VNK2 Overstromingsrisico Dijkring 12 Wieringen December 2011
Kijk voor meer informatie op www.helpdeskwater.nl of bel 0800-6592837
Overstromingsrisico Dijkring 12 Wieringen December 2011
Veiligheid Nederland in Kaart 2 Overstromingsrisico dijkring 12 Wieringen
Documenttitel
Veiligheid Nederland in Kaart 2 Overstromingsrisico dijkring 12 Wieringen
Document
HB 1555732
Status
Definitief
Datum
december 2011
Auteur
M.J. van Reen (Arcadis)
Opdrachtnemer
Rijkswaterstaat Waterdienst
Uitgevoerd door
Consortium Albicom
Opdrachtgevers
Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Unie van Waterschappen en Interprovinciaal Overleg
Voorwoord
In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd van de uitgevoerde risicoanalyse voor de categorie a-kering van dijkring 12: Wieringen. Het detailniveau van de uitgevoerde analyses is afgestemd op de primaire doelstelling van VNK2: het verschaffen van een beeld van het overstromingsrisico. Hoewel dit rapport een beeld geeft van de veiligheid van dijkring 12 dient het niet te worden verward met een toetsrapport in het kader van de Waterwet. De in VNK2 berekende overstromingskansen laten zich niet zondermeer vergelijken met de wettelijk vastgelegde overschrijdingskansen van de waterstanden die de primaire waterkeringen veilig moeten kunnen keren. Door het consortium Albicom (Arcadis, Lievense, RPS, IV-infra) zijn de overstromingsberekeningen uitgevoerd die ten grondslag liggen aan de berekende gevolgen van de overstromingsscenario’s. De beheerders hebben een essentiële bijdrage geleverd door gegevens ter beschikking te stellen en de plausibiliteit van de opgestelde (alternatieve) schematisaties te bespreken. De uitgevoerde analyses zijn zowel intern als extern getoetst. Ten slotte zijn de resultaten besproken met het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) en heeft het ENW de kwaliteit van de analyses en rapportages steekproefsgewijs gecontroleerd. Graag wil ik alle betrokkenen bedanken voor de constructieve bijdrage en de plezierige samenwerking. Harry Stefess Projectmanager VNK2, Rijkswaterstaat Waterdienst
Inhoudsopgave
1
2
Managementsamenvatting
1
Technische samenvatting
7
Inleiding
13
1.1
Aanleiding project Veiligheid van Nederland in Kaart
13
1.2
Projectopdracht Veiligheid van Nederland in Kaart
13
1.3
Overschrijdingskansen en overstromingskansen
14
1.4
Rekenmethode VNK2
14
1.5
Leeswijzer
17
Gebiedsbeschrijving en schematisatie
19
2.1
Beschrijving dijkring 12 Wieringen
19
2.1.1
Gebiedsbeschrijving
19
2.1.2
Beheerder
20
2.1.3
De primaire waterkering van dijkring 12
20
2.1.4
Bodemopbouw dijkring 12
Ontstaansgeschiedenis
2.3
Recente geschiedenis: bedreigingen en versterkingen
22
2.3.1
Overstromingsrampen
22
2.3.2 2.4
2.5 3
21
Versterkingen
24
Vakindeling categorie a-kering
25
2.4.1
Vakindeling dijken
25
2.4.2
Overzicht vakindeling
26
Kunstwerken
26
Overstromingskans
29
3.1
Aanpak en uitgangspunten
29
3.2
Beschouwde faalmechanismen
29
3.2.1
Faalmechanismen dijken
29
3.2.2
Faalmechanismen kunstwerken
30
3.3
Niet beschouwde faalmechanismen
32
3.4
Berekende overstromingskansen
33
3.4.1
Overstromingskans en faalkansen per faalmechanisme
33
3.4.2
Faalkansen dijken
35
3.4.3
Overzicht faalkansen dijken
37
3.4.4
Faalkansen kunstwerken
38
Dominante vakken en faalmechanismen
39
3.5 4
21
2.2
De gevolgen van overstromingen per doorbraaklocatie
41
4.1
Aanpak en uitgangspunten
41
4.1.1
Algemeen
41
4.1.2
Ringdelen
42
4.1.3
Verhoogde lijnelementen
42
4.1.4 4.2
4.3
4.4 5
6
7
Evacuatie
42
Resultaten overstromingsberekeningen per doorbraaklocatie
44
4.2.1
Ringdeel A: Doorbraaklocatie bij Oosterland
44
4.2.2
Ringdeel B: Doorbraaklocatie bij Den Oever
45
4.2.3
Ringdeel C: Doorbraaklocatie bij Wieringerrandkanaal
45
4.2.4
Ringdeel D: Doorbraaklocatie bij Kreileroord
46
Resultaten aanvullende overstromingsberekeningen
47
4.3.1
Effect stormduur
47
4.3.2
Effect bresbreedte
48
4.3.3
Maximaal scenario
49
Overzicht resultaten overstromingsberekeningen
50
Overstromingsscenario’s en scenariokansen
53
5.1
Definitie overstromingsscenario’s
53
5.1.1
Aanpak
53
5.1.2
Geen ontlasten na een doorbraak
53
5.2
Scenariokansen
53
5.3
De gevolgen van overstromingen voor een selectie van scenario’s
54
5.3.1
De meest waarschijnlijke enkelvoudige doorbraak
54
5.3.2
De meest waarschijnlijke tweevoudige doorbraak
55
Overstromingsrisico
57
6.1
Koppeling scenariokansen en gevolgen
57
6.2
Overstromingsrisico
57
6.2.1
Economisch risico
57
6.2.2
Slachtofferrisico
59
Gevoeligheidsanalyses 7.1
63
Gevoeligheidsanalyse I: Effect gerichte interventies op de overstromingskans 63
7.2
7.1.1
Stapsgewijze verbeteringen aan de primaire kering
63
7.1.2
Verandering van de graskwaliteit
66
7.1.3
Invloed van het faalmechanisme opbarsten en piping
67
Gevoeligheidsanalyse II: Effect gerichte interventies op het risico
68
7.2.1
Risicoreductie op basis van het prioriteren van de faalkansen per vak
7.2.2
Risicoreductie op basis van het prioriteren van het risico (kans x gevolg)
68 70 7.3 8
Gevoeligheidsanalyse III: Effect evacuatie op het overstromingsrisico
78
Conclusies en aanbevelingen
79
8.1
Conclusies
79
8.1.1
De kans op overstroming in dijkring 12
79
8.1.2
De gevolgen van overstromingen in dijkring 12
80
8.1.3
Het overstromingsrisico in dijkring 12
8.2 Bijlage A
80
Aanbevelingen
82
Literatuur
85
Bijlage B
Begrippenlijst
87
Bijlage C
Vakindeling en locatie-aanduidding dijkring 12
95
Bijlage D
Overzicht faalkansen
101
Bijlage E
Overzicht resultaten derde toetsronde
103
Bijlage F
Overstromingsscenario’s
117
Bijlage G
Kansen, gevolgen en risico’s per scenario
119
Bijlage H
Colofon
121
Managementsamenvatting
Wat is VNK2? Veiligheid Nederland in Kaart 2 (VNK2) is het project dat overstromingsrisico’s in Nederland in kaart brengt. In de voorloper van het project (VNK1) zijn al voor 16 dijkringen de overstromingsrisico’s in beeld gebracht. Voor drie van deze gebieden zijn de gevolgen in detail berekend. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de Provincies en Waterschappen zijn enkele jaren geleden gezamenlijk gestart met een vervolg om met een verbeterde methode de overstromingsrisico’s voor geheel Nederland in detail in kaart te brengen: VNK2. De geavanceerde rekenmethode van VNK2 maakt het mogelijk overstromingskansen te berekenen. Door het combineren van doorbraakkansen, overstromingswijzen en gegevens omtrent bewoning en bedrijvigheid (de gevolgen), kan een beeld worden gegeven van het overstromingsrisico. Voor u ligt de rapportage van de analyse van dijkring 12 Wieringen. Waarom VNK2? Inzicht in overstromingskansen en –gevolgen is essentieel om antwoord te kunnen geven op de vragen die spelen op het gebied van de bescherming tegen hoogwater. Met een goed beeld van het overstromingsrisico en de effectiviteit van maatregelen kunnen beter onderbouwde keuzes worden gemaakt ten aanzien van investeringen in waterveiligheid. VNK2 levert basisinformatie voor: • • • • • • • •
De politiek-maatschappelijke afweging of de waterveiligheid van Nederland op orde is; Het identificeren van relatief zwakke waterkeringen; Het bepalen van de kosteneffectiviteit van risicoreducerende maatregelen; De prioritering van preventieve maatregelen; De prioritering van gevolgbeperkende maatregelen; De verbetering van toetsmethoden; Afwegingen ten aanzien van zelfredzaamheid en rampenbestrijding; Het opstellen van overstromingsrisicokaarten en plannen zoals vereist door de Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR).
Dijkring 12: Wieringen De dijkring Wieringen ligt in het noorden van de provincie Noord-Holland. De dijkring heeft circa 21.000 inwoners verspreid over twee gemeenten, Wieringen en Wieringermeer. In deze gemeenten zijn diverse woonkernen gelegen zoals Den Oever, Hippolytushoef, Wieringerwerf, Slootdorp en Middenmeer (Figuur 1). Het landoppervlak binnen het dijkringgebied beslaat ongeveer 23.000 hectare en met 21.000 bewoners is het daarmee een dunbevolkt gebied.
1
Figuur 1:
Ligging wegen en plaatsen dijkring 12.
De dijkring bestaat uit een categorie a-kering en een categorie c-kering (Figuur 1). Een categorie a-kering is een waterkering die direct buitenwater keert, een categorie c-kering is een kering die indirect buitenwater keert. Dijkring 12 grenst in het noorden aan de Waddenzee en in het oosten aan het IJsselmeer en wordt daarvan gescheiden door een categorie a-kering. De begrenzing aan de zuid- en westzijde scheidt het gebied met dijkring 13 met een categorie c-kering. Volgens de Waterwet is de veiligheidsnorm voor de categorie a-keringen van deze dijkring 1/4.000 per jaar. Dat is de kans op overschrijding van de waterstand die veilig gekeerd moet kunnen worden. De aangrenzende dijkring (nummer 13, Noord-Holland), welke wordt beschermd door de categorie c-kering, heeft een veiligheidsnorm van 1/10.000 per jaar. Alleen de categorie a-kering, die direct buitenwater keert, komt in deze rapportage aan de orde. Dijkringgebied 12 is op te delen in twee delen, namelijk het voormalige eiland Wieringen (tot 1924 een eiland) en de aangelegde polder Wieringermeer (drooggelegd sinds 1930). De Wieringermeerpolder is in feite de voormalige bodem van de Zuiderzee en ligt dan ook bijna geheel onder NAP. De bodemhoogte bevindt zich grotendeels tussen de 3 en 5 meter onder NAP. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is de beheerder van de waterkering en beheert voor dijkring 12, ruim 20 kilometer dijk aan het IJsselmeer en ruim 11 kilometer aan de Waddenzee. Tevens vallen onder het beheer van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier zes kunstwerken, waarvan de coupure Den Oever aan de Waddenzee grenst en de overige gemalen en kunstwerken aan het IJsselmeer.
2
Resultaten Hoewel VNK2 een beeld geeft van de overstromingsveiligheid, dienen de resultaten van VNK2 niet te worden verward met die van een toetsing in het kader van de Waterwet. In de toetsing wordt beoordeeld of de primaire waterkeringen voldoen aan de vigerende wettelijke normen. Deze normen zijn niet gedefinieerd als overstromingskansen, maar als overschrijdingskansen van waterstanden die de waterkeringen veilig moeten kunnen keren, rekening houdend met alle factoren die het waterkerend vermogen beïnvloeden. Omdat de wettelijke normen geen betrekking hebben op overstromingskansen kunnen zij niet worden vergeleken met de resultaten van VNK2. Overstromingskans De berekende overstromingskans voor dijkring 12 bedraagt 1/110 per jaar. Deze overstromingskans is de kans dat er ergens in de dijkring in een willekeurig jaar een overstroming plaatsvindt. Afhankelijk van de breslocatie(s) kunnen verschillende delen van het dijkringgebied worden getroffen, hierbij kunnen de gevolgen (slachtoffers en economische schade) per doorbraak verschillen. De grootste bijdrage aan deze overstromingskans wordt geleverd door de coupure Den Oever. De berekende kans op een overstroming door het faalmechanisme ‘niet sluiten’ is 1/150 per jaar. Indien voor dit kunstwerk de kans op ‘niet sluiten’ verwaarloosbaar klein zou zijn, dan zou de totale overstromingskans van dijkring 12 verkleinen tot 1/430 per jaar. Bij het faalmechanisme ‘niet-sluiten’ van kunstwerken wordt de waterkering als bezweken beschouwd als de beweegbare kering niet gesloten is én het debiet zo groot is dat het kunstwerk door erosie wordt ondergraven. Om de overstromingskans met een factor van circa 10 te verkleinen naar 1/1.500 per jaar moeten er ingrepen worden gedaan in twee dijkvakken en aan één kunstwerk (coupure Den Oever). Dit zijn voornamelijk ingrepen op het gebied van het faalmechanisme opbarsten en piping.
Figuur 2:
Overzicht faalkansen per dijkvak.
3
Gevolgen van overstromingen In dijkring 12 zijn diverse hoge lijnelementen aanwezig, zoals de snelweg A7 en de kering langs het Wieringerrandkanaal, die het overstromingsverloop beïnvloeden. Dit leidt er toe dat bij een doorbraak van de primaire kering niet direct het gehele dijkringgebied overstroomt. De grootste gevolgen van een overstroming treden op bij een doorbraak vanuit het IJsselmeer naar de Wieringermeerpolder. De gevolgen van een overstroming vanuit de Waddenzee zijn meestal beperkt, vanwege de relatief hoge ligging van het voormalige eiland Wieringen. Bij een doorbraak vanuit het IJsselmeer richting Wieringermeerpolder is de berekende economische schade 2,1 tot 2,6 miljard euro. Het berekende aantal dodelijke slachtoffers ligt in dat geval tussen de 30 en 165. Een doorbraak vanuit de Waddenzee leidt tot een economische schade tussen de 40 en 105 miljoen euro en het aantal slachtoffers ligt in dat geval tussen de 0 en 15. Bij een meervoudige doorbraak kunnen de economische schade en het aantal slachtoffers groter zijn. Het berekende aantal dodelijke slachtoffers bij het zwaarste beschouwde scenario is 185, de bijbehorende economische schade is circa 2,75 miljard euro. De kans op een dergelijk scenario is echter zeer klein. Overstromingsrisico Het overstromingsrisico kan op verschillende manieren worden uitgedrukt (zie Tabel 1). Hoewel de verwachtingswaarden van de economische schade en het slachtofferrisico respectievelijk 3,5 miljoen euro en 0,1 slachtoffers per jaar bedragen, is de schade en het aantal slachtoffers potentieel groot. De kans op een overstroming met een omvang van deze orde is echter klein. Zo is de kans op ten minste 2 miljard euro schade ongeveer 1/1.000 per jaar en is de kans op ten minste 100 slachtoffers kleiner dan 1/3.300 per jaar. Economisch risico
Slachtofferrisico
Verwachtingswaarde economische schade (€ per jaar)
3,5 miljoen
Minimale economische schade bij een overstroming (€)
40 miljoen
Gemiddelde1 economische schade per overstroming (€)
400 miljoen
Economische schade bij het zwaarste beschouwde scenario (€)
2,75 miljard
Verwachtingswaarde (slachtoffers per jaar)
0,1
Minimaal aantal slachtoffers bij een overstroming
0–5
1
Tabel 1:
Gemiddeld aantal slachtoffers per overstroming
10
Maximaal aantal slachtoffers bij het zwaarste beschouwde scenario
185
Overlijdenskans van een individu per locatie exclusief het effect van preventieve evacuatie (plaatsgebonden risico) (per jaar)
Op aantal locaties (hectare) groter dan 1/10.000
Overlijdenskans van een individu per locatie inclusief het effect van preventieve evacuatie (lokaal individueel risico) (per jaar)
Op aantal locaties (hectare) groter dan 1/10.000
Resultaten risicoberekeningen voor dijkring 12.
Versterkingen van de primaire kering leiden tot een verlaging van het overstromingsrisico. De locatie van de ingreep is zeer bepalend voor de mate van verlaging. In dijkring 12 blijkt dat het uitvoeren van ingrepen, die zijn gebaseerd op de grootste faalkans, niet tot een evenredige daling van het risico leiden. Dit komt door de relatief kleine gevolgen achter de primaire kering met relatief grote faalkansen.
1
4
Het gemiddelde is de verwachtingswaarde gedeeld door de overstromingskans
Het verbeteren van bijvoorbeeld de coupure van Den Oever reduceert de overstromingskans met 75% (factor 3), terwijl het economisch risico maar afneemt met ruim 10% en het slachtofferrisico met 30%. Indien de keuze van interventies niet op kansen wordt gestuurd maar op risico dan zouden twee dijkvakken aan het IJsselmeer als eerste in aanmerking komen voor verbetering op het faalmechanisme opbarsten en piping. De overstromingskans van de dijkring neemt in dat geval 16% af, terwijl het economisch risico afneemt met 85% en het slachtofferrisico met 72%. Aanbevelingen Met de risicoanalyse die in het kader van VNK2 is uitgevoerd zijn verschillende inzichten verkregen waarmee de overstromingsveiligheid van dijkring 12 kan worden vergroot: •
Als de overstromingskans van dijkring 12 gereduceerd moet worden, dan is het verkleinen van de faalkans van de coupure van Den Oever het meest effectief. Dit kan eventueel worden gecombineerd met het aangrenzende dijkvak (nummer 30). De primaire kering in de haven van Den Oever is de meest waarschijnlijke doorbraaklocatie, maar zal dat na uitvoering van de reeds geplande dijkvakverbeteringen niet meer zijn. De verbetering van de coupure en dijkvak 30 zou de overstromingskans van de dijkring reduceren met een factor 5 tot 1/580 per jaar.
•
Als het overstromingsrisico van dijkring 12 verkleind moet worden, dan kunnen het beste eerst dijkvakken 1 en 12 worden versterkt. Geadviseerd wordt om eerst door middel van grondonderzoek de faalkansbepaling te verfijnen, zodanig dat de mate van conservatisme in de schematisatie wordt gereduceerd. Als de faalkans verwaarloosbaar zou zijn, leidt dat tot een afname van het economisch risico met 85% en het slachtofferrisico met 72%.
•
Bij het berekenen van de faalkans voor opbarsten en piping is een belangrijke parameter het peil van de kwelsloot. Het opzetten van het peil leidt tot een significante reductie van de faalkans. Het is aan te bevelen om uit te zoeken of het opzetten van het peil gedurende hoogwater gereguleerd kan gebeuren om de kans op dit faalmechanisme te verkleinen.
•
Uit de gevoeligheidsanalyse is gebleken dat de kwaliteit van de grasbekleding van invloed is op de overstromingskans. Het is aan te bevelen om door middel van bijvoorbeeld beheerplannen de kwaliteit van het gras op een goed niveau te houden.
5
Technische samenvatting
Dit rapport behelst de resultaten van de risicoanalyse die is verricht voor dijkring 12 Wieringen in het kader van het project Veiligheid Nederland in Kaart (VNK2). In deze technische samenvatting worden de berekeningsresultaten besproken en wordt op hoofdlijnen beschreven op welke uitgangspunten en aannamen deze resultaten berusten. De berekening van overstromingsrisico’s in VNK2 omvat de volgende stappen: 1. De schematisatie van de dijkring De primaire waterkering van dijkring 12 bestaat uit een aaneengesloten stelsel van dijken en kunstwerken. In de risicoanalyse is alleen de categorie a-kering van dijkring 12 beschouwd. Dit zijn primaire waterkeringen die direct bescherming bieden tegen buitenwater. De categorie c-kering is niet meegenomen in de risicoberekeningen. Een overzicht van de vakindeling voor de categorie a-kering is gegeven in Tabel 2. Dijken
Kunstwerken
Tabel 2:
Totale lengte
32 km
Aantal dijkvakken
30
Gemiddelde lengte dijkvak
Circa 1 km
Totaal aantal kunstwerken (coupure, sluizen, gemalen)
6
Aantal nader beschouwde kunstwerken
4
De vakindeling van dijkring 12.
Dijkring 12 grenst in het noorden aan de Waddenzee en in het oosten aan het IJsselmeer en wordt daarvan gescheiden door een categorie a-kering. De begrenzing aan de zuid- en westzijde scheidt het gebied met dijkring 13 met een categorie ckering. Volgens de Waterwet is de veiligheidsnorm voor categorie a-kering 1/4.000 per jaar voor de kans op overschrijding van de waterstand die veilig gekeerd moet kunnen worden. De aangrenzende dijkring (nummer 13 Noord-Holland), welke wordt beschermd door de categorie c-kering, heeft een veiligheidsnorm van 1/10.000 per jaar. 2. De berekening van faalkansen Elk dijkvak en kunstwerk in het dijkringgebied is beschouwd. Voor niet alle vakken en kunstwerken zijn echter faalkansen berekend en/of zijn de berekende faalkansen meegenomen bij de bepaling van de overstromingskans. Indien op voorhand kon worden aangegeven dat de kans van optreden van een faalmechanisme op een bepaalde locatie verwaarloosbaar zou zijn, dan is voor het bewuste vak en faalmechanisme geen faalkans berekend. Voor stabiliteit zijn ondanks de hoge stabiliteitsfactoren uit de toetsingen volledigheidshalve drie vakken met de laagste stabiliteitsfactoren meegenomen. Een overzicht van de voor de berekening van de overstromingskans beschouwde faalmechanismen, dijkvakken en kunstwerken is opgenomen in Tabel 3. Naast die dijkvakken en kunstwerken is een gasleiding ten noorden van Medemblik kwalitatief beschouwd, waaruit blijkt dat deze geen invloed heeft op de overstromingskans.
7
Type waterkering
Faalmechanisme
Dijken
Overloop en golfoverslag
Aantal vakken/kunstwerken 30
Opbarsten en piping
6
Macrostabiliteit binnenwaarts
3
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam Kunstwerken
Tabel 3:
15
Overloop en golfoverslag
1
Niet-sluiten van afsluitmiddelen
4
Onder- en achterloopsheid
1
Constructief bezwijken
1
Beschouwde faalmechanismen en het aantal vakken/kunstwerken dat is meegenomen bij de berekening van de overstromingskans.
De berekende overstromingskans voor dijkring 12 is 1/110 per jaar. In onderstaande tabel zijn de faalkansen per faalmechanisme gegeven. Type waterkering
Faalmechanisme
Dijk
Overloop en golfoverslag Opbarsten en piping Macrostabiliteit binnenwaarts Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
Kunstwerk
Overloop en golfoverslag Niet sluiten van afsluitmiddelen Onder- en achterloopsheid Constructief bezwijken
Overstromingskans Tabel 4:
Faalkans (per jaar) 1/1.400 1/600 <1/1.000.000 1/17.000 <1/1.000.000 1/150 1/71.000 <1/1.000.000 1/110
Berekende faalkansen per faalmechanisme en op ringniveau de overstromingskans.
De faalkansbijdrage van de kunstwerken is relatief groot. Deze relatief grote faalkansbijdrage wordt veroorzaakt door de coupure Den Oever op basis van het faalmechanisme niet sluiten. De coupure heeft in de derde toetsronde de score ‘onvoldoende’ gekregen en wordt in het beheerdersoordeel ook als ‘onvoldoende’ aangemerkt. Voor de dijken is de kans op het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts klein ten opzichte van de kansen op andere faalmechanismen. De kans op het faalmechanisme overloop en golfoverslag voor dijken wordt gedomineerd door de hoogte van de waterkering in de haven van Den Oever. Voor kunstwerken geldt dat de bijdragen van overloop en golfoverslag en constructief falen aan de overstromingskans klein zijn ten opzichte van de andere faalmechanismen. 3. De berekening van scenariokansen Bij het berekenen van de scenariokansen is uitgegaan van vier ringdelen (vier alternatieve doorbraaklocaties). Een ringdeel is een deel van de dijkring waarbinnen de locatie van de bres geen significante invloed heeft op het overstromingspatroon en de optredende schade. Tevens is aangenomen dat de hydraulische belasting (waterstanden, golven) niet afneemt tijdens een doorbraak. In Figuur 3 is een overzicht opgenomen van de ligging van de verschillende ringdelen.
8
Figuur 3:
Ringdelen dijkring 12.
Met vier ringdelen zijn 15 scenario’s samengesteld waarvoor de scenariokansen zijn bepaald. Onder de scenario’s bevinden zich enkel- tot viervoudige doorbraken. Van deze scenariokansen blijken alle enkelvoudige doorbraken samen een bijdrage te leveren van 99,5% van de overstromingskans. De scenario’s met meervoudige doorbraken hebben een beperkte (0,5%) bijdrage aan de overstromingskans. De kans op een overstroming via ringdeel B levert de grootste (82%) bijdrage aan de overstromingskans. 4. De berekening van de gevolgen Per breslocatie zijn overstromingsberekeningen uitgevoerd voor verschillende belastingcondities: toetspeil minus 1 decimeringhoogte (tp-1d), tp, tp+1d en tp+2d. In de overstromingsberekeningen is uitgegaan van de standzekerheid van de regionale keringen en lijnvormige elementen (zoals snelwegen). De gevolgen zijn berekend met HIS-SSM. Ten aanzien van de bevolkingsgegevens en schadegegevens is uitgegaan van de situatie in 2000, respectievelijk 2006. Sinds 2000 heeft geen grootschalige woningbouw plaatsgevonden in het dijkringgebied zodat geen onderschatting van het overstromingsrisico gegeven wordt. Voor de meervoudige doorbraken zijn de overstromingskenmerken (waterdiepte, stroomsnelheid, stijgsnelheid) berekend op basis van de overstromingsberekeningen voor de enkelvoudige doorbraken. De grootste economische schade bij de 15 beschouwde scenario’s bedraagt 2,75 miljard euro, het grootste aantal slachtoffers ongeveer 185 slachtoffers. De gemiddelde economische schade per overstroming is ongeveer 400 miljoen euro, het gemiddeld aantal slachtoffers 10 (het gemiddelde is de verwachtingswaarde van de economische schade of het aantal slachtoffers gedeeld door de overstromingskans).
9
5. Het combineren van de scenariokansen en de gevolgen Voor de 15 scenario’s waarvoor scenariokansen zijn berekend, zijn bijbehorende gevolgberekeningen geselecteerd. Gelet op de waarschijnlijke belastingcondities bij het optreden van de overstromingsscenario’s zijn de waterstanden vrijwel steeds gekoppeld met gevolgberekeningen voor tp-1d en tp. Alleen voor ringdeel C is gekoppeld met gevolgen die optreden bij waterstanden groter dan het toetspeil.
1.0E-01
1.0E-01
1.0E-02
1.0E-02 Overschrijdingskans (per jaar)
Overschrijdingskans (per jaar)
6. De berekening van het overstromingsrisico De verwachtingswaarden van de economische schade en het slachtofferrisico bedragen respectievelijk 3,5 miljoen euro en 0,1 slachtoffer per jaar. De FN- en FS-curve zijn getoond in Figuur 4. Deze curven beschrijven de kansen op overschrijding van bepaalde slachtofferaantallen of schades.
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07
1.0E-07 1
10
100
1000
10000
100000
1
Slachtoffers (-)
Figuur 4:
10
100
1000
10000
Economische schade (miljoen euro)
FN-curve (links) en FS-curve (rechts) voor dijkring 12.
Het lokaal individueel risico (LIR) en het plaatsgebonden risico (= LIR exclusief effect evacuatie) liggen relatief dicht bij elkaar. Door de verwachtingswaarde van de evacuatiefractie van 0,56 (bij overstroming vanuit IJsselmeer) of zelfs 0,15 (bij overstroming vanuit Waddenzee) zit er een factor van respectievelijk 2,3 of 1,2 tussen het PR en het LIR (Figuur 5). Het LIR en het PR zijn vrijwel overal kleiner dan 1/10.000 per jaar.
Figuur 5:
Plaatsgebonden (links) en lokaal individueel (rechts) risico dijkring 12.
7. Gevoeligheidsanalyses In de gevoeligheidsanalyses is het effect van gerichte interventies op zowel de overstromingskans als op het risico bestudeerd. Tevens is het effect van evacuatie op het overstromingsrisico in beeld gebracht.
10
100000
Op basis van deze gevoeligheidsanalyses is gebleken dat versterking van de vakken en kunstwerken met grootste faalkansen op de overstromingskans niet tot een evenredige reductie van het overstromingsrisico leidt (zie Tabel 5: reductie overstromingskans 80% en risicoreductie gemiddeld circa 20%). Versterking van de dijkvakken binnen ringdeel D, geeft juist een beperkte reductie van de overstromingskans, maar een grote reductie van het overstromingsrisico (reductie overstromingskans circa 15% en risicoreductie gemiddeld circa 80%).
[aantal per jaar]
Slachtofferrisico
jaar
[miljoen euro per
Economisch risico
Risico
[per jaar]
verbetering
dijkring na
Overstromingskans
kunstwerk
Verbeterd vak of
Kans
Basis
1/110
3,50
0,12
Coupure Den Oever en
1/580
3,05
0,09
1/130
0,54
0,03
dijkvak 30 hoogte (ringdeel B) Dijkvakken 1 en 12 Opbarsten en piping (ringdeel D) Tabel 5:
Overstromingsrisico na maatregelen op basis van kans of gevolg.
De overige gevoeligheidsanalyses geven het volgende beeld: • Om de overstromingskans met een factor van circa 10 te verkleinen naar circa 1/1.500 per jaar moeten er ingrepen worden gedaan aan twee dijkvakken en één kunstwerk. Dit zijn voornamelijk ingrepen op het gebied van opbarsten en piping. • Om de overstromingskans met een factor van circa 100 te verkleinen naar circa 1/15.000 per jaar moeten er ingrepen worden gedaan in vier dijkvakken en één kunstwerk, waarbij voor één dijkvak de faalkans voor twee faalmechanismen verkleind moet worden. • Een verslechtering van de graskwaliteit leidt tot een toename van de overstromingskans met een factor 3, indien daarvoor de zes dominante dijkvakken zijn aangepakt. • Een verhoging van het in de berekeningen gehanteerde slootpeil, van een halve meter, geeft een aanzienlijke reductie (factor 7) van de faalkans voor opbarsten en piping. Een verlaging van het gehanteerde waterpeil vergroot de faalkans. Een verlaging tot bijvoorbeeld het peil uit het peilbesluit is echter niet realistisch, aangezien dit peil veelal onder het maaiveld of de slootbodem ligt. • Verbetering van de vier dominante vakken verkleint de overstromingskans tot circa 1/3.300 per jaar (reductie met een factor 30), terwijl het overstromingsrisico afneemt met bijna een factor 40, voor zowel het economisch risico als het slachtofferrisico. • Het effect van een goede preventieve evacuatie (100% kans op een verwachte overstroming en georganiseerde evacuatie) ten opzichte van een situatie zonder preventieve evacuatie of de situatie volgens de basis berekeningen, laat een verschil zien in aantal slachtoffers van een factor 2.
