CD13 (SP187)
Rabbit Monoclonal Antibody
Beschikbaarheid Product Cat. nr. 45646
Beschrijving IMPATH CD13 RTU R (SP187)
Verklaring Van De Symbolen P
klaar te gebruiken
A
ascites
E
serum
S
supernatant
DOC#
documentnummer
DIS
gedistribueerd door
Beoogd Gebruik Dit antilichaam is bedoeld voor in-vitro diagnostisch (IVD) gebruik. CD13 antilichaam is bedoeld voor gebruik door gekwalificeerde laboratoria om op kwalitatieve wijze door middel van lichtmicroscopie de aanwezigheid van bijbehorend antigenen aan te tonen in coupes van formalinegefixeerde, in paraffine ingebedde weefselcoupes met behulp van IHC-testmethoden (IGC: immunohistochemie) op de ImPathkleurmachine. De indicatie voor gebruik van dit antilichaam is, na klinische differentiële diagnose van ziektes, als een hulpmiddel bij de identificatie van acute myeloïde leukemie en hepatocellulaire carcinomen, binnen de context van een panel antilichamen, de klinische geschiedenis van de patiënt en andere door een gekwalificeerde patholoog beoordeelde diagnostische testen.
Samenvatting En Toelichting CD13 (aminopeptidase-N) is een transmembraan protease aanwezig in veel weefsels en celtypes (bijv., endotheliale en epitheelcellen, fibroblasten, en leukocyten).1 CD13 is overduidelijk weergegeven in verschillende vaste en hematologische negatieven bij mensen, waaronder acute myeloïde leukemie (AML), en heeft vermoedelijk invloed op tumorprogressie. Acute promyelocytische leukemie, de hypogranulaire
variant, zorgt voor moeilijkheden in de morfologische interpretatie om andere subtypes van AML te onderscheiden.2 CD13 is overduidelijk aanwezig in de tumor en bruikbaar in het diagnosticeren van deze variant door het gebruik van een spectrum waaronder antilichamen tegen CD13(+), CD34(+), CD117(+), CD16(-), en CD33(+).3 Myeloïde sarcomen (ook genoemd chloroom, extramedullair sarcoom, of granulocytisch sarcoom) vormen een solide tumor samengesteld uit myeloblasten of onvolgroeide myeloïde cellen in een extramedullaire plaats. Deze kan worden geïsoleerd of ontstaan tijdens de ontwikkeling van AML, chronisch myeloïde leukemie, myelodysplastisch syndroom, of myeloproliferatieve neoplasias. Een myeloïd sarcoom moet van grote cellymfomen, lymfoblastisch lymfoom, Burkitt-lymfoom, niet-gedifferentieerd carcinoom, kwaadaardig melanoom, extra-medullair hematopoiesis en ontsteking worden onderscheiden.4 Immunochemie-analyses zijn nodig voor een accurate diagnose van myeloïd sarcoom.4 CD13 is overduidelijk aanwezig in myeloïd sarcoom en anti-CD13 is zeer bruikbaar bij het diagnosticeren van myeloïd sarcoom met behulp van een spectrum dat onder meer antilichamen tegen CD34, CD43, CD117, MPO, lysoziem, CD163 en CD68 bevatten.4 Onderzoek heeft uitgewezen5 dat CD13 zichtbaar is in zowel normaal als neoplastisch leverweefsel, waar het een canaliculair distributiepatroon toont vergelijkbaar met dat vastgesteld bij polyclonale CEA en CD10. Het anti-CD13 kan dus bruikbaar zijn als een aanvullende marker in het differentiëren van HCC en niet-hepatocellulair neoplasma.5
Principes En Procedures Het genoemde primaire antilichaam kan worden gebruikt als het primaire antilichaam voor immunohistochemische kleuring van formalinegefixeerde, in paraffine ingebedde weefselcoupes. In het algemeen wordt visualisatie van antigenen door immunohistochemische kleuring in combinatie met een streptavidine-biotinedetectiesysteem mogelijk gemaakt door opeenvolgende applicatie van een specifiek antilichaam (primair antilichaam) op het antigeen, een
DIS A.Menarini Diagnostics S.r.l. Via Sette Santi, 3 50131 Firenze Italy DOC# MEN45646000 NL Rev. 0,0
Cell Marque Corporation 6600 Sierra College Blvd Rocklin California 95677 USA EMERGO EUROPE Molenstraat 15, 2513 BH The Hague NL
CD13 (SP187) Rabbit Monoclonal Antibody
secundair antilichaam (link-antilichaam) op het primaire antilichaam, een enzymcomplex en een chromogeen substraat, met tussenliggende wasstappen. Een biotinevrij detectiesysteem kan echter ook worden gebruikt. De enzymatische activering van het chromogeen heeft een zichtbaar reactieproduct op de plaats van het antigeen als gevolg. Het monster kan dan met een tegenkleuring behandeld worden en er kan een coverslip aangebracht worden. De resultaten worden beoordeeld met behulp van een lichtmicroscoop en dragen bij aan de differentiële diagnose van pathofysiologische processen, die al of niet met een bepaald antigeen kunnen worden geassocieerd.
