansen ook niet, zolang als de sombere grijsheid voor jou terwijl je jong bent afwezig is. Laten nu zowel het veld als de pleinen als het gefluister tot diep in de nacht op het afgesproken uur weer opgezocht worden,
r. 1
alta nive → hoog opgetaste sneeuw
r. 2
Soracte → berg op 30 km ten noorden van Rome, 700m hoog. Het is zeldzaam dat er sneeuw ligt.
r. 3
silvae laborantes → de bomen dreigen te bezwijken onder de sneeuwlast: personificatie. laborantes → predicatief vertalen
r. 4
flumina → waarschijnlijk de Tiber.
r. 6
reponens → re-impliceert geen herhaling, maar dat het verbrande blokken vervangt. benignius → dan op andere 3jden nodig was of het impliceert dat ze al flink aan het drinken waren.
r. 7-8
diota → soort amfoor met twee oren. Sabina → hoort bij diota, maar zegt ook iets over de wijn. Deze wijn die nog moest worden aangelengd met water was van eenvoudige kwaliteit. quadrimum Sabina … merum diota → parallellisme
en laten het aangename gelach, verrader, van een zich schuilhoudend meisje vanuit een verborgen hoekje weer opgezocht worden en het onderpand afgenomen van armen of een weinig tegenstribbelende vinger.
D2 Latijn – Horatius en Vergilius
| ©TvdP - 2011
Carmen 1.37 Nu moet er gedronken worden, nu moet er op de aarde gestampt worden met een vrije voet, nu is het tijd het rustbed van de goden te voorzien van een overvloedige maaltijd, kameraden. Voorheen was het een schande Caecubische wijn uit de oeroude kelders tevoorschijn te halen, zolang de koningin voor het Capitool waanzinnige instortingen en voor het rijk de ondergang voorbereidde met een door ziekte besmette kudde van mannen, onbeheerst in haar grenzeloos begeren en dronken door haar zoete geluk. Maar nauwelijks één schip, gered uit de vlammen, verminderde haar razernij en Caesar bracht haar door Egyptische wijn benevelde geest terug tot ware angsten, terwijl hij haar, wegvluchtend van Italia, achterna zat met roeiriemen als een havik zachte duiven of een snelle jager een haas op de velden van het besneeuwde Thessalië, om aan de ketenen het onheil brengende monster te geven. Omdat ze wenste eervoller te sterven, was zij niet op een vrouwelijke manier bang voor het zwaard en ze zocht ook niet de verborgen zijnde kusten met haar snelle vloot, en ze heeft gedurfd het verslagen
D2 Latijn – Horatius en Vergilius
| ©TvdP - 2011
paleis te bezoeken met een kalm gezicht, en dapper de gevaarlijke slangen beet te pakken, om het zwarte vergif in te drinken in het lichaam, strijdlustiger dan ooit door de bewust gekozen dood: omdat ze namelijk aan de wrede oorlogsschepen misgunde om, van haar koninklijke macht beroofd, te worden weggevoerd in een hoogmoedige triomftocht, als een niet-nederige vrouw.
D2 Latijn – Horatius en Vergilius
| ©TvdP - 2011
Vergilius – Hoofdstuk 4 Algemeen Aeneis 1. Voorgeschiedenis: Trojaanse oorlog (begin 12e eeuw voor Christus) - Oorzaak: gouden appel / roof van Helena - Expeditie van Grieken tegen Troje - List met het houten paard; val van Troje - Vlucht van Aeneas met zijn vader, zoon en een aantal Trojanen 2. Verbintenis met Rome: De opdracht van Aeneas was in Italia een nieuwe stad te stichten. Aeneas is stamvader van de Romeinen Venus is Stammoeder van de Romeinen Venus
x
Anchises
Aeneas
x
Crensa
Ascanius (Iulius)
→ Aeneas sticht Lavinium → Ascanius s3cht Alba Longa
10 generaties later: Romulus en Remus → Romulus s3cht Rome 3. Vergelijking: Aeneis
–
Ilias, Odyssee
Een Romein streefde naar translatio, imitatio en aemulatio ten opzichte van de Griekse originelen.
