Praktijkgericht Wetenschappelijk Onderzoek Lopende projecten 2013-2014
Inhoudstafel Inleiding
1
Projecten
3
Groep T - Internationale Hogeschool Leuven - Leer. Creëer. Inspireer. Welk werkplekleren is goed investeren: Vlaanderen en internationaal?
3
- Pleased to meet you: van begroeten tot echt ontmoeten.
5
HUB-KAHO - Benchmarking van facilitaire kengetallen bij steden en gemeenten in Vlaanderen
7
- De meerwaarde van een energiedeskundige binnen het bouwteam, economisch bekeken
9
- De meerwaarde van een energiedeskundige binnen het bouwteam, economisch bekeken
11
- Determinanten van het toepassen van correcte positionerings- en insteltechnieken bij radiografische onderzoeken en het optimaliseren van het gebruik van deze technieken
13
- Een gezinswetenschappelijk kader voor het omgaan met ethische problemen bij de toenemende technologische mogelijkheden van prenatale diagnose
15
- Een gezinswetenschappelijk kader voor het omgaan met ethische problemen bij de toenemende technologische mogelijkheden van prenatale diagnose
17
- Energiemanagementsystemen en belastingsprofielbewaking in bedrijven
19
- Energieprestatie van commerciële en industriële gebouwen
21
- Groeikracht in familiebedrijven: Maak werknemers psychologisch eigenaar van de verandering
23
- Herstelrecht en interculturele settings in Brussel
25
- Omgevings –en procesanalyse van gastopvang voor ouderen als startende inclusieve woonzorgvorm
27
i
- Omgevings –en procesanalyse van gastopvang voor ouderen als startende inclusieve woonzorgvorm
29
- Ontwikkeling en toepassing van een instrument voor welzijnsevaluatie op biologische melkgeiten bedrijven
31
- Optimalisatie van de teelt van Astacus astacus: invloed van teeltparameters op smaak, vervelling en welzijn (ASTAgood)
33
- Optimalisatie van het gebruik van actieve droge gist bij de hoofdgisting en de hergisting op fles
35
- Ouders en jeugdsport: geen kinderspel Opvoedingsondersteuning voor ouders in jeugdsportclubs
37
- Spreken verfijnen in de kleuterklas: De ontwikkeling van een spraakdidactiek als uitbreiding op de gangbare taaldidactiek in het kleuteronderwijs
39
- Stedelijk sociaal-agogisch werk met transmigranten: een verkenning van welzijnsnoden, (methodische) uitdagingen en kansen
41
- Technische en economische evaluatie van de productie van Europese rivierkreeften (Astacus astacus) in recirculatiesystemen: diversificatie voor landbouwers
43
Katholieke Hogeschool Leuven - De typologie en inhoud van voorbereidingstrajecten voor jongeren naar het Zuiden
45
- Exergames – Move Towards Health
47
- Fermentatie Monitoring met verschillende gistculturen na voorbehandeling (dynamische maceratie en flotatie) in de wijnbouw
49
- HIV Partner Patiënt Cliënt Collega, kortweg HIV (PC)²
51
- Innovatieve methode voor de verwijdering van biologisch afbreekbare en persistente componenten uit ziekenhuisafvalwater
53
- Methodeontwikkeling in het sociaal werk
55
- Midwife Led Care in Vlaanderen: een implementatieonderzoek
57
- Ontwikkeling van een instrument voor de effectiviteitsmeting van citymarketing
59
- Op zoek naar een effectieve en efficiënte manier van ondersteuning van lokale vrijwilligersgroepen
61
- Partnerschappen tussen school en ouders. Een internationale verkennende studie naar de rol van de lerarenopleiding
63
- Praktijkanalyse instrument voor de zelfstandige diëtist
65
ii
- Preferenties van chronisch zieken wat betreft educatie
67
- Preventief werken met samen-spel: naar een duurzame, effectieve en haalbare inbedding in de praktijk
69
- Riscki. Risico-competentie bij jonge kinderen
71
- Sociale netwerksites als instrument voor marketingcommunicatie
73
- Spam: een tool voor e-marketing?
75
- Spiervermoeibaarheid en zelfervaren vermoeidheid als indicatoren voor functionele beperkingen en fragiliteit op hogere leeftijd
77
- Standaardtaal vs. substandaardtaal in het Vlaamse onderwijs: een perceptueel en attitudineel onderzoek
79
- Structureel sociaal werk
81
- ThinkFirst
83
- ThinkFirst
85
Katholieke Hogeschool Limburg - Black outs
87
- De impact van leiderschapsontwikkeling op de hoofdverpleegkundige, de zorgattitudes van het verpleegkundig team en het ethisch klimaat op ethisch leiderschap
89
- De implementatie van onlinemethodieken in de Bijzondere Jeugdzorg
91
- De rol van vroedvrouwen bij prenatale screening en diagnostiek
93
- De zelfstandige kledingzaak/ schoenenwinkel van de toekomst
95
- Een (geloof)waardig vak?
97
- Een onderzoek naar de methodiek van herstelbemiddeling bij minderjarigen
99
- Impact van het ontwikkelen en inzetten van een educatieve game ter preventie van alcohol- en drugsmisbruik: a two-way street
101
- Impact van leiderschapsontwikkeling op het ethisch leiderschap van de hoofdverpleegkundige
103
iii
- Impact van persoongerichte zorg via Dementia Care Mapping op het welbevinden van bewoners met dementie en hun zorgverleners in Vlaamse woon- en zorgcentra
105
- Intelligente sturing van residentiële lasten en opslag ondersteunt de integratie van hernieuwbare energiebronnen
107
- Kleinschalige decentrale energieopwekking door supermarkten door middel van energieopwekking uit afval
109
- Omgaan met uitzichtloos existentieel lijden van patiënten met een langdurige psychiatrische zorgnood: een zoektocht naar een model voor palliatie
111
- Ontwikkeling en evaluatie van een activeringprotocol ter preventie van immobiliteit en functionele achteruitgang bij gehospitaliseerde ouderen
113
- Optimalisatie van de beeldvorming en beeldverwerking voor een 3D-ROBOTBINPICKING systeem
115
- Optimalisatie van een duurzame drinkwaterproductie-eenheid voor ontwikkelingsgebieden
117
- Powerquality bij groene energiebronnen gekoppeld aan het net en in microgrids
119
- Ultrasoon geassisteerd uitlogen van (an)organische polluenten uit bodemfracties (USbodem)
121
- Vroeginterventij bij riskant en problematisch internetgebruik
123
LUCA School of Arts - (I)Verlicht
125
- Digital Design Education throughout Europe
127
- Licht in Vlaanderen
129
- Narthex de optimale digitale ruimte voor netwerking en samenwerking binnen praktijkgericht onderzoek
131
- SEMANTIC SEARCH/AUTOMINDMAP ASSIST een associatieve zoekmachine
133
Thomas More Antwerpen - CAVAH - Centraal Auditieve Verwerking bij personen met Auditieve Hoorapparaten: Streven onze hersenen de techniek voorbij?
135
- Intelligentiemeting in nieuwe banen! De ontwikkeling van een test voor algemene intelligentie voor kinderen, adolescenten en jongvolwassenen op basis van CHC-intelligentiemodel
137
- STU-DY-WIJZER: Begeleidingsprogramma voor jongvolwassenen met dyslexie (PWOvalorisatietraject)
139
iv
- TRABAJO-project Aan de slag in het onderwijs en op de arbeidsmarkt: Trajectbegeleiding bij autismespectrumstoornis in de jongvolwassenheid
141
Thomas More Kempen - Automatische monitoring van de zeugenactiviteit in de kraamstal
143
- Biologische bladluisbestrijding in buitenteelten
145
- Bovenminimale Referentiebudgetten
147
- Energiemonitoring en anomaliedetectie in gebouwen
149
- Financieel Risicogedrag
151
- Maatschappelijke participatie en toegankelijke instituties. Op weg naar een inclusief lokaal sociaal beleid
153
- Ontwikkeling van een risicotaxatie-instrument om de geweldsspiraal bij partnergeweld te doorbreken.
155
- Recap Nurse
157
- Recuperatie van solventen uit proces- en afvalstromen door azeotrope batchdestillatie
159
- TOP: Tool voor het Optimaliseren van individuele Prothese-uitlijning
161
- Verwijdering van organische microverontreinigingen uit afvalwater met plantenzuiveringssystemen en biorotoren
163
- VOETY: diagnose van voettypes
165
- VORODYNSCA: "Het bepalen van VOetROtatieassen aan de hand van de analyse van beelden verkregen via DYNamische 3D-SCAnning"
167
Thomas More Mechelen - Arbeidsmarktcommunicatie: Human Resource Marketing en Diversiteit (PWO-stimulansenkrediet)
169
- Audit van de audits - Een praktijkgebaseerde kritische analyse van bestaande modellen en instrumenten voor communicatieaudits
171
- EmMAC Embedded Measurement And Control
173
- Het OCMW en zijn reputatie Onderzoek naar kenmerken, verklaringen en remediëringsmogelijkheden voor de bestaande externe beeldvorming tav OCMW's
175
v
- IC-Catalyst - De effecten van de internationaliseringervaring van studenten voor de ontwikkeling van interculturele competentie in de opleiding
177
- Mediawijze(re) leraren Een onderzoek naar de vereiste competenties van leraren secundair onderwijs om succesvol les te geven over mediawijsheid
179
- Nieuwe werken, nieuwe plaats voor de management assistant? (PWO-stimulansenkrediet)
181
- Van A naar Beter. Een maturiteitsmodel voor betere beleidsondersteuning bij kmo’s in Vlaanderen.
183
- Zorgmarketing of patiëntenmarketing?
185
Vives Noord - A Step Forward to Informed Consent and Informed Choice for Parents of Young Cochlear Implant Candidates
187
- Automatisering en testen van het Litus UAV platform voor wetenschappelijk onderzoek
189
- Het haalbaar organiseren van stages. Vorm geven aan duurzame uitwisselings- en overlegmodaliteiten tussen lerarenopleidingen, scholen secundair onderwijs en pedagogische begeleiding (STAGE WAASLAND)
191
- onderzoek naar de focus van stagementoren bij de begeleiding van studenten verpleegkunde op de werkvloer.
193
- Optimaliseren van doorstroom in de lerarenopleiding lager onderwijs door een talentgerichte stagebegeleiding (TALENT)
195
- PoCoMAL (Powering Communication for Monitoring and Assisted Living)
197
- Slikstoornis
199
- Verkennend onderzoek naar de professionele positionering van de "paralegal" in Europa
201
- Zorghotel - Uitwerking van een handleiding voor de realisatie van een vakantieverblijf voor mensen met beperkingen, zowel vanuit hun zorgbehoefte als hun behoefte aan toeristisch-recreatieve activiteiten
203
Vives Zuid - Beheersystemen voor openbaar groen
205
- Belevingsonderzoek bij de verschillende actoren van een brede school
207
- BSF: Black Soldier Fly of Biomass Solution for Farmers
209
- Curriculumdifferentiatie Wiskunde voor en door Bachelors Lager Onderwijs - Op zoek naar een werkbaar instrument
211
vi
- De communicatie tussen West-Vlaamse bedrijven en hun Duits-/Spaanstalige handelspartners. Een behoefteanalyse.
213
- De evolutie van de reële belastingdruk in België in het laatste decennium bij KMO's en grote vennootschappen. Een onderzoek naar eventuele regionale verschillen
215
- De impact van citymarketing in West-Vlaamse steden
217
- De toezichtsmaatschappij. Vertrouwen is goed, controle is beter?
219
- Dwaalgedrag, –preventie en –detectie
221
- Effecten van instructies bij kleuters voor wetenschappelijk denken
223
- E-ZORG bij jongeren: e-Hulpverlening bij jongeren met een chronische aandoening
225
- Fundamenten van wetenschappelijk denken in het kleuteronderwijs
227
- Grensoverschrijdend gedrag in de gezondheidszorg: inzicht in de ontstaansmechanismen en betekenis voor de verpleegkundige praktijk
229
- Grensoverschrijdend gedrag in de gezondheidszorg: inzicht in de ontstaansmechanismen en de betekenis
231
- Het economisch belang van schoolbezoeken voor de West-Vlaamse musea
233
- Hoe een didactische meerwaarde bieden door de invoering van een tablet in het onderwijs?
235
- Hoe gebeurt de invulling van het aanvullend pensioen binnen de KMO-sector
237
- Hoe percipiëren Vlaamse vrouwen thuisbevallingen en de pre- en postnatale begeleiding door vroedvrouwen?
239
- Integrale veiligheid: van visie tot plan
241
- Kostenbesparing in productieomgeving door toepassing van 3D printing
243
- Managen van MRSA en PRRS op varkensbedrijven
245
- Micropropagatie als alternatieve vermeerderingstechniek voor moeilijk klonaal te vermeerderen bomen of heesters
247
- MULTIMOD: Multimodulair non-contact ultrasoon meetsysteem
249
- Music en entertainment in een nieuw era
251
vii
- Ongekwalificeerde uitstroom van jongeren uit het technisch onderwijs. Oplossingen binnen de WestVlaamse onderwijscontext
253
- Ontwikkelen van voeding op maat van de vergrijzende consument
255
- Optimalisatie en valorisatie van NCU componenten voor contactloze materiaalcontrole
257
- Skill acquisition in blended learning environments
259
- Slim omgaan met slim: het hoogbegaafdenbeleid als onderdeel van het zorgbeleid
261
- STAGE is LEREN op de WERKVLOER? De relatie tussen leerklimaat op stage en leerrendement in termen van competentieontwikkeling
263
- Uitbouw van herstel- en ervaringsdeskundigheid in zorg en onderwijs
265
- Van MPI naar Multifunctionele Organisatie
267
- Verpaarding van het Vlaamse landschap
269
Afgelopen projecten
271
viii
Inleiding Sinds het midden van de jaren ‘70 is onze West-Europese maatschappij geëvolueerd van een industriële maatschappij gericht op het produceren van goederen naar een kennismaatschappij, met een belangrijke focus op het leveren van diensten. Dit stelt andere eisen aan de beroepsuitoefenaars. Van hen wordt verwacht dat ze zich voortdurend bijscholen (levenslang leren) en werken op basis van wetenschappelijke bevindingen (evidence based). Vanuit het hoger onderwijs speelt men in op veranderende behoeftes vanuit het werkveld. Hogescholen ontwikkelen zich momenteel tot expertisecentra op het gebied van onderwijs, praktijkgericht onderzoek en dienstverlening aan overheden, profit en non-profit instellingen. Ook de overheid expliciteert deze drie fundamentele opdrachten voor het hoger onderwijs, namelijk vorming, wetenschappelijk onderzoek en maatschappelijke dienstverlening. Sinds 2004 wordt op basis van art 190 bis van het Structuurdecreet aan de professionele bacheloropleidingen jaarlijks een bedrag toegekend voor praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek (PWO). In de Associatie KU Leuven wordt via de PWO-financiering praktijkgericht onderzoek verricht. Dit is een vorm van onderzoek die geworteld is in de beroepspraktijk en die bijdraagt aan de verbetering en innovatie van die beroepspraktijk. Dit vindt plaats door het genereren van kennis en inzichten, maar ook door het leveren van toepasbare producten en ontwerpen en concrete oplossingen voor praktijkproblemen. Daarbij is het onderzoek doorgaans multi‐ en of transdisciplinair van aard en ingebed in een scala van interne en externe organisatorische verbanden. Dit met behoud van de wetenschappelijke betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek zelf. Uit deze definitie van praktijkgericht onderzoek volgt dat praktijkgericht onderzoek activiteiten omvat die gerelateerd zijn aan ontwerp en ontwikkeling van nieuwe producten, diensten, method(iek)en, (beleids)maatregelen en structuren waarbij een vertaling en integratie van theoretische kennis naar concrete toepassingen of nieuwe contexten centraal staat. Het betreft ook onderzoeksactiviteiten die verband houden met het implementeren, evalueren en testen van al deze aspecten. De nauwe relatie van praktijkgericht onderzoek met het onderwijs via de bijdrage ervan aan onderwijsactiviteiten, aan de professionalisering van personeel en het aanzetten tot curriculumvernieuwing wordt in beide definities onderbelicht, maar is van cruciaal belang. Kwaliteitsverbetering van het verstrekte onderwijs is immers een van de streefdoelen en bestaansredenen van praktijkgericht onderzoek aan de hogescholen. Het praktijkgericht onderzoek heeft bijgevolg een aantal specifieke kenmerken die het onderscheiden van andere vormen van onderzoek: • Het sluit aan bij en versterkt het onderwijs van de hogeschool dat gericht is op het opleiden van hoogwaardige professionals. Het speelt in op een behoefte in de bedrijfswereld, de not-for-profit sector en/of een overheid en zoekt naar een concreet en hanteerbaar antwoord op deze behoefte. • Onderzoekers en actoren uit het werkveld werken nauw samen met het oog op synergie, een betere valorisatie en kenniscirculatie. Het resultaat is theoretisch gefundeerd en innovatief van aard, de werkwijze methodologisch verantwoord. • De activiteiten concentreren zich op domeinen waarbij de interactie en afstemming tussen werkveld, opleiding en wetenschap essentieel is.
1
Mede naar aanleiding van deze structurele financiering voor PWO binnen het hoger professioneel onderwijs werd in de Associatie KU Leuven een "adiesraad voor onderzoek en innovatie" opgericht waarin de KU Leuven en de professionele bacheloropleidingen van alle associatiepartners vertegenwoordigd zijn. Deze raad fungeert als een forum voor de uitwisseling van informatie rond PWO en praktijkgericht onderzoek en heeft tot doel om samenwerking rond onderzoeksitems waar opleidingen en departementen van verschillende hogescholen uit de associatie expertise in bezitten te bevorderen. Bovendien wil de werkgroep initiatieven in de verschillende opleidingen en uitwisseling van goede praktijken ondersteunen. Om het praktijkgericht onderzoek gefinancierd via de PWO-financiering zichtbaarder te maken werd sinds 2005 elk jaar een rapport gemaakt met daarin alle lopende PWO-projecten uit de Associatie KU Leuven. De projecten zijn per hogeschool gerangschikt, wat soms tot herhaling leidt indien meerdere hogescholen bij één project betrokken zijn. Per project wordt een contactpersoon, een korte inhoud van het project, het studiegebied, de wetenschappelijke partners, en het betrokken werkveld vermeld.
2
PWO-projecten van
Groep T - Internationale Hogeschool Leuven
Leer. Creëer. Inspireer. Welk werkplekleren is goed investeren: Vlaanderen en internationaal? Einddatum: 26/09/2014
Startdatum: 28/09/2012
Instelling: Groep T - Internationale Hogeschool Leuv Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners: Nog niet bekend
Partners uit het werkveld: Nog niet bekend
Samenvatting: In lerarenopleidingen zijn stages van primordiaal belang. Tijdens hun stages doen studenten immers heel wat ervaringen op die ze meenemen naar hun latere beroepspraktijk. Binnen onze lerarenopleiding kunnen studenten uit de derde opleidingsfase in hun praktijksemester kiezen uit drie soorten stages: (1) een zelfstandige buitenlandse stage (zbus): studenten lopen een zelfstandige stage in het buitenland; (2) een zelfstandige binnenlandse stage (zbis): studenten lopen een zelfstandige stage in het binnenland zonder aanwezigheid van een stagementor; en (3) een reguliere stage (reg): studenten lopen een stage in het binnenland met aanwezigheid van een stagementor. In dit onderzoek kiezen we voor studenten die een zelfstandige buitenlandse of binnenlandse stage lopen aangezien deze twee groepen vergelijkbaar zijn. Daarnaast wordt in het onderwijs en in onze lerarenopleiding sterk geïnvesteerd in het talentgericht benaderen van mensen. We besteedden reeds aandacht om onze studenten talentgericht op te leiden doorheen hun opleidingsprogramma. Wanneer we de koppeling maken tussen enerzijds stages en anderzijds de talentgerichte benadering, stellen we vast dat studenten kansen krijgen én kansen grijpen om tijdens hun stages eigen talenten te ontdekken, te ontwikkelen en in te zetten. Met dit onderzoeksproject willen we nagaan wat een zelfstandige stage (zbis of zbus) oplevert voor enerzijds de algemene ontwikkeling van studenten en anderzijds voor de stageplaats. Om de vooropgestelde doelstelling te bereiken, zullen we in een eerste stap een literatuurstudie doen over het mogelijke belang van stages voor de student en de stageplaats en de context (nationaal en internationaal) binnen stages. Daarnaast zullen we op basis van een focusgroep lectoren betrekken om hun verwachtingen ten aanzien van stages in kaart te brengen aan de hand van het bollenmodel van onze lerarenopleiding. In een tweede stap zullen we, na afloop van zelfstandige stages in het tweede semester van het academiejaar 2012-2013, individuele waarderende diepte-interviews afnemen bij 20 studenten, waarvan 10 zbussers en 10 zbissers. De stagementor op de stageplaats zullen we bevragen aan de hand van een schriftelijke vragenlijst die we daarna telefonisch overlopen. Daarnaast zullen we 10 oud-studenten, waarvan 5 zbussers en 5 zbissers, die zes jaar geleden afstudeerden aan GROEP T – Leuven Education College interviewen. Zowel in de interviewleidraad voor de (oud-)studenten als voor schriftelijke vragenlijst voor de stagementor zullen we volgende thema’s aan bod laten komen: (a) het ontdekken, ontwikkelen en inzetten van de eigen talenten van (oud-)studenten en die van hun leerlingen op de stageplaats ; (b) de maatschappelijke relevantie van stages; (c) de invloed van stages op de persoonlijke ontwikkeling van (oud-studenten). Bij de selectie van de huidige studenten en oud-studenten maken we gebruik van volgende criteria: (a) representatieve verdeling man/vrouw; (b) evenredige verdeling over de opleidingen (kleuteronderwijs, lager onderwijs, secundair onderwijs); (c) binnen het secundair onderwijs: vertegenwoordiging van ATV en LO. De stageduur, stageplaats en het behaalde resultaat voor stage worden opgenomen in de beschrijving van de geselecteerde respondenten. Na afronding van de interviews zullen de verhalen worden uitgeschreven en vervolgens verticaal en horizontaal geanalyseerd. Dit resulteert in een duidelijk overzicht in wat een stage oplevert voor de algemene ontwikkeling van de (oud-)studenten en de stageplaats. Ter membercheck worden de resultaten voorgelegd aan de deelnemende (oud-)studenten en de stageplaatsen.
3
Projectleider: Kristien Lacluyse
[email protected] 016 30 11 84 Tiensevest 60 3000 Leuven
Contactpersoon: Kristien Lacluyse
[email protected] 016 30 11 84 Tiensevest 60 3000 Leuven
Projectmedewerkers: Hilde Loenders Groep T - Internationale Hogeschool Leuven Ann Van Hooste Groep T - Internationale Hogeschool Leuven Kim Tintel Groep T - Internationale Hogeschool Leuven Thu Dang Kim Groep T - Internationale Hogeschool Leuven
http://www.groept.be/www/onderzoek/leuven-education-college/projectmatig-wetenschappe/
4
Pleased to meet you: van begroeten tot echt ontmoeten.
Einddatum: 26/09/2014
Startdatum: 28/09/2012
Instelling: Groep T - Internationale Hogeschool Leuv Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners: Nog niet bekend
Partners uit het werkveld: Nog niet bekend
Samenvatting: Onze lerarenopleiding vat haar missie samen als “Educing essence by experiencing existence”: mensen dichter bij zelfverwezenlijking brengen door hen de kans te bieden ervaringen op te doen die hen bijblijven. Het spreekt voor zich dat diversiteit daarbinnen een cruciale positie inneemt. Elk personeelslid/elke student moet immers in staat zijn om op gepaste wijze om te gaan met de diverse realiteit die ons omringt en de verschillen positief benutten om hetzij studenten, hetzij kinderen/jongeren in een (stage)schoolcontext adequate ontwikkel- en leerkansen te geven. De samenleving wordt gekenmerkt door diversiteit, maar ook door een pluraliteit van wereldvisies. Onze lerarenopleiding is daar een getrouwe afspiegeling van. We gaan ervan uit dat levensbeschouwingen dragers zijn van wijsheid, van geschiedenis, van verhalen en van waarden. Het is onze verantwoordelijkheid die te bewaren, te vernieuwen en beschikbaar te stellen voor een plurale samenleving. Vandaar de weloverwogen keuze om aan onze hogeschool elke student een levensbeschouwelijk keuzevak te laten volgen, waarbij hij kan kiezen uit een ruim aanbod: Rooms-Katholieke Godsdienst, Niet-Confessionele Zedenleer, Islamitische Godsdienst, Boeddhisme, Protestantse Godsdienst en Comparatieve Filosofie. Centraal in onze visie staat het actief stimuleren van waardebeleving en zingeving, met nadruk op de dialoog. Volgens onze visie is het aanbieden van de verschillende levensbeschouwingen en comparatieve filosofie binnen de lerarenopleiding pas zinvol als er ruimte gecreëerd wordt voor ontmoetingen en uitwisselingen. We geloven dat een constructieve dialoog met andere levensbeschouwingen bijdraagt tot een open houding enerzijds, en tot een sterke (levensbeschouwelijke) identiteit anderzijds. Met dit onderzoek willen we acties opzetten om een dialoog op gang te brengen bij onze studenten en lectoren en hen kritisch te leren kijken ten aanzien van hun eigen wereldvisie en de wereldvisies van anderen. Om onze onderzoeksdoelstelling te bereiken, voeren we een literatuurstudie uit om enerzijds krachtige methodieken te vinden om in dialoog te gaan en anderzijds instrumenten om attitude te meten. (eerste onderzoeksjaar). Daarnaast selecteren we twee groepen. De eerste groep bestaat uit 10 lectoren (beginnende lectoren en geïnteresseerde lectoren die reeds enkele jaren actief zijn in onze lerarenopleiding) die deelnemen aan twee sessies met als doelstelling onderling constructief te dialogeren over verschillende levensbeschouwingen en hen kritisch te leren kijken ten aanzien van hun eigen wereldvisie en de wereldvisies van anderen (eerste onderzoeksjaar). Deze sessies worden gekaderd binnen de beginnersbegeleiding zodat nieuwe medewerkers ondergedompeld worden in de visie van onze hogeschool en ze deze kunnen uitdragen naar de buitenwereld. Een tweede groep wordt gevormd door studenten die gedurende het academiejaar aan vijf sessies deelnemen met als doelstelling constructief te dialogeren over verschillende levensbeschouwingen en hen kritisch te leren kijken ten aanzien van hun eigen wereldvisie en de wereldvisies van anderen (tweede onderzoeksjaar). Deze sessies kunnen kaderen binnen één van de vakoverschrijdende onderwijsprojecten of als een vervangopdracht van een opleidingsonderdeel. De sessies voor lectoren en voor studenten bestaan uit verschillende interactieve workshops over pluraliteit en diversiteit. Om na te gaan of we met behulp van die sessies de visie van onze lectoren en studenten hebben beïnvloed, doen we vooraf een nulmeting en na de sessies een nameting via een schriftelijke vragenlijst met mondelinge toelichting. Om de schriftelijke vragenlijst op te stellen, baseren we ons op recente literatuur en op de interculturele competentiewijzer , ontwikkeld door het Centrum voor Intercultureel Management en Internationale Communicatie.
5
Projectleider: Katrien Mertens
[email protected] 016 30 11 78 Tiensevest 60 3000 Leuven
Contactpersoon: Katrien Mertens
[email protected] 016 30 11 78 Tiensevest 60 3000 Leuven
Projectmedewerkers: Kristien Lacluyse Groep T - Internationale Hogeschool Leuven Sylvia Mommaerts Groep T - Internationale Hogeschool Leuven Stijn Dhert Groep T - Internationale Hogeschool Leuven
http://www.groept.be/www/onderzoek/leuven-education-college/projectmatig-wetenschappe/
6
PWO-projecten van
HUB-KAHO
Benchmarking van facilitaire kengetallen bij steden en gemeenten in Vlaanderen Einddatum: 15/09/2015
Startdatum: 16/09/2013 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
HUB-KAHO
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners: KU Leuven, Fac Economie en Bedrijfswetenschappen, Studiecentrum voor Ondernemerschap
Partners uit het werkveld: Fier FM, PROCOS, Uitgeverij Vandenbroele
Samenvatting: Onderhavig onderzoeksproject heeft tot doel een zicht te krijgen op de facilitaire kosten binnen steden en gemeenten in Vlaanderen, teneinde de kosten van ondersteunende diensten beheersbaar te maken. Dat deze kosten aanzienlijk kunnen oplopen en niet altijd maatschappelijk te verantwoorden zijn, wijzen verschillende Europese FM-studies (o.a. Teichman 2009) aan. Via analyse zal worden nagegaan of er significante verschillen zijn in kosten van ondersteunende diensten binnen gespecifieerde groepen van steden en gemeenten. Volgende onderzoeksvragen staan centraal bij de dataanalyse/benchmark van facilitaire kosten van een selectie van steden en gemeenten in Vlaanderen: • Zijn de uitgaven voor ondersteunende diensten maatschappelijk verantwoord? • Wat zijn de kwaliteits- en kostenbepalende factoren die dergelijke uitgaven verantwoorden? • Zijn er objectieve criteria die bepalen of de dienstverlening zelf wordt uitgevoerd of uitbesteed en zijn deze te vatten in een keuzemodel? Innovatief aan dit benchmarkingproject is dat voor de datageneratie de nieuwe (sedert 2013 ingevoerde) Europese norm EN 15221-7, zgn. “Performance benchmarking”, gehanteerd zal worden. Onderhavig project is maatschappelijk relevant aangezien in Vlaanderen nog geen dergelijk benchmarkonderzoek uitgevoerd werd bij steden en gemeenten. De nood aan managementinformatie onder de vorm van kennis van kostenkengetallen wordt bevestigd door De Klerk (2012): maar liefst 82% van de Vlaamse steden en gemeenten blijkt behoefte te hebben aan benchmarken. In samenwerking uitgeverij Vanden Broele (specifieke ervaring in communicatie met steden en gemeenten), willen wij, in fase 1 via een professioneel uitgewerkte communicatiestrategie de facility coördinatoren laten optreden als dataleveranciers. In een 2de fase zal de relatie onderzocht worden tussen de gegenereerde kostenkengetallen en de kwaliteits- en/of kostenbepalende factoren. De correlatie tussen deze factoren zal volgens de nieuwe EN 15221-serie geanalyseerd worden. Bij deze analyse staan volgende deelvragen centraal: • Hoe is de verhouding tussen zelfbeheer en uitbesteden van facilitaire activiteiten? • In welke mate beïnvloedt de keuze voor uitbesteding de hoogte van de kosten? • Wordt bij de keuze tussen zelfbeheer of uitbesteden de koppeling gemaakt tussen deze 2 indicatoren (kost vs. kwaliteit)? Om in fase 3 te komen tot een disseminatie van kwaliteitsvolle onderzoeksresultaten wordt een, interdisciplinaire samenwerking voorzien tussen verschillende onderzoekspartners/werkgroepen. Het betreft hierbij o.a. de ICT-opleiding voor ontwikkeling van de webtool; de afdeling Handelswetenschappen en bedrijfskunde voor de onderzoeksmethodologie; Vanden Broele en Fier.fm voor de communicatiestrategie en FM-onderzoekseenheid samen met Procos voor de dataanalyse. De onderzoeksresultaten zullen gerapporteerd worden via FM-vaktijdschriften en breder Europees via een IFMAstudiedag en het EuroFM-congres. De terugkoppeling naar onderwijs zal gebeuren door middel van projectvakken, stages en de bachelor proef.
7
Projectleider: Johan Ryckx
[email protected] 09 265 86 10 HUB-KAHO, Technologiecampus Gent, Gebroeders De Smetstraat 1 9000 Gent
Contactpersoon: Johan Ryckx
[email protected] 09 265 86 10 HUB-KAHO, Technologiecampus Gent, Gebroeders De Smetstraat 1 9000 Gent
Projectmedewerkers: Johan Ryckx HUB-KAHO Didier Huygens HUB-KAHO Kevin Picalausa HUB-KAHO
8
De meerwaarde van een energiedeskundige binnen het bouwteam, economisch bekeken Einddatum: 30/04/2014
Startdatum: 1/05/2012 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
HUB-KAHO
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners: Onderzoeksgroep Duurzaam Bouwen, Dep. Ind Ing. KAHO
Partners uit het werkveld: Passiefhuis-platform vzw, WTCB, Confederatie Bouw Oost-Vlaanderen, OVED vzw, diverse bouw en isolatiebedrijven
Samenvatting: Het project, is een onderzoek naar de economische meerwaarde van de energiedeskundige bij ‘gewaarborgd energiezuinig bouwen en investeren in het opwekken van energie’. Onder ‘gewaarborgd energiezuinig bouwen’ wordt verstaan dat de vooropgestelde energiebezuiniging ‘gewaarborgd’ wordt aan de hand van de inbreng van de energiedeskundige. Het doel is om voor bouwheer en financiële instanties na te gaan in welke mate de kosten, verbonden aan ‘gewaarborgd energiezuinig bouwen en investeringen in energieopwekking’, zich laten terugbetalen. Deze terugbetaling zal onder andere gebeuren door minder energieverbruik. Het bewijzen van deze stelling en zoeken naar alternatieve financieringsmogelijkheden, zullen een stimulans vormen voor overheid en financiële instanties om te investeren in deze bouwmethode. Deze nieuwe bouwmethodologie en daaraan gekoppelde investeringstechnieken hebben tot einddoel het algemeen toegankelijker maken van minder energie verbruikende gebouwen. Naast onderzoeken of er een economische meerwaarde aanwezig is, wordt binnen dit project op zoek gegaan naar het concrete takenpakket van de energiedeskundige die als gids, adviseur en controleur zal optreden. Concreet gaat men door kritisch aftoetsen van het takenpakket en de huidige beleidsmaatregelen suggesties aanreiken voor een succesvolle implementatie van de energiedeskundige in het energieverhaal. Aangezien het hier niet gaat om fundamenteel academisch onderzoek zal de inhoud verder bouwen op bestaande onderzoeksresultaten. De maatregelen die leiden tot een lagere energiefactuur en controlemomenten voor de energiedeskundige vastleggen en in detail uitwerken, is voorbehouden voor een technisch geschoolde onderzoeker. Naast dit technisch onderzoek loopt parallel een economisch onderzoek. Hierin worden taken en technische ingrepen vertaald in kostensoorten die worden ingeplugd in een rekenmodule. Hierbij wordt de NPV (Net Present Value) methode gebruikt. Deze methode heeft als voordeel dat, bij onderzoek naar het al dan niet halen van de rendementseis, de tijdswaarde van geld in rekening wordt gebracht. Casestudies worden met deze module doorgerekend om het verband na te gaan tussen de bouwwijze en de gerealiseerde eindafrekening. Verder is de economische projectmedewerker verantwoordelijk voor het onderzoeken van alternatieve financieringsmogelijkheden verbonden aan projecten met de energiedeskundige. Deze financieringsmethoden worden bekeken vanuit overheidstandpunt (subsidies,…) en vanuit het standpunt van privéinvesteerders (soort lening, rentevoeten,…). Om bovenstaande doelen te realiseren, wordt deze werkmethode afgesloten met een uitgebreide disseminatie zowel naar het werkveld als de overheid en financiële instanties toe. Dit zal gebeuren aan de hand van tussentijdse informatieverspreiding en een afsluitende disseminatieperiode. (cfr. 9.Disseminatiestrategie), Dit onderzoek moet een draagvlak vormen voor: bestaande opleidingen, nieuwe opleidingen, nieuwe beleidsmaatregelen en verder onderzoek omtrent dit specifieke topic ‘energiezuinig bouwen’.
9
Projectleider: Dany Verhertbrugge
[email protected] 053 72 71 70 KAHO Sint-Lieven Campus Dirk Martens Kwalestraat 154 9320 Aalst-Nieuwerkerken
Contactpersoon: Dany Verhertbrugge
[email protected] 053 72 71 70 KAHO Sint-Lieven Campus Dirk Martens Kwalestraat 154 9320 Aalst-Nieuwerkerken
Projectmedewerkers: Katleen Maes HUB-KAHO Paul Kenis HUB-KAHO Katrijn Claes HUB-KAHO
10
De meerwaarde van een energiedeskundige binnen het bouwteam, economisch bekeken Einddatum: 30/04/2014
Startdatum: 1/05/2012 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
HUB-KAHO
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners: Onderzoeksgroep Duurzaam Bouwen, Dep. Ind Ing. KAHO
Partners uit het werkveld: Passiefhuis-platform vzw, WTCB, Confederatie Bouw Oost-Vlaanderen, OVED vzw, diverse bouw en isolatiebedrijven
Samenvatting: Het project, is een onderzoek naar de economische meerwaarde van de energiedeskundige bij ‘gewaarborgd energiezuinig bouwen en investeren in het opwekken van energie’. Onder ‘gewaarborgd energiezuinig bouwen’ wordt verstaan dat de vooropgestelde energiebezuiniging ‘gewaarborgd’ wordt aan de hand van de inbreng van de energiedeskundige. Het doel is om voor bouwheer en financiële instanties na te gaan in welke mate de kosten, verbonden aan ‘gewaarborgd energiezuinig bouwen en investeringen in energieopwekking’, zich laten terugbetalen. Deze terugbetaling zal onder andere gebeuren door minder energieverbruik. Het bewijzen van deze stelling en zoeken naar alternatieve financieringsmogelijkheden, zullen een stimulans vormen voor overheid en financiële instanties om te investeren in deze bouwmethode. Deze nieuwe bouwmethodologie en daaraan gekoppelde investeringstechnieken hebben tot einddoel het algemeen toegankelijker maken van minder energie verbruikende gebouwen. Naast onderzoeken of er een economische meerwaarde aanwezig is, wordt binnen dit project op zoek gegaan naar het concrete takenpakket van de energiedeskundige die als gids, adviseur en controleur zal optreden. Concreet gaat men door kritisch aftoetsen van het takenpakket en de huidige beleidsmaatregelen suggesties aanreiken voor een succesvolle implementatie van de energiedeskundige in het energieverhaal. Aangezien het hier niet gaat om fundamenteel academisch onderzoek zal de inhoud verder bouwen op bestaande onderzoeksresultaten. De maatregelen die leiden tot een lagere energiefactuur en controlemomenten voor de energiedeskundige vastleggen en in detail uitwerken, is voorbehouden voor een technisch geschoolde onderzoeker. Naast dit technisch onderzoek loopt parallel een economisch onderzoek. Hierin worden taken en technische ingrepen vertaald in kostensoorten die worden ingeplugd in een rekenmodule. Hierbij wordt de NPV (Net Present Value) methode gebruikt. Deze methode heeft als voordeel dat, bij onderzoek naar het al dan niet halen van de rendementseis, de tijdswaarde van geld in rekening wordt gebracht. Casestudies worden met deze module doorgerekend om het verband na te gaan tussen de bouwwijze en de gerealiseerde eindafrekening. Verder is de economische projectmedewerker verantwoordelijk voor het onderzoeken van alternatieve financieringsmogelijkheden verbonden aan projecten met de energiedeskundige. Deze financieringsmethoden worden bekeken vanuit overheidstandpunt (subsidies,…) en vanuit het standpunt van privéinvesteerders (soort lening, rentevoeten,…). Om bovenstaande doelen te realiseren, wordt deze werkmethode afgesloten met een uitgebreide disseminatie zowel naar het werkveld als de overheid en financiële instanties toe. Dit zal gebeuren aan de hand van tussentijdse informatieverspreiding en een afsluitende disseminatieperiode. (cfr. 9.Disseminatiestrategie), Dit onderzoek moet een draagvlak vormen voor: bestaande opleidingen, nieuwe opleidingen, nieuwe beleidsmaatregelen en verder onderzoek omtrent dit specifieke topic ‘energiezuinig bouwen’.
11
Projectleider: Dany Verhertbrugge
[email protected] 053 72 71 70 KAHO Sint-Lieven Campus Dirk Martens Kwalestraat 154 9320 Aalst-Nieuwerkerken
Contactpersoon: Dany Verhertbrugge
[email protected] 053 72 71 70 KAHO Sint-Lieven Campus Dirk Martens Kwalestraat 154 9320 Aalst-Nieuwerkerken
Projectmedewerkers: Katleen Maes HUB-KAHO Paul Kenis HUB-KAHO Katrijn Claes HUB-KAHO
12
Determinanten van het toepassen van correcte positionerings- en insteltechnieken bij radiografische onderzoeken en het optimaliseren van het gebruik van deze technieken Einddatum: 15/09/2015
Startdatum: 16/09/2013 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: UGent, onderzoekscentrum Health Care Management
Partners uit het werkveld: Diverse diensten radiologie
Samenvatting: Radiografie of röntgendiagnostiek is nog steeds één van de meest gebruikte diagnostische technieken. Voor een radiografisch onderzoek gebruikt een technoloog medische beeldvorming (TMB’er) zogenaamde positionerings- en insteltechnieken. Deze technieken worden aangeleerd gedurende de opleiding Medische Beeldvorming (MB) en hebben tot doel een beeld te leveren van voldoende kwaliteit zodat de radioloog een diagnose kan stellen met een minimale stralenlast voor de patiënt. Dankzij deze technieken kunnen radiografische onderzoeken worden uitgevoerd, zonder gebruik te maken van de zogenaamde doorlichtingsapparatuur. Deze apparatuur levert een voorlopig röntgenbeeld op een monitor, waarmee men kan controleren of alle noodzakelijke anatomische structuren op de uiteindelijke opname aanwezig zullen zijn. Deze doorlichting verhoogt echter de stralingsdosis voor de patiënt aanzienlijk. De Belgische radiologie bekleedt een bijzondere positie in de wereld. Naast TMB’ers werken er ook verpleegkundigen zonder specifieke opleiding. België is hiermee uniek in de wereld. De opleiding MB van de HUB verzorgt een bijscholing in positionerings- en insteltechnieken. Ondanks de genoten opleiding, toont de praktijk dat niet alle radiologisch werkers (TMB’ers en verpleegkundigen) de aangeleerde technieken (blijven) toepassen. Deze studie wil onderzoeken wat de determinanten zijn voor het wel of niet toepassen van deze technieken (kennis, attitudes en organisationele aspecten). Dit onderzoeksproject is om een aantal redenen belangrijk: - Het correct gebruik van de positioneringstechnieken brengt de gevraagde anatomische structuren optimaal in beeld wat de diagnostische kracht van het onderzoek verhoogt. - Het correct gebruik van deze technieken vermindert de stralingsbelasting voor de patiënt. Het belang hiervan wordt onderstreept door een gezamenlijke campagne van de FOD Volksgezondheid, het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) en het RIZIV .Twee aspecten staan hierbij centraal: enerzijds retakes (herhaling van onderzoeken door suboptimale kwaliteit) en anderzijds het onnodig gebruik van doorlichting wat in beide gevallen de dosis verhoogt. - Het gebruik van positioneringstechnieken kan een besparing betekenen voor de diensten, omdat de apparatuur met doorlichtingsmogelijkheden duurder is dan die zonder. De determinanten worden bestudeerd op het vlak van organisatie, kennis en attitudes. Hiervoor zullen zowel verpleegkundigen als technologen van verschillende radiologische diensten ondervraagd worden. De resultaten van de studie zullen worden gebruikt om de inhoud en vorm van de verschillende trainingen te optimaliseren om zo een meer duurzame werkmethode bij de studenten te bewerkstelligen. De resultaten zullen ook verwerkt worden tot aanbevelingen voor het werkveld, die hoofdzakelijk worden verspreid via een witboek aan de radiologische diensten; via het bijdragen aan congressen (beroepsverenigingen en expertisecentrum van de opleiding Medische Beeldvorming) en publicaties (peer-reviewed en tijdschrift beroepsvereniging en radiologen).
