Dit stuk mag niet wor den vermenigvuldigd dan met toestemming van Hfd Afd INL/VEIL CHEF VAN DE GENERALE STAF / BEVELHEBBER DER LANDSTRIJDKRACHTEN AfdelIng&Bcilc Inlichtingen en Veiligheid Rxpl nrs 'ostadres: Thérèse Schwartzestraat 15 Telefoon: 070-245370/070-735735 jw kenmerk
;
G E H E I M
ons nummer 046/D/Geh
uw brief van
>ijlagen:
jnderwerp:
Men wordt verzocht bi) beantwoording, datum en nummer van deze brief nauwkeurig te vermelden 's-Gravenhage,
' 5 APR. ig?7
Aan
Maandoverzicht Pehruari 1977
Verzendlijst Zaak - nr,
Cod«-nr.
Hierbij "bied ik ïï het naandoversicht over f o naand f e V r ü a r i 1977 aan, samengesteld- door de Sectie 'Inlichtingen van tfe Afdeling Inlichtingen en Veiligheid van mijn Staf Te TJver inforr.atie mogen dienen dat het naandoverzicht over de maand maart ir. e t dat ever de r.aand april 1977 sal vorden /reconibineerd. Typ : I,B. CoU: .'
DE CHEF VAN DE LANDMACHTSTAF VOCR DS7.S: HST HOÜPD VAN DE SECTIE INL A DE LUITE17ANT-KOLONEL
C. KL005
Cr E H E I K
GEHEIM
EXnr
MINISTERIE VAN DEFENSIE LANDMACHTSTAF AFD INLN /VEIL
M AA N D O V E R Z l C H T februari
1977
SUPINTREP
GE H El M
MO 2/77
GEHEIM
M A A N D O Y E R 2 I C H T F E B R U A R I
1977
De achter de evaluatie geplaatste letters hebben uitsluitend betrekking op interne verwerking en zijn derhalve voor de geadresseerden niet van belang.
GEHEIM
MO 2/77
GEHEIM
ü
INHOUDSOPGAVE blz.nr. i SAMENVATTING
1. Oost-Europa 2. Midden-Oosten/Afrika 3. Verre-Oosten
1 2 2
DEEL 11 Oost-Europa Hoofdstuk A; Politiek
1. Polen - DDR a. Vriendschapsverdrag
3
2. Roemenië a. Personeelsmutaties
3-4
3. Joegoslavië a. Nieuwe premier
5
Hoofdstuk B; Economie
1. Warschaupakt a. Schuldenpositie
6
2. Sov.jet-ïïnie a. OPEC - prijsverhogingen b. Economische ontwikkeling
6-7 7-8
3- Joegoslavië
a. Defensiebudget
8-9
Hoofdstuk C; Landstrijdkrachten 1. Activiteiten a. b. c. d. e. f.
Algemeen Warschaupakt Oost-Duitsland Polen Tsjeehoalowakije Hongarije
10 10-11 11-12 12-13 13 13 GEHEIM
MO 2/77
GEHEIM
iü
blz.nr.i
TVG nr 1/77
14
TVG nr 2/77
15
DEEL II: Midden-Oosten/Afrika 1. Egypte a. Kabinetswijziging
16-17
b. Wapenindustrie
17
2. Libië
17-18
3. Jordanië - PLO
18-19
4. Libanon
19-20
5. Positie v.d. SU in het Midden-Oosten
20-21
6. Ethiopië
21-22
DEEL III: Verre Oosten
1. China a. Binnenlandse situatie
25-24
b. Buitenlandse politiek
24-25
2. Noord-Korea
25-26
3. India
26-27
GEHEIM
MO 2/77
sim
.
