A D R E S S E VA N
D E N
G E N E R A A L
.'
G A S T ON»
OppfT - Bevelhebber van het Contra-
revolutionnaire Leger, aan het F R A N S C H E UIT
HET FRANSCH
V O L K * VERTAALT,
D O O R
U. G. D E Gebooren V A N
TE
C A M B O N j DER WERKEN.
R O T T E R D A M , By C; R: H
A
K
UITTREKSEL
van een Brief uit
van den 14 Meij
Parijs,
1793.
't Z a l u , naar i k a c h t e , niet onaangenaam z i j n , dat ik u het hier nevensgaande Stuk toezende: het is niet alleen belangrijk door deszelfs onderwerp ; maar w e l bijzonderlijk door het u i t w e r k f e l , dat het heeft te weeg gebragt i n alle de plaatfen , welken het heeft kunnen doorloopen. H e t ging zich door geheel Parijs verfpreiden; doch het Comitté der algemeene Veiligheid kreeg 'er tijds genoeg, de lucht v a n , o m het v o o r te komen , en gaf op ftaanden voet bevel o m naauwkeurige huiszoekingen te d o e n , bij alle B o e k v e r k o o p e r s , Koopluiden en R o n d draagers van Tijschriften; waardoor het onmogelijk werdt o m 'er een enkelen afdruk van magtig te worden. E r zijn 'er veelligt geen vier i n P a r i j s ; maar een iegelijk w i l 'er een affchrift van hebben; en de nieuwsgierigheid JS zelfs des te hooger geftegen , o m dat 'er geen middel is o m aan dezelve te v o l d o e n , enz.
A D R E S S E VAN
DEN
G E N E R A A L
GASTON,
Opper • Bevelhebber van het Contrarevoluticnnaire Leger, aan het
F
R
A
N
S
G
H
E
•
V O L K .
" W a a n n e e r bloeddorstige menfchen alle magt overweldigt hebben; wanneer zij een wreed vermaak ftellcn in die magt te gebruiken om verdeeltheden in de huisgezinnen te verwekken, om de ingezetenen tegen elkander in de waapens te jaagen, om het vuur des binnenlandfchen krijgs aan te ftooken, om al wie deugt bezit ten val te brengen ^ verbannen en vermoorden, dan is het het geheel menschdom dat zij aanvallen, en het is ook aan het menschdom , dat het recht toekomt om wraak te vorderen. De ftem der menfchelijkheid heeft zich federt twee jaarcn dikwerf in Vrankrijk doen hooren; maar derzei ver klagten ; maar derzelver noodkreet zijn niet dan bij tusfchcnpoozingcn doorgedrongen, dewijl de monsters, die haar verfcheurden, noch binnen de paaien moesten blijven; dewijl zij beteugelt werden door de magt eens Konings ; dewijl zij tijd nodig hadden om wanbedrijven te fineeden , te beftemmen en uit te voeA 2 ren
( 4 ) ren — de Koning is niet meer; zijn doorluchtig hooft is gevallen voor het flagzwaart der moordenaaren, en dé laage booswichten hebben een einde gemaakt van de langduurige en wreede folteringen , die zij hem federt de laatfte jaaren zijner regeering hebben doen lijden, door al de misdaaden en gruwelen welke de wraakzucht, de haat, en woede ooit hebben voortgebragt. Rampzalig zij, die niet dan den mensch in den perfoon van Lodewijk den X V I . befchouwt hebben; dezen zijn niet in ftaat om de tallooze rampfpoeden , die hun over het hooft hangen, en, die zij op het punt zijn op hun te zien uitbarsten, te ontwijken; zij zijn niet waardig de wreckers van den Koning te weezen. Het is ook geenzins tot die lafhartige en bedorven ftervelingen, dat ik mij hier richte; het is tot die, welken flechts gedwaalt hebben, maar teffens noch vatbaar zijn voor cenig menfchelijk gevoel voor hunne medefchepfels en voor hunne eigen belangen. Het is tot de deugtfaame, tot de goede, tot de waare Franfchen. Moge het kout gebeente van den rechtvaerdigften, den ongelukkigften der Vorsten ; mogen de traanen van het ontroerd Europa de harten vertederen , die niet dan vijandfchap voor hem ademden! Moge de drift der wraak in alle zielen dringen ! Moge de waarheid der gebeurtenisfen, die ik hier gaa affchetfen, aan alle Franfchen , aan alle volken een zelfde gevoel, een zelfde verlangen inboezemen, dat is, om in het bloed dier medogenlooze overweldigers de brandfakkels uit te dooven, die zij hebben ontItoo-