13
Projectleider: Sofie Germonpré
[email protected] 02 210 12 11 HUB-KAHO, Campus Brussel-Terranova Blekerijstraat 23-29 bus 1 1000 Brussel
Contactpersoon: Sofie Germonpré
[email protected] 02 210 12 11 HUB-KAHO, Campus Brussel-Terranova Blekerijstraat 23-29 bus 1 1000 Brussel
Projectmedewerkers: Sofie Germonrpé HUB-KAHO
14
Een gezinswetenschappelijk kader voor het omgaan met ethische problemen bij de toenemende technologische mogelijkheden van prenatale diagnose Einddatum: 31/10/2013
Startdatum: 1/11/2011 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
HUB-KAHO
Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: Vrije Universiteit Brussel, Centrum voor Ethiek
Partners uit het werkveld: Diverse ziekenhuizen en consultatiediensten
Samenvatting: Sedert de tweede helft van de twintigste eeuw is er een significante verschuiving van de leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen. Deze evolutie is ondermeer het gevolg van de carrière-planning van de vrouw. Het verschuiven van de reproductie naar een hogere leeftijd, gaat gepaard met een toename van risico's op afwijkingen bij de foetus. Sinds de jaren tachtig wordt prenatale screening en diagnostiek (PND) op grote schaal toegepast om defecten bij embryo's en foetussen op te sporen. - Hoe kunnen gezinnen die worden geconfronteerd met steeds nieuwere toepassingen van prenatale diagnose (PND) de ethische en psychische, gevolgen van deze toepassingen afwegen om tot een 'goede' beslissing te komen voor alle gezinsleden? - Welke houding nemen de betrokken hulpverleners aan om gezinnen de nieuwe informatie over te brengen en hen te ondersteunen in hun reproductieve beslissingen? De antwoorden op deze probleemstellingen geven ons meer inzicht in het beslissingsproces rond PND van gezinnen en de rol van de hulpverlener hierbij. Om een antwoord te zoeken op de algemene probleemstelling, stellen wij de volgende concrete onderzoeksvragen: - Welke zijn de ethische en psychologische gevolgen van de evolutie in de prenatale diagnostiek? (literatuurstudie) - Welke zijn de waarden en houdingen van hulpverleners in Vlaanderen betrokken bij de prenatale screening en diagnose, tegenover de huidige praktijk en evolutie van de prenatale screening en diagnostiek? (empirisch onderzoek bij vroedvrouwen, huisartsen (die zwangerschappen begeleiden) en gynaecologen) - Op welke wijze informeren hulpverleners hun patiënten over prenatale screening en diagnose? Welke zijn de waarden en houdingen tegenover prenatale screening en diagnose van gezinnen met en zonder een erfelijke belasting? Gezinnen worden in hun zwangerschap onvermijdelijk geconfronteerd met beslissingen betreffende prenatale screening en diagnostiek. Ook het niet ingaan op de aangeboden technieken betekent dat een gezin kiest om deze niet te gebruiken. Bestaat er een morele imperatief om gebruik te maken van beschikbare technieken? Deze studie is uitermate relevant voor de opleidingen 'gezinswetenschappen', vroedkunde en verpleegkunde om te weten hoe gezinnen en hulpverleners met deze technieken omgaan. De resultaten van dit onderzoek worden teruggekoppeld naar de opleiding en hulpverlening met als doel deze te verbeteren. Het onderzoek sluit ook aan bij het publiek debat over de maakbaarheid van de mens. De onderzoeksresultaten worden kenbaar gemaakt aan het brede publiek en aan de betrokken belangenorganisaties (waaronder zelfhulpgroepen).
15
Projectleider: Adelheid Rigo
[email protected] 02 240 68 40 HUB, Kenniscentrum Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Huart Hamoirlaan 136 1030 Brussel
Contactpersoon: Adelheid Rigo
[email protected] 02 240 68 40 HUB, Kenniscentrum Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Huart Hamoirlaan 136 1030 Brussel
Projectmedewerkers: Szilvia Hübel HUB-KAHO Katrien De Wilde HUB-KAHO
http://www.hig.be/projecten/index.htm; http://www.hubrussel.net/Pragodi_site/Prenatalie-diagnostiek,-een-morele-imperatief
16
Een gezinswetenschappelijk kader voor het omgaan met ethische problemen bij de toenemende technologische mogelijkheden van prenatale diagnose Einddatum: 31/10/2013
Startdatum: 1/11/2011 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
HUB-KAHO
Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: Vrije Universiteit Brussel, Centrum voor Ethiek
Partners uit het werkveld: Diverse ziekenhuizen en consultatiediensten
Samenvatting: Sedert de tweede helft van de twintigste eeuw is er een significante verschuiving van de leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen. Deze evolutie is ondermeer het gevolg van de carrière-planning van de vrouw. Het verschuiven van de reproductie naar een hogere leeftijd, gaat gepaard met een toename van risico's op afwijkingen bij de foetus. Sinds de jaren tachtig wordt prenatale screening en diagnostiek (PND) op grote schaal toegepast om defecten bij embryo's en foetussen op te sporen. - Hoe kunnen gezinnen die worden geconfronteerd met steeds nieuwere toepassingen van prenatale diagnose (PND) de ethische en psychische, gevolgen van deze toepassingen afwegen om tot een 'goede' beslissing te komen voor alle gezinsleden? - Welke houding nemen de betrokken hulpverleners aan om gezinnen de nieuwe informatie over te brengen en hen te ondersteunen in hun reproductieve beslissingen? De antwoorden op deze probleemstellingen geven ons meer inzicht in het beslissingsproces rond PND van gezinnen en de rol van de hulpverlener hierbij. Om een antwoord te zoeken op de algemene probleemstelling, stellen wij de volgende concrete onderzoeksvragen: - Welke zijn de ethische en psychologische gevolgen van de evolutie in de prenatale diagnostiek? (literatuurstudie) - Welke zijn de waarden en houdingen van hulpverleners in Vlaanderen betrokken bij de prenatale screening en diagnose, tegenover de huidige praktijk en evolutie van de prenatale screening en diagnostiek? (empirisch onderzoek bij vroedvrouwen, huisartsen (die zwangerschappen begeleiden) en gynaecologen) - Op welke wijze informeren hulpverleners hun patiënten over prenatale screening en diagnose? Welke zijn de waarden en houdingen tegenover prenatale screening en diagnose van gezinnen met en zonder een erfelijke belasting? Gezinnen worden in hun zwangerschap onvermijdelijk geconfronteerd met beslissingen betreffende prenatale screening en diagnostiek. Ook het niet ingaan op de aangeboden technieken betekent dat een gezin kiest om deze niet te gebruiken. Bestaat er een morele imperatief om gebruik te maken van beschikbare technieken? Deze studie is uitermate relevant voor de opleidingen 'gezinswetenschappen', vroedkunde en verpleegkunde om te weten hoe gezinnen en hulpverleners met deze technieken omgaan. De resultaten van dit onderzoek worden teruggekoppeld naar de opleiding en hulpverlening met als doel deze te verbeteren. Het onderzoek sluit ook aan bij het publiek debat over de maakbaarheid van de mens. De onderzoeksresultaten worden kenbaar gemaakt aan het brede publiek en aan de betrokken belangenorganisaties (waaronder zelfhulpgroepen).
17
Projectleider: Adelheid Rigo
[email protected] 02 240 68 40 HUB, Kenniscentrum Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Huart Hamoirlaan 136 1030 Brussel
Contactpersoon: Adelheid Rigo
[email protected] 02 240 68 40 HUB, Kenniscentrum Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Huart Hamoirlaan 136 1030 Brussel
Projectmedewerkers: Szilvia Hübel HUB-KAHO Katrien De Wilde HUB-KAHO
http://www.hig.be/projecten/index.htm; http://www.hubrussel.net/Pragodi_site/Prenatalie-diagnostiek,-een-morele-imperatief
18
Energiemanagementsystemen en belastingsprofielbewaking in bedrijven Einddatum: 15/09/2015
Startdatum: 16/09/2013 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: Faculteit IIR, KU Leuven
Partners uit het werkveld: Linkworx, Volvo Car Corporation, UGent
Samenvatting: Energiebesparingen vormen een meer dan actueel thema om economische- ecologische- en duurzaamheidsredenen. Europese richtlijnen concretiseren de daling van het energieverbruik (1,5 % per jaar vanaf 2014). De efficiëntie verhogen en/of de energievraag terug dringen, zijn noodzakelijk doch worden slechts gerealiseerd door eerst de energievraag per gebouw of per bedrijfsactiviteit in functie van de tijd in kaart te brengen. Dit praktijkgericht onderzoek bouwt voort op REG (rationeel energiegebruik), gerealiseerd pilootproject Technologiecampus. De PWO-aanvraag is vraag-gestuurd toegepast onderzoek en slaat een brug tussen meerdere opleidingen en de bedrijfswereld. Energieregistratie – software & hardware – laat toe de energiegegevens van bedrijven in functie van de tijd automatisch te registreren, noodzakelijk om de energiebalans op te stellen. Om aan de vraag van bedrijven naar ondersteuning te beantwoorden, wordt een breed inzetbaar, generaliseerbaar kader gecreëerd dat met één softwarepakket de data afkomstig van diverse energiemeettoestellen kan capteren om derwijze een databank aan te maken. Bedrijfsspecifieke eisen worden in rekening gebracht in de ontwerpfase van het energieregistratiesysteem. Uit de verzamelde data moet de noodzakelijke informatie – verbruik per eenheid, sluimerverbruik, onverwacht energieverbruik, enz. - afgeleid worden. Actief energiebeleid bestaat uit het vergelijken van het concrete energieprofiel met een eerder opgesteld referentieprofiel. Deze strategieën zijn onvoldoende beschikbaar voor de bedrijfswereld. Anderzijds moet het besparingspotentieel gedefinieerd worden uitgaande van de metingen en dit versus de return on investment. Deze PWOaanvraag richt zich naar bedrijven enerzijds en de technologiecampus ; naar de PO- en AO-studenten van meerdere opleidingen (ET, FM, Energie, OPT) anderzijds. De maatschappelijke bewustwording en het creëren van een draagvlak voor de energieproblematiek onder de studenten, de toekomstige werknemers van de 21ste eeuw, is de derde pijler. We willen een voortrekkersrol op vlak van duurzaam energiebeleid vervullen.
19
Projectleider: Ing. Butaye Elisabeth
[email protected] 09 265 86 16 Technologiecampus Gebroeders de Smetstraat 1 9000 Gent
Contactpersoon: Ing. Butaye Elisabeth
[email protected] 09 265 86 16 Technologiecampus Gebroeders de Smetstraat 1 9000 Gent
http://praktijkgerichtonderzoek.hubkaho.be
20
Energieprestatie van commerciële en industriële gebouwen
Einddatum: 15/09/2015
Startdatum: 16/09/2013 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: KU Leuven, Fac IIR, vakgroep Bouwkunde
Partners uit het werkveld: Confederatie Bouw Oost-Vlaanderen
Samenvatting: Op het gebied van energieprestatie zijn commerciële en industriële gebouwen, tot nu toe, “vergeten” gebouwen. Hierin komt binnenkort verandering. In de periode 2015-2020 zullen de eisen voor alle gebouwen merkelijk verstrengen. Ook de commerciële en industriële gebouwen zullen eisen opgelegd krijgen voor hun energieprestatie. De sector reageert zeer defensief op de top-down opgelegde huidige en toekomstige eisen. Dit project heeft als doel de pioniers in de sector die opteren voor een pro-actieve aanpak te ondersteunen. Samen met hen zien wij de verbetering van de energieprestatie als een uitdaging in plaats van als een verplichting. Met dit project onderzoeken we hoe we de energieprestatie van commerciële en industriële gebouwen kunnen verbeteren door concrete innovatieve maatregelen. We doen dit door te vertrekken van de praktijk op het werkveld. Deze bottom-up aanpak is een belangrijk kenmerk van dit project. We gaan op zoek naar concrete bestaande innovatieve maatregelen. In overleg met het werkveld selecteren we voorbeeldprojecten. Voor de analyse van maatregelen en het bepalen van de impact op de energieprestatie volgen we twee wegen. Enerzijds opvolging van concrete voorbeeldbouwprojecten van ontwerp tot gebruik, anderzijds berekening van verwarmingsvraag en dynamische simulatie van thermisch comfort en daglichttoetreding. De kenmerken van de typegebouwen voor berekening en simulatie worden bepaald vertrekkende van de voorbeeldprojecten. Voor de evaluatie van de maatregelen maken we gebruik van de kosten-optimale methodologie. We voorzien zowel bij de start, tijdens als op het einde van het project disseminatie. We plannen deelname aan zes evenementen (studiedagen met lezing of poster, infosessie, slotevent) gericht naar verschillende doelgroepen. We plannen twee korte artikels en twee langere artikels. Hiervan is één artikel gericht aan een technisch-wetenschappelijk publiek, de andere drie zijn gericht aan bouwprofessionelen.
21
Projectleider: Marcus Peeters
[email protected] 053 71 71 70 HUB-KAHO, Campus Dirk Martens Kwalestraat 154 9320 Aalst
Contactpersoon: Marcus Peeters
[email protected] 053 71 71 70 HUB-KAHO, Campus Dirk Martens Kwalestraat 154 9320 Aalst
Projectmedewerkers: Marcus Peeters HUB-KAHO Ann De Schrijver HUB-KAHO
22
Groeikracht in familiebedrijven: Maak werknemers psychologisch eigenaar van de verandering Einddatum: 15/09/2015
Startdatum: 16/09/2013 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners: KU Leuven, Fac. Economie en Bedrijfswetenschappen, Studiecentrum voor Ondernemerschap
Partners uit het werkveld: VOKA/Kamer van Koophandel Halle-Vilvoorde
Samenvatting: Met dit onderzoeksvoorstel willen we nagaan in hoeverre veranderingsprocessen meer gedragen kunnen worden (‘mijn en/of ‘ons’ veranderingstraject) door de (niet-)familiale medewerkers in familiebedrijven en hoe psychologisch eigenaarschap kan bijdragen tot geslaagde veranderingsprocessen in familiebedrijven. Onder psychologisch eigenaarschap (Psychological Ownership of PSO) wordt verstaan: het gevoel dat iets (bijv. een taak, een bedrijf) van ‘mij’ of van ‘ons’ is (Pierce et al. 2001). Concreet willen we in dit project een instrument ontwikkelen waarmee familiebedrijven kunnen vaststellen in hoeverre hun veranderingsprocessen gedragen worden door hun stakeholders. Dit doen we door het ontwikkelen van een website met een digitale vragenlijst voor zelfscoring (een zgn. ‘zelfscan’). De onderliggende database van deze website wordt gebaseerd op metingen (enquêtes en diepte-interviews) bij succesvolle en minder succesvolle familiale ondernemingen en tevens op een uitgebreide verzameling gegevens i.v.m. ‘best practices’ voor succesvolle veranderingstrajecten. Door de score van de zelfscan te koppelen aan de database kan voor een brede groep van familiebedrijven een geautomatiseerd, op maat gesneden rapport worden gegenereerd met mogelijke verbeterpunten. Tenslotte willen we d.m.v. diepte-interviews met familiale ondernemers en hun werknemers nagaan hoe PSO kan bevorderd worden in familiale ondernemingen. Deze informatie stellen we ter beschikking onder de vorm van een publicatie met een methode/stappenplan om eigenaarschap te creëren. Ondanks het feit dat er reeds veel over veranderingsprocessen is geschreven, mislukken in praktijk meer dan 70% procent van de veranderingsprocessen in bedrijven (bijv. Davidson, 1993). Bij familiale bedrijven is dat niet anders. Daarenboven kennen familiebedrijven nog specifieke uitdagingen zoals bijvoorbeeld het managen van de relaties tussen familiale en niet-familiale medewerkers. De vraag is dus waarom nog steeds zoveel veranderingsprocessen in familiale ondernemingen mislukken en hoe het slaagpercentage kan worden verhoogd. Een antwoord kan gevonden worden in de mate waarin PSO gestimuleerd wordt t.a.v. het veranderingsproces. Als medewerkers de kans wordt geboden om zich eigenaar te voelen, winnen ze in hun gevoel van eigenwaarde en hun fierheid over de bereikte resultaten. Ze voelen zich meer verbonden met het familiebedrijf en kennen een actievere participatie bij veranderingsprocessen (Lambrechts et al. 2009 a; b), wat de slaagkansen van het veranderingsproces verhoogt. We weten echter nog te weinig over hoe PSO kan worden gestimuleerd in familiale ondernemingen. Aangezien 77% van de ondernemingen in Vlaanderen wordt aangemerkt als een familiebedrijf (IFB, 2012), en het mislukken van veranderingsprocessen aanzienlijke economische kosten met zich meebrengt, lijkt ons de te onderzoeken thematiek ten zeerste relevant.
23
Projectleider: Bart Henssen
[email protected] 02 210 12 11 HUB-KAHO, Campus Brussel Warmoesberg 26 1000 Brussel
Contactpersoon: Bart Henssen
[email protected] 02 210 12 11 HUB-KAHO, Campus Brussel Warmoesberg 26 1000 Brussel
Projectmedewerkers: Bart Henssen HUB-KAHO Wouter Broekaert HUB-KAHO
24
Herstelrecht en interculturele settings in Brussel
Einddatum: 31/10/2015
Startdatum: 1/11/2013 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
Wetenschappelijke partners: KU Leuven, Linc
Partners uit het werkveld: Samenlevingsopbouw Brussel vzw, Vormingplus Citizenne, Lokaal dienstencentrum Het Anker, Alba vzw, Suggnomè vzw
Samenvatting: Voorliggend onderzoeksvoorstel vertrekt van de bevinding dat de Brusselse grootstad zich kenmerkt door een steeds toenemende diversiteit van groepen, culturen, nationaliteiten. Hierdoor is het samenleven in Brussel sterk intercultureel geworden. Dat laatste biedt leermogelijkheden, maar brengt ook onvermijdelijke spanningen met zich mee in Brusselse, publieke ruimtes (parken, pleinen, straten, metro). Hoe kunnen we op een constructieve manier met deze spanningen en conflicten omgaan? En hoe kunnen we ervoor zorgen dat we dergelijke conflicten leren zien als een groeikans voor stedelijk burgerschap? Dit voorstel gaat uit van de vaststelling dat heel wat Brusselse, sociaal(-cultureel) werk organisaties inspanningen leveren om precies in die publieke ruimtes kansen te scheppen voor kwaliteitsvol intercultureel samenleven. Uit de verkenning van het werkveld hebben de aanvragers echter ook ontdekt hoe moeilijk het voor professionals blijft conflicten tussen verschillende groepen (en individuen) te beheren. Voortbouwend op het PWO-onderzoek ‘Herstelbemiddeling en Vrijwilligers’ en in de lijn van het lopende Europees project ‘Alternative’ (2012-2016), bevat dit projectvoorstel drie uitgangspunten: 1. herstelgerichte praktijken (bemiddeling, conferencing, peace making circles), beloven methodisch ondersteuning te geven aan professionals in het constructief beheren van spanningen en conflicten in interculturele contexten 2. herstelgerichte praktijken kunnen voor al de betrokkenen een experimenteerruimte zijn om, interculturele spanningen te transformeren tot versterkte stedelijke burgerschapscompetenties. 3. sociaal werkers hebben een verbindende rol te spelen tussen professionals, overheden en betrokkenen om aan stedelijk burgerschap groeikansen te geven. Het uittesten van herstelgerichte methodieken in afgebakende interculturele settings kan de rol van een stedelijk sociaal werker helpen uitklaren. Vanuit geschetste vaststellingen en overtuigingen beoogt voorliggend voorstel: 1. in twee Brusselse interculturele sites (Anneessenswijk, Kaaienwijk: lokaal dienstencentrum het Anker) in kaart te brengen onder welke voorwaarden herstelgerichte interventies interculturele spanningen kunnen transformeren tot versterkte stedelijke burgerschapscompetenties. (DOELST 1). Vergelijkend onderzoek met het lopende Europees project zal de, realisatie van deze doelstelling ondersteunen en zal uitmonden in nationale en internationale publicaties; 2. te onderzoeken en uit te testen hoe en onder welke condities herstelgerichte methodieken succesvol kunnen worden geïmplementeerd in Brusselse interculturele settings, met als concrete output een verfijnde methodiek, een vormingstraject en opleiders-handboek (DOELST 2); 3. vanuit het actieonderzoek het begrip stedelijk burgerschap uit te klaren en een scherper zicht te krijgen op de specifieke rol en bijdrage van de sociaal werker in het cultiveren van stedelijk burgerschap in Brusselse, interculturele settings (DOELST 3). De realisatie van deze doelstelling zal uitmonden in een concepttekst stedelijk burgerschap en stedelijk sociaal werk in Brussel.
25
Projectleider: Erik Claes
[email protected] 02 210 12 11 HUB-KAHO, Campus Brussel Warmoesberg 26 1000 Brussel
Contactpersoon: Erik Claes
[email protected] 02 210 12 11 HUB-KAHO, Campus Brussel Warmoesberg 26 1000 Brussel
Projectmedewerkers: Erik Claes HUB-KAHO Minne Huysmans HUB-KAHO Iman Lechkar HUB-KAHO
26
Omgevings –en procesanalyse van gastopvang voor ouderen als startende inclusieve woonzorgvorm Einddatum: 31/12/2013
Startdatum: 1/01/2012 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
HUB-KAHO
Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: Landelijke thuiszorg, Thuishulp, Pleegzorg, Oikonde
Samenvatting: Inclusieve zorg is zorg die in de (buurt van de) thuissituatie wordt verstrekt als alternatief voor de meer klassieke residentiële zorg. In plaats van een ‘all-in’ aanbod verschaft inclusieve zorg een samengesteld pakket van zorg dat de zorggebruiker in staat stelt om thuis te blijven, resulterend in een gedeelde verantwoordelijkheid van mantelzorg en professionele zorgverstrekkers. Een voorbeeld van inclusieve zorg is ‘gastopvang’. Deze zorgvorm werd onlangs erkend in het woonzorgdecreet (2009), en betekent concreet dat gastgezinnen/gastheren/gastvrouwen (geen mantelzorgers) ondersteund worden om in het eigen ‘gasthuis’ (tijdelijk) de zorg op te nemen voor mensen, voornamelijk ouderen, met uiteenlopende zorgbehoeftes. Gastopvang is een vorm van georganiseerde dag- en nachtpermanentie en dagbesteding in een niet-professionele gastsituatie. De professionele ondersteuning van deze vrijwilligers bestaat uit coaching en vorming van het gastgezin, respectievelijk de gastvrouw/-heer. De startende, kleinschalige initiatieven gastopvang staan voor een aantal uitdagingen. Zij dienen zelf zicht te krijgen op de benodigde middelen, wettelijke bepalingen en randvoorwaarden waarbinnen zij kunnen/moeten werken. Zij dienen op zoek te gaan naar partners in andere sectoren die expertise kunnen inbrengen. Tot slot willen zij zich zoveel mogelijk verenigen i.f.v. visieontwikkeling en gezamelijke communicatie. Het onderzoeksproject heeft als doelstelling een proces- omgevings- en sterkte/zwakte-analyse te maken van de werking van de diensten ‘gastopvang’. Het wil in een periode van twee jaar kijken hoe deze diensten functioneren en hoe ze hun aanbod realiseren, ingebed in de eigen regionale omgeving. Het onderzoek wil op onafhankelijke wijze de sterktes en zwaktes nagaan van het nieuwe aanbod, zowel vanuit het standpunt van de professionelen als van de zorggebruikers. Dit project dient te leiden tot een afbakening van competities die de gastheren –en vrouwen dienen te hebben voor het opnemen van de zorg, en nagaan welke noden er zijn aan vorming dienaangaande. In het zoeken naar een gezamelijke visie op ‘gastopvang’ wil het onderzoek ook een platform creëren waarop de diensten elkaar en externe deskundigen ontmoeten. Dit project maakt voornamelijk gebruik van kwalitatieve onderzoeksmethodes. Via literatuurstudie en focusgroepen zullen de antwoorden op de onderzoeksvragen geëxploreerd worden, om het belang en de gedragenheid van de conclusies te toetsen bij zowel de gebruikers, de aanbieders en vertegenwoordigers van het beleid.
27
Projectleider: Joris Van Puyenbroeck
[email protected] 02 210 11 12 Pragodi, HUB Warmoesberg 15 1000 Brussel
Contactpersoon: Joris Van Puyenbroeck
[email protected] 02 210 11 12 Pragodi, HUB Warmoesberg 15 1000 Brussel
Projectmedewerkers: Valerie Diels HUB-KAHO Sabien Van Rampelberg HUB-KAHO
http://www.hubrussel.be/PRAGODI/Gastopvang
28
Omgevings –en procesanalyse van gastopvang voor ouderen als startende inclusieve woonzorgvorm Einddatum: 31/12/2013
Startdatum: 1/01/2012 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
HUB-KAHO
Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: Landelijke thuiszorg, Thuishulp, Pleegzorg, Oikonde
Samenvatting: Inclusieve zorg is zorg die in de (buurt van de) thuissituatie wordt verstrekt als alternatief voor de meer klassieke residentiële zorg. In plaats van een ‘all-in’ aanbod verschaft inclusieve zorg een samengesteld pakket van zorg dat de zorggebruiker in staat stelt om thuis te blijven, resulterend in een gedeelde verantwoordelijkheid van mantelzorg en professionele zorgverstrekkers. Een voorbeeld van inclusieve zorg is ‘gastopvang’. Deze zorgvorm werd onlangs erkend in het woonzorgdecreet (2009), en betekent concreet dat gastgezinnen/gastheren/gastvrouwen (geen mantelzorgers) ondersteund worden om in het eigen ‘gasthuis’ (tijdelijk) de zorg op te nemen voor mensen, voornamelijk ouderen, met uiteenlopende zorgbehoeftes. Gastopvang is een vorm van georganiseerde dag- en nachtpermanentie en dagbesteding in een niet-professionele gastsituatie. De professionele ondersteuning van deze vrijwilligers bestaat uit coaching en vorming van het gastgezin, respectievelijk de gastvrouw/-heer. De startende, kleinschalige initiatieven gastopvang staan voor een aantal uitdagingen. Zij dienen zelf zicht te krijgen op de benodigde middelen, wettelijke bepalingen en randvoorwaarden waarbinnen zij kunnen/moeten werken. Zij dienen op zoek te gaan naar partners in andere sectoren die expertise kunnen inbrengen. Tot slot willen zij zich zoveel mogelijk verenigen i.f.v. visieontwikkeling en gezamelijke communicatie. Het onderzoeksproject heeft als doelstelling een proces- omgevings- en sterkte/zwakte-analyse te maken van de werking van de diensten ‘gastopvang’. Het wil in een periode van twee jaar kijken hoe deze diensten functioneren en hoe ze hun aanbod realiseren, ingebed in de eigen regionale omgeving. Het onderzoek wil op onafhankelijke wijze de sterktes en zwaktes nagaan van het nieuwe aanbod, zowel vanuit het standpunt van de professionelen als van de zorggebruikers. Dit project dient te leiden tot een afbakening van competities die de gastheren –en vrouwen dienen te hebben voor het opnemen van de zorg, en nagaan welke noden er zijn aan vorming dienaangaande. In het zoeken naar een gezamelijke visie op ‘gastopvang’ wil het onderzoek ook een platform creëren waarop de diensten elkaar en externe deskundigen ontmoeten. Dit project maakt voornamelijk gebruik van kwalitatieve onderzoeksmethodes. Via literatuurstudie en focusgroepen zullen de antwoorden op de onderzoeksvragen geëxploreerd worden, om het belang en de gedragenheid van de conclusies te toetsen bij zowel de gebruikers, de aanbieders en vertegenwoordigers van het beleid.
29
Projectleider: Joris Van Puyenbroeck
[email protected] 02 210 11 12 HUB, PRAGODI Warmoesberg 26 1000 Brussel
Contactpersoon: Joris Van Puyenbroeck
[email protected] 02 210 11 12 HUB, PRAGODI Warmoesberg 26 1000 Brussel
Projectmedewerkers: Valerie Diels HUB-KAHO Sabien Van Rampelberg HUB-KAHO
http://www.hubrussel.be/PRAGODI/Gastopvang
30
Ontwikkeling en toepassing van een instrument voor welzijnsevaluatie op biologische melkgeiten bedrijven Einddatum: 15/09/2016
Startdatum: 16/09/2013 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Biotechniek
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: Landwijzer Een adviesbedrijf in de biologische veeteeltsector
Samenvatting: Welzijnseisen voor productiedieren worden in de huidige maatschappij steeds prominenter. Voor de drie economisch belangrijkste soorten (rundvee, varken en pluimvee) werd hieraan reeds heel wat aandacht besteed. Anders is het gesteld met de minder economisch doorwegende soorten zoals geit, schaap, paard,… Nochtans is er nood aan welzijnsevaluatie van deze productiedieren. Vanuit de biologische melkgeitensector komt de expliciete vraag naar een instrument om het welzijn op de bedrijven in te schatten en dat nadien vertaalbaar is naar een economische haalbaar investeringsadvies op het bedrijf. Dit om tegemoet te komen aan de Europese regelgeving voor biologische veehouderij die hoge welzijnsnormen en de mogelijkheid tot het uitvoeren van soortspecifiek gedrag eist. Daar stress en productie parameters nauw verbonden zijn, krijgt de welzijnsproblematiek naast een ethische ook een economische relevantie. Op deze vraag naar een welzijnsprotocol voor melkgeiten, willen we met dit project een antwoord bieden. We zullen de stress-inducerende factoren bij geiten oplijsten en op zoek gaan naar betrouwbare maten om de stresstoestand van deze dieren te bepalen. Aan de hand hiervan zullen we een welzijnsprotocol ontwikkelen waarbinnen we zowel diergerelateerde metingen (conditiemetingen, gedragswaarnemingen en fysiologische stress metingen) als huisvestings- en management gerelateerde factoren scoren op een aantal melkgeitenbedrijven. De verworven data willen we vervolgens vertalen naar een globale welzijnsscore per individueel geitenbedrijf. Daarnaast willen we de data gebruiken om per bedrijf een economisch haalbaar investeringsplan op te stellen dat op termijn moet leiden tot een verbeterd welzijn van de dieren. Omdat dierenwelzijnseisen ook op gangbare melkgeitenbedrijven aan de orde zijn, zal het ontwikkelde instrument ook toegepast worden op deze bedrijven zodat ook daar advies kan gegeven worden.
31
Projectleider: Jo Vicca
[email protected] 03 776 43 48 HUB-KAHO, Campus Waas Hospitaalstraat 23 9100 Sint-Niklaas
Contactpersoon: Jo Vicca
[email protected] 03 776 43 48 HUB-KAHO, Campus Waas Hospitaalstraat 23 9100 Sint-Niklaas
Projectmedewerkers: Jo Vicca HUB-KAHO Hilde Vervaecke HUB-KAHO Adinda Sannen HUB-KAHO Wim Goovaerts HUB-KAHO
32
Optimalisatie van de teelt van Astacus astacus: invloed van teeltparameters op smaak, vervelling en welzijn (ASTAgood) Einddatum: 15/09/2016
Startdatum: 16/09/2013 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Biotechniek
HUB-KAHO
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners: KU Leuven, fac. IIR, Laboratorium voor Lichttechnologie
Partners uit het werkveld: Landbouwbedrijf
Samenvatting: Binnen het eerste PWO-project dat zich richtte op de teelt van de Europese rivierkreeft (Astacus astacus) in recirculatieaquacultuursystemen (RAS) zijn een hele reeks kweekparameters onderzocht, met de nadruk op de juveniele fase van de kweek. Vanuit de observaties uit de experimenten, de ervaringen tijdens de eerste jaren van het lopende PWO-project, en het overleg in de Stuurgroep van het lopende PWO-project stellen zich nieuwe vragen. Een belangrijke tussentijdse conclusie in het lopende PWO-project is dat het succes van de Europese rivierkreeft op de (niche)markt in belangrijke mate bepaald zal worden door de smaak van het product. Daarom wordt deze piste verder uitgewerkt in het voorliggende continueringsproject, gebruik makende van rivierkreeften van consumptiegrootte. We denken hierbij aan de invloed van voeder, groeisnelheid (temperatuur) en stress op smaakontwikkeling. We zullen op die manier kunnen identificeren in welke mate via die parameters de smaak kan beïnvloed worden. De kennis van de kweek van Europese rivierkreeft van consumptiegrootte is beperkt, voornamelijk door de langere looptijd van de experimenten. We willen in dit project ook de volledige productiecyclus monitoren, om een gefundeerde uitspraak te kunnen doen over de economische aspecten van de volledige teelt; hiervoor wordt met een ondernemer samengewerkt. Het lopende project is slechts halfweg (1,5 van 3 jaar) dus de rendabiliteitsstudie is daarin nog niet afgewerkt. Tijdens de experimenten van het eerste PWO-project bleek ook dat de vervelling (en dus de groei) van de verschillende individuen zeer asynchroon kan verlopen. Dit heeft nadelen voor zowel de zoötechnische prestaties als het welzijn (kannibalisme, mortaliteit, beschadigingen). Onderzoek naar het effect van licht en andere kweekparameters op de vervellingssynchronie en de evaluatie van stress tijdens de teelt, beoogt simultaan zowel een economische als ethische optimalisering van de teelt. Ethologie en welzijn is één van de basisspeerpunten van de onderzoekskern Agro- en biotechnologie en dit thema zal in het voorliggende project expliciet gemaakt worden. We willen dat, het “volledige verhaal klopt” gezien het belang hiervan duidelijk bleek uit het economische luik van het eerste PWO. In dat verhaal zijn de technische zowel als de “zachte” (welzijns)aspecten belangrijk. Deze component wordt verweven in de verschillende werkpakketten. Gebruik makende van het kreeftenkweeksysteem van het Aqua-ERF kunnen verschillende parameters tegelijk of parallel onderzocht worden. Hiervoor kan het systeem opgedeeld worden in verschillende parallelle, onafhankelijke systemen. Door de aankoop van kreeften van verschillende grootten kunnen we ook vroeg in het project al experimenten uitvoeren met kreeften van consumptiegrootte.
33
Projectleider: Stef Aerts
[email protected] 03 776 43 48 HUB-KAHO, Campus Waas Hospitaalstraat 23 9100 Sint-Niklaas
Contactpersoon: Stef Aerts
[email protected] 03 776 43 48 HUB-KAHO, Campus Waas Hospitaalstraat 23 9100 Sint-Niklaas
Projectmedewerkers: Thomas Abeel HUB-KAHO
34
Optimalisatie van het gebruik van actieve droge gist bij de hoofdgisting en de hergisting op fles Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2011 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: een bedrijf en vier brouwerijen
Samenvatting: Op het einde van het brouwproces, tijdens de hoofdgisting, voegt de brouwer gist toe aan het wort, om de aanwezige suikers om te zetten in alcohol en CO2. Gist kan vers gepropageerd worden (opkweken) of gist kan geoogst worden uit een vorige fermentatie (hergebruik). Ook kan actieve droge gist (ADG) gebruikt worden, waarbij een extern bedrijf instaat voor het propageren en het drogen van de giststam (dit kan een brouwerijspecifieke stam zijn). In brouwerijen met een groot aanbod aan speciaalbieren worden mogelijkheden gecreëerd door het gebruik van droge gist. Droge gist is zeer gebruiksvriendelijk omdat de langdurige propagatie overbodig wordt. Het propageren van gist heeft tot doel om van een laag aantal gistcellen tot een zo hoog mogelijk aantal te komen. Deze gistpropagatie is vrij omslachtig en tijdrovend voor een brouwerij. Een brouwer moet ervoor zorgen dat op het ogenblik dat de hoofdgisting moet starten, er een groot aantal levende gistcellen aanwezig is in het volume gistsuspensie. Het gebruik van ADG zou deze propagatieprocedure in een brouwerij overbodig maken. De ADG moet (gedurende 1u) gehydrateerd worden en kan vervolgens gebruikt worden om de hoofdgisting te starten. Een aantal praktische toepassingen van ADG zullen in dit onderzoeksproject onderzocht worden. Een eerste belangrijk aspect is de problematiek rond de bewaarbaarheid van ADG. Moet een brouwer ervoor zorgen dat de ADG steeds bewaard wordt bij een bepaalde temperatuur? Indien de ADG in de brouwzaal is blijven liggen bij 25 °C, is deze batch dan onbruikbaar geworden? Bij industriële brouwerijen wordt gist vaak hergebruikt. Gist wordt geoogst van een brouwsel einde gisting en wordt toegevoegd aan een brouwsel waarvan de hoofdgisting moet gestart worden. Gedurende dit onderzoeksproject zal nagegaan worden tot hoeveel generaties de gisting goed verloopt, indien bij generatie nul gestart wordt met ADG. Hiervoor worden gistingen met brouwerijspecifieke giststammen opgevolgd. De hergisting op fles is een specifiek kenmerk voor Belgische speciaalbieren; de toepassingsmogelijkheden met ADG worden dus ook behandeld in dit onderzoeksproject. Speciale aandacht wordt besteed aan het betrekken van studenten en onderwijsactiviteiten. Via eindwerk en stage wordt slechts een beperkt aantal studenten betrokken. Bij dit project zullen echter alle studenten van de opleiding bachelor chemie, afstudeerrichting biochemie betrokken worden via een casus. Op het einde van het project zal praktisch relevante informatie aan de brouwerijsector meegedeeld worden, waarop een brouwerij zich kan baseren bij toekomstige beslissingen rond gistingsbeleid.
35
Projectleider: Annick Boeykens
[email protected] 09 265 87 25 KAHO Sint-Lieven Technologiecampus Gebroeders De Smetstraat 1 9000 Gent
Contactpersoon: Annick Boeykens
[email protected] 09 265 87 25 KAHO Sint-Lieven Technologiecampus Gebroeders De Smetstraat 1 9000 Gent
Projectmedewerkers: N.N. HUB-KAHO
36
Ouders en jeugdsport: geen kinderspel Opvoedingsondersteuning voor ouders in jeugdsportclubs Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2011 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
Wetenschappelijke partners: Prof. Dr. Filip Boen, Humane Kinesiologie, KU Leuven Prof. Dr. Vansteenkiste, Prof. Dr. Bart Soenens, Ontwikkelingspsychologie, UGent
Partners uit het werkveld: Jeugdcentrum STVV (Sint-Truidense voetbalvereniging)
Samenvatting: Het onderzoeksproject beoogt een wetenschappelijk onderbouwd vormingspakket te ontwikkelen, waarmee jeugdsportclubs in het algemeen en jeugdvoetbalclubs in het bijzonder een ouderwerking kunnen opzetten. Bedoeling van de ouderwerking is ouders in het algemeen en vaders in het bijzonder te ondersteunen bij het opnemen van hun ouderrol door het verstevigen van hun competenties als coach en supporter. Vanuit de praktijk van jeugdsport wordt gewezen op de noodzaak van ouderbegeleiding die zeker in het geval van teamsporten beperkt is. In de wereld van opvoedingsondersteuning wordt de nood erkend om vaders die moeilijk te bereiken zijn door traditionele werkvormen, ondersteuning te bieden op plaatsen waar ze actief betrokken zijn bij de opvoeding. Jeugdsport is zo’n plaats. Ten derde is het ook zo dat robuuste bevindingen inzake de bepalende aspecten van opvoedend gedrag voor het welbevinden en presteren van kinderen nog onvoldoende vertaald worden naar werkbare programma’s om ouders te ondersteunen. De grootste groep sportende kinderen is aangesloten bij voetbalclubs, vele vaders zijn betrokken bij deze sporttak en de maatschappelijke impact van deze sport is groot. Daarom opteren we voor het ontwikkelen van het programma bij jeugdvoetbalclubs. Het wetenschappelijk kader van dit project sluit aan bij de Zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan). Deze theorie stelt dat het welbevinden en presteren van mensen in hoge mate afhankelijk is van het al dan niet vervuld zijn van een aantal basisnoden (inzake autonomie, verbondenheid, competentie). Onderzoek bevestigt deze stelling en geeft ook aan op welke wijze de omgeving (ouders, coaches, leraars) aan deze noden tegemoet kan komen. Meer bepaald blijken warmte, structuur en ‘autonomy support’ cruciale aspecten van positief opvoedkundig gedrag. In coaching van individuele sporters en in onderwijs wordt met deze inzichten gewerkt. Terwijl gezinspedagogisch onderzoek binnen dit theoretisch kader duidelijk maakt dat ook ouderlijk gedrag bepalend is, bestaan er op dit moment nog weinig of geen opvoedingsondersteuningsprogramma’s voor ouders van jonge sporters in teamverband. Op grond van reviews van bestaand onderzoek en van bestaande initiatieven, zullen in het onderzoek een aantal interventies opgezet worden die zorgvuldig geëvalueerd zullen worden met pre- en posttesting en in verschillende condities. De bevindingen inzake de outcomes van de interventies, zullen gebruikt worden om een vormingspakket te ontwikkelen voor verantwoordelijken van jeugdopleidingen. De verworven inzichten in het werken met ouders zullen ook de inhoud van cursussen gezinspedagogiek en opvoedingsondersteuning in de professionele bachelorsopleidingen verrijken.
37
Projectleider: Hans Van Crombruge
[email protected] 02 240 68 40 HUB, Kenniscentrum Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Huart Hamoirlaan 136 1030 Brussel
Contactpersoon: Hans Van Crombruge
[email protected] 02 240 68 40 HUB, Kenniscentrum Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Huart Hamoirlaan 136 1030 Brussel
Projectmedewerkers: Joris Lambrechts HUB-KAHO
http://www.hig.be/projecten/index.htm; http://www.hubrussel.net/Pragodi_site/Opvoedingsondersteuning-in-voetbalclubs
38
Spreken verfijnen in de kleuterklas: De ontwikkeling van een spraakdidactiek als uitbreiding op de gangbare taaldidactiek in het kleuteronderwijs Einddatum: 15/09/2015
Startdatum: 16/09/2013 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners: KU Leuven, Faculteit Geneeskunde, Logopedische en Audiologische Wetenschappen
Partners uit het werkveld: 6 kleuterscholen
Samenvatting: Probleemstelling: Articulatieproblemen komen voor bij 11% van de vijfjarigen (Stes, 1997, 2005). Ook anderstalige kinderen maken vaak hardnekkige fouten tegen het klanksysteem van het Nederlands (Appel, Kuiken, & Vermeer, 1997). Deze spraakproblemen kunnen een weerslag hebben op de sociale en emotionele ontwikkeling (Guralnick,1997). Bovendien zijn veelvuldige fouten in de spraakproductie een mogelijk teken voor latere leesproblemen (van Druenen e.a. 2012). Kleuteronderwijzers erkennen het belang van goed taalonderwijs in de kleuterklas. Op die leeftijd is de taal nog volop in ontwikkeling en op speelse wijze kneedbaar. In de huidige klaspraktijk ligt het accent op verhalen, ontluikende geletterdheid woordenschat en spreekkansen geven aan kleuters. Aan spreektechnische vaardigheden, zoals de articulatie verzorgen, wordt er echter weinig doelmatig en planmatig gewerkt. Vaak worden kleuters met spreektechnische moeilijkheden in de derde kleuterklas doorverwezen voor individuele logopedische begeleiding, wat een behoorlijke financiële belasting is voor de maatschappij (De Standaard, 04/05/2011). We kunnen beter preventief te werk gaan door op vroegere leeftijd in de kleuterklas aan de spreektechniek te werken. Doelstellingen: Het eerste projectdoel is dan ook de huidige taaldidactiek voor kleuteronderwijzers uit te breiden met een wetenschappelijke onderbouwde spraakdidactiek, zodat zij op een planmatige en doelmatige wijze de articulatorische ontwikkeling van alle kleuters stimuleren. Als tweede doelstelling willen we de effectiviteit van deze toegevoegde spraakdidactiek in de praktijk onderzoeken en evalueren. We verwachten een reductie van de spraakproblemen en een duidelijk effect op de ontluikende geletterdheid of de leesontwikkeling bij kleuters. Ten derde zullen we ook de effectiviteit van deze spraakdidactiek specifiek bij anderstalige kleuters onderzoeken. Methode: Op basis van de wetenschappelijke (logopedische) literatuur en het advies van een multidisciplinaire stuurgroep met mensen uit het werkveld wordt een wetenschappelijk onderbouwde en praktisch haalbare spraakdidactiek ontwikkeld. In een interventieperiode passen de kleuteronderwijzers deze spraakdidactiek toe in hun klaspraktijk. De proefscholen worden opgesplitst in gematchte testgroepen en controlegroepen. Enkel in de eerste groep wordt de spraakdidactiek toegepast. Zowel voor als na de interventieperiode nemen we een testbatterij af om de spraakvaardigheden en de vroege leesvaardigheden van de kleuters in kaart te brengen (begin- en eindmeting).