GEHEIM
SAMENVATTING
1. Post-Europa Tussen de Varschaupakt landen bestaat een stelsel van bilaterale vriendschapsverdragen, waarvan de looptijd 20 jaar bedraagt. Nadat het verdrag tussen de Sovjet-Unie en de DDR is herzien, is nu ook het verdrag tussen de DDR en Polen, dat pas in 1987 zou aflopen, vernieuwd, mogelijk als gevolg van de internationale erkenning van de DDR, die enkele jaren geleden tot stand is gekomen. Indien dit de oorzaak is, zullen ook de verdragen tussen de DDR en de overige War schaupakt staten moeten worden herzien; ook deze (m. u. v. dat met Roemenië) dateren van Ceaucescu heeft, door een aantal personeel smutat ie s door te voeren, zijn controle op het part i j -apparaat verstevigd. De nieuw benoemde premier van Joegoslavië is afkomstig uit Montenegro, waar hij partijleider was. De Sovjet-Unie heeft zich voldaan getoond over de verhoging van de aardolieprijs, waartoe de OPEC heeft besloten. Voor de NSWPlanden, die zich reeds zeer zwaar in de schulden hebben moeten steken bij "het Westen", houdt dit in dat de afhankelijkheid van de Sovjet-Unie nog groter wordt. Voor de Sovjet-Unie, de grootste olieproducent ter wereld is deze verhoging alleen maar gunstig, temeer daar, economisch bezien, 1976 voor de Sovjet-Unie een redelijk jaar is geweest» Voor 1977 heeft Joegoslavië
ruim 42Jé van de begroting bestemd
voor defensie; de defensie-uitgaven stijgen daarmede met 11^6 t. o. v. 1976. In de verslagperiode vond bij de Warschaupakt landstrijdkrachten intensieve oefenactiviteit plaats.
GEHEIM
MO 2/77
GEHEIM
2. Mi dden-Oosten/Afrika De spanningen tussen de diverse landen in het Midden-Oosten/ Noord-Afrika zijn weer toegenomen. M.n. Libië, gesteund door de Sovjet-Unie, stelt zich duidelijk op tegenover de overige landen (wellicht met uitzondering van Irak). In Ethiopië steunt Libië de regering tegenover de afscheidingsbewegingen. In hoeverre de Sovjet-Unie deze bewegingen zal gaan steunen, teneinde zijn invloed aldaar te vergroten, moet worden afgewacht. 3. Ve rr e—Oost en De verhouding tussen de Sovjet-Unie en China is nog steeds niet verbeterd. Er zijn bovendien nog geen aanwijzingen dat de Chinese leiders hun politiek t.a.v. de Sovjet-Unie zullen wijzigen. Hoe de verhouding tussen de Sovjet-Unie en India zich zal ontwikkelen, dient te worden afgewacht.
GEHEIM
MO 2/77
GEHEIM
DEEL I: Post-Europa
Hoofdstuk A: Politiek
1. Polen - DPR tstgeheim
a. Vriendsohapsverdrag Tijdens het bezoek van de DDR partijleider Honecker aan Polen, eind februari, zijn de beide landen overeengekomen om voor het einde van dit jaar een hieuw vriendschapsaccoord en een overeenkomst voor wederzijdse hulp te sluiten. (W) (B-2) Commentaar; Het oude accoord dateert van 196? en had een looptijd van 20 jaar. Dat dit verdrag zo spoedig reeds vernieuwd wordt hangt waarschijnlijk samen met de internationale erkenning van de DDR die in de jaren zeventig tot stand is gekomen. De DDR heeft reeds met de Sovjet-ïïnie een nieuw vriendschapsverdrag gesloten waarin haar nieuwe internationale status duidelijk tot uitdrukking komt.
identieel
2. Roemenië a. Personeelsmutaties Op 25 januari jl. besloot het Politiek Uitvoerend Comité van het Centraal Comité om het Permanente Bureau van dit Comité met 4 nieuwe leden uit te breiden tot 9. Dit Permanente Bureau is in feite het machtigste orgaan in Roemenië en staat o.l.v. President Cëaucescu. De vier nieuwe leden zijn: - Burtica: Roemeens partij ideoloog die gelijktijdig ook tot Vice-Premier werd benoemd; - Elena Cëaucescu; - Radulescu» in 1958-1963 Minister van Handel en sinds 1965 permanent vertegenwoordiger bij de CEMA.