( 5 ) flooken om alles in v u u r en vlam te zetten en verwoesten. D e deugt kon niet langer blijven beftaan in het verblijf der boosheid: Lodevvijk was deugtfaam, Lodewijk was een C h r i s t e n , Lodevvijk was een eerlijk man ; Lodevvijk moest dus van kant — Lodewijk is dood zij„ dood beftond in de aller ichandelijkfte ftraffe. Lodevvijk zoude noch heertenen, indien hij een dwingeland waare geweest; maar Lodewijk was rechtvaerdig, hij wi s menschhevend, en g e v o e l i g , en Lodevviik is gevallen v o o r den bijl zijner onderdaanen, die zijne beulen waareri geworden. Gij Franfchen ! gij volken van E u r o p a .' gij v o l k e n der aarde! zult gij het gelooven? L o d e wijk is niet meer, om dat hij een goede K o n i n g was ; o m dat hij i n alle de oogenblikken ziin's k e v e n s , i n al]e de oogenblikken zijner regeering getoont heeft de vader en vriend zijner onder! daanen te weezen! H i j is fchuldig verklaart ge. w o r d e n , o m dat hij het recht handhaafde, o m dat hij de wetten deed fpreeken 'ten voordeele der rampfpoedige en tallooze flachtoffers van de barbaarschheid zijner vijanden : o m dat hij het geweld te keer g i n g , de aanflagen ontmaskerde, en de faamenfpanningen verijdelde. M e n heeft het hem tot een misdaad gerekent, dat hij de m a g t , die men hem had aanbetrouwt, heeft uitgeoeffend, e n , dat hij zich bediende van een gezacb , dat hem was gegeeven door de geheele N a t i e , die 'er zich aan onderworpen h a d ; en 't welk hij niet heeft doen gelden, dan om haar te A 3 be-
(O befchermen en verdedigen. — Ongelukkige L o dewijk ! rampfpoedig Vorst ! Wat zoude dan thans die ondankbaare Natie, die u zoo wreedeÜjk is afgevallen , denken indien gij , in plaats van met moed en ftandvastigheid tegenweer te bieden, gelijk gij gedaan hebt aan de misdaadige en barbaarfche ondernecmingen uwer vijanden, u met hun eedgefpan vereenigt, en deel genoomen had in alle hunne euveldaaden ? maar uwe gevoeligheid , maar uwe liefde voor uw volk maar uwe oprechtheid, maar uw geweeten beftuurden alle uwe bedrijven, en alles was deugt in u , toen de deugt een misdaad was-! Lodewijk! — mijn geweezen Koning ! — mijn gewcezen Meester! het is thans, nu gij niet meer zijt; thans nu de wraakzucht verzadigt i s , en nu de beguicheling van den haat, of liever het vermaak van uw hooft te zien vallen, is voldaan; thans, nu uw bloedend lijk, in h a ftof ter neergezonken, niet dan een voorwerp van traancn en droefheid is, en aan de booswichten geen hulp. middel overlaat om de verdwaaltheid des volks te doen voortduuren, en de affchuwelijke verdenkingen tegen uw Koninglijke Perfoon leevenAltx te houden; thans nu 'er voor de waereld niets mter van u over is, dan uwe nagedachtenis, dat men uwe nagedachtenis moet beoordcelen: 't is deeze waar over Vrankrijk het vonnis zal vellen; en bij dit vonnis zal het uwe onfchuld ontdek, ken- het zal bloed - traanen Horten op uw graf, op uw onbezielt gebeente; het zal in hun, die u veroordeelt hebben , de overweldigers van "• , uwen
C
7 )
uwen Throon zien , de wreede tirannen uwes volks, de monsters, die uwen va] bcfloten hebben , en geheel Vrankrijk zal opftaan om eene misdaad te doen boeten , die het onteerd ; en — Vrankrijk zal u wreeken. Indien het Franfche .Rijk ooit reden had om zijne ftem, zijne treurige klaagftem te verheffen, dan is het gewisfelijk bij eene omltandigheid, waar in een der grootfte Monarchen van de waereld zijne dagen heeft zien korten, door het ondergaan der wreedftc ftraffe, en zijne onderdaanen ten prooi heeft moeten laaten aan de eerzucht en razernij der faamenfpannclingen, die elkander zijne kroon betwistten; dan is het in een tijdffip, waar in het de moorders van dien onfchuldigen V o r s t , bekleed ziet met alle zijne magt, om dezelve te doen dienen, om alle de geenen te doen fidderen , die geen deel willen neemen in hunne euveldaaden , noch dcrzelver tirannij willen toejuichen; dan is het wanneer het die barbaaren , noch druipende van het bloed van hunnen Meester , zijne nagedachtenis ziet bevlekken, zijn gebeente overgeevcn aan de verachting; en lasteringen hoort uitbraaken op zijne asfche, om de wroegingen des volks te fmooren, desfelfs mededoogen te verbijsteren, en 'er zich een fchutsmuur van te maaken , tegen de Ko_ ninglijke Waardigheid — tegen de Koninglijke Waardigheid, zonder welke Vrankrijk voortaan niet anders weczen kan, dan een ruim uitgeftrekt bloedbad. — Welke booswichten! Welke monsters ! Zij wilden aan de elendelingen, die zij beA 4 zoi«
(
s)