39
Projectleider: Lieve Van Severen
[email protected] 053 71 71 70 HUB-KAHO, Campus Dirk Martens Kwalestraat 154 9320 Aalst
Contactpersoon: Lieve Van Severen
[email protected] 053 71 71 70 HUB-KAHO, Campus Dirk Martens Kwalestraat 154 9320 Aalst
Projectmedewerkers: Lieve Van Severen HUB-KAHO Helena Taelman HUB-KAHO
40
Stedelijk sociaal-agogisch werk met transmigranten: een verkenning van welzijnsnoden, (methodische) uitdagingen en kansen Einddatum: 15/09/2015
Startdatum: 16/09/2013 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
Wetenschappelijke partners: UA, master Sociaal Beleid, HUB-KAHO Kenniscentrum Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen
Partners uit het werkveld: Regionaal Integratiecentrum Foyer, vzw Globe Aroma, Vrouwenopvangcentrum Het Zijhuis, deelwerking CAW Metropool Antwerpen
Samenvatting: De etnisch-culturele diversiteit in onze samenleving neemt sterk toe, zeker in de grote steden. Dit leidt ook tot een sterke toename van transmigranten en translokale (transnationale) gezinnen: mensen wiens familiale en/of sociale leven zich uitstrekt over verschillende plaatsen, landen en culturen. Omwille van hun grotere maatschappelijke kwetsbaarheid doen veel van deze mensen veelvuldig beroep op sociaal werk. Dit praktijkgericht onderzoek vertrekt vanuit concrete vragen uit het werkveld omtrent de uitdagingen die het werken met deze relatief nieuwe doelgroep met zich meebrengt. Het focust op de welzijnsnoden van transmigranten, de rol van translokale netwerken en praktijken voor (werken met) transmigranten, en de (methodische) uitdagingen en kansen die transmigranten vormen voor stedelijk sociaal-agogisch werk. Daarbij vertrekken we vanuit drie onderzoeksvragen: • Wat is de specificiteit van welzijnsnoden van transmigranten en translokale gezinnen? • Hoe beleven transmigranten de rol, het belang en de impact van hun translokale contacten en netwerken op hun welzijnsnoden en oplossingsstrategieën? • Hoe speelt stedelijk sociaal werk in op translokale netwerken en welke (methodische) uitdagingen en kansen vormen transmigranten voor stedelijk sociaal werk? We onderzoeken dit via: • Een beknopte literatuurstudie omtrent sociaal werk en (a) translokaliteit en transnationaliteit, (b) migratie en (c) grootstedelijkheid. Ook gaan we op zoek naar bestaand kwantitatief en kwalitatief onderzoek bij de gekozen onderzoekspopulaties. • Kwalitatief onderzoek, bestaande uit diepte-interviews en life history analysis bij Marokkaanse, Braziliaanse en Ghanese migranten, in de grootstedelijke contexten van Brussel en Antwerpen, waar ook onze partners uit het werkveld actief zijn. We bakenen de onderzoeksgroep (om inhoudelijke en methodologische redenen) af tot transmigranten die de voorbije 5 jaar in ons land zijn aangekomen. • Focusgroepen met organisaties in het werkveld die ervaring hebben met de doelgroep van transmigranten. De relevantie van het onderzoek voor het werkveld ligt in de verkenning van het belang van translokale netwerken voor de groeiende groep van mensen met een migratieachtergrond waarmee zij werken. Naast een beter inzicht hierin wil het onderzoek bijdragen tot methodiekontwikkeling op dit relatief nieuwe terrein. Voor de opleidingen leidt het onderzoek tot een grotere kennis over de stedelijke context van diversiteit en translokaliteit voor sociaal werk en gezinswetenschappen. Studenten worden bij het onderzoek betrokken, en de resultaten stromen door naar concrete vakken en naar collega’s docenten. Voor de externe verspreiding van de onderzoeksresultaten voorzien we een evenwichtige mix tussen sectorgerichte welzijnstijdschriften en internationale sociaal werktijdschriften. Via een studiedag voorzien we ook een ruime bekendmaking van de resultaten.
41
Projectleider: Mieke Schrooten
[email protected] 02 210 12 11 HUB-KAHO, Campus Brussel Warmoesberg 26 1000 Brussel
Contactpersoon: Mieke Schrooten
[email protected] 02 210 12 11 HUB-KAHO, Campus Brussel Warmoesberg 26 1000 Brussel
Projectmedewerkers: Mieke Schrooten HUB-KAHO Dirk Geldof HUB-KAHO Sofie Witaeckx HUB-KAHO Frederik Lamote HUB-KAHO
42
Technische en economische evaluatie van de productie van Europese rivierkreeften (Astacus astacus) in recirculatiesystemen: diversificatie voor landbouwers Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2011 Instelling: HUB-KAHO
Studiegebied: Biotechniek
HUB-KAHO
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners: ULB
Partners uit het werkveld: Boerenbond
Samenvatting: De crisis zet de Vlaamse landbouwkundigen aan tot een creatieve verkenning van mogelijkheden tot diversificatie. Een (wereldwijde) trend van een stijgende consumptie van gekweekte vis en schaaldieren blijkt samen te vallen met een stijgende interesse in kwaliteitsvoeding. Dit laatste wordt niet louter technisch geïnterpreteerd (vb. "slow food" beweging), maar incorporeert vaak ook noties van authenticiteit, duurzaamheid, lokale productie, enz. Binnen bepaalde niches lijkt hier een mogelijkheid te liggen voor eigen productie van Europese rivierkreeft, die gekend is om haar uitzonderlijke smaak. In open kweeksystemen is de Europese kreeft zeer kwetsbaar voor een schimmel die verspreid is door exotische kreeften (degene die meestal gegeten worden), daarom kiezen we te werken in gesloten kweeksystemen (Recirculatie Aquacultuur Systeem, RAS). Dit biedt ook milieuvoordelen omdat watergebruik en afvalproducten goed onder controle te houden zijn. We zien momenteel deze kweek als een mogelijke bijkomende bedrijfstak op bestaande landbouwbedrijven. De doelstelling van dit onderzoeksproject is tweeërlei: - het uitwerken van een technische "teeltfiche" voor de Europese rivierkreeft - nagaan van de rendabiliteit en het marktpotentieel van dergelijke kweek in Vlaanderen/België. In dit project zullen we nagaan bij welke temperatuur, lichtregime, waterkwaliteit en omgeving volwassen Europese kreeften gekweekt moeten worden om optimaal te groeien en welke voeding daarvoor nodig is. Behalve succesvolle kweek, is ook de afzet uitermate belangrijk. Daarom gaan we na wat de mogelijke marktprijs is voor rivierkreeft (voor kweker en consument) en hoe stabiel deze is. We analyseren ook het marktpotentieel (marktgrootte, distributiemogelijkheden, ...) omdat deze de commerciële leefbaarheid van het product grotendeels bepalen. Uit het samenbrengen van de technische noodzaken en de marktmogelijkheden zullen we kunnen concluderen of en onder welke voorwaarden de commerciële kweek van Europese rivierkreeft in Vlaanderen een mogelijkheid is. Hierbij zal de uitvoering van een financieel-economische analyse uitsluitsel moeten brengen.
43
Projectleider: Stef Aerts
[email protected] 03 776 43 48 KAHO Sint-Lieven campus Waas Hospitaalstraat 23 9100 Sint-Niklaas
Contactpersoon: Stef Aerts
[email protected] 03 776 43 48 KAHO Sint-Lieven campus Waas Hospitaalstraat 23 9100 Sint-Niklaas
Projectmedewerkers: Wouter Meeus HUB-KAHO Thomas Abeel HUB-KAHO Walter Himpe HUB-KAHO Jacques Van Der Elst HUB-KAHO
44
PWO-projecten van
Katholieke Hogeschool Leuven
De typologie en inhoud van voorbereidingstrajecten voor jongeren naar het Zuiden Einddatum: 15/09/2013
Startdatum: 17/09/2012 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: PREPARE neemt de bestaande voorbereidingstrajecten in Vlaanderen voor jongeren die naar het Zuiden reizen onder de loep. Dergelijke verblijven in het buitenland bevinden zich op een continuüm van (korte) (inleef)reizen tot een langdurig (meerjarig) engagement als coöperant binnen de ontwikkelingssamenwerking. Dit onderzoek wenst de verschillende aspecten van deze voobereidingstrajecten te analyseren en een aantal trajecttypologieën op te stellen. Dit wordt vervolgens weergegeven in een matrix waarin de verschillende organisaties en hun voorbereidingstrajecten zullen worden ingeschaald. Deze matrix is een belangrijke tool aan de hand waarvan de uitzendorganisaties in het Noorden hun voorbereidingstrajecten kunnen evalueren en afstemmen. Bijgevolg zal de matrix bijdragen aan een verhoging van de legitimiteit van de voorbereidingstrajecten. De matrix zal gepresenteerd worden op een studiedag en in de vorm van een internationaal wetenschappelijk artikel. In een volgende fase en volgend project zal men, aan de hand van de matrix als instrument voor (zelf)evaluatie, een impactstudie uitvoeren van de voorbereidingstrajecten op de jongeren.
45
Projectleider: Klaas Vansteenhuyse
[email protected]
Contactpersoon: Klaas Vansteenhuyse
[email protected]
Projectmedewerkers: Elke Plovie Katholieke Hogeschool Leuven
46
Exergames – Move Towards Health
Einddatum: 14/09/2014
Startdatum: 19/09/2011 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Move Towards Health is een interventieonderzoek naar het potentieel van exergames voor het promoten van matig intensief fysieke activiteit bij leerlingen uit de eerste graad van het secundair onderwijs. De interventie wordt uitgewerkt als buitenschoolse activiteit. De doelgroep van het onderzoek zijn leerlingen uit de verschillende richtingen van het secundair onderwijs: ASO, TSO, KSO, BSO en BuSO. Het onderzoek moet leiden tot inzichten in het potentieel van exergames als instrument ter bevordering van motorische competentie, een gezonde, fitte en veilige levensstijl, een positief zelfbeeld en een goed sociaal functioneren van jongeren. Deze inzichten worden teruggekoppeld naar beleidsmakers, werkveld en de betrokken professionele bacheloropleidingen.
47
Projectleider: Avermaete Tessa
[email protected]
Projectmedewerkers: Delen Jos Katholieke Hogeschool Leuven Gers Brent Katholieke Hogeschool Leuven Verhoeven Katrien Katholieke Hogeschool Leuven
48
Fermentatie Monitoring met verschillende gistculturen na voorbehandeling (dynamische maceratie en flotatie) in de wijnbouw Einddatum: 14/09/2014
Startdatum: 17/09/2012 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Biotechniek
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Momenteel wordt na het persen van de druiven de druivenmost in België vaak eerst ontzuurd (in koeltanks) en helderder gemaakt door sedimentatie in bezinkingstanks. Dan wordt de alcoholische fermentatie gestart met een gistcultuur die men toevoegt. In het onderzoeksproject willen wij twee alternatieve voorbehandelingstechnieken (dynamische maceratie en flotatie) ontwerpen en optimaliseren, die de wijnbouwer in de toekomst voordelen kunnen opleveren, in vergelijking met de klassieke aanpak. Maceratie (i.e. intacte druiventrossen in inerte atmosfeer plaatsen) zorgt ook voor ontzuring en geeft de wijnbouwer de kans om de beste druiven gespreid in de tijd te plukken, gezien de druiven van enkele dagen tot enkele weken in zuurstofloze atmosfeer kunnen vertoeven. Flotatie is een manier van mostklaring die veel sneller verloopt dan klassieke bezinking. Een snelle verwerking is belangrijk wanneer een percentage van de druiven rotting vertoont (bv. regen in augustus). Verder bestudeert het onderzoeksproject de relatie tussen de voorbehandeling en de eigenlijke fermentatie. Bij de alcoholische fermentatie zullen we verschillende gistculturen testen naar hun bruikbaarheid voor Belgische en zuiderse druivenvariëteiten en telkens wijnkwaliteitsparameters bepalen. Dit project bouwt voor op bestaande expertise van het departement en biedt een unieke kans op de samenwerking met academische experts in Vlaanderen te bestendigen.
49
Projectleider: Herman Faes
[email protected]
Contactpersoon: Herman Faes
[email protected]
Projectmedewerkers: Tessa Avermaete Katholieke Hogeschool Leuven Gunther Fleerackers Katholieke Hogeschool Leuven Stefanie Arickx Katholieke Hogeschool Leuven
50
HIV Partner Patiënt Cliënt Collega, kortweg HIV (PC)²
Einddatum: 14/09/2014
Startdatum: 19/09/2011 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: HIV (PC)² onderzoekt kennis en houding over hiv besmetting bij Vlaamse studenten in professionele bacheloropleidingen, zowel zorgopleidingen als niet zorggerichte opleidingen. Het onderzoek omvat een mixed method onderzoek alsook een interventieonderzoek. HIV (PC)² kadert binnen de bestendiging van de onderzoekscluster gezondheidszorg en welzijn, reikt handvatten voor het bijsturen van opleidingscurricula van de KHLeuven en leidt tot concrete aanbevelingen voor sensibilisering omtrent hiv. De onderzoeksresultaten zijn relevant als beleidsvoorbereidend werk inzake hiv preventie en discriminatie van hiv patiënten. KHLeuven werkt voor dit project nauw samen met het departement Gezondheidszorg van de Katholieke Hogeschool Limburg en Sensoa.
51
Projectleider: Avermaete Tessa
[email protected]
Projectmedewerkers: Deschamps Ann Katholieke Hogeschool Leuven Kayaert Greet Katholieke Hogeschool Leuven Rchaidia Leila Katholieke Hogeschool Leuven Zupancic Nele Katholieke Hogeschool Leuven
52
Innovatieve methode voor de verwijdering van biologisch afbreekbare en persistente componenten uit ziekenhuisafvalwater Einddatum: 14/09/2014
Startdatum: 1/09/2010 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Ziekenhuisafvalwater is zwaar beladen met zowel biologisch afbreekbare als persistente stoffen en ziektekiemen. Dit onderzoeksproject heeft tot doel een oplossing aan te reiken voor deze sector met zeer specifiek afvalwater door middel van een gecombineerde inzet van waterzuiveringstechnieken op pilootschaal. Zowel in Europa als in de derde wereld zijn er toepassingen mogelijk. Door de invoering van het Europese ‘Water Framework Directive’ (WFD) zullen biologisch afbreekbare en niet biologisch afbreekbare componenten in de nabije toekomst niet meer onbehandeld geloosd mogen worden in het oppervlaktewater. Ziekenhuizen in de derde wereld worden maar al te vaak geconfronteerd met vervuild water waarmee de alledaagse maar ook de medische handelingen dienen uitgevoerd te worden.
53
Projectleider: Jacoby Laurent
[email protected]
Projectmedewerkers: Scheers Thomas Katholieke Hogeschool Leuven
54
Methodeontwikkeling in het sociaal werk
Einddatum: 15/09/2013
Startdatum: 20/09/2010 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Het onderzoek vertrekt vanuit de vaststelling dat het sociaal werk voortdurend met nieuwe uitdagingen te maken krijgt en omwille daarvan steeds opnieuw innovatieve praktijken moet ontwikkelen. Projectmatig en experimenteel worden veel nieuwe praktijken ontwikkelt, maar de transfer van die ‘goede praktijken’ naar nieuwe contexten is niet vanzelfsprekend. Om die transfer meer kansen te geven is het van belang om uit particuliere praktijken de cruciale elementen te identificeren en in een samenhangend handelingskader onder te brengen. We noemen dit methodeontwikkeling. Op dit proces van methodeontwikkeling willen we in dit onderzoek meer inzicht krijgen zodat werkers die in de sector dit soort processen begeleiden hun deskundigheid op dit punt kunnen vergroten. Het onderzoek zal vertrekken van een aantal ontwikkeltrajecten in verschillende sociaal werk sectoren om via handelingsonderzoek en de learning history benadering een methodologie te ontwikkelen. Dit betekent dat de onderzoekers zich in de bestaande ontwikkeltrajecten zullen inschakelen om kennis te verzamelen maar ook kennis te verspreiden. Het onderzoek moet resulteren in een handboek voor methodeontwikkelaars en een professionaliseringstraject voor deze doelgroep.
55
Projectleider: Gehre Gunter
[email protected]
Projectmedewerkers: Plovie Elke Katholieke Hogeschool Leuven
56
Midwife Led Care in Vlaanderen: een implementatieonderzoek
Einddatum: 14/09/2014
Startdatum: 17/09/2012 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Dit project heeft tot doel de haalbaarheid van vroedvrouwgeleide zorg (Midwifery Led Care, verder afgekort als MLC) in Vlaanderen te onderzoeken. Het wil bijdragen aan innovaties in de zorgsector, die leiden tot hogere kwaliteit van de moeder- en kindzorg door het aanbieden van een complementair alternatief. Via een mixed methods aanpak worden de karakteristieken van de huidige zorg, stakeholders en de belemmerende en bevorderende factoren voor MLC in Vlaanderen in kaart gebracht. Stakeholders worden al in een vroeg stadium betrokken bij dit onderzoek. Zij zullen niet alleen de rol van ‘respondent’ maar ook die van ‘actor’ krijgen. De resultaten van dit onderzoek zullen worden verwerkt tot een implementatiestrategie. Een eventueel vervolg op dit project zal de werkelijke implementatie van MLC tot doel hebben. Het project reikt handvatten aan voor het bijsturen van opleidingscurricula van KHLeuven. De onderzoeksresultaten zijn relevant als beleidsvoorbereidend werk inzake de implementatie van MLC in Vlaanderen. Het project bundelt interne expertise en expertise van voor de opleiding vroedkunde vertrouwde partners in verschillende Europese lidstaten.
57
Projectleider: Mieke Clement
[email protected]
Contactpersoon: Mieke Clement
[email protected]
Projectmedewerkers: Tessa Avermaete Katholieke Hogeschool Leuven Marina Homblé Katholieke Hogeschool Leuven Leila Rchaidia Katholieke Hogeschool Leuven Liesbeth Van Kelst Katholieke Hogeschool Leuven
58
Ontwikkeling van een instrument voor de effectiviteitsmeting van citymarketing Einddatum: 14/09/2014
Startdatum: 17/09/2012 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Hoewel er in België een toenemende aandacht is voor de marketing van steden en gemeenten, wordt de effectiviteitsmeting te weinig uitgevoerd. Er bestaan wel metingen voor deelaspecten van citymarketing, maar het is onduidelijk op basis van welke informatie een globale Return On Investment (ROI) voor citymarketing kan/moet berekend worden. Aan deze lacune wil dit project tegemoet komen door het opstellen en formuleren van, 1.een conceptueel kader i.f.v. de doelgroepen en doelstellingen van citymarketing, 2. een objectief meetinstrument voor het berekenen van de globale ROI van citymarketing 3. kritische succesfactoren voor een effectief citymarketingbeleid.
59
Projectleider: Tim Van Tilt
[email protected]
Projectmedewerkers: Peggy Goovaerts Katholieke Hogeschool Leuven Hannes Van Biesbroeck Katholieke Hogeschool Leuven Robrecht Van Goolen Katholieke Hogeschool Leuven
60
Op zoek naar een effectieve en efficiënte manier van ondersteuning van lokale vrijwilligersgroepen Einddatum: 14/09/2014
Startdatum: 17/09/2012 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Het verenigingsleven in Vlaanderen krijgt vorm door lokale vrijwilligersgroepen. Deze groepen opereren vaak onder een grote vereniging. In dit onderzoek brengen we de noden op vlak van ondersteuning van deze lokale vrijwilligersgroepen in kaart. Via een grootschalig survey-onderzoek willen we een zicht krijgen op wat vrijwilligers vandaag de dag nodig hebben om hun afdeling of groep in stand te houden of te laten groeien. En dit vanuit het perspectief van de vrijwilliger zelf. Vanuit een inventarisatie van deze noden gaan we op zoek naar hoe organisaties op een effectieve en efficiënte manier aan deze noden tegemoet kunnen komen. Om te komen tot dergelijke modellen van vrijwilligersondersteuning zullen we de resultaten van het survey-onderzoek confronteren met bestaande initiatieven van ondersteuning. Als output van dit onderzoeksproject stellen we de resultaten van het survey-onderzoek en de mogelijke modellen van ondersteuning voor in een eindrapport, vertalen we deze inzichten in een beleidsadvies en verspreiden we dit alles naar een intern publiek (KHLeuven), de betrokken verenigingen en een breder publiek. Doelstellingen: ¦Inzicht krijgen in hoe verenigingen werken met afdelingen en afdelingsbegeleiding ¦Inzicht krijgen in welke noden lokale vrijwilligers afdelingsbegeleiding ervaren om als afdeling stand te houden of te groeien. ¦Vanuit deze twee inzichten aanbevelingen formuleren voor de ondersteuning van lokale groepen vrijwilligers ¦Modellen van vrijwilligersondersteuning aanreiken die mee bepalen hoe verenigingen tussen vandaag en binnen 10 jaar zullen evolueren
61
Projectleider: Elke Plovie
[email protected]
Contactpersoon: Elke Plovie
[email protected]
Projectmedewerkers: Peter Wouters Katholieke Hogeschool Leuven
62
Partnerschappen tussen school en ouders. Een internationale verkennende studie naar de rol van de lerarenopleiding Einddatum: 14/09/2014
Startdatum: 17/09/2012 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Het onderzoek wil op de eerste plaats de rol en de aanpak van lerarenopleidingen belichten m.b.t. partnerschappen tussen school en ouders. Het betreft een internationale verkennende studie rond hoe studenten van lerarenopleidingen in Vlaanderen, Nederland en New Jersey (VS) voorbereid worden op het samenwerken met ouders in hun later werkveld. Aan de hand van een gemeenschappelijk kader rond partnerschappen tussen school en ouders (Epstein, 2001) worden inhouden en doelmatigheidsbeleving geanalyseerd. De bijzondere samenwerking tussen internationale partners – nabij en intercontinentaal – laat een grondige analyse en verdieping toe van het thema in verschillende contexten. De toevoeging van de ervaringen van studenten uit de bachelor-na-bachelor opleiding voegt het aspect diversiteit expliciet toe aan het onderzoek. Op de tweede plaats wil het onderzoek voorbeelden van good practice van ouderbetrokkenheid in het werkveld verzamelen. Beide fasen van het onderzoek leiden tot een aanbod rond ouderbetrokkenheid voor de initiële lerarenopleidingen van de KHLeuven, tot verfijning van het aanbod van de bachelor-na-bachelor buitengewoon onderwijs en tot een vernieuwd nascholingsaanbod omtrent partnerschap met ouders. Een studiedag en publicatie zetten dit vernieuwd aanbod in de kijker. Het thema sluit aan bij actuele decretale verplichtingen omtrent ouderbetrokkenheid.
63
Projectleider: Lijne Vloeberghs
[email protected]
Contactpersoon: Lijne Vloeberghs
[email protected]
Projectmedewerkers: Sofie Van Eynde Katholieke Hogeschool Leuven
64
Praktijkanalyse instrument voor de zelfstandige diëtist
Einddatum: 13/09/2015
Startdatum: 16/09/2013 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: KU Leuven, KHL departement ECHO
Partners uit het werkveld: UZ Leuven, Vlaamse Beroepsvereniging Voedingskundigen en Diëtisten
Samenvatting: Onderzoek naar een set van kwaliteitsindicatoren en de ontwikkeling van een digitaal praktijkanalyse-instrument voor de zelfstandige diëtist in Vlaanderen. In dit onderzoek wordt de werking van de diëtist met een eigen zelfstandige praktijkvoering kwalitatief en kwantitatief bevraagd. Vanuit de verkregen gegevens, bestaande competentielijsten en bestaande kwaliteitstoetsen van andere zorgberoepen wordt een set kwaliteitsindicatoren ontwikkeld. Deze kwaliteitsindicatoren vormen de basis voor een digitaal praktijk analyse-instrument voor de zelfstandige diëtist. Het instrument heeft als doel een referentiepunt te zijn voor de diëtist.
65
Projectleider: Erika Vanhauwaert
[email protected]
Contactpersoon: Erika Vanhauwaert
[email protected]
Projectmedewerkers: Hans Lamberts Katholieke Hogeschool Leuven Pieter-Jan Verhulst Katholieke Hogeschool Leuven
66
Preferenties van chronisch zieken wat betreft educatie
Einddatum: 15/09/2013
Startdatum: 1/11/2010 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: KU Leuven, UZ Leuven, Vives Zuid
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Educhron onderzoekt via mixed methods research, preferenties betreffende vormen van educatie aan diverse groepen van chronisch zieken. Patiënteneducatie is cruciaal voor een succesvol management van chronische aandoeningen. Door educatie verwerven patiënten inzicht in hun ziekte, behandeling, preventie van bijkomende complicaties, en leren zij de aandoening een plaats te geven in hun leven. Patiënteneducatie kan in diverse vormen worden aangeboden: o.a. groepssessies, informatiebrochures, individuele gesprekken. Technologische ontwikkeling creëert een enorm potentieel voor educatie in de gezondheidszorg. Zo kunnen multimediatoepassingen – waaronder podcast, smart phones en games – worden gebruikt als vorm van patiënteneducatie. Toch blijven er daarbij heel wat vragen van het werkveld onbeantwoord. Welke vormen van patiënteneducatie zijn momenteel beschikbaar? Hoe worden bestaande vormen van patiënteneducatie ervaren door patiënten, educatoren en ontwikkelaars? En, welke vormen van patiënteneducatie worden door patiënten geprefereerd? Educhron wil een antwoord bieden op deze actuele vragen. Educhron zal resulteren in (1) concrete handvatten voor educatoren, (2) wetenschappelijke inzichten, en (3) beleidsaanbevelingen voor politiek, werkveld en patiëntenorganisaties. Dit project situeert zich op het snijvlak van gezondheidszorg en technologie. Een geformaliseerde betrokkenheid van het werkveld, de onderzoekswereld en het Vlaams Patiëntenplatform vormen een unieke opportuniteit voor interdisciplinair praktijkgebaseerd onderzoek, maatschappelijke dienstverlening en onderwijs.
67
Projectleider: Avermaete Tessa
[email protected]
Projectmedewerkers: Bamps David Katholieke Hogeschool Leuven Zupancic Nele Katholieke Hogeschool Leuven
68
Preventief werken met samen-spel: naar een duurzame, effectieve en haalbare inbedding in de praktijk Einddatum: 13/09/2015
Startdatum: 16/09/2013 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners: KHLim, KU Leuven
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Het grootschalig kwantitatief onderzoek 'Samenspel' (Colpin et al. KU Leuven) wijst uit dat kleuteronderwijzers die geconfronteerd worden met externaliserend probleemgedrag van een kleuter, erin slagen om positief en constructief met dat gedrag te leren omgaan en het daarmee ook om te buigen, als zij zich daar - samen met de kleuter - intensief op toeleggen, weliswaar in afgebakende sessies die plaatsvinden buiten de klas. In het project 'Samenspel in de praktijk' onderzoeken we hoe we de stappen van dat ombuigproces kunnen realiseren in de dagelijkse praktijk van de kleuterklas zelf, en hoe we teams van kleuteronderwijzers met instructies en werkmateriaal dienen te ondersteunen, opdat zij zich de stappen van dat ombuigproces zelfstandig eigen kunnen maken. Het kwalitatief onderzoek verloopt in twee fases, waarbij eerst bestudeerd wordt hoe het proces zich binnen de klasmuren kan voltrekken, en vervolgens onderzocht wordt hoe het in een zichzelf sturende (team-)aanpak vertaald kan worden. Het beoogde resultaat is een trainingspakket rond omgaan met externaliserend probleemgedrag dat aan teams van kleuteronderwijzers aangeboden wordt, en waarmee zij autonoom aan de slag kunnen gaan. In de opleiding zelf streven we ernaar om het ideeëngoed een plek te geven in sem. 2 van jaar 1 (relatiespel) en in sem. 2 van jaar 2 (regelspel), meer bepaald naar aanleiding van twee belangrijke stageperiodes.
69
Projectleider: Els Bertrands
[email protected]
Contactpersoon: Els Bertrands
[email protected]
Projectmedewerkers: Maai Huyse Katholieke Hogeschool Leuven Caroline Vancraeyveldt Katholieke Hogeschool Leuven Katrijn Vastmans Katholieke Hogeschool Leuven
70
Riscki. Risico-competentie bij jonge kinderen
Einddatum: 15/09/2013
Startdatum: 20/09/2010 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners: KU Leuven, KHLeuven_Departement Economisch Hoger Onderwijs, Vlaams Instituut voor gezondheidspromotie en ziektepreventie
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Dit project vertrekt van het paradigma dat ongevallenpreventie bij jonge kinderen beter aangepakt wordt via het werken aan risicocompetentie, mits scholen en leerkrachten zich juridisch, deontologisch en maatschappelijk gedragen weten. We onderzoeken hoe risicocompetentie van 3 tot 8 jarigen in een schoolcontext kan gestimuleerd worden. Daartoe willen we een onderzoeksgefundeerd pakket van materialen en implementatiestrategieën ontwikkelen om leerkrachten en scholen te ondersteunen. Uniek hierbij is het streven naar een geïntegreerd aanbod van pedagogisch-didactische,en de verzekeringstechnische en juridische ondersteuning. In nauwe relatie met het werkveld (onderwijs en verzekeringsmaatschappijen) en experts onderzoeken we hoe risicocompetentie in beeld kan gebracht worden. We ontwikkelen activiteiten en didactische ondersteuning om risicocompetentie te bevorderen en onderzoeken de effectiviteit van dit aanbod op risicocompetent gedrag. Een analyse van het bestaande verzekeringsaanbod en aanduiding van verzekeringsknipperlichten leidt tot een selfassessmentinstrument voor scholen om eigen verzekeringsbehoeften correct in te schatten. De analyse van recente rechtspraak en –rechtsleer en vragen van leerkrachten omtrent burgerlijke aansprakelijkheid bij het werken aan risicocompetentie leveren een informatieve folder op. We ontwerpen met experts een kader om de ontwikkelde materialen te integreren in de klaswerking en het schoolbeleid. Tenslotte ontwikkelen we een strategie om het projectresultaat in het onderwijsveld te laten landen.
71
Projectleider: Bertrands Els
[email protected]
Projectmedewerkers: Leyssen Leene Katholieke Hogeschool Leuven Smets Lieve Katholieke Hogeschool Leuven Vanderspikken Anja Katholieke Hogeschool Leuven
72
Sociale netwerksites als instrument voor marketingcommunicatie
Einddatum: 14/09/2014
Startdatum: 15/08/2011 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Sinds enkele jaren kennen sociale netwerksites een explosieve groei. Bedrijven trachten hierop in te spelen door sociale netwerksites op te nemen in hun marketingcommunicatie. De kennis over het inschakelen van sociale netwerksites in de marketingcommunicatie blijft echter grotendeels intuïtief en anekdotisch. Marketeers weten vandaag niet precies wat de sociale netwerksitegebruiker kenmerkt en op wie de marketingboodschap gericht moet worden om de dynamiek van het netwerk efficiënt in te schakelen ter verspreiding van de marketingboodschap. In voorliggend projectvoorstel wordt een oplossing in 3 achtereenvolgende stappen geformuleerd: 1. Bevraging van bedrijven en de sector om een beeld te krijgen van de functionele mogelijkheden van sociale netwerksites en de huidige bedrijfspraktijk; 2. Kwantitatieve consumentenbevraging om de verschillende profielen van sociale netwerkgebruikers te identificeren met het oog op marketingcommunicatie; 3. Kwantitatieve modellering van de dynamiek van sociale netwerksites om de factoren te identificeren die de efficiënte verspreiding van een boodschap verhogen. Dit project genereert de volgende output: 1. Een descriptief model voor het gebruik van sociale netwerken, 2. Een verklarend model waarin de verspreiding van informatie via sociale netwerksites in kaart gebracht wordt, 3. Een draaiboek voor KMO’s voor de inschakeling van sociale netwerksites in hun marketingcommunicatie, 4. Integratie van de onderzoekbevindingen en -activiteiten in het onderwijs.
73
Projectleider: Tummers José
[email protected]
Projectmedewerkers: De Wolf Mario Katholieke Hogeschool Leuven Janssens Kim Katholieke Hogeschool Leuven Van Goolen Robrecht Katholieke Hogeschool Leuven
74
Spam: een tool voor e-marketing?
Einddatum: 15/09/2013
Startdatum: 1/09/2010 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners: Universiteit Antwerpen Departement Communicatiewetenschappen
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: In voorliggend project benaderen we spam niet als een technisch probleem (ICT-invalshoek) maar als een communicatieprobleem in het domein van de direct marketing (invalshoek van bedrijfscommunicatie). In overeenstemming met de wet en het KB van 2003 wordt spam beperkt tot ongevraagde elektronische post via e-mail en mobiele telefonie. Via een brede bevraging wordt gepeild naar de perceptie, de attitudes en de gedragingen van consumenten tegenover spam. Op basis van deze informatie stellen we spamgevoeligheidsprofielen op. Parallel aan deze consumentenbevraging wordt het bestaande wettelijk kader aan de actuele situatie getoetst. Deze basisinformatie wordt uitgebreid door middel van diepteinterviews met vertegenwoordigers van instellingen die de consumentenbelangen beschermen, van internetproviders en van bedrijven actief in de sector van de (digitale) direct marketing. Dit project genereert de volgende output: ¦een staalkaart van de percepties, attitudes en gedragingen van particulieren ten overstaande van spam; ¦een kritische evaluatie van het bestaande wettelijk kader tegen de achtergrond van de huidige situatie zoals die ervaren wordt door consumenten en specialisten uit de domeinen van de consumentenbescherming, internetproviders en direct marketing; ¦een handleiding voor e-communicatie die rekening houdt met de spamgevoeligheidprofielen van de consumenten.
75
Projectleider: Tummers José
[email protected]
Projectmedewerkers: Eyskens Manou Katholieke Hogeschool Leuven Janssens Kim Katholieke Hogeschool Leuven Nouwen Joris Katholieke Hogeschool Leuven Van Goolen Robrecht Katholieke Hogeschool Leuven
76
Spiervermoeibaarheid en zelfervaren vermoeidheid als indicatoren voor functionele beperkingen en fragiliteit op hogere leeftijd Einddatum: 14/09/2014
Startdatum: 17/09/2012 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Vermoeidheid is een vaak voorkomend probleem op hogere leeftijd maar wordt onvoldoende op gestandaardiseerde wijze geëvalueerd. Vermoeidheid kan op twee manieren gemeten worden: enerzijds door zelfervaren rapportering (zelfervaren vermoeidheid) en anderzijds door spiervermoeibaarheid (weerstand tegen vermoeidheid) te meten. FRAGIL heeft tot doel drempelwaarden voor spiervermoeibaarheid te identificeren die in relatie staan tot functionele beperkingen bij 70-plussers. De spiervermoeibaarheid van 70-plussers met verschillende niveaus van functionele beperkingen en zelfredzaamheid (thuiswonenden, service-flat bewoners, bewoners van woon-en zorgcentra) zullen vergeleken worden met een jonge referentiegroep. Uit analyse van deze resultaten kan men drempelwaarden bepalen in functie van verschillende niveaus van de functiebeperking. Aanvullend zal de verhouding tussen de mate van zelfervaren vermoeidheid en spiervermoeibaarheid in relatie tot functionele beperkingen bij 70-plussers nagegaan worden. Gezien het aandeel ouderen in onze samenleving toeneemt is de kans dat verpleegkundigen in uiteenlopende zorgcontexten in aanraking komen met deze populatie reëel. Kwaliteitsvolle ouderenzorg betekent ook preventief en proactief handelen. Verpleegkundigen spelen, als lid van een multidisciplinair team een centrale rol in het identificeren van gezondheidsrisico’s. Voorliggend project beoogt tegemoet te komen aan de huidige nood aan klinisch hanteerbare screeningsinstrumenten voor spiervermoeibaarheid en zelfervaren vermoeidheid in de verpleegkundige benadering van oudere patiënten. Het project bundelt interne expertise van de opleiding verpleegkunde en biomedische laboratoriumtechnologie met externe expertise, door samenwerking met onderzoeksgroepen in binnen- en buitenland.
77
Projectleider: Tessa Avermaete
[email protected]
Contactpersoon: Tessa Avermaete
[email protected]
Projectmedewerkers: Astrid Paenhuys Katholieke Hogeschool Leuven Ynes Punie Katholieke Hogeschool Leuven
78
Standaardtaal vs. substandaardtaal in het Vlaamse onderwijs: een perceptueel en attitudineel onderzoek Einddatum: 14/09/2014
Startdatum: 17/09/2012 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: De algemene opmars van het Substandaardnederlands ten nadele van het Standaardnederlands wordt ook in het onderwijs waargenomen, terwijl beleidsteksten net de rol van het onderwijs onderlijnen in de overdracht van de standaardtaal. Hoewel de (Sub)Standaardtaal in Vlaanderen uitgebreid gedocumenteerd is, is er nauwelijks systematisch onderzoek verricht naar de positie van beide variëteiten van het Belgisch Nederlands in het onderwijs. Met dit project willen we bijdragen tot het aanvullen van die lacune. We zullen de attitudes van de personen actief in het Vlaamse onderwijs, meer bepaald het kleuter- lager en secundair onderwijs, in kaart brengen en vervolgens vergelijken met het officiële onderwijsbeleid. De resultaten vormen een empirische basis om, 1.het draagvlak van het onderwijsbeleid in het werkveld te schetsen. 2.te reflecteren over de positie van de standaardtaal en substandaardtaal in het Vlaamse onderwijs. 3.te reflecteren over de visie op de moedertaalcompetentie binnen de lerarenopleiding.
79
Projectleider: José Tummers
[email protected]
Contactpersoon: José Tummers
[email protected]
Projectmedewerkers: Annelies Deveneyns Katholieke Hogeschool Leuven
80
Structureel sociaal werk
Einddatum: 15/09/2013
Startdatum: 19/09/2011 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Het sociaal werk als globale professie legt zichzelf drie doelen op: sociale verandering, het oplossen van intermenselijke problemen en empowerment. Werken aan sociale verandering betekent dat er naast individueel ook structureel, beleidsbeïnvloedend gewerkt wordt om ongelijkheden te bestrijden en sociale rechtvaardigheid te realiseren. Deze opdracht is in het sociaal werk echter het minst theoretisch onderbouwd en het minst vertaald naar methodieken, instrumenten en handvaten voor het dagelijks handelen van sociaal werkers. Dit PWO-project wil een wezenlijke bijdrage leveren om deze lacune in te vullen. Hiervoor wordt een lerend netwerk opgericht met sociaal werkers die op verschillende niveaus inhoud en vorm geven aan structuurgericht werken. Door hen samen te brengen en hun methodieken te expliciteren, te analyseren en te verspreiden draagt dit project bij aan de kwaliteitsverbetering van het sociaal werk in Vlaanderen. Het project zal uitmonden in de oprichting van een lerend netwerk rond deze thematiek waarin zowel het werkveld als het onderwijs vertegenwoordigd is.
81
Projectleider: Bloemen Hildegard
[email protected]
Projectmedewerkers: Bamps David Katholieke Hogeschool Leuven
82
PWO-projecten van
Katholieke Hogeschool Limburg
ThinkFirst
Einddatum: 31/08/2015
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Katholieke Hogeschool Limburg
Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: KHLeuven
Partners uit het werkveld: CTO
Samenvatting: Voorliggend project is een vergelijkend onderzoek van bestaande hulpmiddelen die de kans op foutvrije software gevoelig wil verhogen en aldus een bijdrage leveren aan de kwaliteit van software testen. We richten ons specifiek op hulpmiddelen die test driven development ondersteunen in een Java omgeving, voor functionele testen. Hiervoor worden een aantal realistische voorbeelden uitgewerkt en wordt een marktonderzoek gedaan naar de noden van bedrijven. Dit alles zal resulteren in een vergelijkende studie, zodat bedrijven, hogescholen, en andere geïnteresseerden op basis van dit onderzoek een gefundeerde keuze kunnen maken.
83
Projectleider: Bart Salmon
[email protected] 011 18 00 00
Contactpersoon: Bart Salmon
[email protected] 011 18 00 00
www.khlim.be
84
ThinkFirst
Einddatum: 13/09/2015
Startdatum: 16/09/2013 Instelling: Katholieke Hogeschool Leuven
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: KHLim, KHBO
Partners uit het werkveld: ACA IT-Solutions
Samenvatting: In software ontwikkeling is testen essentieel, maar het onderhouden en uitvoeren van niet geautomatiseerde test scenario's is zeer tijdrovend, weinig uitdagend en heeft een hoge kostprijs. Om deze reden zijn bedrijfsmensen op zoek naar hulpmiddelen om dit proces te ondersteunen. Soms voeren zij zelf een beperkte studie uit, veelal beperkt tot één of twee hulpmiddelen, en vanuit hun specifieke context. Vaak hebben ze echter niet de tijd en het budget om hier verder in te gaan. Bovendien is het niet erg efficiënt dat ze telkens opnieuw ‘het warm water uitvinden’. Voorliggend project heeft tot doel bedrijven te helpen een gefundeerde keuze te maken voor het voor hen best geschikte hulpmiddel voor de automatisering van software testing. We richten ons specifiek op hulpmiddelen die test-driven development ondersteunen in een Javaomgeving, voor functionele testen. Hiervoor worden een aantal realistische voorbeelden uitgewerkt en wordt een marktonderzoek gedaan naar de noden van bedrijven. Dit alles zal resulteren in een vergelijkende studie, een document dat de voor- en nadelen van de verschillende onderzochte hulpmiddelen weergeeft. Bedrijven, hogescholen, en andere geïnteresseerden kunnen dit document gebruiken als handleiding dienen om, geval specifiek, het meest geschikte hulpmiddel te kiezen voor testen. Daarnaast voorzien we een realistisch uitgewerkte set van codevoorbeelden, waar bij eenzelfde case telkens getest wordt met ieder bestudeerd hulpmiddel. Deze codevoorbeelden kunnen dienen als extra documentatie.
85
Projectleider: Mieke Kemme
[email protected]
Contactpersoon: Mieke Kemme
[email protected]
Projectmedewerkers: Lieve Goedhuys Katholieke Hogeschool Leuven Elke Steegmans Katholieke Hogeschool Leuven
86
Black outs
Einddatum: 31/08/2015
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: KU Leuven
Partners uit het werkveld: Infrax, Smart grid leveranciers, icleantech, phoenix
Samenvatting: Door de vervroegde kernuitstap, het uitvallen van 2 kernreactoren ¡n Doel en Tihange en de stijgende energiebehoefte vergroot het risico op nationale/reg¡onale black-outs. Het doel van dit project is ondezoeken hoe we binnen een microgrid ervoor kunnen zorgen dat een black-out overbrugd kan worden. Het microgrid zal de black-out detecteren en vervolgens in eilandbedrijf fungeren als noodgroep. Hiervoor zuilen we ook ondezoeken hoe we energie kunnen bufferen in het microgrid en hoe we optimaal kunnen omgaan met de beschikbare energie in geval van black-out zodat residenties binnen het microgrid geen hinder ondervinden van een black-out op het algemeen elektric¡teilsnet.
87
Projectleider: Thomas Vanhove
[email protected] 0497 65 34 83
Contactpersoon: Thomas Vanhove
[email protected] 0497 65 34 83
Projectmedewerkers: Joel Claes Katholieke Hogeschool Limburg Jan Elsen Katholieke Hogeschool Limburg Bart Salmon Katholieke Hogeschool Limburg
www.khlim.be
88
De impact van leiderschapsontwikkeling op de hoofdverpleegkundige, de zorgattitudes van het verpleegkundig team en het ethisch klimaat op ethisch leiderschap Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2010 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschap, KU Leuven.