3. Droogoven die de temperatuur op 58-60 °C ± 5 °C kan handhaven 4. Kleurbakjes of -baden 5. Timer 6. Xyleen of xyleenvervanger 7.
Ethanol of reagensalcohol
8.
Gedeïoniseerd of gedestilleerd water
9.
Elektrische snelkoker voor de voorbehandelingsstap van het weefsel
10. ImPath DAB Detection Kit (cat. no.: 44995) 11. ImPath DAB Super Sensitive Detection Kit (cat. no.: 44994) 12. ImPath AP-Red Detection Kit (cat. no.: 44993)
De voorverdunde producten zijn optimaal verdund voor gebruik met een grote verscheidenheid aan detectiekits die door andere fabrikanten worden aangeboden.
13. ImPath AP-Red Super Sensitive Detection Kit (cat. no.: 44992) 14. Wasoplossingen 15. Hematoxyline of andere tegenkleuring
Materialen En Methoden
16. Verdunnende middelen voor antilichaam
Zie het productetiket voor partijspecifieke informatie wat betreft het volgende:
18. Afdekmedium
1.
20. Lichtmicroscoop (40 - 400x)
17. Negatief referentiereagens 19. Dekglaasjes
Immunoglobulineconcentratie van antilichaam
2. Gegevens over herkomst
Opslag En Hantering
Meegeleverde Reagentia
Bij 2-8 °C bewaren. Niet invriezen.
Voorverdund Het genoemde primaire antilichaamproduct bevat kant-enklaar reagens in een flacon die gemaakt is voor gebruik met de Menarini ImPath-kleurmachine. De flacon is voorzien van een RFID-tag die door de kleurmachine wordt uitgelezen om de specifieke product- en partijinformatie te verkrijgen.
Om een juiste afgifte van reagens en stabiliteit van het antilichaam te waarborgen moet na elke run de dop worden teruggeplaatst en moet de fles onmiddellijk rechtopstaand in de koelkast worden geplaatst. Op elke fles met antilichaamreagens wordt de uiterste gebruiksdatum vermeld. Wanneer het reagens op de juiste wijze wordt bewaard, blijft het stabiel tot de datum die is aangegeven op het etiket. Gebruik het reagens niet na de uiterste gebruiksdatum die geldt voor de voorgeschreven opslagmethode.
Het concentratiebereik van voorverdunde immunoglobuline voor dit product is 0,01-1,0 µg/ml. De antilichamen zijn verdund in Trisbuffer, pH 7,3-7,7, met 1% BSA en <0,1% natriumazide.
Omdat er geen duidelijke tekenen zijn waaruit valt op te maken dat het product instabiel is geworden, moeten er bij een onbekend monster gelijktijdig positieve en negatieve referenties getest worden. Neem contact op met de klantenservice van A.Menarini Diagnostics als er een vermoeden bestaat van reagensinstabiliteit.
Isotype: IgG
Reconstitutie, Menging, Verdunning, Titratie Voorverdund antilichaam is gebruiksklaar en geoptimaliseerd voor kleuring. Reconstitutie, menging, verdunning of titratie is niet nodig.
Monsterafname En Monsterpreparatie Voor Analyse
Door verschillen in weefselbewerking en technische procedures in het laboratorium kunnen de resultaten aanzienlijk uiteenlopen. Daarom moeten regelmatig referenties gebruikt worden. (Zie paragraaf Kwaliteitsbeheersingsprocedures)
Standaard bewerkte, in neutraal gebufferde formaline gefixeerde, in paraffine ingebedde weefsels zijn geschikt om te worden gebruikt met dit primaire antilichaam. Het aanbevolen weefselfixatiemiddel is 10% neutraal gebufferde formaline. Bij langdurige fixatie of bij speciale bewerkingen zoals decalcificering van beenmergpreparaten kunnen variabele resultaten voorkomen.
