Principes voor de keuring en certificering van beschermingssystemen voor niet-rokers
GS-BGIA-M14 Uitgave 11/2007
Deutsche Gesetzliche Unfallversicherung e.V. (DGUV) Spitzenverband der gewerblichen Berufsgenossenschaften und der Unfallversicherungsträger der öffentlichen Hand
BGIA Institut für Arbeitsschutz Alte Heerstraße 111 53757 Sankt Augustin Telefon 02241 231-02 Fax 02241 231-2234 E-Mail
[email protected] www.dguv.de/bgia
IK 120591481
SEB AG Bonn Konto 1014 846 000, BLZ 380 101 11 IBAN DE64 3801 0111 1014 8460 00 BIC ESSEDE5F380 Gelieve reacties aan het instituut te Commerzbank AG Siegburg richten, niet aan afzonderlijke personen Konto 330 533 100, BLZ 380 400 07 IBAN DE32 3804 0007 0330 5331 00 BIC COBADEFF
((Seite 1)) Instituut voor arbeidsbeschermin gvan de Duitse wettelijke ongevallenverzekering Principes voor de keuring en certificering van beschermingssystemen voor niet-rokers GS-BGIA-M14 Uitgave 1 1/2007 Deutsche Geset zliche Unfallvers icherung e.V. (Duitse wettelijke ongevallenverzeker ing, DGUV) Overkoepelende organisatie van de bedrijfsongevallenverzekeringen en de verzekeringsinstellingen van de overheid BGIA Instituut voor arbeidsbeschermin g Alte Heerstrafl e 111 53757 Sankt Augustin Telefoon 02241 231-02 Fax 02241 231-2234 E-Mail
[email protected] www.dguv.de/bgia IK 120591481 Gelieve reacties aan het instituut te richten, niet aan afzonderlijke personen SEB AG Bonn rek.nr. 1014 846 000. banknr. 380 101 11 IBANDE64 3801 0111 1014 8460 00 BIC ESSEDE5F380 Commerzbank AG Siegburg rek.nr. 330 533 100, banknr. 380 400 07 IBANDE32 3804 0007 0330 5331 00 BIC COBADEFF
-
((Seite 2)) GS-BGIA-M14
Uitgave 10/07
Inhoudsopgave 1 Toepassingsgebied............................................................................................ 2 Begrippen ........................................................................................................... 2.1 Eerste keuring................................................................................................. 2.2 Herhalingskeuring ........................................................................................... 2.3 Steekproefkeuring .......................................................................................... 2.4 Modelkeuring ................................................................................................. 2.5 Keuring van de emissie van gevaarlijke stoffen ............................................. 2.6 Nakeuring ....................................................................................................... 3 Principes van de keuring .................................................................................... 4 Uitvoering van de keuring .................................................................................. 4.1 Verloop van de keuring .................................................................................. 4.2 Organisatorisch verloop van een keuring en certificering ............................ 4.2.1 Opdracht ...................................................................................................... 4.2.2 Overeenkomst.............................................................................................. 4.2.3 Aanlevering van het proefobject .................................................................. 4.2.4 Herhalingskeuringen ................................................................................... 4.2.5 Uitreiken van het certificaat ......................................................................... 4.2.6 Soort certificaat ........................................................................................... 4.2.7 Geldigheid van het certificaat ...................................................................... 4.2.8 Controlemaatregelen................................................................................... 5 Geldigheid van de keuringsprincipes ............................................................... Reglementen 1 EG-regelingen.................................................................................................... 1.1 EG-richtlijnen .................................................................................................. 1.2 Geharmoniseerde Europese normen ............................................................ 1.3 Europese normen ...........................................................................................
4 4 4 4 4 4 4 4 5 5 5 5 6 6 6 6 6 6 7 7 7 8 8 8 9 Pagina 2 van 12
((Seite 3)) GS-BGIA-M14 1.4 Internationale normen .................................................................................... 2 Nationale specificaties ...................................................................................... 2.1 Wetten, verordeningen ................................................................................... 2.2 Normen ....... ...... ...... ...... ........ ..... ....... .............. ................. ............................. 2.3 Eisen vastgelegd door het keuringsbureau ....................................................