Partners uit het werkveld: /
Samenvatting: Wereldwijd staat de gezondheidszorg onder druk. De schaarste op de arbeidsmarkt, vooral in de verpleegkunde, staat in schril contrast met de toenemende vraag naar zorg. Een bevraging van tienduizend Belgische verpleegkundigen (Milisen et al. 2006), en van 500 Vlaamse pasafgestudeerde verpleegkundigen (Milisen et al. in press), toonde aan dat vooral de zorgcontext (economische beperkingen, tijdsdruk, communicatieproblemen, hiërarchische werkrelaties, etc.) aan de basis ligt van de crisis in het verpleegkundig beroep. Verpleegkundigen weten wat goede zorg is, maar worden in hun praktijk verhinderd door contextfactoren. Deze factoren kunnen de ethische praktijkvoering van verpleegkundigen belemmeren wat frequent leidt tot ethisch leed (moral distress) bij verpleegkundigen (Corly 2002, Bell & Breslin 2008). De aanwezigheid van een adequaat leiderschap ‘in de zorg’ (in tegenstelling tot administratief leiderschap) wordt erkend als één van de sleutelelementen om verpleegkundigen te ondersteunen in hun ethische praktijkvoering (McClure & Hinshaw 2002, Bell & Breslin 2008). Het Clinical Leadership Program (CLP) is een veelbelovend leiderschapsmodel dat gericht is op de ontwikkeling van leiderschapskwaliteiten van hoofdverpleegkundigen (De Geest et al. 2003). Centraal in het programma staat de ‘actionlearning-benadering’ (McGill & Beaty 1994), een methode waarbij mensen zich kunnen ontwikkelen door te werken rond problemen in een concrete werkomgeving. Hierbij is niet enkel de oplossing van het probleem belangrijk, maar ook het leerproces zelf. Door het versterken van leiderschapskwaliteiten van hoofdverpleegkundigen beoogt het CLP de competenties en ethische zorgattitudes van verpleegkundigen te bevorderen en op deze manier ook een ethische praktijkvoering te ondersteunen (Titchen 2000, Claessens & Dierckx de Casterlé 2003, De Geest et al. 2003). In verschillende Vlaamse ziekenhuizen werd het CLP geïmplementeerd (Dierckx de Casterlé et al. 2002, 2008). Er is echter weinig inzicht in enerzijds het leerrendement op zich, en anderzijds in de mogelijke impact van het CLP op de zorgattitudes van verpleegkundigen en op de ontwikkeling van een ethisch klimaat op een verpleegeenheid (Dierckx de Casterlé et al. 2008). Vanuit de sector komt de dringende vraag naar meer en beter inzicht in resultaten en betekenis van de investering in leiderschapsontwikkeling. Onderzoeksvragen: 1. Wat is de impact van het CLP op het ethisch leiderschap van de hoofdverpleegkundige? 2. Wat is de impact van het CLP op de ontwikkeling van (ethische) zorgattitudes van afdelingsverpleegkundigen? 3. Wat is het leerrendement van het CLP, en op welke wijze kunnen dit worden geoptimaliseerd? 4. Wat betekent het CLP voor de ontwikkeling van een ethisch klimaat op een verpleegeenheid? 5. Welke factoren beïnvloeden de impact van het CLP?
89
Projectleider: Joke Lemiengre
[email protected] Oude Luikerbaan 79 3500 Hasselt
Contactpersoon: Hendrikje Huysmans
[email protected] 011 28 82 60 Oude Luikerbaan 79 3500 Hasselt
Projectmedewerkers: Stefan Lycops Katholieke Hogeschool Limburg Luc Van Gorp Katholieke Hogeschool Limburg
http://www.khlim.be/pagina-quadri/pwo-ethisch-leiderschap
90
De implementatie van onlinemethodieken in de Bijzondere Jeugdzorg
Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
Wetenschappelijke partners: KU Leuven Faculteit psychologie en pedagogische wetenschappen, onderzoekseenheid gezins- en orthopedagogie
Partners uit het werkveld: KH Kempen Steunpunt Jeugdhulp, CAD Limburg, KH Leuven
Samenvatting: In samenwerking met Sporen vzw, een multifunctioneel centrum (MFC) binnen de bijzondere jeugdzorg, onderbouwen we de implementatie van onlinemethodieken binnen de werking van een organisatie, en onderzoeken we de effecten ervan op de werking van de hulpverleners. Deze onlinemethodieken vormen het resultaat van de zoektocht door een andere organisatie, Tonuso vzw, naar de manier waarop internet als methodiek binnen een organisatie in de bijzondere jeugdzorg gebruikt kan worden. Men tracht hierbij antwoord te geven aan een bestaande nood naar vernieuwing en men speelt in op een beweging naar onlinehulpverlening. De onlinemethodieken voorzien de hulpverlener voornamelijk van een andere taal om zijn dagdagelijkse hulpverleningsprocessen uit te voeren. Een taal die vaak meer aansluit bij de specifieke behoeften van de cliënten binnen de bijzondere jeugdzorg. Dit onderzoek verschaft ons meer inzicht in de manier waarop internet en specifiek onlinemethodieken geïmplementeerd kunnen worden in een organisatie voor bijzondere jeugdzorg. Daarnaast willen we ook zicht krijgen op de specifieke effecten ervan op de betrokken hulpverleners. Daarom kiezen we ervoor dit onderzoek heel participatief op te zetten. De hulpverleners worden mee onderzoeker in dit actieonderzoek. Samen met Sporen vzw willen we zo een verdere ontsluiting van onlinemethodieken naar heel Vlaanderen voorbereiden.
91
Projectleider: Davy Nijs
[email protected] 0494 17 87 52 Katholieke Hogeschool Limburg Campus Diepenbeek, Agoralaan gebouw B bus 1 3590 Diepenbeek
Contactpersoon: Davy Nijs
[email protected] 0494 17 87 52 Katholieke Hogeschool Limburg Campus Diepenbeek, Agoralaan gebouw B bus 1 3590 Diepenbeek
http://www.khlim.be/expertise/expertisecel-e-social-work
92
De rol van vroedvrouwen bij prenatale screening en diagnostiek
Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2010 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: Prof. Dr. Em. M. Grypdonck, expert kwalitatief onderzoek in de Verplegingswetenschappen, UGent, Prof. Dr. W. Gyselaers, gynaecoloog en expert prenatale screening, ZOL en UHasselt.
Partners uit het werkveld: Ziekenhuis Oost Limburg (zorgmanager Moeder & Kind en hoofdvroedvrouwen), Maria Ziekenhuis Overpelt (hoofdvroedvrouw), Centrum voor Relatievorming en Zwangerschapsprolemen (voorzitter en stafmedewerker-psycholoog), Opleiding Vroedkunde Limburg (PHL en KHL
Samenvatting: Dit PWO-project wil tegemoet komen aan een veranderde situatie in het werkveld, waarbij prenatale screening niet enkel aan hoog-risico zwangeren wordt aangeboden, maar een routinepraktijk is. Tegelijk zien we een evolutie waarbij vroedvrouwen een eigen rol krijgen in zorgprotocollen. De doelstellingen zijn het vergroten van competenties en zelfvertrouwen/rolbewustzijn van vroedvrouwen met betrekking tot counseling bij prenatale screening en diagnostiek - het promoten en professionaliseren van de vroedvrouw als counselor in het algemeen - het promoten en professionaliseren van de vroedvrouw als 'moral actor' in de context van prenatale screening en diagnostiek.
93
Projectleider: Katrien Ruytjens
Contactpersoon: Hendrikje Huysmans
[email protected] Departement Gezondheidszorg, Oude Luikerbaan 79 - 3500 Hasselt
http://www.khlim.be/pagina-quadri/de-rol-van-vroedvrouwen-bij-prenatale-screening-en-diagnostiek
94
De zelfstandige kledingzaak/ schoenenwinkel van de toekomst
Einddatum: 31/08/2015
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners: KHLeuven
Partners uit het werkveld: UNIZO Limburg
Samenvatting: Hoe kan een zelfstandige kledingzaak / schoenwinkel zich onderscheiden in de veranderende detailhandelsmarkt.
95
Projectleider: Tin Van den Putte
[email protected] 0496 54 62 63
Contactpersoon: Tin Van den Putte
[email protected] 0496 54 62 63
Projectmedewerkers: Vicky Strauven Katholieke Hogeschool Limburg Lutgarde Lenssen Katholieke Hogeschool Limburg Annelies Schrooten Katholieke Hogeschool Limburg Brenda Wilmots Katholieke Hogeschool Limburg
96
Een (geloof)waardig vak?
Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners: KU Leuven - Faculteit Theologie en Religiewetenschappen - Onderzoeksgroep Anthropos
Partners uit het werkveld: KHLeuven - KAHO SL - Vlaams Verbond van Katholieke Hogescholen - IDKG - THOMAS - Vicariaat Onderwijs Bisdom Hasselt
Samenvatting: In het christendom wordt een universele algemeen-menselijke heilsboodschap voor iedereen beleden. Het is deze universele draagwijdte die het pedagogisch engagement van het christendom fundeert: de christelijke boodschap zegt iets uit over "de mens als mens" en richt zich dus tot "iedereen". Zou het niet kunnen dat precies dit universeel perspectief de plaats van het vak rooms-katholieke godsdienst in de algemene vorming van jongeren rechtvaardigt? Recente ontwikkelingen zetten deze stellin alvast onder druk. He feit dat onze westerse maatschappij een multireligieuze, samenleving is geworden, stelt de eendimensionale richting van het vak rooms-katholieke godsdienst in vraag. Hoe kan een dergelijk vak beweren jongeren voor te bereiden op een multireligieuze samenleving? Vervolgens reduceert het proces van de individualisering de godsdienstige overtuiging tot de subjectieve sfeer. Is het nog verantwoord om een godsdienstige aangelegenheid te programmeren in een publieke dienstverlening als het onderwijs? Het vak rooms-katholieke godsdienst is daarom vandaag voorwerp van een hevig maatschappelijk debat. Voorliggend project gaat de uitdaging aan om de universele draagwijdte van het christendom te herontdekken te midden van deze nieuwe maatschappelijke context en deze ook didactisch te ontsluiten. Het project concretiseert deze insteek door te focussen op de vraag naar het bestaansrecht van het vak rooms-katholieke godsdienst en deze te expliciteren voor het vak rooms-katholieke godsdienst zoals geprogrammeerd in het secundair onderwijs. In het kielzog van het Vakdidactisch Centrum van het Departement Lerarenopleiding engageert het project zich tot een constructieve bijdrage tot het maatschappelijk debat over het godsdienstonderwijs in het secundair onderwijs.
97
Projectleider: Johan Ardui
[email protected] 011 56 15 70 Katholieke Hogeschool Limburg Campus Diepenbeek, Agoralaan gebouw B bus 1 3590 Diepenbeek
Contactpersoon: Johan Ardui
[email protected] 011 56 15 70 Katholieke Hogeschool Limburg Campus Diepenbeek, Agoralaan gebouw B bus 1 3590 Diepenbeek
Projectmedewerkers: Pieter De Witte Katholieke Hogeschool Limburg
98
Een onderzoek naar de methodiek van herstelbemiddeling bij minderjarigen Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2010 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
Wetenschappelijke partners: Leuvens Instituut voor criminologie
Partners uit het werkveld: BAAL (Bureau Alternatieve Afhandeling Limburg
Samenvatting: Dit onderzoeksproject richt zich op de methodiek van herstelbemiddeling bij minderjarigen. Herstelbemiddeling wil aan de minderjarige verdachte en het slachtoffer van een als misdrijf omschreven feit de mogelijkheid bieden om door onderlinge communicatie te komen tot een constructieve vorm van herstel. Het communicatieproces dat tijdens een herstelbemiddeling tot stand gebracht wordt, is voor alle betrokken partijen een middel om hun visie en hun beleving op de feiten te herschrijven. Het biedt de minderjarige verdachte de mogelijkheid om de verantwoordelijkheid voor zijn daden op te nemen en een inspanning tot herstel te leveren. Eerdere onderzoeksresultaten zeggen tot nu toe weinig over de onderliggende processen die spelen tijdens bemiddeling. Het werkveld signaleert een nood aan verdere professionalisering in de methodiek van herstelbemiddeling. Tevens zijn er belangrijke methodologische bemerkingen aangaande eerder onderzoek naar herstelgerichte praktijken. Het kader van Van Yperen en Veerman (2008) werpt een nieuw licht op effectonderzoek in de jeugdzorg. Expliciteren wat men doet, met welke frequentie, voor wie en waarom, zijn de eerste stappen op de weg van de effectiviteit. Vanuit bovenstaande informatie legt dit onderzoeksvoorstel de focus op de methodiek van herstelbemiddeling minderjarigen. Vanuit een uitgebreide literatuurstudie, documentanalyse en bevraging van de deelnemers aan herstelbemiddeling minderjarigen, komt het onderzoek tot een grondige beschrijving van de methodiek. Deze omschrijving is te zien als een good practice. Deze good practice wordt getoetst aan de praktijk via participerende observatie en een bevraging van de beleving van de betrokkenen. Via deze toets wordt de methodiek geëvalueerd en bijgestuurd tot een best practice. De resultaten worden vertaald naar een profiel voor de herstelbemiddelaar en een aangepast vormingsaanbod.
99
Projectleider: Greet Van Der Wielen
[email protected] 011 28 82 70 Oude Luikerbaan 79 3500 Hasselt
Contactpersoon: Ilse Smits
[email protected] 011 28 82 70 Oude Luikerbaan 79 3500 Hasselt
Projectmedewerkers: Stéphanie Légat Katholieke Hogeschool Limburg
http://www.khlim.be/pagina/een-onderzoek-naar-de-methodiek-van-herstelbemiddeling-minderjarigen
100
Impact van het ontwikkelen en inzetten van een educatieve game ter preventie van alcohol- en drugsmisbruik: a two-way street Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Gezondheidszorg
Katholieke Hogeschool Limburg
Onderwijs
Wetenschappelijke partners: KU Leuven Specifieke Lerarenopleiding Gezondheidswetenschappen
Partners uit het werkveld: Diocesane Pedagogische Begeleidingsdienst Hasselt, CAD, Psychiatrische Kliniek Broeders Alexianen Tienen
Samenvatting: Voorliggend PWO biedt een aan antwoord op de vraag naar methodieken om preventie van alcohol- en drugsmisbruik bij jongeren in het, kader van de Vakoverschrijdende Eindtermen (VOET-en) in het programma van het secundair onderwijs. Tevens integreert het de vraag van de de jeugdpsychiatrische afdeling Pathways binnen het ziekenhuis Broeders Alexianen Tienen om tegemoet te komen aan de voorliefde voor gamen binnen hun patiëntenpopulatie. Voorliggend PWO-proposal wenst jongeren die een behandelprogramma alcohol- en drugsverslaving volgen binnen Pathways, te motiveren om onder begeleiding van experten vanuit [ED+ict] en hun begeleiders binnen Pathways mee een educatieve game rond alcohol- en drugspreventie voor leerlingen uit het secundair onderwijs te maken. Tevens zal het nagaan of jongeren die de game ontwikkelen en het spelen in het kader van hun behandelprogramma, dit als een meerwaarde voor hun behandeling ervaren. Daarnaast stelt zich de vraag of het spelen van de game een positieve invloed heeft op hun verworven kennis aangaande alcohol- en drugsmisbruik. Ook de ander groep gebruikers van, deze game, jongeren uit het secundair onderwijs, behoren tot de groep van de digital natives. De vraag die we voor deze groep wensen te beantwoorden is of de in dit PWO ontwikkelde game bijdraagt tot het verwerven van kennis aangaande alcohol- en drugsmisbruik op een voor hen attractieve en toegankelijke wijze.
101
Projectleider: Hendrikje Huysmans
[email protected] 0470 65 02 73 Katholieke Hogeschool Limburg Campus Diepenbeek, Agoralaan gebouw B bus 1 3590 Diepenbeek
Contactpersoon: Hendrikje Huysmans
[email protected] 0470 65 02 73 Katholieke Hogeschool Limburg Campus Diepenbeek, Agoralaan gebouw B bus 1 3590 Diepenbeek
http://www.khlim.be/expertise/geestelijke-gezondheidszorg
102
Impact van leiderschapsontwikkeling op het ethisch leiderschap van de hoofdverpleegkundige Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2010 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschap, KU Leuven
Partners uit het werkveld: Algemene ziekenhuizen in Vlaanderen
Samenvatting: Verpleegkundigen weten wat ‘goede’ zorg is, maar worden door de veeleisende en complexe zorgcontext verhinderd om deze ‘goede’ zorg te kunnen bieden. Dagelijks staan verpleegkundigen voor grote en kleine ethische uitdagingen wanneer ze ervaren dat hun visie over goede patiëntenzorg in conflict komt met het medisch, verpleegkundig of organisatorische beleid van een zorgvoorziening. Deze pijnlijke ervaring van niet te kunnen handelen volgens zijn/haar kernwaarden omschrijft men met het concept ‘moral distress’. De leiderschapsstijl van de hoofdverpleegkundige is een belangrijke factor om de afdelingsverpleegkundigen te versterken in het verlenen van goede patiëntenzorg. Dit kan onder meer door het realiseren van een ethisch klimaat op de verpleegeenheid. Het ‘Clinical Leadership Programma’ is een vertaling van transformationeel leiderschap naar de Vlaamse zorgcontext en is gericht op de ontwikkeling van leiderschapskwaliteiten van hoofdverpleegkundigen. Het programma bevat de mogelijkheid om hoofdverpleegkundigen strategieën aan te leren die gericht zijn om het versterken van afdelingsverpleegkundigen om in deze moeilijke zorgcontext ‘goede zorg’ te leveren. Het onderzoeksproject beoogt inzicht te verwerven in de mogelijke impact van het Clinical Leadership Programma op de ethische leiderschapsontwikkeling van de hoofdverpleegkundige, op de ethische zorgattitudes en het omgaan met moral distress van afdelingsverpleegkundigen, en op het ethisch klimaat van een verpleegeenheid in een algemeen ziekenhuis. Het onderzoeksproject is tot stand gekomen binnen de samenwerking tussen de expertisecel ethiek en het speerpunt TOOL.
103
Projectleider: Joke Lemiengre
[email protected] 016 33 29 23 Campus Gezondheidszorg Oude Luikerbaan 79 3500 Hasselt
104
Impact van persoongerichte zorg via Dementia Care Mapping op het welbevinden van bewoners met dementie en hun zorgverleners in Vlaamse woon- en zorgcentra Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2010 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: LUCAS, KU Leuven
Partners uit het werkveld: woon- en zorgcentra in Limburg
Samenvatting: Voorliggend onderzoek wil het effect van persoonsgerichte zorg (PGZ) via de methode van Dementia Care Mapping (DCM) nagaan. DCM meet het welbevinden van bewoners met dementie en is tegelijkertijd een proces om kwalitatieve zorg vanuit het perspectief van de persoon met dementie te ondersteunen. Om de impact van DCM te onderzoeken, wordt binnen acht Limburgse woon- en zorgcentra een quasi experimenteel onderzoek opgezet. De steekproef wordt over twee groepen verdeeld: een experimentele- en een controlegroep. De onderzoekspopulatie (m.n. de bewoners met dementie en de hulpverleners die hen omringen) en de familie van de bewoners worden geïnformeerd over DCM. Personeel zal bovendien vorming krijgen rond PGZ. De visie van Tom Kitwood, grondlegger van DCM, zal dienen als leidraad bij het definiëren van PGZ in deze context. Respect, individuele zorg, perspectief van de persoon met dementie en omgeving zijn sleutelbegrippen bij PGZ. Het onderzoek legt de focus op (1) metingen van welbevinden van personen met dementie, (2) op interventies in de zorg door middel van vorming rond PGZ en verbeteringsacties in de zorg en (3) op het uitwerken van een training voor zorgverleners. De metingen gebeuren aan de hand van een gestandaardiseerde observatiemethode (DCM) en aan de hand van een gouden standaard (QUALIDEM). Focus groepen worden uitgevoerd om kwalitatieve gegevens te verzamelen. De bedoeling van de metingen is om de impact te kennen van PGZ via DCM op het welbevinden van bewoners en op attitude en gedrag van hulpverleners. Op basis van de bevindingen tijdens het onderzoek wordt een trainingspakket uitgewerkt om een zorgzame basisattitude bij zorgverleners te ontwikkelen ten behoeve van kwalitatieve zorg. Deze zorg vertrekt vanuit de behoeften van mensen met dementie die verblijven in residentiële settings.
105
Projectleider: Ingrid Dreesen
[email protected] 011 28 82 60 Oude Luikerbaan 79 3500 Hasselt
Contactpersoon: Hendrikje Huysmans
[email protected] 011 28 82 60 Oude Luikerbaan 79 3500 Hasselt
http://www.khlim.be/pagina-quadri/dementia-care-mapping
106
Intelligente sturing van residentiële lasten en opslag ondersteunt de integratie van hernieuwbare energiebronnen Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2010 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: ESAT / onderzoeksgroep ELECTA KU Leuven
Partners uit het werkveld: /
Samenvatting: Om meer hernieuwbare energiebronnen op het elektrisch net te schakelen wordt de balancing of het zorgen voor het evenwicht tussen productie en vraag moeilijker omdat de input van zon en wind fluctueren. Vroeger pasten zich de centrales aan aan de lasten, nu zullen de lasten zich moeten aanpassen (Demand Side Management = DSM) aan de elektriciteitsproductie. In dit project willen we nagaan hoe men residentiële lasten en thermische en/of elektrische opslag intelligent kan afstemmen op locale hernieuwbare energieproductie zonder comfortverlies. Dit komt voornamelijk neer op het in tijd verschuiven van de energieopname van de lasten, die al dan niet van buffers voorzien zijn. De standaard domotica pakketten focussen op veiligheid, comfort en verminderd energieverbruik maar niet op balancing. Bovendien vereist DSM tweerichtingscommunicatie tussen de netwerkoperator en het communicatienetwerk in huis ( home area network = HAN.) Dit project ontwerpt een beheersysteem dat de elektriciteitsuitwisseling tussen één woning of een wijk (cluster van 3 woningen) en het distributienet controleert. De beschikbare hernieuwbare energie bepaalt de vereiste controle. Proof-ofconcept voor één woning EN voor een wijk zal op het einde van het project gedemonstreerd worden. Deze wijk zal ook auto’s bevatten die zich ofwel uitsluitend als last gedragen of ook als noodgroep voor een huis kunnen functioneren door gebruik te maken van een bidirectionele acculader.
107
Projectleider: Jan Elsen
[email protected] 011 23 07 90 Agoralaan gebouw B, bus 3 3590 Diepenbeek
Contactpersoon: Kris Henrioulle
[email protected] 011 23 07 90 Agoralaan gebouw B, bus 3 3590 Diepenbeek
Projectmedewerkers: Peter Kellens Katholieke Hogeschool Limburg Kris Lemkens Katholieke Hogeschool Limburg
www.khlim.be
108
Kleinschalige decentrale energieopwekking door supermarkten door middel van energieopwekking uit afval Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: Universiteit Hasselt vakgroep milieu-economie: Miet van Dael
Partners uit het werkveld: Cleantecht Do tank biomassa
Samenvatting: iNET staat voor Intelligente Nieuwe EnergieTechnologieën en maakt deel uit van het departement Industriële Wetenschappen en Technologie van de KHLim. De expertise van iNET spitst zich toe op: innovatieve koeltechnieken, microen smartgrids, decentrale energieopwekking, waterstoftechnologie en elektrische mobiliteit. Binnen het luik innovatieve koeltechnieken wordt onder andere onderzoek verricht op koelinstallaties voor supermarkten werkende op natuurlijke koelmiddelen. Door de samenwerking met eigenaars van supermarkten hebben we een breed netwerk opgebouwd. Uit deze samenwerking is dit projectvoorstel ontstaan. Door navraag te doen bij een middelgrote supermarkt (Carrefour express) weten we dat, er ongeveer 400 kg aan kartonafval per week, 150 kg plastiek per twee weken en een 300 kg voeding (groenten en etenswaren over datum) wordt geproduceerd. Met dit project worden de mogelijkheden onderzocht op welke manier het afval van een supermarkt kan worden aangewend om op een zo efficiënt mogelijke en economisch verantwoorde manier bij te dragen bij de productie van energie. Er wordt nagegaan hoe groot een installatie moet zijn om rendabel te zijn. Anderzijds zal worden nagegaan hoe de supermarkten hun afvalbeleid moeten ‘aanpassen’ en hoe ze kunnen samenwerken door het afval van een aantal supermarkten samen te brengen. Er zal worden onderzocht hoe deze technieken kleinschalig kunnen worden ingezet en vanaf welke hoeveelheid afval de bouw van kleinere mobiele vergistingsinstallaties rendabel zijn. Door deze kleinere installaties te plaatsen op strategisch gekozen locaties (goede spreiding) zal het afval steeds lokaal worden verwerkt en worden lange reistijden, zoals dat nu het geval is bij gelijkaardige grootschalige projecten, vermeden.
109
Projectleider: Marc Schreurs
[email protected] 011 34 56 70 Katholieke Hogeschool Limburg Campus Diepenbeek, Agoralaan gebouw B bus 1 3590 Diepenbeek
Contactpersoon: Marc Schreurs
[email protected] 011 34 56 70 Katholieke Hogeschool Limburg Campus Diepenbeek, Agoralaan gebouw B bus 1 3590 Diepenbeek
Projectmedewerkers: Joël Claes Katholieke Hogeschool Limburg Tine van den Putte Katholieke Hogeschool Limburg
http://www.khlim-inet.be/
110
Omgaan met uitzichtloos existentieel lijden van patiënten met een langdurige psychiatrische zorgnood: een zoektocht naar een model voor palliatie Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: KU Leuven Centrum voor Biomedische Ethiek en Recht
Partners uit het werkveld: De Hulster vzw, UPC KU Leuven campus Kortenberg, PK Broeders Alexianen, OPZ Geel, KU Leuven, centrum voor ziekenhuis- en verplegingswetenschappen
Samenvatting: Uitzichtloos existentieel lijden van patiënten met een langdurige psychiatrische zorgnood is een onder(her)kend probleem in de geestelijke gezondheidszorg. Het existentieel lijden kan voortkomen uit de nood aan persoonlijke ontwikkeling en het zoeken naar zingeving, de nood om gerespecteerd en niet gestigmatiseerd te worden, en het verlies van hun autonomie en eigenwaarde. De confrontatie met het existentieel lijden van deze patiënten roept ook ethische vragen op over de betekenis en inhoud van de behandeling en zorg voor deze patiëntengroep, zoals bijvoorbeeld het al dan niet verder zetten van de medische behandeling, het al dan niet ingaan op euthanasievragen van patiënten, etc. Heel recent komt zowel in Vlaanderen als in Nederland een debat op gang over de mogelijke rol van palliatieve zorg om met existentieel lijden in de geestelijke gezondheidszorg om te gaan. De betekenis en inhoud van palliatieve zorg in de context van de geestelijke gezondheidszorg is nog onontgonnen. Naast de conceptuele onduidelijkheden, is ook op onderzoeksvlak weinig of niets ondernomen in het domein van palliatie in de psychiatrische zorg. Tenslotte ontbreekt ook op beleidsvlak een kader voor palliatieve zorg in een psychiatrische zorgsetting. Onderzoek naar de mogelijke rol en ervaringen van psychiatrisch verpleegkundigen in het palliatief begeleiden van patiënten met uitzichtloos existentieel lijden is onbestaande. Een model voor palliatie in de psychiatrische zorgverlening ontbreekt. Het onderzoeksproject beoogt vanuit diepte-interviews de rol van de psychiatrische verpleegkundige tijdens het zorgproces voor patiënten met een langdurige psychiatrische zorgnood met uitzichtloos existentieel lijden vanuit ervaringen van psychiatrisch verpleegkundigen en het concept “palliatie” in deze context te beschrijven. Vanuit de onderzoeksresultaten wordt in dialoog met de praktijk een concrete toepasbare praktijkrichtlijn voor “rol van de psychiatrisch verpleegkundige in het omgaan met het uitzichtloos existentieel lijden van patiënten met een chronische psychiatrische zorgnood ontwikkeld.
111
Projectleider: Joke Lemiengre
[email protected] 011 28 82 60 Katholieke Hogeschool Limburg Campus Diepenbeek, Agoralaan gebouw B bus 1 3590 Diepenbeek
Contactpersoon: Joke Lemiengre
[email protected] 011 28 82 60 Katholieke Hogeschool Limburg Campus Diepenbeek, Agoralaan gebouw B bus 1 3590 Diepenbeek
http://www.khlim.be/expertise/geestelijke-gezondheidszorg
112
Ontwikkeling en evaluatie van een activeringprotocol ter preventie van immobiliteit en functionele achteruitgang bij gehospitaliseerde ouderen Einddatum: 31/08/2015
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: KU Leuven / KHLeuven / UZLeuven
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: De algemene doelstelling van het project is het ontwikkelen van een activeringsprotocol gericht op gehospitaliseerde ouderen, en het evalueren van de haalbaarheid van dit protocol voor zorgverleners in de dagelijkse ziekenhuispraktijk. , , , , , ,,, Er zal een antwoord geboden worden op volgende 2 onderzoeksvragen: (1) Welke interventies ter preventie van functionele achteruitgang en immobiliteit bij (gehospitaliseerde) ouderen worden in de internationale literatuur beschreven, en (2) Hoe wordt de bruikbaarheid en haalbaarheid van het ontwikkelde activeringsprotocol gepercipieerd door de verschillende zorgdisciplines in functie van het toepassen van het protocol in de dagelijkse ziekenhuispraktijk bij gehospitaliseerde ouderen?
113
Projectleider: Elke Detroyer
[email protected] 011 28 82 60
Contactpersoon: Elke Detroyer
[email protected] 011 28 82 60
www.khlim.be
114
Optimalisatie van de beeldvorming en beeldverwerking voor een 3DROBOTBINPICKING systeem Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: Luc Mertens van de Karel de Grote Hogeschool, labo industriële visie.
Partners uit het werkveld: /
Samenvatting: Het voorliggend projectvoorstel focust zich op 3D-robotbinpicking. Dit is een techniek waarbij men met een camera objecten, die random verspreid liggen, lokaliseert en vervolgens deze objecten met een robotarm opneemt. De huidige stand der techniek is momenteel echter ontoereikend voor brede inzetbaarheid van dit systeem in een industriële context. De positie van de te grijpen objecten wordt vaak verkeerd ingeschat wat foute grijppogingen en langere cyclustijden veroorzaakt. Bijgevolg is 3D-binpicking momenteel geen rendabele oplossing voor bedrijven. De belangrijkste oorzaken van het foutief inschatten van de 3D-positie zijn enerzijds storende factoren in een industriële omgeving zoals invallend licht, trillingen, vervuiling die de beeldvorming verstoren en anderzijds de ontoereikendheid van de bestaande beeldverwerkingsalgoritmes die niet in staat zijn om complexe vormen en verstoorde beelden juist te interpreteren. Dit project heeft als hoofddoel de huidige technologie van 3D-binpicking te optimaliseren zodat deze techniek toch inzetbaar wordt in een industriële context. We zullen ons in het onderzoek zowel focussen op de verbetering van de beeldvormingsals de beeldverwerkingstechnieken. We willen dit realiseren o.b.v. experimenteel onderzoek. De eerste stap in het onderzoek is inventariseren welke 3D-robotbinpickingsystemen het best functioneren in een geïdealiseerde context (eenvoudige producten zonder externe storingsfactoren). Met deze kennis wordt zo’n geïdealiseerd 3Drobotbinpickingsysteem in het labo opgebouwd. Op dit vereenvoudigd systeem testen en analyseren we vervolgens de effecten van de storende factoren inherent aan een industriële context op de performantie van dit geïdealiseerde systeem. Hieruit zal blijken waar de 3D-beelden en de bestaande beeldverwerkingsalgoritmes tekort schieten. Op basis hiervan zal vervolgens het 3D-camerasysteem worden aangepast om de invloed van de storende factoren zoveel mogelijk te beperken en worden de beeldverwerkingsalgoritmes verbeterd tot het 3D-robotbinpickingsysteem zonder falen en met aanvaarbare cyclustijden werkt in een industriële context. Tot slot zullen ter demonstratie en validatie van het ontwikkelde systeem op laboschaal 3D-robotbinpickingsystemen geïnstalleerd worden in een selectie van bedrijven uit onze kenniskring.
115
Projectleider: Jurgen Tombal
[email protected] 011 23 07 90 Campus Diepenbeek, Agoralaan,gebouw B, bus 3 3520 Diepenbeek
Contactpersoon: Kris Henrioulle
[email protected] 011 23 07 90 Campus Diepenbeek, Agoralaan, gebouw B, bus 3 3520 Diepenbeek
Projectmedewerkers: Wim Beckers Katholieke Hogeschool Limburg Nico Bartholomevis Katholieke Hogeschool Limburg Bart Jacobs Katholieke Hogeschool Limburg Eric Claesen Katholieke Hogeschool Limburg
www.khlim.be
116
Optimalisatie van een duurzame drinkwaterproductie-eenheid voor ontwikkelingsgebieden Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Katholieke Hogeschool Limburg
Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: Thomas More Antwerpen, onderzoeksgroep Proces- en milieutechnologie
Partners uit het werkveld: Hach Lange, Bevrijde wereld, Advanced waste water solutions
Samenvatting: In het noorden van Ghana is de plaatselijke bevolking vaak aangewezen op oppervlaktewater uit dug-outs voor hun drinkwatervoorziening. Dit water is echter sterk vervuild, voornamelijk met coliforme bacteriën afkomstig uit feces. Thomas More Mechelen heeft in 2009 het project Water4Ghana opgestart en heeft hierdoor een waterzuiveringsinstallatie gebouwd in Wovuguma, in de buurt van Tamale. Lab4U zal in dit project werken rond de optimalisatie van de waterzuiveringsstrategie. In eerste instantie wordt een watertestkit ontworpen die bestaat uit eenvoudige, snelle en goedkope tests om de fysico-chemische en microbiologische kwaliteit van het drinkwater te testen. Daarnaast zal deze testkit dienen om periodiek de goede werking van een zuiveringsinstallatie te controleren. In tweede instantie wordt de zandfilter, een onderdeel van de zuiveringsinstallatie, onder de loep genomen. Er worden testen uitgevoerd voor het vinden van de beste filtermodule met een goede filtercapaciteit en die weinig onderhoud vergt. Er wordt steeds vertrokken van de kennis die reeds is opgebouwd. Bij de labotesten worden zoveel mogelijk studenten van PBA chemie betrokken via projectwerk. Er wordt veel aandacht besteed aan de duurzaamheid van de zuiveringsstrategie voor de plaatselijke bevolking. Daarnaast wordt er een sensibiliseringscampagne ontworpen door het departement Gezondheidszorg om het nut van drinkbaar water aan te tonen en het gebruik ervan te promoten. De kennis die in dit project opgedaan worden i.v.m. filtertechnieken, eenvoudige analysetechnieken en vooral internationale ontwikkelingssamenwerking wordt ingezet om dit project op lange termijn verder te zetten in ontwikkelingslanden waar KHLim reeds actief is. Met dit doel wordt er reeds een prospectie uitgevoerd in Tanzania.
117
Projectleider: Ann Creemers
[email protected] 011 23 07 90 Katholieke Hogeschool Limburg Campus Diepenbeek, Agoralaan gebouw B bus 1 3590 Diepenbeek
Contactpersoon: Ann Creemers
[email protected] 011 23 07 90 Katholieke Hogeschool Limburg Campus Diepenbeek, Agoralaan gebouw B bus 1 3590 Diepenbeek
Projectmedewerkers: Hendrikje Huysmans Katholieke Hogeschool Limburg
http://www.khlim.be/expertise/lab4u
118
Powerquality bij groene energiebronnen gekoppeld aan het net en in microgrids Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: ESAT/ Onderzoeksgroep ELECTA KU Leuven
Partners uit het werkveld: Technische Universiteit Eindhoven, Alrasol, The Solarcompany, Lambrechts NV, Aquasolar, PVVlaanderen
Samenvatting: Door de opkomst van groene energie bronnen (GEB) is decentrale energieproductie in opmars. Particulieren en bedrijven kunnen met behulp van photovoltaïsche zonnecellen, warmtekrachtkoppeling etc. zelf elektrische energie opwekken. Indien zij een overschot aan elektrische energie hebben, wordt dit meestal teruggeleverd aan het elektriciteitsnet. Dit geeft enerzijds problemen op vlak van capaciteit en beveiliging van het elektriciteitsnet en balancering tussen vraag en aanbod. Hierrond werd, ook binnen i-NET, al veel onderzoek gedaan. Anderzijds heeft deze decentrale productie van groene energie ook invloed op de kwaliteit van spanningen en stromen in het elektriciteitsnet, de ‘Power Quality’ (PQ). Op dit aspect focussen we in dit PWO project omdat hierrond veel minder onderzoek gebeurd is. Gekende problemen zijn spanningsstijgingen in het elektriciteitsnet zodra PV-panelen of windturbines veel energie terugleveren. Daarnaast is er een spectrum aan minder onderzochte PQ-problemen. Deze problemen willen we eerst onderzoeken voor netgekoppelde groene energie bronnen. Daarna spitsen we het onderzoek toe op microgrids. In microgrids is de invloed van PQ-problemen immers veel groter en op het eerste zicht minder beheersbaar. Anderzijds worden, de meetresultaten in microgrids minder beïnvloed door externe factoren. Op basis van de meetresultaten in microgrids willen we tenslotte een simulatiemodel opstellen dat in een laatste fase van het onderzoek kan uitgebreid worden naar netgekoppelde systemen. Kennisverspreiding, zowel binnen de sector van installateurs van systemen voor, decentrale energieproductie als voor de PBA energietechnologie, is tenslotte een belangrijke doelstelling voor dit project. Uit dit project kan een expertisecel Power Quality ontstaan binnen i-NET waardoor op termijn dienstverlening mogelijk wordt.
119
Projectleider: Jan Elsen
[email protected] 011 23 07 90 Katholieke Hogeschool Limburg Campus Diepenbeek, Agoralaan gebouw B bus 1 3590 Diepenbeek
Contactpersoon: Jan Elsen
[email protected] 011 23 07 90 Katholieke Hogeschool Limburg Campus Diepenbeek, Agoralaan gebouw B bus 1 3590 Diepenbeek
Projectmedewerkers: Jan Elsen Katholieke Hogeschool Limburg
http://www.khlim-inet.be/
120
Ultrasoon geassisteerd uitlogen van (an)organische polluenten uit bodemfracties (USbodem) Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: Chemische ingenieurstechnieken (CIT) KU Leuven
Partners uit het werkveld: VITO
Samenvatting: De huidige installaties voor het zuiveren van bodem, verder grondwasinstallaties genoemd, kunnen slechts een beperkt gedeelte van de vervuilde gronden in Vlaanderen behandelen. Deze processen kampen bovendien met zwaar vervuilde restfracties die niet kunnen herbruikt worden en dus verbrand of gestort moeten worden. Literatuur en eigen eerste onderzoeksresultaten geven aan dat zowel ultrasone golven (geluidsgolven) als uitloog additieven leiden tot hogere verwijderingsrende-menten van (an)organische verontreinigingen in deze bodems. Hierdoor verhoogt enerzijds het aantal bodems dat in aanmerking komt voor behandeling en worden anderzijds zuiverdere restfrac-ties bekomen die opnieuw een economische waarde hebben doordat hergebruik mogelijk is. Het project onderzoekt daarom in welke mate de combinatie van ultrasone golven en uitloog additieven de vrijzetting van de vervuiling uit de bodem vergemakkelijkt waardoor de behandeling van bodems in grondwasinstallaties verbetert. Het onderzoek spitst zich toe op bodems met hoofd-zakelijk een anorganische (zoals zware metalen) of organische vervuiling (zoals polycyclische aroma-tische koolwaterstoffen (PAKs), vluchtige organische verbindingen (VOCs) en minerale oliën). Concreet heeft dit project tot resultaat dat (i) zowel de optimale ultrasoon parameters (vermogen, reactietijd, puls/continu, bodem/water verhouding) als de additieven (soort en hoeveelheid) gekend zijn voor het uitlogen van (an)organische polluenten, (ii) het verwijderingsrendement van twee geselecteerde bodemfracties bepaald wordt en (iii) er nagegaan wordt waar en hoe de technologie het best in bestaande grondwasinstallaties geïmplementeerd kan worden. Het proces kan namelijk ingezet worden als voorbehandelingstechniek in het begin van de installatie of als nabehandelings-techniek op de restfracties.
121
Projectleider: Elke Gubbelmans
[email protected] 011 23 07 90 Agoralaan gebouw B, bus 3 3590 Diepenbeek
Contactpersoon: Kris Henrioulle
[email protected] 011 23 07 90 Agoralaan gebouw B, bus 3 3590 Diepenbeek
www.khlim.be
122
Vroeginterventij bij riskant en problematisch internetgebruik
Einddatum: 31/08/2015
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Katholieke Hogeschool Limburg
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
Wetenschappelijke partners: VAD
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Dit project focust zich op de ontwikkeling van methoden en strategieën voor vroeginterventie bij problematisch internetgedrag bij jongeren, waarbij we gebruik maken van het internet en specifiek via de inzet van diverse sociale media.
123
Projectleider: Davy Nijs
[email protected] 0494 17 87 52
Contactpersoon: Davy Nijs
[email protected] 0494 17 87 52
Projectmedewerkers: Katrien Dreessen Katholieke Hogeschool Limburg Jasmine Buntinx Katholieke Hogeschool Limburg Bart Jacbos Katholieke Hogeschool Limburg
www.khlim.be
124
PWO-projecten van
LUCA School of Arts
(I)Verlicht
Einddatum: 30/06/2013
Startdatum: Instelling: LUCA School of Arts
Studiegebied: Architectuur
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: Philips Lighting, Delta Light
Samenvatting: (I)Verlicht, Verlichting vormt een belangrijke bouwsteen van een goed interieurontwerp. Het is tevens een complex gegeven dat naast theoretische kennisoverdracht ook praktijkgerichte oefeningen vergt. Het doel van dit PWO ligt op het integreren van onderwijs over licht en verlichting binnen de professionele bachelor opleiding interieurvormgeving. Dit zal gebeuren a.d.h.v van een zgn 'lichtkabinet'; een soort lichtlabo waar niet enkel de wetenschap, maar vooral de beleving van licht, kleur en ruimte centraal staat. Naast innovatieve werkvormen en didactisch materiaal voor de docent, zal de student er zelf kunnen experimenteren met licht, kleur en ruimte.
125
Projectleider: Geneviève Marginet
[email protected] 0476 55 02 60
Contactpersoon: Geneviève Marginet
[email protected] 0476 55 02 60
126
Digital Design Education throughout Europe
Einddatum: 30/09/2014
Startdatum: 1/10/2012 Instelling: LUCA School of Arts
Studiegebied: Audiovisuele en beeldende kunsten
Wetenschappelijke partners: Partnership wordt nog samengesteld
Partners uit het werkveld: Diverse bedrijven uit de sector
Samenvatting: Digital Design is een relatief nieuwe speler in het hoger onderwijs landschap en de implementatie ervan in curricula wereldwijd gebeurde op erg verschillende manieren. De reden hiervoor is dat universiteiten en hogescholen de implementatie van deze nieuwe opleidingen toevertrouwden aan de voorhanden zijnde departementen die hiervoor het meest geschikt leken: computerwetenschappen, (ingenieur) elektronica, grafisch ontwerp, vrije kunsten, … Het hoeft niet gezegd dat dit resulteerde in een extreem brede variëteit van invalshoeken. Daarenboven is het inhoudelijk onderscheid tussen professionele en academische opleidingen niet altijd even helder. Dit gaat vooral op voor Digital Design opleidingen die geïnstalleerd werden aan design- en kunstinstituten. Het onderzoek “Digital Design Education throughout Europe” wil Digital Design opleidingen van kunst- en designinstituten over heel Europa (lespraktijk, organisatie, inhouden, onderzoek, …) in kaart brengen. De bevindingen worden gebundeld in een (online en/of geprinte) publicatie die: - een inspiratiebron wil zijn voor nieuwe (en ervaren) docenten in het vakgebied, - lerarenopleidingen een beter zicht wil bieden op het evenwicht tussen technologie en vormgeving dat dergelijke, opleidingen zo typeert, - het mogelijk wil maken om opleidingen te gaan benchmarken met gelijkaardige Europese opleidingen, - opleidingen wil helpen om hun visie over het professionele of academische profiel van hun curriculum te verscherpen, - bruggen wil slaan tussen professionele en academische opleidingen, - opportuniteiten voor (al dan niet toegepast) onderzoek in de branche wil blootleggen, - en het vinden van geschikte internationale partners voor studenten- en docentenmobilitiet of potentiële projectpartners wil faciliteren. De publicatie zal ook een sectie bevatten met interviews en/of artikels die de visie tonen van de bedrijfswereld, docenten, pedagogen, enz... op hoe Digital Design onderwijs vandaag en morgen geïmplementeerd kan worden.