zoldigden, het fchouwfpel geeven van een onttroonden — van een gevangen — van een onthalsden K o n i n g , o m , na dat affchuwelijk t o n e e l , tegen het v o l k eene tirannij , zonder voorbeeld uit te oeffenen. Z i j hebben dit oogmerk bereikt — maar welke ftroomen bloeds hebben zij niet moeten doorwaaden ! O v e r hoe veele lijken heb-, ben zij niet moeten heenen ftappen, o m het zoo verre te brengen! in 't k o r t , zij hebben zich tot volftrekte geweldenaars g e m a a k t ; terwijl zij de Staatsgefteltenis, en alle Goddelijke en menfchelijke wetten o m verre r u k t e n , terwijl zij de gantfche N a t i e b r a v e e r d e n , van welke zij zich beroemen de reprefentanten te z i j n , bedreigende met nieuwe verfchrikkingen de geenen, die moeds genoeg zouden hebben , o m zich aan te k a n t e n , tegen de nieuwe aanflagen die zij fmceden. M e n behoeft zich flegts het gedrag te herinneren van die wreedaards , ten aandien van h u n doorluchtig flachtoffer , o m zich een denkbeeld te maaken van de buitenfpoorigheden, w a a r a a n zij zich hebben overgegceven, en tot welken zij noch verder hunne woeste verbijstering kunnen brengen, o m zich tegen hun op te w e r p e n , en o m z i c h een Godsdienstigcn pligt te maaken, v a n dc allerfpoedigfte en ontzagchelijkfie weerwraak. M e n z a l , als men hunne handelwijze nadenkt, zien , dat het hooft des Konings reeds veroord e e l was , lange v o o r dat die kanibaalen eenig voorwendzel vonden o m het te doen v a l l e n ; men z a l zien , dat zij zelfs de moeite niet hebben genomen o m de bloeddorst, die hen verteerde, te ont-
( 9 ) ontveinzen, en, dat zij zelve de moordtoneelen hebben geopend, welken die verfchrikkelijke te rechtftelling hebben te weege gebragt. Lnndgenooten! het is niet dan door u het affchuwelijk tafreel der wanbedrijven van de booswichten , die u verdrukken , onder het oog te brengen , dat gij beweegredens zult vinden om hunne bedrieglijke taal te mistrouwen, en teffens moed , om u te verdedigen tegen de gecsfels, waar mede de regeeringloosheid en het willekeurig gezach u bedreigen. Wat heeft het hooft van Lodewijk doen vallen? de fchanddaaden van den 10 Augustus; — maar was Lodewijk daar aan fchuldig? Neen! Indien Lodewijk aan die moorden fchuldig waare geweest, zoude hij zulks niet geweest zijn jegens de Natie; maar alleen jegens de fchelmachtige faajigezwoornen , die zijnen ondergang beflooten. Gewisfelijk de booswichten zouden dien ongelükkigen Vorst niet fchuldig geacht hebben , als het lange jan-hagel, dat op dien zelfden dag zijn Paleis kwam beftormen, ongeftraft de beledigingen had durven vernieuwen , die het hem had doen ondergaan op den 20 Junij — maar Lodewijk herinnerde zich met fmart den hoon, en de verguizingen, die hem zoo kortelings door het gemeen waaren aangedaan : hij herinnerde zich met fchrik, dat zijne Waardigheid gefchonden was geworden, en dat zijn leeven, en dat van zijne Familie aan het dreigendfte gevaar was blootgefteld geweest. Lodewijk had het bedrijf van den 20 Junij, dat niet min vernederend als A 5 hart-
C 10
)
hartsrievend voor hem geweest w a s , niet aang e t e r g t ; hij zoude van dien dag a f , de m a g t , die hem was aanbetrouwt , hebben kunnen gebruiken , om dat verachtelijk rapaille te beteugelen en verdelgen ; maar hij verkoos liever het zelve te woord te ftaan, en in deszclfs begeerte te ftcmmen, o m het te bevredigen; en dus heeft hij deszelfs onmenfchelijkheid o v e r w o n n e n , door te deen g e l o o v e n , dat hij die menfchelijk v o n d : hij heeft de d o l k e n , gereed o m hem te treffen, tegen gehouden, door die monsters getuigen te doen zijn van de gerustheid van zijn hart : hij heeft zijn leven gered, door het aan hunne razernij toe te v e r t r o u w e n : hij heeft hen ontwaap e n d , door de herhaalde verzekeringen, dat hij hen deugtfaam dacht te weezen. D i t toneel , het welk geheel E u r o p a deed fidderen , vereischte van de Nationaale Vergadering een geducht, en zoo fterk dreigend D e creet , dat het gemeen niet ligt weder zoude hebben durven beftaan o m het te vernieuwen —• Lodewijk en geheel E u r o p a verwachte z u l k s , met des te meer g r o n d , o m dat die V o r s t een (geconftitneert) gevestigt gezach h a d : dat die zelfde V o r s t , belast met de uitvoerende m a g t , behoorde geëerbiedigt te w o r d e n , o m de V e r gadering achting bij te zetten ; dewijl de decreeten dier Vergadering niet konden ter uitv o e r gebragt worden , dan door H e m . D o c h de Vergadering verwaardigde zich echter niet o m het Oppergezach van het R i j k te verdedigen: zij keurde door haar ltilzwijgen het gedrag van