Uitgave 10/07 9 9 9 9 9
Pagina 3 van 12
((Seite 4)) GS-BGIA-M14 1
Uitgave 10/07
Toepassingsgebied
Deze keuringsprincipes worden toegepast op de keuring en certificering van beschermingssystemen voor niet-rokers met terugvoer van de zuivere lucht naar de opstellingsruimte of afvoer van de lucht naar een technische installatie voor kamerlucht of naar buiten. Hiertoe behoren: • open beschermingssystemen voor niet-rokers • halfopen beschermingssystemen voor niet-rokers • gesloten beschermingssystemen voor niet-rokers Deze keuringsprincipes worden toegepast bij keuringen in het kader van de wet op de toestel- en productveiligheid. 2
Begrippen
2.1
Eerste keuring
Eerste keuring van het proefmodel en de bijbehorende documenten 2.2
Herhalingskeuring
Keuring op het proefmodel en/of de documenten of de gebreken die bij een vorige keuring zijn aangetroffen verholpen zijn. 2.3
Steekproefkeuring
Keuring om de overeenstemming van de seriemachine resp. het serieproduct met het gecontroleerde proefmodel aan te tonen. 2.4
Modelkeuring
Controle op een proefmodel van een model conform §7 Wet op de toestel- en productveiligheid. 2.5
Keuring van de emissie van gevaarlijke stoffen
Gedeeltelijke keuring in het kader van de wet op de toestel- en productveiligheid waarin de fundamentele veiligheidstechnische eisen met betrekking tot de emissie van gevaarlijke stoffen, vastgemaakt aan hoofdcomponenten, worden beoordeeld. 2.6
Nakeuring
Controle bij afloop van de geldigheid van het keuringscertiicaat, bij wijziging van de veiligheidstechnische eisen of bij wijzigingen aan het afgewerkte product. Pagina 4 van 12
((SEITE 5)) GS-BGIA-M14 3
Uitgave 10/07
Principes van de keuring
De reglementen die in appendix 1 worden vermeld, vormen, in zoverre toepasselijk, de grondslag voor de keuringen. Als een keuring op basis van een ontwerp van reglement wordt uitgevoerd, dan wordt dit tevoren met de opdrachtgever overeengekomen. Bij wijze van voorbeeld worden hier de volgende keuringsprincipes voor een uitvoerige veiligheidstechnische keuring inclusief bepaalde bijkomende eisen genoemd: DIN EN 1093-3 (2007-03) DIN EN 14175-3 (2004-03) DIN 33402-2 (2005- 12) 4
Uitvoering van de keuring
4.1
Verloop van de keuring
De keuring van beschermingssystemen voor niet-rokers bestaat uit de eerste keuring van afzonderlijke keuringsfasen alsook eventueel uit herhalingskeuringen. De afzonderlijke keuringsfasen bij een volledige veiligheidstechnische keuring worden in de volgende volgorde uitgevoerd: • • • • •
Keuring van de ingediende technische documenten Elektrotechnische en/of pneumatische keuring Keuring van de emissie van gevaarlijke stoffen Keuring van de geluidsemissie Opstelling van het keuringscertiicaat, beëindiging van het proces
Na beëindiging van de afzonderlijke keuringsfasen wordt het resultaat schriftelijk meegedeeld aan de opdrachtgever. Bij vaststelling van gebreken krijgt de opdrachtgever doorgaans gelegenheid tot verbetering achteraf. Het keuringsbureau behoudt zich het recht voor het keuringsproces bij aanzienlijke gebreken af te breken. 4.2
Organisatorisch verloop van een keuring en certificering