127
Projectleider: Ingwio D'Hespeel
[email protected] 0484 94 05 06
128
Licht in Vlaanderen
Einddatum: 30/09/2015
Startdatum: 1/10/2013 Instelling: LUCA School of Arts
Studiegebied: Audiovisuele en beeldende kunsten
Wetenschappelijke partners: Wouter Ryckaert, docent, KAHO Sint – Lieven & Geassocieerd docent KU Leuven dep. ESAT/ELECTA
Partners uit het werkveld: Catherine Lootens, projectuitvoerder Groen Licht Vlaanderen
Samenvatting: Licht (en kleur) nemen een belangrijke plaats in op het vlak van verbetering van de levenskwaliteit. Om tot een beter ontwikkeld netwerk van licht-educatie te komen is het in kaart brengen van de huidige situatie binnen Vlaanderen een belangrijke stap, en dit binnen verschillende disciplines in hogescholen, universiteiten, bedrijven en de lichtindustrie). De focus van het onderzoek ligt op de relatie tussen de inhoud van de reeds bestaande cursussen en de specifieke vereisten van de doelgroep (de studenten). Aanvullend zullen bepaalde noden tot uiting komen die men ervaart bij de organisatie van een specifiek lessenpakket over licht. Aanvullend wordt er onderzocht hoe de doelstellingen van het huidige aanbod kunnen afgestemd worden op de noden van de doelgroep, en dit in overleg met de actoren binnen de huidige opleidingen. Dit zal leiden tot een handleiding om lichteducatie te verbeteren en beter te integreren binnen de verschillende opleidingen.
129
Projectleider: Genevieve Marginet
[email protected] 09 225 10 00 Hoogstraat 51 9000 Gent
Contactpersoon: Genevieve Marginet
[email protected] 09 225 10 00 Hoogstraat 51 9000 Gent
http://lichtkabinet.wordpress.com/
130
Narthex de optimale digitale ruimte voor netwerking en samenwerking binnen praktijkgericht onderzoek Einddatum: 31/08/2015
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: LUCA School of Arts
Studiegebied: Audiovisuele en beeldende kunsten
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Narthex is een onderzoeksproject dat beoogt om een samenwerkingsplatform te ontwikkelen voor onderzoekers in de audiovisuele en beeldende kunst discipline. Door middel van een geïntegreerd digitaal webgebaseerd applicatie kunnen de verschillende processen binnen een onderzoek ondersteund worden. Hierbij kan inhoud verzameld, gerangschikt, gelinkt en gedeeld worden. Door middel van organische groepen kan gekozen worden welke inhoud met welke doelgroep zal gedeeld worden. Er wordt onderzocht hoe bestaande webgebaseerde tools en sociale applicaties diep geïntegreerd kunnen worden in één omgeving om het vluchtige karakter vast en organiseerbaar te maken. De focus zal ook liggen op het werken met beelden, geluid en video en dit alles binnen een visueel georiënteerde omgeving
131
Projectleider: Kobe Vermeire
[email protected] 02 250 11 40 Paleizenstraat 70 1030 Brussel
Contactpersoon: Kobe Vermeire
[email protected] 02 250 11 40 Paleizenstraat 70 1030 Brussel
http://blog.associatie.kuleuven.be/kobevermeire/
132
SEMANTIC SEARCH/AUTOMINDMAP ASSIST een associatieve zoekmachine Einddatum: 30/09/2014
Startdatum: 1/10/2013 Instelling: LUCA School of Arts
Studiegebied: Audiovisuele en beeldende kunsten
Wetenschappelijke partners: KU Leuven, Fac. Psychologie en pedagogische wetenschappen.
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Dit onderzoek focust op de zoektocht naar, het evalueren en in kaart brengen van digitale tools die het proces van associatief denken binnen creatieve activiteiten ondersteunen. De intentie is om het referentiekader van ontwerpers te verruimen door middel van bijkomende input van online bronnen en hun onderlinge relaties. Hierbij zoeken we een efficiënte, visuele vorm, van informatieverwerking waarbij gerelateerde trefwoorden worden weergegeven op basis van een ingevoerde zoekterm. Dit proces wordt geïtereerd om tot een automatisch gegenereerde, adaptieve mindmap te komen. De relaties tussen de belangrijke trefwoorden worden visueel weergegeven. In tegenstelling tot het klassieke zoekproces dat verengt richting een specifiek resultaat, vereist het creatieve proces juist een verbreding door middel van (nieuwe) associaties. Daarom gaan we onderzoeken hoe en op welke wijze we zo een tool kunnen ontwikkelen of welke alternatieven er mogelijk kunnen zijn.
133
Projectleider: Johny Van de Vyver
[email protected] 09 225 42 90 Zwartezustersstraat 34 9000 Gent
Contactpersoon: Johny Van de Vyver
[email protected] 09 225 42 90 Zwartezustersstraat 34 9000 Gent
Projectmedewerkers: Ingwio D'Hespeel LUCA School of Arts
http://blog.associatie.kuleuven.be/johnyvandevyver/
134
PWO-projecten van
Thomas More Antwerpen
CAVAH - Centraal Auditieve Verwerking bij personen met Auditieve Hoorapparaten: Streven onze hersenen de techniek voorbij? Einddatum: 30/09/2013
Startdatum: 1/10/2012 Instelling: Thomas More Antwerpen
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: Experimentele ORL en, Master-opleiding Logopedische en Audiologische Wetenschappen, KU Leuven
Partners uit het werkveld: Cochlear; Amplifon; GZA Ziekenhuizen St Augustinus Universitaire dienst NKO, Antwerpen; Jessa ziekenhuis dienst NKO, Hasselt
Samenvatting: De interactie tussen sensorische en cognitieve vaardigheden, oren en hersenen, is een onderdeel van het centrale verwerkingsproces. Vanuit een onderbouwde literatuurstudie zal dit onderzoek de bepalende processen diagnosticeren en vorm geven in een testbatterij. De doelgroep bestaat uit normaalhorenden en gehoorgestoorden met hoorapparaten (HA) en cochleaire implantaten (CI). Hoorapparaten en cochleaire implantaten zijn in staat om gehoorgestoorde volwassenen op een aanvaard-bare manier te laten horen. Spraak wordt hoorbaar maar daarom nog niet verstaanbaar in alle luistersituaties. Wanneer er naast spraak achtergrondgeluiden aanwezig zijn, wordt het verstaan van de auditieve informatie moeilijker of onmogelijk. Spraakverstaanbaarheidsprocessen komen tot stand in de hersenen. De informatieoverdracht van spraak via hoortoestellen en cochleaire implantaten kende een technologische stroomversnelling, waarbij nieuwe systemen voor het verbeteren van de signaalruisverhouding ontwikkeld werden. Onderzoek naar de centrale verwerkingsprocessen van spraak in achtergrondlawaai en de mogelijkheid om deze te trainen, vormen een lacune. Dit onderzoeksproject wil de centrale processen betrokken bij spraakverstaan in complexe luistersituaties in kaart brengen en aangepast testmateriaal ontwikkelen om op basis van een individueel auditief profiel het spraakverstaan van de gehoorgestoorde te bevorderen.
135
Projectleider: Marleen De Sloovere
[email protected] 03 241 08 29 Thomas More Antwerpen Bachelor in de logopedie en de audiologie Campus SintAndries Jozef De Bomstraat 11 2018 Antwerpen
Contactpersoon: Marleen De Sloovere
[email protected] 03 241 08 29 Thomas More Antwerpen Bachelor in de logopedie en de audiologie Campus SintAndries Jozef De Bomstraat 11 2018 Antwerpen
Projectmedewerkers: Katrien Vermeire Thomas More Antwerpen Marleen De Sloovere Thomas More Antwerpen Patrick Pelgrims Thomas More Mechelen
www.thomasmore.be
136
Intelligentiemeting in nieuwe banen! De ontwikkeling van een test voor algemene intelligentie voor kinderen, adolescenten en jongvolwassenen op basis van CHC-intelligentiemodel Einddatum: 30/09/2014
Startdatum: 1/10/2012 Instelling: Thomas More Antwerpen
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
Wetenschappelijke partners: Onderzoekseenheid Kwantitatieve Psychologie en Individuele Verschillen - Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen - KU Leuven;
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Vanuit het werkveld is er een nood aan een intelligentietest die is aangepast aan de laatste nieuwe theoretische inzichten en eenvoudig inzetbaar is voor een brede doelgroep, in verschillende settings. Huidig onderzoek heeft tot doel een dergelijke breed inzetbare intelligentietest te ontwikkelen gebaseerd op het meest actuele psychometrisch intelligentiemodel, met name het Cattell-Horn-Carroll (CHC-)model. Het Cattell-Horn-Carroll (CHC-)model is een actueel psychometrisch intelligentiemodel dat alle grote domeinen van het intellectuele functioneren bestrijkt en een holistische, dynamische visie biedt op intelligentie. In de wetenschappelijke literatuur geldt dit model vandaag de dag als de meest uitgewerkte en onderbouwde intelligentietheorie en maakt het in de Verenigde Staten steeds meer opmars. In West-Europa wordt het belang van het CHC-model breed erkend maar ontbreekt er vooralsnog een intelligentietest die alle componenten van het model in kaart brengt. In Vlaanderen zijn de intelligentietesten één van de meest gebruikte instrumenten in de praktijk. Op basis hiervan worden uitspraken geformuleerd over deelaspecten van het cognitief functioneren met vaak gevolgen naar o.a. advisering, classificering, plaatsing, schooloriëntering en financiële uitkering/terugbetaling. Er is dan ook een duidelijke vraag vanuit het werkveld naar een instrument dat aangepast is aan de laatste nieuwe theoretische inzichten en dat eenvoudig inzetbaar is voor een brede doelgroep, in verschillende settings. Het hier voorgestelde onderzoek heeft tot doel een dergelijke breed inzetbare intelligentietest te ontwikkelen gebaseerd op de CHC-theorie. Daarenboven streven we ernaar dat deze intelligentietest ons in staat stelt om op een betrouwbare en valide manier de intelligentiestructuur bij allochtonen en mensen met een verstandelijke beperking in kaart te brengen.
137
Projectleider: Veerle Decaluwe
[email protected] 03 241 08 29 Thomas More Antwerpen Bachelor Toegepaste Psychologie Campus Sanderus Jozef De Bomstraat 11 2018 Antwerpen
Contactpersoon: Veerle Decaluwe
[email protected] 03 241 08 29 Thomas More Antwerpen Bachelor Toegepaste Psychologie Campus Sanderus Jozef De Bomstraat 11 2018 Antwerpen
Projectmedewerkers: Annemie Bos Thomas More Antwerpen Maaike Loncke Thomas More Antwerpen Joke Simons Thomas More Mechelen Kasia Uzieblo Thomas More Antwerpen
www.thomasmore.be
138
STU-DY-WIJZER: Begeleidingsprogramma voor jongvolwassenen met dyslexie (PWO-valorisatietraject) Einddatum: 30/09/2013
Startdatum: 1/10/2012 Instelling: Thomas More Antwerpen
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: Expertisecentrum Nederlands
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Het PWO-valorisatievoorstel STU-DY-WIJZER sluit aan op het PWO-project ‘Verantwoord handelen bij dyslexie in de jongvolwassenheid: de ontwikkeling van een wetenschappelijk onderbouwd ondersteunings- en remediëringspakket.’ (1/10/2009 tot 30/09/2012, promotor dr. Astrid Geudens). Centrale doelstelling van het vooronderzoek was in te gaan op een cruciale nood in het werkveld: ontwikkeling van een wetenschappelijk onderbouwd begeleidingsprogramma voor de doelgroep van jongvolwassenen met dyslexie. Een uitgebreide literatuurstudie bevestigde de lacune naar onderzoek over de werkzaamheid van specifieke ondersteuningsmaatregelen bij jongvolwassenen met dyslexie (o.a. Gerber, 2009), en dit ondanks evidentie dat gebrek aan gepaste begeleiding nefaste gevolgen heeft voor de studie- en beroepsloopbaan van de jongere met dyslexie (De Brauwer, Meersschaert, Aerts, Loncke, & Geudens, 2011; Gerber, 2009; Geudens, Baeyens, Schraeyen, Maetens, De Brauwer, & Loncke, 2011; Geudens, De Brauwer, & Loncke, 2011; Steenbeek-Planting & Kleijnen, 2011). Het vooronderzoek bood een antwoord op deze maatschappelijke lacune in een kwalitatief (Fase 2) en kwantitatief (Fase 3) onderzoeksluik. Door middel van semi-gestructureerde interviews werden ervaringen op het vlak van ondersteuning bij jongvolwassenen met dyslexie, hun ouders, hulpverleners en studiebegeleiders in kaart gebracht. Hierbij kwam de cruciale rol van o.a. volgende factoren aan het licht: communicatie tussen alle betrokken partijen (de jongere zelf, de ouders, de (hoge)school en eventuele hulpverlener), expliciete instructie van metacognitieve strategieën, herhaling, werken op maat van de jongere (De Brauwer et al. 2011; De Brauwer, Meersschaert, Aerts, Loncke, & Geudens, in voorbereiding). Vervolgens werden deze inzichten geïntegreerd in het begeleidingsprogramma en voorlichtingspublicaties (Janssens et al. 2010). De bevindingen uit de interviews i vormden op hun beurt de input voor een uitgebreide vragenlijst met als doelstelling te kwantificeren: wat werkt het beste bij de meeste jongeren? De resultaten van deze studie hebben geleid tot bijkomende concrete adviezen rond werkzame ondersteuning voor jongvolwassenen met dyslexie (bv. werkzame begeleiding bestaat volgens de jongeren zelf uit begeleiding met een individueel aangepaste inhoud waarin veel herhaald wordt en strategieën worden aangebracht; De Brauwer et al. 2012). Deze bevindingen werden tevens geïntegreerd in het ontwikkelde begeleidingsprogramma. De effectiviteitsstudie van het programma startte in het voorjaar 2012, een pilootstudie werd ondertussen succesvol afgerond. De integratie van bevindingen maakt het begeleidingsprogramma voor jongvolwassenen met dyslexie uniek in zijn opzet. Vertrekkende vanuit het totaalprofiel van de jongvolwassene gaat aandacht uit naar psychoeducatie, het ontwikkelen of uitbreiden van compensatietechnieken alsook sociaal-emotionele ondersteuning specifiek afgestemd op jongvolwassen met dyslexie met het oog op optimale kansen binnen het onderwijs en de arbeidsmarkt. Daarmee beantwoordt het programma aan een sterk gevoelde nood in het werkveld (Goetry, Nossent & Van Hecke, 2006). Inspelend op de nood aan een evidence-based begeleidingsprogramma voor jongvolwassenen met dyslexie stelt dit valorisatietraject drie doelstellingen voor: (1) ‘good practice’ van het begeleidingsprogramma uitdragen d.m.v. begeleidingssessies op Code, (2) publicatie van het begeleidingsprogramma in samenwerking met uitgeverij Abimo, (3) uitwerken van een vormingsaanbod aansluitend bij het begeleidingsprogramma
139
Projectleider: Astrid Geudens
[email protected] 03 241 08 09 CODE, expertisecentrum leerstoornissen Thomas More Antwerpen Groep Gezondheid & Welzijn Jozef De Bomstraat 11 2018 Antwerpen
Contactpersoon: Jolien De Brauwer
[email protected] 03 241 08 09 CODE, expertisecentrum leerstoornissen Thomas More Antwerpen Groep Gezondheid & Welzijn Jozef De Bomstraat 11 2018 Antwerpen
Projectmedewerkers: Eline Van Kerckhove Thomas More Antwerpen Jolien De Brauwer Thomas More Antwerpen
www.codelessius.eu
140
TRABAJO-project Aan de slag in het onderwijs en op de arbeidsmarkt: Trajectbegeleiding bij autismespectrumstoornis in de jongvolwassenheid Einddatum: 30/09/2014
Startdatum: 1/10/2012 Instelling: Thomas More Antwerpen
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk Onderwijs
Wetenschappelijke partners: KU Leuven, Onderzoekseenheid Gezins- en Orthopedagogiek KU Leuven, PraxisP (Praktijkcentrum Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen) KU Leuven, Leuven Autism Research (LAuRes)
Partners uit het werkveld: Oriëntatiecentrum (OC) & Gespecialiseerde Arbeidsdienst (GA) Kinsbergen vzw, Wilrijk Passwerk, Berchem
Samenvatting: Binnen de gezondheidszorg en de onderwijssector is er een schrijnend gebrek aan effectieve ondersteuningsmogelijkheden om hoogfunctionerende jongvolwassenen met een autismespectrumstoornis (HFASS) te begeleiden bij de transitie van secundair onderwijs naar hoger onderwijs of de arbeidsmarkt. Deze lacune leidt tot een weinig succesvolle door- en uitstroom in het hoger onderwijs, een lage tewerkstellingsgraad en een onderstimulering van het individuele potentieel. Om dit te verhelpen stelt het huidige onderzoeksvoorstel zich tot doel om een trajectbegeleiding te ontwikkelen voor jongvolwassenen met HFASS die het secundair onderwijs verlaten. Deze trajectbegeleiding focust zowel op de sterkte/zwakte-analyse van de jongvolwassene en zijn/haar omgeving (ASS-specifieke symptomen, adaptief gedrag, cognitief vaardigheidsprofiel, geassocieerde condities en contextanalyse), als op de aansluitende interventie op vlak van studies en arbeid. De valorisatie van dit project voorziet in voor Vlaanderen genormeerde en gevalideerde instrumenten voor een sterkte/zwakte-analyse van specifieke studie-/arbeidsvaardigheden en het algemene functioneren, alsook in een studie- en arbeidsvaardigheidstraining waarmee de gebruikersgroep van hulpverleners uitgerust wordt om de doelgroep integraal en gerationaliseerd te ondersteunen.
141
Projectleider: Baeyens Dieter
[email protected] 03 241 08 09 CODE, expertisecentrum leerstoornissen Thomas More Antwerpen Groep Gezondheid & Welzijn Jozef De Bomstraat 11 2018 Antwerpen
Contactpersoon: Baeyens Dieter
[email protected] 03 241 08 09 CODE, expertisecentrum leerstoornissen Thomas More Antwerpen Groep Gezondheid & Welzijn Jozef De Bomstraat 11 2018 Antwerpen
Projectmedewerkers: Tops Wim Thomas More Antwerpen Baeyens Dieter Thomas More Antwerpen Lotte Van Dyck Thomas More Antwerpen
www.codelessius.eu/
142
PWO-projecten van
Thomas More Kempen
Automatische monitoring van de zeugenactiviteit in de kraamstal
Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2011 Instelling: Thomas More Kempen
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: Onderzoeksgroep Dier&Welzijn - Thomas More Kempen
Partners uit het werkveld: Praktijk-zeugenbedrijven
Samenvatting: Er zijn verschillende redenen van perinatale sterfte die qua periode ingedeeld kunnen worden in sterfte voor werpen, sterfte tijdens werpen en sterfte tijdens de eerste levensdagen. Doodgeboorte is verantwoordelijk voor 30 tot 40 procent van de neonatale sterfte (Fraser et al. 1997; Edwards, 2002). Het (routinematig) toedienen van oxytocine op een foutief tijdstip geeft aanleiding tot een verhoogd aantal doodgeboren biggen. Oxytocine veroorzaakt baarmoedercontracties en is dus een hulp bij het geboorteproces mits op het juiste moment toegediend (Tucker en Hauth, 1990; Mota et al. 2005). Indien oxytocine te vroeg wordt toegediend en het geboorteproces nog niet volledig op gang is gekomen, induceert oxytocine in zeer sterke mate verhoogde biggensterfte t.g.v. een sterke verlaging van het zuurstofpercentage en een ruptuur van de navelstreng (Lucia et al. 2002; Mota et al. 2002). Het geboorteproces duurt normaal gezien zo’n, 2,5 uur. Een duur van 4 uur dient als potentieel problematisch te worden beschouwd met een verhoogd percentage doodgeboren en minder vitale biggen als resultaat (Herpin et al. 1996; Fraser et al. 1997). Enerzijds, dient er bij geboorteproblemen (bv. te lang geboorte-interval t.g.v. een verkeerde ligging van de big) door de varkenshouders hulp worden geboden. Anderzijds, verstoring van het geboorteproces verhoogt het percentage doodgeboorte (Lawrence et al. 1992). Doodliggen van biggen door de zeug komt meestal voor tijdens de eerste drie levensdagen van de biggen (Mainau et al. 2009) en wordt aangegeven als de meest voorkomende oorzaak van biggensterfte in de kraamstal (Spicer et al. 1986; Maderbacher et al. 1993; Rodriguez- Buenfil et al. 1996). Daarbij is het belangrijk dat de zeug rustig is en niet steeds van houding verandert (Randall, 1972). Het steeds veranderen van houding (liggen-zitten-staan) verhoogt de kans op doodliggen bij de biggen (Edwards et al. 1986). Na de geboorte kan biggensterfte worden veroorzaakt door: lactatiestoornissen, trauma.s, te laag geboortegewicht, navelbloeden, aangeboren afwijkingen… (Sandholm et al. 1979; Spicer et al. 1986; Bilkei en Horn, 1991, Loncke et al. 2008). Eigen onderzoek heeft uitgewezen dat het bundelen van pijnlijke ingrepen bij biggen (en daarbij die ingrepen niet op de eerste 5 levensdagen uitvoeren, maar wel op levensdag 6 of 7) en het aanbieden van hokverrijking voor de biggen de biggengroei kan stimuleren en het biggensterftepercentage kan verlagen (Van Beirendonck et al. 2011; Vanheukelom et al. 2011). De waarderingsnorm van één procent uitval van de zogende biggen per gemiddeld aanwezige zeug werd in 2008 berekend op 5,19 euro (ASG, 2008). Dat betekent voor een gemiddeld zeugenbedrijf met 250 zeugen een verlieskost van 12.975 euro (bij 10% uitval) tot 25.950 euro uitval (bij 20% uitval). Een automatisch systeem dat het gedrag van de zeug (1) net voor het geboorteproces (Cronin et al. 1994), (2) tijdens het geboorteproces en (3) de verdere periode in de kraamstal (zo’n 28 dagen) kan monitoren, zal perinatale sterfte van de biggen en de economische verliezen reduceren. Het automatisch voorspellen van het geboortemoment kan voor de varkenshouder een hulp zijn om op dat moment de zeug (meermaals) te gaan controleren en bij problemen te interveniëren. Het automatisch opvolgen van het geboorteproces heeft tot doel om te lange tussentijden bij geboortes te detecteren zodat de varkenshouder hierbij kan tussenkomen. Ook na geboorte is het zinvol om het gedrag van de zeug op te volgen. Bij onrustige zeugen is de kans groter dat biggen worden doodgelegen. Ook hierbij kan de varkenshouder ingrijpen door technische of medicamenteuze handelingen te verrichten (Haussmann et al. 1999). Het ultieme doel is, dat als het automatisch detectiesysteem problemen detecteert de varkenshouder via een sms-bericht op de hoogte wordt gebracht zodat hij kan tussenkomen.
143
Projectleider: Jos Van Thielen
[email protected] 014 56 23 10 Hulzen 27 2200 Herentals
Contactpersoon: Jos Van Thielen
[email protected] 014 56 23 10 Hulzen 27 2200 Herentals
Projectmedewerkers: Tielemans Sophie Thomas More Kempen Heylen Tom Thomas More Kempen Belmans Hugo Thomas More Kempen
www.khk.be
144
Biologische bladluisbestrijding in buitenteelten
Einddatum: 31/08/2015
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Thomas More Kempen
Studiegebied: Biotechniek
Wetenschappelijke partners: Proefcentrum Fruitteelt vzw, Proefstation voor de Groententeelt vzw
Partners uit het werkveld: Boomkwekerij Houtmeyers, IOK, Volkstuin
Samenvatting: In de land- en tuinbouw is het verbruik van pesticiden nog steeds erg groot. Vanaf 2014 verplicht Europa elke land- en tuinbouwer om Integrated Pest Management, (IPM) toe te passen. In dit project gaan we na hoe we bladluizen efficiënt kunnen bestrijden in buitenteelten door gebruik te maken van nuttige insecten. Een grote biodiversiteit aan natuurlijke vijanden kunnen land- en tuinbouwers bekomen door bloemrijke akkerranden aan te leggen rondom hun percelen. Vanuit deze randen migreren de nuttige insecten naar het teeltgewas om bladluizen te bestrijden. Op proefvelden aan de Thomas More Kempen onderzoeken we welke plantcombinaties een optimale productie van nuttige insecten kunnen leveren gedurende een gans groeiseizoen. Deze bevindingen brengen we samen in een advies. Dit advies kan zowel door land –en tuinbouwers als door particulieren toegepast worden. Door juiste combinaties van planten in hun tuin daalt ook het pesticidenverbruik bij particulieren.
145
Projectleider: Liesbeth Vogels
[email protected] 014 56 23 10 Thomas More Kempen Kleinhoefstraat 4 2440 Geel
Contactpersoon: Liesbeth Vogels
[email protected] 014 56 23 10 Thomas More Kempen Kleinhoefstraat 4 2440 Geel
Projectmedewerkers: Alfons Ver Berne Thomas More Kempen Michaël Cassaert Thomas More Kempen Rudi Aerts KU Leuven
(Nog niet van toepassing)
146
Bovenminimale Referentiebudgetten
Einddatum: 31/08/2015
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Thomas More Kempen
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners: Koen Beullens, SOI, KU Leuven
Partners uit het werkveld: Ann Maes, Stafmedewerker OCMW Balen Mohamed El Omari Vlaams Centrum Schuldbemiddeling Annemie Heylen – Nele Doumen Sociale dienst Thomas More Kempen Luc Stijnen Zonnige Kempen Jan Brodala Docent Sociaal Werk Bert Plessers Docent Sociaal Werk Geert Sonderv
Samenvatting: Via het analyseren van huishoudbudgetdata (HBO, 2006-2010) zullen we in dit onderzoek de bestedingspatronen van Belgische gezinnen in kaart brengen. Dit moet leiden tot het opstellen van regressievergelijkingen die de uitgavenpatronen weergeven van gezinnen van verschillende samenstelling en inkomenspositie. Net zoals de referentiebudgetten voor maatschappelijke participatie (die het budget weergeven dat minimaal nodig is om rond te komen), kennen de bovenminimale budgetten een groot valorisatiepotentieel. Wij richten ons in dit project tot het uitwerken van een aantal online tools die burgers en (schuld)hulpverleners kunnen gebruiken om een goed zicht te krijgen op hun eigen financiën (uitgavenmonitor) en die aangeven hoeveel ruimte er in het gezinsbudget is om een krediet af te betalen (risicometer lenen).
147
Projectleider: Storms Bérénice
[email protected] 014 56 23 10 Thomas More Kempen Kleinhoefstraat 4 2440 Geel
Contactpersoon: Bérénice Storms
[email protected] 014 56 23 10 Thomas More Kempen Kleinhoefstraat 4 2440 Geel
Projectmedewerkers: Leen Van Thielen Thomas More Kempen Peter Thijs Thomas More Kempen
www.khk.be
148
Energiemonitoring en anomaliedetectie in gebouwen
Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2010 Instelling: Thomas More Kempen
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: Wetenschappelijke partners: Extern: Maxim Shcherbakov,
[email protected], VSTU Russia, Volgograd; Nescio Nomen (Contactpersoon nog te bepalen), VITO, domein Energie; Prof. Staf Roels,
[email protected] Leuven.be, KU Leuven Bouwfysica; Mieke Deur
Partners uit het werkveld: Externe partners: Adriaan Brebels,
[email protected], Porta Capena; Luc Stijnen,
[email protected], Zonnige Kempen; Wilfried Gilis,
[email protected], Reus Interne partner: Eddy Van Baelen,
[email protected], Facili
Samenvatting: Het is zeer moeilijk om een overzicht te behouden over de verschillende energiestromen in grote gebouwen. Vaak is het “normaal” energieverbruik van het gebouw onbekend. Deze informatie is wel noodzakelijk voor een goed energiebeheer. Gebouwbeheersystemen meten veel energiestromen op, maar deze worden zelden automatisch doorgegeven. Wanneer ze wel doorgestuurd worden aan de juiste medewerkers, worden deze ruwe gegevens meestal niet overzichtelijk aangeleverd. Verantwoorde conclusies zijn hierdoor moeilijk te trekken. In dit onderzoek willen we een aantal doelgroepen (gebouwbeheerders en onderhoudspersoneel) ondersteunen in hun taak door de ruwe data in een bepaalde mate automatisch voor te verwerken. Zo heeft een gebouwverantwoordelijke baat bij een “indicatief verbruik” per functionele verbruikersblok. Aan het onderhoudspersoneel kan een slim systeem in plaats van ruwe meetdata, dadelijk de “abnormale situaties” melden. Dit is momenteel nog niet mogelijk, omdat er in de meeste gebouwen twee belangrijkeonderdelen ontbreken: • Meestal zijn de metingen uit de verschillende informatiebronnen (gebouwbeheersysteem, extra sensoren, andere inputs) niet centraal toegankelijk. Hiervoor is een centrale database nodig; • Verder is er vaak geen model beschikbaar dat de ruwe data correct kan interpreteren; • Deze missing links zijn dan ook de focus van dit project.
149
Projectleider: Joachim Verhelst
[email protected] 014 56 23 10 Kleinhoefstraat 4 2440 Geel
Contactpersoon: Joachim Verhelst
[email protected] 014 56 23 10 Kleinhoefstraat 4 2440 Geel
Projectmedewerkers: Tom Van Roye Thomas More Kempen Bert De Schutter Thomas More Kempen Joke Haemhouts Thomas More Kempen
www.kenniscentrumenergie.be/EnMon
150
Financieel Risicogedrag
Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2011 Instelling: Thomas More Kempen
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Ondanks het feit dat het aantal jongvolwassenen met schulden in ons land gestaag groeit (Op de Beeck, Brodala & Storms, 2011, Nationale Bank van België, 2010), is er weinig wetenschappelijke kennis over het financieel gedrag van jongeren. Deze informatie is nochthans noodzakelijk om een effectief aanbod te kunnen doen van preventieve materialen (lesmateriaal, websites, brochures) die het financieel risicogedrag van jongeren helpen te voorkomen. In Nederland organiseert het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) met dit doel voor ogen al sinds 1984 onderzoek naar het bestedingsgedrag van scholieren in het voortgezet onderwijs (Nibud, 2009). In ons land is deze kennis momenteel, niet, voorhanden. Bovendien, is, informatie, over, het, gedrag, van jongeren in het omgaan met geld niet enkel bruikbaar in het kader van primaire preventieve maatregelen, maar is deze informatie ook nodig met het oog op secundaire preventie, zoals het, opsporen van risicofactoren en een vroegtijdige detectie van een mogelijke schuldenproblematiek .Het uiteindelijk doel van dit project is een bijdrage leveren aan de empowerment van jongeren, waarbij de nodige vaardigheden, kennis, mogelijkheden en middelen worden aangereikt die de jongeren in staat stellen om hun budget op een verantwoorde manier te beheren. We wensen daarom te onderzoeken of en hoe het aanbod aan preventieve materialen het huidig financieel risicogedrag van jongeren helpt te voorkomen en een signaallijst te ontwikkelen die het mogelijk maakt financieel risicogedrag van jongeren vroegtijdig te signaleren. Hiervoor willen we via een grootschalig survey een representatief beeld krijgen en inzicht verwerven in het financieel gedrag van jongeren van 16 jaar tot en met 18 jaar (uit welke bronnen bestaat het inkomen van jongeren, waaraan besteden jongeren hun geld, welk bedrag spenderen ze, hun spaar- en leengedrag) en nagaan in welke mate het financieel gedrag van jongeren als risicovol moet worden beschouwd. Vervolgens wensen we te onderzoeken of en hoe het aanbod aan preventieve materialen het huidig financieel risicogedrag van jongeren helpt te voorkomen.
151
Projectleider: Storms Bérénice
[email protected] 014 56 23 10 Boudewijnlaan 27 2390 Malle
Contactpersoon: Storms Bérénice
[email protected] 014 56 23 10 Boudewijnlaan 27 2390 Malle
Projectmedewerkers: Ilse Cornelis Thomas More Kempen
www.khk.be
152
Maatschappelijke participatie en toegankelijke instituties. Op weg naar een inclusief lokaal sociaal beleid Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2010 Instelling: Thomas More Kempen
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: In dit onderzoek willen we achterhalen hoe hulpverleningsorganisaties, inz. OCMW’s erin (kunnen) slagen om via algemene preventie initiatieven de toegankelijkheid van basisbehoeften te vergroten. Op basis van deze informatie willen we tools ontwikkelen die lokale overheden kunnen gebruiken bij het voeren van een value based, toegankelijk, krachtengericht, proactief en effectief lokaal armoedebeleid. We hebben immers gemerkt dat heel wat lokale overheden worstelen om goede beleidsdoelstellingen te formuleren en te behalen (Beyns, Bruyndoncx, Schildermans, Van Beurden & Van Braeckel, 2008). Het regisseren van lokaal welzijnsbeleid beperkt zich nu hoofdzakelijk tot een aantal goed bedoelde losstaande initiatieven die er, vanuit een defensieve strategie, op gericht zijn om risico’s in te dammen of overlast te beperken. Terwijl Vlaanderen nood heeft aan een offensiever en dynamischer lokaal sociaal beleid (Van Moerkerke, 2010). Vooraleer echter de grondbeginselen van wenselijke preventie af te toetsen bij de huidige praktijk van het lokaal sociaal beleid en na te gaan hoe deze kunnen geoperationaliseerd worden in de concrete realiteit van het lokaal sociaal beleid is het nodig om vooraf een duidelijk zicht te krijgen op de omvang en de ernst van de problematiek. Hoeveel gezinnen (inz. in de budget- en schudhulpverlening) moeten vandaag de dag rondkomen met een te laag discretionair inkomen? Over welke gezinnen gaat het? Wat zijn hun socio-economische karakteristieken? Vervolgens willen we onderzoeken welke strategieën gezinnen hanteren om gedurende een lange periode met een te laag inkomen te overleven en wat de gevolgen hiervan zijn voor de individuele gezinsleden en de maatschappij. We hopen hiermee voldoende informatie te verzamelen om de ernst van de situatie duidelijk te maken voor lokale en bovenlokale overheden en hen zo te stimuleren om value based, stuctureel en projectmatig te willen werken aan het vergroten van de sociale participatie van maatschappelijk kwetsbare groepen. Daarnaast hopen we om ook een goed zicht te krijgen op de bronnen en hulpmiddelen die gezinnen hanteren in hun dagelijkse ‘struggle for life’. Een effectief inclusief lokaal sociaal beleid kan immers niet anders dan empowerend zijn en moet de eigen kracht van de betrokken doelgroep erkennen, meenemen en verder versterken. Doelstellingen • Ontwikkelen van een missie, theoretisch kader, draaiboek en hanteerbare tools voor het voeren van een value based, toegankelijk, krachtengericht, proactief en effectief lokaal sociaal beleid; • In een latere fase hierover opleiding geven aan lokale overheden; • Opleiding sociaal werk versterken, met name op het vlak van structuurgericht werken. Onderzoeksvragen • Hoeveel gezinnen in de budget- en schudhulpverlening moeten vandaag de dag rondkomen met een te laag discretionair inkomen? • Welke zijn de socio-economische karakteristieken van deze gezinnen? • Hoeveel gezinnen met en zonder schulden moeten vandaag in Vlaanderen rondkomen met een te laag discretionair inkomen? • Wat zijn hun socio-economische karakteristieken? • Welke strategieën hanteren gezinnen die door schulden een inkomensterugval maakten om gedurende een lange periode met een te laag inkomen te overleven?
153
Projectleider: Bérénice Storms
[email protected] 014 56 23 10 Boudewijnlaan 27 2390 Malle
Contactpersoon: Bérénice Storms
[email protected] 014 56 23 10 Boudewijnlaan 27 2390 Malle
Projectmedewerkers: Leen Van Thielen Thomas More Kempen Peter Nijs Thomas More Kempen
www.khk.be
154
Ontwikkeling van een risicotaxatie-instrument om de geweldsspiraal bij partnergeweld te doorbreken. Einddatum: 31/08/2015
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Thomas More Kempen
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
Wetenschappelijke partners: Peter De Graef, opleidingshoofd Toegepaste Psychologie, Thomas More Antwerpen, Geert Vervaeke, hoogleraar, Linc, KU Leuven , Charlotte Vanneste, Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie.
Partners uit het werkveld: Marc Dillen, opleidingsdirecteur politieschool Vlaams-Brabant, Ludo Serrien, directeur Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, Lieve Vanermen, waarnemen Procureur des Konings parket Turnhout, Karel Berteloot, Dienst Strafrechtelijk Beleid, Pascale Franck, provin
Samenvatting: Partnergeweld De multidisciplinaire aanpak van partnergeweld staat hoog op de politieke agenda. In het Nationaal Veiligheidsplan 2012-2015 is dit een prioriteit. De bijzondere aandacht voor partnergeweld hoeft niet te verbazen. Het gaat namelijk om een ernstig probleem. De ernst van partnergeweld vloeit voort uit, de complexiteit en de dynamiek van het fenomeen. Slachtoffers kunnen nood hebben aan zowel juridische en politionele als psychologische, sociale en medische begeleiding. Risicotaxatie Risicotaxatie beoogt, een inschatting van partnergeweld, herval en/of escalatie van het geweld, door de aan/afwezigheid van bepaalde risico- en beschermende factoren te beoordelen. Vervolgens kan de interventie worden afgestemd op de risicotaxatie. Risicotaxatie is tot op heden niet standaard geïncorporeerd in de Belgische multidisciplinaire aanpak van partnergeweld. Het onderzoek zal een bijdrage leveren aan de nood om op een gestructureerde wijze een accurate inschatting te maken van situaties van partnergeweld en om aanknopingspunten te formuleren voor de aanpak. Doelstelling Het doel van het onderzoek is het ontwikkelen van een elektronische tool voor risicotaxatie van partnergeweld voor politie, justitie en hulpverlening. De principes van het user-centered design zijn hierbij het uitgangspunt; de professionals worden nauw betrokken bij de ontwikkeling van het elektronisch instrument dat gebruiksvriendelijk, in klare taal en toepasbaar moet zijn voor de gebruikers. Om deze doelstelling te bereiken voorziet het onderzoek een systematische literatuurreview, focusgroepen, ontwikkeling en testing van de tool voor risicotaxatie.
155
Projectleider: Anne Groenen
[email protected] 014 56 23 10 Thomas More Kempen Kleinhoefstraat 4 2440 Geel
Contactpersoon: Anne Groenen
[email protected] 014 56 23 10 Thomas More Kempen Kleinhoefstraat 4 2440 Geel
Projectmedewerkers: Marijke Roosen Thomas More Kempen Kasia Uzieblo Thomas More Antwerpen Karine Nicolay Thomas More Kempen Steven Solberg Thomas More Kempen
156
Recap Nurse
Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2011 Instelling: Thomas More Kempen
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: Universiteit Antwerpen, dep. eerstelijnsgeneeskunde en interdisciplinaire zorg
Partners uit het werkveld: Welzijnszorg Kempen; Huisartsenvereniging Regio Turnhout (HVRT); AZ Turnhout, CM
Samenvatting: De zorgfocus en de beleidsdoelen van de Vlaamse en Federale overheid verschuiven van de tweede lijn naar de eerste lijn. Dit heeft niet alleen economische drijfveren maar het blijkt, zeker voor fragiele ouderen, te resulteren in betere outcomes op het vlak van oriëntatie in tijd en ruimte, snellere revalidatie, vlottere heropname van het dagelijkse leven en een verminderd optreden van nosocomiale infecties en complicaties (Cleland et al. 2002; Starfield, Shi, & Macinko 2005; WHO 2008). Hiervoor moeten echter structuren, organisatievormen en samenwerkingsverbanden ontwikkeld worden, aangepaste communicatieflows uitgetekend worden, nieuwe zorgspecialismen en competentieprofielen ontwikkeld worden en innovatieve assistieve en supportieve technologieën dienen deze processen te ondersteunen. RECAP (REgional CAre Portals) is een innovatief lnterreg project lopende over drie jaar. Het richt zich op de ontwikkeling, finetuning en implementatie van innovatieve technologie, namelijk de thuismonitoring van cardiaal belaste fragiele ouderen. Dit impliceert echter ook een koppeling tussen technologie en zorg: m.a.w. wat is de meerwaarde van de technologische innovatie voor de zorg, wat is de impact hiervan op de huidige en toekomstige (multidisciplinaire en lijnoverschrijdende) zorgsamenwerkingsverbanden. En wat is de plaats van de verpleegkundige in deze transmurale zorgvorm. RECAP-nurse zal dit koppelingsaspect te belichten. Dit maakt dat RECAP (NURSE) een departementoverstijgend project wordt. Het RECAP NURSE project richt zich op de zorg voor fragiele ouderlingen en chronisch zieken met gekend chronisch hartfalen en polypharmacie, wonende in de stad Turnhout of de stadsrand .Het Onderzoek RECAP-NURSE analyseert het profiel van de zorgverlener als centrale schakel in het proces van (A) observatie en monitoring, (B) beoordeling van deze gegevens, (C) inschatting van de ernst van de bevindingen en (D) handelen op basis hiervan. Het ultieme doel van het project is verdere optimalisatie van de eerstelijnszorg door het uitbouwen van multidisciplinaire samenwerkingsverbanden, ondersteund door innovatieve technologie. Belangrijk in dit onderzoek is om de plaats van de verpleegkundige en de huisarts binnen dit netwerk te situeren en uit te zoeken op welke wijze de zorgvrager, de zorgverlener en technologische innovatie tot maximale complementariteit kunnen komen. Outcomes • De primaire outcome van dit project is (1) een duidelijk competentie- en expertiseprofiel voor de RECAP-nurse, (2) een vergelijking met de huidige afstuderende verpleegkundigen en (3) concrete voorstellen om discrepanties tussen deze twee te ondervangen. • Secundaire outcomes: duidelijke protocols en richtlijnen, afgesloten tussen stakeholders in eerste en tweede lijn, die een kader scheppen waarbinnen de RECAP-nurse kan functioneren. • Het ultieme doel is de ontplooiing van de RECAP structuur en de harmonieuze samenwerking tussen alle partijen, met centraal in deze structuur de RECAP-nurse. • Een literatuurstudie (publicatie).