Benodigde, Maar Niet Meegeleverde Materialen En Reagentia De volgende reagentia en materialen worden niet met het primaire antilichaam meegeleverd, maar kunt u nodig hebben voor de kleuringsprocedures: 1.
Iedere coupe moet op de juiste dikte (ongeveer 3 µm) worden gesneden en op een positief geladen objectglaasje worden gelegd. De glaasjes met de weefselcoupes kunnen gedurende ten minste 2 uur (maar niet langer dan 24 uur) in een oven worden gedroogd bij 58-60 °C ± 5 °C.
Positief en negatief referentieweefsel
2. Microscoop-objectglaasjes, positief geladen
2 MEN Template #0.0
CD13 (SP187) Rabbit Monoclonal Antibody Waarschuwingen En Voorzorgsmaatregelen
1 2 3 4
1. Neem de juiste voorzorgsmaatregelen bij het omgaan met reagentia. Draag bij het hanteren van mogelijk carcinogene of toxische stoffen wegwerphandschoenen en een laboratoriumjas (bijvoorbeeld: xyleen).
Stapsgewijze Procedurebeschrijving
2. Zorg ervoor dat de reagentia niet met de ogen en slijmvliezen in aanraking komen. Indien reagentia in aanraking komen met gevoelige lichaamsdelen, spoel die dan af met veel water.
1.
3. Patiëntenmateriaal en alle materialen die daarmee in aanraking komen, moeten worden behandeld als biologisch gevaarlijk materiaal en moeten met inachtneming van de juiste voorzorgsmaatregelen als zodanig worden afgevoerd. Pipetteer nooit met de mond. 4. Vermijd microbiële contaminatie van reagentia; onderzoeksuitslagen kunnen hiervan het gevolg zijn. 5.
onjuiste
3.
Start de kleuring.
4.
Verwijder, als de kleuring voltooid is, de glaasjes uit het instrument en spoel ze goed met wasbuffer.
5.
Breng coverslip aan.
De gebruiker moet de incubatietijden en -temperaturen valideren.
Kwaliteitscontroleprocedures
Bij gebruik volgens de aanwijzingen valt dit product niet onder de categorie gevaarlijke stoffen. Het conserveringsmiddel in het reagens is minder dan 0,1% natriumazide en voldoet niet aan de EU-criteria uit de verordening inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) voor gevaarlijke stoffen bij de genoemde concentratie.
Positieve Weefselreferentie Bij elke kleuringsprocedure moet een positieve weefselreferentie worden getest. Dit weefsel kan zowel positief als negatief kleurende cellen of weefselcomponenten bevatten en kan als zowel positief als negatief referentieweefsel dienen. Referentieweefsels moeten verse monsters zijn, afkomstig van autopsie, biopsie of chirurgie, en moeten zo snel mogelijk na afname zijn geprepareerd of gefixeerd, op dezelfde wijze als de te onderzoeken coupes. Gebruik van een weefselcoupe die anders is gefixeerd of bewerkt dan het onderzoeksmonster, levert een referentie voor alle reagentia en procedurestappen, behalve voor fixatie en weefselbewerking.
8. De gebruiker moet opslagcondities die anders zijn dan gespecificeerd in de bijsluiter valideren. 9.
Volg de gebruiksaanwijzing van het ImPath-instrument om het reagens klaar te maken voor gebruik met de kleurmachine.
2. Laad de glaasjes, het antilichaam en de detectieset volgens de gebruiksaanwijzing op het ImPath-instrument.
6. De voorverdunde, gebruiksklare reagentia zijn in optimale mate verdund; verdere verdunning kan verlies van antigeenkleuring tot gevolg hebben. 7.
Reagens terugwinnen: TR1 Temperatuur terugwinning: 101°C Tijd antilichaamincubatie (minuten): 30 Temperatuur antilichaamincubatie: 37°C
Het verdunningsmiddel kan bovien serumalbumine bevatten en het supernatant kan bovien serum bevatten. De producten die foetaal bovien serum bevatten en de producten die bovien serumalbumine bevatten, worden gekocht van commerciële leveranciers. Het Certificaat van oorsprong voor de dierlijke bron die in deze producten wordt gebruikt, kan men inzien bij Cell Marque. Deze certificaten geven aan dat de boviene bronnen afkomstig zijn uit landen met een verwaarloosbaar BSE-risico en vermelden de VS en Canada als de boviene bron.