Het organisatorische verloop van een keuring/certificering is geregeld in de keurings- en certificeringsverordening van de keurings- en certificeringsbureaus in het BG-PRÜFZERT. In het kader van keuringen op basis van deze keuringsprincipes moet de volgende handelwijze worden opgevolgd. Op het internet worden de volgende documenten aan de geïnteresseerd bezorgd (op het internet kunnen de documenten worden gedownload op www.dguv.de/bgia, Keuring/certificering, Rubriek formulieren) Pagina 5 van 12
rue de la
((Seite 6)) GS-BGIA-M14
Uitgave 10/07
4.2.1 Opdracht De keuring wordt met bijgaand opdrachtformulier samen met de andere bijlagen aangevraagd. Alle vereiste documenten moet in viervoud worden ingediend. 4.2.2
Overeenkomst
Het keuringsbureau bereidt na controle van de opdracht de overeenkomstige keurings- en certificeringsovereenkomst voor. De aanvaarding van de opdracht gebeurt pas na wederzijdse ondertekening van de keurings- en certiiceringsovereenkomst. 4.2.3
Aanlevering van het proefobject
Doorgaans vindt de eerste keuring van het proefmodel in het testlaboratorium van het keuringsbureau plaats. Na beoordeling van de ingediende documenten vraagt het keuringsbureau evt. het proefobject bij de opdrachtgever op. 4.2.4 Herhalingskeuringen Een herhalingskeuring is noodzakelijk, wanneer er bij de eerste keuring gebreken werden vastgesteld. Als de opdrachtgever de gebreken heeft verholpen die in het keuringsrapport zijn vermeld, stelt hij het keuringsbureau op de hoogte, evt. mits bijvoeging van de gepaste documenten. Het keurings - en certiiceringsbureau beslist of er voor een herhalingskeuring een gewijzigd proefmodel moet worden voorgesteld of het verhelpen van de gebreken kan worden bewezen door gepaste documenten voor te leggen. Na de eerste herhalingskeuring met negatief resultaat kan er een andere herhalingskeuring plaatsvinden. Als deze ook tot een negatief resultaat leidt, beslist het keurings- en certificeringsbureau of de keuringsprocedure wordt afgebroken. Het keurings- en certificeringsbureau moet uiterlijk 6 maanden na mededeling van de gebreken een herhalingskeuring op een gewijzigd proefmodel kunnen uitvoeren of de gepaste documenten voorgelegd krijgen. 4.2.5 Uitreiken van het certificaat De certificering volgt na positieve afsluiting van de keuring op basis van BGIAkeuringsrapporten/controlegetuigschriften alsook evt. keuringscertificaten van externe keuringsbureaus. 4.2.6
Soort certificaat
Het certiiceringsbureau reikt na positieve beoordeling naargelang de omvang van de keuringsopdracht het volgende uit: • een GS-keuringsattest • een toelating om het BG-PRÜFZERT-symbool aan te brengen • een controlegetuigschrift over een modelkeuring met betrekking tot uitvoerige veiligheidstechnische eisen
Pagina 6 van 12
((Seite 7)) GA-BGIA-M14
Uitgave 10/07
• een BG-PRÜFZERT-attest over de modelkeuring met betrekking tot het vrijkomen van gevaarlijke stoffen • een controlegetuigschrift over een modelkeuring met betrekking tot het vrijkomen van gevaarlijke stoffen 4.2.7 Geldigheid van het certificaat De geldigheid van het uitgereikte certificaat wordt begrensd tot maximaal 5 jaar. De geldigheid van het certificaat geldt uiterlijk tot en met 28.12.2009, aangezien er op 29.12.2009 een nieuwe machinerichtlijn (2006/42/EG) van kracht wordt. De begrenzing van de geldigheid heeft enkel betrekking op producten die voor de eerste keer in omloop worden gebracht. De beëindiging van de geldigheidsduur heeft geen effect op reeds uitgeleverde toestellen. 