11
1
Inleiding
1.1
Aanleiding project Veiligheid van Nederland in Kaart
Na de watersnoodramp van 1953 werden door de Deltacommissie de fundamenten van het huidige hoogwaterbeschermingsbeleid gelegd. Daarbij werd een nieuwe veiligheidsfilosofie geïntroduceerd: de kosten van dijkverzwaring werden voor de eerste maal expliciet afgewogen tegen de verlaging van het overstromingsrisico. Ook de tweede Deltacommissie (Commissie Veerman) heeft geadviseerd om het beschermingsniveau te bepalen op basis van een afweging van de omvang van overstromingsrisico’s. Hoewel de beschouwing van de eerste Deltacommissie uitging van overstromingskansen en overstromingsrisico’s, konden deze destijds nog niet goed worden berekend. Tegenwoordig kan dat wel. Door de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (TAW, tegenwoordig ENW genaamd) is in 1992 een ontwikkelingstraject ingezet om het kwantificeren van overstromingskansen en overstromingsrisico’s mogelijk te maken, de zogenaamde Marsroute. Op basis van diverse studies, zoals de Casestudies 1998, ONIN en SPRINT zijn de rekentechnieken verder ontwikkeld. Na de PICASO-studie is Veiligheid Nederland in Kaart (VNK1) uitgevoerd en zijn wederom verbeteringen in het instrumentarium doorgevoerd. In 2006 is vervolgens het project VNK2 van start gegaan. In VNK2 wordt het overstromingsrisico in Nederland in beeld gebracht. De inzichten die daarbij worden opgedaan zijn van grote waarde voor de bescherming van Nederland tegen overstromingen. 1.2
Projectopdracht Veiligheid van Nederland in Kaart
Het project VNK2 wordt uitgevoerd door de Waterdienst in opdracht van het Directoraat Generaal Water van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de Unie van Waterschappen (UvW) en het Interprovinciaal overleg (IPO). Voor de uitvoering van de feitelijke berekeningen is het Projectbureau VNK2 opgericht. Het Projectbureau werkt samen met waterschappen en provincies, en wordt daarbij ondersteund door ingenieursbureaus. Door kennisinstituten wordt bijgedragen aan de verdere methodiekontwikkeling en de operationalisering van het analyse-instrumentarium. Het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) controleert steekproefsgewijs de kwaliteit van de analyses en rapportages. In het project VNK2 worden de kansen en gevolgen van overstromingen per dijkring berekend. Een dijkring bestaat uit een aaneengesloten keten van waterkeringen (en mogelijk hooggelegen gronden) waarmee het omsloten gebied (het dijkringgebied) tegen overstromingen wordt beschermd. In totaal zijn er in Nederland 57 van dit type dijkringen. Dijkringen 23 (Biesbosch; wordt grotendeels ontpolderd) en 33 (Kreekrakpolder; uitsluitend categorie c-keringen) worden in VNK2 niet beschouwd. Daarnaast zijn er sinds de uitvoering van de Maaswerken 46 Maaskaden. Het project VNK2 voert de berekeningen van de overstromingskansen en –gevolgen uit voor 55 dijkringgebieden en 3 Maaskaden. VNK2 verschaft inzicht in de betrouwbaarheid van de waterkeringen, identificeert de zwakke plekken, berekent het overstromingsrisico en geeft de mogelijkheden aan om dit risico te verkleinen. VNK2 levert zo basisinformatie voor politiek-maatschappelijke afwegingen ten aanzien van investeringen in de waterveiligheid van Nederland.
13
1.3
Overschrijdingskansen en overstromingskansen
De huidige Nederlandse veiligheidsnormen zijn gedefinieerd als overschrijdingskansen. De waterstanden die horen bij deze overschrijdingskansen worden “toetspeilen” genoemd. Deze waterstanden moeten de waterkeringen veilig kunnen keren, rekening houdend met alle factoren die het waterkerend vermogen beïnvloeden. De wettelijk vastgelegde overschrijdingskansen moeten niet worden verward met overstromingskansen. Een overstromingskans is de kans dat zich in een dijkring daadwerkelijk een overstroming voordoet. Er zijn verschillende redenen waarom de overschrijdingskansen uit de Waterwet niet gelijk zijn aan de overstromingskansen van dijkringgebieden: Een overstromingskans is de kans dat zich in een dijkring daadwerkelijk een overstroming voordoet. Een overstromingskans geeft dus een beeld van de conditie van een hele dijkring. Een overschrijdingskans uit de Waterwet is een normwaarde2. De conditie van een waterkering kan afwijken van de norm, zowel in positieve als negatieve zin. Een overschrijdingskans heeft alleen betrekking op de hydraulische belastingen (waterstanden). Om een overstromingskans te kunnen berekenen moeten ook de onzekerheden ten aanzien van de sterkte-eigenschappen van waterkeringen expliciet worden meegenomen. De overschrijdingskans is gedefinieerd per dijkvak. De overstromingskans heeft betrekking op de hele dijkring. Als bij een toetsing in het kader van de Waterwet wordt berekend of een waterkering het toetspeil veilig kan keren, wordt ieder dijkvak apart gekeken. Bij het bepalen van een overstromingskans moeten de faalkansen van alle dijkvakken worden gecombineerd. Daarbij speelt ook de totale lengte van de kering een rol: hoe langer een kering, hoe groter de kans dat zich ergens een zwakke plek bevindt. Dit fenomeen wordt ook wel het lengte-effect genoemd.
•
•
•
1.4
Rekenmethode VNK2
In het project VNK2 worden overstromingsrisico’s berekend. Deze risico’s worden bepaald door de kansen op de vele mogelijke doorbraakscenario’s te combineren met de bijbehorende gevolgen van overstromingen. Voor een nadere toelichting op de verschillende onderdelen van de risicoberekeningen wordt verwezen naar de handleiding [ref 1] en de achtergrondrapporten [ref 2] en [ref 3]. In Figuur 6 zijn de stappen die achtereenvolgens worden gezet om het overstromingsrisico te berekenen, schematisch weergegeven. In de daarop volgende tekst worden deze verder verduidelijkt.
2
14
Door de aanwezigheid van reststerkte hoeft een dijk bij een overschrijding van een waterstand die gelijk is aan het toetspeil nog niet direct te bezwijken. Het is echter ook mogelijk dat een dijk bij een waterstand beneden het toetspeil bezwijkt door bijvoorbeeld het faalmechanisme Opbarsten en piping.
Kansenspoor
Gevolgenspoor
Stap 1 Verdeel de dijkring (cf. Waterwet) in vakken waarin de sterkte-eigenschappen en belastingen homogeen zijn. Vak 2
Stap 1 Verdeel de dijkring in ringdelen waarvoor de gevolgen ongeacht de breslocatie (vrijwel) gelijk zijn. De grens van een ringdeel valt samen met een vakgrens.
Vak 1
Ringdeel 2
Vak 3 Ringdeel 1
Vak 5
Vak 4
Stap 2 Bereken per vak een faalkans voor de verschillende faalmechanismen Vak
Faalkans per faalmechanisme
Faalkans per vak
Overloop
Piping
1
KansOver,1
Kans Pip,1
Kans1
2 3
KansOver,2 KansOver,3
Kans Pip,2 Kans Pip,3
Kans2 Kans3
4
KansOver,4
Kans Pip,4
Kans4
5
KansOver,5
Kans Pip,5
Kans5
Combin
KansOver
Kans Pip
Overstr, kans
Uit de combinatie van de kansen per faalmechanisme per vak volgt de kans op een overstroming ergens in de dijkring. Bij het combineren van de faalkansen wordt rekening gehouden met afhankelijkheden tussen faalmechanismen en vakken. Stap 3 Bereken scenariokansen door op basis van de kansen per vak te berekenen wat de kans is dat er in bijv. ringdelen 1 en 2 tegelijk een bres optreedt. De scenariokansen zijn nodig om de koppeling tussen kansen en gevolgen te kunnen maken. Scenario 1
Scenariokans Kans1
2
Kans2
3
Kans3
Som
Kans
Omdat de scenarioset alle mogelijke overstromingsverlopen omvat, is de som van de scenariokansen gelijk aan de eerder berekende kans op een overstroming ergens in de dijkring.
Stap 2 Bepaal per ringdeel het overstromingspatroon, de waterdiepte en de stroom- en stijgsnelheid in geval van een doorbraak.
Scenario 1 (zie stap 3)
Scenario 2 (zie stap 3)
Stap 3 Definieer scenario’s: een scenario wordt gevormd door een unieke combinatie van falende en niet falende ringdelen. De scenarioset bevat alle mogelijke overstromingsverlopen. Scenario
Ringdeel 1
Ringdeel 2
1
Faalt
Faalt niet
2
Faalt niet
Faalt
3
Faalt
Faalt
Stap 4 Bepaal het overstromingspatroon, de waterdiepte en de stroom- en stijgsnelheid voor meervoudige doorbraken (hier: scenario 3), op basis van de overstromingsberekeningen per ringdeel (zie stap 2). Scenario 3
Stap 5 Bereken de schade en het slachtofferaantal per scenario. Per scenario zullen de gevolgen anders zijn. Scenario 1
Schade E1
Slachtoffers N1
2
E2
N2
3
E3
N3
Risicoberekening Bereken op basis van de scenariokansen- en gevolgen per scenario de verwachtingswaarden van de schade en het aantal slachtoffers. Scenario Scenariokans x Schade Scenariokans x Slachtoffers Een verwachtingswaarde is een gewogen gemiddelde 1 Kans1 x E1 Kans1 x N1 van alle mogelijke 2 Kans2 x E2 Kans2 x N2 uitkomsten, met als 3 Kans3 x E3 Kans3 x N3 gewichten de kansen op die Som Verwachtingswaarde schade Verwachtingswaarde slachtofferaantal waarden. Figuur 6:
De rekenmethode van VNK2.
15
Een dijkring kan worden opgevat als een keten: de schakels worden gevormd door alle dijkvakken, duinvakken en kunstwerken die onderdeel uitmaken van de waterkering (Figuur 7). Per vak en kunstwerk wordt gekeken naar de verschillende wijzen waarop deze kan falen, d.w.z. zijn waterkerende functie kan verliezen. Deze verschillende wijzen van falen worden “faalmechanismen” genoemd. De overstromingskans wordt berekend door het combineren van alle faalkansen per vak en faalmechanisme.
Figuur 7:
De dijkring als een keten met verschillende schakels.
Voor een beschrijving van de verschillende faalmechanismen die in de risicoanalyse zijn meegenomen wordt verwezen naar paragraaf 3.2. De faalmechanismen zettingsvloeiing, afschuiven voorland, afschuiven buitentalud, microstabiliteit en verweking, worden binnen VNK2 niet meegenomen. De redenen hiervoor zijn divers en houden verband met de volgende zaken: • Voor sommige mechanismen is er nog een kennistekort of zijn de gegevens onvoldoende beschikbaar. • Niet alle mechanismen leiden direct tot bezwijken. • Mechanismen hebben een sterk tijdsafhankelijk karakter waardoor de modellering met het VNK-instrumentarium niet mogelijk is of tot onvoldoende betrouwbare antwoorden zal leiden. Verondersteld wordt dat deze faalmechanismen van ondergeschikt belang zijn ten opzichte van de faalmechanismen die in de risicoanalyse zijn meegenomen. Bij de berekening van faalkansen en overstromingskansen spelen onzekerheden een centrale rol. Als de belasting op een waterkering groter is dan de sterkte, zal de kering bezwijken. Omdat er onzekerheden bestaan ten aanzien van zowel de belastingen als de sterkte-eigenschappen van waterkeringen, is het onzeker of een waterkering in een gegeven periode zal bezwijken. Anders gezegd: er is sprake van een kans dat de waterkering in dat geval bezwijkt. Onzekerheden ten aanzien van belastingen en sterkte-eigenschappen vormen dus de basis van de overstromingskans. Zouden onzekerheden niet worden beschouwd dan is de kans dat een kering bezwijkt altijd nul of één. Op basis van de berekende faalkansen per vak/kunstwerk en per faalmechanisme kan de kans op een overstroming worden berekend. Dit is de kans dat zich ergens een doorbraak zal voordoen. Niet elke doorbraak heeft echter dezelfde gevolgen. Om het overstromingsrisico te bepalen is het zodoende nodig om voor de vele mogelijke (combinaties van) doorbraken de kansen en gevolgen te bepalen. Het verloop van een overstroming dat hoort bij een bepaalde doorbraak of combinatie van doorbraken, wordt een overstromingsscenario genoemd. De kansen op de verschillende overstromingsscenario’s worden bepaald op basis van de berekende faalkansen per vak en kunstwerk.
16
Door de provincie Noord-Holland zijn onder begeleiding van VNK2 voor een aantal breslocaties en voor verschillende belastingsituaties zogenaamde ‘overstromingsberekeningen’ gemaakt [ref 24]. Per overstromingsberekening zijn de gevolgen berekend in termen van economische schade en aantal te verwachten dodelijke slachtoffers. Daarbij zijn ook de (on-)mogelijkheden voor evacuatie meegenomen. Door de scenariokansen aan de bijbehorende gevolgen te koppelen kan het overstromingsrisico worden berekend. Het overstromingsrisico wordt weergegeven door de jaarlijkse verwachtingswaarden van de economische schade en het slachtofferrisico, het groepsrisico (FN-curve), de kansverdeling van de schade (FScurve), het plaatsgebonden risico (PR) en het lokaal individueel risico (LIR). In hoofdstuk 6 wordt nader op deze weergaven van het risico ingegaan. 1.5
Leeswijzer
De analyse van dijkring 12 is beschreven in dit Hoofdrapport. Het Hoofdrapport is geschreven op basis van twee achtergrondrapporten [ref 2] en [ref 3]. Het Achtergrondrapport Kunstwerken is geschreven op basis van zes achterliggende kunstwerkrapporten (zie Figuur 8).
Hoofdrapport
Achtergrondrapport Dijken [ref 2]
Achtergrondrapport Kunstwerken [ref 3]
Kunstwerkrapport 1 Kunstwerkrapport …
Kunstwerkrapport 6 Figuur 8:
Schematisch overzicht rapporten.
In hoofdstuk 2 is een beschrijving van het dijkringgebied opgenomen. Er wordt in dit hoofdstuk onder andere ingegaan op de inrichting en de hoogteligging, het watersysteem en de ligging van de primaire waterkering. Ten slotte wordt de onderverdeling van de dijkvakken besproken en wordt een toelichting gegeven op de selectie van de kunstwerken waarvoor in VNK2 betrouwbaarheidsanalyses zijn uitgevoerd. In hoofdstuk 3 worden de berekende faalkansen per vak/kunstwerk en per faalmechanisme getoond en besproken, na een korte toelichting op de beschouwde en niet-beschouwde faalmechanismen. De vakken met de grootste faalkansen worden uitgelicht. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde overstromingsberekeningen gepresenteerd. Het betreft hier steeds enkelvoudige doorbraken. Per doorbraaklocatie zijn overstromingsberekeningen uitgevoerd voor verschillende belastingcondities. Voorafgaand aan de presentatie van de resultaten van de overstromingsberekeningen, wordt kort ingegaan op de gehanteerde aannamen en uitgangspunten.
17
Naast enkelvoudige doorbraken kunnen zich ook scenario’s met meervoudige doorbraken voordoen. Hoofdstuk 5 beschrijft de resultaten van deze scenario-kansberekeningen. Ook wordt een toelichting gegeven op de selectie van de scenario’s (enkelvoudige en meervoudige doorbraken) die ten grondslag liggen aan de risicoberekeningen. Hoofdstuk 6 beschrijft de resultaten van de uitgevoerde risicoberekeningen. Het overstromingsrisico wordt op verschillende wijzen weergegeven. Het economisch risico en het slachtofferrisico worden afzonderlijk behandeld. Hoofdstuk 7 beschrijft de resultaten van gevoeligheidsanalyses die zijn uitgevoerd. Deze geven inzicht in de invloed van belangrijke uitgangspunten op de omvang van het berekende overstromingsrisico. Ook geven zij aan wat de invloed is van verschillende (typen) interventies. In hoofdstuk 8 worden de conclusies gegeven van de risicoanalyse voor de categorie a-kering van dijkring 12. Ten slotte worden aanbevelingen gedaan voor het waarborgen en verder verhogen van de overstromingsveiligheid.
18
2
Gebiedsbeschrijving en schematisatie
In dit hoofdstuk worden de ligging en de kenmerken van dijkringgebied 12 besproken. Daarnaast wordt de onderverdeling van de waterkering in vakken ten behoeve van de faalkansberekeningen toegelicht. In het achtergrondrapport [ref 3] wordt nader ingegaan op de vakindeling. 2.1 2.1.1
Beschrijving dijkring 12 Wieringen
Gebiedsbeschrijving Dijkringgebied 12 heeft een oppervlakte van circa 23.000 ha met circa 21.000 inwoners. Deze zijn verdeeld over de gemeenten Wieringen (Den Oever, Hippolytushoef, Oosterland en Westerland) en Wieringermeer (Wieringerwerf, Middenmeer, Slootdorp, Kreileroord) [ref 4] en [ref 5].
Figuur 9:
Ligging wegen en plaatsen dijkring 12.
Dijkring 12 grenst in het noorden aan de Waddenzee en in het oosten aan het IJsselmeer en wordt daarvan gescheiden door zogenaamde ‘categorie a-keringen’. De begrenzing aan de zuid- en westzijde scheidt het gebied van dijkring 12 met dijkring 13 middels een ‘categorie c-kering’. Volgens de Waterwet is de veiligheidsnorm voor de categorie a-keringen van deze dijkring 1/4.000 per jaar. Dat is de kans op overschrijding van de waterstand die veilig gekeerd moet kunnen worden. De aangrenzende dijkring, (nummer 13) heeft een veiligheidsnorm van 1/10.000 per jaar ([ref 6]).
19
Figuur 10:
Hoogteligging dijkringgebied.
Dijkring 12 is op te delen in twee delen, namelijk het voormalige eiland Wieringen en de aangelegde polder Wieringermeer. In paragraaf 2.2 wordt hier verder op ingegaan. Het voormalige eiland Wieringen in het noorden van de dijkring ligt het hoogst in de dijkring met hoogten tot circa 13 meter boven NAP. De Wieringermeerpolder, de voormalige bodem van de Zuiderzee, heeft een hoogte die zich grotendeels bevindt tussen de 3 en 5 meter onder NAP. Sommige gebieden liggen dieper dan 5 meter onder NAP. 2.1.2
Beheerder Het beheer van de primaire kering van dijkring 12 ligt bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). HHNK toetst en beoordeelt elke 6 jaar (voorheen elke 5 jaar) de veiligheid van de primaire keringen.
2.1.3
De primaire waterkering van dijkring 12 De primaire waterkering van dijkring 12 bestaat uit waterkeringen die behoren tot verschillende categorieën. De waterkeringen langs de noord- en oostzijde van de dijkring zijn categorie a-keringen. Dat zijn primaire waterkeringen die direct bescherming bieden tegen buitenwater. De waterkeringen langs de zuid- en westzijde van dijkring 12 zijn categorie c-keringen (zie Figuur 9). Deze keringen beschermen indirect tegen buitenwater. In het voorliggende rapport worden alleen de waterkeringen beschouwd die behoren tot categorie a. De keringen gelegen aan het IJsselmeer zijn, op enkele locaties na, tamelijk gelijkvormig qua geometrie en bekleding. In het zuiden van de dijkring, net ten noorden van Medemblik, bevindt zich gemaal Lely. Verder naar het noorden toe zit er een kleine knik in de verder rechte dijk. Iets ten noorden van deze knik ligt de haven De Oude Zeug. Dit is een voormalige werkhaven.
20
Nog verder noordelijk, na circa vier kilometer, zijn het Dijkgat en het Dijkgatbos te vinden. Dit betreft een oude doorbraaklocatie daterend van het eind van de Tweede Wereldoorlog, zie paragraaf 2.3.1. Ten zuiden van de aansluiting van de IJsselmeerdijk op de Afsluitdijk ligt de Zuiderhaven. Aan deze haven zijn een aantal kunstwerken te vinden, namelijk het gemaal Leemans, de Stontelerschutsluis, Stontelerkeersluis en het gemaal de Stontele. De IJsselmeerdijk sluit hier ook aan op het voormalige eiland Wieringen. Omdat de waterstanden op de Waddenzee aanzienlijk hoger kunnen worden dan in het IJsselmeer, is ook de primaire kering aan de Waddenzeezijde aanzienlijk hoger (kruinhoogte circa NAP 9 m ten opzichte van de IJsselmeerdijken circa NAP 4 m). Het verloop van de Waddenzeedijk is bochtiger en volgt het voormalige eiland Wieringen. Op enkele locaties zijn hier ondiepe voorlanden te vinden, namelijk, van west naar oost, ter plaatsen van Dam, Stroe, Vatrop. Ter plaatse van Den Oever bevindt zich een stelsel van havendammen die een reductie van stormgolven geven in de haven. 2.1.4
Bodemopbouw dijkring 12 Informatie over de bodemopbouw is ontleend aan “Zee van Land” [ref 11], geschreven door onder andere Diederik Aten, waterschapshistoricus van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De bodem van de Wieringermeer is heterogeen van samenstelling, en behoort deels tot de jonge Zuiderzee-afzettingen, deels tot de veel oudere Wieringermeer- en Westfriese afzettingen. In het noordoostelijke deel van de polder, tegen Wieringen aan, komt dekzand aan de oppervlakte, dat op keileem rust en geleidelijk naar het zuiden helt. Hier ligt nu het Robbenoordbos. Ten zuiden van Den Oever ligt een hoekje restveen, dat naderhand zandiger is geworden. In het noordwesten van de polder ligt een laag zeezand van ongeveer 50 cm aan de oppervlakte, dat via het Amstelmeer uit de Waddenzee is aangevoerd en over de oude zeeklei is afgezet. Deze werd later door diepploegen naar boven gehaald. Het gebied buiten de zandgronden bestaat uit oude zeeklei, een complex van wadgronden, kwelderland en overgangsvormen. Het wadland omvat lichte gronden, meest kalkrijke zavel. De bodem in het kwelderland varieert sterk, van kalkhoudend klei-arm zand, tot zware kalkloze klei, die na inpoldering sterk inklonk. Het middenstuk, gevormd door een brede geul in zuidoostelijke richting, bestond uit zware kleigronden. De meerbodem ligt hier het laagst op NAP -5,3 m, één van de diepste punten van Nederland. De gronden zijn hoofdzakelijk voor de akkerbouw in gebruik. Op de lichtere gronden heeft zich bloembollenteelt ontwikkeld. 2.2
Ontstaansgeschiedenis
In de geschiedenis van dijkring 12 kan onderscheid worden gemaakt tussen twee gebieden. Ten eerste het noordelijke deel van dijkring 12, dat bestaat uit het voormalige eiland Wieringen. Het tweede deel is in oppervlakte het grootst, ligt ten zuiden van het voormalige eiland en is feitelijk voormalig Zuiderzeebodem. Vanaf omstreeks de 10e eeuw was er al sprake van bewoning op het eiland Wieringen. De oudste sporen van een poging het land te beschermen tegen de zee is de oude Wierdijk van De Haukes naar Den Oever (opgebouwd uit zeegras, volgens een methode uit de 14e eeuw). Vanaf 1924 werd Wieringen een schiereiland door de afsluiting van het Amsteldiep. Dit werd gevolgd door de afsluiting van de Zuiderzee (start in 1926 en voltooid in 1932) en de aanleg van de dijk van Den Oever naar Medemblik in 1929 (aanleg Wieringermeerpolder).
21
Figuur 11:
Het sluiten van de Wieringermeerdijk (1929), bron: Genootschap voor de geschiedenis van Wieringermeer www.wieringermeergeschiedenis.nl.
Het grootste deel van dijkring 12 is door inpoldering ontstaan. De dijk van Den Oever naar Medemblik is op 29 juli 1929 gesloten en vervolgens werd in zes maanden, vanaf 10 februari 1930 tot 21 augustus 1930, de Wieringermeer drooggelegd. Voor meer informatie: zie [ref 7] en [ref 8]. 2.3 2.3.1
Recente geschiedenis: bedreigingen en versterkingen
Overstromingsrampen Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog is het gebied onder water gelopen. Op twee plaatsen is de dijk opgeblazen door onontplofte vliegtuigbommen van de geallieerden in de dijk alsnog tot ontploffing te brengen, om de polder ongeschikt te maken voor luchtlandingstroepen. De dreigende onderwaterzetting was voor het hoogheemraadschap en sluisbeheerders van de Afsluitdijk reden om de aanlegtekeningen van de dijk te laten verdwijnen, de Stontelerschutsluis vol te laten storten met zand en ondanks toezicht van de Duitsers op de uitwateringssluizen toch water uit het IJsselmeer te lozen op de Waddenzee, zodat het verval ten opzichte van de polder afnam. Dit kon echter niet voorkomen dat de polder alsnog onder water werd gezet. De doorbraak vond plaats op 17 april 1945 om 12:15 uur, acht uur nadat een begin was gemaakt met het informeren en evacueren van de 6000 bewoners en de onderduikers (1000-2000). Een aantal bewoners (23) wilde de polder niet verlaten en bleef daar tot na de bevrijding en vertrok maandag 7 mei 1945 naar het vaste land. Om half één op 17 april waren de sloten vol en twee uur later stond het water al een halve meter op de erven van de boerderijen. In een tijdbestek van 48 uur was de gehele polder van 20.000 ha geïnundeerd. De twee dijkbressen hadden op 24 april 1945 al een breedte van 160 m en 200 m en een diepte van 30 m en 22,50 m. De waterdiepte in de polder, na inundatie, varieerde van een halve meter tot ruim vijf meter boven het maaiveld.
22
Figuur 12:
Terpstraat te Wieringerwerf met het standbeeld de Maaier onder water (1945), bron: Genootschap voor de geschiedenis van Wieringermeer www.wieringermeergeschiedenis.nl.
Na de inundatie zorgden stormen in het gebied voor nog meer schade, in het bijzonder de noordwesterstorm op 20 april en de zuidwesterstorm op 4 mei. Huizen en andere gebouwen die nog overeind stonden, liepen door de golfslag zware schade op. Alleen aan de rand van de polder viel de schade enigszins mee.
Figuur 13:
Terpstraat te Wieringerwerf met het standbeeld de Maaier na de 2e drooglegging (1945), bron: Genootschap voor de geschiedenis van Wieringermeer www.wieringermeergeschiedenis.nl.
Vanaf 20 juni 1945 werd met beperkte middelen het herstel van de dijk aangepakt, zodat 1,5 maand later op 5 augustus 1945 de dijk opnieuw werd gesloten. Vanaf 9 augustus 1945 werd voor de tweede maal de polder drooggelegd, dit was gereed op 11 december 1945. Dit maal dus in circa vier maanden sinds de nieuwe sluiting en circa acht maanden na de doorbraak. De oogst van 1946 was zelfs alweer normaal, mede doordat de onderwaterzetting zoet water betrof.
23
Figuur 14:
Sluiten van het dijkgat (1945), bron: Genootschap voor de geschiedenis van Wieringermeer www.wieringermeergeschiedenis.nl.
Het nieuwe dijktracé is 940 m lang en is buitenom de gaten gelegd. Daarbij ligt de afstand van de teen, in verband met de stabiliteit, minimaal 12,50 m vanaf de insteek van de gaten. De dijk is aangelegd met een extra berm ten opzichte van de oorspronkelijke dijk. De benodigde keileem, klei en zand is op circa 700 m vanuit de dijk gebaggerd en gezogen. Het uitgespoelde zand uit de dijkbressen en ontgrondingskuilen is in de polder afgezet over een gebied van circa 250 ha. Omdat in dat gebied landbouw zo goed als onmogelijk was geworden is daar circa 130 ha bos aangeplant. De kosten voor het dijkherstel waren volgens de geldwaarde van 1946: 1,3 miljoen gulden voor het herstel van de dijk en 2,75 miljoen gulden voor de droogmaking. Daarna werd nog 18 miljoen gulden besteed aan het herstel van de infrastructuur. Omgerekend3 naar het huidige prijspeil komt dat neer op: dijkherstel 6,7 miljoen euro, droogmaking 14,3 miljoen euro en herstel infrastructuur 93 miljoen euro. Voor meer informatie: [ref 9], [ref 10]. 2.3.2
Versterkingen De primaire kering van dijkring 12 is relatief jong, aangezien een groot deel is aangelegd in de vorige eeuw. Desondanks heeft er net ten noorden van Medemblik en het gemaal Lely in 2001 een ingreep plaatsgevonden voor het verbeteren van de stabiliteit. Om de stabiliteit te verbeteren is toen een steunberm van 13 m aangelegd. Hierdoor zijn stabiliteitsproblemen die in eerdere toetsronden waren gevonden verholpen. Momenteel staan voor dijkring 12 twee projecten op het Hoogwater Beschermingsprogramma (HWBP) [ref 12], namelijk: • “Wieringermeerdijk Wieringermeer” (W1-006) en • “Hoogwaterkering Den Oever” (W2-085). Beide in de planstudie-fase en met een geplande uitvoeringsfase in de periode 2013 tot 2015. Het project “Wieringermeerdijk Wieringermeer” staat op het HWBP, omdat de bekleding is afgekeurd in de eerste toetsronde. 3
24
Factor 5,18 van 1945 naar 2010 (inclusief correctie van gulden naar euro), bron: Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis http://www.iisg.nl/hpw/
De steenbekleding is onvoldoende stabiel bij maatgevende omstandigheden. In vervolgonderzoeken is tevens gekeken naar de reststerkte van het keileem. Op basis daarvan is geconstateerd dat een aantal trajecten versterkt moet worden, namelijk: km 0,0 – 8,55 en km 9,8 - 17,7 [ref 15]. Tevens is het dijktraject van km 19,35 – 20,5 (Omgelegde Stonteldijk) afgekeurd op basis van het beheerdersoordeel van de twijfelachtig beoordeelde sterkte van de doorgroeistenen [ref 15]. Voor beide de trajecten staat in de planning dat deze zullen worden versterkt door een laag van 0,4 m breuksteen (10-60 kg) aan te brengen, gepenetreerd met gietasfalt. Voor de primaire kering van Den Oever, die als te laag is beoordeeld, wordt momenteel bestudeerd hoe deze zodanig kan worden aangepakt dat de kering voldoende bescherming biedt voor de te keren waterstanden. Daarbij wordt niet alleen aandacht besteed aan de hoogte van de dijk, maar ook aan de hydraulische belastingen (mede ten gevolge van de voor de haven liggende dammen) en aan de coupure van Den Oever. 2.4
Vakindeling categorie a-kering
Ten behoeve van de faalkansberekeningen is de categorie a-kering van dijkring 12 onderverdeeld in dijkvakken. Een dijkvak is een deel van een waterkering waarvoor de sterkte-eigenschappen en belastingen nagenoeg homogeen zijn. 2.4.1
Vakindeling dijken Een grens van een dijkvak kan op verschillende manieren worden gekozen. Daarbij wordt rekening gehouden met: • Een overgang van de categorie waartoe de waterkering behoort; • Een verandering van het type waterkering; • Een verandering van de gevolgen bij een doorbraak (ringdeelgrens); • Dusdanige verandering in belasting en/of sterkte-eigenschappen dat niet langer sprake is van een homogene belasting en/of van homogene sterkteeigenschappen. De faalmechanismen hebben niet overal dezelfde kans van optreden. In bepaalde vakken is het op grond van de analyses die in het kader van de derde toetsronde zijn uitgevoerd, te verwachten dat de kans op het optreden van een bepaald faalmechanisme marginaal is. In dergelijke gevallen kan het faalmechanisme buiten beschouwing worden gelaten, zonder dat dit leidt tot een vertekend beeld van het totale overstromingsrisico. Daarom is eerst per faalmechanisme een selectie gemaakt van de vakken waar de faalkans mogelijk niet-marginaal kan zijn. Alleen in die vakken zijn faalkansen berekend voor het betreffende faalmechanisme. De vakindeling uit de toetsingen is als basis (Tweede en Derde Toetsronde [ref 16], [ref 17]) overgenomen. Dit is enerzijds gedaan om de resultaten van VNK2 makkelijker te kunnen vergelijken met het globale beeld uit de toetsing en anderzijds om gebruik te kunnen maken van reeds aanwezige informatie. Deze vakindeling is aangevuld met vakgrenzen op basis van de in VNK2 gehanteerde criteria (zie hierboven). Gebleken is dat vanuit het oogpunt van de gewenste homogeniteit van vakken, de dijkvakindeling uit de toetsronden een geschikte basis vormen. Die zijn uiteindelijk dan ook grotendeels aangehouden.
25
2.4.2
Overzicht vakindeling Een overzicht van de onderverdeling van dijkring 12 in dijkvakken is gegeven in Figuur 15. Ter illustratie zijn in deze figuren de (meeste) vaknummers opgenomen. Een compleet overzicht van de vakgrenzen, locatieaanduidingen is opgenomen in Bijlage C.
Figuur 15:
2.5
Vakindeling dijkring 12.
Kunstwerken
In totaal bevinden zich zes kunstwerken zoals gemalen, sluizen en een coupure in de categorie a-kering van dijkring 12. De ligging van de kunstwerken is te zien in Figuur 16. Niet al deze kunstwerken zijn in de risicoanalyse voor dijkring 12 meegenomen4. Het is echter niet te verwachten (zie [ref 2]) dat hierdoor een te laag overstromingsrisico wordt berekend. In Tabel 6 is een overzicht gegeven van de kunstwerken in dijkring 12. Voor twee kunstwerken is op basis van een screening vooraf geconcludeerd dat deze geen significante bijdrage kunnen hebben aan de totale overstromingskans van de dijkring.
4
26
Voor deze kunstwerken is, waar mogelijk, een bovengrensschatting gemaakt van de faalkans.
Figuur 16:
Kunstwerken dijkring 12.
Kunstwerk naam en type
Type
HHNKdijktraject
Ringdeel
Coupure Den Oever
Coupure
D90
B
Geanalyseerd
Gemaal Leemans
Gemaal
D93
C
Geanalyseerd
Gemaal Lely
Gemaal
D93
D
Verwaarloosbaar
Gemaal De Stontele
Gemaal
D94
C
Verwaarloosbaar
Stontelerkeersluis
Keersluis
D92
C
Geanalyseerd
Stontelerschutsluis
Schutsluis
D92
C
Geanalyseerd
Tabel 6:
Verwachte faalkans op basis van screening
Kunstwerken dijkring 12.