( u ) van het rapaille goed, en vond zeer edelmoedig, dat het gehoorzaamt had aan de ftem van den Meijer , die het had aangefpoort , en dat hetzelve het Paleis van den Koning verhaten had, zonder zijn bloed te doen ftroomcn, zonder de Koningin en de Koninglijke Familie te vermoorden! De faamgezwoornen, die in dat tijdsgewricht de Nationaale Vergadering uitmaakten, ik zegge het openlijk u i t , waaren de vijanden van den Koning : zij hadden reeds de vernietiging van zijn Gezach , de omkeering van het Rijk, het omverwerpen van den T r o o n , de wanbedrijven van den 10 Augustus, de gevangenis van den Vorst, en zijn dood, beflooten. Het diep ftilzwijgen, het welk die booswichten in acht namen, federt de belediging aan den Koning in zijn Paleis gedaan, ftrekt hier van ten bewijze. Het is ontwijffelbaar dat de faamgezwoorenen den Meijer Petion deeden werken, en dat die Meijer meester was van het gemeen; doch het geen noch een fterker getuigenis draagt van de onderlinge vcrftandhouding, en van de geheime famenftemmingen dier geweldenaaren, is de zonderlinge bezorgtheid, die zij hadden om de handelwijze van den Meijer te rechtvaerdigen , na die verfchrikkelijke gebeurtenis , waar van hij de voornaamfte uitvoerer was ; en teffens de oplettenheid, die zij hadden van hem in zijne bediening te herftellcn tegen den dag der federatie , dag, op welken de roovers van het zuiden zich in Parijs moesten laaten vinden, niet alleen A 6 om
(l») öra ds horde der bandieten, onder de betaaling van dien M e i j e r , te vergrooten ; maar tcffens o m die elendelingen aan te moedigen tot het uitvoeren der gewigtigfte aanflagen. Ik zal niet fpreeken van alle de beledigingen, die de K o n i n g geduurende zijnen voortgang van wegen het laage gemeen heeft moeten onderg a a n ; ik z a l mij vergenoegen met het aan den dag leggen van alle de wanbedrijven der V e r gadering en gaa derzelver gedrag federt die gebeurtenis over weegen. D e Vergadering had het bijeenbrengen van tienduizend moordenaars onder de muuren v a n Parijs gedecreteert; zij had die bijéénbrenging gedecreteert op de enkele voorftelling v a n den Minifter Servan ; dit was o n w e t t i g , het was volftrekt ftrijdig met de Conjlitutie; dewijl de Vergadering gecne vermeerdering van Krijgsmagt konde decreteren , dan op den eisch des K o n i n g s : de K o n i n g , die altoos zijne getrouwheid had doen blijken aan de Constitutie, die hij bczwooren had , zoude geen Decreet hebben kunnen fanctioneeren, het welk rechtftreeks ftrijdig was met de Conjlitutie; hij zoude zulks niet hebben kunnen doen , zonder zich tot een mcineedigen te maaken , en de Vergadering zoude dus de ftraf hebben moeten uitoeffenen tegen den Minifter die deeze baarblijkelijke fchending had aangeftookt; maar de faamgezwoornen der Vergadering hadden tienduizend moordenaars nodig , die zij onder de muuren v a n Parijs riepen ; zij hadden die nodig o m ze te
( 13 > te Hellen tegen de Nationaale Garde ; zij had:den die nodig o m de wanbedrijven ter uitvoer te brengen, die zij fmeedden o m den moord te v o l t r e k k e n , die op den 10 Augustus heeft plaats gehad. H e t Decreet werdt dan gehandhaaft, en de K o n i n g werd gedrongen o m het te fanctioneeren. D e weigering v a n den M o n a r c h had reeds zijn leeven en dat v a n zijne Familie i n gevaar gebragt, bij de gebeurtenis v a n den 20 J u n i j ; maar hij moest het noch vrij fterker •in de waagfchaal H e l l e n , toen de moordenaars, die hij v a n Parijs verwijdert had willen houden^ .zich aldaar vereenigden , door de Vergadering ontfangen, en door de plunderbenden v a n den Meijer toegejuicht w e r d e n , betaalt door de Vergadering o m 'er h u n verblijf te h o u d e n , en alles voortebereiden v o o r de gebeurtenis v a n den 10 Augustus. A l l e de geconftitucerde corpfen , a l , wat met gezach bekleed w a s , had klagten ingebragt, en verheften ccn a l a r m k r e e t , tegen eene bende, meerendeel beftaande uit galeijroeijers en verachtelingen; een iegelijk had de Vergadering gefmeekt o m ze v a n de hoofdftad te verwijderen en ze naar de Legers te zenden: de Vergadering was d o o f v o o r die klagten; zij ontfing op nieuw die monfters; zij koesterde dezelve i n haaren boez e m ; zij verfpildde haare zittingen i n ze door de vergaderzaal te laaten defileer en, en wist v o o r wendzels te vinden o m ze bij haar te h o u d e n , t o t op het oogenblik der uitbarfting.