D2 Latijn – Horatius en Vergilius
| ©TvdP - 2011
4. Epos: Genre kenmerken: - vorm:
-
inhoud:
1. verhalend gedicht van grote omvang 2. geschreven in dactylische hexameters 3. geschreven in een verheven stijl 1. belangrijke historische / mythologische gebeurtenissen 2. personages zijn helden met een hoge sociale status 3. goden kunnen aan de handeling deelnemen en rechtstreeks ingrijpen
Verschil met Homerus: - Ilias en Odyssee zijn orale poëzie die uiteindelijk is opgeschreven toen het Griekse alfabet ontstond. - Aeneis is bedoeld om voorgelezen te worden. Ilias Gevecht
Odyssee Zwerftocht
Aeneis I – VI Zwerftocht
Aeneis VII – XII Gevecht
5. Regels van het scanderen -
Als een klinker gevolgd wordt door 2 of meer medeklinkers, dan is de lettergreep lang. Uitzondering: muta cum liquida: c, g, p, b, d of t (muta) gevolgd door m, l, n of r (liquida) kan kort of lang zijn! Tweeklanken uit het Grieks : ae, oe, au, eu → lang. Vocalis ante vocalem corripitur: klinker voor een klinker: kort → viis: eerste i kort, tweede i bij ablativus lang, bij dativus kort. Inkorting perfectum: -erunt wordt -ere (=elisie) → eerste e lang, tweede kort. -que: 1 medeklinker, x: 2 medeklinkers, h: geen medeklinker. Elisie: conticuere omnes → e valt weg, samengetrokken tot één lettergreep. Vijfde voet is bijna altijd een dactylus.
D2 Latijn – Horatius en Vergilius
| ©TvdP - 2011
Het houten paard Allen werden stil en hielden gespannen hun aandacht. Vervolgens begon vader Aeneas vanaf zijn hoge aanligbed als volgt: U beveelt mij, koningin, een onzegbaar verdriet te vernieuwen, hoe de Grieken de Trojaanse macht en het beklagenswaardige rijk verwoest hebben en de zeer grote ellende die ik zelf heb gezien en waarvan ik een groot deel ben geweest. Wie van de Myrmidoniërs of de Dolopen of welke soldaat van de harde Odysseus zou zich, door zulke dingen te vertellen, kunnen onthouden van tranen? En de vochtige nacht haast zich al vanuit de hemel en de ondergaande sterren raden slaap aan. Maar als er een zo groot verlangen is onze lotgevallen te leren kennen en kort de laatste inspanning van Troje te horen, zal ik, hoewel mijn geest huivert het zich te herinneren en is weggevlucht voor droefheid, beginnen. Gebroken door de oorlog en door hun lotgevallen teruggedreven bouwen de aanvoerders van de Grieken, terwijl al zo vele jaren verstreken, een paard gelijk aan een berg met de goddelijke kunst van Pallas en zij bedekken het geraamte met planken van dennenhout. Ze doen alsof dit een wijgeschenk is in ruil voor een terugkeer; dit gerucht doet de ronde. Nadat zij door het lot uitgekozen lichamen van mannen hebben aangewezen, sluiten zij ze hier heimelijk op in de ondoorzichtige flank en binnenin vullen zij de enorme holten van de buik met gewapende soldaten.
r. 1
-ere in plaats van –erunt → vanwege het metrum
r. 2
toro … ab alto → hyperbaton
r. 4
ut + conj. → subjec3eve reden, dus conjunc3vus
D2 Latijn – Horatius en Vergilius
r. 5
eruerint → conjunc3vus van de aKankelijke vraag ipse … vidi → boek II is een ooggetuigenverslag van de val van Troje. Vergilius heeft de techniek van het bodeverhaal uit de Griekse tragedie aangepast aan het epos.
r. 3-5
infandum dolorem en miserrima geven de emotionele lading weer
r. 6
(et miserrima) quorum → Aeneas schept niet op, speelt niet de held, maar ziet zichzelf als een deel van de ellende van Troje. fando (r. 6) – infando (r. 3) → hij vertelt het toch
r. 8
temperet → conjunc3vus poten3alis et → tweede tegenwerping van Aeneas na zijn a-fortioriredenering: als de Grieken al zouden huilen bij zo’n verhaal, hoe verdrietig moet het voor mijzelf dan wel niet zijn!
r. 9
praecipitat → de nacht is over het midden heen en gaat onder in de oceaan. suadentque sidera somnos → alliteratie suadentque cadentia → assonantie
r. 13
incipiam → pauze door effec3ef enjambement: ondanks zijn sterk geformuleerde tegenzin in het vers ervoor, waarna een pauze valt, gaat hij aan het einde van het vers toch beginnen. Zo onderstreept hij zijn aarzeling en reserve. Daarna valt Aeneas meteen met de deur in huis: oorzaak van de val van Troje; het paard. fracti bello fatisque repulsi → chiasme
r. 15
instar montis → hyperbool
r. 20
cavernas uterumque → hendiadys (explicatief –que) | ©TvdP - 2011
Meningen over het houten paard In het zicht (van Troje) ligt Tenedos, een door zijn reputatie zeer bekend eiland, rijk aan schatten zolang als het rijk van Priamus nog bestond, nu slechts een baai en een onbetrouwbare ankerplaats voor schepen. Nadat ze hierheen gevaren waren, verborgen zij zich op de verlaten kust. Wij meenden dat (de Grieken) waren weggegaan en dat ze zich onder een gunstige wind naar Mycene hadden begeven. Dus maakte heel Troje zich los van lange droefheid; de poorten werden geopend, men vond het leuk (naar buiten) te gaan en het Dorische kamp en de verlaten plaatsen en de achtergelaten kust te zien. Hier was de groep van de Dolopen gelegerd, hier de woeste Achilles, hier was de plek voor de vloot, hier waren ze gewend in slaglinie te strijden. Een deel verbaasde zich over het dodelijke geschenk voor de ongehuwde Minerva en verwonderde zich over het gevaarte van het paard en als eerste spoorde Thymoetes aan dat (het paard) binnen de muren werd gebracht en op de burcht werd geplaatst, hetzij door een list, hetzij omdat het lot van Troje het alzo met zich mee bracht. Maar Capys en diegene van wie de geest een betere mening had, bevelen óf de hinderlaag van de Grieken, namelijk het verdachte geschenk, in zee te storten of te verbranden door er vlammen onder te werpen óf de holle schuilhoeken van de buik te doorboren en te onderzoeken. Het onzekere volk werd gesplitst in tegengestelde voorkeuren.