157
Projectleider: Jef Adriaenssens
[email protected] 014 80 61 01 Kabienstraat 41 2275 Lille
Contactpersoon: Evi Willemse
[email protected] p/a Campus Blairon 800 2300 turnhout
Projectmedewerkers: Froyen Geert, RN Thomas More Kempen Jordens Tom, RN, MsN Thomas More Kempen Willems Evi, RN, MsN Thomas More Kempen
www.khk.be
158
Recuperatie van solventen uit proces- en afvalstromen door azeotrope batchdestillatie Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2010 Instelling: Thomas More Kempen
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: KU Leuven, departement CIT; VITO
Partners uit het werkveld: Janssen Pharmaceutica; De Neef Chemical Processing; Nitto Europe; Ajinomoto Omnichem
Samenvatting: De meeste producten in de fijnchemie worden geproduceerd door batchprocessen. Bij deze processen worden er verschillende proces- en afvalstromen geproduceerd die vaak zouten en mengsels van solventen bevatten. Momenteel wordt een groot gedeelte van de afvalstromen verbrand. Het recupereren van solventen uit deze stromen zorgt ervoor dat de emissies (bv. emissies naar de lucht door verbranding, reststoffen die vrijkomen bij verbranding, e.a.) aanzienlijk zullen verminderen en dat de grondstoffen efficiënter gebruikt worden. Het is vanzelfsprekend dat aan deze milieu-aspecten duidelijk identificeerbare en kwantificeerbare economische kenmerken verbonden zijn, gezien de kost die afvoeren voor verbranding met zich meebrengt. Daarenboven blijven de solventen in een gesloten, kringloop, wat een belangrijk principe is van de "cradle to cradle" filosofie. De afvalstromen die geproduceerd worden zijn dikwijls mengsels, waarbij de interactie tussen de componenten leidt tot de vorming van azeotropen. Azeotropen zijn mengsels die door conventionele destillatie niet te scheiden zijn. Voor continue processen worden hiervoor alternatieve technieken zoals pervaporatie en/of azeotrope destillatie aangewend. De afvalstromen bij batch processen hebben dikwijls een meer complexe samenstelling. Daardoor zal een innovatieve scheidingstechniek nodig zijn om de gewenste scheiding batchgewijs te bereiken. Hiervoor bestaat er momenteel binnen de bedrijven echter onvoldoende kennis en expertise om deze scheidingen op industriële schaal toe te passen. Azeotrope destillatie is een verzamelnaam voor homogene azeotrope destillatie, heterogene azeotrope destillatie en extractieve destillatie. Al deze processen hebben gemeen dat er een entrainer wordt toegevoegd aan het solventmengsel om de moleculaire interacties te wijzigen en zo azeotropen te breken. Destillatie is een robuuste techniek die kan ingezet worden voor een grote verscheidenheid aan afvalstromen. Azeotrope destillatie wordt momenteel ook enkel toegepast in continue processen. Ondanks de sterke interesse in de problematiek is de aanwezige kennis op het vlak van azeotrope scheidingen bij de geïnteresseerde bedrijven gering. Door actief mee ter werken aan het project kunnen ze inzicht verwerven en praktijkervaring opdoen rond solventrecuperatie (testen op industriële schaal). Na afloop van het project kan beslist worden om het geoptimaliseerde scheidingsconcept in te schakelen voor de verwerking van hun specifieke solventafvalstromen. Naast het duidelijke milieuvoordeel zal dit voor de bedrijven ook economisch zeer interessant zijn, daar minder solventen aangekocht én minder afvalsolvent verbrand dienen te worden. Doel en opzet van het project: Het algemeen doel van het PWO-project is het ontwikkelen van een multi-inzetbaar scheidingsconcept dat toelaat solventen te recupereren uit batchstromen op basis van destillatietechnologie. Zowel solvent gebruikende bedrijven uit de fijnchemie (Janssen Pharmaceutica, Nitto, Omnichem) als het enige solvent verwerkende bedrijf van Vlaanderen (De Neef Chemical Processing) zijn geïnteresseerd in dit project. Al deze bedrijven kunnen aanzienlijk economisch voordeel halen uit dit project. Om dit economisch voordeel maximaal uit te buiten zal bij het opzet van het project rekening gehouden worden met mogelijke valorisatie bij de bedrijven. Zo zullen de drie te onderzoeken cases industriële solventstromen zijn van: Janssen Pharmaceutica, Nitto en De Neef. Deze solventstromen worden zo gekozen dat: • De multi-inzetbaarheid van het scheidingsconcept kan onderzocht worden; • Het bedrijf zo veel mogelijk voordeel kan halen uit de implementatie van het scheidingsconcept. Dit wordt geëvalueerd op basis van het volume van de solventstroom en de kostprijs van nieuw aan te kopen solvent.
159
Projectleider: Steven Vreysen
[email protected] 014 56 23 10 Kapkes 6 2230 Herselt
Contactpersoon: Steven Vreysen
[email protected] 014 56 23 10 Kapkes 6 2230 Herselt
Projectmedewerkers: Steven Vreysen Thomas More Kempen Guy Van Baelen Thomas More Kempen
www.khk.be
160
TOP: Tool voor het Optimaliseren van individuele Prothese-uitlijning
Einddatum: 30/09/2015
Startdatum: 1/10/2012 Instelling: Thomas More Kempen
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: (Deze lijst is nog in opbouw en kan bijgevolg nog veranderen): BBOT, ISPO-B, Anvasport, Ortho Feskens, Dhooge-Ven, Orthopedie Thuer, Albatros, orhthopedie Cuyt, E.D.S orthopedie, Leunen orthopedie, Elewaut orthopedie, V!go, Orthomed, TordDep, Orthopedie D
Samenvatting: Problematiek: Dragers van onderbeenprothesen hebben vaak verscheidene klachten wat betreft comfort: pijn of weefselschade ter hoogte van de stomp door druk en wrijving, asymmetrisch of abnormaal gangpatroon, zeer snel moe worden tijdens het lopen, pijn in gewrichten, spierpijnen enz. Veel van deze klachten kunnen worden geminimaliseerd door het optimaal configureren en (dynamisch) uitlijnen van de prothesen, Prothesisten kunnen op dit ogenblik enkel steunen op hun eigen ervaringen en expertise voor deze empirische “dynamische” uitlijning en configuratie. Doelstellingen: De doelstelling van dit project is de ontwikkeling en verspreiding van een tool voor de prothesist om configuratie en uitlijning van onderbeenprothesen te optimaliseren, uitgaande van de individuele comfortwensen van de prothesegebruiker. Hierbij beogen we het vergroten van effectiviteit en efficiëntie van de diensten die een orthopedisch technoloog moet leveren. Tegelijk zal de kwaliteit van de zorg voor de prothesegebruiker aanzienlijk toenemen (Quality of Life). Methode: Een combinatie van simulaties met een gangsimulator, musculoskeletale modellen en eindige elementenanalyse geeft de mogelijkheid om de kennis te ontwikkelen waarbij de invloed van protheseontwerp en -uitlijning op het comfort van de prothesegebruiker tijdens het gaan in kaart worden gebracht. De resultaten van deze simulaties zullen worden vertaald in een bruikbaar algoritme voor de prothesist. Zowel het werkveld, als patiënten, studenten en docenten zullen betrokken worden in de uitvoering van dit project.
161
Projectleider: Louis Peeraer
[email protected] 014 56 23 10 Thomas More KHKempen Kleinhoefstraat 4 2440 Geel
Contactpersoon: Louis Peeraer
[email protected] 014 56 23 10 Thomas More KHKempen Kleinhoefstraat 4 2440 Geel
162
Verwijdering van organische microverontreinigingen uit afvalwater met plantenzuiveringssystemen en biorotoren Einddatum: 31/08/2015
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Thomas More Kempen
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: De aanwezigheid van organische microverontreinigingen in oppervlaktewater is een groot (en nog groeiend) probleem voor het milieu. Omdat de verontreinigingsbronnen divers zijn en er vaak geen alternatieven voor het gebruik voorhanden zijn, worden steeds meer organische microverontreinigingen in steeds hogere concentraties in het oppervlaktewater en ook in het grondwater aangetroffen. Dit bewijst dat deze microverontreinigingen niet volledig verwijderd worden in conventionele waterzuiveringssystemen. Voorbeelden van organische microverontreinigingen zijn: PPCP’s (pharmaceuticals and personal care products), organochloorverbindingen, pesticiden,…, De ontwikkeling en toepassing van economisch en ecologisch haalbare waterzuiveringstechnieken, om organische microverontreinigingen te verwijderen, is daarom een belangrijke uitdaging. Rietvelden kunnen organische microverontreinigingen verwijderen via fysische, chemische en biologische processen. Deze processen omvatten evapotranspiratie, fotochemische oxidatie, sedimentatie, sorptie en biologische afbraakprocessen. Welk verwijderingsmechanisme het belangrijkste aandeel heeft, is niet bekend. Het belang van een bepaald afbraakmechanisme varieert sterk afhankelijk van factoren zoals kwaliteit van het afvalwater, systeem, vegetatietype, hydraulische retentietijd, temperatuur, zuurstofhuishouding…
163
Projectleider: Rob Van Deun
[email protected] 014 56 23 10 Thomas More Kempen Kleinhoefstraat 4 2440 Geel
Contactpersoon: Rob Van Deun
[email protected] 014 56 23 10 Thomas More Kempen Kleinhoefstraat 4 2440 Geel
Projectmedewerkers: Mia Van Dyck Thomas More Kempen
http://www.constructedwetlands.net
164
VOETY: diagnose van voettypes
Einddatum: 1/01/2016
Startdatum: 1/01/2013 Instelling: Thomas More Kempen
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: Thomas More (MOBILAB)
Partners uit het werkveld: (deze lijst is nog in opbouw en kan dus nog veranderingen ondergaan), ALBATROS FUNESCO GEUBELS AELBERS ELEWAUT EDS, THUER, CUYT ORTHIMEX RSSCAN CONINX VANMECHELEN LEUNEN DE PRETRE FBP BBOT AZ TURNHOUT REVALIDATIEKLINIEK GEEL
Samenvatting: Voetklachten vormen een alomtegenwoordig probleem in de huidige maatschappij. Diagnose en behandeling vallen onder de verantwoordelijkheid van medici, orthopedisch- en schoentechnologen, podologen en therapeuten. In deze sectoren bestaat echter een enorme verscheidenheid aan analysemethodes, technieken en criteria voor de cruciale diagnose van een voettype. Dit kan gaan van anamnese, onderzoek van de schoenslijtage, klinisch onderzoek (bepalen van spierkracht, spierlengte, bewegingsuitslag, soepelheid van de gewrichten) tot het gebruik van podobaroscoop, blauwdruk van de voetzool, plantaire drukmeting, ganganalyse met camera, statische voetzool scanner,... Vanuit het werkveld is er zo een behoefte ontstaan om hierin eenduidigheid te scheppen. Samen met Mobilab wordt binnen het onderzoeksproject VOETY een wetenschappelijke onderbouwing in de keuze voor biomechanische analysemethode ontwikkeld. In VOETY wordt, aan de hand van een grootschalige meetcampagne, deze methodologie ontwikkeld en afgetoetst op de huidige kennis en expertise van het werkveld.
165
Projectleider: Louis Peeraer
[email protected] 014 56 23 10 Thomas More Kempen Kleinhoefstraat 4 2440 Geel
Contactpersoon: Louis Peeraer
[email protected] 014 56 23 10 Thomas More Kempen Kleinhoefstraat 4 2440 Geel
166
VORODYNSCA: "Het bepalen van VOetROtatieassen aan de hand van de analyse van beelden verkregen via DYNamische 3D-SCAnning" Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2010 Instelling: Thomas More Kempen
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: Prof. Dr. ir. Jos Vander Sloten; Divisiehoofd Biomechanica, Afdelingshoofd Biomedical Engineering (BME); Departement Werktuigkunde, Faculteit Ingenieurswetenschappen, KU Leuven
Partners uit het werkveld: Orthopedische bedrijven; Podotherapeuten; RsScan International; Vialux
Samenvatting: Nog steeds is de kennis van de biomechanica van de voet beperkt. Van de 206 botten die een menselijk lichaam bevat, bevinden er zich 26 in iedere voet. Bovendien hebben de huidige analysemethodes die de nodige inzichten zouden kunnen verschaffen, grote beperkingen. Enerzijds kunnen er vandaag gedetailleerde 3D-beelden worden gemaakt via bijvoorbeeld NMR-scanning (Nuclear Magnetic Resonance), maar praktische bezwaren (beperkt aantal, beperkt beschikbare installaties, kostprijs, statische beelden, …) maken het analyseren van grote populaties aan proefpersonen zeer moeilijk. Bovendien is het verwerken van deze NMR-beelden tot mathematische en geometrische 3D-modellen een zeer arbeidsintensief en moeilijk proces. Andere analyses, bijvoorbeeld op kadavers, hebben weliswaar (geometrische en functionele) inzichten verschaft, maar zijn uit evidente overwegingen eveneens moeilijk te realiseren. De conclusies uit dergelijk onderzoek blijven beperkt tot individuen en niet tot populaties. Bovendien is het onmogelijk om op basis van dit onderzoek eenduidige verbanden te leggen tussen voetgeometrie en de gevolgen hiervan op het menselijk gangpatroon. MOBILAB heeft de beschikking over een 3D-scanner (VIALUX) waarmee op een zeer gedetailleerde manier (geometrische toleranties tot 0,2 mm) en in enkele seconden 3-D beelden kunnen worden gemaakt, zowel statisch als dynamisch. De resultaten van deze metingen zijn geometrische modellen (puntenwolken). Deze meettechniek biedt enorme nieuwe mogelijkheden in onderzoek op het gebied van biomedische en revalidatietechnologie. De snelheid van meten, in combinatie met de hoge resolutie en nauwkeurigheid maakt het opmeten van grote populaties in de nabije toekomst praktisch haalbaar. Vandaag ontbreken echter nog de nodige technische gereedschappen (tools) om vanuit deze 3-D puntenwolken op een snelle en in bepaalde gevallen zelfs automatische manier, kenmerkende parameters te extraheren. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor het uitvoeren van geavanceerd onderzoek op grote populaties. De ontwikkeling van deze tools kan een doorbraak betekenen voor de vele toepassingen van deze 3-D scanningtechnologie in de biomedische en revalidatietechnologie. Doelstellingen: Het aanleggen van een database met zowel dynamische als statische 3D-scans van de voet- en ganggegevens van een grote batterij proefpersonen. Deze databank vormt de basis voor toekomstig onderzoek op het gebied van de invloed van de interne voetgeometrie op het gangpatronen. Een ander toepassingsgebied voor deze databank betreft bijvoorbeeld het catalogeren van verschillende types van voeten. Deze typologie kan een belangrijke input zijn voor de schoenenindustrie bij de ontwikkeling van leesten en schoenen en in het bijzonder een vernieuwend element zijn met praktische toepassingen in de orthopedische schoentechnologie. Bovendien biedt het aanleggen van omvangrijke databanken MOBILAB de mogelijkheid de doorlooptijd van projecten beter te beheersen. Vandaag wordt immers vastgesteld dat het zoeken naar geschikte proefpersonen vaak een belangrijke en vertragende factor is in onderzoekstrajecten. Het beschikken over een dergelijke database stelt MOBILAB in staat voor huidige en toekomstige projecten een snelle selectie te maken van geschikte proefpersonen of testgegevens. Anderzijds zijn er, door het beschikken over een brede basis van testdata, veelvuldige toepassingsmogelijkheden binnen de opleidingen ergotherapie en orthopedie, zowel in de dagdagelijkse onderwijsactiviteiten en in practica, als in project- en eindwerken.
167
Projectleider: Louis Peeraer
[email protected] 014 56 23 10 Rodenbachlaan 11 3110 Rotselaar
Contactpersoon: Louis Peeraer
[email protected] 014 56 23 10 Rodenbachlaan 11 3110 Rotselaar
Projectmedewerkers: Mario Broeckx Thomas More Kempen
www.khk.be
168
PWO-projecten van
Thomas More Mechelen
Arbeidsmarktcommunicatie: Human Resource Marketing en Diversiteit (PWO-stimulansenkrediet) Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Thomas More Mechelen
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: De Vlaamse ondernemingen worden gestimuleerd om een diversiteitsbeleidsplan op te maken. Dit wordt gestimuleerd vanuit het Europees Sociaal Fonds en vanuit de Vlaamse overheid. De onderzoeksvraag betreft of hun rekruteringsstrategie ook dit diversiteitsplan weerspiegelt. Wil de onderneming een diverse instroom verzekeren, moeten ze een doelgroepenmarketing toepassen. Onder de paraplu van Jobkanaal, doet VKW, samen met VOKA , UNIZO, en Verso, inspanningen om bedrijven vertrouwd te maken met zo’n diversiteitbeleid. Een belangrijk aandachtspunt in het diversiteitsbeleid van vele bedrijven is het zich richten op kansengroepen bij de recrutering. Om een goede instroom te verzekeren is een zeer gerichte HR marketing noodzakelijk. Marketingprincipes en –technieken worden al lang ingezet voor het werven van geschikte werknemers. HR-marketing wordt meer en meer strikt noodzakelijke om te slagen in wervingscommunicatie. ‘Het louter aanbieden van functiebekendmakingen en advertenties is niet genoeg om mensen aan te trekken. Steeds vaker worden dezelfde marketingstrategieën toegepast naar (huidige en toekomstige) werknemers als naar klanten. We spreken dan van ‘Employer Branding’. Hierdoor onstaat er harmonie tussen het bedrijfsimago als ‘aanbieder’ en het bedrijfsimago als ‘werkgever’ met betere bedrijfsresultaten tot gevolg’. Willen bedrijven welbepaalde doelgroepen aanspreken, dan zullen zij daar in hun HR Marketingstrategie rekening mee moeten houden. Naargelang welke doelgroep, zullen er bv andere rekruteringskanalen succesvol zijn. Niet alleen de rekruteringskanalen moeten aangepast zijn aan de doelgroep, ook de boodschap is belangrijk. Uit onderzoek blijkt bv. dat etnische minderheden gevoelig zijn voor demografische diversiteit in het personeelsbestand, voor diversiteitsstatements en voor eerlijkheid en rechtvaardigheid in de selectieprocedure .Het wervingsmateriaal zou met deze gevoeligheden rekening moeten houden (door bv. afbeeldingen van werknemers met andere etnische achtergronden te tonen). Amerikaans onderzoek toont aan dat positieve discriminatie een negatieve impact heeft op het aantrekken van etnische minderheden .Ook het aantrekken van andere kansengroepen (ouderen, arbeidsgehandicapten) zal specifieke aandachtspunten vereisen in de HR Marketing.
169
Projectleider: Leen Dom
[email protected] 015 36 91 50 Thomas More Mechelen Groep Mens & Maatschappij Campus De Ham Raghenoplein 2800 Mechelen
Contactpersoon: Leen Dom
[email protected] 015 36 91 50 Thomas More Mechelen Groep Mens & Maatschappij Campus De Ham Raghenoplein 2800 Mechelen
Projectmedewerkers: Ann Foubert Thomas More Mechelen Leen Dom Thomas More Mechelen
www.thomasmore.be
170
Audit van de audits - Een praktijkgebaseerde kritische analyse van bestaande modellen en instrumenten voor communicatieaudits Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2011 Instelling: Thomas More Mechelen
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners: Baldwin Van Gorp - KU Leuven, Centrum voor Mediacultuur en Communicatietechnologie (OE)
Partners uit het werkveld: Guido Mertens - BViC (Belgische Vereniging voor Interne Communicatie) Joost Ramaut - Kortom, Vereniging voor overheidscommunicatie
Samenvatting: Dit project analyseert waarde en beperkingen van bestaande modellen en instrumenten voor onderzoek van interne communicatie. We evalueren hen in functie van hun bruikbaarheid voor onderzoek van interne communicatie in de 21e eeuw. Interne communicatie is het geheel van communicatievormen en -processen binnen een organisatie. Een effectieve en efficiënte interne communicatie draagt bij aan het verwezenlijken van de doelstellingen van de organisatie. De afgelopen decennia zijn in binnen- en buitenland instrumenten ontwikkeld om kwaliteit, bereik en effectiviteit van informatie, informatiestromen, communicatiekanalen, … te meten. In de vakliteratuur spreekt men over “communicatieaudits”, in de betekenis van de doorlichting van de “interne” communicatie in een bedrijf of organisatie. Deze audit-instrumenten ontstonden grotendeels in het pre-digitale tijdperk, met nog weinig of geen aandacht voor elementen als een overload aan informatie via een groeiend aantal communicatiekanalen, onoverzichtelijkheid van informatie, een toenemende infoverzadiging en -selectiviteit, de opkomst van mobiel internet … .De informatiesamenleving kenmerkt zich door een mix van klassieke met relatief nieuwe knelpunten in de communicatiewerking van bedrijven en organisaties. De digitalisering verandert de manier waarop informatie verspreid, ontvangen en gelezen wordt. Het klassieke en simpele “zender/ontvanger”-model houdt geen stand. Dit project bestudeert de waarde en beperkingen van modellen en instrumenten voor onderzoek van interne communicatie. We inventariseren, beschrijven en analyseren de bestaande onderzoeksmodellen en daaraan gekoppelde auditinstrumenten die momenteel gebruikt worden in Vlaanderen. We bekijken ook relevante buitenlandse methodes. Tegelijk met ons onderzoek naar de auditinstrumenten bestuderen we de veranderende interne communicatiecultuur: we gaan na in hoeverre de interne communicatiestromen in bedrijven en organisaties wijzigen in functie van de digitalisering. Tenslotte brengen we de inzichten uit beide onderzoekslijnen samen en gaan we na hoe bruikbaar de opgelijste auditinstrumenten zijn voor onderzoek van interne communicatie in de 21e eeuw.
171
Projectleider: Steven Wellens
[email protected] 015 36 93 00 Memori - onderzoeks- en consultinggroep Lessius Mechelen Lange Ridderstraat 44 2800 Mechelen
Contactpersoon: Steven Wellens
[email protected] 015 36 93 00 Memori - onderzoeks- en consultinggroep Lessius Mechelen Lange Ridderstraat 44 2800 Mechelen
Projectmedewerkers: Michelle Lenaerts Thomas More Mechelen Marijke Lemal Thomas More Mechelen
www.memori.be
172
EmMAC Embedded Measurement And Control
Einddatum: 30/09/2014
Startdatum: 1/10/2012 Instelling: Thomas More Mechelen
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: S.C.S.I. BVBA; SoftAtHome; DSP Valley
Samenvatting: Onderzoek naar een zo generiek mogelijk systeem om vanop afstand metingen en sturingen te verzorgen. Het systeem moet met een minimum aan aanpassingen in een andere toepassing of binnen een ander toepassingsgebied kunnen worden gebruikt met tijd- en geldwinst tot gevolg. A.d.h.v. enkele specifiek gekozen cases zal het generieke karakter worden aangetoond. Het op afstand meten en controleren van processen wint aan belang. Niet iedereen beschikt echter over de noodzakelijke kennis en expertise om dergelijke meet- en regelsystemen op te zetten. Tijdens dit project zal worden onderzocht hoe m.b.v. embedded systemen op een zo generiek mogelijke manier metingen en controle van processen vanop afstand kunnen worden uitgevoerd. Dit moet kunnen leiden tot een generieke oplossing waarvan de werking en de efficiëntie aan de hand van een concrete case met uitdagende randvoorwaarden zal worden getoetst. Deze case handelt over het remote loggen en controleren van een waterzuiveringsinstallatie in Ghana waarbij de energievoorziening van het systeem door fotovoltaïsche zonnepanelen wordt geleverd. Een duurzame low-power oplossing is bijgevolg onontbeerlijk. Aan de hand van enkele, in samenspraak met de resonantiegroep gekozen, extra cases zal het generieke karakter van het EmMACsysteem worden geëvalueerd.
173
Projectleider: Johan Van Bauwel
[email protected] 015 31 69 44 Thomas More Mechelen Onderzoeksgroep EmSys Campus De Nayer Jan De Nayerlaan 5 2860 Sint-Katelijne-Waver
Contactpersoon: Johan Van Bauwel
[email protected] 015 31 69 44 Thomas More Mechelen Onderzoeksgroep EmSys Campus De Nayer Jan De Nayerlaan 5 2860 Sint-Katelijne-Waver
Projectmedewerkers: Johan Van Bauwel Thomas More Mechelen Philip Van Pelt Thomas More Mechelen
www.thomasmore.be
174
Het OCMW en zijn reputatie Onderzoek naar kenmerken, verklaringen en remediëringsmogelijkheden voor de bestaande externe beeldvorming tav OCMW's Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Thomas More Mechelen
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten (VVSG); OCMW Mechelen; OCMW Antwerpen; Gramma; Total Identity (Nederland).
Samenvatting: Dit onderzoeksproject wil de bestaande reputatie van OCMW’s in kaart brengen, zoeken naar verklaringen hiervoor, de veronderstelde maatschappelijke consequenties ervan belichten en ten slotte, indien deze reputatie negatief blijkt te zijn, onderzoeken in welke mate ‘communicatie’ door OCMW’s kan ingezet worden om de externe beeldvorming, te helpen corrigeren in de gewenste richting. Aanleiding voor dit onderzoek is het gefundeerde vermoeden dat de bestaande reputatie van OCMW’s van die aard is dat ze een negatieve invloed heeft op: - de toegankelijkheid van de OCMW-dienstverlening door onwetendheid en/of het creëren van mentale drempels bij de potentiële publieken van OCMW’s, - het globale maatschappelijk draagvlak van OCMW’s. Met dit onderzoeksproject willen wij deze hypothese, die gegroeid is vanuit signalen uit het werkveld en eerder onderzoek van Memori, ten gronde onderzoeken en, indien ze bevestigd wordt, een aanzet tot remediëring geven. Ten eerste willen wij de bestaande beeldvorming t.a.v. OCMW’s in al zijn complexiteit, exploreren. Ten tweede zoeken wij naar verklaringen voor de opgespoorde beeldvorming. Ten derde verkennen wij de mogelijke gevolgen van de in kaart gebrachte beeldvorming op de toegankelijkheid en het maatschappelijk draagvlak van OCMW’s. Tenslotte onderzoeken wij, in welke mate ‘communicatie’ door OCMW’s kan ingezet worden om de bestaande beeldvorming, te helpen corrigeren.
175
Projectleider: Steven Wellens
[email protected] 015 36 93 00 Memori - expertisecentrum Thomas More Mechelen Campus Kruidtuin Lange Ridderstraat 44 2800 Mechelen
Contactpersoon: Steven Wellens
[email protected] 015 36 93 00 Memori - expertisecentrum Thomas More Mechelen Campus Kruidtuin Lange Ridderstraat 44 2800 Mechelen
Projectmedewerkers: Steven Wellens Thomas More Mechelen Marijke Lemal Thomas More Mechelen Michelle Lenaerts Thomas More Mechelen
www.memori.be
176
IC-Catalyst - De effecten van de internationaliseringervaring van studenten voor de ontwikkeling van interculturele competentie in de opleiding Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2011 Instelling: Thomas More Mechelen
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: Lutgart Dusar - Livingstone Dialogue; Stefaan Bonte - Trias ngo; Kristien Verbrugghen - VLIR-UOS
Samenvatting: IC-Catalyst focust op de uitbouw van expertise m.b.t. interculturele competentie in internationaliseringstrajecten door: 1. effectmetingen van het impact van studentenmobiliteit voor ontwikkeling van interculturele competentie 2. activering van een lerend expertise netwerk, Door het toegenomen belang van internationalisering en de nadruk op streefcijfers voor docenten- en studentenmobiliteit in de verdragen van Bologna en Leuven zetten zowel het beleid als instellingen hoger onderwijs actief in op het stimuleren van een internationale mindset bij studenten en docenten. Tegelijkertijd kunnen vragen gesteld worden bij de ‘return on investment’ van deze mobiliteiten voor opleidingen en het beroepsveld. Nationale en internationale onderzoeken (Bracke, 2007; Wihlborg, 2009; Teiler, 2007) tonen weliswaar de meerwaarde van internationale mobiliteit aan, zowel op vlak van persoonlijkheidsontwikkeling als voor de professionele groei. Weinig is geweten over het effect van internationaliseringstrajecten op de interculturele competentieontwikkeling in opleidingen en/of het beroepsveld. Om strategieën te kunnen ontwikkelen voor een kwalitatieve begeleiding, voorbereiding, opvolging en integratie van mobiliteiten binnen opleidingen is kennis- en expertise hierover noodzakelijk. ICCatalyst richt zich op de consolidatie van kennis en expertise m.b.t. het impact van internationaliseringstrajecten voor interculturele competentie. Twee opdrachten zijn voorzien: 1. een uitgebreide effectmeting van de internationaliseringservaring op de interculturele competentie van hogeschoolstudenten. Dit met behulp van de door CIMIC ontwikkelde zelf-evaluatietest Interculturele Competentiewijzer (PWO 2008-2011). Binnen het project zal een kritische screening van het bestaande diagnostische instrument gevolgd worden door een validatie ervan bij verschillende doelgroepen en opleidingen en door middel van meerdere gerichte studies. Deze bijkomende opvolging draagt bij tot een degelijke kwaliteitscontrole van het instrument. 2. Het opzetten en activeren van een lerend netwerk m.b.t. het thema interculturele competentie in internationalisering via de Delphi methode. Dit betekent dat een groep deskundigen iteratief worden bevraagd om kritisch te reflecteren op bestaande en in ontwikkeling zijnde kaders en instrumenten die de verankering van interculturele competentie bij studenten kan ondersteunen. Het proces wordt ondersteund in een internetplatform en opgevolgd met een tweetal in vivo bijeenkomsten.
177
Projectleider: Jo Bastiaens
[email protected] 015 36 93 23 CIMIC - Centrum voor Intercultureel Management en Internationale Communicatie Lessius Mechelen Lange Ridderstraat 44 2800 Mechelen
Contactpersoon: Jo Bastiaens
[email protected] 015 36 93 23 CIMIC - Centrum voor Intercultureel Management en Internationale Communicatie Lessius Mechelen Lange Ridderstraat 44 2800 Mechelen
Projectmedewerkers: Joke Simons Thomas More Mechelen Fanny Matheusen Thomas More Mechelen
www.cimic.be
178
Mediawijze(re) leraren Een onderzoek naar de vereiste competenties van leraren secundair onderwijs om succesvol les te geven over mediawijsheid Einddatum: 31/10/2013
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Thomas More Mechelen
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde Onderwijs
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: LINC vzw; Canon Cultuurcel; REC Radiocentrum; Educentrum vzw; Piazza dell’Arte
Samenvatting: Door de alomtegenwoordigheid van media en hun invloed op verschillende, aspecten van de samenleving, is het omgaan met media (d.i. mediawijsheid) een belangrijk en actueel beleidsthema. De multimediale samenleving daagt echter ook de onderwijswereld uit; niet alleen om aandacht te hebben voor de plaats van de media in de samenleving maar ook voor de kansen en risico’s van dit mediagebruik. Om aan deze uitdaging tegemoet te komen werd mediawijsheid in 2010 als vakoverschrijdende eindterm ingevoerd in het Vlaamse secundair onderwijs. Scholen beslissen echter autonoom op welke manier zij vorm en inhoud geven aan deze eindtermen. Door deze autonomie blijkt de verankering van mediawijsheid in het onderwijsaanbod geen evidentie. In het kader van de ondersteuning van leraren ontstaan recent heel wat initiatieven, die echter bijna steeds exclusief focussen op de aanwezige en vereiste mediawijsheidscompetenties bij de jongeren zelf of materiaal aanreiken aan opvoeders/trainers. Meestal wordt niet stilgestaan bij de competenties die vereist zijn bij de ‘trainers’ om succesvol mediawijsheid aan te leren bij jongeren. Het project ‘Mediawijze(re) leraren’ zoekt hierop een antwoord door enerzijds op basis van relevante onderzoeken en inzichten uit de nationale en internationale literatuur, interviews met mediawijsheids- en onderwijsexperts en de resultaten van bevragingen van leraren en leerlingen een competentiematrix mediawijsheid voor leraren in het secundair onderwijs te ontwikkelen; en anderzijds door aan de hand van een experimentele labosetting, waarin studenten Leraar Secundair Onderwijs en Journalistiek al dan niet in interdisciplinaire teams mediawijsheidstrainingen geven aan jongeren, in beeld te brengen hoe deze competenties aangeleerd en gestimuleerd kunnen worden.
179
Projectleider: Joke Simons
[email protected] 015 36 91 75 Thomas More Mechelen Mens & Maatschappij - Onderwijs Campus De Vest Zandpoortvest 60 2800 Mechelen
Contactpersoon: Joke Simons
[email protected] 015 36 91 75 Thomas More Mechelen Mens & Maatschappij - Onderwijs Campus De Vest Zandpoortvest 60 2800 Mechelen
Projectmedewerkers: Kristof De Coninck Thomas More Mechelen Nele De Witte Thomas More Mechelen Elke Van Soom Thomas More Mechelen Joke Simons Thomas More Mechelen
www.thomasmore.be
180
Nieuwe werken, nieuwe plaats voor de management assistant? (PWOstimulansenkrediet) Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Thomas More Mechelen
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Huidige werknemers vragen steeds meer flexibiliteit en vertrouwen van de werkgever; de vraag naar bvb. thuiswerk stijgt, vaak vanuit de zoektocht naar een goede balans tussen werk en privé. Dat Europa wil inspelen op deze vraag en een wettelijk kader wil creëren, wordt o.a. aangetoond in de ‘European Framework Agreement on Telework’ dat verschillende Europese sociale partners tekenden in 2002 en ten laatste in 2005 diende te worden opgenomen in het Belgisch recht. Dit telewerk kadert binnen het concept Het Nieuwe Werken dat wordt omschreven als “het plaats- en tijdonafhankelijke uitvoeren van kantoorwerkzaamheden, waarbij gebruik wordt gemaakt van mobiele technologie zoals laptop, smartphone, GPRS en Web 2.0.”, In België is Het Nieuwe Werken nog relatief weinig bekend: slechts 42 % van de ondervraagden heeft al gehoord van het begrip. Ter vergelijking: in Nederland heeft 96 % er al van gehoord. Voor 44 % van de Belgische deelnemers aan de enquête (uitgevoerd door Kluwer, april 2011) is dit concept de toekomst van werken. Enerzijds lenen beroepen met een gedeelte administratieve taken zich uitstekend tot thuiswerk. Anderzijds is de Management Assistant veelal de spilfiguur in de organisatie, die bovendien vaak ook een centraal gelegen werkplek in het bedrijfsgebouw heeft en het eerste (fysieke) aanspreekpunt is. Dit betekent dat de Management Assistant, zijn/haar werk anders zal moeten organiseren indien hij/zij aansluiting wil vinden bij deze nieuwe werkvorm(en). Het gaat hierbij om een ingrijpende organisatieverandering waarbij medewerkers leren omgaan met nieuwe verantwoordelijkheden en leidinggevenden op een geheel andere wijze de organisatie moeten aansturen.
181
Projectleider: Leen Dom
[email protected] 015 36 91 50 Thomas More Mechelen Groep Mens & Maatschappij Campus De Ham Raghenoplein 2800 Mechelen
Contactpersoon: Leen Dom
[email protected] 015 36 91 50 Thomas More Mechelen Groep Mens & Maatschappij Campus De Ham Raghenoplein 2800 Mechelen
Projectmedewerkers: Marius Opsomer Thomas More Mechelen Leen Dom Thomas More Mechelen
www.thomasmore.be
182
Van A naar Beter. Een maturiteitsmodel voor betere beleidsondersteuning bij kmo’s in Vlaanderen. Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2011 Instelling: Thomas More Mechelen
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners: Dries Van Nieuwenhuyse – Prof. Corporate Performance Management - ESHAL Management School, (HUB)
Partners uit het werkveld: Pieter Vandamme – Principal Consultant Business Intelligence - Keyrus, Leen Verschraegen – KMO-IT coördinator - KMO-IT - Agentschap Ondernemen
Samenvatting: Binnen KMO’s is de juiste managementinformatie (Business Intelligence) op basis van gegevens uit verschillende informatiesystemen, soms moeilijk te vinden. Vaak blijkt de rapportage manueel, tijdrovend en complex om te maken. KMO’s weten vaak niet waar ze momenteel staan. Hoe ze verder kunnen groeien. Het onderzoek wil een maturiteitsmodel ontwikkelen voor kwantitatieve beleidsondersteuning voor kmo’s. Het gemakkelijk herkennen van maturiteitsniveaus is bevorderlijk voor het opstellen van een duidelijk stappenplan om te groeien. Het maturiteitsmodel vormt een kader voor acties en prioriteiten om effectieve beleidsondersteunende processen te implementeren. Het maturiteitsmodel wordt aan de kmo’s aangeboden via een online ontwikkelde tool tijdens het onderzoek die de resultaten van de BI audits zal bijhouden en verwerken, hierdoor worden de benchmark en het analyseren van de resultaten sneller en efficiënter.
183
Projectleider: Ilse Bracke
[email protected] 015 36 91 68 Lessius Mechelen BICC - Business Intelligence Competence Center Campus Kruidtuin Lange Ridderstraat 44 2800 Mechelen
Contactpersoon: Ilse Bracke
[email protected] 015 36 91 68 Lessius Mechelen BICC - Business Intelligence Competence Center Campus Kruidtuin Lange Ridderstraat 44 2800 Mechelen
Projectmedewerkers: Vicky Franssen Thomas More Mechelen Hans Tubbax Thomas More Mechelen Dries Van Nieuwenhuyse Thomas More Mechelen
http://bicc.lessius.eu/drupal7/
184
Zorgmarketing of patiëntenmarketing?
Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2011 Instelling: Thomas More Mechelen
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: Dr. Brecht Cardoen - MINOZ, Onderzoekscentrum voor Ziekenhuismanagement, Vlerick Leuven Gent Management School
Partners uit het werkveld: Joost Ramaut - Kortom, Vereniging voor Overheidscommunicatie Jan Vogels - GasthuisZusters Antwerpen Eva De Boeck en/of Ria Vanderstraeten - Stichting Marketing, Expertgroep ‘Ziekenhuizen & Marketing’ Liesbeth Lemmens - Vlaams Patiëntenplatform vzw Heidi V
Samenvatting: Dit onderzoek brengt de elementen in kaart die het niet-medische welbevinden van de patiënt bepalen. We ontwikkelen een behoeftekader dat de zorgsector toestaat om met een uitgekiende marketing- en communicatiestrategie in te spelen op deze niet-medische noden van de patiënten. Eén van de conclusies uit het in 2011 afgeronde PWO-onderzoek “Naar een patiëntvriendelijke en duurzame onthaalomgeving in de zorgsector” (2008-2011) is dat een patiënt een ziekenhuisopname beleeft als een ‘totaalervaring’. Elk element in het proces dat een patiënt doorloopt, speelt een belangrijke rol en al deze verschillende fases zouden naadloos op elkaar moeten aansluiten. In dit nog lopende PWO-onderzoek is de onthaalomgeving het onderwerp van het onderzoek. Een van de onderzoeksresultaten is echter dat de ervaring met de onthaalomgeving slechts een klein deel uitmaakt in de totale beleving van een patiënt. Bovendien blijkt uit internationaal onderzoek dat een patiënt zich meer en meer als een autonome klant gedraagt en zich niet meer alleen laat leiden door de huisarts bij een ziekenhuisopname. Ziekenhuizen moeten zich dus beginnen profileren als een merk en aansluitend hierbij een merkenbeleid voeren. Anderzijds lezen we almaar meer over de ‘vermenselijking’ van het ziekenhuis: een ziekenhuis moet streven naar patiëntgerichte zorg en klantvriendelijkheid hoog in het vaandel dragen. Zijn deze twee uitgangspunten met elkaar te verzoenen? Hoe concretiseert een ziekenhuis deze doelstellingen? Met welke aandachtspunten moeten ziekenhuizen rekening houden? Waar moeten ze waakzaam voor zijn? Het doel van dit onderzoek is om beide uitgangspunten aan elkaar te koppelen. Meer bepaald brengen we de behoeften van de patiënt inzake de niet-medische, (‘menselijke’) aspecten in kaart als basis voor het ontwikkelen van een marketingstrategie. We inventariseren de factoren die de totaalbeleving van de patiënt bepalen en rangschikken deze elementen volgens belangrijkheid en doelgroep. Aan de hand van dit behoeftekader helpen we ziekenhuizen te bepalen in welke behoeften en waarden zij prioritair kunnen investeren en hoe ze zich daarmee kunnen profileren en positioneren naar de buitenwereld.
185
Projectleider: Karen Smet
[email protected] 015 36 93 00 Memori - onderzoeks- en consultinggroep Lessius Mechelen Lange Ridderstraat 44 2800 Mechelen
Contactpersoon: Karen Smet
[email protected] 015 36 93 00 Memori - onderzoeks- en consultinggroep Lessius Mechelen Lange Ridderstraat 44 2800 Mechelen
Projectmedewerkers: Michelle Lenaerts Thomas More Mechelen Marijke Lemal Thomas More Mechelen
www.memori.be
186
PWO-projecten van
Vives Noord
A Step Forward to Informed Consent and Informed Choice for Parents of Young Cochlear Implant Candidates Einddatum: 31/08/2016
Startdatum: 1/01/2014 Instelling: Vives Noord
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: Ondersteunings- en expertisenetwerk De Kade vzw, werkgroep cochleaire implantatie VLOK-CI
Samenvatting: Het project heeft een tweeledige doelstelling. Ouders en zorgverstrekkers signaleren dat het informatieaanbod aan ouders van kinderen die kandidaat zijn voor een cochleair implantaat ontoereikend is op aspecten ‘volledigheid en correctheid’ (te éénzijdig medisch gericht) en in de wijze waarop dit gebeurt (vaak teveel informatie op korte tijd). De eerste projectdoelstelling is op systematische en gecontroleerde wijze de topics in het huidig informatieaanbod waarop een tekort wordt ervaren te inventariseren en kwalitatief in kaart te brengen. Hoewel er door Kind en Gezin een adequaat verwijzingsprotocol is ontwikkeld na een negatief screeningsresultaat, komen ouders van dove kinderen in Vlaanderen nog in erg verschillende begeleidingstrajecten terecht. De aard en de vorm van het informatieaanbod zal erg verschillend zijn naargelang de aard van de dienst en de eraan verbonden professionele disciplines. Op die manier willen we een overzicht opstellen met alle aspecten die moeten aanwezig zijn in het informatieaanbod aan deze ouders. De resultaten van het kwalitatief onderzoek zullen richtinggevend zijn aan de uitwerking van de tweede doelstelling. De tweede doelstelling bestaat uit het ontwikkelen van een digitaal informatieplatform (WIKI) voor ouders met jonge kinderen die kandidaat zijn voor een cochleair implantaat (CI). Hiertoe willen we een tool ontwikkelen dat concreet tegemoet komt aan een begeleidingsbeleid waarbij ouders komen tot het maken van ‘informed choices’ over zoveel mogelijke aspecten binnen het implantatiegebeuren. Zoals reeds beschreven betekent dit dat ouders “duidelijk ingelicht moeten zijn over het doel, de methode, de procedure, de voordelen en de risico’s en over de graad van onzekerheid van de uitkomst” (CIOMS/WHO, 2013) van een cochleaire implant. Vanuit de reeds ervaren nood aan neutrale, correcte én volledige informatie in het werkveld was reeds door de werkgroep cochleaire implantatie binnen het begeleidingscentrum Spermalie opgestart met het ontwikkelen van een digitaal informatieplatform (wiki) voor ouders (en begeleiders). Doel is deze wiki te vervolledigen en beschikbaar te maken voor een zo ruim mogelijk doelpubliek. In de projectbeschrijving (punt 6) wordt verantwoord waarom voor een wiki-platform wordt gekozen.
187
Projectleider: Valerie Vandenbroeck
[email protected] 050 30 51 00 VIVES Noord - Campus Brugge Xaverianenstraat 10 8200 Brugge
Contactpersoon: Valerie Vandenbroeck
[email protected] 050 30 51 00 VIVES Noord - Campus Brugge Xaverianenstraat 10 8200 Brugge
188
Automatisering en testen van het Litus UAV platform voor wetenschappelijk onderzoek Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Noord
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: ESAT/TELEMIC (KU Leuven), VLIZ
Partners uit het werkveld: BeUAS (Belgian Unmanned Aircraft Systems), VLOC( Vlaams Luchtvaartopleidingscentrum), R-D Scientific Consulting, Acrosoma, LMS International, Serdaco
Samenvatting: Het Litus UAV project heeft tot technisch einddoel een volledig onbemand vliegtuig te laten vliegen. Het VIVES personeel en studenten worden hierbij nauw betrokken. Wetenschappelijk doel van het project is een technologische en operationele vernieuwing door te voeren in de wetenschappelijke monitoring van de Vlaamse Kust en de Noordzee. Het project omvat de afwerking en vluchttesten van de Litus UAV die boven de Vlaamse Kust en de Noordzee deze monitoring kan uitvoeren. Nadruk ligt op de veiligheid en automatisering van het monitoring gebeuren.