4.2.8 Controlemaatregelen Het keurings - en certificeringsbureau voert met regelmatige tussenpozen, echter uiterlijk alle 2 jaar, een steekproefkeuring uit. De omvang van de steekproefkeuring wordt vastgelegd door de verantwoordelijke controleur. Via de steekproefkeuring maakt het keuringsbureau een rapport op dat de omvang van de keuring bevat en evt. meetresultaten die daarbij ontstaan. In zoverre nodig, leidt het keuringsbureau verdere maatregelen in. De opdrachtgever ontvangt een afschrift van het rapport over de steekproefkeuring. De uitgaven voor de keuring die verband hiermee ontstaan, moeten aan de houder van het attest worden aangerekend. 5
Geldigheid van de keuringsprincipes
Deze keuringsprincipes gelden vanaf 01.11.2007. Directeur van het certificeringsbureau
Prof. Dr. rer. nat. Dietmar Reinert
Vakcertificeerder
Dr.-Ing. H. Kleine Pagina 7 van 12
(( Seite 8)) GS-BGIA-M14
Uitgave 10/07 Bijlage
Reglementen 1
EG-regelingen
1.1
EG -richtlijnen
Richtlijn van de Raad van 14 juni 1989 over de aanpassing van de rechtsregels van de lidstaten voor machines (98/37/EEG) (EG-machinerichtlijn) Richtlijn van de Raad van 19 februari 1973 over de aanpassing van de rechtsregels van de lidstaten betreft elektrisch materiaal voor het gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (73/23/EEG) (laagspanningsrichtlijn) 1.2
Geharmoniseerde Europese normen
DIN EN 292-1 Veiligheid van machines; basisbegrippen, algemene principes voor het ontwerpen; deel 1: Basisterminologie, methodologie DIN EN 292-2 Veiligheid van machines; basisbegrippen, algemene principes voor het ontwerpen; deel 2: Technische richtlijnen en specificaties DIN EN 626-1 Veiligheid van machines; verlaging van de gezondheidsrisico's ten gevolge van gevaarlijke stoffen afkomstig van machines; deel 1: Beginselen en bepalingen voor machinefabrikanten DIN EN 626-2 Veiligheid van machines; verlaging van de gezondheidsrisico's ten gevolge van gevaarlijke stoffen afkomstig van machines; deel 2: Methodologie bij het opstellen van controleprocessen DIN EN 1050 Veiligheid van machines; grondbeginselen voor risicobeoordeling DIN EN 1093-3 Veiligheid van machines - Beoordeling van de emissie van door de lucht gedragen gevaarlijke stoffen; deel 3: Testbankprocedure voor de meting van de emissiegraad van een bepaalde luchtverontreinigende stof DIN EN 1093-6 Veiligheid van machines - Beoordeling van de emissie van door de lucht gedragen gevaarlijke stoffen; deel 6: Massa-afscheidingsgraden, diffuse uitlaat DIN EN 1093-7 Veiligheid van machines - Beoordeling van de emissie van door de lucht gedragen gevaarlijke stoffen; deel 7: Massa-afscheidingsgraad, gedefinieerde uitlaat Pagina 8 van 12
((Seite 9)) GS-BGIA-M14 1.3
Uitgave 10/07
Europese normen
DIN EN 14175-3 Keuring van laboratoriumafzuigingen Deel 3: Keuringsprocedure voor proefmodellen EN 60529 Isolatieklassen door behuizing (IP-code); (IEC 529: 1989); (DIN VDE 0470 deel 1: 1992) DIN EN 60335-1 Veiligheid van elektrische toestellen voor het gebruik thuis en dergelijke doeleinden; deel 1: Algemene eisen 1.4
Internationale normen
DIN EN IS0 3744 Akoestiek; bepaling van het geluidsniveau van geluidsbronnen uit geluidsdrukmetingen, procedure van omhullend oppervlak van nauwkeurigheidsklasse 2 voor een in wezen vrij geluidsveld boven een reflecterend vlak 2
Nationale specificaties
2.1
Wetten, verordeningen
Wetten over technische werkmiddelen en verbruiksproducten (wet op de toestel- en productveiligheid - GPSG) in de versie van 6 januari 2004 2.2