D i e uitbarfting moest gefchieden op den 10 A u g u s t u s ; maar dewijl de moordenaars, verzekert A 7 van
( 14 ) van de befcherraing der Vergadering, federt eenige dagen zich alomme met opgeheven hoofden vertoonden, en niet langer hunne oogmerken verbergden, had de Koning den tijd om toebereidzels te maaken om geweld met geweld te keer te gaan , en om het gezach , dat hem was toebetrouwt te doen eerbiedigen. De Koning maakte toebereidzels ; hij wenschte , dat de Conjlitutie hem konde toelaaten van zich te flellen aan het hooft zijner heldhaftige befchcrmers , en dezelve aan te moedigen door zijne tegenwoordigheid en moed; doch de Conjlitutie liet zulks niet toe, en hij had gezwooren aan dezelve getrouw te weezen. — ' E r was dan niets anders voor hem over, dan zich te vertrouwen op de onverfaagtheid zijner Garde en op de Nationaale Legioenen, die voor zijn geheiligden en onfchendbaaren Perfoon moesten waaken, en de uitkomst af te wachten in zijn Paleis , of zijn toevlugt te neemen in den boezem der Vergadering. De rampfpoedige Monarch door den een verraaden, door den ander verlaaten, had geen ander middel om zijn leeven, en dat van zijne Familie te beveiligen ; hij wierp zich dan in den arm der Vergadering — maar konde hij zich in dat tijdftip verbeelden, dat die Vergadering was te faamgefteld uit de hoofden zijner moordenaaren ? Het duurde nochthans niet lang, of hij zach 'er zich van overtuigt, en bemerkte wel haast, dat zijne Majesteit verbeurt was; dat hij niets meer zoude zijn; dat hij zelve en zijne Familie in het ver-
C
' 5 )
v e r v o l g blootgeiteld zoude weezen aan allerlei fchande en v e r g u i z i n g e n , en ontwijffelbaar aan de ftraffc zouden worden overgelevert. D e Vergadering, niet mede pligtig zijnde aan de affchuwelijke gebeurtenis, die 'er i n de T h u i l l e ries was v o o r g e v a l l e n , en wezenlijk bezorgt over het lot des K o n i n g s , die i n derzelver taaie een geconftitueert gezach h a d , zonder het welk haar eigen gezach onvolledig w a s , zoude haare zittingen hebben afgebrooken, en zich geheellijk heb. ben overgebracht naar de plaats der oproerigheid , om de gruwelen te beteugelen; maar de Vergadering verlangde niets liever dan haar gezach te vereenigen met dat van den M o n a r c h , dien zij opofferde , en haare tegenwoordigheid zoude den w e g , dien zij zich gebaant had tot de dwingelandij , hebben toegeflooten. Zij droeg w e l zorg van zich niet i n te laaten met het l o t v a n den V o r s t en zijne F a m i l i e , en wachtte i n gerustheid de uitkomst af van die bloedige gebeurtenis. D e M o n a r c h ontvlugt zijn Paleis , vervolgt door m o o r d d o l k e n , fleepende, onder het ftorten v a n de bitterfte traanen, zijne wanhoopige F a milie met z i c h ; hij dringt i n de Vergadering en fielt een deerniswaardig fchouwfpel ten toon — de barbaaren befchouwen hem — zij ontroeren niet — zij worden niet vertedert op het gezicht der doorluchtige rampfpoedigen — zij gevoelen niet dan het vermaak van het wanbedrijf — zij ftaan in beraad o f zij de ongelukkigen ontfangen z u l l e n ; dan o f zij dezelve i n de moorddol-
(
16 )
dolken z u l l e n werpen. Zij hebben de ö n b c fchaamtheid om de Conjlitutie in te roepen, die zij bijna dagelijks gefchonden h e b b e n , en die ftj hebben voorgenomen te vernietigen — zij pleegen met dezelve raad, om te weeten o f zij hunnen K o n i n g zullen ontfangen ; dan o f zij hem v o o r de Balie zullen zenden, o m 'er zijn lot te hooren befüsfchen. — E n zulke menfehen zijn h e t , die zich vermeeten ons te willen regeeren! G r o o t e G o d ! met welk een moed was dan die doorluchtige F a m i l i e b e z i e l t , o m zulke beledigingen en verguizingen te kunnen vefdraagen, als zij geduurende twee dagen, die haare wreede gevangenis v o o r af zijn gegaan , van die booswichten heeft moeten ondergaan!