Naast de kunstwerken zoals opgenomen in Tabel 6 is de gasleiding net ten noorden van Medemblik kwalitatief geanalyseerd. Uit de kwalitatieve analyse is gebleken dat er geen significante kans is op overstroming door een herhalende lekkage langs de gasleiding. Hierdoor is een verwachte bijdrage aan de overstromingskans van de dijkring nihil. De gasleiding is op basis van deze uitkomst dan ook niet kwantitatief verwerkt. In paragraaf 3.3 wordt dit verder toegelicht.
27
3
Overstromingskans
Dit hoofdstuk beschrijft de wijze waarop de overstromingskans is berekend en toont de resultaten van de uitgevoerde berekeningen. 3.1
Aanpak en uitgangspunten
De berekeningen van de overstromingskans van de dijkring en de faalkansen van de dijkvakken en kunstwerken zijn uitgevoerd met behulp van het programma PC-Ring [ref 18 - ref 20]. De faalkansen voor het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts zijn met behulp van aparte procedures buiten PC-Ring berekend. De voor dit faalmechanisme berekende faalkansen dienen wel weer als invoer voor PCRing bij het berekenen van de totale overstromingskans. De betreffende belastingmodellen zijn afgestemd op de ‘thermometerwaarden’ van 2006 (TMR2006). In deze waarden zijn de gegevens en inzichten tot en met 2006 verwerkt. Ten behoeve van de berekening van de faalkans is eerst per dijkvak vastgesteld welke faalmechanismen op welke locaties relevant zijn. Daarbij is gebruik gemaakt van de resultaten en onderliggende gegevens uit de tweede en derde toetsronde en het oordeel van de beheerder. Per faalmechanisme is per vak een schematisatie van de waterkering opgesteld (bepaling hoogte, intree- en uittreepunt, gemiddelden, spreidingen, enz.). In VNK2 wordt als richtlijn gehanteerd dat alle geplande verbeteringswerken, waarvan het bestek gereed is, worden meegenomen zoals in het bestek is beschreven. Indien de verbeteringswerken zich nog in een eerder stadium bevinden worden deze in principe niet meegenomen. Op vakniveau zijn, indien relevant, verschillende gevoeligheidsanalyses uitgevoerd om een beeld te krijgen van de invloeden van alternatieve schematisaties. Voor een uitgebreide toelichting op de vakindeling, de selectie van faalmechanismen en de opgestelde schematisaties per faalmechanisme en per vak, wordt verwezen naar het achtergrondrapport [ref 3]. 3.2 3.2.1
Beschouwde faalmechanismen
Faalmechanismen dijken Bij de bepaling van de faalkans van de dijken zijn de volgende faalmechanismen beschouwd (zie figuur 17): • Overloop en golfoverslag; • Macrostabiliteit binnenwaarts; • Opbarsten en piping; • Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam.
29
Overloop enen golfoverslag overloop golfoverslag
Opbarsten en piping Opbarsten en piping
Figuur 17:
Macrostabiliteit binnenwaarts afschuiving binnentalud
Beschadiging bekleding en erosie beschadiging bekleding dijklichaam
Beschouwde faalmechanismen dijken.
Overloop en golfoverslag Bij dit faalmechanisme bezwijkt de dijk doordat grote hoeveelheden water over de dijk stroomt. Bij aflandige wind of bij kleine golfhoogten wordt het bezwijken beschreven door het faalmechanisme overloop. In andere gevallen door het faalmechanisme golfoverslag. Macrostabiliteit binnenwaarts Bij dit faalmechanisme bezwijkt de dijk doordat een deel van de dijk ten gevolge van langdurig hoge waterstanden instabiel wordt en daarna afschuift of opdrijft. Opbarsten en piping Bij dit faalmechanisme bezwijkt de dijk doordat het zand onder de dijk wordt weggespoeld. Door de druk van het water zal eerst, indien aanwezig, de afsluitende laag opbarsten. Vervolgens kunnen zogenaamde ‘pijpen’ ontstaan waardoor het zand wegspoelt en de dijk inzakt. Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam Bij dit faalmechanisme bezwijkt de dijk doordat eerst de bekleding wordt beschadigd door de golfaanval, waarna de grootte van de doorsnede van de dijkkern door erosie wordt verminderd en de dijk inzakt. 3.2.2
Faalmechanismen kunstwerken Voor de bepaling van de faalkans van een kunstwerk wordt rekening gehouden met de volgende faalmechanismen (zie Figuur 18): • Overloop en golfoverslag; • Niet-sluiten; • Achterloopsheid en onderloopsheid; • Constructief falen.
30
Overloop en golfoverslag overloop en golfoverslag
Niet-sluitenniet sluiten
Achterloopsheid en
Constructief falen
achterloopsheid en onderloopsheid
onderloopsheid
Figuur 18:
constructief falen
Beschouwde faalmechanismen kunstwerken.
Overloop en golfoverslag Bij het faalmechanisme overloop en golfoverslag bezwijkt het kunstwerk ten gevolge van erosie achter het kunstwerk door overloop en golfoverslag. De beoordeling van het kunstwerk is gebaseerd op een vergelijking van de kerende hoogte in gesloten toestand met de overschrijdingsfrequentielijn van de buitenwaterstand. Niet-sluiten Bij het mechanisme niet-sluiten van kunstwerken wordt de waterkering als bezweken beschouwd als de beweegbare kering niet gesloten is én het debiet groter is dan het kritieke debiet. De hoofdoorzaken van falen betreffen de volgende fasen: • Fase 1: Falen sluiting; Falen van de sluiting vindt plaats door falen van het sluitproces en door falen van het herstel achteraf; • Fase 2: Falen door instroming; Falen vindt plaats als het instromende debiet groter is dan het kritieke debiet dat op basis van de sterkte van de achter het kunstwerk aanwezige bodembescherming toelaatbaar is. Indien de erosie die dan optreedt, leidt tot ondergraving van het object, zal bezwijken optreden. Achterloopsheid en onderloopsheid Op het contactvlak tussen grond en kunstwerk kan onder en/of langs het kunstwerk een grondwaterstroming ontstaan die tot kwel kan leiden. Bij toenemende kwel kunnen zandmeevoerende wellen ontstaan, waardoor ondermijning van het kunstwerk kan optreden. Aangenomen wordt dat bij het optreden en constateren van een dergelijke ‘piping’ bij kunstwerken er tijdens de kritieke situatie geen adequate tegenmaatregelen getroffen kunnen worden. In de beschrijving van de grenstoestandfuncties wordt onderscheid gemaakt in twee methoden: Bligh voor alleen horizontale kwelwegen langs het kunstwerk en Lane voor gecombineerde horizontale en verticale kwelwegen onder en langs het kunstwerk. Constructief falen Bij het faalmechanisme constructief falen is de beoordeling van het kunstwerk gebaseerd op een beschouwing van de constructieve sterkte en stabiliteit in relatie tot de belastingen bij het keren van hoogwater. Bij deze beoordeling zijn de volgende mechanismen van toepassing: • Falen door bezwijken van de keermiddelen ten gevolge van vervalbelasting; • Falen door functieverlies ten gevolge van een aanvaring (schutsluizen);
31
•
Falen door metastabiliteitsverlies van het kunstwerk of delen daarvan waardoor het kunstwerk zijn contact met de waterkering zodanig verliest dat erosie om het kunstwerk optreedt.
Beoordelingsmethode Voor een aantal typen kunstwerken is binnen het project VNK2 een methode ontwikkeld om faalkansen te berekenen voor de verschillende faalmechanismen. Het gaat om de volgende typen kunstwerken: schutsluizen, keersluizen, in- en uitwateringssluizen, coupures, tunnels en gemalen. Uitwaterende leidingen worden beschouwd als uitwateringssluizen. Het falen van een kunstwerk door het optreden van overloop en golfoverslag, nietsluiten van afsluitmiddelen of het bezwijken van afsluitmiddelen, leidt op zichzelf niet tot het ontstaan van een bres in de waterkering. Daarvoor is het ook nog nodig dat er erosie van de achterliggende bodembescherming optreedt, waardoor het kunstwerk geheel bezwijkt en er daadwerkelijk een bres kan optreden. Het optreden van erosie is afhankelijk van de sterkteparameters van de aanwezige bodembescherming. Binnen VNK2 wordt voor de hierboven genoemde faalmechanismen zowel de kans van optreden van een faalmechanisme als de kans van het optreden van erosie bepaald en gecombineerd, zodat uiteindelijk een bezwijkkans (kans op bresvorming) wordt uitgerekend. Bij de mechanismen achterloopsheid/onderloopsheid en algehele instabiliteit wordt verondersteld dat de standzekerheid direct verloren gaat op het moment dat het faalmechanisme optreedt, zodat bresvorming plaats vindt. De bijbehorende faalkans wordt daarom beschouwd als kans op het ontstaan van een bres. Hiermee is de beoordeling van de kunstwerken in analogie met de beoordeling van de dijken en duinen. Voor elk kunstwerk wordt per faalmechanisme het aanwezige verval over het kunstwerk en het instromende debiet bepaald op het moment van falen van (onderdelen van) het kunstwerk. 3.3
Niet beschouwde faalmechanismen
Niet alle faalmechanismen kunnen met het VNK2-instrumentarium worden doorgerekend. Zodoende worden onder andere de faalmechanismen: zettingsvloeiing, afschuiven voorland, afschuiven buitentalud, micro-instabiliteit en verweking binnen VNK2 niet in de faalkansberekeningen meegenomen. Verondersteld wordt dat deze faalmechanismen voor dijkring 12 van ondergeschikt belang zijn. Niet Waterkerende Objecten (NWO’s) worden binnen VNK2 eveneens niet meegenomen. Op aanwijzen van de beheerder is echter besloten om de gasleiding ten noorden van Medemblik wel kwalitatief mee te nemen. Van dit Niet Waterkerend Object is een rapport opgesteld dat is samengevat in het overall-kunstwerkenrapport van dijkring 12 [ref 2]. Begin 2008 is een waterstroming langs die gasleiding vastgesteld van 45 m3/uur. De waterstroming is ontstaan nadat de aansluiting tussen de geboorde leiding en de gebaggerde leiding, is blootgelegd in verband met herstel van coatingproblemen. De stroming is gestopt door het aanbrengen van zwelklei (Cebogel Bondex Ruw) rond de leiding ter plaatse van de ontgraving. Op de zwelklei is vervolgens nog meer klei gestort [ref 21]. De kans op een vergelijkbare stroming onder de dijk door is zeer klein. De kans op falen van de dijk is daardoor nog kleiner, mede doordat de gasleiding de dijk op een diepte van circa NAP -24,50 m kruist. De bijdrage aan het overstromingsrisico aan dijkring 12 is dan ook te verwaarlozen.
32
De hydraulische randvoorwaarden die binnen VNK2 worden toegepast, zijn de TMR2006. In deze hydraulische randvoorwaarden wordt verondersteld dat de Afsluitdijk voldoet aan de norm (waterstand Waddenzee met kans van voorkomen van 1/10.000 per jaar veilig kunnen keren). Dit blijkt niet het geval te zijn, wat invloed heeft op het achterland [ref 22]. Uit deze achterlandstudies blijkt dat, door het falen van de Afsluitdijk, de IJsselmeerwaterstand bij maatgevende omstandigheden circa 0 0,05 m zal stijgen ter plaatse van dijkring 12. Deze relatief beperkte stijging (n.b. de decimeringshoogte ter plaatse is 0,30 m) heeft dan ook een beperkte invloed op het overstromingsrisico. Het falen van de categorie c-keringen wordt niet meegenomen binnen VNK2. De hoeveelheid water die door deze keringen wordt tegengehouden (in beide richtingen) is relatief klein ten opzichte van een overstroming vanuit het IJsselmeer of vanuit de Waddenzee. De categorie c-kering is voldoende hoog om het water dat bij een overstroming vanuit het IJsselmeer of de Waddenzee de polder binnenstroomt in de polder te houden, met andere woorden er zal geen water over de categorie c-kering stromen. Aandachtspunten zijn enkele coupures en leidingen in de categorie c-kering, maar deze zijn reeds opgenomen in de calamiteitenplannen. De verlaging van de categorie c-kering ter plaatse van de kruising met de autosnelweg A7 heeft nog een voldoende hoogte om te voorkomen dat het water vanuit een overstroomde Wieringermeerpolder naar dijkring 13 zal stromen. De stabiliteit van de categorie c-kering is in de hoogte-analyse niet meegenomen. Indien de categorie c-kering faalt, zou dat voor een groot deel van de kering betekenen dat eerst het boezemkanaal leegt loopt de polder in. Indien de andere zijde van het boezemkanaal ook faalt, zou het weer betekenen dat het water uit de polder het aangrenzende gebied (dijkring 13) instroomt. De kansen en gevolgen hiervan zijn niet meegenomen en worden in verband met de aanzienlijk kleinere gevolgen, verondersteld van ondergeschikt belang te zijn voor het bepalen van het overstromingsrisico van dijkring 12. 3.4
Berekende overstromingskansen
Hoewel VNK2 een beeld geeft van de overstromingsveiligheid, dienen de resultaten van VNK2 niet te worden verward met die van een toetsing in het kader van de Waterwet. In de toetsing wordt beoordeeld of de primaire waterkeringen voldoen aan de wettelijke normen. Deze normen zijn niet gedefinieerd als overstromingskansen, maar als overschrijdingskansen van waterstanden die de waterkeringen veilig moeten kunnen keren, rekening houdend met alle factoren die het waterkerend vermogen beïnvloeden. Omdat de wettelijke normen geen betrekking hebben op overstromingskansen kunnen zij niet zondermeer worden gelegd langs de uitkomsten van VNK2. 3.4.1
Overstromingskans en faalkansen per faalmechanisme De berekende overstromingskans voor de categorie a-kering van dijkring 12 is 1/110 per jaar. Deze overstromingskans heeft betrekking op de kans dat er ergens in de dijkring een overstroming plaatsvindt. Afhankelijk van de breslocatie(s) worden verschillende delen van het dijkringgebied getroffen. In Tabel 7 zijn de faalkansen (kans per jaar) voor de verschillende faalmechanismen weergegeven.
33
Type waterkering
Faalmechanisme
Dijk
Overloop en golfoverslag
Faalkans (per jaar) 1/1.400
Opbarsten en piping
1/600
Macrostabiliteit binnenwaarts
<1/1.000.000
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam Kunstwerk
Overloop en golfoverslag
1/17.000 <1/1.000.000
Niet sluiten
1/150
Onder- en achterloopsheid
1/71.000
Constructief bezwijken
<1/1.000.000
Overstromingskans Tabel 7:
1/110
Berekende faalkansen per faalmechanisme en op ringniveau de overstromingskans.
De faalkansbijdragen van de faalmechanismen macrostabiliteit binnenwaarts en overloop en golfoverslag, en beschadiging bekleding en erosie dijklichaam zijn klein ten opzichte van de overige faalmechanismen. De faalkansbijdrage van de kunstwerken is relatief hoog en hebben een grote bijdrage aan de overstromingskans van de dijkring. Het beeld van de faalkansen is consistent met het toetsoordeel in de tweede en derde toetsronde. Deze relatief grote faalkansbijdrage wordt veroorzaakt door de coupure Den Oever op basis van het faalmechanisme niet sluiten. In Figuur 19 is een overzicht opgenomen van de procentuele bijdragen van verschillende faalmechanismen aan de som van de faalkansen per faalmechanisme. Hierin is duidelijk te zien dat de gecombineerde faalkansen van de kunstwerken voor circa driekwart de totale overstromingskans bepaalt. Deze 74% wordt volledig gedomineerd door het faalmechanisme Niet sluiten van de coupure Den Oever.
8%
17% Overloop golfoverslag Macrostabiliteit binnenwaarts Opbarsten en piping
1% Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam Kunstwerken gecombineerd
74%
Figuur 19:
Procentuele bijdragen van verschillende faalmechanismen aan de som van de faalkansen per mechanisme (deze som is bij benadering gelijk aan de overstromingskans).
34
3.4.2
Faalkansen dijken De resultaten van de faalkansberekeningen voor de dijken zijn weergegeven in Tabel 8. Indien op voorhand kon worden aangegeven dat de faalkans van een faalmechanisme op een bepaalde locatie verwaarloosbaar is, dan is voor het bewuste vak en faalmechanisme geen faalkans berekend5. faalkans (per jaar) per faalmechanisme Vak nr.
Overloop golfoverslag
Beschadiging Macrostabiliteit bekleding en binnenwaarts erosie dijklichaam
Opbarsten en piping
Gecombineerd
1
1/150.000
1/2.300
-
-
1/2.300
2
1/210.000
-
-
-
1/210.000
3
1/320.000
-
-
-
1/320.000
4
1/130.000
-
-
<1/1.000.000
1/126.000
5
1/780.000
-
-
-
1/780.000
6
<1/1.000.000
-
-
- <1/1.000.000
7
<1/1.000.000
-
-
- <1/1.000.000
8
1/730.000
-
-
-
9
<1/1.000.000
-
-
- <1/1.000.000
10
<1/1.000.000
-
-
- <1/1.000.000
11
<1/1.000.000
-
-
- <1/1.000.000
12
<1/1.000.000
1/1.000
-
<1/1.000.000
13
<1/1.000.000
-
-
<1/1.000.000 <1/1.000.000
14
<1/1.000.000
-
-
- <1/1.000.000
15
<1/1.000.000
1/85.000
-
-
16
<1/1.000.000
-
<1/1.000.000
- <1/1.000.000
17
<1/1.000.000
-
<1/1.000.000
- <1/1.000.000
18
<1/1.000.000
-
<1/1.000.000
- <1/1.000.000
19
1/340.000
-
<1/1.000.000
-
1/273.000
20
<1/1.000.000
1/210.000
1/130.000
-
1/83.000
21
<1/1.000.000
-
1/57.000
-
1/57.000
22
<1/1.000.000
-
1/270.000
-
1/269.000
23
<1/1.000.000
-
1/80.000
-
1/80.000
24
<1/1.000.000
-
1/79.000
-
1/79.000
25
<1/1.000.000
-
1/140.000
-
1/140.000
26
<1/1.000.000
1/11.000
1/20.000
-
1/7.300
27
1/720.000
-
<1/1.000.000
-
1/718.000
28
<1/1.000.000
-
1/18.000
-
1/18000
29
<1/1.000.000
-
1/45.000
-
1/45000
30
1/1.400
1/16.000
1/68.000
-
1/1300
Overstromingskans
1/1.400
1/600
Tabel 8:
5
1/730.000
1/1.000
1/85.000
1/17.000 <1/1.000.000
Berekende faalkansen voor de dijken van dijkring 12 (voor vaklocatie zie Figuur 15).
De selectie van faalmechanismen en vakken is gebaseerd op gegevens uit de toetsing in combinatie met het oordeel van de beheerder. Indien niet met zekerheid gesteld kon worden dat een faalkans verwaarloosbaar is, is een faalkans berekend. Dit is (mede) debet aan een aantal berekende faalkansen die verwaarloosbaar klein zijn.
35
De dijkvakken 1 tot en met 18 zijn dijkvakken gelegen aan het IJsselmeer. Deze vakken zijn genummerd van Medemblik richting Den Oever, zie Figuur 15. De dijkvakken 19 tot en met 30 zijn dijkvakken aan de Waddenzee. Deze vakken zijn genummerd vanaf het Amstelmeer tot aan Den Oever, zie Figuur 15. Overloop en golfoverslag De berekende faalkansen voor overloop en golfoverslag zijn vrijwel overal kleiner dan 1/100.000 per jaar en voor 2/3 van de vakken zelfs kleiner dan 1/1.000.000 per jaar. De uitzondering hierop is dijkvak 30, ter plaatsen van de haven van Den Oever. In de toetsing is dijkvak 30 op hoogte afgekeurd en is het opgenomen in het Hoogwater Beschermingsprogramma (HWBP). Daarnaast vallen nog enkele dijkvakken aan de Waddenzee op, met een grotere faalkans. Voor de dijkvakken 19 en 27 zijn grotere faalkansen berekend dan de naastgelegen dijkvakken. Beide dijkvakken hebben een relatief hoog voorland dat op een conservatieve wijze is meegenomen. De verwachting is dat de faalkans van de kering op het faalmechanisme overloop en golfoverslag voor deze twee vakken in werkelijkheid kleiner is, indien het voorland gedetailleerder in de berekening zou zijn meegenomen. Dit heeft echter geen invloed op de faalkans van de hele dijkring, zodat hier van is afgezien. Opbarsten en piping De berekende faalkansen voor het mechanisme opbarsten en piping zijn voor de dijkvakken 1 en 12 relatief groot. De relatief grote faalkansen zijn onder andere afhankelijk van het verschil in waterstand over de kering (4 tot 5 meter) en de beschikbare informatie. De primaire kering is gebouwd op de voormalige bodem van de Zuiderzee. Uit de bodemopbouw is onder de dijk een slecht doorlatende laag waargenomen die aan de binnenzijde van de dijk doorloopt. Ter plaatse van het dijkgat (dijkvak 12) is deze laag verdwenen, door uitspoeling tot meer dan NAP -20 m. Het vermoeden is dat deze slecht doorlatende laag ook aan de IJsselmeerzijde (IJsselmeerbodem) is te vinden. Dit is echter niet met de beschikbare gegevens vast te stellen. Indien de slecht doorlatende laag zich ook in de IJsselmeerbodem bevindt, zal deze de kans op het ontstaan van het faalmechanisme verkleinen (door de extra intreeweerstand). De berekende faalkansen zijn bepaald zonder de mogelijk extra intreeweerstand. Als intreepunt is de buitenteen van de dijk gehanteerd. Indien de extra intreeweerstand kan worden aangetoond en meegenomen, zal de faalkans afnemen. In de derde toetsronde hebben de dijkvakken 1 en 12 voor het faalmechanisme opbarsten en piping de score ‘goed’ gekregen. De relatief grote faalkansen ten opzichte van de resultaten uit de toetsing sluiten aan bij eerdere bevindingen door ENW, beschreven in het rapport “Piping. Realiteit of rekenfout?” [ref 28]. Hieruit blijkt dat de ontwerpregels ten aanzien van het mechanisme opbarsten en piping te optimistisch lijken. Deze constatering is enerzijds gebaseerd op waarnemingen (wellen en zandmeevoerende wellen bij hoogwater) en anderzijds op het feit dat de meer realistische rekenregel van Sellmeijer doorgaans niet wordt toegepast in de huidige toets- en ontwerppraktijk. Bovendien wordt geen rekening gehouden met de lengte van de waterkering (het lengte-effect). Het ENW constateert in haar rapport, op basis van eerdere VNK2 resultaten, dat door het lengte-effect een factor 5 tot 10 zit tussen de kans op piping van een vak en de kans op ringniveau. Hierdoor kan de met de VNKmethode berekende faalkans van een vak relatief groot uitvallen, maar vooral ook de overstromingskans van de dijkring tot een orde groter uitvallen dan de faalkans van een individueel vak. Dit verklaart voor een aantal vakken een grotere faalkans dan op basis van de toetsing verwacht kan worden.
36
Macrostabiliteit binnenwaarts De berekende faalkansen voor macrostabiliteit binnenwaarts zijn overal kleiner dan 1/1.000.000 per jaar. De bijdrage aan de faalkans van de dijkring is voor het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts dan ook verwaarloosbaar, zoals ook blijkt uit Figuur 19. Uit de derde toetsronde blijkt dat macrostabiliteit binnenwaarts nergens tot een score ‘onvoldoende’ leidt. Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam De berekende faalkansen voor het faalmechanisme beschadiging bekleding en erosie dijklichaam hebben vooral betrekking op de dijkvakken aan de Waddenzee. De steenbekleding van de Wieringermeerdijk (aan het IJsselmeer) is in de eerste toetsronde afgekeurd en opgenomen in het HWBP. De bestudering van de sterkte van de bekleding en het dijklichaam is in meerdere rapporten vastgelegd (o.a. [ref 13], [ref 14] en [ref 15]). In de toetsing is geavanceerd getoetst; de modellering van de bekledingen in VNK2 is minder verfijnd dan waar in de geavanceerde toets vanuit is gegaan. De modellering van bekleding binnen VNK2 levert conservatievere resultaten op de op basis van geavanceerde toetsing verwacht mag worden. De toetsing is gericht op het falen van de bekleding terwijl in VNK2 óók de erosie van het dijklichaam wordt beschouwd. In de huidige berekening is de steenbekleding niet meegenomen, enerzijds omdat deze wordt versterkt en anderzijds omdat de bekleding niet past binnen het geldigheidsbereik van de achterliggende formules van PC-Ring. In hoofdstuk 7 is met een gevoeligheidsanalyse inzichtelijk gemaakt wat de faalkans van de dijkring is, indien een bepaalde faalkans wordt toegekend aan de steenbekleding. 3.4.3
Overzicht faalkansen dijken In Figuur 20 is door middel van kleurtinten een overzicht gegeven van de berekende faalkansen van de dijkvakken.
37
Figuur 20:
Overzicht faalkansen per dijkvak.
Het dijkvak 12 valt daarbij duidelijk op ten opzichte van de aangrenzende dijkvakken aan het IJsselmeer. Dit is te wijten aan de relatief grote faalkans voor opbarsten en piping. Dijkvak 30 valt eveneens in de klasse kleiner dan 1/2.000 per jaar. In het geval van dijkvak 30 is dit te wijten aan de relatief grote faalkans voor het faalmechanisme overloop en golfoverslag. 3.4.4
Faalkansen kunstwerken De resultaten van de faalkansberekeningen voor de kunstwerken zijn weergegeven in Tabel 9. Indien tijdens de screening bepaald is dat de faalkans van een faalmechanisme van een bepaald kunstwerk verwaarloosbaar is, dan is voor het bewuste faalmechanisme geen faalkans met PC-Ring berekend. faalkans (per jaar) per faalmechanisme Kunstwerk
Coupure Den Oever Gemaal Leemans Stontelerkeersluis Stontelerschutsluis Tabel 9:
38
Overloop golfoverslag
Niet sluiten
Constructief falen
Piping
Gecombineerd
<1/1.000.000
1/150
1/71.000
< 1/1.000.000
1/150
-
1/500.000
-
-
1/500.000
-
< 1/1.000.000
-
-
< 1/1.000.000
-
1/370.000
-
-
1/370.000
Berekende faalkansen voor de kunstwerken van dijkring 12.
Voor de kunstwerken gemaal Lely en gemaal De Stontele, is op basis van de derde toetsronde geconstateerd dat van geen van de vier faalmechanismen een significante bijdrage aan de totale overstromingskans is te verwachten. Voor beide kunstwerken is dan ook geen faalkansberekening gemaakt met PC-Ring. Uit Tabel 9 blijkt dat coupure Den Oever voor het faalmechanisme niet-sluiten een relatief grote faalkans oplevert. Deze faalkans domineert tevens de faalkans van de hele dijkring. De coupure Den Oever is op basis van de tweede toetsronde opgenomen in het HWBP. De relatief grote faalkans van de coupure wordt mede veroorzaakt doordat de puntdeuren niet meer als eerste keermiddel worden gezien door de beheerder, vanwege de slechte staat van de puntdeuren. In de derde toetsronde hebben de schotbalken de score ‘onvoldoende’ gekregen, mede door de korte oplegging in de sponningen en de kans op het niet goed kunnen sluiten tijdens stormomstandigheden. 3.5
Dominante vakken en faalmechanismen
In Tabel 10 is de top tien van vakken en kunstwerken weergegeven die de grootste bijdrage leveren aan de overstromingskans. Volgnummer
Vak of kunstwerk
Faalkans dominant mechanisme
Dominant mechanisme
[per jaar] 1
Coupure Den Oever
2
DV12_13.20km-14.00km
1/1.000
Opbarsten en piping
3
DV30_25.55km-28.0km
1/1.400
Overloop en golfoverslag
4
DV01_0.00km-1.10km
1/2.300
Opbarsten en piping
5
DV26_22.30km-23.20km
1/11.000
Opbarsten en piping
6
DV30_25.55km-28.0km
1/16.000
Opbarsten en piping
7
DV28_24.20km-25.10km
1/18.000
Bekleding
8
DV26_22.30km-23.20km
1/20.000
Bekleding
9
DV29_25.10km-25.55km
1/45.000
Bekleding
10
DV21_17.40km-19.50km
1/57.000
Bekleding
Tabel 10:
1/150
Niet-sluiten
Overzicht van de vakken met de grootste berekende faalkansen in dijkring 12.
Opvallend hierbij is dat volgnummers 1 en 3, respectievelijk dijkvak 30 en Coupure Den Oever, beide in de haven van Den Oever liggen. Het versterken van de primaire kering van Den Oever staat sinds de tweede toetsronde op het HWBP [ref 12]. Tevens is opvallend dat, afgezien van dijkvak 30, vervolgens vier dijkvakken domineren met het faalmechanisme opbarsten en piping en daarna vier dijkvakken waarbij het faalmechanisme beschadiging bekleding en erosie dijklichaam dominant zijn. Daarbij is dijkvak 26 het enige dijkvak dat twee maal in de tabel is opgenomen, zowel voor opbarsten en piping als voor beschadiging bekleding en erosie dijklichaam.
39
4
De gevolgen van overstromingen per doorbraaklocatie
In dit hoofdstuk wordt een beeld gegeven van de gevolgen van een overstroming per onderzochte doorbraaklocatie. Er zijn ook meervoudige doorbraken mogelijk. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de gevolgen van meervoudige doorbraken. 4.1
Aanpak en uitgangspunten
Een scenariokans is de kans op het optreden van een bepaalde overstroming. Om tot de bepaling van de scenariokansen te komen zijn de volgende stappen doorlopen. 4.1.1
Algemeen De gevolgen van een overstroming worden bepaald door de kenmerken van de overstroming en de kwetsbaarheid van de getroffen objecten of personen. In VNK2 worden de overstromingskenmerken per scenario berekend met behulp van overstromingssimulaties. De overstromingsberekeningen voor dijkring 12 zijn uitgevoerd met SOBEK1D2D (2.116). De schade en slachtoffers zijn vervolgens berekend met behulp van HISSSM7 (versie 2.5) [ref 23] en [ref 29]. Omdat het overstromingspatroon en de gevolgen van een overstroming niet alleen afhankelijk zijn van de doorbraaklocatie maar ook van de belastingcondities waarbij de doorbraak plaats vindt, worden in VNK2 meerdere mogelijke belastingcombinaties per ringdeel beschouwd. In theorie zouden oneindig veel combinaties moeten worden beschouwd, maar in de praktijk is dat onmogelijk. Er zijn daarom, per beschouwde doorbraaklocatie, alleen overstromingsberekeningen gemaakt voor de meest waarschijnlijke belastingcombinaties volgens de Hydra-modellen bij het toetspeil (tp), het toetspeil minus één decimeringhoogte (tp-1d), en het toetspeil plus één en twee keer de decimeringhoogte (tp+1d en tp+2d). Voor dijkring 12 betekent dit overschrijdingskansen van 1/400 per jaar, 1/4.000 per jaar, 1/40.000 per jaar en 1/400.000 per jaar. Ten aanzien van de bevolkingsgegevens en schadegegevens is uitgegaan van de situatie in 2000, respectievelijk 2006. Sinds 2000 heeft geen grootschalige woningbouw plaatsgevonden in het dijkringgebied zodat geen onderschatting van het overstromingsrisico geven wordt. Het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein ten oosten van de A7, ‘Agripoort’ is wel genoemd in de overstromingsberekeningen [ref 24], maar niet in de schadegegevens. De schade en slachtoffers worden in dit gebied dus mogelijk onderschat. De verwachting is dat dit een beperkte invloed heeft op het totale overstromingsrisico. In de bepaling van de schade is geen onderscheid gemaakt tussen een overstroming met zout en zoetwater. Een overstroming met zout water brengt naast de directe schade ook schade met zich mee om het zout uit de landbouwgrond te verwijderen. De extra schade is echter beperkt (<1%) ten opzichte van de totale schade.
6 7
Met rekenhart v3.07.61 Met behulp van de HIS Schade en Slachtoffer Module kan de verwachte schade en het verwachte aantal slachtoffers ten gevolge van een overstroming in een dijkring worden berekend. Bij het berekenen van de schade en het aantal slachtoffers wordt gebruik gemaakt van bestanden met geografisch georiënteerde gegevens. Op basis van waterdiepte, stroomsnelheden en stijgsnelheden worden directe en indirecte schade plus bedrijfsuitval bepaald en het aantal slachtoffers rekening houdend met de evacuatiefracties.