Een weefsel met zwak-positieve kleuring is het best geschikt voor optimale kwaliteitsbeheersing en voor het aantonen van een geringe afbraak van het reagens. Een positieve referentie voor het genoemde primaire antilichaam kan zijn:
10. Zoals voor alle producten van biologische herkomst geldt, moeten de juiste procedures voor behandeling worden nageleefd.
Positieve Weefselreferentie
Gebruiksinstructies Aanbevolen antilichaam:
kleuringsprotocollen
voor
het
genoemde
primaire
Visualisatie
Lever
Cytoplasmisch, Membraneus
Bekende positieve weefselreferenties mogen alleen worden gebruikt voor het controleren van de juiste werking van bewerkte weefsels en testreagentia, en niet als hulpmiddel voor het stellen van een specifieke diagnose van patiëntenmateriaal. Als de positieve weefselreferenties niet de juiste positieve kleuring laten zien, moeten de resultaten met de testmonsters als ongeldig worden beschouwd.
ImPath HRP Detection Protocol: Impath DAB Detection Kit (cat. no.: 44995)
Protocol Stappen: 1 Reagens terugwinnen: TR1 2 Temperatuur terugwinning: 103°C 3 Tijd antilichaamincubatie (minuten): 30 4 Temperatuur antilichaamincubatie: 37°C
Negatieve Weefselreferentie Het weefsel dat wordt gebruikt voor een positieve weefselreferentie kan ook als negatieve weefselreferentie dienen. De uiteenlopende celtypes die in de meeste weefselcoupes voorkomen, leveren interne negatieve referentielocaties, maar de gebruiker moet dit wel verifiëren. De componenten die niet kleuren, geven aan dat er geen specifieke kleuring
ImPath Alkaline Phosphatase Detection Protocol: ImPath AP-Red Detection Kit (cat. no.: 44993)
Protocol Stappen:
3 MEN Template #0.0
Weefsel
CD13 (SP187) Rabbit Monoclonal Antibody is en geven een indicatie van niet-specifieke achtergrondkleuring. Bij specifieke kleuring in de negatieve weefselreferentie moeten de resultaten van patiëntmonsters als ongeldig worden beschouwd.
gevallen kan ook lichte kleuring van bindweefsel worden waargenomen in coupes die niet optimaal gefixeerd zijn. Voor de beoordeling van kleuringsresultaten moeten intacte cellen worden gebruikt. Necrotische of gedegenereerde cellen laten een niet-specifieke kleuring zien.
Onverklaarbare Afwijkingen Patiëntweefsel
Onverklaarbare afwijkingen in referenties moeten onmiddellijk bij de klantenservice van A.Menarini Diagnostics worden gemeld. Als de resultaten van kwaliteitsbewaking niet aan de specificaties voldoen, zijn de patiëntresultaten ongeldig. Raadpleeg het hoofdstuk ‘Problemen oplossen’ van deze bijsluiter. Identificeer en corrigeer het probleem en herhaal vervolgens de gehele procedure met de patiëntmonsters.
Patiëntmonsters moeten als laatste worden onderzocht. Positieve kleuringsintensiteit moet binnen de context van een eventuele achtergrondkleuring van de negatieve reagentiareferentie worden beoordeeld. Zoals voor elke immunohistochemische test geldt, betekent een negatief resultaat dat het betreffende antigeen niet is gedetecteerd, maar niet dat het antigeen niet voorkomt in de geteste cellen of het geteste weefsel. Maak, indien nodig, gebruik van een panel met diverse antistoffen om fout-negatieve reacties te herkennen (zie paragraaf Samenvatting van te verwachten resultaten). Elk weefselmonster moet ook op morfologische kenmerken worden onderzocht, waarbij een met hematoxyline-eosine gekleurde coupe wordt gebruikt voor de beoordeling van het immunohistochemische resultaat. De morfologische bevindingen voor de patiënt en diens relevante klinische gegevens moeten door een gekwalificeerde patholoog worden beoordeeld.