H e t l o t van Lodewijk wordt eindelijk beflischt. — ' E r wordt gedecreteert, dat hij met zijne F a milie i n den T o o r n v a n den T e m p e l zal opgel l o o t e n worden. — Vrankrijk heeft v a n dat oogenblik af geen K o n i n g meer — de uitvoerende M a g t werdt door de Vergadering o v e r w e l digt — de Conjlitutie is vernietigt — de V e r g a dering krijgt een willekeurig gezach en de Franfchen worden haare flaaven; H o e ! gij v o l k ! g i j , zoo moedig, zoo g e t r o u w , zoo v o l eer, gij z u l t u kunnen vernederen, o m de W e t te ontfangen v a n een hoop ecrlooze fchelmen , bevlekt met wanbedrijven ; van de overweldigers van den T r o o n uws Konings , v a n zijne moordenaars, v a n zijne beulen? ö V o l k ! moge ik u al de verontwaardiging, die ik gevoele, terwijl ik u van h u n fpreeke, inboezemen! M o g e ik u doen dcelen
Ci7) len i n het befluit, dat ik genomen hebbe van te fterven met de waapens i n de v u i s t , en niet af te ftaan van de w r a a k , en van de glorie van den naam van F r a n s c h m a n ; dan met het verlies van het leeven. H o e ! zijn de b o o s w i c h t e n , na de euveldaaden waar bij ik hier ben blijven ftilftaan, ten einde de geheele waereld daar van de affchuwclijkheid te doen gevoelen — hoe! zegge i k , z i i n de boos. wichten , die den K o n i n g veroordeelt hebben niet bevreest geweest, dat geheel V r a n k r i j k een kreet van verontwaardiging en woede op h u n z o u w e r p e n , en hen verpletteren i n het afgrijsfelijk m o o r d h o l , daar zij zulke aanflagen gefmeed hebben, en daar zij zich noch bezig houden met het beraamen van nieuwe gruwelen ? H e l a a s ! wanneer de geesten é é n m a a l door fchrik beroert z i j n ; dan kan m e n , zonder bevaar alles waagen — dan kan men ftraffeloos alle euveldaaden ter uitvoer brengen; dan kan men de wetten fchenden; z i c h het leeven der menfehen tot een fpeelpop maaken , en al wat heilig is met den voet trappen. D e Perfoon des Konings was h é % en o n fchcndbaar — de dwingelanden hadden zijnen dood beflooten , en de K o n i n g is onthalst geworden. D e Conjlitutie was h e i l i g , en onfehendbaar; zij had alle de magten verdeelt — de Conjlim. tie is vernietigt en alle de magten z i j n ' i n ce Handen der faamgezwoornen.