41
4.1.2
Ringdelen Een ringdeel omvat een gedeelte van de dijkring waarvoor het overstromingsverloop vrijwel onafhankelijk is van de exacte doorbraaklocatie. De overstromingsberekeningen per ringdeel vormen de basis voor de beschrijving van de overstromingsscenario’s. Er zijn voor dijkringgebied 12, vier ringdelen gedefinieerd, zoals weergegeven in Figuur 21. Ringdeel A en B liggen aan de Waddenzee, ringdeel C en D aan het IJsselmeer. De ringdelen zijn aangepast ten opzichte van de oorspronkelijke indeling [ref 24]8. In Figuur 57 van Bijlage C is de oorspronkelijke indeling opgenomen.
Figuur 21:
4.1.3
Ringdelen dijkring 12.
Verhoogde lijnelementen Bij de overstromingsberekeningen is er van uitgegaan dat regionale en secundaire keringen standzeker zijn. Ook zijn er een aantal hoger in het landschap gelegen wegen, die het overstromingspatroon kunnen beïnvloeden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de A7, N240, N242 en de N99. In de overstromingsberekeningen is er van uitgegaan dat deze lijnelementen ook standzeker zijn. In de overstromingsberekeningen heeft het voormalige eiland Wieringen eveneens een duidelijke invloed vanwege zijn hogere ligging.
4.1.4
Evacuatie Voor het bepalen van het aantal slachtoffers bij een overstroming zijn de mogelijkheden voor (preventieve) evacuatie van belang9. Indien een gebied is geëvacueerd voordat een overstroming optreedt, hoeven er geen slachtoffers te vallen. 8
9
42
Ter plaatse van dijkvak 15, gemaal Leemans en de Stontelerschutsluis is afgeweken van de indeling volgens [ref 24]. Dijkvak 15 is bij ringdeel D gevoegd (in plaats van ringdeel C), inclusief gemaal Leemans en de Stontelerschutsluis. De reden hiervoor is dat bij een doorbraak van dijkvak 15 het overstromingsverloop beter overeenkomt met het verloop van een overstroming met de doorbraaklocatie Kreileroord (ringdeel D). Nadat een bres is opgetreden kunnen mensen ook nog vluchten of worden geëvacueerd. Dit gedrag is echter onderdeel van de functies waarmee slachtofferkansen worden bepaald. Er wordt daarom in deze paragraaf alleen gesproken over preventieve evacuatie.
In de praktijk wordt de effectiviteit van preventieve evacuaties echter beperkt door de geringe voorspelbaarheid van overstromingen, de capaciteit van de aanwezige infrastructuur en de condities waaronder een evacuatie moet worden uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld hoge windsnelheden en sociale onrust [ref 25]. In VNK2 wordt rekening gehouden met preventieve evacuatie door elk overstromingsscenario onder te verdelen in vier deelscenario’s [ref 26]. In Tabel 11 is een overzicht gegeven van deze evacuatie-deelscenario’s met de bijbehorende ingeschatte kansen van voorkomen. De evacuatiefracties drukken de fracties van de bevolking uit die preventief geëvacueerd kunnen worden ten opzichte van het deelscenario “onverwachte overstroming – geen evacuatie”. De conditionele kans is de kans dat bij een overstroming een evacuatie-deelscenario kan worden uitgevoerd. Op basis van de kans van voorkomen kan een verwachtingswaarde worden berekend van de schade, aantal slachtoffers en getroffenen per overstromingsscenario. De evacuatie-deelscenario’s hebben effect op het aantal te verwachten slachtoffers bij een scenario, maar (in beperkte mate) ook op de berekende schade. Voertuigen en goederen worden immers naar veilig gebied verplaatst. In dijkring 12 zijn voor ringdelen A en B andere evacuatiefracties en conditionele kansen gebruikt dan voor ringdelen C en D; ringdelen A en B worden vanuit de Waddenzee bedreigd en ringdelen C en D vanuit het IJsselmeer.
1. Geen evacuatie
verwacht of
2. Ongeorganiseerde
onverwacht
evacuatie
Overstroming ruim van tevoren verwacht
3. Ongeorganiseerde evacuatie 4. Georganiseerde evacuatie
Overstroming kort van tevoren
1. Geen evacuatie
verwacht of
2. Ongeorganiseerde
onverwacht
evacuatie
Overstroming ruim van tevoren verwacht Tabel 11:
3. Ongeorganiseerde evacuatie 4. Georganiseerde evacuatie
Conditionele kans (-)
0,00
0,55
0,23
0,24
0,30
0,06
0,50
0,15
0,00
0,20
0,40
0,08
0,67
0,40
0,80
0,32
Waddenzee
kort van tevoren
Evacuatiefractie (-)
IJsselmeer
Overstroming
(ringdelen C en D)
Evacuatie-deelscenario
(ringdelen A en B)
Het waterstandverloop van de Waddenzee wordt bepaald door het getij, met daarbij een windopzet die voor opstuwing van de waterstand zorgt. Vanuit het IJsselmeer is geen sprake van een getij, maar worden de waterstanden veroorzaakt door een verhoogd meerpeil (volgens Hydra-M). Het waterstandsverloop wordt bepaald door het uitzakken van dit maximale meerpeil. In de berekeningen is aangenomen dat na 10 dagen het meerpeil dusdanig is uitgezakt dat het water niet meer naar binnen stroomt (het water in de polder staat dan gelijk met de waterstand van het IJsselmeer, waarbij wordt aangenomen dat de aanvoer van het IJsselmeer gelijk is aan de afvoer door de Afsluitdijk). Uit de resultaten van de berekeningen bleek dit voor doorbraaklocatie Kreileroord niet het geval te zijn. Daarom is de maximale waterstand voor deze breslocatie gecorrigeerd (met behulp van de formule van communicerende vaten) ten opzichte van de oorspronkelijke berekeningen. De maximale waterstand is dus de waterstand waarbij de (stijgende) waterstand in de polder gelijk is met de waterstand van het (dalende) IJsselmeer.
Evacuatiefracties en conditionele kans voor vier evacuatie-deelscenario’s.
43
Het eerste onderscheid tussen de evacuatie-deelscenario’s is of de overstroming verwacht is of dat deze onverwacht is. Een overstroming kan onverwacht optreden als er onzekerheden bestaan ten aanzien van de sterkte-eigenschappen van een waterkering. De kering kan falen beneden maatgevende omstandigheden. Ook is het mogelijk dat een voorspelling van extreme belastingcondities dusdanig laat plaats vindt, dat er onvoldoende tijd resteert voor georganiseerde evacuatie. Ook in dat geval wordt gesproken over een onverwachte overstroming. De kansen op geen evacuatie, ongeorganiseerde evacuatie en georganiseerde evacuatie zijn onder andere afhankelijk van de vraag of de overstroming verwacht of onverwacht plaats vindt. Daarnaast wordt dit verder bepaald door de aanwezigheid van evacuatieplannen en de getroffen voorbereidingen. 4.2
Resultaten overstromingsberekeningen per doorbraaklocatie
In de volgende subparagrafen wordt per ringdeel nader ingegaan op de overstromingsverlopen en de gevolgen van de overstromingen. Per doorbraaklocatie zijn figuren weergegeven van de maximale waterdiepten die optreden. Deze figuren geven naast een indicatie van de waterdiepten ook inzicht in het overstroomd oppervlak bij het scenario. De gevolgen in verwachte schade zijn afgerond op vijf miljoen euro en de gevolgen in slachtoffers op vijf personen. Bij elk scenario wordt een range in slachtofferaantallen genoemd. Dit is het effect van de doorgerekende evacuatie-deelscenario’s. Het minimum van de range is het verwachte slachtofferaantal bij evacuatie-deelscenario 4 (optimaal georganiseerde evacuatie), het maximum van de range is het verwachte slachtofferaantal bij evacuatie-deelscenario 1 (geen evacuatie). Er wordt opgemerkt dat de gevolgen bij een overstromingsscenario groter kunnen zijn dan de in dit hoofdstuk beschreven gevolgen. Er kunnen zich immers ook meervoudige doorbraken voordoen, waarbij er bressen ontstaan op verschillende locaties (bijvoorbeeld ringdeel A en ringdeel B). In geval van een meervoudige doorbraak zijn de gevolgen groter dan bij een enkelvoudige doorbraak.
Er zijn voor ringdeel A en ringdeel B (Waddenzee) aanvullende berekeningen uitgevoerd, om het effect te bepalen van een andere bresbreedte en de duur van de windopzet. Ook is er een maximaal scenario gedefinieerd en gebruikt, waarbij is aangenomen dat alle ringdelen falen bij tp+2d. Deze aanvullende berekeningen worden in paragraaf 4.3 toegelicht. 4.2.1
Ringdeel A: Doorbraaklocatie bij Oosterland De breslocatie ligt ten westen van het dorp Oosterland, nabij km paal 23 in de Bierdijk. Bij een doorbraak in dit ringdeel overstroomt een deel van het vroegere Waddeneiland Wieringen. In de situatie met een buitenwaterstand behorend bij toetspeil, staat 6 uur na de doorbraak water aan de rand van het dorp Hippolytushoef. De dorpskern van Hippolytushoef ligt hoog waardoor deze beperkt overstroomt. Het overstroomde gebied bestaat voornamelijk uit: de Oosterlanderkoog, Stroëer Koog, Hippolytushoever, polder Waard-Nieuwland en de Gester Koog. In de situatie met een kleinere overschrijdingskans (tp+1d en tp+2d) overstromen de Gester Koog (gebied ten zuiden van Den Oever) en delen van het dorp Den Oever, via de polder Waard-Nieuwland. De verwachte schade neemt daardoor toe. Bij een overschrijdingskans van 1/400.000 per jaar (tp+2d) zijn de gevolgen in schade bij een doorbraak in ringdeel A circa twee keer zo groot als in de situatie met een buitenwaterstand van 1/4.000 per jaar (tp). De factor in overschrijdingskans van de buitenwaterstand is 100. Het verwacht aantal slachtoffers is in alle berekeningen vergelijkbaar (Figuur 22).
44
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Legenda Geen water 0 - 0.1 m 0.1 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1- 2 m 2- 3 m
>3m
Schade [M€] Slachtoffers Figuur 22:
4.2.2
40
45
70
105
0-5
0-5
0-5
0-5
Maximale waterdiepte en verwachte gevolgen voor schade en slachtoffers bij een doorbraak bij Oosterland voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel B: Doorbraaklocatie bij Den Oever De breslocatie ligt op de kop ten noordoosten van Den Oever. Op het moment van een doorbraak staat er vrijwel direct water in het dorp Den Oever. Het water stroomt dan via het dorp naar de Gester Koog en polder Waard-Nieuwland. In de situatie met een buitenwaterstand van 1/40.000 en 1/400.000 per jaar (tp+1d en tp+2d) overstromen ook nog delen van de Oosterlanderkoog en de Hippolytushoever. Bij een buitenwaterstand met een kleinere overschrijdingsfrequentie neemt het overstroomd gebied en de waterdiepte in het overstroomd gebied toe (Figuur 23). Hierdoor is er ook een toename van de verwachte schade en het aantal slachtoffers. Bij een buitenwaterstand van 1/400.000 jaar zijn de gevolgen in schade bij een doorbraak in ringdeel B circa 1,5 keer zo groot als in de situatie met een buitenwaterstand van 1/4.000 per jaar (Figuur 23). tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Legenda Geen water 0 - 0.1 m 0.1 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1- 2 m 2- 3 m
>3m
Schade [M€] Slachtoffers Figuur 23:
60
70
90
105
0-5
0-5
5-10
5-15
Maximale waterdiepte en verwachte gevolgen voor schade en slachtoffers bij een doorbraak bij Den Oever voor vier buitenwaterstanden.
4.2.3
Ringdeel C: Doorbraaklocatie bij Wieringerrandkanaal De doorbraak in ringdeel C ligt bij de monding van het Wieringerrandkanaal. Vrijwel direct na de doorbraak stroomt het water het Wieringerrandkanaal in. In de situatie van een buitenwaterstand van 1/400 en 1/4.000 per jaar (tp-1d en tp) stroomt het water niet over de boezemkades de dijkring in. De verwachte gevolgen in deze berekeningen zijn daarom beperkt. In de situatie met een buitenwaterstand van 1/40.000 en/of 1/400.000 per jaar (tp+1d en/of tp+2d) is dit wel het geval. Een groot gedeelte van het in 1930 drooggelegd gebied van de Zuiderzee komt onder water te staan. De hoeveelheid water die over de boezemkades heen stroomt, is
45
afhankelijk van de waterstand in het IJsselmeer, die tijdens de overstroming zal zakken. In de situatie met een buitenwaterstand van 1/400.000 per jaar staat water in de dorpen Wieringerwerf, Kreileroord, Robbenplaat, Slootdorp en Middenmeer. De gevolgen in verwachte schade en slachtoffers in de situatie met een buitenwaterstand van 1/400.000 per jaar zijn vele malen groter dan in de situatie met een buitenwaterstand van 1/4.000 per jaar (Figuur 24) en circa een factor drie groter dan bij 1/40.000 (tp+1d) voor de schade. tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Legenda Geen water 0 - 0.1 m 0.1 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1- 2 m 2- 3 m
>3m
Schade [M€] Slachtoffers Figuur 24:
4.2.4
0
5
225
745
0
0
0-5
10-40
Maximale waterdiepte en verwachte gevolgen voor schade en slachtoffers bij een doorbraak bij Wieringerrandkanaal voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel D: Doorbraaklocatie bij Kreileroord Bij een doorbraak vanuit het IJsselmeer bij Kreileroord ontstaat de situatie dat het meerpeil van het IJsselmeer uitzakt in de dijkring. Het zuidelijk deel van de dijkring dat vanuit de Zuiderzee is drooggelegd, overstroomt in zijn geheel. Alle woonkernen in dit deel van de dijkring (Wieringerwerf, Kreileroord, Robbenplaat, Slootdorp en Middenmeer) komen onder water te staan. De waterdiepte loopt op tot 5 m. De verwachte schade is in alle berekeningen meer dan 2 miljard euro. In de situatie met een buitenwaterstand van 1/400.000 per jaar (tp+2d) is de schade een factor 1,2 groter ten opzichte van de situatie met een buitenwaterstand van 1/4.000 per jaar (tp) (dus nagenoeg gelijk). De verwachte slachtofferaantallen liggen ook in dezelfde orde van grootte (Figuur 25). De snelweg, A7, heeft voor het eindbeeld dus geen compartimenterende werking, zoals is af te leiden uit Figuur 25. De verhoogde ligging van de snelweg zorgt wel voor een vertraging van de overstroming in het westen van het dijkringgebied.
46
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Legenda Geen water 0 - 0.1 m 0.1 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1- 2 m 2- 3 m
>3m
Schade [M€] Slachtoffers Figuur 25:
4.3
2.090
2.265
2.470
2.630
30-140
30-145
30-155
35-165
Maximale waterdiepte en verwachte gevolgen voor schade en slachtoffers bij een doorbraak bij Kreileroord voor vier buitenwaterstanden.
Resultaten aanvullende overstromingsberekeningen
Bij de doorbraaklocaties in ringdeel A en ringdeel B zijn aanvullend op de berekeningen van paragraaf 4.2 aanvullende berekeningen gedaan met een variatie in stormduur en bresbreedte. De resultaten van deze berekeningen worden in de volgende subparagrafen beschreven. 4.3.1
Effect stormduur De stormduur heeft effect op de hoeveelheid water die via de bres de dijkring instroomt. De doorbraak ontstaat op het moment dat de topwaterstand wordt bereikt. In de ‘standaard’ berekening is gerekend met een stormduur van 45 uur op de Waddenzee. Voor de doorbraaklocaties Oosterland en Den Oever zijn ook twee varianten doorgerekend met een stormduur met 20 uur en 90 uur, bij een buitenwaterstand van 1/40.000 per jaar (tp+1d). Dit betekent dus dat in de situatie met een stormduur van 20 uur, er 10 uur (een halve dag) water de dijkring in kan stromen, waarna er sprake is van het normale getij. In een situatie met een storm van 90 uur, kan er bijna 2 dagen water via de bres de dijkring instromen. Bij een doorbraak bij Oosterland heeft een verkorting van de stormduur minder effect op de gevolgen dan een verlenging van de stormduur (Figuur 26). In de situatie met een stormduur van 20 en 45 uur blijft het overstroomd oppervlak beperkt tot het noordelijk deel van de dijkring, het vroegere Waddeneiland. In de situatie met een stormduur van 90 uur stroomt er na een dag water naar het zuidelijk deel van de dijkring via de Polder Waard Nieuwland. In de situatie met een stormduur van 90 uur is de schade een factor 5x zo veel als in de situatie met een stormduur van 45 uur (bij een buitenwaterstand van tp+1d) (Figuur 26). Bij een doorbraak bij Den Oever is deze factor 1,5. De verwachte schade bij een stormduur van 90 uur is 125 miljoen euro en bij een stormduur van 45 uur 90 miljoen euro. Bij een doorbraak bij Den Oever is de factor minder groot, omdat het overstroomd gebied beperkt blijft tot het noordelijk deel van de dijkring. Dit komt doordat de maaiveldhoogte bij de bres, bij Den Oever, hoger is dan bij Oosterland, waardoor er bij Den Oever minder water het gebied instroomt.
47
tp+1d
tp+1d
tp+1d,
20 uur
45 uur
90 uur
Legenda Geen water 0 - 0.1 m 0.1 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1- 2 m 2- 3 m
>3m
Schade [M€] Slachtoffers Figuur 26:
4.3.2
35
40
205
0-5
0-5
5-15
Maximale waterdiepte en verwachte gevolgen voor schade en slachtoffers bij een doorbraak bij Oosterland voor een stormduur van, 20, 45 (standaard) en 90 uur.
Effect bresbreedte De breedte van de bres die ontstaat, heeft effect op de hoeveelheid water die via de bres de dijkring instroomt. In de basisberekeningen (paragraaf 4.2) is gerekend met een automatische bresgroei volgens de formule van Verheij en Van der Knaap [ref 27]. Voor doorbraaklocatie Oosterland en Den Oever is een variant doorgerekend met een bresbreedte van 5% van het dijkringdeel. Voor doorbraaklocatie Oosterland gaat het dan om een bresbreedte van 475 m en voor doorbraaklocatie Den Oever om een bresbreedte van 115 m. In de standaardberekening zijn de bresbreedtes met de automatische bresgroei respectievelijk 170 m (Oosterland) en 65 m (Den Oever). Bij beide doorbraaklocaties gaat het dus om een bresbreedte die aanzienlijk groter is dan in de standaardberekening. Bij doorbraaklocatie Oosterland is de schade een factor 10 groter bij een bresbreedte van 475 m in plaats van een bres van 170 m (factor 3 tussen bresbreedtes). De invloed op het verwacht aantal slachtoffers is nog groter dan een factor 10. Bij de doorbraaklocatie Den Oever is de schade een factor 5 groter in de situatie met een bres van 115 m vergeleken met de situatie met een van 65 m (factor 2 tussen bresbreedte). Ook bij deze doorbraaklocatie is de invloed op het verwacht aantal slachtoffers sterker. De berekeningen met een automatische bresgroei verdienen de voorkeur, aangezien hierbij rekening wordt gehouden met het fysische proces van de dijk, onder andere grondsoort, waterstandsverschil, tijd. In de risicoberekeningen zijn de gevolgen met automatische bresgroei gebruikt, met een initiële bresbreedte van 10 m en het bereiken van de bresdiepte in één uur.
48
tp+1d,
tp+1d
tp+2d,
tp+2d
Bres=170 m
Bres=475 m
Bres=170 m
Bres=475 m
Legenda Geen water 0 - 0.1 m 0.1 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1- 2 m 2- 3 m
>3m
Schade
70
890
105
1.045
0-5
60-120
0-5
85-170
[M€] Slachtoffers Figuur 27:
Maximale waterdiepte en verwachte gevolgen voor schade en slachtoffers bij een doorbraak bij Oosterland met verschillende bresbreedtes. tp+1d,
tp+1d
tp+2d,
tp+2d
Bres=65 m
Bres=115 m
Bres=65 m
Bres=115 m
Legenda Geen water 0 - 0.1 m 0.1 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1- 2 m 2- 3 m
>3m
Schade [M€] Slachtoffers Figuur 28:
4.3.3
90
350
105
520
5-10
115-230
5-15
145-285
Maximale waterdiepte en verwachte gevolgen voor schade en slachtoffers bij een doorbraak bij Den Oever met verschillende bresbreedtes.
Maximaal scenario Figuur 29 geeft de maximale waterdiepte in het maximaal scenario, waarbij een doorbraak ontstaat bij alle doorbraaklocaties. Voor dijkring 12 is het maximaal scenario samengesteld op basis van de maximale waterdiepten van de basisberekeningen (paragraaf 10.2). Voor de evacuatiefracties en de conditionele kans voor de vier evacuatie-deelscenario’s zijn de inschattingen van ringdeel A en B gebruikt, omdat dit de kleinste verwachtingswaarde voor evacuatie geeft (verwachtingswaarde10 van 0,15 ten opzichte van 0,56). De verwachte schade in het maximaal scenario is 2.760 miljoen euro, met 90-185 als aantal verwachte slachtoffers.
10
De verwachtingswaarde is gelijk aan de som van evacuatiefractie vermenigvuldigd met de conditionele kansen per deelscenario. Voor ringdeel A en B betekent dit (0,24*0,23)+(0,06*0,30)+(0,15*0,50) = 0,15. Voor ringdeel C en D betekent dit (0,08*0,40)+(0,40*0,67)+(0,32*0,80) = 0,56.
49
tp+2d, Legenda Geen water 0 - 0.1 m 0.1 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1- 2 m 2- 3 m
>3m
Schade
2.740-2.760
[M€] Slachtoffers Figuur 29:
4.4
90-185
Maximale waterdiepte en verwachte gevolgen voor schade en slachtoffers bij maximaal scenario, dijkring 12.
Overzicht resultaten overstromingsberekeningen
De resultaten van de basisberekeningen (paragraaf 4.2 en het maximaal scenario) voor het gebied van dijkring 12 zijn per doorbraaklocatie samengevat in Tabel 12 en Figuur 30. Hieruit blijkt dat bij een doorbraak vanuit het IJsselmeer de gevolgen in schade en slachtoffers groter zijn dan in het geval van een doorbraak vanuit de Waddenzee. Uitzondering hierop zijn de situaties tot en met de maatgevende waterstanden, als deze direct in het Wieringerrandkanaal (doorbraak van ringdeel C) terecht komen. Bij een waterstand met een overschrijdingsfrequentie die een factor 100 verschilt met toetspeil (tp+2d), neemt de schade bij een doorbraak in ringdeel C fors toe, omdat het overstroomd oppervlak fors toeneemt. Voor de overige ringdelen geldt dat de toename in schade maximaal een factor 2,2 is. Deze factor is kleiner dan de factor waarmee de overschrijdingsfrequentie toeneemt. Het effect van een verhoogde buitenwaterstand op de verwachte schade, het aantal getroffenen en het aantal slachtoffers is daarmee beperkt voor ringdeel A, B en D. Voor ringdeel C is het effect van een verhoogde buitenwaterstand op de schade groot. Uit de resultaten van overstromingssimulaties met een variatie in stormduur en bresbreedte blijkt dat voor dijkring 12 het effect van een langere stormduur groot kan zijn voor de gevolgen in schade en slachtoffers bij een doorbraak vanuit de Waddenzee. Dit geldt ook voor de bresbreedte. In de risicoberekeningen is uitgegaan van de berekeningen die het meest waarschijnlijk worden geacht. De resultaten hiervan zijn samengevat in Tabel 12 en Figuur 30.
50
Ringdeel
Breslocatie
Schade [miljoen euro]
Aantal slachtoffers
A
Oosterland
40-105
0-5
B
Den Oever
60-105
0-15
Wieringerrandkanaal
0-745
0-40
C
Overstroomd gebied en maximale waterdiepte Noordelijk deel dijkring 12, Waterdiepte tot 3,5 meter Noordelijk deel dijkring 12, Waterdiepte tot 3,5 met Zuidelijk deel dijkring 12 (tot circa de helft) Waterdiepte tot 2,5 meter
D
Kreileroord
2.0902.630
30-165
Den Oever, Wieringerrandkanaal,
2.760
185
Kreileroord Tabel 12:
Waterdiepte tot 5 meter Noordelijk deel dijkring 12,
Oosterland, ABCD
Zuidelijk deel dijkring 12,
Waterdiepte tot 3,5 meter; Zuidelijk deel dijkring 12, Waterdiepte tot 5 meter
Overzicht resultaten overstromingsberekeningen.
A: Schade
B: Slachtoffers
Figuur 30:
Schade en slachtoffers voor evacuatiedeelscenario 1 in dijkring 12 bij verschillende doorbraaklocaties.
51
5
Overstromingsscenario’s en scenariokansen
5.1 5.1.1
Definitie overstromingsscenario’s
Aanpak Elk overstromingsscenario beschrijft een uniek waterstandsverloop in de tijd van een overstroming. In werkelijkheid is het aantal mogelijke scenario’s nagenoeg oneindig. In VNK2 wordt een scenarioset samengesteld die representatief is voor alle mogelijke scenario’s. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de overstromingsberekeningen die per ringdeel zijn uitgevoerd (zie hoofdstuk 4). De 1. 2. 3.
definitie van overstromingsscenario’s berust op de volgende aspecten: De onderverdeling van de dijkring in ringdelen (zie hoofdstuk 4). Het overstromingspatroon per ringdeel/doorbraaklocatie (zie hoofdstuk 4). De vraag of, en in welke mate, sprake is van een waterstandsdaling van het buitenwater na het ontstaan van een bres ergens in de dijkring (ontlasten). 4. De afhankelijkheid tussen de betrouwbaarheden van de verschillende ringdelen: bij grotere afhankelijkheden (en afwezigheid van ontlasten) neemt de kans op een meervoudige doorbraak toe. 5.1.2
Geen ontlasten na een doorbraak Soms kan een bres in het ene ringdeel leiden tot een verlaging van de hydraulische belastingen op een ander ringdeel. In dat geval is er sprake van ontlasten. Dergelijke relaties tussen het faalgedrag van ringdelen zijn van belang voor het overstromingsrisico. Meervoudige doorbraken zullen immers leiden tot andere overstromingspatronen en andere gevolgen dan enkelvoudige doorbraken. In VNK2 worden drie basisgevallen onderscheiden: 1. Geen ontlasten bij doorbraak. 2. Ontlasten bij doorbraak waarbij het zwakste vak als eerste faalt. 3. Ontlasten bij doorbraak waarbij het eerst belaste vak als eerste faalt. Bij de definitie van scenario’s is uitgegaan van “geen ontlasten”. Dat betekent dat de hydraulische belasting niet verandert als een ringdeel faalt. In het geval van een overstroming vanuit de Waddenzee is dit uitgangspunt alleszins logisch, aangezien de hoeveelheid beschikbaar water in de zee (de hydraulische belasting) aanzienlijk groter is dan het water dat door de bres het land op stroomt. Het IJsselmeer is eveneens als een grote watermassa te beschouwen ten opzichte van de hoeveelheid water die het dijkringgebied in kan stromen. Bij een doorbraak is verondersteld dat de aanvoer van rivier- en hemelwater in het IJsselmeer even groot is als de afvoer (door de sluizen). Ten gevolge van een doorbraak zal het IJsselmeerpeil geen dusdanige waterstandverlaging teweegbrengen dat er sprake is van significante ontlasting. Door het hanteren van het uitgangspunt “geen ontlasten” en het feit dat er vier ringdelen zijn gedefinieerd, zie Figuur 21, worden er (24-1=) 15 verschillende doorbraakscenario’s beschouwd (naast de enkelvoudige doorbraken, ook meervoudige doorbraken zoals: ringdeel A samen met B (AB), ringdeel A samen met C (AC), ringdeel A met ringdeel D (AD), ringdeel B met C (BC),… etc.). 5.2
Scenariokansen
De scenariokansen zijn met PC-Ring berekend volgens de standaard werkwijze binnen VNK2. In verband met een beperkt aantal ringdelen is het aantal scenario’s relatief beperkt ten opzichte van andere dijkringen.
53
De kansen per doorbraakscenario zijn in Tabel 13 (en Bijlage F) weergegeven. De letters A, B, C en D komen overeen met de benamingen van de ringdelen. Lettercombinaties geven meervoudige doorbraken weer. Volgnummer
Scenario
1
A
1/7.600
1,45%
2
B
1/130
82,21%
3
C
<1/1.000.000
4
D
1/690
15,82%
5
AB
1/37.000
0,30%
6
ABC
<1/1.000.000
<
0,001%
7
ABCD
<1/1.000.000
<
0,001%
8
ABD
<1/1.000.000
9
AC
<1/1.000.000
<
0,001%
10
ACD
<1/1.000.000
<
0,001%
11
AD
1/419.000
0,03%
12
BC
<1/1.000.000
0,001%
13
BCD
<1/1.000.000
14
BD
1/58.000
15
CD
<1/1.000.000
totaal Tabel 13:
Scenariokans [per jaar]
Percentage van de ringkans
<
0,001%
0,01%
<
0,001%
<
0,001%
0,19%
1/110
100,00%
Kans van voorkomen per doorbraakscenario.
De procentuele bijdrage van de scenariokansen ten opzichte van de ringkans zijn weergegeven in de rechter kolom van Tabel 13. Hierin is te zien dat de scenariokansen worden gedomineerd door de kansen op doorbraak in de ringdelen B en D. Dit zijn de ringdelen waarin de dominante dijkvakken liggen (respectievelijk dijkvak 30 en dijkvak 12). 5.3
De gevolgen van overstromingen voor een selectie van scenario’s
In de voorgaande paragraaf is geconcludeerd dat de overstromingsscenario’s met enkelvoudige doorbraken de grootste bijdrage leveren aan de overstromingskans. De gevolgen staan hier echter los van. In de volgende paragrafen zijn de gevolgen weergegeven van de meest waarschijnlijke doorbraken voor een enkelvoudige doorbraak en een tweevoudige doorbraak. De gevolgen voor drie- en viervoudige doorbraken zijn opgenomen in Bijlage G. 5.3.1
De meest waarschijnlijke enkelvoudige doorbraak De meest waarschijnlijke enkelvoudige doorbraak betreft een doorbraak in ringdeel B. De scenariokans is 1/130 per jaar. In dit geval treedt er een overstroming op ten gevolge van één enkele bres, te weten bij Den Oever. De berekende schade bij dit scenario bedraagt ongeveer 60 miljoen euro en het aantal slachtoffers is circa 5, zie tevens Bijlage G en hoofdstuk 4. Het scenario met een doorbraak in ringdeel B heeft wel de grootste kans van optreden maar niet de grootste gevolgen. Scenario D (met een doorbraak in ringdeel D, bij Kreileroord) heeft een kleinere kans van optreden maar de gevolgen zijn wel groter, zoals in hoofdstuk 4 is beschreven.
54
5.3.2
De meest waarschijnlijke tweevoudige doorbraak Het meest waarschijnlijke scenario als het gaat om een dubbele bres, is het scenario waarbij ringdeel A (met een bres bij Oosterland) faalt en tegelijkertijd ringdeel B faalt (met een bres bij Den Oever). De kans van optreden van dit scenario is 1/37.000 per jaar. De berekende schade bij dit scenario bedraagt ongeveer 100 miljoen euro, het aantal slachtoffers is circa 6, zie tevens Bijlage G.
Figuur 31:
Maximale waterdiepte bij de meest waarschijnlijke tweevoudige doorbraak (Scenario AB).
55
Hoewel de kans van scenario AB groter is dan de kans op scenario BD is het gevolg van scenario BD groter. Dat is eenvoudig voor te stellen als gekeken wordt naar het overstroomd oppervlak, zoals getoond in Figuur 32. De kans van optreden van dit scenario is 1/58.000 per jaar. De schade bij dit scenario bedraagt ongeveer 2,1 miljard euro, het aantal slachtoffers is circa 70-150, zie tevens Bijlage G.
Figuur 32:
56
Maximale waterdiepte bij tweevoudige doorbraak voor het scenario BD.