Normen
DIN VDE 0700-1 Veiligheid van elektrische toestellen voor het gebruik thuis en dergelijke doeleinden; deel 1: Algemene eisen DIN 33402-2 Ergonomie - Lichaamsafmetingen van de mens; deel 2: Waarden 2.3
Eisen vastgelegd door het keuringsbureau
De keuring van het beschermingssysteern voor niet-rokers gebeurt in een testcabine volgens DIN EN 1093 -3 of een ruimte met vergelijkbare omstandigheden vooral wat luchtdoorvoer en luchtgeleiding betreft. Daartoe behoort in het bijzonder dat er binnen het bereik van de bewegende plaat (de kant die van het beschermingssysteem voor niet-rokers is afgewend) een luchtsnelheid van 0,075 ± 0,025 m/s op een hoogte tot maximaal 2000 mm moet worden aangehouden. Om recirculatie van niet-opgevangen of reeds gereinigde lucht te verhinderen, resp. te minimaliseren, moet de uitlaatlucht van het beschermingssysteern voor niet-rokers ofwel rechtstreeks naar het meetpunt aan de luchtafvoer uit de testcabine worden gevoerd of moet de doorstroming van de testruimte worden verzekerd door een debiet dat overeenkomt met een 4 ± 0,5-voud van het debiet van het beschermingssysteem voor niet-rokers. Het beschermingssysteem voor niet-rokers wordt zodanig in de testcabine gebracht dat de circulatie van het beschermingssysteem voor nietrokers zodanig gewaarborgd is dat de schadelijke stoffen die niet door het beschermingssysteern voor niet-rokers worden opgevangen of tijdens de keuring worden verspreid gericht naar de afzuigopening van de testkamer worden gevoerd. Het systeem GS-BGIA-M14 wordt zodanig opgesteld als door de fabrikant is voorzien (tegen de muur staand of vrij in de ruimte). Pagina 9 van 12
((Seite 10)) Uitgave 10/07
GS-BGIA-M14
Er worden passief sigaretten gerookt. Het aantal sigaretten dat gelijktijdig wordt gerookt, richt zich naar het gebruik van het beschermingssysteem voor niet-rokers dat door de fabrikant is voorzien. Het aantal sigaretten komt overeen met het dubbele van de maximale gebruiksbezetting. De sigaretten worden in het midden van dragers met ronde bodemplaten gefixeerd die overeenstemmen met de lichaamsafmetingen van personen. Daarvoor wordt een lichaamsbreedte van 550 mm (schouderbreedte van een staande mens van 525 mm vermeerderd met de minimumafstand) gebruikt. De dragers worden in de richting van de asopvangbak geplaatst. In zoverre er een tafel aan/in het beschermingssysteem voor niet-rokers is geïnstalleerd mag er in dit bereik een overlapping van de bodemplaat van maximaal 110 mm met de tafel zijn (figuur 1, bovenste grijze bereik). In zoverre het systeem over steunen beschikt, mag er in dit bereik eveneens een bedekking van 110 mm ontstaan (figuur 1, onderste grijze bereik). De sigarettendrager in dat geval zodanig geplaatst dat de lengteas van de bodemplaat van de sigarettendrager parallel met en zodoende de sigaret zelf in een rechte hoek op de steun is aangebracht. De fabrikant kan met de documenten een voorstel indienen voor de plaatsing van de sigarettendragers. De plaatsing van de sigarettendragers moet in elk geval worden gedocumenteerd. Figuur 1 toont een sigarettendrager in bovenaanzicht (De pijl moet de positie en richting van de sigaret beschrijven. De pijlpunt komt overeen met het voorste uiteinde van de sigaret (gloeizone). Op elke drager wordt een sigarettenhouder horizontaal op mondhoogte van 1650 mm (ooghoogte staand van 1735 mm verminderd met 75 mm afstand mond-oog) en een andere op een hoogte van 1180 mm (naar boven afgeronde ellebooghoogte van 1175 mm boven standvlak) gepositioneerd. Onder de onderste sigarettenhouder wordt bijkomend een asbak aangebracht die de as opvangt die naar beneden valt zonder daarbij een bijkomende stofemissie te veroorzaken. Alle genoemde lichaamsafmetingen komen overeen met een 95 % percentiel man volgens DIN 33402-2. 550 millimeter 330 millimeter 550 millimeter Figuur 1