Negatieve Reagensreferentie Voor een juiste beoordeling van de resultaten moet voor elk monster een negatieve reagensreferentie worden getest. Een negatieve reagensreferentie wordt in plaats van het primaire antilichaam gebruikt om het monster op niet-specifieke kleuring te beoordelen. Het glaasje moet worden behandeld met een negatieve reagensreferentie die overeenkomt met de gastheersoort van het primaire antilichaam en bij voorkeur met dezelfde IgG-concentratie. De incubatieperiode voor de negatieve reagensreferentie moet gelijk zijn aan die voor het primaire antilichaam.
Beperkingen
Interpretatie Van De Resultaten Door de immunokleuringsprocedure slaat een gekleurd reactieproduct neer op de antigeenlocaties die door het primaire antilichaam worden gelokaliseerd. Zie voor een overzicht van de te verwachten kleurreacties de bijsluiter van het toegepaste detectiesysteem. Voordat de resultaten worden beoordeeld, moet een daartoe bevoegd patholoog met ervaring in IHC-procedures de positieve en negatieve referenties beoordelen.
1.
Dit reagens is ‘uitsluitend voor professioneel gebruik’, aangezien immunohistochemie een diagnostisch proces is dat uit meerdere stappen bestaat. Voor uitvoering ervan is gespecialiseerde training vereist in de keuze van de geschikte reagentia en weefsels, fixatie, bewerking, preparatie van immunohistochemische objectglaasjes en beoordeling van de kleuringsresultaten.
2.
Uitsluitend bestemd voor gebruik in een laboratorium.
3.
Bestemd voor in-vitrodiagnostiek.
4.
De kwaliteit van de weefselkleuring is afhankelijk van de wijze van behandeling en bewerking van het weefsel voorafgaand aan de kleuring. Onjuiste of onvoldoende fixatie, bevriezen, ontdooien, wassen, drogen, verwarmen, snijden of contaminatie met andere weefsels of vloeistoffen kunnen de oorzaak zijn van artefacten, het insluiten van antilichamen of fout-negatieve resultaten. Afwijkende resultaten kunnen het gevolg zijn van afwijkingen in de wijze waarop het monster wordt gefixeerd of ingebed of afwijkingen die inherent zijn aan het weefsel.
5.
Excessieve of onvolledige tegenkleuring kan de juiste interpretatie van resultaten in de weg staan.
6.
De klinische interpretatie van elke positieve kleuring of het uitblijven daarvan, moet worden beoordeeld binnen de context van de klinische voorgeschiedenis, de morfologie, andere histopathologische criteria en andere diagnostische testen. Dit antilichaam is voor zover van toepassing, bedoeld voor toepassing in een panel antilichamen. Het is de verantwoordelijkheid van een gekwalificeerde patholoog zich vertrouwd te maken met de antilichamen, reagentia, diagnostische panels en methoden voor het verkrijgen van een gekleurd preparaat. Kleuring moet worden uitgevoerd door een erkend en gecertificeerd laboratorium en onder toezicht van een patholoog die verantwoordelijk is voor het beoordelen van de gekleurde glaasjes en bevestiging dat er sprake is van de juiste positieve en negatieve referenties.
Positieve Weefselreferentie De gekleurde positieve weefselreferentie moet eerst worden onderzocht om na te gaan of alle reagentia goed functioneren. De aanwezigheid van een reactieproduct met de juiste kleuring in de doelcellen wijst op positieve reactiviteit. Zie voor een overzicht van de te verwachten kleuringsreacties de bijsluiter van het gebruikte detectiesysteem. Afhankelijk van de incubatieduur en de sterkte van het gebruikte hematoxyline leidt tegenkleuring tot een licht- tot donkerblauwe kleuring van celkernen. Excessieve of onvolledige tegenkleuring kan de juiste interpretatie van resultaten in de weg staan. Als de positieve weefselreferentie niet positief kleurt, moeten de resultaten met de testmonsters als ongeldig worden beschouwd.
Negatieve Weefselreferentie De negatieve weefselreferentie moet worden onderzocht na de positieve weefselreferentie om de specifieke labeling van het doelantigeen door het primaire antilichaam te verifiëren. Het uitblijven van een specifieke kleuring in de negatieve weefselreferentie bevestigt dat er geen kruisreactiviteit van het antilichaam met cellen of celcomponenten is opgetreden. Bij specifieke kleuring in de negatieve weefselreferentie moeten resultaten met het patiëntmonster als ongeldig worden beschouwd. Als er een nietspecifieke kleuring aanwezig is, is deze diffuus van aard. In sporadische
4 MEN Template #0.0
CD13 (SP187) Rabbit Monoclonal Antibody 7.