6
Overstromingsrisico
Het overstromingsrisico van de categorie a-kering is bepaald door de berekende kans op verschillende overstromingsscenario’s te koppelen aan de gevolgen van deze scenario’s. Daarbij is zowel gekeken naar economische schade als naar het aantal slachtoffers. 6.1
Koppeling scenariokansen en gevolgen
De waarden van de belastingvariabelen in het ontwerppunt11 zijn gebruikt om de koppeling te maken met de gevolgen van overstromingsscenario’s. Het ontwerppunt beschrijft de meest waarschijnlijke waarden van de belastingvariabelen (cq. stochasten) waarbij het overstromingsscenario optreedt. Voor elk ontwerppunt is de gevolgberekening geselecteerd die hoort bij het eerstvolgende, ongunstiger gelegen peil. Deze aanpak is niet per definitie conservatief. Idealiter wordt voor de gevolgen van een overstromingsscenario immers uitgegaan van de verwachtingswaarde van de gevolgen van een gegeven overstroming en niet van de meest waarschijnlijke gevolgen bij een overstroming. Indien het ontwerppunt van de lokale waterstand steeds exact gelijk zou zijn aan het peil waarbij de overstromingsberekening is uitgevoerd, dan zou het overstromingsrisico worden onderschat. Hetzelfde overstromingsscenario kan immers ook optreden bij ongunstigere (maar minder waarschijnlijke) omstandigheden. 6.2 6.2.1
Overstromingsrisico
Economisch risico De verwachtingswaarde van de economische schade bedraagt 3,5 miljoen euro per jaar (de verwachtingswaarde volgt uit de gesommeerde vermenigvuldiging van alle scenariokansen en gekoppelde gevolgen). Als er een overstroming optreedt, dan is de schade minimaal circa 40 miljoen euro, gemiddeld12 circa 400 miljoen euro en maximaal 2,75 miljard euro. De gevolgen zijn sterk afhankelijk van de locatie van de doorbraak en de vraag of er meervoudige doorbraken optreden. In de berekende economische schade per scenario is het effect van verplaatsing van economische activiteit steeds verdisconteerd: bedrijfsuitval in het getroffen gebied zal leiden tot verhoogde bedrijvigheid buiten dit gebied. De schade in het getroffen gebied is dus groter dan genoemde schadebedragen. In Figuur 33 is de verdeling van de verwachtingswaarde van de schade over het dijkringgebied weergegeven. Uit de figuur blijkt dat de verwachtingswaarde van de economische schade met name tussen de 10 en 100 euro per hectare per jaar ligt. Uitzonderingen daarop zijn locaties met bebouwing, infrastructuur en in het noorden van de polder. In het noorden van de polder (het voormalige eiland Wieringen) komen tevens delen voor waar de schade kleiner is dan 10 euro per hectare per jaar maar ook delen waar de schade ligt tussen de 100 en 1.000 euro per hectare per jaar. Op het voormalige eiland Wieringen zijn tevens delen waarop geen schade is te verwachten, doordat tijdens de (gekoppelde) doorbraken geen overstromingen optreden in deze delen, zie paragraaf 4.2.
11
12
Ook wel illustratiepunt genoemd, aangezien de belastingvariabelen in dit punt het meest waarschijnlijk c.q. illustratief zijn en de kering niet ontworpen is bij dit punt. Verwachtingswaarde van het economisch risico gedeeld door de overstromingskans (3,5 miljoen euro per jaar / 1/110 per jaar)
57
Figuur 33:
Verwachtingswaarde van de economische schade per hectare per jaar.
In Figuur 34 zijn de kansen op overschrijding van bepaalde schadebedragen getoond. De kans op tenminste 100 miljoen schade is circa 1/100 per jaar en de kans op tenminste 2 miljard schade is circa 1/1.000 per jaar. De maximale schade is circa 2,75 miljard euro. De kans op een dergelijke economische schade is echter verwaarloosbaar klein. 1.0E-01
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07 1
10
100
1000
Economische schade (miljoen euro) Figuur 34:
58
Overschrijdingskansen van de economische schade (FS-curve).
10000
100000
6.2.2
Slachtofferrisico De verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers is 0,1 per jaar. Als er een overstroming optreedt, is het aantal slachtoffers minimaal 1, maar gemiddeld 10. Het maximaal aantal slachtoffers bedraagt 185, maar de daarbij behorende kans is verwaarloosbaar klein. De gevolgen zijn sterk afhankelijk van de locatie van de doorbraak. In Figuur 35 is de ruimtelijke verdeling van de verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers over het dijkringgebied gegeven. De verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers is ter plaatse van bebouwing vrijwel overal kleiner dan 0,001 slachtoffer per hectare per jaar. In Figuur 35 zijn dan ook aan de verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers de locaties met bebouwing te onderscheiden.
Figuur 35:
Verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers per hectare per jaar.
Het slachtofferrisico kan worden weergegeven in het plaatsgebonden risico (PR) of lokaal individueel risico (LIR) en het groepsrisico (FN-curve). Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar continu op dezelfde plek bevindt, ook op die locatie slachtoffer wordt van een overstroming. Het effect van evacuatie wordt bij de berekening van het plaatsgebonden risico niet meegenomen. Bij het lokaal individueel risico (LIR) wordt het effect van evacuatie wel meegenomen. In Figuur 36 is het plaatsgebonden risico (PR) getoond, in Figuur 37 het lokaal individueel risico (LIR)13. Het LIR en het PR zijn vrijwel overal kleiner dan 1/10.000 per jaar. Enkele delen van dijkringgebied 12, in het noordwesten, overstromen niet tijdens de doorbraken bij de gekozen breslocaties. Bij een bres op een andere locatie binnen het ringdeel zullen de gevolgen vergelijkbaar zijn, in termen van euro’s schade en aantal slachtoffers, ten opzichte van de gehanteerde breslocatie. Voor het algemene beeld van het overstromingsrisico van dijkring 12 heeft de locatie van de bres geen gevolgen, maar het kan lokaal, direct achter de bres wel een ander beeld opleveren in het PR en LIR. 13
Het LIR en het PR zijn getoond voor het gehele dijkringgebied, niet alleen voor het bebouwd gebied.
59
Uit Figuur 36 en Figuur 37 blijkt dat het PR en LIR relatief dicht bij elkaar liggen op het voormalige eiland Wieringen, terwijl in de Wieringermeerpolder voor het grootste deel een verschil van één klasse is waar te nemen. Dit is een gevolg van het feit dat de verwachtingswaarde van de evacuatiefractie 0,15 of 0,56 per overstroming is, afhankelijk van de doorbraaklocatie van respectievelijk de Waddenzee of het IJsselmeer. Het verschil tussen LIR en PR bedraagt daarom slechts een factor 1/(10,15)=1,2 of in het gunstigste geval 1/(1-0,56)=2,27. Dit geringe verschil duidt erop dat het meenemen van de mogelijkheden voor evacuatie met name effect heeft voor het deel van de Wieringermeerpolder.
Figuur 36:
60
Het plaatsgebonden risico (PR) in dijkring 12.
Figuur 37:
Het lokaal individueel risico (LIR) in dijkring 12.
Het groepsrisico geeft de kans op een ongeval met N of meer slachtoffers en wordt vaak weergegeven in een zogenaamde FN-curve. In Figuur 38 is de FN-curve van dijkring 12 weergegeven. In de berekening van het groepsrisico is het effect van evacuatie meegenomen (alle vier de evacuatiestrategieën met bijbehorende conditionele kans). Figuur 38 toont dat de kans op een overstroming met meer dan 10 slachtoffers circa 1/700 per jaar is14. De kans op een overstroming met tenminste 100 slachtoffers is 1/3.300 per jaar15. Voor de beschouwde overstromingsscenario’s is het maximale aantal slachtoffers 185. De kans op een dergelijk aantal slachtoffers is echter verwaarloosbaar klein.
14
15
De FN-curve heeft hier een relatief horizontaal verloop, waaruit blijkt dat de kans van 5 tot 30 slachtoffers circa 1/700 per jaar is. De FN-curve heeft hier eveneens een relatief horizontaal verloop, waaruit blijkt dat de kans van 85 tot 140 slachtoffers circa 1/3.300 per jaar is.
61
1.0E-01
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07 1
10
100
1000 Slachtoffers (-)
Figuur 38:
62
FN-curve dijkring 12.
10000
100000
7
Gevoeligheidsanalyses
Om inzicht te krijgen in de gevoeligheid van de berekende overstromingskansen en risico’s voor de gehanteerde uitgangspunten zijn gevoeligheidsanalyses uitgevoerd. De gevoeligheidsanalyses geven daarmee inzicht in het effect van versterkingen of aanpassingen in het beheer. In het achtergrondrapport [ref 3] zijn eveneens op dijkvakniveau enkele gevoeligheidsanalyses uitgevoerd. Deze zijn verricht om goede vakschematisaties op te kunnen stellen en te tonen hoe alternatieve schematisatiekeuzen doorwerken in de resultaten op vakniveau. In het achtergrondrapport [ref 3] is eveneens een analyse opgenomen ter onderbouwing van het uitsluiten van een overstromingskans ten gevolge van het falen van de steenbekleding en erosie van het dijklichaam voor enkele dijkvakken aan het IJsselmeer. De selectie van onderwerpen voor de gevoeligheidsanalyses is het resultaat van overleg tussen de verschillende betrokkenen (projectbureau, beheerder en provincies). De volgende gevoeligheidsanalyses zijn uitgevoerd: • • •
Gevoeligheidsanalyse I: Effect gerichte interventies op de overstromingskans; Gevoeligheidsanalyse II: Effect gerichte interventies op het risico; Gevoeligheidsanalyse III: Effect evacuatie op het overstromingsrisico.
Deze analyses zijn in de volgende paragrafen beschreven. 7.1
Gevoeligheidsanalyse I: Effect gerichte interventies op de overstromingskans Gevoeligheidsanalyse I is gericht op de overstromingskans op dijkringniveau. De analyse is opgedeeld in drie deelanalyses die in de volgende sub-paragrafen zijn beschreven. De analyses zijn: • • •
Stapsgewijze verbeteringen aan de primaire kering; Verandering van de graskwaliteit; Invloed van het faalmechanisme opbarsten en piping.
In deze paragrafen is het effect in beeld gebracht van het verbeteren van bepaalde dijkvakken of kunstwerken op de faalkans op dijkringniveau. 7.1.1
Stapsgewijze verbeteringen aan de primaire kering In Tabel 14 is een overzicht gegeven van de dominante vakken met bijbehorend dominant faalmechanisme.
63
Nr
Vak of kunstwerk
1
Coupure Den Oever
2
DV12_13.20km-14.00km
1/1.000
Opbarsten en piping
3
DV30_25.55km-28.0km
1/1.400
Overloop en golfoverslag
4
DV01_0.00km-1.10km
1/2.300
Opbarsten en piping
5
DV26_22.30km-23.20km
1/11.000
Opbarsten en piping
6
DV30_25.55km-28.0km
1/16.000
Opbarsten en piping
7
DV28_24.20km-25.10km
1/18.000
Bekleding
8
DV26_22.30km-23.20km
1/20.000
Bekleding
9
DV29_25.10km-25.55km
1/45.000
Bekleding
10
DV21_17.40km-19.50km
1/57.000
Bekleding
Tabel 14:
Faalkans dominant mechanisme [per jaar]
Dominant mechanisme
1/150
Niet sluiten
Dominante vakken en kunstwerk.
In Figuur 39 en Tabel 15 is de overstromingskans getoond als functie van het aantal verbeteringen dat is uitgevoerd. Een verbetering komt daarbij overeen met het volgnummer van de dominante vakken uit Tabel 14. Als voorbeeld: het getal van 6 verbeteringen duidt op de verbetering van de eerste 6 dominante vakken en kunstwerken. Bij een verbetering wordt de faalkans voor een faalmechanisme tot een verwaarloosbare waarde teruggebracht. Het dijkvak of kunstwerk wordt dus op een dusdanige manier verbeterd, dat het na de verbetering een verwaarloosbare bijdrage levert aan de totale overstromingskans. De volgorde van de verbeteringen is dusdanig dat de overstromingskans met zo min mogelijk interventies tot een zo laag mogelijke waarde wordt gereduceerd. Dit is een efficiënte strategie om de overstromingskans te verlagen, zolang er geen grote verschillen bestaan tussen de kosten van versterkingen op verschillende locaties. Voor de verlaging van het overstromingsrisico hoeft dit niet de meest efficiënte methode te zijn, zoals in paragraaf 7.2.2 wordt toegelicht. Aantal verbeteringen
Verbeterd vak of kunstwerk
Verbeterd faalmechanisme
Overstromingskans dijkring na verbetering [per jaar]
Basis
1/110
1
Coupure Den Oever
Niet sluiten
1/430
2
DV12_13.20km-14.00km
Opbarsten en piping
1/740
3
DV30_25.55km-28.0km
Overloop en golfoverslag
1/1.400
4
DV01_0.00km-1.10km
Opbarsten en piping
1/3.300
5
DV26_22.30km-23.20km
Opbarsten en piping
1/5.600
6
DV30_25.55km-28.0km
Opbarsten en piping
1/9.000
7
DV28_24.20km-25.10km
Bekleding
1/9.600
8
DV26_22.30km-23.20km
Bekleding
1/12.000
9
DV29_25.10km-25.55km
Bekleding
1/12.000
10
DV21_17.40km-19.50km
Bekleding
1/13.000
Tabel 15:
64
Overstromingskans na aantal verbetering.
1.00E-02
9.00E-03
Ovesrtromingskans [per jaar]
8.00E-03
7.00E-03
6.00E-03
5.00E-03
4.00E-03
3.00E-03
2.00E-03
1.00E-03
0.00E+00 Basis
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Aantal verbeteringen
Figuur 39:
Overstromingskans ten opzichte van het aantal verbeteringen.
In Figuur 39 is duidelijk zichtbaar dat, als een verbetering aan de coupure van Den Oever16 wordt uitgevoerd, de faalkans aanzienlijk (circa factor 4) afneemt. In Figuur 40 is ingezoomd op de overstromingskans (verticale as), zodat een beter beeld van het verloop van de overstromingskans zichtbaar is bij een groter aantal verbeteringen.
2.50E-03
Overstromingskans [per jaar]
2.00E-03
1.50E-03
1.00E-03
5.00E-04
0.00E+00 Basis
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Aantal verbeteringen
Figuur 40:
Overstromingskans ten opzichte van het aantal verbeteringen (uitvergroting van Figuur 39).
16
De coupure Den Oever heeft een relatief grote faalkans voor het faalmechanisme ‘niet-sluiten’ dit is met name te wijten aan het niet beschikbaar zijn van de puntdeuren als primaire keermiddelen, de relatief beperkte grote kans op het niet succesvol plaatsen van de schotbalken.
65
In Figuur 41 is per faalmechanisme het aandeel opgenomen van de overstromingskans op ringniveau. In Figuur 41 is duidelijk te zien dat de overstromingskans van de ‘basis’berekening (de situatie zonder verbeteringen) voor een groot deel wordt bepaald door de bijdrage van het faalmechanisme Niet sluiten van de coupure Den Oever (in de figuur aangegeven met ‘kunstwerken gecombineerd’). Tevens is zichtbaar dat na drie verbeteringen de bijdrage van het faalmechanisme opbarsten en piping in relatieve zin is toegenomen. Deze bijdrage wordt echter weer minder door de uitvoering van de verbeterstappen 4, 5 en 6. Na 6 verbeteringen neemt de faalkans echter nog maar beperkt af, zie Figuur 40. Dat betekent dat bij een nog verdere afname van de faalkans er niet meer kan worden volstaan met het aanpakken van enkele vakken en faalmechanismen, maar dat grote delen van de dijkring verbeterd moeten worden. 100%
90%
80%
70% Overloop golfoverslag 60% Macrostabiliteit binnenwaarts 50%
Opbarsten en piping
40%
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
30%
Kunstwerken gecombineerd
20%
10%
Figuur 41:
7.1.2
10 St ap
9 p St a
St a
p
8
7 p St a
6 p St a
St a
p
5
4 St a
p
3 p St a
St a
p
2
1 p St a
Ui tg an gs s
itu at ie
0%
Aandeel per faalmechanisme van de overstromingskans op ringniveau.
Verandering van de graskwaliteit Bij het berekenen van de faalkans voor overslag en grasbekleding wordt rekening gehouden met de kwaliteit van het gras op binnen- en buitentalud. Bij de aanwezigheid van schapenpaden kan de kwaliteit van de grasmat lager zijn dan in de toetsing en het vegetatierapport is weergegeven. Als gevoeligheidsanalyse is de kwaliteit van het gras over de gehele dijkring verlaagd en is bekeken wat de invloed is op de faalkansen voor zowel golfoverslag als voor de bekleding. Dit is gedaan door vanuit de uitgangssituatie de kwaliteit van het gras één niveau te verlagen. Er zijn drie graskwaliteitsniveaus, “goed”, “matig” en “slecht”. Een “goede” kwaliteit wordt aangepast naar een “matige” kwaliteit en een “matige” kwaliteit wordt “slechte” kwaliteit, grasbekleding die reeds “slecht” is, blijft op hetzelfde niveau. In Tabel 16 en Figuur 42 is het resultaat van deze berekening weergegeven, waarbij als uitgangspunt de situatie na 6 verbeterstappen is genomen. Indien de graskwaliteit zou veranderen in de basissituatie heeft dat geen effect op de overstromingskans. De overstromingskans blijft dan 1/110 per jaar, aangezien andere faalmechanismen dominant zijn (ten opzichte van de veranderingen van de graskwaliteit).
66
Verandering
Overstromingskans [per jaar]
slechtere graskwaliteit
1/2.700
Na verbetering 6 dominante vakken (uitgangssituatie) betere graskwaliteit Tabel 16:
1/9.000 1/12.000
Overstromingskans na verandering graskwaliteit, uitgaande van de situatie na 6 verbeteringen.
4.00E-04
3.50E-04
Overstromingskans [per jaar]
3.00E-04
2.50E-04
2.00E-04
1.50E-04
1.00E-04
5.00E-05
0.00E+00 slechtere graskwaliteit
Na verbetering 6 dominante vakken (uitgangssituatie)
betere graskwaliteit
Veranderingen dijksterkte
Figuur 42:
Verandering overstromingskans bij verandering graskwaliteit.
Met name een verslechtering van de graskwaliteit leidt tot een aanzienlijke (factor 3) verandering van de overstromingskans, indien daarvoor wel eerst de zes meest dominante vakken zijn aangepakt. Verandering van de graskwaliteit heeft geen invloed op de overstromingskans indien niet eerst de meest dominante vakken worden aangepakt. 7.1.3
Invloed van het faalmechanisme opbarsten en piping In paragraaf 7.1.1 is de invloed van het faalmechanisme opbarsten en piping van de binnen VNK2 geselecteerde dijkvakken in beeld gebracht. Daarbij is zichtbaar dat het verbeteren van deze vakken een verlaging van de overstromingskans tot gevolg heeft. In deze paragraaf is de invloed beschreven voor de gehele dijkring als het slootpeil uniform wordt verhoogd met een halve meter. Daarbij is nadrukkelijk niet gekeken of dit praktisch haalbaar is. Door deze fictieve verhoging wordt echter wel inzicht verkregen van de invloed van het slootpeil op de faalkans. In de meeste gevallen is een rekenpeil gehanteerd voor de waterstand in de sloot. Dit peil komt echter niet altijd overeen met het peil uit het peilbesluit. In veel gevallen ligt het peil uit het peilbesluit onder het maaiveld of de slootbodem, zodat het niet realistisch is voor de faalkansberekeningen. Het resultaat van de gevoeligheidsanalyse is opgenomen in Tabel 17. Hierin is zichtbaar dat de faalkans voor het mechanisme met een factor 7 afneemt indien het gehanteerde peil wordt verhoogd met een halve meter.
67
faalkans voor het faalmechanisme opbarsten en piping
Berekening
[per jaar] Basis (uitgangssituatie) Gehanteerd peil +0,5 m verhoging Tabel 17:
1/600 1/4.300
Invloed slootpeil op faalkans op het faalmechanisme Opbarsten en piping.
Een verhoging van het gehanteerde peil van een halve meter geeft dus een aanzienlijke daling (factor 7) van de faalkans. Een verlaging van het gehanteerde peil zou juist een stijging van de faalkans laten zien. Een verlaging tot bijvoorbeeld het peil uit het peilbesluit is echter niet realistisch aangezien dit peil veelal onder het maaiveld of de slootbodem ligt. In het Dijkgat, ter plaatse van dijkvak 12, is dit peil fysiek haalbaar aangezien het gat een diepte heeft van circa NAP -20 m, maar de daarbij optredende faalkans is aanzienlijk groter dan de ‘basis’ faalkans [ref 3]. 7.2
Gevoeligheidsanalyse II: Effect gerichte interventies op het risico Gevoeligheidsanalyse II is gericht op het overstromingsrisico. De analyse is opgedeeld in twee deelanalyses die in de volgende sub-paragrafen zijn beschreven. De analyses zijn: • •
Risicoreductie op basis van het prioriteren van de faalkansen per vak Risicoreductie op basis van het prioriteren van het risico (kans x gevolg)
In deze paragrafen is het effect in beeld gebracht van het verbeteren van bepaalde dijkvakken of kunstwerken op het overstromingsrisico. Hieruit blijkt dat het verkleinen van de grootste faalkansen niet per definitie tot een significante wijziging hoeft te leiden van het overstromingsrisico. 7.2.1
Risicoreductie op basis van het prioriteren van de faalkansen per vak In paragraaf 7.1.1 is het effect beschreven van een stapsgewijze verbetering van de dominante vakken. Daarin is zichtbaar dat met name de verbetering aan de coupure van Den Oever een aanzienlijke verkleining van de faalkans veroorzaakt. Deze ingreep heeft op het overstromingsrisico echter een beperkte invloed. Dat wordt veroorzaakt door het feit dat de gevolgen bij het falen van de coupure relatief klein zijn. In Figuur 43 en Tabel 18 is het overstromingsrisico weergegeven. In Figuur 43 is het economisch risico (blauw) op de linker-verticale as weergegeven en het slachtofferrisico op de rechter-verticale as (rood).
68
0.16
3.5
0.14
3.0
0.12
2.5
0.10
2.0
0.08
1.5
0.06
1.0
0.04
0.5
0.02
0.0
Slachtofferrisico [aantal per jaar]
Economische risico [miljoenen euro per jaar]
4.0
Economisch risico Slachtofferrisico
0.00 Basis
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Aantal verbeteringen
Figuur 43:
Overstromingsrisico ten opzichte van het aantal verbeteringen.
1.0E-02 9.0E-03
Overstromingskans [per jaar]
8.0E-03 7.0E-03 6.0E-03 5.0E-03 4.0E-03 3.0E-03 2.0E-03 1.0E-03 0.0E+00 Basis
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Aantal verbeteringen
Figuur 44:
Overstromingskans ten opzichte van het aantal verbeteringen (idem aan Figuur 39).
69
[per jaar]
Slachtofferrisico
Economisch risico [miljoen euro per jaar]
[per jaar]
Overstromingskans dijkring na verbetering
Verbeterd faalmechanisme
Verbeterd vak of kunstwerk
Aantal verbeteringen Basis
1/110
3,50
0,12
1
Coupure Den Oever
Niet sluiten
1/430
3,09
0,09
2
DV12_13.20km-14.00km
Opbarsten en piping
1/740
1,03
0,03
3
DV30_25.55km-28.0km
Overloop en golfoverslag
1/1.400
0,98
0,03
4
DV01_0.00km-1.10km
Opbarsten en piping
1/3.300
0,09
0,003
5
DV26_22.30km-23.20km
Opbarsten en piping
1/5.600
0,09
0,003
6
DV30_25.55km-28.0km
Opbarsten en piping
1/9.000
0,08
0,003
7
DV28_24.20km-25.10km
Bekleding
1/9.600
0,08
0,003
8
DV26_22.30km-23.20km
Bekleding
1/12.000
0,08
0,003
9
DV29_25.10km-25.55km
Bekleding
1/12.000
0,08
0,003
10
DV21_17.40km-19.50km
Bekleding
1/13.000
0,08
0,003
Tabel 18:
Overstromingsrisico ten opzichte van het aantal verbeteringen.
In Figuur 43, Figuur 44 en Tabel 18 is te zien dat het uitvoeren van verbetermaatregelen een positief effect (afname) heeft op de overstromingskans en op het overstromingsrisico. Na het uitvoeren van verbetermaatregel 1 (coupure Den Oever, niet sluiten) neemt de overstromingskans af met circa 75%, het economisch risico neemt af met ruim 10% en het slachtofferrisico met 30%. In Figuur 43, Figuur 44 en Tabel 18 is te zien dat het overstromingsrisico met name na de eerste vier verbeteringen aanzienlijk (factor 40) is gedaald. De verbeteringen die daarna volgen op basis van de dominante vakken leveren nog maar een beperkte verlaging van het overstromingsrisico op. Een verdere verlaging van het overstromingsrisico kan in dat geval alleen worden verkregen indien maatregelen voor de gehele dijkring worden uitgevoerd. 7.2.2
Risicoreductie op basis van het prioriteren van het risico (kans x gevolg) Een verkleining van de overstromingskans hoeft niet te resulteren in eenzelfde verkleining van het risico. Door naar de bijdrage van het overstromingsrisico te kijken per overstromingsscenario, wordt inzicht verkregen in de ringdelen waar het grootste risico kan worden gereduceerd. Dit is voor dijkring 12 eenvoudig te zien door naar de bijdrage van het overstromingsrisico per overstromingsscenario te kijken, zie Figuur 45. Tevens daarin de bijdrage van de ringkans per scenario opgenomen, evenals de relatieve grootte per scenariogevolg. Uit Figuur 45 is af te lezen dat ringdeel B een grote bijdrage (82%) levert aan de ringkans. Indien echter wordt gekeken naar de bijdrage per scenario aan het economisch risico of het slachtofferrisico blijkt dat ringdeel B een aanzienlijk kleinere bijdrage levert (economisch risico 13% en slachtofferrisico 25%), terwijl ringdeel D juist een grotere bijdrage levert (economisch risico 86% en slachtofferrisico 72%).
70
Bijdrage per scenario aan de ringkans A D
B
Onderlinge verhouding tussen de gevolgen per scenario (schade, zonder evacuatie) AB C
Onderlinge verhouding tussen de gevolgen per scenario (slachtoffers, zonder evacuatie) AB ABC
ABC
C
D
ABCD
CD
AC
ABCD
CD
ABD
B
D
ABD
B
AC BD
BD
ACD
ACD BCD BC
BCD
AD
BC
A
Bijdrage per scenario aan het economisch risico
AD A
Bijdrage per scenario aan het slachtofferrisico
BD
BD B
B
D D
Figuur 45:
Scenariobijdrage ten opzichte hele dijkring (boven: kans, midden: gevolgen, onder: risico).
71
Op basis van Figuur 45 is af te leiden dat met name een reductie van de kans van scenario D een aanzienlijke reductie van zowel de economische schade als van het aantal slachtoffers zal leveren. Deze kennis gecombineerd met enkele dominante dijkvakken (Tabel 14) levert een efficiënte verbeteroptie voor dijkring 12, namelijk door voor dijkvakken 1 en 12 de faalkans van opbarsten en piping te verkleinen. Indien alleen wordt gekeken naar de overstromingskans, levert dat eveneens een mogelijke verbeteroptie op. Deze optie zou dan namelijk bestaan uit het verbeteren van de coupure van Den Oever en het verkleinen van de faalkans op overloop en golfoverslag. Deze verbeteroptie wordt momenteel onderzocht in het kader van het HWBP. In deze optie is dus niet een verbetering van opbarsten en piping voor dijkvak 12 meegenomen.
[aantal per jaar]
Slachtofferrisico
jaar]
[miljoen euro per
Economisch risico
[per jaar]
verbetering
dijkring na
Overstromingskans
kunstwerk
Verbeterd vak of
De hiervoor beschreven twee opties zijn vergeleken met de basisberekening; in Tabel 19 staan de overstromingskansen en overstromingsrisico’s.
Basis
1/110
3,50
0,12
Coupure Den Oever en dijkvak 30 hoogte (ringdeel B)
1/580
3,05
0,09
Dijkvakken 1 en 12 opbarsten en piping (ringdeel D)
1/130
0,54
0,03
Tabel 19:
Overstromingsrisico na maatregelen.
Uit Tabel 19 is af te leiden dat het verbeteren van de coupure Den Oever en de hoogte van de primaire kering van de haven van Den Oever een afname van de overstromingskans van ruim 80% oplevert, terwijl het economisch risico afneemt met 13% en het slachtofferrisico met 26%. De verbetering van het faalmechanisme opbarsten en piping voor de dijkvakken 1 en 12 levert een beperkte afname van de overstromingskans (16%), maar het economisch risico neemt af met 85% en het slachtofferrisico met 72%. De overstromingsrisico’s zijn in Figuur 46 uitgezet. In Figuur 47 zijn de bijbehorende overstromingskansen uitgezet.
72
0.16
3.5
0.14
3.0
0.12
2.5
0.10
2.0
0.08
1.5
0.06
1.0
0.04
0.5
0.02
0.0
Slachtofferrisico [aantal per jaar]
Economische schade [miljoenen euro per jaar]
4.0
Economisch risico Slachtofferrisico
0.00 Basis
DV30 HT + coupure
DV1&12 geen piping
Verbeteringen
Figuur 46:
Overstromingsrisico na maatregelen op basis van kans of gevolg.
Overstromingskans [per jaar]
1.0E-02 9.0E-03 8.0E-03 7.0E-03 6.0E-03 5.0E-03 4.0E-03 3.0E-03 2.0E-03 1.0E-03 0.0E+00 Basis
DV30 HT + coupure
DV1&12 geen piping
Verbeteringen Bijdrage aan overstromingskans
100% 90% 80% Kunstwerken gecombineerd
70% 60% 50%
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
40%
Opbarsten en piping
30% Macrostabiliteit binnenwaarts
20% 10%
Overloop en golfoverslag
0% Basis
DV30 HT + coupure
DV1&12 geen piping
Verbeteringen Figuur 47:
Overstromingskans (boven) en bijdrage faalmechanisme aan de overstromingskans (onder) bij verbeteringsopties.
73
De verandering van de bijdrage van de faalmechanismen, zoals in Figuur 47 is weergegeven, komt overeen met hetgeen verwacht mag worden. Indien niet de haven van Den Oever, maar de dijkvakken 1 en 12 worden aangepakt (opbarsten en piping) blijft het aandeel van de faalmechanismen voor kunstwerken dominant. In Figuur 48 zijn voor beide verbeteropties de FN-curven gegeven. Hierin zijn de effecten op het aantal slachtoffers eveneens goed terug te zien. Voor de optie waarbij een verbetering aan dijkvak 30 en de coupure van de Haven Den Oever worden uitgevoerd, is de kans op grote aantallen slachtoffers gelijk gebleven, terwijl wel de kans op enkele slachtoffers is gedaald. Indien de andere verbeteroptie, het aanpakken van dijkvak 1 en 12 (opbarsten en piping), wordt uitgevoerd, heeft dat een beperkte invloed op de overstromingskans van de dijkring (snijpunt met de verticale as). In dit laatste geval nemen de overschrijdingskansen van bijvoorbeeld 10 of 100 slachtoffers, af met een factor van respectievelijk 32 en 37. 1.0E-01 FN Curve Basis FN Curve DV1&12 geen piping FN Curve DV30 HT + Coupure
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07 1
10
100
1000
10000
100000
Slachtoffers (-) Figuur 48:
FN-curve na verbeteropties.
In Figuur 49 staan voor beide verbeteropties en de basisberekening de FS-curven afgebeeld. Het beeld dat uit de FN-curven ontstaat, komt hier terug. Eveneens kleine afwijkingen tussen aantal slachtoffers en schade tussen de varianten, die een gevolg zijn van de koppeling op basis van de illustratiepunten en bijbehorende gevolgen.
74
1.0E-01 FS Curve Basis FS Curve DV1&12 geen piping FS Curve DV30 HT + Coupure
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07 1
10
100
1000
10000
100000
Economische schade (miljoen euro) Figuur 49:
FS-curve na verbeteropties.
In de
Figuur 50,
Figuur 51, Figuur 52 en Figuur 53 is het overstromingsrisico geografisch weergegeven, met daarbij als referentie de figuren van de basisberekeningen in het klein. Hierin is eveneens de afname van het overstromingsrisico zichtbaar.
75
Figuur 50:
Verwachtingswaarde van de economische schade per hectare per jaar na verbetering dijkvak 1 en 12 opbarsten en piping. (inzet is basis berekening Figuur 33).
Figuur 51:
Verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers per hectare per jaar na verbetering dijkvak 1 en 12 opbarsten en piping. (inzet is basis berekening Figuur 34).
76
Figuur 52:
Het plaatsgebonden risico (PR) na verbetering dijkvak 1 en 12 opbarsten en piping. (inzet is basis berekening Figuur 36).
Figuur 53:
Het lokaal individueel risico (LIR) na verbetering dijkvak 1 en 12 opbarsten en piping. (inzet is basis berekening Figuur 37).