MO 2/77
GEHEIM
- Verdetz, vroeger Vice-Premier en laatstelijk voorzitter van de Economische Raad en de Raad voor Arbeidscontrole. Verder werd Stanescu benoemd tot partijsecretaris. Van tot 1972 was hij voorzitter van de Raad voor Staatsveiligheid, 1972-1973 Minister van Binnenlandse Zaken, sinds 1973 lid van de Defensieraad en nu tevens benoemd tot Vice-Premier. Op partij-niveau werden 10 regionale partijsecretarissen door andere vervangen, terwijl voorts een aantal wijzigingen in het kabinet plaatsvonden. (Gr) (B-2) Commentaar t Deze mutaties passen in het door Ceaucescu ingestelde rotatiebeginsel waarbij verschuivingen binnen regerings- en partij -apparaat geregeld voorkomen. Ceaucescu heeft dit systeem waarschijnlijk ingevoerd om een mogelijke interne oppositie tegen zijn bewind te voorkómen. De uitbreiding van het Permanente Bureau van het Politiek Uitvoerend Comité en speciaal de benoemingen van Elena Ceaucescu en Verdetz (protégé van Ceaucescu) in dit comité betekenen waarschijnlijk een versteviging van de controle van Ceaucescu op het partij-apparaat. De overige 4 leden van dit comité zijn» Manescu (Premier), Oprea (Vice-Premier), Patsan (Vice-Premier) en Andrei (internationaal Partijsecretaris). De overige benoemingen hebben vooral betrekking op de binnenlandse veiligheid (Stanescu en Statescu) en op de economische ontwikkeling. De binnenlandse veiligheid geniet momenteel een hoge prioriteit gezien de ontwikkelingen in WP-landen waar meer en meer sprake is van "dissidente" geluiden (b. v. Charta 77 in Tsjechoslowakije).
GEHEIM
MO 2/77
GEHEIM
3» Joegoslavië jtgeheim
a. Nieuwe premier Tot opvolger van de overleden Premier Bijedic heeft President Tito de partijleider van Montenegro, Djuranovic, benoemd. Djuranovic is 52 jaar oud en zijn politieke ervaring heeft zich tot nog toe voornamelijk beperkt tot Montenegro. Deze benoeming kan beschouwd worden als een compromis-oplossing waarmee de consequenties van een keuze tot premier met de aanhangers van de twee belangrijkste concurrenten voor het partijleiderschap in de post-Tito periode omzeild werden. Deze belangrijkste concurrenten zijn de Secretaris van het Uitvoerend Comité van de Partij, Dolanc en diens althans nominale, ondergeschikte Bilic. Het partijpresidium van Joegoslavië heeft op 31 januari jl. de twee rivalen belast met belangrijke taken bij de voorbereidingen van het in 1978 te houden Partij Congres. Dolanc is belast met het "overall" toezicht op de voorbereidingen van dit congres en is tevens voorzitter van het sub-comité voor partijzaken. Bilic wordt verantwoordelijk voor de concept-opstelling van nieuwe partij statuten en van een studie over partij-organisatorische problemen. Verwacht mag worden dat Dolanc en Bilic de hun opgedragen taken zullen aanwenden om hun respectievelijke aanhang binnen de partij zoveel mogelijk te vergroten en hun positie te versterken. Voorlopig heeft Dolanc echter nog de beste kansen.
GEHEIM
MO
GEHEIM
2/77
Hoofdstuk Bi Economie
31 geheim
1. Warschaupakt a. Schuldenpo si t i e Volgens de Kamer voor Handel en Industrie in de BHD maken de rente-betalingen op de buitenlandse schuld momenteel 15 a 20'percent uit van de totale verdiensten aan buitenlandse valuta van de VF-landen. Polen staat hiermee aan kop met 25 percent, gevolgd door de Sovjet-Unie met 20 en Hongarije met 15 percent.