De
( i8 ) D e Conjïitutie, was de algemeene W e t , de erkende W e t , bezwooren door den K o n i n g en door de gantfche Natie — de faamgezwoornen hebben begeert, dat hun w i l i n derzelver plaats k w a m e , en hun w i l is de eenige W e t van den Staat geworden. ' D e W e t vereischte de vijf zesde dcelen der ftemraen , o m een fchuldigen ter ftraf te brengen — de onfchuldige Lodewijk heeft die W e t ingeroepen ; zij zoude hem befchermt hebben 'tegen de woede zijner moordenaaren — maar zij wcrdt door hun verworpen. Parijzenaars ! zij hebben hem veroordeelt ! zij hebben hunnen K o n i n g gevonnist — de goede , de deugtzaame Lodewijk ! Zij hebben hem ter dood verweezen ! ö H e m e l ! — ongevoelig V o l k ! lafhartig V o l k ! dat u tot beul hebt gemaakt van den Grootften M o n a r c h , •welken de H e m e l ooit aan V r a n k r i j k gegecven had. Gij hebt eene zoo ongehoorde fchending van uwe W e t t e n en van de N a t u u r k u n nen gedoogen ! — Gij hebt zijn doorluchtig H o o f t kunnen zien vallen ; zonder 'er tegen opgeftaan te z i j n ; zonder de drift der wraak te gevoelen! — M a a r , wat zegge i k ? i k verdwaale m i j ! ik fpreek tot een V o l k , dat al het gevoel der menfchelijkheid verlooren h e e f t : tot een V o l k , dat noch ftand vastigheid, noch m o e d , n o c h t r o u w bezit ; tot een V o l k , dat z i c h vrijwillig nederbuigt v o o r den bijl der wreedaards , die zijnen K o n i n g vermoord hebben ! N e e n , verbastert V o l k ! het is niet tot u , dat ik mij wen-
( 19 ) wende om het Franfche R i j k , en mijn V a d e r land te wreeken. — Gij zijt niets meer ! — Gij kunt niets meer; dewijl gij de lafhartigheid hebt gehad om a l het gezach te laaten overweldigen , door hun , die zich uwe Vertegenwoordigers noemen ; dewijl gij gcene ftcm v a n verontwaardiging hebt doen hooren tegen het Decreet dat uwe nietigheid verklaarde ; dat u beroofde v a n het recht van uwen K o n i n g te redden , en dewijl gij de monfters niet hebt doen vergaan , die zijne tercchtftelling hebben bevolen en uitgewerkt.
B e e f , ondankbaar, verachtenswaardig V o l k ! beef n u v o o r u zelve — u w e zoogenaamde reprefentanten zijn gewaapend met al het gezach ; zij zijn volflagen dwingelanden! verwagt nieuwe wanbedrijven ! nieuwe bloedtoneelen, nieuwe moorden! verwacht teffens, alle I n w o o ners der Steden en der Landftrcckcn, alle waare Franfchen welhaast op Parijs te zien a a n v a l l e n , om door het ftraffen der moordenaaren en hunne medepligtigen, hunnen K o n i n g , hunnen V a d e r , de W e t t e n , den T r o o n en de N a t u u r te wreeken. ö Gij bcwooners van alle Steden , van alle oorden v a n V r a n k r i j k , en g i j , V o l k e r e n v a n alle ftreeken van E u r o p a ! tot u is h e t , dat de menschheid z i c h ' k e e r t ! 't is u , die zij aanfchreid — 't is u , die zij bezweert o m de wreekers te zijn van den ongelukkigen L o d e w i j k den X V I . — o m de wreekers te zijn van geheel Vrankrijk — 't is u , die zij bezweert o m het fchoonfte Koningrijk van de Waereld te. be-
( >o ) befchermen, tegen de r a m p e n , welken de booswichten 'er aan toebereiden. — H o e oneindig zijn niet reeds die rampen, en welk een diepen afgrond gaat de dood van Lodewijk daar aan openzetten ! H o e ! de Franfchen hebben een omkeer v e r w e k t , o m eenige dwaalingen te verbeteren , en zij hebben zich neergeboogen onder het juk van de alleraffchuwelijkfte, van de allerwreedfte tirannij! H o e ! zij hebben een deficit van 66 Millioenen willen d e k k e n , en hebben de Jaarlijkfche Schuld vermeerdert met meer dan 600 M i l l i o e n e n ! — H o e ! zij waaren i n V r e d e met geheel E u r o p a ! en zijn i n O o r l o g met alle hunne Nabuuren ! — Hoe ! zij waaren i n het bezit v a n rijke, vreedfaame, en gezegende V o l k plantingen, en dreeven een bloeijenden handel; en alle die voordcelen zijn in rook verdweenen en vernietigt — H o e ! geheel V r a n k r i j k genoot eene volmaakte r u s t ; •— de Godsdienst werdt 'er aangebeden; de W e t t e n , door het befchermend gezach g e ë e r b i c d i g t ; en thans wordt het verfcheurt door faamenfpanningen ! de tirannij en binncnlandfche twist maaken het tot een bloedbad! — de Godsdienst wordt 'er veracht! •— de W e t t e n met den voet vertrapt ! — de eigendommen overweldigt! — de Burgers in de gevangenis geworpen , veroordeelt en o n t z i e l t , naar willekeur van bandieten en boosdoeners, die z i c h verlustigen i n wanbedrijven — en -alle waare Franfchen , alle V o l k e n der aarde zouden zich niet te faam vcreenigen om die eerzuchtige en heillooze monsters te verdelgen Fran-