77
7.3
Gevoeligheidsanalyse III: Effect evacuatie op het overstromingsrisico Binnen VNK2 worden vier evacuatiedeelscenario’s meegenomen, variërend van geen evacuatie tot een goed georganiseerde evacuatie. Het effect van een preventieve evacuatie is goed weer te geven in de groepsrisicocurve, de FN-curve. In Figuur 54 zijn naast de huidige situatie ook de situaties weergeven van geen evacuatie en een goede evacuatie. In de huidige situatie is met alle evacuatiedeelscenario’s rekening gehouden. Bij de curve met de kleine aantallen slachtoffers is alleen rekening gehouden met een goed uitgevoerde evacuatie waarbij het resultaat maximaal is. De rode lijn (bovenste) geeft het groepsrisico als nooit evacuatie plaats vindt en de overstroming onverwachts plaats vindt. De overige twee evacuatiedeelscenario’s die in de risicoberekening zijn meegenomen liggen tussen de lijn met een “goede evacuatie” en “geen evacuatie” in. 1.0E-01 FN Curve Basis FN Curve Geen evacuatie FN Curve Goede evacuatie
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07 1
10
100
1000
10000
100000
Slachtoffers (-) Figuur 54:
Invloed evacuatie op groepsrisico.
Vergroting van de kans op succesvolle preventieve evacuatie heeft dus een beperkte invloed; afhankelijk van het aantal slachtoffers is er een verschil in de overschrijdingskans te zien. Bij een kans van 1/1.000.000 per jaar zijn bij een “goede evacuatie” ten minste 73 slachtoffers te verwachten en bij de basisberekeningen of de situatie “geen evacuatie” ten minste 150 slachtoffers, terwijl de kans op een groep van ten minste 10 slachtoffers in alle situaties gelijk is. Vooral de kansen op een groot aantal (tenminste 100) slachtoffers kunnen met behulp van een goede evacuatie worden beïnvloed.
78
8
Conclusies en aanbevelingen
Dit hoofdstuk beschrijft de conclusies en aanbevelingen die volgen uit het onderzoek naar het overstromingsrisico van dijkringgebied 12 Wieringen. De conclusies en aanbevelingen betreffen zowel de beschikbaarheid van gegevens, de faalkansen, de gevolgen, als het overstromingsrisico. 8.1 8.1.1
Conclusies
De kans op overstroming in dijkring 12 •
De berekende overstromingskans voor dijkring 12 is 1/110 per jaar. Dit is de overstromingskans voor de gehele categorie a-kering langs de Waddenzee en het IJsselmeer.
•
De kans op een overstroming in dijkring 12 wordt voornamelijk bepaald door het faalmechanisme niet sluiten bij kunstwerken; daarnaast dragen vooral de faalmechanismen opbarsten en piping dijken en overloop en golfoverslag dijken bij aan de overstromingskans. De bijdragen van deze faalmechanismen aan de overstromingskans zijn respectievelijk 74%, 17% en 8%. De bijdrage van het faalmechanisme overloop en golfoverslag dijken is het gevolg van de beperkte hoogte van dijkvak 30 in de haven van Den Oever.
•
De uitkomst van de Toetsing op Veiligheid (derde toetsronde) en de uitkomst van de berekeningen van VNK2 komen in grote lijnen met elkaar overeen. Daar waar beelden verschillen, zijn deze verschillen verklaarbaar (onder andere op basis van rekenregels, schematisatiekeuzen, randvoorwaarden en lengte-effect).
•
Om de overstromingskans met een factor van circa 10 te verkleinen naar circa 1/1.500 per jaar moeten er ingrepen worden gedaan in twee dijkvakken en één kunstwerk. Dit zijn voornamelijk ingrepen op het gebied van opbarsten en piping. Om de overstromingskans met een factor van circa 100 te verkleinen naar circa 1/15.000 per jaar moeten er ingrepen worden gedaan in vier dijkvakken en één kunstwerk, waarbij voor één dijkvak de faalkans voor twee faalmechanismen verkleind moet worden.
•
Een verslechtering van de graskwaliteit leidt tot een verhoging (met een factor 3) van de overstromingskans, indien daarvoor wel eerst de zes meest dominante vakken zijn aangepakt. Verandering van de graskwaliteit heeft geen invloed op de overstromingskans, indien niet eerst de dominante vakken worden aangepakt.
•
Een verhoging van het slootpeil van een halve meter geeft een aanzienlijk reductie (factor 7) op de faalkans voor opbarsten en piping. Een verlaging van het gehanteerde peil zou juist een verhoging van de faalkans geven. Een verlaging tot bijvoorbeeld het peil uit het peilbesluit wordt niet wenselijk geacht. Een verlaging van het peil achter dijkvak 12, conform het peilbesluit, leidt tot een grote faalkans (1/10 per jaar).
•
De steenbekleding op de IJsselmeerdijk (dijkvakken 1 tot en met 14) is in de analyse voor het faalmechanisme beschadiging bekleding en erosie dijklichaam niet meegenomen. De betreffende bekleding bleek niet binnen het geldigheidsgebied van de achterliggende formules van PC-Ring te vallen. Op basis van onder andere een gevoeligheidsanalyse [ref 3] is getoond dat het niet meenemen van deze steenbekleding een verwaarloosbare invloed heeft op het berekende overstromingsrisico.
79
•
8.1.2
8.1.3
In de risicoanalyse van dijkring 12 is een kwalitatief oordeel gegeven over de bijdrage aan het overstromingsrisico van: o Het in begin 2008 geconstateerd debiet (45m3/uur) langs de gasleiding ten noorden van Medemblik; o De cascadewerking na overstroming van dijkring 12 waardoor dijkring 13 zou kunnen overstromen; o Cascadewerking door het falen van de Afsluitdijk en het leiden tot hogere hydraulische belastingen. In alle drie de gevallen is geconcludeerd dat de bovenstaande zaken geen significante bijdrage zullen hebben aan het overstromingsrisico van dijkring 12.
De gevolgen van overstromingen in dijkring 12 •
De gevolgen van de overstroming in dijkring 12 zijn sterk afhankelijk van de locatie van de bres(sen). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de hoogte van het achterliggende gebied en de aanwezigheid van oude waterkeringen die compartimenterend werken. De grootste schade treedt op bij een doorbraak van de IJsselmeerdijk ter plaatse van de Wieringermeerpolder. De daarbij optredende schade bedraagt tussen de 2,1 en 2,6 miljard euro en er vallen naar verwachting tussen de 30 en 165 slachtoffers.
•
Bij een doorbraak van de Waddenzeedijk bij Oosterland of bij Den Oever zijn de gevolgen kleiner in relatie tot de doorbraaklocaties aan het IJsselmeer: maximaal 105 miljoen euro schade en maximaal 15 slachtoffers. Dit komt door de relatief kleine gebieden die bij deze doorbraken overstromen in combinatie met de duur van de hydraulische belasting die onder andere door het getij wordt beïnvloed.
•
De kans dat een overstroming een meervoudige doorbraak betreft, waarbij zich tegelijkertijd op verschillende locaties doorbraken voordoen, is in dijkring 12 relatief klein: in ongeveer 0,5% van de overstromingen zal sprake zijn van een meervoudige doorbraak.
•
Wanneer een evacuatie succesvol wordt uitgevoerd heeft dit een positief effect op het aantal slachtoffers. Echter, de kans op een georganiseerde preventieve evacuatie is in dijkringgebied 12 relatief klein. Dit is een gevolg van het feit dat het onwaarschijnlijk is dat elke overstroming enkele dagen van tevoren zal worden voorspeld. Daarnaast is het door de capaciteit van de infrastructuur in het dijkringgebied praktisch onmogelijk om het gehele bedreigde gebied tijdig te evacueren, zelfs als de overstroming is voorspeld en de evacuatie georganiseerd verloopt. De grootste preventieve evacuatie zal naar verwachting plaatsvinden bij een bedreiging vanuit het IJsselmeer.
Het overstromingsrisico in dijkring 12 •
80
Door de kansen op de verschillende overstromingsscenario’s te combineren met de resultaten van overstromingsberekeningen is het overstromingsrisico in beeld gebracht. Daarbij is zowel gekeken naar het economisch risico als het slachtofferrisico, zie Tabel 20.
Economisch risico
Slachtofferrisico
Verwachtingswaarde economische schade (€ per jaar)
3,5 miljoen
Minimale economische schade bij een overstroming (€)
40 miljoen
Gemiddelde17 economische schade per overstroming (€)
400 miljoen
Economische schade bij het zwaarste beschouwde scenario (€)
2,75 miljard
Verwachtingswaarde (slachtoffers per jaar)
0,1
Minimaal aantal slachtoffers bij een overstroming
0-5
Gemiddeld
17
aantal slachtoffers per overstroming
10
Maximaal aantal slachtoffers bij het zwaarste beschouwde scenario
185
Overlijdenskans van een individu per locatie exclusief het effect van preventieve evacuatie (plaatsgebonden risico) (per jaar)
Op aantal locaties18 groter dan 1/10.000
Overlijdenskans van een individu per locatie inclusief het effect van preventieve evacuatie (lokaal individueel risico) (per jaar)
Op aantal locaties18 groter dan 1/10.000
Tabel 20: Resultaten risicoberekeningen voor dijkring 12.
•
De verwachtingswaarde van de economische schade is 3,5 miljoen euro per jaar en de verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers is 0,1 slachtoffers per jaar.
•
Het plaatsgebonden risico ligt in het zuiden van dijkring 12 (Wieringermeerpolder) voornamelijk tussen de 1/100.000 en 1/1.000.000 per jaar. In het noorden (voormalig eiland Wieringen) ter plaatse van Den Oever en ten zuidwesten daarvan tussen 1/10.000 en 1/100.000 per jaar, terwijl de rest van het voormalige eiland Wieringen veelal een kleiner plaatsgebonden risico heeft.
•
Het lokaal individuele risico laat een zelfde beeld zien als het plaatsgebonden risico. Dit is een gevolg van het feit dat de verwachtingswaarde van het percentage geëvacueerde mensen 15% per overstroming is of in het gunstigste geval 56%. Het LIR is dus een factor van respectievelijk 1,2 of 2,27 kleiner dan het PR.
•
De kans op ten minste 2 miljard euro schade is ongeveer 1/1.000 per jaar en de kans op ten minste 100 slachtoffers is kleiner dan 1/3.300 per jaar.
•
Het risico van dijkring 12 wordt gedomineerd door ringdeel D (IJsselmeerdijk ter plaatse van de Wieringermeerpolder), terwijl de overstromingskans wordt gedomineerd door ringdeel B (Waddenzeedijk ter plaatse van Den Oever).
•
Verbeteringen van de primaire kering leiden tot een verlaging van het overstromingsrisico. De precieze locatie van de ingreep is echter zeer bepalend voor de grootte van de verlaging. In dijkring 12 blijkt dat het uitvoeren van ingrepen die de kans op een overstroming verkleinen, niet tot een evenredige daling van het risico leiden. Dit komt door de relatief kleine gevolgen achter dijkvak 30 en de coupure Den Oever met grote faalkansen. Het verbeteren van bijvoorbeeld de coupure van Den Oever reduceert de overstromingskans met 75% (factor 3), terwijl het economisch risico afneemt met ruim 10% en het slachtofferrisico met 30%.
17 18
Het gemiddelde is de verwachtingswaarde gedeeld door de overstromingskans hectare
81
•
Indien bij de keus van interventies niet op basis van kansen wordt geprioriteerd maar op risico, dan zouden twee dijkvakken aan het IJsselmeer verbeterd moeten worden op het faalmechanisme opbarsten en piping. De overstromingskans van de dijkring neemt dan 16% af, terwijl het economisch risico afneemt met 85% en het slachtofferrisico met 72%.
•
Verbetering van de vier vakken met de grootste faalkansen reduceert de overstromingskans tot circa 1/3.300 per jaar (factor 30), terwijl het overstromingsrisico reduceert met bijna een factor 40, voor zowel het economisch risico als het slachtofferrisico.
•
Vergroting van de kans op succesvolle preventieve evacuatie heeft een beperkte invloed; afhankelijk van het aantal slachtoffers is er een verschil in de overschrijdingskans te zien. Het effect van een goede evacuatie (100% kans op een verwachte overstroming en georganiseerde evacuatie) ten opzichte van geen evacuatie of de situatie volgens de basisberekeningen is voor groot aantal (van circa 100) slachtoffers met een factor twee te verkleinen.
8.2
Aanbevelingen
•
Voor een goed inzicht in de veiligheid van deze dijkring, is gebleken dat kwalitatief goede gegevens van de ondergrond, verkregen uit boringen en zeefkrommen, cruciaal zijn. Daarnaast is het ook van belang te weten wat de dimensies en eigenschappen van de afsluitende laag in de bodem van het IJsselmeer is. Aanbevolen wordt om deze gegevens te (blijven) verzamelen, zodat in de toekomst de veiligheid tegen overstromingen met meer nauwkeurigheid berekend kan worden. Vooral de bepaling van de intreeweerstand van de slecht doorlatende laag in de IJsselmeerbodem verdient daarbij in de toekomst extra aandacht. Door het kennen van de intreeweerstand kan immers de fictieve extra kwelweglengte worden bepaald, waardoor naar verwachting de faalkans en het overstromingsrisico zullen afnemen.
•
Indien de overstromingskans van dijkring 12 kleiner moet worden, dan wordt aanbevolen om eerst de faalkans van de coupure van Den Oever te verlagen, eventueel gecombineerd met het aangrenzende dijkvak (nummer 30). De primaire kering in de haven van Den Oever is de meest waarschijnlijke doorbraaklocatie, maar zal dat na uitvoering van de geplande verbeteringen [ref 12] niet meer zijn. De verbetering van de coupure en dijkvak 30 zou de overstromingskans reduceren met een factor 5 tot 1/580 per jaar.
•
Indien het overstromingsrisico van dijkring 12 verkleind moet worden, dan wordt aanbevolen om eerst dijkvakken 1 en 12 te versterken. Geadviseerd wordt om eerst door middel van grondonderzoek de faalkansbepaling te verfijnen, zodanig dat het de mate van conservatisme reduceert. Het grondonderzoek dient om het (fictieve) intreepunt in het IJsselmeer te bepalen, eventueel gecombineerd met enkele zeefanalyses. Het verbeteren of uitsluiten van de faalkansbijdrage op de overstromingskans van deze vakken, leidt tot een afname van het economisch risico met 85% en van het slachtofferrisico met 72%.
•
Uit de gevoeligheidsanalyse is gebleken dat de kwaliteit van de grasbekleding van invloed is op de overstromingskans, indien de zes dominante dijkvakken zijn verbeterd. Het is aan te bevelen om door middel van bijvoorbeeld specifieke beheerplannen, de kwaliteit van het gras op een goed niveau te houden.
•
Bij het berekenen van de faalkans voor opbarsten en piping is een belangrijke parameter het peil van de kwelsloot. Het opzetten van het peil leidt tot een significante reductie van de faalkans.
82
Het is aan te bevelen om uit te zoeken of het opzetten van het peil gedurende hoogwater gereguleerd kan gebeuren om de kans op het faalmechanisme opbarsten en piping te verkleinen. •
Het huidige peilbesluit voor dijkring 12 gaat uit van relatief grote peilgebieden die doorlopen tot aan de dijk. Op basis van veldbezoeken en laseraltimetriemetingen is geconstateerd dat deze peilen niet aanwezig zijn in de (kwel)sloten. Tevens is daar waar mogelijk, op basis van gevoeligheidsberekeningen, bepaald dat het werkelijk aanhouden van deze peilen tot zeer grote faalkansen leidt. Het verdient dan ook aanbeveling om de huidige optredende peilen, direct binnendijks, eveneens vast te leggen in het peilbesluit en deze niet gelijk te stellen aan de peilen uit het huidige peilbesluit.
83
Bijlage A
ref 1.
Literatuur
Rijkswaterstaat-Waterdienst, 2010, Van Ruwe Data tot Overstromingsrisico. HB-nummer: RWS-858538, 25 november 2010.
ref 2.
Rijkswaterstaat-Waterdienst, 2011, Overall Kunstwerkenrapport, dijkring 12 Wieringen, 25 juli 2011.
ref 3.
Rijkswaterstaat-Waterdienst, 2011, Dijkring 12, Wieringen, Achtergrondrapport, september 2011.
ref 4.
http://www.wieringen.nl/document.php?m=1&fileid=12703&f=16c6ffc00ea977 614b51bc91964c83d4&attachment=1&c=242
ref 5.
http://www.wieringermeer.nl/index.php?mediumid=8&pagid=691&simaction= content
ref 6.
Waterwet, 29 januari 2009, inwerkingtreding 22 december 2009.
ref 7.
http://www.wieringen.nl/index.php?simaction=content&mediumid=1&pagid=7 2&fontsize=12
ref 8.
http://www.wieringermeer.nl/index.php?simaction=content&mediumid=8&pag id=438&stukid=10923
ref 9.
http://www.zijpermuseum.nl/niestadt/wm/
ref 10. Genootschap voor de geschiedenis van Wieringermeer, jaargang 1998 -2, no. 18. ref 11. Reh, W., C.M. Steenbergen en D. Aten, Zee van Land, ISBN: 90-71123-82-0 ref 12. Rijkswaterstaat-Waterdienst, 2010, Kaart en overzicht projecten in het HWBP, bijlage bij de 9e Voortgangsrapportage HWBP T3 2010. ref 13. Klein Breteler, M., Wolters, G., 2008, Reststerkte van de Wieringermeerdijk, geavanceerde toetsing op basis van Deltagoot proeven, project H4739, 11-032008, Deltares. ref 14. Calle, E., 2009, Geavanceerde toetsing Wieringermeerdijk, Statistische analyse aanwezige keileembreedtes, project 1001382-021, 10-09-2009, Deltares. ref 15. Mulder. P.T.W., 2011, Projectplan Wieringermeerdijk en Omgelegde Stonteldijk, project EDM69-1, 24-02-2011, Witteveen+Bos. ref 16. HHNK, 2005, Toetsing primaire waterkering 2005, 22 november 2005, versie 3.0, registratienummer 05.29638. ref 17. HHNK, 2010, Derde Toetsronde Primaire Waterkeringen HHNK, 15 augustus 2010, versie 1.1. ref 18. Steenbergen, H.M.G.M., Vrouwenvelder, A.C.W.M., Koster, T., 2008, Theoriehandleiding PC-Ring versie 5.0. Deel A: Mechanismebeschrijvingen, 2902-2008, TNO. ref 19. Steenbergen, H.M.G.M., Vrouwenvelder, A.C.W.M., 2003, Theoriehandleiding PC-Ring, Versie 4.0, Deel B: Statistische modellen, april 2003, TNO. ref 20. Steenbergen, H.M.G.M., Vrouwenvelder, A.C.W.M., 2003, Theoriehandleiding PC-Ring, Versie 4.0, Deel C: Rekentechnieken, april 2003, TNO. ref 21. Deltares, 2008, Robuuste oplossing voor stoppen stroming langs gasleiding te Medemblik, 417441-0004, 02 definitief, april 2008. ref 22. Arcadis, 2010, (analyse) achterlandstudies Afsluitdijk en Houtribdijk, 075270401:D, 10 december 2010. ref 23.
Groot Zwaaftink, M.E., Dijkman, M., 2007, HIS-Schade en Slachtoffers Module, projectnummer 9S8028.A0, 9-11-2007, Geodan.
85
ref 24.
Nelen & Schuurmans, 2008, VNK-2 Wieringermeer (dijkring 12), Resultaten overstromingsberekeningen, eindrapport, dossier J0087.1, november 2008.
ref 25.
Maaskant, B. et al. 2009, Evacuatieschattingen Nederland. PR1718.10.
ref 26.
VNK2, 2009, Conditionele kansen en evacuatiefracties binnen VNK2
ref 27.
Verheij H.J., Knaap, van der, 2003, Aanpassen van het bresgroeimodel
ref 28.
ENW, 2010, Piping. Realiteit of rekenfout?, januari 2010.
ref 29.
Kok, M., et al., 2004, Standaardmethode2004 Schade en Slachtoffers als
HKV LIJN IN WATER, juli 2009. Memorandum, oktober 2009. binnen HIS-OM; Deltares, Q3299, november 2003.
gevolg van overstromingen, DWW-2005-005, HKV LIJN IN WATER, november 2004.
86
Bijlage B
Begrippenlijst
Afschuiving Een verplaatsing van (een deel van) een grondlichaam. De term afschuiving wordt gebruikt bij het faalmechanisme macrostabiliteit. Beheerder De overheid waarbij de (primaire) waterkering in beheer is. Beheersgebied Het in de legger gespecificeerd areaal dat als waterkering wordt aangemerkt en door de waterkeringbeheerder wordt beheerd. Bekleding De afdekking van de kern van een dijk ter bescherming tegen golfaanvallen en langsstromend water. De taludbekleding bestaat uit een erosiebestendige toplaag, inclusief de onderliggende vlijlaag, filterlaag, kleilaag en/of geotextiel. Belasting De op een constructie (een waterkering) uitgeoefende in- en uitwendige krachten. Benedenrivierengebied Het door Rijn en Maas gevoede rivierengebied ten westen van de lijn Schoonhoven – Werkendam – Dongemond, inclusief Hollands Diep en Haringvliet, zonder de Hollandsche IJssel. Berm Een extra verbreding aan de binnendijkse of buitendijkse zijde van de dijk om het dijklichaam extra steun te bieden, zandmeevoerende wellen te voorkomen en/of de golfoploop te reduceren. Binnentalud Het hellend vlak van het dijklichaam aan de binnenzijde van de dijk. BKL Basis kustlijn. Bij het vigerende kustbeleid worden suppleties uitgevoerd indien de kustlijn zich landwaarts van de BKL bevindt. Bovenrivierengebied Het door Rijn en Maas gevoede rivierengebied ten oosten van de lijn Schoonhoven - Werkendam - Dongemond. De waterstanden worden daar niet beïnvloed door het getij van de Noordzee. Bres Een doorgaand gat in de waterkering, dat is ontstaan door overbelasting. Buitentalud Hellend vlak van het dijklichaam aan de kerende zijde. Buitenwater Oppervlaktewater waarvan de waterstand direct onder invloed staat van de waterstand op zee, de grote rivieren, het IJsselmeer of het Markermeer.
87
Decimeringhoogte De peilvariatie die behoort bij een vergroting of verkleining van de overschrijdingsfrequentie met een factor 10. Dijkring Stelsel van waterkeringen en/of hoge gronden, dat een dijkringgebied omsluit en beveiligt tegen overstromingen. Dijkringgebied Een gebied dat door een stelsel van waterkeringen en/of hoge gronden beveiligd wordt tegen overstromingen vanuit zee, het IJsselmeer, Markermeer en/of de grote rivieren. Dijkringsegment Een deel van de dijkring, dat beheerd wordt door één beheerder en dat bestaat uit één type waterkering. Dijkvak Een deel van een waterkering waarvoor de sterkte-eigenschappen en belastingen homogeen zijn. Duin Zandlichaam (al dan niet verdedigd) bestemd tot het keren van water. Duinafslag Faalmechanisme voor duinen dat betrekking heeft op de erosie van een duin onder stormcondities.
Faalmechanisme De wijze waarop een waterkering faalt. Voor dijken en kunstwerken worden elk vier faalmechanismen beschouwd. Voor duinen wordt duinafslag beschouwd. Falen Het niet meer vervullen van de primaire functie (water keren) en/of het niet meer voldoen aan vastgestelde criteria. Gemiddelde waarde De verwachtingswaarde (µ) van een stochast. Gevolgenmatrix De gevolgenmatrix is een dataset per dijkringgebied, met voor elk ringdeel een breslocatie en per breslocatie een aantal overstromingsberekeningen en daarbij behorende gevolgen (resultaten van HIS-SSM berekeningen). Golfoploop De hoogte boven de stilwaterstand tot waar een tegen het talud oplopende golf reikt (de 2% golfoploop wordt door 2% van de golven overschreden). Golfoverslag De hoeveelheid water die door golven per strekkende meter gemiddeld per tijdseenheid over de waterkering slaat.
88
Grensprofiel Het duinprofiel dat na afslag bij ontwerpomstandigheden nog minimaal aanwezig moet zijn. Grenstoestand De toestand waarin de sterkte van een constructie of een onderdeel daarvan nog juist evenwicht maakt met de daarop werkende belastingen. Groepsrisico Het groepsrisico beschrijft de kansen op overschrijding van bepaalde slachtofferaantallen. JARKUS Het landelijk bestand met diepte- en hoogtemetingen van de Nederlandse zandige kust per jaar. Kansdichtheidfunctie Een functie die aan elke mogelijke waarde van een stochast een kansdichtheid toekent. Karakteristieke waarde Een op basis van een statistische analyse bepaalde waarde met een kleine onder- of overschrijdingskans. In de praktijk wordt voor materiaaleigenschappen vaak uitgegaan van een waarde met een onderschrijdingskans van 5%. Kruin De strook tussen buitenkruinlijn en binnenkruinlijn. Kruinhoogte De hoogte van de buitenkruinlijn. Kwel Het uittreden van grondwater onder invloed van een grotere stijghoogte aan de buitenzijde van het beschouwde gebied. Kwelsloot Een sloot aan de binnenzijde van de dijk die tot doel heeft kwelwater op te vangen en af te voeren. Kwelweg Mogelijk pad dat het kwelwater in de grond aflegt, van het intreepunt naar het uittreepunt. Lengte-effect Het verschijnsel dat de faalkans van een waterkering toeneemt met de lengte. Dit is het gevolg van het feit dat de kans dat zich ergens een zwakke plek bevindt groter wordt als er een grotere lengte wordt beschouwd. Lokaal individueel risico (LIR) De kans dat een persoon, die zich continu op een bepaalde plaats in de dijkring bevindt, overlijdt ten gevolge van een overstroming. In de berekening van het lokaal individueel risico worden de mogelijkheden voor preventieve evacuatie meegenomen.
89
Macrostabiliteit De naam van een faalmechanisme waarbij de zich een glijvlak in het talud en de ondergrond vormt. Marsroute Voorloper van het onderzoeksprogramma “Overstromingsrisico’s: een studie naar kansen en gevolgen” MKL Momentane ligging van de kustlijn. De actuele positie van de kustlijn. Modelfactor Een factor die onzekerheden in de modellering tot uitdrukking brengt. NAP Normaal Amsterdams Peil. Ontwerppunt Het ontwerppunt is de meest waarschijnlijke combinatie van de waarden van stochasten waarvoor geldt dat de grenstoestandfunctie (sterkte belasting) gelijk aan 0 is. Opbarsten Het bezwijken van de grond onder invloed van wateroverdrukken door het ontbreken van verticaal evenwicht in de grond. De term opbarsten wordt gebruikt bij het faalmechanisme opbarsten en piping. Opdrijven Het bezwijken van de grond onder invloed van wateroverdrukken door het ontbreken van verticaal evenwicht in de grond. De term opdrijven wordt gebruikt bij het faalmechanisme macrostabiliteit. Overloop Het verschijnsel waarbij water over de kruin van een dijk stroomt omdat de waterstand in de rivier hoger is dan de kruin van de dijk. Overschrijdingsfrequentie Het gemiddeld aantal keren dat een waarde wordt bereikt of overschreden in een bepaalde periode. Overschrijdingskans De kans dat het toetspeil wordt bereikt of overschreden. Overstromingskans De kans dat een gebied overstroomt doordat de waterkering rondom dat gebied (de dijkring) op één of meer plaatsen faalt. Overstromingsrisico De combinatie van kansen en gevolgen van overstromingen. De gevolgen worden uitgedrukt in schade of slachtoffers. Het slachtofferrisico wordt ondermeer weergegeven als groepsrisico en als lokaal individueel risico. Overstromingsberekening Een berekening van het overstromingspatroon voor één of meerdere doorbraken in een dijkring.
90
Overstromingsscenario Een serie gebeurtenissen volgend op het ontstaan van een of meer bressen. PC-Ring Een probabilistisch model dat waarmee faalkansen berekend kunnen worden voor verschillende faalmechanismen voor dijken, duinen en kunstwerken. Daarnaast kunnen met PC-Ring faalkansen per vak en faalmechanisme worden gecombineerd tot faalkansen op ringniveau. Ook kunnen met PC-Ring scenariokansen worden berekend. PC-ViNK Een applicatie die het mogelijk maakt om een segment binnen een dijkring in vakken op te knippen en waarmee de data voor het VNKinstrumentarium beheerd kan worden. PC-ViNK draait op een centrale server zodat het gehele werkproces in VNK2 traceerbaar is. Plaatsgebonden risico (PR) De kans dat een persoon, die zich continu op een bepaalde plaats in de dijkring bevindt, overlijdt ten gevolge van een overstroming. In de berekening van het plaatsgebonden risico worden de mogelijkheden voor preventieve evacuatie niet meegenomen. Piping Het verschijnsel waarbij er als gevolg van erosie door grondwaterstroming kanalen ontstaan in een grondlichaam. Primaire waterkering Een waterkering die ofwel behoort tot het stelsel waterkeringen dat een dijkringgebied - al dan niet met hoge gronden - omsluit, ofwel vóór een dijkringgebied is gelegen. Primaire waterkeringen kunnen worden verdeeld in de volgende categorieën: A: Een waterkering die direct buitenwater keert B: Een voorliggende of verbindende kering C: Een waterkering die indirect buitenwater keert D: Een waterkering die in het buitenland is gelegen Reststerkte Reststerkte is een verzamelbegrip voor de resterende sterkte in de dijk nadat een initiërend faalmechanisme is opgetreden. In VNK2 wordt er bij het faalmechanisme beschadiging bekleding en erosie van het dijklichaam met verschillende reststerktemodellen gerekend. Hiermee wordt de kans op het ontstaan van een bres berekend nadat de bekleding is beschadigd. Bij het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts kan ook de sterkte van de dijk nadat de eerste afschuiving heeft plaatsgevonden worden meegenomen in de faalkansberekening. Ringdeel Een deel van de dijkring waarbinnen de locatie van de bres geen significante invloed heeft op het overstromingspatroon en de optredende schade. RisicoTool Applicatie waarmee het overstromingsrisico van het dijkringgebied berekend kan worden, op basis van beschikbare scenariokansen en de gevolgenmatrix.
91
Scenariokans De kans op een overstromingsscenario. Strijklengte De lengte van het voor de waterkering gelegen wateroppervlak waarover de wind waait. Stabiliteitsfactor De factor waarin het verschil tussen sterkte en belasting wordt uitgedrukt voor het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts. Standaardafwijking Een maat voor de spreiding rond het gemiddelde. Stochastische variabele Een onzekere grootheid. De kansen op de verschillende waarden van een stochast worden beschreven door een kansdichtheidfunctie. Systeemwerking Dit zijn effecten waar een doorbraak in de ene dijkring leidt tot het ontlasten of juist overstromen (cascade effect) van een andere dijkring. Systeemwerking betreft dus de interactie tussen twee of meer dijkringen. Systeemwerking wordt niet meegenomen in VNK2. Teen De onderrand van het dijklichaam aan de buitendijkse zijde van de dijk (de overgang van dijk naar voorland). Variatiecoëfficiënt (V) De verhouding tussen de standaardafwijking (σ) en het gemiddelde (µ): V = σ/µ. Veiligheidsnorm Eis waaraan een primaire waterkering moet voldoen, aangegeven als de gemiddelde overschrijdingskans - per jaar - van de hoogste hoogwaterstand waarop de tot directe kering van het buitenwater bestemde primaire waterkering moet zijn berekend, mede gelet op overige het waterkerend vermogen bepalende factoren. Verhang De verhouding tussen het verschil in stijghoogte tussen twee punten en de afstand tussen die punten; wordt ook wel gradiënt genoemd. Verval Het verschil in stijghoogte tussen twee punten, bijvoorbeeld de twee zijden van een waterkering. Verwachtingswaarde De gemiddelde waarde van een stochast; het eerste moment van de kansdichtheidfunctie. Voorland Het gebied aansluitend aan de buitenzijde van de waterkering. Dit gebied wordt ook wel vooroever genoemd. Ook een diepe steile stroomgeul bij een schaardijk valt onder de definitie van voorland. Het voorland kan zowel onder als boven water liggen.
92
Werklijn De relatie tussen de rivierafvoer en de statistisch bepaalde overschrijdingsfrequentie van de rivierafvoer, zoals deze door de Minister van Verkeer en Waterstaat wordt gehanteerd voor het bepalen van de ontwerpafvoer voor de versterking van dijken. Zandmeevoerende wel Een wel die zand meevoert uit de ondergrond.