(W) (0-3) Commentaar» De totale schuld van de WP landen bedraagt ongeveer 35 & 40 miljard ÏÏS$ en het wordt voor deze landen steeds moeilijker nieuwe credieten te vinden. 2. Sov.1 et-Unie jtgeheim
a. OPEC - prijsverhogingen Voor de OPBC-bijeenkomst te Qatar waar de olieprijzen ter sprake kwamen onthield de SU zich van commentaar ten aanzien van deze kwestie. In tegenstelling tot een aantal NSWP-landen (met name Polen) sprak de SU echter na afloop van de conferentie haar voldoening over de 15 percent prijsverhoging voor aardolie waartoe de meerderheid der OPEC-landen had besloten. (V) (B-2)
Commentaar t De tegenstelling tussen de SU enerzijds en de NSWP-landen anderzijds vindt voornamelijk zijn oorzaak in de volgende feiten:
.
- de Sovjet-Unie is de grootste olieproducent ter wereld en voorziet ruimschoots in de eigen behoefte terwijl dit land hiernaast nog de mogelijkheid heeft om grote hoeveelheden olie te exporteren naar de NSWP-landen, Cuba en het Westen. De verhoogde olieprijzen betekenen m.a.w. hogere inkomsten en een verbetering van de betalingsbalanspositie $
GEHEIM
MO 2/77
'GEHEIM
- d e NSWP-landen en Cuba zijn daarentegen in zeer sterke maté afhankelijk van olie leveranties uit de SU en uit OPEC-landen. De meeste van deze landen hebben bovendien grote financieel-economische moeilijkheden en staan zwaar bij het Vesten in de schuld. (De totale schuld van de NSWP-landen in harde valuta wordt geschat op meer dan 20 miljard US$). Hogere olieprijzen zijn door deze landen dus nauwelijks op te brengen. Naast deze economische voordelen betekenen hogere OPEC-olieprijzen bovendien nog dat de USWP-landen in grotere mate van de Sovjet-Unie afhankelijk zijn geworden en dus ook politiek gezien sterker aan de Sovjet-Unie worden gebonden; b. Economische ontwikkeling Op basis van de statistische gegevens over het vierde kwartaal 1976 die in de Sovjet-Unie gepubliceerd zijn kunnen de volgende conclusies worden getrokken: - het bruto nationaal product van de Sovjet-Unie steeg in 1976 met ongeveer 4 percent» hetgeen beduidend beter is dan de i 2,5 percent in 1975» - de graan productie bedroeg in 1976 plm 223*8 ton en katoen 8,3 miljoen ton maar de resultaten in de veesector zijn beduidend minder goed; - de industriële productie steeg in 1976 met bijna 4 percent hetgeen waarschijnlijk het slechtste resultaat van na de oorlog is. De belangrijkste oorzaken waren de verminderde productie in de voedsel industrie (slechte oogst 1975) en transport en distributie problemen. Metalen, bosbouwprodücten en de bouwnijverheid gaven bovendien een groei van minder dan J percent te zien (tegen 4 a 5 percent per jaar in 1971-1975)-
GEHEIM
MÖ 2/77
GEHEIM
8
Zo was de staalproductie in 1976 bijvoorbeeld 2 miljoen ton lager dan hetgeen men geplanned had. In de energie sector waren de resultaten daarentegen bevredigend te noemen; - 1976 was voor de Sovjet consument een zeer slecht jaar, met grote tekorten aan velerlei voedselproducten, waaronder met name vlees; - in 1976 bedroeg het "harde-valuta" deficiet van de Sovjet-Unie volgens schatting 5 miljard US$ hetgeen weliswaar minder is dan de 6,4 miljard in 1975» maar de netto schuld liep hierdoor wel op tot ongeveer 14 miljard ÜS dollar. In het algemeen gesproken is 1976 voor de Sovjet-Unie een redelijk jaar geweest hetgeen echter voornamelijk het gevolg was van de record graan- en katoen oogsten. De resultaten in de industriële sector bleven echter beduidend lager dan geplanned was. Gevreesd moet worden dat de trend van lagere groeicijfers in de industriële sector zich ook in de komende jaren zal voortzetten omdat hier eerder structurele dan conjuncturele oorzaken aan ten grondslag liggen. Deze zijn o.a. een inflexibel systeem van bedrijfsvoering, een verouderd distributie apparaat, een te log productie apparaat, onvoldoende afstemming van vraag en aanbod etc. (G) (B-3) J. Joegoslavië tgeheim
a. Defensiebudget In de Joegoslavische begroting voor 1977 iö 38»138 miljard dinar uitgetrokken voor defensie; namelijk: 36,345 mld voor onderhoud, ontwikkeling en modernisering; 0,5 mld voor dienstverlening door niet-militaire instanties; 1,295 mld voor het tekort van 1976. De totale begroting 1977 bedraagt 90,553.200.000 dinar en defensie maakt hier dus 42,1 percent van uit. (V) (B-.2) .GEHEIM
MO 2/77
.GEHEIM
Commentaar: De Joegoslavische economische ontwikkeling in 1976 is gunstiger geveest dan in het algemeen verwacht werd. Een stijging van de defensie-uitgaven 1977 met 11 percent t.p.v. 1976 moet economisch gezien dus op te brengen zijn. Door de sterke inflatie in Joegoslavië mag bovendien gesteld worden dat deze defensie-uitgaven .