Bovenaanzicht van sigarettendrager met overlappingsvlakken (grijs) Pagina 10 van 12
((Seite 11)) GS-BGIA-M14
Uitgave 10/07
De keuring start na een voorloop om stationaire toestanden in te stellen (naargelang de testcabine, typisch ca. 15 min) met het aansteken van de sigaretten en duurt 60 minuten. Gedurende de test wordt alle 12 minuten het voornoemde aantal sigaretten gerookt. In elk interval wordt na het aansteken van de sigaretten de beweging van de plaat ingeleid (telkens 3 heen- en terugbewegingen met een tussenpoos van telkens 30 s). Op een afstand van 400 mm voor het buitenste vlak dat door de sigarettendragers wordt bepaald, wordt een bewegende plaat volgens DIN EN 14175-3 paragraaf 5.4 gepositioneerd. De totale hoogte van de bewegende plaat inclusief mechaniek bedraagt afwijkend van DIN EN 14175-3 1900 mm (naar boven afgeronde lichaamshoogte volgens DIN 33402-2). Aan de luchttoevoer en afzuiging van de testcabine worden de volgende stoffen gemeten: Aantal partikels fijne/ultrafijne partikels (meetbereik bij voorkeur ~ 10 nm – ~ 1 µm) Voor de meting kan o.a. een TSI CPC 3007 worden ingezet. TVOC inclusief nicotine Als bemonsteringsproces is o.a. de verzamelende bemonstering volgens DIN EN IS0 16000-5 geschikt. Aldehyden, in het bijzonder formaldehyde en acetaldehyde Als bemonsteringsproces is o.a. de verzamelende bemonstering volgens DIN IS0 16000-3 geschikt. Koolmonoxide Als bemonsteringsproces is o.a. de meting met een koolmonoxidemonitor met rechtstreekse aflezing, zoals MLU 300, MLU of NGA 2000, Fisher Rosemount geschikt. De omgevingsomstandigheden tijdens de keuring moeten de volgende zijn: Luchttemperatuur Ta=23°C ± 5°C Relatieve luchtvochtigheid U=40 % ± 20% Aan de luchttoevoer moet de toegevoerde lucht minstens de volgende kwaliteit hebben: Aantal partikels: < 3000 11cm 3 (gemiddelde van de totale meettijd) TVOC: < 0,10 mg/m ; nicotine: < bepalingsgrens 3
Formaldehyde: < 0,028 mg/m
3
Acetaldehyde: < 0,020 mg/m 3 Koolmonoxide: < 1,50 ml/m (= ppm) (gemiddelde van de totale meettijd) 3
Pagina 11 van 12
((Seite 12)) GS-BGIA-M14
Uitgave 1 0/07
De keuring is geslaagd als de concentratie onderzochte stoffen aan de uitgang van de testkamer door het roken in het beschermingssysteem voor niet-rokers de volgende waarden niet overschrijdt: Aantal partikels: < 3000 1/cm (gemiddelde van de totale meettijd) ± 5 % 3
TVOC: < 0,10 mg/m3 ; nicotine: < bepalingsgrens Formaldehyde: < 0,028 mg/m 3 ± 5 % Acetaldehyde: < 0,020 mg/m ± 5 % 3
Koolmonoxide: < 1.50 ml/m (= ppm) (gemiddelde van de totale meettijd) ± 5 % 3
Bronnen: Wet op de toestel- en productveiligheid: Erich Schmidt Verlag GmbH & Co., Berlijn Verordening gevaarlijke stoffen: Carl Heymanns Verlag KG, Luxemburger Strafte 449,50393 Keulen DIN-normen: Beuth-Verlag GmbH, Burggrafenstrafte 6, 12167 Berlijn Instituut voor arbeidsbescherrning - BGIA Pagina 12 van 12