Er worden kant-en-klare antilichamen en reagentia geleverd in de optimale verdunning voor gebruik volgens de instructies. Afwijking van de aanbevolen testprocedures kan de te verwachten resultaten ongeldig maken. Gebruik geschikte referenties en documenteer deze. Gebruikers zijn onder alle omstandigheden verantwoordelijk voor de interpretatie van de patiëntresultaten.
Samenvatting Van De Verwachte Resultaten Zie de volgende tabel voor reactiviteit:
Normaal Onderzoek
8. Er worden geconcentreerde producten geleverd zodat de gebruiker vervolgens naar behoefte en conform de passende validatietechnieken een optimale verdunning kan aanmaken. De gebruiker moet het gebruik van andere verdunningsmiddelen dan hierin aanbevolen, valideren. Als het primaire antilichaam gevalideerd is als zijnde geschikt, kunnen afwijkingen van de aanbevolen testprocedures kan de te verwachten resultaten ongeldig maken. Gebruik geschikte referenties en documenteer deze. Gebruikers zijn onder alle omstandigheden verantwoordelijk voor de interpretatie van de patiëntresultaten.
Weefsel
Totaal Positieve Gevallen Gevallen Getest Opmerkingen
Hersenen
1
1
Bijnierschors
1
1
Eierstok
1
1
Alvleesklier
1
1
Bijschildklier
0
1
Hypofyse
0
1
Testis
1
1
Schildklier
0
1
Borst
2
2
Milt
1
1
Tonsil
1
1
Thymus
0
1
Beenmerg
1
1
Long
0
1
Hart
0
1
Slokdarm
0
1
Maag
0
1
Dunne darm
1
1
12. Wanneer normale sera van dezelfde dierlijke bron als de secundaire antisera worden gebruikt in blokkeringsstappen, kan dit tot fout-negatieve of fout-positieve resultaten leiden vanwege de aanwezigheid van autoantilichamen of natuurlijke antilichamen.
Colon
1
1
Lever
1
1
Speekselklier
1
1
Galblaas
1
1
13. Fout-positieve resultaten kunnen voorkomen vanwege nietimmunologische binding van eiwitten of substraatreactieproducten. Ook kunnen zij worden veroorzaakt door pseudoperoxidaseactiviteit (erytrocyten), endogene peroxidase-activiteit (cytochroom C) of endogeen biotine (voorbeelden: lever, hersenen, borst, nier) afhankelijk van het gebruikte type immunokleuring.
Nier
1
1
Blaas
1
1
Prostaat
2
2
Uterus
0
1
Eileider
0
1
Ureter
0
1
Baarmoederhals
1
1
Skeletspier
0
1
Gladde spier
0
1
Huid
1
1
Perifere zenuw
0
1
Mesotheel
0
1
Vet
0
1
Placenta
1
1
9.
Dit product is niet bestemd voor toepassing bij flowcytometrie.
10. Reagentia kunnen onverwachte reacties vertonen bij niet eerder onderzocht weefsel. De mogelijkheid van onverwachte reacties kan, ook bij reeds onderzochte weefselgroepen, niet geheel worden uitgesloten vanwege de biologische veranderlijkheid van antigeenexpressie in neoplasmata of andere pathologische weefsels. Neem contact op met de klantenservice van A.Menarini Diagnostics in geval van vermoede, gedocumenteerde onverwachte reacties. 11. Weefsels die afkomstig zijn van personen besmet met het hepatitis-B-virus en die hepatitis-B-oppervlakteantigeen (HBsAg) bevatten, kunnen een niet-specifieke kleuring vertonen met mierikswortelperoxidase.
14. Zoals voor elke immunohistochemische test geldt, betekent een negatief resultaat dat het antigeen niet is gedetecteerd, niet dat het antigeen niet in de geteste cellen of het geteste weefsel voorkomt.
Specifieke Beperkingen 1.
De voorverdunde antilichaamproducten zijn geoptimaliseerd als een gebruiksklaar product. Vanwege variaties in weefselfixatie en -bewerking kan het nodig zijn de incubatietijd met het primaire antilichaam bij bepaalde individuele monsters te verlengen of te bekorten.