hooguit met 2 a 3 percent reëel zullen toenemen.
GEHEIM
MO 2/77
GEHEIM
10
Hoofdstuk C» Landstrijdkrachten
Lm
1. Activiteiten
a. Algemeen Gedurende vrijwel de gehele maand vond bij de Warschaupakt landstrijdkrachten in Centraal-Europa intensieve tot zeer intensieve oefen-/opleidingsactiviteit plaats. Bij de opleidingen lag hierbij het zwaartepunt bij artillerie, raket- en raketwerpereenheden «
b. Warschaupakt (1) Warschaupakt stafoefening in Roemenië Van 14 - 18 februari vond in Roemenië een Varschaupakt stafoefening plaats met Sovjet» Roemeense en Bulgaarse deelname. Be oefening vond plaats in Mangalia (in de plaatselijke hotels) aan de Zwarte Zee en werd geleid door de Roemeense mindef. Be deelname bestond uit stafelementen van land-, lucht- en zeestrijdkrachten van de drie landen. Er werd uitgegaan van een deelname van de zijde van het Warschaupakt door: - MD-Odessa met één leger (vermoedelijk 14 Lr^ luchtstrijdkrachten van divisie-sterkte (vermoedelijk van 5 TactLulr) en kustverdedigingselementen; - het Roemeense 2 Lr, luchtstrijdkrachten en kustverdedigingselementen; - het Bulgaarse 3 Lr, luchtstrijdkrachten en kustverdedigingselementen. Een aanval van NAVO-zijde, resulterend in een drietal bruggehoofden op de Sovjet, Roemeense en Bulgaarse Zwarte Zee-kusten, moest worden opgevangen en afgeslagen.
(B-5)
GEHEIM
HO 2/77
GEHEIM
11
Commentaar; Deze oefening kan worden beschouwd als de in het Balkangebied jaarlijks terugkerende Warschaupakt Stafoefening. Deze oefening wordt óf in Roemenië óf in Bulgarije gehouden. De deelname bestaat gewoonlijk uit een beperkt aantal staffunctionarissen. Oost-Duitsland (1) Tijdelijk Verboden Gebied 1/77 Het eerste TVG van dit jaar werd ingesteld voor de periode 100600a - 152?59a feb. Het omvatte een vrij omvangrijk gebied .ten noorden van Berlijn, en vormde een verbinding tussen de oefenterreinen Luebtheen, Wittstock, Neubrandenburg en Templin. Bovendien ontstond door deze restrictie een oost-west corridor doordat het aansloot op de strook permanent verboden gebied langs de grenzen met Polen en de BRD. Bijzondere activiteiten verbandhoudende met dit TVG konden niet worden vastgesteld. Voor een globale ligging van TVG 1/77» zie blz. H. (2) Tijdelijk Verboden Gebied 2/77 TVG 2/77 werd ingesteld van 150001a feb - 042359a mar, hetgeen abnormaal lang kan worden genoemd. Hogelijk dat dit mede verband houdt met de NAVO-oefening "WINTEX" die op 1 maart start.TVG 2/77 omvat een relatief groot gebied ten zuiden van Berlijn omvattende de oefengebieden Altengrabow, Lehnin, Jueterbog en Lieberose* Bovendien sluit het aan aan dé strook permanent verboden gebied langs de grens met Polen. Naast een omvangrijke oefening van 39 Gde Mechdiv/8 Gde Lr (zie pt. 1. c. (3) (b)) zijn er aanwijzingen dat het ook werd benut door elementen van 9 Tkdiv/1 Gde Tklr, 6 Gde Mechdiv/20 Gde Lr en door elementen van MD-III/NVA w.o. van 11 Mechdiv. (Zie blz.15) (3) GSVG (a) Oefening van 27 Gde Mechdiv/1 Gde Tklr Waarschijnlijk na voorbereidingen vanaf 7 februari vond in de periode 9 - 1 4 februari een oefening met troepen plaats van 27 Gde Mechdiv/1 Gde Tklr (GSVG). Aan deze oefening,