93
Bijlage C
nr
Vakindeling en locatie-aanduiding dijkring 12
Dijkvaknaam
lengte
Locatie indicatie
[m] 1
DV01_0.00km-1.10km
1100
Wieringermeerdijk (direct ten N van Medemblik)
2
DV02_1.10km-4.60km
3500
3
DV03_4.60km-5.50km
900
4
DV04_5.50km-7.20km
1700
Wieringermeerdijk (tot aan Dijkmagazijn) Wieringermeerdijk (Dijkmagazijn tot Schervenweg) Wieringermeerdijk (Schervenweg tot Oosterterpweg)
5
DV05_7.20km-8.00km
800
Wieringermeerdijk (Oosterterpweg tot Zeughoek)
6
DV06_8.00km-8.50km
500
Wieringermeerdijk (Zeughoek tot Haven op Oude Zeug)
7
DV07_8.50km-9.35km
850
Wieringermeerdijk (Haven op Oude Zeug,
IJsselmeer
zuidelijk deel) 8
DV08_9.35km-9.80km
450
Wieringermeerdijk (Haven op Oude Zeug, noordelijk deel)
9
DV09_9.80km-10.20km
400
Wieringermeerdijk (Haven op Oude Zeug tot Zeugweg)
10
DV10_10.20km-12.50km
2300
Wieringermeerdijk (Zeugweg tot Oom Keesweg)
11
DV11_12.50km-13.20km
700
Wieringermeerdijk (Oom Keesweg tot Dijkgat)
12
DV12_13.20km-14.00km
800
13
DV13_14.00km-15.10km
1100
Wieringermeerdijk (Dijkgat) Wieringermeerdijk (ten N van het Dijkgatbos)
14
DV14_15.10km-17.75km
2650
15
DV15_17.75km-18.50km
750
16
DV16_18.50km-18.90km
400
Wieringermeerdijk (Robbenoordbos) Zuiderhavendijk zuidelijk deel Zuiderhavendijk met Gemaal Leemans en Stontelerschutsluis
17
DV17_18.90km-19.35km
450
Zuiderhavendijk met Stontelerkeersluis en
Waddenzee
Gemaal de Stontele 18
DV18_19.35km-20.58km
1230
19
DV19_15.05km-15.60km
550
20
DV20_15.60km-17.40km
1800
21
DV21_17.40km-19.50km
2100
22
DV22_19.50km-20.10km
600
Waddenzeedijk ten W van Noordburen
23
DV23_20.10km-20.80km
700
Rinkeweelsdijk
24
DV24_20.80km-21.55km
750
Waddenzeedijk ten N van 't Wiringherlant
25
DV25_21.55km-22.30km
750
Stroe (met voorland en golvenkering)
26
DV26_22.30km-23.20km
900
Bierdijk
27
DV27_23.20km-24.20km
1000
28
DV28_24.20km-25.10km
900
Molgerdijk
29
DV29_25.10km-25.55km
450
Noorderoeverdijk
30
DV30_25.55km-26.50km
950
haven Den Oever
Tabel 21:
Zuiderhavendijk noordelijk deel Dam Normerdijk Waddenzeedijk ten NW van Hippolytushoef
Vatrop (met voorland Kleipot Vatrop)
Dijkvakindeling met dijkvaklengte en locatie-indicatie.
95
IJsselmeer
nr
Dijkvaknaam
van
tot
[km]
[km]
Reden grens (t.p.v. einde vak)
1
DV01_0.00km-1.10km
0.00
1.10
Dijkvak toetsing
2
DV02_1.10km-4.60km
1.10
4.60
Dijkvak toetsing, bekleding
3
DV03_4.60km-5.50km
4.60
5.50
Bodemdeelgebied
4
DV04_5.50km-7.20km
5.50
7.20
Bodemdeelgebied
5
DV05_7.20km-8.00km
7.20
8.00
Dijkvak toetsing, oriëntatie
6
DV06_8.00km-8.50km
8.00
8.50
Voorland
7
DV07_8.50km-9.35km
8.50
9.35
Dijkvak toetsing
8
DV08_9.35km-9.80km
9.35
9.80
Dijkvak toetsing, einde voorland
9
DV09_9.80km-10.20km
9.80
10.20
Bodemdeelgebied, bekleding
10
DV10_10.20km-12.50km
10.20
12.50
Bodemdeelgebied
11
DV11_12.50km-13.20km
12.50
13.20
Dijkvak toetsing
12
DV12_13.20km-14.00km
13.20
14.00
Dijkvak toetsing
13
DV13_14.00km-15.10km
14.00
15.10
Dijkvak toetsing
14
DV14_15.10km-17.75km
15.10
17.75
Dijkvak toetsing, oriëntatie, voorland, ringdeel
15
DV15_17.75km-18.50km
17.75
18.50
Dijkvak toetsing
16
DV16_18.50km-18.90km
18.50
18.90
Bodemdeelgebied
17
DV17_18.90km-19.35km
18.90
19.35
Dijkvak toetsing
18
DV18_19.35km-20.58km
19.35
20.58
Dijkvak toetsing, oriëntatie, voorland, ringdeel
19
DV19_15.05km-15.60km
15.05
15.60
(van start dijkvak Waddenzee) Dijkvak
Waddenzee
toetsing 20
DV20_15.60km-17.40km
15.60
17.40
Dijkvak toetsing
21
DV21_17.40km-19.50km
17.40
19.50
Bekleding
22
DV22_19.50km-20.10km
19.50
20.10
Dijkvak toetsing
23
DV23_20.10km-20.80km
20.10
20.80
Oriëntatie, bodemdeelgebied
24
DV24_20.80km-21.55km
20.80
21.55
Dijkvak toetsing, voorland
25
DV25_21.55km-22.30km
21.55
22.30
eind voorland, bekleding
26
DV26_22.30km-23.20km
22.30
23.20
Dijkvak toetsing, voorland, bekleding, hoogte
27
DV27_23.20km-24.20km
23.20
24.20
eind voorland, bekleding
28
DV28_24.20km-25.10km
24.20
25.10
Dijkvak toetsing
29
DV29_25.10km-25.55km
25.10
25.55
Oriëntatie, voorland bekleding
30
DV30_25.55km-26.50km
25.55
26.50
eind voorland en eind dijkvak Waddenzee
Tabel 22:
96
Dijkvakindeling met reden van dijkvakgrens.
Figuur 55:
Dijkpaalkilometrering IJsselmeerdijk en Waddenzeedijk IJsselmeerdijk (Medemblik=km 0) en Waddenzeedijk (Den helder=km0).
97
Figuur 56:
98
Dijktrajectbenaming HHNK.
Figuur 57:
Oorspronkelijke dijkringdelen [ref 24] (A, B, C en D, zonder aanpassing ringdeel C en D) met Breslocatie (aangeduid met een ster).
.
99
Bijlage D Overzicht faalkansen
Dijktrajecten HHNK
Ringdeel
Bodem deelgebieden
Watersysteem
Tabel 23 geeft een totaaloverzicht van de berekende faalkansen per faalmechanisme per vak. Ook zijn de faalkansen per faalmechanisme op ringniveau getoond. De aanduiding van ‘Dijktrajecten HHNK’ is een indicatie, zie Figuur 56 voor ligging van de dijktrajecten. Dijken
Beschadiging Vak of kunstwerk
A D
D93
B IJsselmeer
Macrostabiliteit
Opbarsten en
golfoverslag
binnenwaarts
piping
bekleding en
Overloop
erosie
golfoverslag
1/150.000
-
1/2.300
Niet sluiten
Totaal
Constructief
Piping
falen
-
Gemaal Lely
C D
Overloop
dijklichaam
DV01_0.00km-1.10km
E
Kunstwerken
1/2.300 -
-
-
-
-
DV02_1.10km-4.60km
1/210.000
-
-
-
1/210.000
DV03_4.60km-5.50km
1/320.000
-
-
-
1/320.000
DV04_5.50km-7.20km
1/130.000
<1/1.000.000
-
-
1/126.000
DV05_7.20km-8.00km
1/780.000
-
-
-
1/780.000
DV06_8.00km-8.50km
<1/1.000.000
-
-
-
<1/1.000.000
DV07_8.50km-9.35km
<1/1.000.000
-
-
-
<1/1.000.000
DV08_9.35km-9.80km
1/730.000
-
-
-
1/730.000
DV09_9.80km-10.20km
<1/1.000.000
-
-
-
<1/1.000.000
DV10_10.20km-12.50km
<1/1.000.000
-
-
-
<1/1.000.000
DV11_12.50km-13.20km
<1/1.000.000
-
-
-
<1/1.000.000
DV12_13.20km-14.00km
<1/1.000.000
<1/1.000.000
1/1.000
-
1/1.000
DV13_14.00km-15.10km
<1/1.000.000
<1/1.000.000
-
-
<1/1.000.000
DV14_15.10km-17.75km
<1/1.000.000
-
-
-
<1/1.000.000
DV15_17.75km-18.50km
<1/1.000.000
-
1/85.000
-
1/85.000
101
Dijktrajecten HHNK
Ringdeel
Bodem deelgebieden
Watersysteem
Dijken
Kunstwerken
Beschadiging Vak of kunstwerk
Overloop
Macrostabiliteit
Opbarsten en
golfoverslag
binnenwaarts
piping
bekleding en
Overloop
erosie
golfoverslag
C
D91 D92 D94
F
-
1/500.000
-
-
1/500.000
Stontelerschutsluis
-
1/370.000
-
-
1/370.000
-
<1/1.000.000
-
-
<1/1.000.000
A
<1/1.000.000
-
-
<1/1.000.000
Gemaal de Stontele
<1/1.000.000 -
-
-
-
-
DV17_18.90km-19.35km
<1/1.000.000
-
-
<1/1.000.000
<1/1.000.000
DV18_19.35km-20.58km
<1/1.000.000
-
-
<1/1.000.000
<1/1.000.000
DV19_15.05km-15.60km
1/340.000
-
-
<1/1.000.000
1/273.000
DV20_15.60km-17.40km
<1/1.000.000
-
1/210.000
1/130.000
1/83.000
DV21_17.40km-19.50km
<1/1.000.000
-
-
1/57.000
1/57.000
DV22_19.50km-20.10km
<1/1.000.000
-
-
1/270.000
1/269.000
DV23_20.10km-20.80km
<1/1.000.000
-
-
1/80.000
1/80.000
DV24_20.80km-21.55km
<1/1.000.000
-
-
1/79.000
1/79.000
DV25_21.55km-22.30km
<1/1.000.000
-
-
1/140.000
1/140.000
DV26_22.30km-23.20km
<1/1.000.000
-
1/11.000
1/20.000
1/7.300
DV27_23.20km-24.20km
1/720.000
-
-
<1/1.000.000
1/718.000
DV28_24.20km-25.10km
<1/1.000.000
-
-
1/18.000
1/18000
DV29_25.10km-25.55km
<1/1.000.000
-
-
1/45.000
F
D90
falen
gemaal Leemans
DV16_18.50km-18.90km
G
Totaal
Constructief
Piping
dijklichaam
Stontelerkeersluis
Waddenzee
Niet sluiten
1/45000
B
Coupure Den Oever DV30_25.55km-26.50km per mechanisme Tabel 23:
102
<1/1.000.000 1/1.400
-
1/16.000
1/68.000
1/1.400
<1/1.000.000
1/600
1/17.000
Overzicht berekende faalkansen (per jaar).
1/150
1/71.000
<1/1.000.000
1/150 1/1300
<1/1.000.000
1/150
1/71.000
<1/1.000.000
1/110
Bijlage E
Overzicht resultaten derde toetsronde
103
Hoofdschema dijken
goed
voldoende
onvoldoende
-
##
D93_DP 0.1 +50
D93_DP 0.2 +0
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 0.2 +0
135877,108, 532135,896
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
135877,158, 532135,946
135879,426, 532164,685
-
-
-
##
-
-
-
-
##
##
-
-
-
135879,476, 532164,735
D93_DP 0.3 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 0.3 +50
D93_DP 0.4 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 0.4 +50
D93_DP 0.5 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 0.5 +50
D93_DP 0.6 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 0.6 +50
D93_DP 0.7 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 0.7 +50
D93_DP 0.8 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 0.8 +50
D93_DP 0.9 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 0.9 +50
D93_DP 1.0 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 1.0 +50
D93_DP 1.1 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 1.1 +50
D93_DP 1.2 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 1.2 +50
D93_DP 1.3 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 1.3 +50
D93_DP 1.4 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 1.4 +50
D93_DP 1.5 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 1.5 +50
D93_DP 1.6 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 1.6 +50
D93_DP 1.7 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 1.7 +50
D93_DP 1.8 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 1.8 +50
D93_DP 1.9 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 1.9 +50
D93_DP 2.0 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 2.0 +50
D93_DP 2.1 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 2.1 +50
D93_DP 2.2 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 2.2 +50
D93_DP 2.3 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 2.3 +50
D93_DP 2.4 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 2.4 +50
D93_DP 2.5 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 2.5 +50
D93_DP 2.6 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 2.6 +50
D93_DP 2.7 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 2.7 +50
D93_DP 2.8 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 2.8 +50
D93_DP 2.9 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 2.9 +50
D93_DP 3.0 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 3.0 +50
D93_DP 3.1 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 3.1 +50
D93_DP 3.2 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 3.2 +50
D93_DP 3.3 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 3.3 +50
D93_DP 3.4 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 3.4 +50
D93_DP 3.5 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 3.5 +50
D93_DP 3.6 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 3.6 +50
D93_DP 3.7 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 3.7 +50
D93_DP 3.8 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 3.8 +50
D93_DP 3.9 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 3.9 +50
D93_DP 4.0 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 4.0 +50
D93_DP 4.1 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 4.1 +50
D93_DP 4.2 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 4.2 +50
D93_DP 4.3 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 4.3 +50
D93_DP 4.4 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 4.4 +50
D93_DP 4.5 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 4.5 +50
D93_DP 4.6 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 4.6 +50
D93_DP 4.7 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 4.7 +50
D93_DP 4.8 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 4.8 +50
D93_DP 4.9 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 4.9 +50
D93_DP 5.0 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 5.0 +50
D93_DP 5.1 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 5.1 +50
D93_DP 5.2 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 5.2 +50
D93_DP 5.3 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 5.3 +50
D93_DP 5.4 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 5.4 +50
D93_DP 5.5 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 5.5 +50
D93_DP 5.6 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
104
##
geen oordeel
##
-
onvoldoende
-
##
voldoende
-
##
goed ##
##
geen oordeel
##
##
onvoldoende
##
##
voldoende
##
-
goed
##
##
geen oordeel
-
-
onvoldoende
goed
##
-
voldoende
geen oordeel
-
##
goed
onvoldoende
-
-
geen oordeel
voldoende
##
-
onvoldoende
goed
-
-
voldoende
geen oordeel
-
D93_DP 0.1 +50
goed
onvoldoende
-
D93_DP 0.0 +50
geen oordeel
voldoende
D93_DP 0.0 +50
onvoldoende
DIJKPAAL tot
135857,767, 531916,796
voldoende
DIJKPAAL van
goed
Microstabiliteit
Stabiliteit vooroever
STMI
geen oordeel
STVL
Resultaat toetsing
STBU
STM
Macrostabiliteit buitenwaarts
Bekleding
STP
Macrostabiliteit binnenwaarts
BK
Hoogtetoets
HT
Piping
Toetsing dijkring 12 IJsselmeer
##
Hoofdschema dijken
goed
voldoende
onvoldoende
D93_DP 5.9 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 5.9 +50
D93_DP 6.0 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 6.0 +50
D93_DP 6.1 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 6.1 +50
D93_DP 6.2 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 6.2 +50
D93_DP 6.3 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 6.3 +50
D93_DP 6.4 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 6.4 +50
D93_DP 6.5 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 6.5 +50
D93_DP 6.6 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 6.6 +50
D93_DP 6.7 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 6.7 +50
D93_DP 6.8 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 6.8 +50
D93_DP 6.9 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 6.9 +50
D93_DP 7.0 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 7.0 +50
D93_DP 7.1 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 7.1 +50
D93_DP 7.2 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 7.2 +50
D93_DP 7.3 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 7.3 +50
D93_DP 7.4 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 7.4 +50
D93_DP 7.5 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 7.5 +50
D93_DP 7.6 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 7.6 +50
D93_DP 7.7 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 7.7 +50
D93_DP 7.8 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 7.8 +50
D93_DP 7.9 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 7.9 +50
D93_DP 8.0 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 8.0 +50
D93_DP 8.1 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 8.1 +50
D93_DP 8.2 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 8.2 +50
D93_DP 8.3 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 8.3 +50
D93_DP 8.4 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 8.4 +50
D93_DP 8.5 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 8.5 +50
D93_DP 8.6 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 8.6 +50
D93_DP 8.7 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 8.7 +50
D93_DP 8.8 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 8.8 +50
D93_DP 8.9 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 8.9 +50
D93_DP 9.0 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 9.0 +50
D93_DP 9.1 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 9.1 +50
D93_DP 9.2 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 9.2 +50
D93_DP 9.3 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
geen oordeel
##
D93_DP 5.8 +50
onvoldoende
##
-
voldoende
-
-
goed
-
##
geen oordeel
##
##
onvoldoende
##
##
voldoende
##
##
goed
##
##
geen oordeel
##
-
onvoldoende
-
##
voldoende
##
-
goed
geen oordeel
-
-
geen oordeel
onvoldoende
-
-
onvoldoende
voldoende
-
-
voldoende
goed
-
-
goed
geen oordeel
-
##
geen oordeel
onvoldoende
##
D93_DP 5.8 +50
onvoldoende
voldoende
D93_DP 5.7 +50
D93_DP 5.7 +50
voldoende
DIJKPAAL tot
D93_DP 5.6 +50
goed
DIJKPAAL van
goed
Microstabiliteit
Stabiliteit vooroever
STMI
geen oordeel
STVL
Resultaat toetsing
STBU
STM
Macrostabiliteit buitenwaarts
Bekleding
STP
Macrostabiliteit binnenwaarts
BK
Hoogtetoets
HT
Piping
Toetsing dijkring 12 IJsselmeer
D93_DP 9.3 +50
D93_DP 9.4 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D93_DP 9.4 +50
D93_DP 9.5 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D93_DP 9.5 +50
D93_DP 9.6 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D93_DP 9.6 +50
D93_DP 9.7 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D93_DP 9.7 +50
D93_DP 9.8 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D93_DP 9.8 +50
D93_DP 9.9 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 9.9 +50
D93_DP 10.0 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 10.0 +50
D93_DP 10.1 +50
-
-
-
##
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 10.1 +50
D93_DP 10.2 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 10.2 +50
D93_DP 10.3 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 10.3 +50
D93_DP 10.4 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 10.4 +50
D93_DP 10.5 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 10.5 +50
D93_DP 10.6 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 10.6 +50
D93_DP 10.7 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 10.7 +50
D93_DP 10.8 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 10.8 +50
D93_DP 10.9 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 10.9 +50
D93_DP 11.0 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 11.0 +50
D93_DP 11.1 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 11.1 +50
D93_DP 11.2 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 11.2 +50
D93_DP 11.3 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 11.3 +50
D93_DP 11.4 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 11.4 +50
D93_DP 11.5 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
105
Hoofdschema dijken STVL
voldoende
onvoldoende
D93_DP 11.8 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 11.8 +50
D93_DP 11.9 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 11.9 +50
D93_DP 12.0 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 12.0 +50
D93_DP 12.1 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 12.1 +50
D93_DP 12.2 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 12.2 +50
D93_DP 12.3 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 12.3 +50
D93_DP 12.4 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 12.4 +50
D93_DP 12.5 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 12.5 +50
D93_DP 12.6 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 12.6 +50
D93_DP 12.7 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 12.7 +50
D93_DP 12.8 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 12.8 +50
D93_DP 12.9 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 12.9 +50
D93_DP 13.0 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 13.0 +50
D93_DP 13.1 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 13.1 +50
D93_DP 13.2 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D93_DP 13.2 +50
D93_01A +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D93_01A +50
D93_02A +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D93_02A +50
D93_03A +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D93_03A +50
D93_04A +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D93_04A +50
D93_05A +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D93_05A +50
D93_06A +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D93_06A +50
D93_07A +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D93_07A +50
D93_08A +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D93_08A +50
D93_DP 14.0 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D93_DP 14.0 +50
D93_DP 14.1 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 14.1 +50
D93_DP 14.2 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 14.2 +50
D93_DP 14.3 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 14.3 +50
D93_DP 14.4 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 14.4 +50
D93_DP 14.5 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 14.5 +50
D93_DP 14.6 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 14.6 +50
D93_DP 14.7 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 14.7 +50
D93_DP 14.8 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 14.8 +50
D93_DP 14.9 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 14.9 +50
D93_DP 15.0 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 15.0 +50
D93_DP 15.1 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 15.1 +50
D93_DP 15.2 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 15.2 +50
D93_DP 15.3 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 15.3 +50
D93_DP 15.4 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 15.4 +50
D93_DP 15.5 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 15.5 +50
D93_DP 15.6 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 15.6 +50
D93_DP 15.7 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
D93_DP 15.7 +50
D93_DP 15.8 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 15.8 +50
D93_DP 15.9 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 15.9 +50
D93_DP 16.0 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 16.0 +50
D93_DP 16.1 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 16.1 +50
D93_DP 16.2 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 16.2 +50
D93_DP 16.3 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 16.3 +50
D93_DP 16.4 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 16.4 +50
D93_DP 16.5 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 16.5 +50
D93_DP 16.6 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 16.6 +50
D93_DP 16.7 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 16.7 +50
D93_DP 16.8 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 16.8 +50
D93_DP 16.9 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 16.9 +50
D93_DP 17.0 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 17.0 +50
D93_DP 17.1 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 17.1 +50
D93_DP 17.2 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 17.2 +50
D93_DP 17.3 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
106
geen oordeel
goed
##
D93_DP 11.7 +50
geen oordeel
##
-
onvoldoende
-
-
voldoende
-
##
goed ##
##
geen oordeel
##
##
onvoldoende
##
##
voldoende
##
##
goed
##
-
geen oordeel
-
##
onvoldoende
goed
##
-
voldoende
geen oordeel
-
-
goed
onvoldoende
-
-
geen oordeel
voldoende
-
-
onvoldoende
goed
-
-
voldoende
geen oordeel
-
##
goed
onvoldoende
##
D93_DP 11.7 +50
geen oordeel
voldoende
D93_DP 11.6 +50
D93_DP 11.6 +50
onvoldoende
DIJKPAAL tot
D93_DP 11.5 +50
voldoende
DIJKPAAL van
goed
Microstabiliteit
Stabiliteit vooroever
STMI
Resultaat toetsing
STBU
STM
Macrostabiliteit buitenwaarts
Bekleding
STP
Macrostabiliteit binnenwaarts
BK
Hoogtetoets
HT
Piping
Toetsing dijkring 12 IJsselmeer
##
Hoofdschema dijken STVL
voldoende
onvoldoende
D93_DP 17.6 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 17.6 +50
D93_DP 17.7 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 17.7 +50
D93_DP 17.8 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 17.8 +50
D93_DP 17.9 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 17.9 +50
D93_DP 18.0 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 18.0 +50
D93_DP 18.1 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 18.1 +50
D93_DP 18.2 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 18.2 +50
D93_DP 18.3 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 18.3 +50
D93_DP 18.4 +0
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 18.4 +0
131546,291, 548315,278
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
131546,341, 548315,328
131514,842, 548321,579
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
-
-
##
131514,892, 548321,629
131509,953, 548322,506
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
-
-
##
131510,003, 548322,556
131483,886, 548327,451
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
-
-
##
131483,936, 548327,501
D93_DP 18.6 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 18.6 +50
D93_DP 18.7 +0
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D93_DP 18.7 +0
131314,921, 548358,752
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
131314,971, 548358,802
131276,357, 548366,223
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
131276,407, 548366,273
131268,01, 548367,87
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
-
-
##
131268,06, 548367,92
131223,408, 548395,568
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
-
-
##
131223,458, 548395,618
131224,288, 548403,41
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
-
-
##
131224,338, 548403,46
131229,934, 548436,698
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
131229,984, 548436,748
D91_DP 18.9 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D91_DP 18.9 +50
D91_DP 19.0 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D91_DP 19.0 +50
D91_DP 19.2 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D91_DP 19.2 +50
D91_DP 19.3 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D91_DP 19.3 +50
D91_DP 19.4 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D91_DP 19.4 +50
D91_DP 19.5 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D91_DP 19.5 +50
D91_DP 19.6 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D91_DP 19.6 +50
D91_DP 19.7 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D91_DP 19.7 +50
D91_DP 19.8 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D91_DP 19.8 +50
D91_DP 19.9 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D91_DP 19.9 +50
D91_DP 20.0 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D91_DP 20.0 +50
D91_DP 20.1 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D91_DP 20.1 +50
D91_DP 20.2 +50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D91_DP 20.2 +50
D91_DP 20.3 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D91_DP 20.3 +50
D91_DP 20.4 +50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D91_DP 20.4 +50
D91_DP 20.5 +0
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D91_DP 20.5 +0
131784,516, 549602,449
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
## ##
## ##
## ##
## ##
##
##
107
geen oordeel
goed
##
D93_DP 17.5 +50
geen oordeel
##
-
onvoldoende
-
-
voldoende
-
##
goed ##
##
geen oordeel
##
##
onvoldoende
##
##
voldoende
## ##
goed
##
-
geen oordeel
-
##
onvoldoende
goed
##
-
voldoende
geen oordeel
-
-
goed
onvoldoende
-
-
geen oordeel
voldoende
-
-
onvoldoende
goed
-
-
voldoende
geen oordeel
-
##
goed
onvoldoende
##
D93_DP 17.5 +50
geen oordeel
voldoende
D93_DP 17.4 +50
D93_DP 17.4 +50
onvoldoende
DIJKPAAL tot
D93_DP 17.3 +50
voldoende
DIJKPAAL van
goed
Microstabiliteit
Stabiliteit vooroever
STMI
Resultaat toetsing
STBU
STM
Macrostabiliteit buitenwaarts
Bekleding
STP
Macrostabiliteit binnenwaarts
BK
Hoogtetoets
HT
Piping
Toetsing dijkring 12 IJsselmeer
Eindoordeel toetsing stabiliteit bekledingen STBK
geen oordeel
goed
voldoende
onvoldoende
geen oordeel
nvt
goed
voldoende
onvoldoende
geen oordeel
goed
voldoende
onvoldoende
geen oordeel
goed
voldoende
onvoldoende
geen oordeel
Grastoets buitentalud
onvoldoende
135857,767, 531916,796
D93_DP 0.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
##
-
D93_DP 0.0 +50
D93_DP 0.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
##
-
D93_DP 0.1 +50
D93_DP 0.2 +0
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 0.2 +0
135877,108, 532135,896
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
135877,158, 532135,946
135879,426, 532164,685
-
-
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
135879,476, 532164,735
D93_DP 0.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 0.3 +50
D93_DP 0.4 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 0.4 +50
D93_DP 0.5 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 0.5 +50
D93_DP 0.6 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 0.6 +50
D93_DP 0.7 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 0.7 +50
D93_DP 0.8 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 0.8 +50
D93_DP 0.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 0.9 +50
D93_DP 1.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 1.0 +50
D93_DP 1.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 1.1 +50
D93_DP 1.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 1.2 +50
D93_DP 1.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 1.3 +50
D93_DP 1.4 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 1.4 +50
D93_DP 1.5 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 1.5 +50
D93_DP 1.6 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 1.6 +50
D93_DP 1.7 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 1.7 +50
D93_DP 1.8 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 1.8 +50
D93_DP 1.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 1.9 +50
D93_DP 2.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 2.0 +50
D93_DP 2.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 2.1 +50
D93_DP 2.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 2.2 +50
D93_DP 2.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 2.3 +50
D93_DP 2.4 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 2.4 +50
D93_DP 2.5 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 2.5 +50
D93_DP 2.6 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 2.6 +50
D93_DP 2.7 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 2.7 +50
D93_DP 2.8 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 2.8 +50
D93_DP 2.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 2.9 +50
D93_DP 3.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 3.0 +50
D93_DP 3.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 3.1 +50
D93_DP 3.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 3.2 +50
D93_DP 3.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 3.3 +50
D93_DP 3.4 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 3.4 +50
D93_DP 3.5 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 3.5 +50
D93_DP 3.6 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 3.6 +50
D93_DP 3.7 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 3.7 +50
D93_DP 3.8 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 3.8 +50
D93_DP 3.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 3.9 +50
D93_DP 4.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 4.0 +50
D93_DP 4.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 4.1 +50
D93_DP 4.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 4.2 +50
D93_DP 4.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 4.3 +50
D93_DP 4.4 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 4.4 +50
D93_DP 4.5 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
##
-
D93_DP 4.5 +50
D93_DP 4.6 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
DIJKPAAL van
voldoende
DIJKPAAL tot
goed
Asfalttoets
STBK
Resultaat toetsing
STBK
Steentoets
STBK
Grastoets binnentalud
Toetsing dijkring 12 IJsselmeer
D93_DP 4.6 +50
D93_DP 4.7 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 4.7 +50
D93_DP 4.8 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 4.8 +50
D93_DP 4.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 4.9 +50
D93_DP 5.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 5.0 +50
D93_DP 5.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 5.1 +50
D93_DP 5.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 5.2 +50
D93_DP 5.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 5.3 +50
D93_DP 5.4 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 5.4 +50
D93_DP 5.5 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 5.5 +50
D93_DP 5.6 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
108
Eindoordeel toetsing stabiliteit bekledingen
geen oordeel
onvoldoende
voldoende
goed
geen oordeel
onvoldoende
voldoende
goed
Grastoets buitentalud
Resultaat toetsing
STBK
geen oordeel
onvoldoende
voldoende
goed
nvt
geen oordeel
voldoende
goed
Asfalttoets geen oordeel
onvoldoende
voldoende
DIJKPAAL tot
goed
DIJKPAAL van
STBK
Grastoets binnentalud
STBK
Steentoets
STBK
onvoldoende
Toetsing dijkring 12 IJsselmeer
D93_DP 5.6 +50
D93_DP 5.7 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 5.7 +50
D93_DP 5.8 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 5.8 +50
D93_DP 5.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 5.9 +50
D93_DP 6.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 6.0 +50
D93_DP 6.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 6.1 +50
D93_DP 6.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
D93_DP 6.2 +50
D93_DP 6.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 6.3 +50
D93_DP 6.4 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 6.4 +50
D93_DP 6.5 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
D93_DP 6.5 +50
D93_DP 6.6 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
D93_DP 6.6 +50
D93_DP 6.7 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
D93_DP 6.7 +50
D93_DP 6.8 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
D93_DP 6.8 +50
D93_DP 6.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 6.9 +50
D93_DP 7.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 7.0 +50
D93_DP 7.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 7.1 +50
D93_DP 7.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 7.2 +50
D93_DP 7.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 7.3 +50
D93_DP 7.4 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 7.4 +50
D93_DP 7.5 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 7.5 +50
D93_DP 7.6 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 7.6 +50
D93_DP 7.7 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 7.7 +50
D93_DP 7.8 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 7.8 +50
D93_DP 7.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 7.9 +50
D93_DP 8.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 8.0 +50
D93_DP 8.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 8.1 +50
D93_DP 8.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 8.2 +50
D93_DP 8.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 8.3 +50
D93_DP 8.4 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 8.4 +50
D93_DP 8.5 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 8.5 +50
D93_DP 8.6 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 8.6 +50
D93_DP 8.7 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 8.7 +50
D93_DP 8.8 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 8.8 +50
D93_DP 8.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 8.9 +50
D93_DP 9.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 9.0 +50
D93_DP 9.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 9.1 +50
D93_DP 9.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 9.2 +50
D93_DP 9.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 9.3 +50
D93_DP 9.4 +50
-
-
-
-
-
0 ##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D93_DP 9.4 +50
D93_DP 9.5 +50
-
-
-
-
-
0 ##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D93_DP 9.5 +50
D93_DP 9.6 +50
-
-
-
-
-
0 ##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D93_DP 9.6 +50
D93_DP 9.7 +50
-
-
-
-
-
0 ##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D93_DP 9.7 +50
D93_DP 9.8 +50
-
-
-
-
-
0 ##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D93_DP 9.8 +50
D93_DP 9.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 9.9 +50
D93_DP 10.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 10.0 +50
D93_DP 10.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
D93_DP 10.1 +50
D93_DP 10.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
D93_DP 10.2 +50
D93_DP 10.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
D93_DP 10.3 +50
D93_DP 10.4 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 10.4 +50
D93_DP 10.5 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 10.5 +50
D93_DP 10.6 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 10.6 +50
D93_DP 10.7 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
D93_DP 10.7 +50
D93_DP 10.8 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 10.8 +50