Tubuli +
endocervicaal +
Dit antilichaam kleurt normale weefsels, zoals aangegeven in de literatuur.
2. Het antilichaam, gebruikt in combinatie met detectiesystemen en toebehoren, detecteert antigeen/antigenen dat/die standaard formalinefixatie, weefselbewerking en snijden heeft/hebben overleefd. Gebruikers die van de aanbevolen onderzoeksprocedures afwijken, blijven net als onder alle omstandigheden, aansprakelijk voor de interpretatie en validatie van patiëntenresultaten.
Onderzoek Aangedaan Weefsel
Weefsel Invasief ductaal carcinoom van de borst
5 MEN Template #0.0
sertoli- en leydigcellen +
Totaal Positieve Gevallen Gevallen Getest Opmerkingen 2
17
CD13 (SP187) Rabbit Monoclonal Antibody Literatuurverwijzingen
Onderzoek Aangedaan Weefsel (vervolgd)
Weefsel
Totaal Positieve Gevallen Gevallen Getest Opmerkingen
Acute myeloïde leukemie
4
5
Acute myelomonocytische leukemie
2
2
Hepatocellulair carcinoom
12
12
Longadenocarcinoom
2
4
Mesothelioom
4
5
Ductaal adenocarcinoom van de pancreas
6
7
Niercelcarcinoom
3
6
Maagadenocarcinoom
5
5
Gastro-intestinale stromatumor
0
7
Melanoom
0
4
Schildkliercarcinoom
0
4
Colorectaal adenocarcinoom
3
19
Oesofageaal adenocarcinoom
2
2
1
2
3 4
5
Dit antilichaam kleurt tumoren, zoals aangegeven in de literatuur.
Problemen Oplossen 1.
Als de positieve referentie een zwakkere kleuring vertoont dan voorzien, moeten andere positieve referenties uit dezelfde run worden gecontroleerd om te bepalen of dit aan het primaire antilichaam of aan een van de gebruikte secundaire reagentia ligt.
2.
Als de positieve referentie negatief uitvalt, moeten andere positieve referenties uit dezelfde run worden gecontroleerd om te bepalen of dit aan het primaire antilichaam of aan een van de gebruikte secundaire reagentia ligt. Het kan zijn dat weefsels niet op de juiste wijze zijn afgenomen, gefixeerd of gedeparaffineerd. De juiste procedure moet worden gevolgd voor het afnemen, bewaren en fixeren van monsters.
3.
Bij overmatige achtergrondkleuring is mogelijk het gehalte endogeen biotine hoog. Er moet een biotineblokkerende stap worden uitgevoerd, tenzij er een biotinevrij detectiesysteem wordt gebruikt, in welk geval eventueel aanwezig biotine niet van invloed is op de achtergrondkleuring.
4.
Als niet alle paraffine is verwijderd, moet de deparaffinering worden herhaald.
5. Als weefselcoupes van het objectglaasje afspoelen, moet worden gecontroleerd of de objectglaasjes positief geladen zijn. Andere mogelijkheden die een nadelig effect zouden kunnen hebben op weefseladhesie zijn het onvoldoende drogen van de weefselcoupe op het glaasje vóór het kleuren, of het fixeren in formaline dat onvoldoende neutraal gebufferd was. Ook de weefseldikte kan meespelen. Raadpleeg de paragraaf Stapsgewijze procedure voor corrigerende handelingen of neem contact op met de klantenservice van A.Menarini Diagnostics.
6 MEN Template #0.0
Bauvois, B., and Dauzonne, D. Aminopeptidase-N/CD13 (EC 3.4.11.2) inhibitors: chemistry, biological evaluations, and therapeutic prospects. Med. Res. Rev.2006;26:88–130 Piedfer, M, et al. Aminopeptidase-N/CD13 is a potential proapoptotic target in human myeloid tumor cells. FASEB J. 2011; 25: 2831–2842. Gorczyca, W. Acute promyelocytic leukemia: four distinct patterns by flow cytometry immunophenotyping. Pol J Pathol 2012;1: 8-17 Pileri, SA, et al. Myeloid sarcoma: clinicopathologic, phenotypic and cytogenetic analysis of 92 adultpatients. Leukemia. 2007;21:340–50. Rocken C, et al. Canalicular immunostaining of aminopeptidase N (CD13) as a diagnostic marker for hepatocellular carcinoma. J ClinPathol 2005;58: 1069–1075.