GEHEIM
MO 2/77
GEHEIM
12
welke waarschijnlijk werd geleid door St-GSVG, werd deelgenomen door tenminste elementen van 68 Gde Mechreg en 70 Gde Mechreg van 27Gde Mechdiv, bovendien door stafelementen van de GSVG, een u/i Tbdbat/GSVG en de u/i Rkwbrig/34 Artdiv (GSVG). Het oefengebeuren startte op het oefenterrein Jueterbog . en verplaatste zich in oostelijke richting via het oefen. terrein Briessen naar de omgeving van Luebben (VT 25) waar een gewelddadige rivierover gang over de Spree plaatsvond. Deze overgang werd gesteund door Sovjet luchtstrijdkrachten en waarschijnlijk door de u/i Hkwbrig/34 Artdiv. (b) Oefening; van 39 Gde Mechdiv/8 Gde Lr Ne verplaatsing vanuit de garnizoenen in het zw-deel van de DDR naar het oefenterrein Letzlingerheide op 13 en 14 februari startte op 16 februari een aanvalsoefening uitgevoerd door sterke delen van 39 Gde Mechdiv/8 Gde Lr (GSVG). In het kader van de oefening werd de Elbe van west naar oost overschreden, waarna op het oefenterrein Altengrabow de aanval werd voortgezet. Luchtsteun werd verleend door elementen van 16 TactLulr/GSVG. De oefening vond gedeeltelijk onder gesimuleerde nucleaire en mogelijk ook chemische omstandigheden plaats. Polen (1) Oefeningvan 1 Lr (MD-Silezië) Van 17 t/m 25/26 februari vond in zuid-west en west Polen een omvangrijke oefening van 1 Lr (MD-Silezië) plaats. Aan de oefening werd deelgenomen door St-1 Lr, 84 Luareg/ 1 Lr, elementen van 5 Tkdiv, 4 Mechdiv, 10 Tkdiv, 11 Tkdiv en van een u/i Geniebrigade. In het verloop van de oefening vond een rivierovergang plaats gesteund door Poolse luchtstrijdkrachten. Hierbij werd de Oder van zuid naar noord overschreden. Mogelijk dat een gedeelte van de oefening als twee-partijenoefening werd uitgevoerd, waarbij dan elementen van 2 Lr (MD-Pommeren), afkomstig van 8 Mechdiv, als vijand fungeerden.
GEHEIM
HO2/77
!
GEHEIM
13
Een deel van de oefening werd waarschijnlijk bijgewoond door de Opperbevelhebber van de Varschaupakt strijdkrachten, MSU Kulikov, die zich ten tijde van de oefening voor een officieel bezoek in Polen bevond.
e. Ts.léchoslowakije (1) Oefening van 1 Lr Van 21-25 februari vond in nw Bohemen, met het zwaartepunt op het oefenterrein Doupov, een twee-partijenoefening plaats onder leiding van St-1 Lr. Er werd &an deelgenomen door elementen van 19 Mechdiv (vijand) en door sterke delen van 20 Mechdiv. Het scenario omvatte een vijandelijke aanval welke werd opgevangen en gevolgd door een eigen tegenaanval. Luchtsteun werd verleend dóór de Tsjechoslowaakse luchtstrijdkrachten. De oefening vond plaats onder gesimuleerde nucleaire en chemische omstandigheden. f. Hongarije (1) Gezamenlijke Sovjet/Hongaarse oefening Waarschijnlijk in de periode 14-17 februari vond op het oefenterrein Hajmasker (noord van het Balatonmeer) een gezamenlijke Sovjet/Hongaarse oefening plaats* Zowel de Sovjet als de Hongaarse deelname bestond uit elementen van een tank- en van een mechdivisie. Gegevens betreffende het verloop van deze oefening ontbreken.