* Merk op dat alle praesentia als verleden tijd vertaald zijn (ooggetuigen praesens)
D2 Latijn – Horatius en Vergilius
r. 26
ergo … luctu → De gebeurtenis krijgt nadruk door gebruik van spondeeën, die als langzaam worden ervaren.
r. 26
longo ... luctu → hyperbaton
r. 26
omnis ... Teucria → hyperbaton
r. 29-30 hic … hic → asyndeton en anafoor r. 32
mirantur → constructio ad sententiam (constructie naar de betekenis). Het onderwerp is pars (eigenlijk enkelvoud). Mirantur is meervoud, aangezien meerdere mensen worden bedoeld. Vertaling is enkelvoud, vanwege het Nederlands.
r. 34
dolo → Thymoetes zou een mo3ef hebben gehad om Troje te bedriegen.
r. 36
et → et explica3vum
r. 39
incertum ... vulgus → hyperbaton
r. 39
studia ... contraria → hyperbaton
r. 26-39 Vergilius geeft driemaal een aanwijzing over de afloop van het verhaal (prospectieve elementen): - exitiale - sive … fata ferebant - quorum menti
| ©TvdP - 2011
Laocoon grijpt in Als eerste voor allen uit rent Laocoon daar laaiend, terwijl een grote menigte hem begeleid, vanaf de top van de burcht naar beneden en schreeuwt van verre: ”O ongelukkige burgers, wat is dat voor een zo grote waanzin? Geloven jullie dat de vijanden weggevaren zijn? Of denken jullie dat enige geschenken vrij zijn van listen van de Grieken? Is Odysseus zo (slecht) bekend? Óf de Grieken verbergen zich opgesloten in dit hout, óf dit is een oorlogstuig gebouwd tegen onze muren, om de huizen te bespieden en van bovenaf in de stad te komen, óf er gaat een ander bedrog in schuil. Vertrouw het paard niet, Trojanen. Wat dit ook maar is, ik vrees de Grieken zelfs wanneer ze geschenken brengen.” Nadat hij zo gesproken had, slingerde hij uit alle macht een enorme speer in de flank, namelijk in de door samenvoegingen gebogen buik van het ondier. Die bleef trillend staan, en door het schokken van de buik weerklonken de ruimten hol en gaven een gekreun. En als de lotsbeschikkingen van de goden niet ongunstig waren geweest, als onze geest niet onbeholpen was geweest, dan had hij ons ertoe gebracht de Griekse schuilhoeken met het zwaard te schenden en Troje zou er nu nog staan, en jij, hoge burcht van Priamus, zou er nog zijn.
Constructie speech Laocoon: 1. Aanhef met hevige nadruk 2. Vier staccato retorische vragen met ellipsen (opwinding!) 3. Argumenten in regel 45-48 4. Wantrouwen opgesomd in equo ne credite, Teucri. 5. Extra zin (quidquid … ferentes)
D2 Latijn – Horatius en Vergilius
r. 40
primus … ante omnes → pleonasme
r. 42
procul (clamat) → ellips (creëert spanning)
r. 44
dona … dolis Danaum → alliteratie. Trekt de aandacht en leidt tot de samenvatting.
r. 42-43 vier retorische vragen r. 45
Laocoon gaat over op logica: twee exacte suggesties, beide met rampzalige gevolgen. Veel gebruikte spondeeën → traag, overwegend
r. 47
inspectura … ventura → assonantie (=bitter)
r. 52
contorsit → enjambement stetit illa tremens → omslagpunt van het verhaal. utero recusso → dominant par3cipium (door het schudden van de buik)
r. 53
assonantie: -ere, -ae, -ere, -ae → opmerkelijke echo alliteratie: vele harde c- en u-klanken. Respectievelijk het geluid van de land tegen het hout en het weergalmen van de holle ruimte.
r. 55
impulerat → indica3vus in plaats van conjunc3vus: het was bijna een FEIT.
r. 56
maneres → als een dierbare dode wordt de oude burcht van Priamus in de 2e persoon aangeroepen: personificatie, apostrofe en pathos
| ©TvdP - 2011