( 2 1 )
Franfchen ! braave , deugdfaame Franfchen! voor u is het, dat ik thans den Oorlog aanvoere •— het is die van de eer tegen de fchande — 't is die der deugt tegen het wanbedrijf. — Mijne zegepraal is gewis ! Franfchen gord de waapens aan ! — Uwe belangen — uwe bezittingen — uwe vrouwen — uwe kinders — uwe rust — uwe eer — het welzijn van het gantfche Rijk, alles gebied het u. Laat ons de monsters ter nedervellen, die onzen Koning hebben omgebragt! Laat ons hun een gezach ontrukken, het welk Lodewijk de X V I I . , het welk geheel Vrankrijk, het welk de Natuur opeischt — ja — de Natuur ! de Natuur is op het wreedfte door die eerloozen verfcheurt geworden! zij is fchandelijk beledigt in den Perfoon des Konings; zij is beledigt geworden , toen die Vorst, het appel van het vonnis zijner moordenaaren bij zijn V o l k , bij zijne deugtfaame en goede onderdaanen invorderende , geen recht konde verkrijgen. — Zij is noch ffccrker gehoont geworden, toen men dien ongelukkigen Monarch, op zijne bede een uitftel van drie dagen weigerde , om zich te bereiden om voor God te verfchijnen; eene genade, die zijne Godsvrucht affmcekte , eene genade , die men niet ontzegt aan den fnoodften booswicht. — In 't kort zij werdt beledigt wanneer die rampfpoedige V o r s t , op het punt om neder te buigen voor den bijl, die zijn hooft moest doen vallen , zelfs de vrijheid niet mogt verwerven om zijne onderdaanen te vertederen als mensch • dewijl het hem niet mogelijk was hun zijne be!
lan-
( 22 )
langens voor te draagen als Koning, en wanneer men hem zelfs noch het genoegen benijden dorst, om zijn laatft vaarwel tot zijn Volk uit te boezemen , en eenige weinige traanen met het zelve te ftorten, over de ongelukken, waar mede het door zijn dood bedreigt werdt. Het hart wordt verfcheurt van droefheid, als men zich het lijden , en de gruwelen , die men den rampfpoedigen Lodewijk den X V I . heeft doen ondergaan , voof oogen fielt; maar het wordt verbrijzelt als men dien onvergelijkeliiken Monarch befchouwt in zijne laatfte oogenblikken, daar men hem zijne Gcmaalin, zijne Kin-ders, zijne Zuster tot zich ziet roepen; daar hij de open armen naar hun uitftrekt , zonder hen te zien verfchijnen, zonder meer van hun te mogen hooren ; maar, in plaatfe van die doorluchtige en teergeliefde wcezens te aanfchouwen zich omringt ziet door wreedaards, die, druipende van bloed, en afgerecht op wanbedrijven , in verbeelding zijne ziel verflinden, en tot in zijne gedachten trachten te dringen, om eene reden van befchuldiging tegen hem te vinden — in 't kort als men hem befchouwt in het midden zijner beulen — al zijne kloekmoedigheid , al zijn verftand bewaarende om een Testament uit te fprecken, dat, als de fpiegel zijner fchoone ziel zijnde, het treffendst gedenkftuk is van alle Christelijke — van alle Koninglijke — van alle Menfchelijke Deugden. Ach Volkeren! Volkeren der geheele. Aarde! laat ons een zoo grooten Koning , een zoo on-
C
23 )
ongelukkig en deugtfaam Vorst befchreijen de Godsdienst de Menfchelijkheid eifchen dit van ons , ten zelfden tijd , dat zij ons bevelen om hem te wreeken. Welaan laat ons wraak vorderen voor de Menfchlijkheid, voor den Godsdient, voor Lodewijk en voor Vrankrijk • Oorlog! — Oorlog ! tegen de moordenaaren van Lodewijk den Rechvaerdigen — Gehoorzaamheid aan Lodewijk den X V I I . Laat ons in de waapens treden ! Laat ons onze tirannen verpletteren ! — Laat ons de verraaders vernietigen — laat ons den Boom, het zinnebeeld der wanbedrijven ter neder werpen, en de Lelijen, het zinnebeeld van deugt en oprechtheid , doen bloeijen ! Laaten wij den Troon onzer Koningen weer oprechten, en op dien verheven Troon hunnen Doorluchtigen Erfgenaam en Opvolger bevestigen. — Laaten wij onderdaan ig weezen aan den God onzer V a deren ; aan de Wetten van het Koningrijk — dan zal Vrankrijk gered en wij Vrij zijn — en wij zullen ons op nieuw de eer waardig maaken die ten allen tijde aan den naam van Franschman verknocht was. (Getekeni)
G A S T O N , Opperbevelhebber van het Leger. UitbetLcgerveldvoorT\\o\\Ms den 30 rfpril J793.
t
•