189
Projectleider: Ivan Becuwe
[email protected] 059 56 90 00 VIVES Noord, Campus Oostende Zeedijk 101 8400 Oostende
Contactpersoon: Ivan Becuwe
[email protected] 059 56 90 00 VIVES Noord, Campus Oostende Zeedijk 101 8400 Oostende
Projectmedewerkers: Rob De Roo Vives Noord Marc Grauwet Vives Noord Wim Vanparys Vives Noord
190
Het haalbaar organiseren van stages. Vorm geven aan duurzame uitwisselings- en overlegmodaliteiten tussen lerarenopleidingen, scholen secundair onderwijs en pedagogische begeleiding (STAGE Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Noord
Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners: Arteveldehogeschool Gent (opleiding OSO namens het Expertisenetwerk Associatie UGent)
Partners uit het werkveld: Diocesane Begeleidingsdiensten Brugge en Gent, Scholengemeenschap Sint-Nicolaas (Sint-Niklaas)
Samenvatting: Het afstemmen van de vraag en het aanbod wat betreft het stage lopen in scholen voor secundair onderwijs is al langer voorwerp van discussie. Niet alleen zorgen de groeiende aantallen studenten voor een schaarsteprobleem, maar er is ook sprake van een grote verscheidenheid aan vragen vanuit de verschillende opleidingen. Om tot een haalbare planning te komen van alle stageaanvragen, wordt gebruik gemaakt van registratiesystemen die ervoor zorgen dat deze vragen op een gestructureerde wijze worden geformuleerd en de bevraagde scholen via vooraf afgesproken procedures een antwoord formuleren. In dit onderzoek gaan we na wat de meerwaarde en de ondervonden knelpunten zijn van een stageregistratiesysteem dat in West- en Oost-Vlaanderen al gedurende meerdere jaren gebruikt wordt door alle scholengemeenschappen uit het Katholiek Secundair Onderwijs. Bedoeling hiervan is te komen tot een optimalisatie van dergelijke systemen, maar achterliggend ook het geven van impulsen tot het ontwikkelen van een duurzaam overlegmodel tussen scholen en opleidingsinstituten in functie van het kunnen garanderen van kwalitatief hoogstaande stages aan lerarenin-wording. Naast de analyse van de data uit het onderzochte stageregistratiesysteem, worden de gebruikers van het systeem door middel van semi-gestructureerde interviews bevraagd. Ook de Diocesane Pedagogische Begeleidingsdiensten van Brugge en Gent werken als derde partner in dit verhaal actief mee in het onderzoek. Binnen de Katholieke Hogeschool VIVES gaat het initiatief uit van Studiegebied Onderwijs - Campus Brugge. Parallel hieraan loopt er ook binnen de Arteveldehogeschool, onder aansturing van het ENW Associatie Universiteit Gent, een flankerend onderzoek. De resultaten van beide onderzoeken worden gebundeld met de bedoeling input te geven aan het Ministerie van Onderwijs in het kader van haar intentie Vlaanderenbreed initiatief te nemen wat betreft het haalbaar en duurzaam organiseren van stages voor alle leraren-in-wording.
191
Projectleider: Tine Maes
[email protected] 050 30 51 00 VIVES Noord, Campus Brugge Xaverianenstraat 10 8200 Brugge
Contactpersoon: Johan Vanderhoeven
[email protected] 050 30 51 00 VIVES Noord, Campus Brugge Xaverianenstraat 10 8200 Brugge
Projectmedewerkers: Dirk Gombeir Vives Noord
192
onderzoek naar de focus van stagementoren bij de begeleiding van studenten verpleegkunde op de werkvloer. Einddatum: 30/08/2015
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Vives Noord
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: Prof. Grypdonck M./ Prof. Verhaeghe S. UGent faculteit geneeskunde en en gezondheidswetenschappen Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde UZGent blok A De Pintelaan 185 9000 Gent 09/3323694
[email protected]
Partners uit het werkveld: sTimul vzw Sint Maartensplein 13 B-8560 Moorsele 056.74.52.60
[email protected] AZ Gezondheidszorg Oostkust vzw (ziekenhuizen Knokke Blankenberge) Graaf Jansdijk 162 B-8300 Knokke-Heist Bart Dewaele Directeur Zorg 050/633 503
[email protected]
Samenvatting: 1. In tijden van hoogtechnologische zorgmogelijkheden is de aandachtvoor de niet- medisch-technische noden van de patiënt vaak ondergeschikt. Aandachtige zorg is echter die zorg die het beste een antwoord biedt op de vragen, verlangens en menswaardigheid van de patiënt. Door dit project leert de stagementor wat hij/zij kan doen om de student tot aandachtige zorg te brengen, ruimer dan de verpleegtechnische zorg. Door het voorbeeld van de stagementor/verpleegkundige en door de voortdurende reflectie van mentoren samen met de student groeit het inzicht bij beide partijen dat zorg voor elke zorgvrager individueel bepaald is. Wat kan, in een onderhandeling, de zorgverlener voor de zorgontvanger betekenen? 2. Door stagementoren te ondersteunen in de begeleiding van studenten komt men tot ethisch gevoelige afgestudeerden waardoor de kwaliteit van zorg voor de afhankelijke zorgontvanger hoger wordt doordat deze meer gericht is op zijn/haar persoonlijke noden. 3. Komen tot een vorming(straject) op maat voor stagementoren met als doel de (ethische) reflectie bij studenten op stage aan te scherpen. 4. Doordat verpleegkundigen zich meer bewust zijn van wat nodig is om studenten te stimuleren in hun leerproces als “goede zorggever”, vermindert het risico op desillusie bij studenten verpleegkunde, waardoor zij gemotiveerder in het beroep aanwezig blijven.
193
Projectleider: Heidi Schepers
[email protected] 050 30 51 00 VIVES Noord - Campus Brugge Xaverianenstraat 10 8200 Brugge
Contactpersoon: Heidi Schepers
[email protected] 050 30 51 00 VIVES Noord - Campus Brugge Xaverianenstraat 10 8200 Brugge
Projectmedewerkers: Heidi Schepers Vives Noord Annick Vandelanotte Vives Noord
194
Optimaliseren van doorstroom in de lerarenopleiding lager onderwijs door een talentgerichte stagebegeleiding (TALENT) Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Vives Noord
Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: Diverse basisscholen uit de regio Brugge die fungeren als proeftuin
Samenvatting: In het PWO-project ‘Optimaliseren van doorstroom in de lerarenopleiding lager onderwijs door een talentgerichte stagebegeleiding’ willen we het competentiegericht opleiden aanvullen met een talentgerichte benadering. Jezelf beter leren kennen en persoonlijke groei door talenten te ontdekken en te ontwikkelen, is voor studenten immers even belangrijk als de professionele ontwikkeling waarbij het ontwikkelen van competenties centraal staat. Leren kan niet los worden gezien van persoonlijke ontwikkeling. Gedurende dit project ontwikkelen we een handleiding waar elke opleiding mee aan de slag kan gaan bij het ontwikkelen van, een meer talentgerichte begeleiding van studenten. Deze handleiding biedt een theoretische achtergrond, een waaier aan inzetbare werkvormen/oefeningen en een voorstel tot uitwerking van een docentenvorming. In het academiejaar 2013-2014 werd reeds een opleidingsspecifieke invulling van deze handleiding uitgeprobeerd in de eerste opleidingsfase van de Lerarenopleiding Lager Onderwijs. De bevindingen en resultaten van dit praktijkvoorbeeld leiden tot de formulering van aanbevelingen voor de toepassing van een talentgerichte begeleiding in een opleiding. Deze aanbevelingen zullen eveneens in de handleiding worden opgenomen.
195
Projectleider: Evelien Schyvinck
[email protected] 050 30 51 00 VIVES-Noord, Campus Brugge Xaverianenstraat 10 8200 Brugge
Contactpersoon: Johan Vanderhoeven
[email protected] 050 30 51 00 VIVES-Noord, Campus Brugge Xaverianenstraat 10 8200 Brugge
196
PoCoMAL (Powering Communication for Monitoring and Assisted Living) Einddatum: 30/09/2013
Startdatum: 1/10/2012 Instelling: Vives Noord
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: Onderzoeksgroep Golfvoortplanting en signaalanalyse - Kulak, Herbert De Gersem Centexbel
Partners uit het werkveld: ATE Ithaka vzw Vlaams Elektrotechnisch Instituut Teletask Niko Projects Quad Industries DSP Valley
Samenvatting: Aansluitend en complementair aan de mogelijkheden tot automatisering en monitoring van een woonomgeving biedt een domotica platform als technologie ook heel wat mogelijkheden tot communicatie met en monitoring van de bewoner. Voor wat betreft de monitoring van de bewoner komt meteen de problematiek van het dragen van draadloze sensoren in het vizier. Elektronische sensoren hebben energie nodig om te functioneren (de elektrische voeding voor de sensor, de elektrische voeding voor de signaalverwerking, de voeding voor de draadloze verbinding). Het voorzien van voldoende energie om draadloze sensoren binnen een woon- en leefomgeving met grote betrouwbaarheid te laten functioneren, via “energy harvesting”, met elektromagnetische overdracht, is het onderwerp van het voorgestelde onderzoek.
197
Projectleider: De Craemer Renaat
[email protected] 059 56 90 00 Zeedijk 101, 8400 Oostende
Contactpersoon: De Craemer Renaat
[email protected] 059 56 90 00 Zeedijk 101, 8400 Oostende
Projectmedewerkers: Tom Grenson Vives Noord Hedwig Messiaen Vives Noord
198
Slikstoornis
Einddatum: 31/08/2015
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Vives Noord
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: Dominiek Savio Instituut Gid(t)s, SIG
Samenvatting: Cerebrale Parese (CP) is een parapluterm voor een groep van niet – progressieve, maar vaak veranderende motorische stoornissen, secundair aan laesies of afwijkingen in de hersenen die ontstaan zijn in de vroege ontwikkeling (Mutch et al. 1992). CP wordt volgens de SCPE onderverdeeld in een spastische, dyskinetische en atactische groep. (Bax et al. 2005; Cans, 2000; Johnson et al. 2002). Slik- en voedingsproblemen zijn in belangrijke mate aanwezig bij kinderen met CP, vooral bij kinderen met spastische quadriplegie en dyskinetische CP (Sleigh et al. 2004). Uit een vooronderzoek is gebleken dat er geen specifiek multidisciplinair instrument bestaat om slik- en voedingsproblemen bij kinderen met dyskinetische CP in kaart te brengen. Het doel van dit onderzoek is het uiteindelijk ontwikkelen van een bruikbaar, valide, betrouwbaar én multidisciplinair onderzoeksinstrument voor die doelgroep. Op basis van vragenlijsten, die door experten werden ingevuld, en door middel van een grondige literatuurstudie worden items m.b.t. de slik-en voedingsproblematiek verzameld en wordt een multidisciplinair onderzoeksinstrument opgesteld. In een pilootstudie (min. 7 proefpersonen) zal het instrument tijdens twee veldtesten geëvalueerd worden op vlak van betrouwbaarheid en validiteit. Verder moet opgemerkt worden dat gezien de beperkte sample size het uitvoeren van een grondige validiteitsstudie - in de strikte zin van het woord – geen doel is van dit project, maar mogelijk wel in de toekomst uitgevoerd kan worden.
199
Projectleider: Ingeborg Simpelaere
[email protected] 050 30 51 00 VIVES Noord - Campus Brugge Xaverianenstraat 10 8200 Brugge
Contactpersoon: Ingeborg Simpelaere
[email protected] 050 30 51 00 VIVES Noord - Campus Brugge Xaverianenstraat 10 8200 Brugge
Projectmedewerkers: Aline Ollevier Vives Noord Annekatrien Vanacker Vives Noord Jan Deklerck Vives Noord Lieve Acke Vives Noord
200
Verkennend onderzoek naar de professionele positionering van de "paralegal" in Europa Einddatum: 31/08/2015
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Noord
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: Vlaamse Juristenvereniging (VJV)
Samenvatting: Sinds ongeveer 15 jaar wordt aan 8 vlaamse hogescholen binnen de professionele bacheloropleiding "bedrijfsmanagement" de afstudeerrichting "rechtspraktijk" aangeboden. Deze afstudeerrichting leidt een nieuw type van juridisch medewerker op - de zogenaamde "rechtspracticus" of "paralegal" - die zich onderscheidt van andere administratieve krachten door zijn brede en praktische juridische kennis en vaardigheden. Deze paralegal blijkt te beantwoorden aan een aantal moderne evoluties binnen de juridische dienstverlening. In deze studie staan twee onderzoeksvragen centraal. Ten eerste, in welke mate bestaat in onze buurlanden de paralegal als onderscheiden beroep of functie en welke is zijn precieze positie binnen het juridisch werkveld? Ten tweede, welke zijn de kenmerkende beroepstaken die aan een startende paralegal worden toevertrouwd en aan welke algemene of beroepsspecifieke competenties wordt daarbij appel gedaan?
201
Projectleider: Renaat Hoop
[email protected] 050 30 51 00 VIVES Noord Campus Brugge Xaverianenstraat 10 8200 Sint-Michiels
Contactpersoon: Renaat Hoop
[email protected] 050 30 51 00 VIVES Noord Campus Brugge Xaverianenstraat 10 8200 Sint-Michiels
202
Zorghotel - Uitwerking van een handleiding voor de realisatie van een vakantieverblijf voor mensen met beperkingen, zowel vanuit hun zorgbehoefte als hun behoefte aan toeristisch-recreatieve activiteiten Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Vives Noord
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners: -
Partners uit het werkveld: Mariasteen vzw (bouwheer) Koolskampstraat 39b 8830 Gits, Marnix Crevits (Eindverantwoordelijke diensten), ALS DAN vzw Kapucijnenvoer 33b/1 3000 Leuven, Sofie Goeminne (Coördinator Middelpunt)
Samenvatting: Toerisme, d.w.z. meerdaags de eigen woon- en leefomgeving verlaten, is op vandaag een basisbehoefte voor de meeste mensen. Men gaat op reis om meerdere redenen: ontspanning of rust, cultuurverrijking of -verdieping, op zoek naar natuur of avontuur, naar contacten of isolement. Toerisme is hoe dan ook telkens een kans op kennismaking met andere culturen, met andere mensen en kan zo een ondersteunende rol spelen in de opbouw of het behoud van het sociaal weefsel. Voor bepaalde segmenten toeristen kan toerisme op die manier zelfs een bijdrage leveren aan een betere integratie in de samenleving en zo een verhoging van het welzijn bevorderen. De hoofddoelstelling is om een handleiding (concept + draaiboek + beheer) uit te schrijven voor de realisatie en exploitatie van een vakantieverblijf voor mensen met beperkingen (zorghotel), zowel vanuit hun zorgbehoefte als hun behoefte aan toeristisch-recreatieve activiteiten.
203
Projectleider: Van Roye Filip
[email protected] 050 30 52 00 Xaverianenstraat 10, 8200 Sint Michiels
Contactpersoon: Vanwildemeersch Lode
[email protected] 050 30 52 01 Xaverianenstraat 10, 8200 Sint Michiels
Projectmedewerkers: Esther Sys Vives Noord
204
PWO-projecten van
Vives Zuid
Beheersystemen voor openbaar groen
Einddatum: 31/08/2016
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Biotechniek
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: Groenestein Beheersoftware, VVOG, ANB, Stad Antwerpen, Stad Roeselare
Samenvatting: Een goed geïmplementeerd groenbeheersysteem levert voordelen voor vele gebruikers. Wanneer een dergelijk systeem goed bijgehouden wordt, kunnen gegevens (zowel administratief als grafisch) geregistreerd, gegenereerd en gepresenteerd worden. Een degelijke analyse van deze gegevens levert niet alleen informatie voor de beheerder maar ook voor de beleidsmedewerker, het management en de uitvoering. De implementatie van een beheersysteem is echter complex en vraagt om een eenduidige aanpak. Dit project beoogd een handboek te genereren met betrekking tot het implementeren van beheersystemen voor openbaar groen. Een praktisch uitgewerkte handleiding kan de drempel m.b.t. digitale beheersystemen voor gemeentes/steden verlagen en stap voor stap begeleiding en ondersteuning bieden bij de opzet en het gebruik ervan. Vanuit de synthese en analyse van bestaande kennis en good practises in Nederlandse steden en gemeenten wordt een vertaling naar de Vlaamse situatie gemaakt. Er wordt een stappenplan opgemaakt voor het operationeel maken en up-to-date houden van een bruikbaar beheersysteem. Tenslotte wordt aan de hand van gevalsstudies de outputmogelijkheden (opmaak beheerplan en werkplan, budgetbeheersing, … ) aangetoond.
205
Projectleider: Joos Isabelle
[email protected] 056 23 23 30 VIVES Campus Roeselare Wilgenstraat 32 8800 ROESELARE
Contactpersoon: Joos Isabelle
[email protected] 056 23 23 30 VIVES Campus Roeselare Wilgenstraat 32 8800 ROESELARE
Projectmedewerkers: Roobroeck Bregt Vives Zuid
206
Belevingsonderzoek bij de verschillende actoren van een brede school
Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2011 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners: UGent (Prof. Marc Spoelders)
Partners uit het werkveld: VVSG, Basisschool Sint-Jozef Kortrijk, Kind & Samenleving
Samenvatting: In dit onderzoek wordt de beleving van de brede school door het basisschoolkind in kaart gebracht. Er wordt bij de kinderen onderzocht in welke mate zij betrokken zijn en hoe goed ze zich voelen bij het schoolgebeuren in het algemeen en bij de bredeschoolactiviteiten georganiseerd door hun school. Aangezien men kan stellen dat de activiteiten van de brede school goed aansluiten bij de benadering van de meervoudige intelligentie, kan men verwachten dat een engagement in de brede school samenhangt met een sterkere en bredere talentontwikkeling op diverse domeinen. De resultaten van het onderzoek zullen samen met een bevraging omtrent de werking van de brede school teruggekoppeld worden naar elke deelnemende school voor bijsturing en evaluatie.
207
Projectleider: Audrey Deleu
[email protected] 051 40 02 40 Beernegemstraat 10 8700 Tielt
Contactpersoon: Audrey Deleu
[email protected] 051 40 02 40 Beernegemstraat 10 8700 Tielt
Projectmedewerkers: Miet Durnez Vives Zuid Liv Colonne Vives Zuid
http://www.katho.be/page.aspx?smid=853
208
BSF: Black Soldier Fly of Biomass Solution for Farmers
Einddatum: 31/08/2016
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Biotechniek
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: Varkens- en melkveehouders, INAGRO, Vermeulen Construct, Boerenbond
Samenvatting: Door de duurdere grondstofprijzen en de eiwitprijs in het bijzonder, groeit de druk binnen Europa om de zelfvoorzieningsgraad te verhogen inzake eiwit. Dit biedt kansen voor de vele reststromen die Europa dient te verwerken. In een klimaat van rationeel gebruik van grondstoffen, krijgt afval een tweede leven. Afval wordt reststroom en deze stroom wordt een nieuwe grondstof. De druk van enkele schaarse grondstoffen heeft het gebruik van insecten op enkele jaren tijd bespreekbaar gemaakt. Waar insecten een viertal jaar terug nog als een curiosum werden aanschouwd, vormen ze vandaag de spil van vele nieuwe onderzoeken inzake verwerking en grondstofproductie. Binnen dit project wordt gefocust op de verwerking van biomassa, voornamelijk van dierlijke oorsprong, zijnde mest of verwerkte mest. Hierin worden de mogelijkheden met Hermetia illucens geëxploreerd.
209
Projectleider: Wouters Filip
[email protected] 056 23 23 30 VIVES Campus Roeselare Wilgenstraat 32 8800 ROESELARE
Contactpersoon: Wouters Filip
[email protected] 056 23 23 30 VIVES Campus Roeselare Wilgenstraat 32 8800 ROESELARE
Projectmedewerkers: Karel Van Den Berge Vives Zuid
210
Curriculumdifferentiatie Wiskunde voor en door Bachelors Lager Onderwijs - Op zoek naar een werkbaar instrument Einddatum: 31/08/2016
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners: KU Leuven Fac. Wetenschappen
Partners uit het werkveld: Ter Kouter (Deinze), De Zilvermeeuw (Blankenberge)
Samenvatting: Het project vertrekt vanuit de vaststelling dat het niveau van basiskennis wiskunde van de instromende studenten lager onderwijs er op achteruit gaat en dat de verschillen tussen de studenten vergroten en het slaagpercentage verkleint. Verschillende mogelijkheden van aanpak kunnen deze situatie verbeteren:. 1) Curriculumdifferentiatie binnen basiskennis wiskunde 1 BALO zowel bottom up (verrijking) als top down (remediëring), via groeperingsvormen en een aangepast onderwijsleerploces enerzijds en een gedifferentieerde inhoudelijke begeleiding anderzijds. 2) Van zelf ervaren van curriculumdifferentiatie binnen wiskunde in de lerarenopleidingen naar zelf toepassen in de latere lespraktijk, dit zowel voor de instromende student als voor de helpende derdejaarsstudent. Binnen dit project gaan we op zoek naar een werkbaar model voor curriculumdifferentiatie voor basiskennis wiskunde binnen de lerarenopleiding en haar didactische transfer voor de studenten en hun wiskundelessen in de lagere school.
211
Projectleider: Gyselen Ilka
[email protected] VIVES Campus Torhout Sint-Jozefstraat 1 8820 TORHOUT
Contactpersoon: Gyselen Ilka
[email protected] VIVES Campus Torhout Sint-Jozefstraat 1 8820 TORHOUT
212
De communicatie tussen West-Vlaamse bedrijven en hun Duits/Spaanstalige handelspartners. Een behoefteanalyse. Einddatum: 31/08/2016
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners: HUB, HoGent
Partners uit het werkveld: Flanders Investment & Trade
Samenvatting: In dit onderzoek wordt er gekeken naar de manier waarop de communicatie tussen de West-Vlaamse bedrijven (zowel kmo´s als grote bedrijven) en hun Duits-/Spaanstalige handelspartners precies verloopt. De sectoren, waarin deze Duits/Spaanstalige contacten een belangrijke rol spelen, worden bepaald. Daarnaast worden de context, de inhoud en het taalgebruik van zowel de mondelinge als schriftelijke communicatie in het Duits/Spaans onderzocht. Deze vaststellingen worden in kaart gebracht. Op basis van de analyse van de mondelinge en schriftelijke bedrijfscommunicatie en via vragenlijsten en interviews, wordt er geïnventariseerd welke behoeften/noden of problemen/moeilijkheden de bedrijven ondervinden in de communicatie met de Duits-/Spaanstalige landen, hoe de communicatie het zakendoen beïnvloedt en hoe de Duits-/Spaanstalige handelspartners de communicatie met de West-Vlaamse bedrijven ervaren. Tot slot wordt er nagegaan of een efficiëntere communicatie mogelijk is. Op basis van de onderzoeksresultaten zal de vakinhoud van de talen Duits en Spaans op HANTAL specifiek op het werkveld worden afgestemd en zullen er voor de bedrijven modules van permanente vorming worden ontwikkeld.
213
Projectleider: Boone Griet
[email protected] 056 26 41 40 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 KORTRIJK
Contactpersoon: Boone Griet
[email protected] 056 26 41 40 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 KORTRIJK
214
De evolutie van de reële belastingdruk in België in het laatste decennium bij KMO's en grote vennootschappen. Een onderzoek naar eventuele regionale verschillen Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2011 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: Studiedienst ACV Aalst-Oudenaarde
Samenvatting: Het laatste decennium is de fiscaliteit meer en meer een instrument voor de opeenvolgende regeringen geweest om het gedrag van de bedrijfswereld te sturen. De opeenvolging van maatregelen ter ontrading en ter stimulering is dan ook indrukwekkend. Dit kan een impact hebben op de reële belastingdruk van de vennootschappen en bijgevolg op de concurrentiepositie van de Belgische vennootschappen. In de media is er meermaals sprake dat grote vennootschappen de laatste jaren minder belastingen zouden betalen dan KMO’s. Het is dan ook zinvol om empirisch na te gaan of, en in hoeverre de reële belastingsdruk op het vlak van vennootschapsbelasting het laatste decennium in België geëvolueerd is. Dit onderzoek zal ook nagaan of er in het laatste decennium verschillen zijn tussen KMO’s en grote vennootschappen. Tevens zal onderzocht worden wat de invloed is van bepaalde fiscale stimuli, zoals de notionele intrestaftrek e.a. op vennootschappen. Als uitbreiding hiervan zal gekeken worden of er regionale en sectoriële verschillen bestaan. Het onderzoek wordt beperkt tot vennootschappen in België onderworpen aan de vennootschapsbelasting.
215
Projectleider: Erika Raes
[email protected] 056 26 41 40 Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk
Contactpersoon: Erika Raes
[email protected] 056 26 41 40 Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk
216
De impact van citymarketing in West-Vlaamse steden
Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2011 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners: WES
Partners uit het werkveld: Kortrijkse en West-Vlaamse beleidsactoren
Samenvatting: Citymarketing is volop in beweging. Heel wat gemeenten en steden investeren in een promotie van hun stad om op verschillende pijlers te groeien en economisch gezien te bloeien. Wat een gemeente of stad aantrekkelijk maakt, rust op een aantal factoren (wonen, werken, studeren en leisure), maar bepaalt tenslotte of mensen een zekere binding met een stad voelen. Het hoofddoel van dit onderzoek, is de citymarketing van 1 à 2 West-Vlaamse steden in kaart te brengen en wat het oplevert voor de city loyalty. Hierbij zullen verschillende aspecten aan bod komen: - We willen nagaan in hoeverre citymarketing in de strategische doelstellingen en het beleid van deze steden vervat zit. - Hoe de beslissingen en de uitvoering ervan tot stand komen. Wordt het beleid uitgedacht door de gemandateerde beleidsmakers, de ambtenaren of wordt er een beroep gedaan op externe citymarketeers? - Hoe organiseren citymarketeers overleg met alle stakeholders (handelaars, andere overheden, bevolking/bewoners) bij de ontwikkeling, implementatie en coördinatie van het citymarketingbeleid? - Hoe wordt hierin geïnvesteerd en wie is ervoor verantwoordelijk? - Hoe wordt kennis en informatie gedeeld over citymarketing? - Hoe behaalt men doelstellingen en worden de resultaten gemeten?
217
Projectleider: Ingrid Frenier
[email protected] 056 26 41 40 Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk
Contactpersoon: Ingrid Frenier
[email protected] 056 26 41 40 Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk
Projectmedewerkers: Bart Derolez Vives Zuid
218
De toezichtsmaatschappij. Vertrouwen is goed, controle is beter?
Einddatum: 31/08/2016
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
Wetenschappelijke partners: Benelux Universiteit, Hogeschool Gent
Partners uit het werkveld: Infopol, Vaste commissie voor de lokale politie, West-Vlaamse politieschool, Centrum voor politiestudies
Samenvatting: Onze samenleving wordt vandaag de dag volgens sommige criticasters geconfronteerd met een toenemende controle en toezicht in de openbare ruimte, waardoor de politie zijn monopolie als handhaver van de openbare orde verliest en we evolueren naar een overbeschermde maatschappij waarbij de privacy wordt aangetast. De uitbreiding van de GAS, uitbreiding van cameratoezicht en inzet van verschillende actoren onderschrijven deze tendens. Het accent van dit project ligt in het in kaart brengen van een aantal tendensen en stil te staan bij de concrete lessen die we hieruit kunnen trekken voor de praktijk. Meer in het bijzonder stelt voorliggend PWO project zich expliciet tot doel om de actoren, methoden en technieken in kaart te brengen die momenteel toonaangevend zijn op vlak van controle en toezicht. Daarnaast wordt gekeken naar het effect dat dit teweegbrengt op vlak van bewustwording en onveiligheid. Tot slot wordt de informatie verkregen in de onderzoeksfase aangereikt om te komen tot een concreet handboek over hoe men op een gedegen manier met controle en toezicht kan omgaan.
219
Projectleider: De Pauw Evelien
[email protected] 056 26 41 50 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 KORTRIJK
Contactpersoon: De Pauw Evelien
[email protected] 056 26 41 50 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 KORTRIJK
Projectmedewerkers: Vermeersch Hans Vives Zuid Deprins Famke Vives Zuid
220
Dwaalgedrag, –preventie en –detectie
Einddatum: 31/08/2015
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: CRETECS (VIVES Noord)
Partners uit het werkveld: Huisartsenvereniging ZW-Vlaanderen, WZC De Pottelberg, WZC Ter Berk, Vlaamse Alzheimer Liga, POM W-VL, RESOC ZW-Vlaanderen, MIC, Steunpunt Woningaanpassing W-VL.
Samenvatting: Dwaalgedrag is een vaak voorkomende problematiek bij mensen met dementie. Preventie is de eerste vorm van oplossing die de voorkeur verdient. Preventieve maatregelen kunnen niet alle dwaalgedrag voorkomen, dus ook dwaaldetectie blijft noodzakelijk. Er zijn technologische en niet- of minder technologische oplossingen beschikbaar, zowel op het vlak van preventie als detectie. Een eerste stap in dit onderzoek is de uitvoering van een literatuurstudie of review van onderzoek op het terrein van dwaalgedrag, dwaalpreventie en dwaaldetectie. Daarnaast volgt een marktstudie van beschikbare producten en oplossingen. We wensen deze oplossingen te etaleren en tastbaar te maken voor de zorgsector via een belevingslab dwaalpreventie en –detectie. Vanuit de literatuurstudie of review en marktstudie zal een (wetenschappelijke) publicatie aangemaakt worden waarmee de opgedane kennis ter beschikking van het werkveld komt. Daarnaast worden een set aanbevelingen en tips te geformuleerd naar zowel de zorgsector als leveranciers van oplossingen en studiebureaus actief in de zorg.
221
Projectleider: Vergalle Vincent
[email protected] 056 26 41 20 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 KORTRIJK
Contactpersoon: Vergalle Vincent
[email protected] 056 26 41 20 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 KORTRIJK
Projectmedewerkers: Soetens Erwin Vives Zuid
222
Effecten van instructies bij kleuters voor wetenschappelijk denken
Einddatum: 31/08/2016
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners: Radboud Universiteit Nijmege, KU Leuven
Partners uit het werkveld: Diverse secundaire scholen
Samenvatting: In het huidige onderzoek worden twee studies voorgesteld. Een eerste studie richt zich expliciet naar het ontwerpen van een didactiek voor het kleuteronderwijs op het vlak van wetenschappelijk denken. Deze didactiek reguleert de aandacht van het kind in functie van de onderliggende variabelen in een gebeurtenis. We gaan er van uit dat de aandacht sterker kan worden gereguleerd wanneer directe instructies (verbaal en/of visueel) worden gegeven naast vrije exploratie met wetenschappelijk materiaal. In een tweede studie wordt een nieuwe methodiek onderzocht bij heel jonge kleuters. De methodiek is gericht op het meten van aandacht voor functionele relaties die ontstaan uit wetenschappelijke gebeurtenissen.
223
Projectleider: Dejonckheere Peter
[email protected] 051 40 02 40 VIVES Campus Tielt Beernegemstraat 10 8700 Tielt
Contactpersoon: Dejonckheere Peter
[email protected] 051 40 02 40 VIVES Campus Tielt Beernegemstraat 10 8700 Tielt
Projectmedewerkers: Van De Keere Kristof Vives Zuid Tallir Isabel Vives Zuid Vervaet Stephanie Vives Zuid
224
E-ZORG bij jongeren: e-Hulpverlening bij jongeren met een chronische aandoening Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschappen, KUL (Prof. P. Moons), UZ Gent
Partners uit het werkveld: Ziekenhuis Waregem Zeepreventorium V.Z.W., De Haan (UZ Gent)
Samenvatting: De evidentie leert ons dat e-hulpverlening leidt tot efficiënte zorg en betere outcome. Uitgangspunt is dat e-hulpverlening een belangrijke meerwaarde kan bieden in het ondersteunen van jongeren met een chronische aandoening, in hun ziekteproces. Vanuit een experimentele opzet willen we een aantal jongeren en zorgverleners in een e-hulpverleningsproces doen stappen en van nabij volgen om het e-hulpverleningsproces te optimaliseren. Gelijktijdig met het experiment, beogen we de ontwikkeling van een leidraad voor e-hulpverlening waarop zowel de zorgvragers als de zorgverleners kunnen steunen.
225
Projectleider: Caroline Van Severen
[email protected] 056 26 41 10 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk
Contactpersoon: Caroline Van Severen
[email protected] 056 26 41 10 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk
Projectmedewerkers: Griet martens Vives Zuid Nele Cox Vives Zuid
226
Fundamenten van wetenschappelijk denken in het kleuteronderwijs
Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2011 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners: Radboud Universiteit Nijmegen (NL)
Partners uit het werkveld: DPB en enkele Tieltse scholen
Samenvatting: Door middel van een vooronderzoek en twee studies wordt nagegaan in welke mate wetenschappelijke problem solving bij kleuters kan worden gestimuleerd door de waarneming en de aandacht van het kind te reguleren. Het vooronderzoek bestaat uit het ontwerpen van verschillende taken waarbij het kind door middel van actie en gericht kijken tot probleemoplossing kan komen. De eerste studie betreft een onderzoek bij 5-jarige kleuters waarbij wetenschappelijk handelen wordt gemeten en geobserveerd na afloop van een aantal sessies waarbij gebruik gemaakt wordt van een specifieke didactiek. De tweede studie repliceert de eerste met dat verschil dat 4 jarige kleuters worden betrokken.
227
Projectleider: Peter Dejonckheere
[email protected] 051 40 02 40 Beernegemstraat 10 8700 Tielt
Contactpersoon: Peter Dejonckheere
[email protected] 051 40 02 40 Beernegemstraat 10 8700 Tielt
Projectmedewerkers: Kristof Van De Keere Vives Zuid Isabel Tallir Vives Zuid
http://www.katho.be/page.aspx?smid=769
228
Grensoverschrijdend gedrag in de gezondheidszorg: inzicht in de ontstaansmechanismen en betekenis voor de verpleegkundige praktijk Einddatum: 31/08/2016
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: UGent, Hogeschool InHolland, Vrije Universiteit Amsterdam
Partners uit het werkveld: H. Hartziekenhuis Roeselare, sint-Jozefsziekenhuis Izegem
Samenvatting: Binnen de verpleegkundige praktijk werd agressie vooral onderzocht in de ouderenzorg of op spoed- en psychiatrische afdelingen. Voor algemene ziekenhuisafdelingen is er weinig literatuur over de dynamiek en het circulaire karakter van de zorgrelatie tussen verpleegkundigen en patiënten waarbinnen grensoverschrijdend gedrag (GOG) kan ontstaan. Deze studie richt zich op het verwerven van inzicht in ontstaansmechanismen en betekenisverlening van GOG in deze zorgrelatie en beoogt interventie- en implementatieonderzoek ter ondersteuning van de zorgverlening. De multicentrische studie omvat 5 luiken: (1) verkennend literatuuronderzoek i.f.v. een brede beschrijving van GOG; (2) een kwantitatief registratieonderzoek als indicatie voor de frequentie, vorm en ervaren ernst bij GOG; (3) kwalitatief theorie-vormend onderzoek naar ontstaansmechanismen en onderliggende processen bij GOG in de zorgrelatie; (4) interventie-ontwikkeling ter ondersteuning van de zorgverlening en (5) praktijkonderzoek i.f.v. de implementatie van deze ontwikkelde interventies.
229
Projectleider: Tina Vandecasteele
[email protected] 051 23 23 30 VIVES Campus Roeselare Wilgenstraat 32 8800 Roeselare
Contactpersoon: Tina Vandecasteele
[email protected] 051 23 23 30 VIVES Campus Roeselare Wilgenstraat 32 8800 Roeselare
Projectmedewerkers: Bart Debyser Vives Zuid Tine De Backer Vives Zuid
230
Grensoverschrijdend gedrag in de gezondheidszorg: inzicht in de ontstaansmechanismen en de betekenis Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2010 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: Prof. Mieke Grypdonck (UGent, verplegingswetenschappen)
Partners uit het werkveld: H. Hartziekenhuis (Roeselare-Menen), St.-Jozefziekenhuis (Izegem)
Samenvatting: Het in kaart brengen van grensoverschrijdend gedrag (GOG) is een complexe aangelegenheid. Het gaat immers om een subjectieve ervaring met verschillende uitingsvormen, een multidimensioneel karakter en diverse belanghebbenden. In het lopende PWO-project is de basis gelegd voor twee instrumenten die GOG in kaart brengen. Het ene instrument focust op GOG van verpleegkundigen naar patiënten, het andere focust op GOG in omgekeerde richting, van patiënten naar verpleegkundigen. Er is ook vastgesteld hoe binnen het primaire zorgproces de relatie tussen de verpleegkundige en de patiënt bepalend is voor de gepercipieerde ernst van GOG. In dit onderzoek wordt verder gebouwd op de resultaten uit het lopende onderzoek. De instrumenten om de frequentie, de vorm en de intensiteit van GOG te registreren op een manier die de subjectieve ervaring ervan recht doet, worden verfijnd, gevalideerd en gebruikt voor registratie in meerdere ziekenhuizen. Daarnaast wordt op basis van een kwalitatief onderzoek inzicht verworven in de mechanismen die de ervaring van verpleegkundigen beïnvloeden. Inzicht in deze mechanismen en hun onderlinge interactie laat toe om gerichte interventies op te zetten.
231
Projectleider: Sofie Verhaeghe
[email protected] 051 23 23 30 Wilgenstraat 32 8800 Roeselare
Contactpersoon: Sofie Verhaeghe
[email protected] 051 23 23 30 Wilgenstraat 32 8800 Roeselare
Projectmedewerkers: Bart Debyser Vives Zuid Tine De Backer Vives Zuid Els Demuynck Vives Zuid
232
Het economisch belang van schoolbezoeken voor de West-Vlaamse musea Einddatum: 31/08/2016
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: Westtoer, Provincie West-Vlaanderen (afdeling Erfgoed)
Samenvatting: Voor veel musea in Vlaanderen vormen leerlingen en studenten een belangrijk deel van het publiek. Via allerlei acties en programma’s spelen de overheid en de musea zelf daar ook graag op in. Wij willen in eerste instantie onderzoeken hoe groot het belang van die schoolbezoeken is voor de West-Vlaamse musea, in economische termen. We willen ook in kaart brengen of dat belang toeneemt of eerder afneemt. Hierbij gaan we bestuderen in welke mate en hoe de West-Vlaamse musea deze doelgroep al bewust bewerken en of de acties van de musea bijdragen tot het aantrekken van schoolbezoekers. We peilen naar de economische impact van schoolbezoeken voor musea.
233
Projectleider: Ingrid Frenier
[email protected] 056 26 41 40 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 KORTRIJK
Contactpersoon: Ingrid Frenier
[email protected] 056 26 41 40 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 KORTRIJK
Projectmedewerkers: Bart Derolez Vives Zuid
234
Hoe een didactische meerwaarde bieden door de invoering van een tablet in het onderwijs? Einddatum: 31/08/2016
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners: VIVES Noord
Partners uit het werkveld: DPB Brugge
Samenvatting: Waar in het verleden het accent lag op het gebruik van PC om ICT te integreren in het onderwijs, wordt de laatste tijd de nadruk gelegd op het gebruik van een tablet. Deze toestellen bieden naast een hoge performantie ook een groot gebruiksgemak. Het feit dat ze ‘instant on’ werken, verhoogt de inzetbaarheid. Het gebruik van iPad en tablet moeten echter op een doordachte manier gebeuren. De kans dat het gebruik van deze toestellen efficiënt gebeurt, is sterk afhankelijk van het didactische scenario dat beschikbaar is. In dit PWO-project onderzoeken we didactische mogelijkheden en werken scenario’s uit die beschikbaar worden gesteld voor het werkveld. Deze zijn bruikbaar in verschillende vakken en situaties.
235
Projectleider: Desloovere Christof
[email protected] VIVES Campus Torhout Sint-Jozefstraat 1 8820 TORHOUT
Contactpersoon: Desloovere Christof
[email protected] VIVES Campus Torhout Sint-Jozefstraat 1 8820 TORHOUT
Projectmedewerkers: Opsomer Tony Vives Zuid
236
Hoe gebeurt de invulling van het aanvullend pensioen binnen de KMOsector Einddatum: 31/08/2016
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners: Prof. A. Watteyne (KULAK)
Partners uit het werkveld: Baloise Insurance
Samenvatting: De wet op de aanvullende pensioenen of kortweg WAP (2003) regelt de aanvullende pensioenen voor werknemers. De concrete invulling van dit aanvullend pensioen gebeurt door de werkgever, een groep van werkgevers of een sector. Deze inrichters hebben de keuze tussen een ondernemingsfonds voor pensioenen (OFP) ofwel een invulling via een groepsverzekering afgesloten via een verzekeraar. In het onderzoek brengen we de KMO’s (minder dan 50 werknemers) in kaart die het aanvullend pensioen implementeren binnen hun bedrijf. Welke motieven liggen aan de basis bij de keuze die een werkgever maakt om een aanvullend pensioen voor te stellen? Welke motieven hebben individuele inrichters wanneer zij kiezen voor de implementatie van een aanvullende pensioen via een groepsverzekering? De sociale partners hebben tijdens de tweejaarlijkse onderhandelingen op sectorniveau sectorgebonden pensioenplannen bedongen. Via toepassing van de cao zijn arbeiders van verschillende sectoren zoals metaal, chemie, bouw, ... aangesloten bij een pensioenplan. Ook de kleine onderneming (minder dan 50 werknemers) heeft dus een pensioenplan voor zijn werknemers maar de bedrijfsleider is zich daar niet van bewust. In dit onderzoek gaan we op zoek naar de achterliggende oorzaken van het miskennen van dit pensioenplan door vele kleine ondernemers.
237
Projectleider: Aerts Ilse
[email protected] 056 26 41 40 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 KORTRIJK
Contactpersoon: Aerts Ilse
[email protected] 056 26 41 40 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 KORTRIJK
238
Hoe percipiëren Vlaamse vrouwen thuisbevallingen en de pre- en postnatale begeleiding door vroedvrouwen? Einddatum: 31/08/2015
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: UGent, UZ Antwerpen
Partners uit het werkveld: AZ Jan Palfijn, VLOV
Samenvatting: De Vlaamse vroedvrouw is opgeleid om autonoom pre- peri- en postnatale zorg te verlenen zolang er zich geen verwikkelingen voordoen. Bovendien is zij bij uitstek de bewaker van de fysiologie. De verloskundige situatie in Vlaanderen is echter sterk gemedicaliseerd, waardoor de Vlaamse vroedvrouw over weinig autonomie beschikt en een inferieure rol heeft in de Vlaamse verloskunde. Een studie van de Onafhankelijke Ziekenfondsen naar de geboekte uitgaven de laatste 10 jaar toont nochtans aan dat de Vlaamse vrouw de laatste jaren steeds meer beroep doet op de vroedvrouw (R. De Paepe, 2013). Dit betekent dat er een maatschappelijk draagvlak is voor meer vroedvrouwenzorg. Dezelfde studie wijst ook uit dat vroedvrouwenzorg financieel voordeliger is voor zowel de consument als voor de maatschappij. Vrouwen/koppels die zich vandaag door de vroedvrouw laten begeleiden doen dit vanuit een heel bewuste keuze. Het betreft een minderheidsgroep die niet kiest voor het heersende medical model, maar wel voor meer woman centered care (Van Kelst, L. 2012). Om in de toekomst in toenemende mate het midwifery model te kunnen implementeren is het noodzakelijk om te weten hoe vroedkundige zorg gepercipieerd wordt door de Vlaamse vrouwen.
239
Projectleider: Birgit De Clercq
[email protected] 056 26 41 10 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk
Contactpersoon: Birgit De Clercq
[email protected] 056 26 41 10 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk
Projectmedewerkers: ilse Delbaere Vives Zuid Ann De Vits Vives Zuid
240
Integrale veiligheid: van visie tot plan
Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2010 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
Wetenschappelijke partners: KU Leuven (Prof. S. Pleysier, LINC), PUC KULAK
Partners uit het werkveld: West-Vlaamse Politieschool, diverse preventiediensten en lokale politiediensten
Samenvatting: Deze derde PWO cyclus is het logische vervolg van de twee voorgaande PWO projecten (‘Promising practices in de lokale veiligheidszorg’ in 2005-2007 en ‘Samenwerking en regie in de lokale veiligheidszorg’ in 2008-2010) die door het Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid werden opgenomen: daar waar deze voorgaande projecten enerzijds een exploratief en verkennend doel dienden, en anderzijds zich oriënteerden op de succesfactoren en knelpunten bij het opzetten van samenwerkingsprojecten in de (lokale) veiligheidszorg, komt het accent in dit project (terug) te liggen op (de essentie van) het concept ‘integrale veiligheid’ en de implicaties voor zowel de visievorming als de toepassing van het concept in de praktijk van het (lokaal) integraal veiligheidsbeleid. Meer in het bijzonder stelt het voorliggende PWO project zich expliciet tot doel om de specifieke noden en knelpunten in de lokale praktijk, zowel voor steden en gemeenten die sedert kort geconfronteerd worden met de dwingende eis om een strategisch veiligheids- en preventieplan op te stellen, als zij die dit niet moeten doen – maar hierdoor uiteraard niet ontslagen worden van hun verantwoordelijkheid op het vlak van integrale veiligheid – te inventariseren, analyseren en remediëren.