D93_DP 10.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 10.9 +50
D93_DP 11.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 11.0 +50
D93_DP 11.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 11.1 +50
D93_DP 11.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 11.2 +50
D93_DP 11.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 11.3 +50
D93_DP 11.4 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 11.4 +50
D93_DP 11.5 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
109
Eindoordeel toetsing stabiliteit bekledingen
geen oordeel
onvoldoende
voldoende
goed
geen oordeel
onvoldoende
voldoende
goed
Grastoets buitentalud
Resultaat toetsing
STBK
geen oordeel
onvoldoende
voldoende
goed
nvt
geen oordeel
voldoende
goed
geen oordeel
Asfalttoets onvoldoende
voldoende
DIJKPAAL tot
goed
DIJKPAAL van
STBK
Grastoets binnentalud
STBK
Steentoets
STBK
onvoldoende
Toetsing dijkring 12 IJsselmeer
D93_DP 11.5 +50
D93_DP 11.6 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 11.6 +50
D93_DP 11.7 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 11.7 +50
D93_DP 11.8 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 11.8 +50
D93_DP 11.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 11.9 +50
D93_DP 12.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 12.0 +50
D93_DP 12.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 12.1 +50
D93_DP 12.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 12.2 +50
D93_DP 12.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 12.3 +50
D93_DP 12.4 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 12.4 +50
D93_DP 12.5 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 12.5 +50
D93_DP 12.6 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 12.6 +50
D93_DP 12.7 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 12.7 +50
D93_DP 12.8 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 12.8 +50
D93_DP 12.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 12.9 +50
D93_DP 13.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 13.0 +50
D93_DP 13.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
##
D93_DP 13.1 +50
D93_DP 13.2 +50
-
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
D93_DP 13.2 +50
D93_01A +50
-
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D93_01A +50
D93_02A +50
-
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D93_02A +50
D93_03A +50
-
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D93_03A +50
D93_04A +50
-
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D93_04A +50
D93_05A +50
-
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D93_05A +50
D93_06A +50
-
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D93_06A +50
D93_07A +50
-
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D93_07A +50
D93_08A +50
-
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D93_08A +50
D93_DP 14.0 +50
-
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D93_DP 14.0 +50
D93_DP 14.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 14.1 +50
D93_DP 14.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 14.2 +50
D93_DP 14.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 14.3 +50
D93_DP 14.4 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 14.4 +50
D93_DP 14.5 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 14.5 +50
D93_DP 14.6 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 14.6 +50
D93_DP 14.7 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 14.7 +50
D93_DP 14.8 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 14.8 +50
D93_DP 14.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 14.9 +50
D93_DP 15.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 15.0 +50
D93_DP 15.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 15.1 +50
D93_DP 15.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 15.2 +50
D93_DP 15.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 15.3 +50
D93_DP 15.4 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 15.4 +50
D93_DP 15.5 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 15.5 +50
D93_DP 15.6 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 15.6 +50
D93_DP 15.7 +50
-
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D93_DP 15.7 +50
D93_DP 15.8 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 15.8 +50
D93_DP 15.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 15.9 +50
D93_DP 16.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 16.0 +50
D93_DP 16.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 16.1 +50
D93_DP 16.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 16.2 +50
D93_DP 16.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 16.3 +50
D93_DP 16.4 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 16.4 +50
D93_DP 16.5 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 16.5 +50
D93_DP 16.6 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 16.6 +50
D93_DP 16.7 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 16.7 +50
D93_DP 16.8 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 16.8 +50
D93_DP 16.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 16.9 +50
D93_DP 17.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 17.0 +50
D93_DP 17.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 17.1 +50
D93_DP 17.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 17.2 +50
D93_DP 17.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
110
Eindoordeel toetsing stabiliteit bekledingen STBK
onvoldoende
geen oordeel
goed
voldoende
onvoldoende
geen oordeel
Grastoets buitentalud voldoende
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 17.5 +50
D93_DP 17.6 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 17.6 +50
D93_DP 17.7 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 17.7 +50
D93_DP 17.8 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
geen oordeel
-
onvoldoende
## ##
voldoende
-
goed
-
nvt
## ##
geen oordeel
-
onvoldoende
-
voldoende
-
goed
-
geen oordeel
-
onvoldoende
D93_DP 17.4 +50 D93_DP 17.5 +50
DIJKPAAL tot
voldoende
D93_DP 17.3 +50 D93_DP 17.4 +50
DIJKPAAL van
goed
goed
Asfalttoets
STBK
Resultaat toetsing
STBK
Steentoets
STBK
Grastoets binnentalud
Toetsing dijkring 12 IJsselmeer
D93_DP 17.8 +50
D93_DP 17.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D93_DP 17.9 +50
D93_DP 18.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
D93_DP 18.0 +50
D93_DP 18.1 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
D93_DP 18.1 +50
D93_DP 18.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
D93_DP 18.2 +50
D93_DP 18.3 +50
-
-
-
-
-
##
-
D93_DP 18.3 +50
D93_DP 18.4 +0
-
-
-
-
-
##
-
D93_DP 18.4 +0
131546,291, 548315,278
-
-
-
-
-
##
-
131546,341, 548315,328
131514,842, 548321,579
-
-
-
-
-
##
131514,892, 548321,629
131509,953, 548322,506
-
-
-
-
-
131510,003, 548322,556
131483,886, 548327,451
-
-
-
-
131483,936, 548327,501
D93_DP 18.6 +50
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
0
-
-
0
-
-
-
0
-
-
##
-
##
-
0
-
-
0
-
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
0
-
-
0
-
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
-
D93_DP 18.6 +50
D93_DP 18.7 +0
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
-
-
-
-
-
##
-
D93_DP 18.7 +0
131314,921, 548358,752
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
-
-
-
-
-
##
-
131314,971, 548358,802
131276,357, 548366,223
-
-
-
-
-
##
-
0
-
-
0
-
-
-
-
-
-
##
-
131276,407, 548366,273
131268,01, 548367,87
-
-
-
-
-
##
-
0
-
-
0
-
-
-
-
-
-
##
-
131268,06, 548367,92
131223,408, 548395,568
-
-
-
-
-
##
-
0
-
-
0
-
-
-
0
-
-
##
-
131223,458, 548395,618
131224,288, 548403,41
-
-
-
-
-
##
-
0
-
-
0
-
-
-
0
-
-
##
-
131224,338, 548403,46
131229,934, 548436,698
-
-
-
-
-
##
-
0
-
-
0
-
-
-
0
-
-
##
-
131229,984, 548436,748
D91_DP 18.9 +50
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
D91_DP 18.9 +50
D91_DP 19.0 +50
-
-
-
-
-
##
-
D91_DP 19.0 +50
D91_DP 19.2 +50
-
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
D91_DP 19.2 +50
D91_DP 19.3 +50
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D91_DP 19.3 +50
D91_DP 19.4 +50
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D91_DP 19.4 +50
D91_DP 19.5 +50
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D91_DP 19.5 +50
D91_DP 19.6 +50
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D91_DP 19.6 +50
D91_DP 19.7 +50
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D91_DP 19.7 +50
D91_DP 19.8 +50
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D91_DP 19.8 +50
D91_DP 19.9 +50
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D91_DP 19.9 +50
D91_DP 20.0 +50
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D91_DP 20.0 +50
D91_DP 20.1 +50
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D91_DP 20.1 +50
D91_DP 20.2 +50
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D91_DP 20.2 +50
D91_DP 20.3 +50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
D91_DP 20.3 +50
D91_DP 20.4 +50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
D91_DP 20.4 +50
D91_DP 20.5 +0
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
D91_DP 20.5 +0
131784,516, 549602,449
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
111
Hoofdschema dijken STVL
Stabiliteit vooroever
STMI
Resultaat toetsing
STBU
goed
voldoende
onvoldoende
geen oordeel
-
-
D90_DP 15.0 + 50
D90_DP 15.1 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 15.1 + 50
D90_DP 15.2 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 15.2 + 50
D90_DP 15.3 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 15.3 + 50
D90_DP 15.4 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 15.4 + 50
D90_DP 15.5 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 15.5 + 50
D90_DP 15.6 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 15.6 + 50
D90_DP 15.7 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 15.7 + 50
D90_DP 15.8 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 15.8 + 50
D90_DP 15.9 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 15.9 + 50
D90_DP 16.0 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 16.0 + 50
D90_DP 16.1 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 16.1 + 50
D90_DP 16.2 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 16.2 + 50
D90_DP 16.3 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 16.3 + 50
D90_DP 16.4 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 16.4 + 50
D90_DP 16.5 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 16.5 + 50
D90_DP 16.6 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 16.6 + 50
D90_DP 16.7 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 16.7 + 50
D90_DP 16.8 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 16.8 + 50
D90_DP 16.9 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 16.9 + 50
D90_DP 17.0 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 17.0 + 50
D90_DP 17.1 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 17.1 + 50
D90_DP 17.2 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 17.2 + 50
D90_DP 17.3 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 17.3 + 50
D90_DP 17.4 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 17.4 + 50
D90_DP 17.5 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 17.5 + 50
D90_DP 17.6 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
D90_DP 17.6 + 50
D90_DP 17.7 + 50
##
-
-
-
-
##
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 17.7 + 50
D90_DP 17.8 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 17.8 + 50
D90_DP 17.9 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 17.9 + 50
D90_DP 18.0 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 18.0 + 50
D90_DP 18.1 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 18.1 + 50
D90_DP 18.2 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 18.2 + 50
D90_DP 18.3 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 18.3 + 50
D90_DP 18.4 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 18.4 + 50
D90_DP 18.5 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 18.5 + 50
D90_DP 18.6 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 18.6 + 50
D90_DP 18.7 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 18.7 + 50
D90_DP 18.8 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 18.8 + 50
D90_DP 18.9 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 18.9 + 50
D90_DP 19.0 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 19.0 + 50
D90_DP 19.1 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 19.1 + 50
D90_DP 19.2 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 19.2 + 50
D90_DP 19.3 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 19.3 + 50
D90_DP 19.4 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 19.4 + 50
D90_DP 19.5 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 19.5 + 50
D90_DP 19.6 + 50
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 19.6 + 50
D90_DP 19.7 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 19.7 + 50
D90_DP 19.8 + 50
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 19.8 + 50
D90_DP 19.9 + 50
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 19.9 + 50
D90_DP 20.0 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 20.0 + 50
D90_DP 20.1 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
D90_DP 20.1 + 50
D90_DP 20.2 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
D90_DP 20.2 + 50
D90_DP 20.3 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 20.3 + 50
D90_DP 20.4 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 20.4 + 50
D90_DP 20.5 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 20.5 + 50
D90_DP 20.6 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 20.6 + 50
D90_DP 20.7 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
112
geen oordeel
-
##
onvoldoende
-
-
voldoende
##
##
goed
-
##
geen oordeel
##
##
onvoldoende
##
##
voldoende
##
##
goed
##
-
geen oordeel
##
-
onvoldoende
-
-
voldoende
-
##
goed
geen oordeel
-
-
geen oordeel
onvoldoende
##
-
onvoldoende
voldoende
-
-
voldoende
goed
-
##
goed
geen oordeel
-
D90_DP 15.0 + 50
geen oordeel
onvoldoende
##
D90_DP 14.9 + 50
onvoldoende
voldoende
D90_DP 14.9 + 50
voldoende
DIJKPAAL tot
122754,975, 545198,488
goed
DIJKPAAL van
goed
Microstabiliteit
STM
Macrostabiliteit buitenwaarts
Bekleding
STP
Macrostabiliteit binnenwaarts
BK
Hoogtetoets
HT
Piping
Toetsing dijkring 12 Waddenzeekust
Hoofdschema dijken STVL
Stabiliteit vooroever
STMI
Resultaat toetsing
STBU
goed
voldoende
onvoldoende
geen oordeel ##
-
##
-
-
##
D90_DP 21.0 + 50
D90_DP 21.1 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 21.1 + 50
D90_DP 21.2 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 21.2 + 50
D90_DP 21.3 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 21.3 + 50
D90_DP 21.4 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 21.4 + 50
D90_DP 21.5 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
D90_DP 21.5 + 50
D90_DP 21.6 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
D90_DP 21.6 + 50
D90_DP 21.7 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 21.7 + 50
D90_DP 21.8 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 21.8 + 50
D90_DP 21.9 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 21.9 + 50
D90_DP 22.0 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 22.0 + 50
D90_DP 22.1 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 22.1 + 50
D90_DP 22.2 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 22.2 + 50
D90_DP 22.3. + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
-
-
-
##
##
geen oordeel
-
-
-
onvoldoende
-
-
##
voldoende
-
##
##
goed ##
##
##
geen oordeel
##
##
##
onvoldoende
##
##
##
voldoende
##
##
##
goed
##
##
-
geen oordeel
##
-
-
onvoldoende
goed
-
-
-
voldoende
geen oordeel
-
-
-
goed
onvoldoende
-
-
-
geen oordeel
voldoende
-
-
-
onvoldoende
goed
-
-
##
voldoende
geen oordeel
-
##
D90_DP 21.0 + 50
goed
onvoldoende
##
D90_DP 20.9 + 50
D90_DP 20.9 + 50
geen oordeel
voldoende
D90_DP 20.8 + 50
D90_DP 20.8 + 50
onvoldoende
DIJKPAAL tot
D90_DP 20.7 + 50
voldoende
DIJKPAAL van
goed
Microstabiliteit
STM
Macrostabiliteit buitenwaarts
Bekleding
STP
Macrostabiliteit binnenwaarts
BK
Hoogtetoets
HT
Piping
Toetsing dijkring 12 Waddenzeekust
D90_DP 22.3. + 50
D90_DP 22.4 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
D90_DP 22.4 + 50
D90_DP 22.5 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
D90_DP 22.5 + 50
D90_DP 22.6 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D90_DP 22.6 + 50
D90_DP 22.7 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 22.7 + 50
D90_DP 22.8 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 22.8 + 50
D90_DP 22.9 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 22.9 + 50
D90_DP 23.0 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 23.0 + 50
D90_DP 23.1 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 23.1 + 50
D90_DP 23.2 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 23.2 + 50
D90_DP 23.3 + 50
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 23.3 + 50
D90_DP 23.4 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 23.4 + 50
D90_DP 23.5 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 23.5 + 50
D90_DP 23.6 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 23.6 + 50
D90_DP 23.7 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 23.7 + 50
D90_DP 23.8 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 23.8 + 50
D90_DP 23.9 + 50
##
-
-
-
-
##
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 23.9 + 50
D90_DP 24.0 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 24.0 + 50
D90_DP 24.1 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
D90_DP 24.1 + 50
D90_DP 24.2 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 24.2 + 50
D90_DP 24.3 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
D90_DP 24.3 + 50
D90_DP 24.4 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
D90_DP 24.4 + 50
D90_DP 24.5 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
D90_DP 24.5 + 50
D90_DP 24.6 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D90_DP 24.6 + 50
D90_DP 24.7 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 24.7 + 50
D90_DP 24.8 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 24.8 + 50
D90_DP 24.9 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 24.9 + 50
D90_DP 25.0 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 25.0 + 50
D90_DP 25.1 + 50
##
-
-
-
-
##
-
-
##
##
##
##
##
-
##
-
-
D90_DP 25.1 + 50
D90_DP 25.2 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 25.2 + 50
D90_DP 25.3 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 25.3 + 50
D90_DP 25.4 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 25.4 + 50
D90_DP 25.5 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 25.5 + 50
D90_DP 25.6 + 50
-
-
##
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D90_DP 25.6 + 50
D90_DP 25.7 + 0
-
-
##
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D90_DP 25.7 + 0
131141,53, 549981,018
-
-
##
-
-
-
##
-
##
##
##
131141,58, 549981,068
131144,76, 549978,491
-
-
-
##
-
-
-
-
131144,81, 549978,541
D90_DP 25.8 + 50
-
-
##
-
-
-
##
-
## ##
##
##
##
-
-
##
##
##
-
-
-
##
##
##
##
-
-
##
-
##
D90_DP 25.8 + 50
D90_DP 25.9 + 50
-
-
##
-
-
-
##
-
##
##
##
##
-
-
##
D90_DP 25.9 + 50
D90_DP 26.0 + 50
-
-
##
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D90_DP 26.0 + 50
D90_DP 26.1 + 50
-
-
##
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D90_DP 26.1 + 50
D90_DP 26.2 + 50
-
-
##
-
-
-
##
-
##
##
##
##
-
-
##
D90_DP 26.2 + 50
D90_DP 26.3 + 50
-
-
##
-
-
-
##
-
##
##
##
##
##
-
-
##
D90_DP 26.3 + 50
D90_DP 26.4 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 26.4 + 50
D90_DP 26.5 + 0
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
D90_DP 26.5 + 0
131784,516, 549602,449
##
-
-
-
-
-
-
##
##
##
##
##
##
-
-
-
##
##
113
Eindoordeel toetsing stabilite it bekle dingen STBK
geen oordeel
nvt
goed
geen oordeel
goed
voldoende
onvoldoende
geen oordeel
goed
voldoende
onvoldoende
geen oordeel
Grastoets buitentalud
onvoldoende
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 15.0 + 50
D90_DP 15.1 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 15.1 + 50
D90_DP 15.2 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 15.2 + 50
D90_DP 15.3 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 15.3 + 50
D90_DP 15.4 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 15.4 + 50
D90_DP 15.5 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 15.5 + 50
D90_DP 15.6 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
onvoldoende
voldoende
-
-
voldoende
goed
-
D90_DP 15.0 + 50
onvoldoende
D90_DP 14.9 + 50
D90_DP 14.9 + 50
DIJKPAAL tot
voldoende
122754,975, 545198,488
DIJKPAAL van
goed
geen oordeel
Asfalttoets
STBK
Resultaat toetsing
STBK
Steentoets
STBK
Grastoets binnentalud
Toetsing dijkring 12 Wadde nze ekust
D90_DP 15.6 + 50
D90_DP 15.7 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 15.7 + 50
D90_DP 15.8 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 15.8 + 50
D90_DP 15.9 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 15.9 + 50
D90_DP 16.0 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 16.0 + 50
D90_DP 16.1 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 16.1 + 50
D90_DP 16.2 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 16.2 + 50
D90_DP 16.3 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 16.3 + 50
D90_DP 16.4 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 16.4 + 50
D90_DP 16.5 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 16.5 + 50
D90_DP 16.6 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 16.6 + 50
D90_DP 16.7 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 16.7 + 50
D90_DP 16.8 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 16.8 + 50
D90_DP 16.9 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 16.9 + 50
D90_DP 17.0 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 17.0 + 50
D90_DP 17.1 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 17.1 + 50
D90_DP 17.2 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 17.2 + 50
D90_DP 17.3 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 17.3 + 50
D90_DP 17.4 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 17.4 + 50
D90_DP 17.5 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 17.5 + 50
D90_DP 17.6 + 50
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 17.6 + 50
D90_DP 17.7 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
D90_DP 17.7 + 50
D90_DP 17.8 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 17.8 + 50
D90_DP 17.9 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 17.9 + 50
D90_DP 18.0 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 18.0 + 50
D90_DP 18.1 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 18.1 + 50
D90_DP 18.2 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 18.2 + 50
D90_DP 18.3 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 18.3 + 50
D90_DP 18.4 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 18.4 + 50
D90_DP 18.5 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 18.5 + 50
D90_DP 18.6 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 18.6 + 50
D90_DP 18.7 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 18.7 + 50
D90_DP 18.8 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 18.8 + 50
D90_DP 18.9 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 18.9 + 50
D90_DP 19.0 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 19.0 + 50
D90_DP 19.1 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 19.1 + 50
D90_DP 19.2 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 19.2 + 50
D90_DP 19.3 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 19.3 + 50
D90_DP 19.4 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 19.4 + 50
D90_DP 19.5 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 19.5 + 50
D90_DP 19.6 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 19.6 + 50
D90_DP 19.7 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 19.7 + 50
D90_DP 19.8 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 19.8 + 50
D90_DP 19.9 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 19.9 + 50
D90_DP 20.0 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 20.0 + 50
D90_DP 20.1 + 50
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 20.1 + 50
D90_DP 20.2 + 50
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 20.2 + 50
D90_DP 20.3 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 20.3 + 50
D90_DP 20.4 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 20.4 + 50
D90_DP 20.5 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 20.5 + 50
D90_DP 20.6 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 20.6 + 50
D90_DP 20.7 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
114
Eindoordeel toetsing stabiliteit bekledingen STBK
onvoldoende
geen oordeel
goed
voldoende
onvoldoende
geen oordeel
nvt
goed
voldoende
onvoldoende
geen oordeel
goed
voldoende
onvoldoende
geen oordeel
goed
voldoende
onvoldoende
geen oordeel
Grastoets buitentalud
DIJKPAAL tot
D90_DP 20.7 + 50
D90_DP 20.8 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 20.8 + 50
D90_DP 20.9 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 20.9 + 50
D90_DP 21.0 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 21.0 + 50
D90_DP 21.1 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 21.1 + 50
D90_DP 21.2 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 21.2 + 50
D90_DP 21.3 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 21.3 + 50
D90_DP 21.4 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 21.4 + 50
D90_DP 21.5 + 50
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 21.5 + 50
D90_DP 21.6 + 50
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 21.6 + 50
D90_DP 21.7 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 21.7 + 50
D90_DP 21.8 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 21.8 + 50
D90_DP 21.9 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 21.9 + 50
D90_DP 22.0 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 22.0 + 50
D90_DP 22.1 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 22.1 + 50
D90_DP 22.2 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 22.2 + 50
D90_DP 22.3. + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 22.3. + 50
D90_DP 22.4 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 22.4 + 50
D90_DP 22.5 + 50
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 22.5 + 50
D90_DP 22.6 + 50
-
##
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
voldoende
DIJKPAAL van
goed
Asfalttoets
STBK
Resultaat toetsing
STBK
Steentoets
STBK
Grastoets binnentalud
Toetsing dijkring 12 Waddenzeekust
D90_DP 22.6 + 50
D90_DP 22.7 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D90_DP 22.7 + 50
D90_DP 22.8 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D90_DP 22.8 + 50
D90_DP 22.9 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D90_DP 22.9 + 50
D90_DP 23.0 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D90_DP 23.0 + 50
D90_DP 23.1 + 50
-
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D90_DP 23.1 + 50
D90_DP 23.2 + 50
-
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D90_DP 23.2 + 50
D90_DP 23.3 + 50
-
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
-
##
D90_DP 23.3 + 50
D90_DP 23.4 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 23.4 + 50
D90_DP 23.5 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 23.5 + 50
D90_DP 23.6 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 23.6 + 50
D90_DP 23.7 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
D90_DP 23.7 + 50
D90_DP 23.8 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 23.8 + 50
D90_DP 23.9 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
D90_DP 23.9 + 50
D90_DP 24.0 + 50
-
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 24.0 + 50
D90_DP 24.1 + 50
##
-
-
-
-
-
-
##
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 24.1 + 50
D90_DP 24.2 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
D90_DP 24.2 + 50
D90_DP 24.3 + 50
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 24.3 + 50
D90_DP 24.4 + 50
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
D90_DP 24.4 + 50
D90_DP 24.5 + 50
##
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
D90_DP 24.5 + 50
D90_DP 24.6 + 50
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
D90_DP 24.6 + 50
D90_DP 24.7 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D90_DP 24.7 + 50
D90_DP 24.8 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D90_DP 24.8 + 50
D90_DP 24.9 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D90_DP 24.9 + 50
D90_DP 25.0 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D90_DP 25.0 + 50
D90_DP 25.1 + 50
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
D90_DP 25.1 + 50
D90_DP 25.2 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D90_DP 25.2 + 50
D90_DP 25.3 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D90_DP 25.3 + 50
D90_DP 25.4 + 50
##
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
D90_DP 25.4 + 50
D90_DP 25.5 + 50
##
-
-
##
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
D90_DP 25.5 + 50
D90_DP 25.6 + 50
-
-
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
D90_DP 25.6 + 50
D90_DP 25.7 + 0
-
-
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
-
##
-
D90_DP 25.7 + 0
131141,53, 549981,018
-
-
-
-
-
-
-
##
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
131141,58, 549981,068
131144,76, 549978,491
-
-
-
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
131144,81, 549978,541
D90_DP 25.8 + 50
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
D90_DP 25.8 + 50
D90_DP 25.9 + 50
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
D90_DP 25.9 + 50
D90_DP 26.0 + 50
-
-
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
D90_DP 26.0 + 50
D90_DP 26.1 + 50
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
D90_DP 26.1 + 50
D90_DP 26.2 + 50
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
##
-
D90_DP 26.3 + 50
-
-
-
-
-
-
##
-
-
-
##
-
-
-
-
-
-
-
##
-
D90_DP 26.3 + 50
D90_DP 26.4 + 50
-
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
-
-
##
-
-
-
##
D90_DP 26.4 + 50
D90_DP 26.2 + 50
D90_DP 26.5 + 0
-
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
-
-
##
-
-
-
##
D90_DP 26.5 + 0
131784,516, 549602,449
-
-
-
-
-
-
##
-
##
-
-
-
-
##
-
-
-
-
-
##
115
Bijlage F
Scenario
Overstromingsscenario’s
Scenariokans [per jaar]
Cumulatieve scenariokans [per jaar]
Scenariokans [per jaar]
Bijdrage aan de ringkans
Cumulatieve bijdrage aan de ringkans
B
7,48E-03
7,48E-03
1/130
82,21%
82,21%
D
1,44E-03
8,92E-03
1/690
15,82%
98,03%
A
1,32E-04
9,05E-03
1/7.600
1,45%
99,48%
AB
2,69E-05
9,08E-03
1/37.000
0,30%
99,78%
BD
1,74E-05
9,10E-03
1/58.000
0,19%
99,97%
AD
2,39E-06
9,10E-03
1/419.000
0,03%
99,99%
ABD
4,36E-07
9,10E-03 >1/1.000.000
0,01%
100%
BC
1,35E-07
9,10E-03 >1/1.000.000
0,001%
100%
C
5,99E-09
9,10E-03 >1/1.000.000
<0,001%
100% 100%
BCD
3,09E-09
9,10E-03 >1/1.000.000
<0,001%
CD
2,54E-10
9,10E-03 >1/1.000.000
<0,001%
100%
ABC
4,75E-11
9,10E-03 >1/1.000.000
<0,001%
100% 100%
ABCD
7,58E-12
9,10E-03 >1/1.000.000
<0,001%
ACD
1,67E-14
9,10E-03 >1/1.000.000
<0,001%
100%
AC
8,22E-15
9,10E-03 >1/1.000.000
<0,001%
100%
Tabel 24:
Overzicht scenario’s op volgorde van scenariokans (Scenario benaming is opgebouwd uit de ringdelen met een doorbraak).
117
Bijlage G Kansen, gevolgen en risico’s per scenario
Scenario Scenariokans [per jaar]
Scenariokans
Onverwachte overstroming,
Onverwachte overstroming,
Verwachte overstroming,
Verwachte overstroming,
[per jaar]
geen evacuatie
ongeorganiseerde evacuatie
ongeorganiseerde evacuatie
georganiseerde evacuatie
Schade(M€)
Slachtoffers
Schade(M€)
Slachtoffers
Schade(M€)
Slachtoffers
Schade(M€)
Slachtoffers
D
1,44E-03
1/690
2.091
139
2.082
83
2.076
46
2.073
28
B
7,48E-03
1/130
61
5
61
4
61
3
60
2
BD
1,74E-05
1/58.000
2.152
144
2.147
111
2.145
100
2.140
72
A
1,32E-04
1/7.600
40
1
40
1
40
1
40
1
AD
2,39E-06
1/419.000
2.131
140
2.126
108
2.124
98
2.120
70
AB
2,69E-05
1/37.000
106
7
105
6
105
5
105
4
ABD
4,36E-07 <1/1.000.000
2.197
146
2.191
112
2.189
102
2.185
73
BC
1,35E-07 <1/1.000.000
61
5
61
4
61
3
60
2
BCD
3,09E-09 <1/1.000.000
2.326
151
2.320
117
2.318
106
2.313
76
C
5,99E-09 <1/1.000.000
227
7
227
4
227
2
227
1
CD
2,54E-10 <1/1.000.000
2.633
166
2.621
100
2.614
55
2.610
33
ABCD
7,58E-12 <1/1.000.000
2.360
153
2.354
118
2.352
107
2.347
76
ABC
4,75E-11 <1/1.000.000
99
6
99
5
99
4
99
3
ACD
1,67E-14 <1/1.000.000
2.673
168
2.666
129
2.664
117
2.658
84
AC
8,22E-15 <1/1.000.000
785
40
784
31
783
28
782
20
Tabel 25:
Overzicht schade en slachtoffers (gesorteerd op volgorde van bijdrage aan economisch risico (=kans x schade)).
119
Scenario Scenariokans [per jaar]
Scenariokans
Waterstand
[per jaar]
Onverwachte overstroming,
Onverwachte overstroming,
Verwachte overstroming,
Verwachte overstroming,
geen evacuatie
ongeorganiseerde evacuatie
ongeorganiseerde evacuatie
georganiseerde evacuatie
Waterstand Waterstand Economisch IJsselmeer Waddenzee [m+NAP] D
1,44E-03
B BD A
[m+NAP]
Slachtoffer
Economisch
Slachtoffer
Economisch
Slachtoffer
Economisch
risico
risico
risico
risico
risico
risico
risico
Slachtoffer risico
[euro/jr]
[1/jr]
[euro/jr]
[1/jr]
[euro/jr]
[1/jr]
[euro/jr]
[1/jr]
1/690
0,25
2,96
6,02E+05
3,99E-02
2,40E+05
9,58E-03
1,20E+06
2,64E-02
9,55E+05
1,28E-02
7,48E-03
1/130
0,20
3,48
2,50E+05
2,02E-02
1,09E+05
6,79E-03
2,72E+04
1,54E-03
6,78E+04
2,76E-03
1,74E-05
1/58.000
0,26
3,51
2,06E+04
1,37E-03
8,95E+03
4,61E-04
2,24E+03
1,05E-04
5,58E+03
1,87E-04
1,32E-04
1/7.600
0,20
4,24
2,91E+03
1,02E-04
1,27E+03
3,43E-05
3,17E+02
7,79E-06
7,92E+02
1,39E-05
AD
2,39E-06
1/419.000
0,25
4,09
2,80E+03
1,84E-04
1,22E+03
6,17E-05
3,04E+02
1,40E-05
7,58E+02
2,51E-05
AB
2,69E-05
1/37.000
0,20
4,54
1,56E+03
1,10E-04
6,81E+02
3,68E-05
1,70E+02
8,37E-06
4,24E+02
1,50E-05
ABD
4,36E-07 <1/1.000.000
0,25
4,37
5,27E+02
3,51E-05
2,30E+02
1,18E-05
5,73E+01
2,68E-06
1,43E+02
4,78E-06
BC
1,35E-07 <1/1.000.000
0,65
2,99
4,52E+00
3,65E-07
1,96E+00
1,23E-07
4,91E-01
2,79E-08
1,22E+00
4,98E-08
BCD
3,09E-09 <1/1.000.000
0,87
3,00
3,95E+00
2,57E-07
1,72E+00
8,65E-08
4,30E-01
1,96E-08
1,07E+00
3,51E-08
C
5,99E-09 <1/1.000.000
1,21
2,48
2,72E-01
8,40E-09
1,09E-01
2,02E-09
5,44E-01
5,55E-09
4,35E-01
2,69E-09
CD
2,54E-10 <1/1.000.000
1,49
2,51
1,33E-01
8,44E-09
5,32E-02
2,03E-09
2,65E-01
5,57E-09
2,12E-01
2,70E-09
ABCD
7,58E-12 <1/1.000.000
0,86
4,09
9,84E-03
6,37E-10
4,28E-03
2,14E-10
1,07E-03
4,87E-11
2,67E-03
8,69E-11
ABC
4,75E-11 <1/1.000.000
0,73
4,22
2,60E-03
1,65E-10
1,13E-03
5,55E-11
2,82E-04
1,26E-11
7,05E-04
2,25E-11
ACD
1,67E-14 <1/1.000.000
2,14
3,40
2,45E-05
1,54E-12
1,07E-05
5,17E-13
2,66E-06
1,17E-13
6,64E-06
2,10E-13
AC
8,22E-15 <1/1.000.000
2,49
3,09
3,55E-06
1,82E-13
1,55E-06
6,12E-14
3,86E-07
1,39E-14
9,64E-07
2,49E-14
Tabel 26:
120
Overzicht economisch risico en slachtofferrisico (gesorteerd op volgorde van bijdrage aan economisch risico (=kans x schade)).
Bijlage H Colofon
Uitgegeven door Rijkswaterstaat Waterdienst Projectbureau VNK2 Postbus 17 8200 AA Lelystad T. 0320 298411 Betrokken beheerder Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier L. Denekamp P. Goessen M. Boomgaard L. Becker Betrokken Provincie Provincie Noord-Holland M. Lucas Projectteam dijkring 12 Projectleider: M.J. van Reen (Arcadis) Begeleiding vanuit het projectbureau: R.B. Jongejan Projectteam: D.W.H. van Hogendorp (Arcadis) B. de Groot (RPS) P.F.D. Cohen (RPS) R. Nooij (IV-Infra) E. Persoon (IV-Infra) H.G. Fiktorie (Lievense) Kwaliteitsborging Het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) heeft een bijdrage geleverd aan de kwaliteitsborging van dit project.
121