241
Projectleider: Evelien De Pauw
[email protected] 056 26 41 50 Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk
Contactpersoon: Luc De Mey
[email protected] 056 26 41 50 Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk
Projectmedewerkers: Famke Deprins Vives Zuid Hans Vermeersch Vives Zuid
http://www.katho.be/page.aspx?smid=771
242
Kostenbesparing in productieomgeving door toepassing van 3D printing
Einddatum: 31/08/2016
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: VKC, Quadrant, Quicktools
Samenvatting: 3D Printing is een productieproces waarbij materiaal op een additieve wijze opgebouwd wordt. De toepassing ervan kent een explosieve groei. Met dit project willen we diverse toepassingen uitwerken op basis van 3D printen om de industrie de functionaliteit van het 3D printen te laten ontdekken. Daarbij willen we ook inspelen op de vele vragen, voornamelijk van technische aard, die vanuit de industrie komen met betrekking tot de toepassing van het 3D printen. Het project voorziet ook in een pakket berekeningen waarbij de kostprijs van de klassieke productieprocessen (o.a. verspaning) vergeleken wordt met 3D printen en waarbij wordt uitgezocht in welke gevallen 3D printen economisch rendabel is. Naast inspelen op de noden uit de regionale industrie, beoogt het project ook het proces van 3D printen beter te leren kennen en benutten m.b.t. - De digitale fabriek: koppeling van 3D printen met de 3D scanner om de gescande file om te bouwen naar een STL (stereolithografie) file en deze zo te herproduceren. - Blended 3D printen, dit is 3D printen met inserts of 3D printen op andere voorwerpen zoals textiel, metaal, kunststof, hout en andere.
243
Projectleider: Claeys Geert
[email protected] 056 26 41 20 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 KORTRIJK
Contactpersoon: Claeys Geert
[email protected] 056 26 41 20 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 KORTRIJK
Projectmedewerkers: Claeys Tim Vives Zuid Calu Geert Vives Zuid Struyve Inge Vives Zuid
244
Managen van MRSA en PRRS op varkensbedrijven
Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2010 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Biotechniek
Wetenschappelijke partners: Laboratorium voor Virologie, Fac. Diergeneeskunde (UGent), KU Leuven
Partners uit het werkveld: ILVO, CODA, DGZ
Samenvatting: MRSA (Meticilline-resistente Staphylococcus aureus), beter gekend als de ziekenhuisbacterie, is een bacterie die resistent is tegen meerdere antibiotica, waaronder meticilline. Recent werd de aanwezigheid van MRSA (andere stammen dan deze die voorkomen in de ziekenhuizen) in de intensieve veehouderij aangetoond. Dit project bouwt o.a. verder op de resultaten van een vorig PWO project over MRSA in de varkenshouderij. Specifiek wordt, om een duidelijk onderscheid te kunnen maken tussen de verschillende types van MRSA, verdere typering van isolaten beoogd. Door dit project zal verdere ondersteuning van het KATHO deel van een lopend Landbouwonderzoek (IWT Vlaanderen) ter beheersing van MRSA bij varkens, mogelijk zijn. Bijzondere aandacht zal gaan naar kennisvalorisatie, dit door het vertalen van de kennis naar het werkveld. PRRS (Porcine Reproductive en Respiratoire Syndroom) is een varkensziekte die op een groot percentage van de varkensbedrijven economische schade veroorzaakt. Het managen van deze varkensziekte vereist, gezien de economische impact, verder onderzoek. Op basis van jarenlange ervaring met PRRS en samenwerking met andere onderzoeksgroepen zal in het kader van dit project de focus liggen op ondersteunend labo onderzoek ter preventie (vaccinatie) en remediëring van het voorkomen van PRRS. Daar de in huidige vaccins gebruikte stammen verouderd zijn, zullen in de vaccinstudies specifieke stammen worden gebruikt. Ook hier zal werk worden gemaakt van de vertaling van de kennis naar het werkveld.
245
Projectleider: Yves De Bleecker
[email protected] 051 23 23 30 Wilgenstraat 32 8800 Roeselare
Contactpersoon: Yves De Bleecker
[email protected] 051 23 23 30 Wilgenstraat 32 8800 Roeselare
Projectmedewerkers: Jan Van Doorsselaere Vives Zuid Isabel Degezelle Vives Zuid
http://www.katho.be/apps.aspx?smid=3095
246
Micropropagatie als alternatieve vermeerderingstechniek voor moeilijk klonaal te vermeerderen bomen of heesters Einddatum: 31/08/2016
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Biotechniek
Wetenschappelijke partners: INBO
Partners uit het werkveld: Diverse boomkwekerijen
Samenvatting: Binnen dit project worden factoren onderzocht die leiden tot een goede in vitro initiatie, vermeerdering en beworteling van bomen of heesters die bovendien moeilijk klonaal te vermeerderen zijn. Deze factoren omvatten het tijdstip van opstarten, het type startmateriaal (enten, volwassen bomen, geknotte bomen, …), vermeerderingstechniek (axillaire knopontwikkeling of organogenese), het gebruik van fungiciden of antibiotica, en de samenstelling van het in vitro medium. Hiervoor worden 15 verschillende boomsoorten van diverse boomkwekerijen gebruikt. De resultaten zullen een inzicht geven in de mogelijkheden van de in vitro teelt als alternatieve vermeerderingstechniek voor bomen en heesters.
247
Projectleider: Dewitte Angelo
[email protected] 056 23 23 30 VIVES Campus Roeselare Wilgenstraat 32 8800 ROESELARE
Contactpersoon: Dewitte Angelo
[email protected] 056 23 23 30 VIVES Campus Roeselare Wilgenstraat 32 8800 ROESELARE
Projectmedewerkers: Van Doorsselaere Jan Vives Zuid
248
MULTIMOD: Multimodulair non-contact ultrasoon meetsysteem
Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2010 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: KHBO, IMEC
Partners uit het werkveld: Diverse bedrijven uit de elektronica- en constructiesector
Samenvatting: Een multimodulair meetsysteem opent mogelijkheden naar contactloze ultrasone NDT-toepassingen bij hoge productiesnelheden en vooral, het laat toe om complexere algoritmes toe te passen bij de signaalanalyse waardoor een grotere variëteit aan fouten in het materiaal kan worden opgespoord. De uitdaging is tweeledig: • Enerzijds moet een sensor array worden ontwikkeld die toelaat om de nodige orthogonale signaalcodes met voldoende signaalscheiding te verwerken (NCU-KATHO). • Anderzijds zal de signaalstroom de limieten van de beschikbare programmeerbare componenten overschrijden, en dus moet er onderzoek gebeuren naar het laten functioneren van een communicatieprotocol om verschillende FPGA’s als één meetsysteem (ECOREA – KHBO) te laten werken. De validatie van het onderzoek is hier meteen een te integreren aspect. Ook de noodzakelijke signaalintegriteit binnen een industriële omgeving is een mee te nemen aspect. De hoge snelheid van communicatie ligt boven de grenzen van hetgeen nu industrieel wordt toegepast. Het project moet dus meteen toelaten om het lab EMC van KHBO bijkomend expertise te laten opbouwen in relatie tot de elektrische signaalintegriteit bij hoge verwerkingssnelheden.
249
Projectleider: Erik Blomme
[email protected] 056 26 41 20 Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk
Contactpersoon: Erik Blomme
[email protected] 056 26 41 20 Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk
Projectmedewerkers: Mattias Bilcke Vives Zuid Geert Calu Vives Zuid Pieter Lust Vives Zuid Sammy Verslype Vives Noord
http://www.katho.be/apps.aspx?smid=851
250
Music en entertainment in een nieuw era
Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2011 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: Belgian Entertainment Association
Samenvatting: De digitalisering en de toegankelijkheid van producten op het internet zorgen er voor dat de hele muziekindustrie zich anders moet profileren en oriënteren in een (nog) steeds in beweging zijnde markt. Daarvoor worden verschillende nieuwe businessmodellen uitgedacht om in een veranderende sector te overleven. Dit onderzoek wil nagaan hoe de Belgische muziek- en entertainmentsector zich handhaven in het huidige era. Daarbij wil het onderzoek stilstaan bij de rol van het internet bij de evoluties en ontwikkelingen in de hedendaagse muziekbeleving. Er wordt stilgestaan bij de vraag hoe jongeren zich gedragen in die veranderende markt. Ten slotte wil dit onderzoek een overzicht geven van alle spelers en de huidige Belgische muziek- en entertainment in kaart brengen.
251
Projectleider: Sylvie Vanrenterghem
[email protected] 056 26 41 40 Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk
Contactpersoon: Sylvie Vanrenterghem
[email protected] 056 26 41 40 Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk
252
Ongekwalificeerde uitstroom van jongeren uit het technisch onderwijs. Oplossingen binnen de West-Vlaamse onderwijscontext Einddatum: 31/08/2016
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: RESOC ZW-Vlaanderern, CDO Kortrijk, vzw Groep INTRO, WES
Samenvatting: De ongekwalificeerde uitstroom uit het middelbaar onderwijs is een pijnpunt. Uit de ‘studie schoolverlaters van de VDAB’ (VDAB, 2009i) blijkt dat Vlaanderen een ongekwalificeerde uitstroom van 27% uit het secundair onderwijs heeft. WestVlaanderen scoort iets beter met 22,8%. Wanneer voor deze jongeren de overstap van het onderwijs naar de arbeidsmarkt wordt bekeken, dan is een groot aantal van deze jongeren bijna voorbestemd om langdurig werkloos te worden. Dit is een kwetsbare doelgroep die meer aandacht vraagt tijdens hun ‘onderwijscarrière’. Dit onderzoeksproject wil op de gestelde problematiek een antwoord proberen te formuleren, dit in eerste instantie in de West-Vlaamse context. Aan de hand van literatuurstudie en interviews wil dit onderzoek in kaart brengen wat de voornaamste oorzaken zijn en welke oplossingen door de jongeren en hun (onderwijs)omgeving worden aangebracht. Op basis van de resultaten wordt een pilootproject opgestart met als doel de ongekwalificeerde uitstroom te verminderen.
253
Projectleider: Chanterie Kerlijne
[email protected] 050 23 10 30 VIVES Campus Torhout Sint Jozefstraat 1 8820 Torhout
Contactpersoon: Chanterie Kerlijne
[email protected] 050 23 10 30 VIVES Campus Torhout Sint Jozefstraat 1 8820 Torhout
254
Ontwikkelen van voeding op maat van de vergrijzende consument
Einddatum: 31/12/2016
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Biotechniek
Wetenschappelijke partners: KULAK, VIVES Noord, Howest, ILVO
Partners uit het werkveld: VIGEZ
Samenvatting: Senioren van nu streven meer dan vroeger naar behoud van levenskwaliteit. Tevens is er een toenemende bewustwording van de consument over gezonde voeding. Bovendien impliceert de vergrijzing van de bevolking een groeiend aantal senioren en dus meer mensen met kans op ondervoeding. Dit zal leiden tot extra financiële kosten voor de overheid. Het is dus van essentieel belang te investeren in de preventie van ondervoeding. Dit project focust op de preventie van ondervoeding bij senioren door middel van het ontwikkelen van aangepaste voedingsmiddelen voor personen die geen specifiek dieet volgen en die gebruik maken van serviceflats, dienstencentra of thuiszorg. In dit traject zal alle nuttige informatie omtrent het ontwikkelen van dergelijke voedingsmiddelen in kaart worden gebracht door middel van een uitgebreide literatuurstudie, aandacht voor foodmarketing en uitgebreide bevragingen van de maaltijdverstrekkers. De verworven kennis zal vervolgens vertaald worden naar concrete info voor de bedrijfswereld. Tenslotte worden minimum 2 voedingsproducten uit verschillende sectoren (zoals aardappelen, groenten en fruit, bereide maaltijden…) als cases uitgewerkt.
255
Projectleider: De Bleecker Yves
[email protected] 056 23 23 30 VIVES Campus Roeselare Wilgenstraat 32 8800 ROESELARE
Contactpersoon: De Bleecker Yves
[email protected] 056 23 23 30 VIVES Campus Roeselare Wilgenstraat 32 8800 ROESELARE
Projectmedewerkers: Desmet Michèle Vives Zuid Van den Broeck Lien Vives Zuid
256
Optimalisatie en valorisatie van NCU componenten voor contactloze materiaalcontrole Einddatum: 31/08/2016
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Industriële wetenschappen en technologie
Wetenschappelijke partners: KULAK, KULAB, IMEC
Partners uit het werkveld: FLIR (Wevelgem), BEKAERT-BEKINTEX (Wetteren), NINIX Technologies (Brugge), COVAN Systems (Kuurne), LUDY Machinery (Leest),
Samenvatting: Dit project beoogt het technisch op punt stellen en valoriseren van een contactloos ultrasoon arraysysteem (MultiMod) dat i.s.m. KHBO ontworpen werd in het kader van een vorig PWO-project, en de verhoging van de modulariteit en inzetbaarheid van het systeem. De modulariteit wordt verhoogd door de mogelijkheid te voorzien om voldoende MultiMod’s (in feite een mini-array met 12 sensoren) aan elkaar te kunnen schakelen tot werkbreedtes van ca. 4 meter. De inzetbaarheid wordt verhoogd door ook andere dan lineaire configuraties mogelijk te maken, de werking uit te breiden tot andere frequentiegebieden dan de huidige 1 MHz en een autokalibratiesysteem aan de ultrasone kanalen toe te voegen. Het project investeert ook in, de nodige tijd voor een uitgebreid valorisatietraject. Een mobiele opstelling moet de mogelijkheden van het systeem kunnen demonstreren op andere locaties dan het eigen lab NCU en er wordt een netwerk opgebouwd van leveranciers of constructeurs voor de realisatie van MultiModmodules en randcomponenten. Gerichte diffusieacties moeten de technologie de nodige bekendheid geven in sectoren en bedrijven waar deze potentieel inzetbaar is.
257
Projectleider: Bilcke Mattias
[email protected] 056 26 41 20 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 KORTRIJK
Contactpersoon: Bilcke Mattias
[email protected] 056 26 41 20 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 KORTRIJK
Projectmedewerkers: Naert Hans Vives Zuid Lust Pieter Vives Zuid Calu Geert Vives Zuid
258
Skill acquisition in blended learning environments
Einddatum: 31/08/2016
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners: KUL, VIVES Noord
Partners uit het werkveld:
Samenvatting: Het leren van praktische vaardigheden vraagt vaak meer tijd dan er beschikbaar is tijdens lesmomenten. Dit probleem stelt zich des te meer in opleidingen die gebruik maken van afstandsonderwijs. Er is nood aan oplossingen die wetenschappelijk ondersteund onderwijs mogelijk maken voor praktische vaardigheden in een context van ‘blended learning’1. Om dit te bereiken wordt in dit project gestart vanuit een literatuurstudie om vervolgens de beschikbare digitale tools zo efficiënt mogelijk in te zetten tijdens praktijkonderwijs. Hierna wordt onderzocht of deze wetenschappelijk ondersteunde digitale leermethoden een leereffect kunnen bekomen of versterken bij het leren van praktische vaardigheden in gecombineerd onderwijs. Ten slotte worden de bevindingen gebundeld en teruggekoppeld naar het werkveld.
259
Projectleider: Madou Tom
[email protected] 050 50 23 30 VIVES Campus Torhout Sint Jozefstraat 1 8820 Torhout
Contactpersoon: Madou Tom
[email protected] 050 50 23 30 VIVES Campus Torhout Sint Jozefstraat 1 8820 Torhout
260
Slim omgaan met slim: het hoogbegaafdenbeleid als onderdeel van het zorgbeleid Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2011 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Onderwijs
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: ZOCO Oefenschool Torhout
Samenvatting: Vanuit het werkveld komt veelvuldig de vraag naar begeleiding bij het uittekenen van een hoogbegaafdenbeleid en het begeleiden van leerkrachten bij het bepalen en uitvoeren van een adequaat traject voor de hoogbegaafde leerlingen in de school, de klas, de les. Praktijkgericht onderzoek kent zijn wortels in vragen uit de beroepspraktijk. Met dit onderzoek willen we kennis, inzichten en producten genereren die bijdragen aan het oplossen van de problemen die scholen ervaren bij het omgaan met hoogbegaafde leerlingen en hun ouders. We willen een aanpak uittekenen en toetsen op macro- meso- en microniveau, geïntegreerd in het zorgbeleid van de school. We gaan daarbij op zoek naar de kritische succesfactoren in de aanpak bij de leerlingen, de leerkrachten en het schoolbeleid en de daaraan gelinkte vragen naar professionalisering. Bijzondere aandacht moet daarbij gaan naar de ondersteuning van de vereiste leerkrachtcompetenties. Bedoeling is ook het, project vorm te geven in samenwerking met het werkveld.
261
Projectleider: Bie Lambrechts
[email protected] 050 23 10 30 Sint-Jozefstraat 1 8820 Torhout
Contactpersoon: Bie Lambrechts
[email protected] 050 23 10 30 Sint-Jozefstraat 1 8820 Torhout
262
STAGE is LEREN op de WERKVLOER? De relatie tussen leerklimaat op stage en leerrendement in termen van competentieontwikkeling Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2012 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: UGent, departement Verplegingswetenschap (Prof. S. Verhaeghe, )
Partners uit het werkveld: UZ Gent, AZ Groeninge (Kortrijk)
Samenvatting: Binnen de opleiding bachelor in de verpleegkunde neemt stage een vrij centrale plaats in. De laatste jaren komt zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het stage-aanbod onder druk te staan. Om hierop te anticiperen werd binnen verschillende hogescholen geëxperimenteerd met nieuwe stageconcepten. Het werkplekleren en de zorg- en leercentra zijn hier twee voorbeelden van. De bedoeling is op deze afdelingen een leerklimaat te scheppen waar het leerrendement voor studenten voldoende hoog is. De studenten moeten de kans krijgen de beoogde competenties effectief te ontwikkelen. De vraag of deze stageconcepten hierin beter slagen dan de klassieke stage-afdelingen vormt de focus van dit onderzoek. De centrale doelstelling van dit onderzoek is het verwerven van inzicht in de relatie tussen het leerklimaat op een stage afdeling en het leerrendement bij de student bachelor in de verpleegkunde. Om deze doelstelling te bereiken wordt een matched casecontrol study opgezet. In eerste instantie worden de begrippen en determinanten voor ’leerklimaat’ en ‘leerrendement’ en hun onderlinge relatie via een literatuurstudie helder gemaakt. Vervolgens worden meetinstrumenten geselecteerd die het leerklimaat en een (set van) concrete competentie(s) als resultaat van het leerrendement objectiveren. Na analyse moet duidelijk worden of er een verschil is in leerklimaat tussen traditionele afdelingen en de nieuwe stage-concepten, of er een relatie is tussen leerklimaat en leerrendementen en welke factoren hierop een invloed uitoefenen. Met dit inzicht kunnen de beleidsmakers van zowel de hogeschool als het ziekenhuis de te nemen beslissingen omtrent de verdere uitbouw van nieuwe stage-concepten onderbouwen en gepaste initiatieven nemen om, waar wenselijk, het leerklimaat in positieve richting bij te sturen.
263
Projectleider: Monique Deplaecie
[email protected] 056 26 41 10 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk
Contactpersoon: Monique Deplaecie
[email protected] 056 26 41 10 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk
Projectmedewerkers: Maureen Claeys Vives Zuid
geen
264
Uitbouw van herstel- en ervaringsdeskundigheid in zorg en onderwijs
Einddatum: 31/08/2016
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Gezondheidszorg
Wetenschappelijke partners: UGent, Hogeschool InHolland, Universiteit Amsterdam
Partners uit het werkveld: Sint-Jozefskliniek Pittem, Kliniek H. Familie Kortrijk
Samenvatting: Patiëntenparticipatie is een actueel thema binnen de gezondheidszorg van vandaag. Nieuwe zorgvisies als de herstelgerichte visie appelleren hulpverleners om patiënten actiever te betrekken in het zorg- en behandelgebeuren. Ook is er een steeds groter wordende body of knowledge om, patiënten actief en betekenisvol te betrekken in zowel de gezondheidszorg als het verpleegkundig onderwijs. Participatie van patiënten aan de gezondheidszorg maakt deze zorg beter. In Vlaanderen werden pas recent stappen gezet in de richting van meer patiëntenparticipatie. Met dit PWO project willen we de transitie naar meer patiëntenparticipatie in geestelijke gezondheidszorg en het hoger onderwijs onderzoeksmatig begeleiden. Vertrekpunt en eindpunt binnen dit PWO voorstel is steeds de patiënt zelf en zijn unieke ervaringskennis en -deskundigheid. Zijn expertise en zijn participatie is zowel medium, product als voorwerp van onderzoek. Het PWO-project omvat twee lijnen: (1) Uitbouwen en versterken van herstel- en ervarings-deskundigheid in onderwijs, en (2) Versterken en onderbouwen van herstel- en ervaringsdeskundigheid in GGZ. Voor de eerste lijn kiezen we voor een projectmatige werkwijze, met als doelstelling te evolueren van beperkte participatie naar groeiende participatie binnen de hogeschool (Tew et al, 2004). Mogelijke uitkomsten zijn een handboekje met aanbevelingen over patiëntenparticipatie voor het onderwijs. Voor de tweede lijn wordt kwalitatief explorerend onderzoek opgezet. Onderzoeksvraag hierbij is: “Hoe percipiëren en beleven patiënten of ex-patiënten die voor het eerst, betrokken worden in projecten van patiëntenparticipatie hun nieuwe rol?”. Conform good practice op vlak van patiëntenparticipatie zal zoveel mogelijk geopteerd worden voor een participatieve werkmethodiek gedurende alle fases van het project.
265
Projectleider: Bart Debyser
[email protected] 051 23 23 30 VIVES Campus Roeselare Wilgenstraat 32 8800 Roeselare
Contactpersoon: Bart Debyser
[email protected] 051 23 23 30 VIVES Campus Roeselare Wilgenstraat 32 8800 Roeselare
266
Van MPI naar Multifunctionele Organisatie
Einddatum: 31/08/2014
Startdatum: 1/09/2013 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Sociaal-agogisch werk
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: De Korf (Kortrijk)
Samenvatting: In ons land neemt de vraag naar het Evidence Based werken binnen het brede terrein van het welzijnswerk toe. We kozen ervoor om de sociaal-agogische opleidingen orthopedagogie en sociaal werk te betrekken bij deze vraagstelling, enerzijds vanuit de theoretische en methodische kern van hun opleiding, anderzijds vanuit hun betrokkenheid bij het werkveld via stage, dienstverlening en vorming. De overheid stuurt bovendien aan op ‘meer standaardisatie van de zorg’, op ‘kwaliteitsverhoging van de hulpverlening en zorg’ en op meer ‘effectiviteit’ en ‘efficiëntie’ in de zorg. Ook praktijkorganisaties zelf, professionelen op het terrein en gebruikers van de zorg, hebben vragen naar de ‘effectiviteit’ van de gehanteerde methoden en interventies in de praktijk. Centraal staat de vraag: “Wat werkt onder welke omstandigheden voor welke doelgroep en tegen welke prijs?” Vanuit een verbonden samenwerking tussen kennisinstellingen en praktijkorganisaties willen we bottom-up en met respect voor de wederzijdse expertise het praktijkgericht onderzoek naar gehanteerde methodieken/interventies/werkvormen in de praktijk van welzijnsorganisaties in West-Vlaanderen beschrijven, ontwikkelen en analyseren op hun effectiviteit. .
267
Projectleider: Van der Vorst Leen
[email protected] 056 26 41 50 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 KORTRIJK
Contactpersoon: Van der Vorst Leen
[email protected] 056 26 41 50 VIVES Campus Kortrijk Doorniksesteenweg 145 8500 KORTRIJK
Projectmedewerkers: Pype Amoury Vives Zuid Cox Nele Vives Zuid
268
Verpaarding van het Vlaamse landschap
Einddatum: 31/08/2013
Startdatum: 1/09/2010 Instelling: Vives Zuid
Studiegebied: Biotechniek
Wetenschappelijke partners:
Partners uit het werkveld: Vlaams Paardenloket vzw, Provincie West-Vlaanderen, Nationaal Agrarisch Centrum (NAC), diverse regionale organisaties
Samenvatting: Het Vlaamse platteland kampt met een zware claim door verschillende en heel diverse gebruikersgroepen. De paardensector is één van de voornaamste ruimteclaims die het laatste decennium in opmars is. Officiële cijfers spreken van 90.000 paarden in Vlaanderen, officieuze cijfers spreken echter van 150.000 paarden in ons Vlaamse landschap (Persmededeling van het kabinet van Kris Peeters, 16 oktober 2008). Dit project beoogt een ecologisch verantwoorde paardenhouderij waarbij de integratie van het paard in het Vlaamse landschap geconsolideerd wordt. Het opmaken van een landschapsatlas staat centraal. Deze atlas heeft als doel een werkinstrument te worden op de verschillende schaalniveaus van het Vlaamse landschap. Als eerste niveau geldt hierbij de inpassingrichtlijnen en – wensen op de schaal van een Vlaamse streek. De tweede schaal is het opstellen van inrichtings- en beheerrichtlijnen die rekening houden met de gezondheid en het welzijn van het paard, de wettelijke normen en de ecologische gevolgen van de paardenhouderij.
269
Projectleider: Frederik Vandenberghe
[email protected] 051 23 23 30 Wilgenstraat 32 8800 Roeselare
Contactpersoon: Frederik Vandenberghe
[email protected] 051 23 23 30 Wilgenstraat 32 8800 Roeselare
Projectmedewerkers: Lies Depuydt Vives Zuid Lara Simons Vives Zuid Pieter Foré (tot 1/09/2011) Vives Zuid
http://www.katho.be/page.aspx?smid=859
270
Afgelopen PWO-projecten Groep T - Internationale Hogeschool Leuven 1/10/2005
1/06/2008
Onderwijsinnovatie in de lerarenopleiding: onderzoek betreffende de opwaardering van technologie in het onderwijs
1/10/2005
1/06/2008
Onderzoek naar het gebruik van metawerk en portfolio in de lerarenopleiding
1/10/2005
1/06/2008
Werken aan intercultureel onderwijs (ICO) in de lerarenopleiding
1/10/2007
30/09/2011
Onderzoek in onderwijs binnen de lerarenopleiding
1/10/2008
30/09/2009
Variabel en flexibel strategiegebruik bij het aanvankelijk rekenen
1/10/2008
30/09/2009
Talenten verkennen en ontwikkelen: onderzoek naar het gebruik van een talentenportfolio in het basisonderwijs
1/10/2008
30/09/2009
En wat met T.O.? Onderzoek naar de technologische competenties van toekomstige leraren
24/09/2009 30/09/2012
Meaningful play: The teacher as agent
27/09/2010 30/09/2012
Talent in actie. Sleutels tot succes.
26/09/2011 24/09/2012
Leerkrachten met dyslexie in de onderwijspraktijk?
271
HUB-KAHO 15/09/2004 14/09/2006
Onderzoek naar de ervaring van sacraliteit in de kleuterklas
15/09/2004 14/09/2006
Functioneel optometrisch onderzoek van de schoolrijpheid bij kinderen bij de aanvang van de lagere school
1/01/2005
30/09/2009
ProXpert: Onderzoek naar reproduceerbare randvoorwaarden bij mechanische testen op materialen en producten
1/01/2005
31/12/2007
Onderzoek naar temperatuur- en schokcompenserende schakelingen voor de uitlezing van een acceleratiesensor
1/01/2005
31/12/2008
Vorming van basiscompetenties in de initiële lerarenopleiding voor het werken in een inclusieve setting
1/01/2005
31/12/2007
Een aanzet tot het selecteren van BWB-Koeien die op natuurlijke wijze kalven
1/01/2005
30/09/2008
Optimalisatie van "shelf life" van bier door toevoeging van combinaties van gallotanninen en PVPP
1/01/2005
31/12/2007
Onderzoek van de toepassingsmogelijkheden van modulaire automatisering op basis van Industrial Ethernet (PROFINET)
1/02/2005
14/09/2008
Ontwikkeling en evaluatie van een E-learning en E-testing module m.b.t. beeldherkenning conventionele digitale opnames van het skelet
15/09/2005 14/09/2008
Geweld in de welzijnssector: uitzonderlijk en alledaags
15/09/2005 14/09/2008
Observatie van het onderwijsgedrag in de basisschool: kenmerken van goed onderwijs
1/01/2006
31/12/2008
Integratie van de psychiatrisch bejaarde patiënt in de residentiële bejaardenzorg
1/01/2006
30/06/2009
Op zoek naar de opbrengst van pure plantenolie (PPO) uit verscheidene gewassen en hun kwaliteiten als biobrandstof bij dieselmotor
1/01/2006
31/12/2009
Authenticiteitscontrole van voedings- en veevoedermiddelen: Bepaling van kwaliteitsparameters voor DNA isolaten
1/02/2006
14/09/2008
Taal en leerproblematiek bij anderstalige instromers in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en de Rand
15/09/2006 14/09/2009
Fysieke activiteit bij kleuters: kwantificatie en promotie
1/09/2007
31/08/2009
Welzijnseffecten van Psoroptes-infestatie op het Belgisch Witblauw rund
1/09/2007
31/08/2010
FATIMAT (FATigue In Material Testing)
1/09/2007
31/08/2010
Professionele hulp voor een rookvrije zwangerschap
1/09/2007
31/08/2009
Een toekomst voor de haven van Brussel in een breder logistiek perspectief
1/09/2007
31/08/2010
Ontwikkelen van een digitaal-interactief model voor het opstellen van een omgevingsboek voor basisscholen 272
1/10/2007
30/09/2010
Verzamelen, verwerken en publiceren van objectieve en actuele benchmarks (kostkengetallen) voor facilitaire diensten
Katholieke Hogeschool Leuven 1/09/2005
30/06/2008
BOSAO: Bouwen aan Schakels tussen Arbeidsmarkt en Onderwijs
1/09/2005
30/06/2008
DOHO: Duurzame Ontwikkeling en Hoger Onderwijs
1/09/2006
30/06/2009
K.O.P. (Kennismanagement in Organisaties van Praktijkkennis): De 'Body of knowledge & skills' van professionals. Practice wisdom: ontkende kennis?
1/09/2006
31/08/2009
MEDIDUS: Monitoring en evaluatie van diversiteit bij de instroom, doorstroom en uitstroom van studenten in de professionele bachelor
1/12/2006
1/12/2009
COMPETA: Competentiegedreven taakverdeling.
1/09/2007
31/08/2010
ODO: Onderzoekscel Duurzame Ontwikkeling
1/09/2007
31/08/2010
Sociale cohesie op het platteland. De bijdrage van het sociaal-cultureel verenigingsleven. De case van de Landelijke Gilden
1/09/2007
31/08/2010
MURIS: Een multimediaal reflectie-instrument voor startende leraren in de basisschool
1/09/2008
31/08/2011
Inclusief de middelbare school
1/09/2008
31/08/2011
MeMAOP: De inzet van membraantechnologie en AOP’s voor de verwijdering van persistente componenten uit afvalwater
1/09/2008
31/08/2011
OWK: Omgekeerd woonkrediet
1/09/2008
30/06/2010
Beleidsinstrumenten voor Duurzaam Hoger Onderwijs
1/09/2009
31/08/2012
Multimedia in de kleuterschool, een extra kans voor GOK (MUGO)
1/09/2009
31/08/2012
Schriftelijke taalbeheersing van professionele bachelors
15/09/2009 14/09/2012
Onderzoek naar de relatie welzijn – onderwijs in de aanpak van kinderen met gedragsproblemen in (multi-)complexe opvoedingssituaties (COSWO)
15/09/2009 14/09/2012
eDiaZorg. Onderzoek naar telecommunicatie voor de thuiszorg van ouderen met diabetes type 2 in Vlaanderen
273
Katholieke Hogeschool Limburg 1/09/2005
1/09/2006
Uitleestoestel voor RFID tags in organische elektronica
1/09/2005
1/09/2009
Optimalisatie van off-site en on-site bioremediatie van verontreinigde bodems
1/09/2005
1/09/2008
Geweld in de welzijnssector: uitzonderlijk en alledaags
16/12/2005 16/12/2008
Niet aangeboren hersenletsels (NAH)
1/09/2006
1/09/2009
PROFINET als Real Time Ethernet
1/09/2006
1/09/2009
Onderzoek en ontwikkeling van een airconditioninginstallatie m.b.v. een absorptiekoelmachine
1/09/2006
1/09/2009
Pure plantaardige olie (PPO)
15/09/2006 15/09/2009
Het ontdekken van de band tussen muziek, wiskunde en de (quantum)wereld in het onderwijs
25/10/2006 25/10/2009
Professionalisering van 'verantwoordelijke verpleegkundigen' in de geestelijke gezondheidszorg
8/01/2007
8/01/2010
Kwalificatie van levensverzekeringen
1/09/2007
31/08/2010
Voeding en zwangerschap: een gerandomiseerde studie bij obese zwangere vrouwen
1/01/2008
1/01/2011
De Open Hogeschool: een antwoord op vraaggestuurd leren voor werknemers
1/01/2008
1/01/2011
De effecten van Youth at Risk in Vlaanderen
1/01/2008
1/01/2011
Ontwikkeling en evaluatie van een virtuele leermodule ter verbetering van de vroegtijdige detectie van delirium door verpleegkundigen
3/01/2008
3/01/2011
Deskundigheidsontwikkeling van verpleegkundigen inzake depressie en suïcide
1/09/2009
31/08/2012
Agressie in de schoolcontext
1/03/2010
29/02/2012
Ontwikkeling van een on-site saneringstechniek van grondwater, vervuild met minerale olie
1/09/2010
31/08/2012
Zingeving in de thuisverpleging
274
LUCA School of Arts 1/01/2005
31/12/2008
Integratie van Web 2.0 in het multimediaal leerplatform en online archiefbeheer
1/01/2005
31/12/2007
Competentiemanagement voor opvolging bij studenten
1/01/2005
31/08/2008
XBRL
1/01/2005
31/12/2007
Lingu@flex
1/01/2005
31/12/2007
De sprekende wereld van kleuren: kleur in-en communicatie
1/01/2005
31/12/2009
Licht en reflectie: een projectmatig onderzoek over het beheersen van het licht in de ruimte
1/01/2005
31/12/2007
Ontwikkeling en implementatie van technologisch relevante leerhulpmiddelen
1/09/2007
31/08/2009
Een toekomst voor de haven van Brussel in een breder logistiek perspectief
1/01/2008
31/12/2010
Ontwerpen en communiceren met moodboards
1/10/2010
30/09/2012
Open source: een alternatief voor creatieve en grafische toepassingen?
275
Thomas More Antwerpen 1/10/2006
1/10/2009
Ontwikkeling en normering van een diagnostisch instrumentarium voor dyslexie bij jongvolwassenen
1/10/2006
1/10/2009
Studentenmedezeggenschap en studentenvertegenwoordiging in het hoger onderwijs
1/09/2009
30/09/2012
1/09/2009
30/09/2012
Verantwoord handelen bij dyslexie en dyscalculie in de jongvolwassenheid: De ontwikkeling van een wetenschappelijk onderbouwd ondersteunings- en remediëringspakket Ontwikkeling van een ADHD-volgtraject voor schoolgaande (jong)volwassenen: een protocol voor betrouwbare en valide diagnos-tiek en gerationaliseerde adviesverlening
276
Thomas More Kempen 1/09/2005
31/08/2008
Shake: een ontbijtoplossing voor dementerenden?
1/09/2005
31/08/2008
Studie van OSAS bij truckers van de regio Kempen
1/09/2005
31/08/2008
Internet inclusief
1/09/2005
31/08/2008
Empirisch onderzoek naar de levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen in een pluralistische maatschappelijke context
1/09/2005
31/08/2008
OMEGA Ouder wordende mensen en hun mogelijkheden tot empowerment inzake gezondheid en autonomie
1/10/2005
30/09/2008
Studeren bestuderen
1/03/2006
28/02/2009
REMOTE (Monitoring & control Techniques for Energy management)
1/07/2006
30/06/2009
Klare taal, ICT-hulpmiddelen voor het schrijven van verstaanbare tekst
1/09/2006
31/08/2009
DEVOOT
1/09/2006
31/08/2009
Wat hebben we nodig om rond te komen? Minimumbudgetten en financiële dienstverlening
1/09/2007
31/08/2010
CV-IMPROVE - Energiebesparingen door inregelen van verwarmingsinstallaties in niet-residentiële gebouwen
1/09/2007
31/08/2010
Optimalisatie van waterzuiveringen met plantensystemen
1/09/2007
31/08/2010
Een pijnvrij zorgtraject voor kinderen doorheen het ziekenhuis
1/09/2008
31/08/2011
Pijnbestrijding tijdens en na biggencastratie door middel van CO2-verdoving en toediening van analgetica
1/09/2008
31/08/2011
Effectief budgetbeheer: hoe komen tot duurzame gedragsverandering?
1/09/2008
31/08/2011
Ontwikkeling van een milieuvriendelijk wondbehandelingsmiddel voor de tuinbouw
1/09/2008
31/08/2011
ICT Inclusief
1/09/2009
31/08/2012
Biologische zaadbehandeling: Formulering van een biocontrole organisme
1/09/2009
31/08/2012
VOCAPAR: “VOeten en voetkinematica CAtalogeren op basis van objectiveerbare PARameters, bekomen via statische en dynamische metingen”
1/09/2009
31/08/2012
OPOUW: Opvang van de oudere zorgvrager met een psychiatrische problematiek binnen een Woon en Zorgcentrum
1/09/2009
31/08/2012
Bepaling van de energiebehoefte van ouderen in de concrete praktijksituatie 277
Thomas More Mechelen 1/09/2005
31/08/2008
Vormgeving van materiele leeromgevingen en klasmeubilair voor het basisonderwijs, in relatie tot de recente ontwikkelingen in de methodieken
1/09/2005
31/08/2008
Instroom en doorstroom van allochtonen in het beroepsgericht hoger onderwijs in de provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant
1/09/2005
31/08/2008
Erfgoed digitaal!
1/09/2005
31/08/2008
Ecotools in design
1/09/2005
31/08/2008
Seniorenmarketing ter ondersteuning van gezondheidspromotie bij jonge ouderen
1/09/2005
31/08/2008
Vakoverschrijdende eindtermen in het secundair onderwijs: een studie van de implementatie en perceptie en de rol van de lerarenopleiding
1/09/2005
31/08/2008
IDTV: Naar een kenniscentrum rond IDTV
1/09/2005
31/08/2008
Informatieveiligheid bij lokale besturen
1/09/2007
31/08/2008
Observatie van het onderwijsgedrag in de basisschool: kenmerken van goed onderwijs
1/09/2008
31/08/2011
Interculturele competentiewijzer
1/09/2008
31/08/2010
Citytrip 2.0
1/09/2008
31/08/2010
Mondelinge geschiedenis: een brug tussen erfgoed en culturele diversiteit in het onderwijs
1/09/2008
31/08/2010
Hergebruik van industriële restmaterialen: toepassingen binnen de interieur- en meubelsector
1/09/2008
31/08/2010
Crossmedia jongeren communities; Think global, Act local
1/09/2008
31/08/2010
Naar een patiëntvriendelijke, duurzame onthaalomgeving in de zorgsector
1/09/2008
31/08/2010
Succesfactoren van informatieveiligheid bij ziekenhuizen
1/09/2008
31/08/2011
Overheidscommunicatie met kwetsbare en kansarme doelgroepen
1/01/2009
31/08/2011
Duurzame zorgverlening via wetenschappelijk verantwoorde verpleegtechnische standaardprocedures: intramusculaire inspuiting
1/09/2011
31/08/2012
Valorisatietraject "Een koffer vol Practice Enterprise": De weg naar commerciële valorisatie van een leermedium
1/09/2011
31/08/2012
Marketing, klantenprofielen en publiekssegmentatie in de sociale economie
1/09/2011
31/08/2012
Valorisatietraject “Overheidscommunicatie met aandacht voor mensen in armoede” 278
Vives Noord 1/09/2005
31/08/2008
Didactisch verantwoorde integratie van wiskundespellen in de drie graden van de lagere school
1/09/2005
31/08/2008
Demystificatie en customisatie van CAM software bij 3 tot 5-assig frezen
1/11/2005
31/07/2008
CATIA ABC
1/09/2007
31/08/2010
Onderzoek en ontwikkeling van een non-contact ultrasoon meerkanaals meetsysteem voor kwaliteitscontrole
1/09/2008
31/08/2010
Technologische en economische valorisatie van kunststofscrap in eigen bedrijf
1/09/2008
31/08/2011
De afstemming van de hulpmiddelen en de woonomgeving op de specifieke hulpvraag van de persoon met beperking
1/09/2008
31/08/2011
Implementatie en consolidering van ontwikkelingsgerichte zorg binnen een NICU ter bevordering van de lange termijn uitkomst en de sensorische integratie bij extreem prematuur geboren kinderen
1/11/2008
31/10/2011
MIA: Motorfilters en Impedantie-Aanpassingen
279
Vives Zuid 1/09/2004
31/08/2007
State of the art Maatschappelijk veiligheid:’Promising practices’
1/09/2004
31/08/2007
United colours of nursing (Verplegen in kleur)
1/09/2004
31/08/2007
Innovatiestimulering en -begeleiding bij voedingsbedrijven
1/09/2004
31/08/2007
Groeninventarisatie: ontwikkelen van methodiek en instrumentarium
1/09/2005
31/08/2008
Optimale transmurale zorg bij zwaar zorgbehoevende patiënten via efficiënte informatiedoorstroming
1/09/2005
31/08/2008
STIPPS (Scientific thinking in (pre)primary school settings)
1/09/2005
31/08/2008
Het motivatie- en leereffect van een SBP in het curriculum van 3e jaars-bachelors in Handelswetenschappen en Bedrijfskunde
1/09/2005
31/08/2008
Taal voor truckers
1/09/2005
31/08/2009
GOAL (Goed onderwijs voor alle leerlingen)
1/09/2005
31/08/2008
Ontwerp en realisatie van een non-contact ultrasone sensor
1/09/2005
31/08/2008
Benchmarking in financiën en verzekeringen
1/09/2005
31/08/2008
A journey in accountancy through Europe
1/09/2007
31/08/2010
Pocketparken: Instrumentarium voor kwaliteitsvolle kleine parken
1/09/2007
31/08/2010
Voedselveiligheid: Community Acquired MRSA in de voedselketen, meer specifiek de Belgische veehouderij
1/09/2007
31/08/2008
Evaluatie en optimalisering van de afstemming van studietrajecten voor studenten met een ongewoon voortraject
1/09/2007
31/08/2010
Onderzoek en ontwikkeling van een non-contact ultrasoon meerkanaals meetsysteem voor kwaliteitscontrole
1/09/2007
31/08/2010
Samenwerking en regie in de lokale integrale veiligheidszorg
1/09/2008
31/08/2011
HRM in de West-Vlaamse KMO
1/09/2008
31/08/2011
Cognitieve en affectieve variabelen voor wetenschappelijk denken in de basisschool en de rol van ICT
1/09/2008
31/08/2011
De toegevoegde waarde van talenkennis en meertaligheid in het West-Vlaamse bedrijfsleven
1/09/2008
31/08/2011
GYMconcept KATHO-RENO: een praktische toepassing van zelfdeterminatie in het bewegingsonderwijs 280
1/09/2008
31/08/2011
Leerzorg in het secundair onderwijs: competentieontwikkeling van leraren
Associatie KU Leuven Schapenstraat 34 3000 LEUVEN
[email protected]
associatie.kuleuven.be