GEHEIM
MC 2/77
GEHEIM
TIJDELIJK VERBODEN {100600 a —
GEBIED,'nr1 /77
152359 o feb )
Tijdelijk verboden gebied Permanent /, verboden gebied
2/77 TIJDELIJK VERBODEN GEBIED n r 2 / 7 7 (150001 afeb — 042359 a mrt )
Tijdelijk verboden gebied
GïïHEIM
Permanent verboden gebied
MO
GEHEIM
2/77
16
PEEL II: Midden-Oosten/Afrika
identieel
1. Egypte a. Kabinetswijziging President Sadat heeft verschillende maatregelen genomen om een herhaling van de januari-rellen te voorkomen. Zo werden er enige wijzigingen aangebracht in de samenstelling van de regering: de ministers van Binnenlandse Zaken en Informatie werden vervangen* Premier Salem wist zijn positie te versterken door eerstgenoemde post over te nemen. Het ministeriële team van vioe-premier Qaysuni, dat in januari de omstreden besluiten over de economie genomen had, bleef echter ongewijzigd. Verder werden in een referendum met een overweldigende meerderheid plannen goedgekeurd, die het mogelijk maken subversieve activiteiten strenger te bestraffen. (B-2) (H,W)
Commentaar; Aangezien de voor het economische beleid verantwoordelijke ministers gehandhaafd werden en Sadat's maatregelen alleen betrekking hadden op de binnenlandse veiligheid, moet een fundamentele ombuiging van de binnenlandse politiek onwaarschijnlijk worden geacht. Hoewel Sadat met het succesvolle referendum zijn geschonden prestige wist op te vijzelen, heeft hij nog geen oplossing weten aan te dragen voor de dieperliggende oorzaken van de sociale onrust. Deze hangen nauw samen met de zeer slechte economische situatie. Een fundamentele verbetering van de economische toestand is echter alleen mogelijk wanneer.Egypte, door de totstandkoming van een vredesregeling voor het Midden-Oosten, met steun van de rijke Arabische staten meer middelen ter beschikking van de economische opbouw van het land kan stellen.
GEHEIM
MÖ 2/77
,
GEHEIM
.
17
Anderzijds lijkt de officiële interpretatie van de onlusten, waarin de rellen worden toegeschreven aan een door het buitenland (Libië en de Sïï) gesteunde extreem-linkse minderheid, niet de noodzakelijke» realistische aanpak van de economische problemen die aan de onrust ten.grondslag lagen, te bevorderen.
b. Wapenindustrie Egypte wil de binnenlandse wapenindustrie sterk gaan uitbreiden. Het zou daarbij vooral gaan om de produktie van stukken artillerie. Men lijkt de bouw van een fabriek hiervoor - de eerste in de Arabische wereld - ernstig te overwegen. Daarbij zou een financieel belangrijke rol zijn weggelegd voor de in 1975 opgerichte Arabische Industriële Organisatie. Daarvan maken Egypte, Saóedi-Arabië, de V.A.E. en Qatar deel uit. De drie laatstgenoemde staten hebben reeds 1 miljard dollar ter beschikking gesteld van deze organisatie. Dit bedrag is echter grotendeels nog niet besteed. De Egyptische wapenindustrie is de grootste in de Arabische wereld, maar in vergelijking met die van Israël uiterst klein. Tot dusverre is de produktie beperkt gebleven tot explosieven, transportvoertuigen, handvuurwapens en munitie. (B-3) (G)
Commentaar; Op de lange termijn lijkt een uitbreiding en modernisering van de Egyptische wapenindustrie en een beperking van de afhankelijkheid van buitenlandse wapenleveranciers alleszins mogelijk. Aangezien Egypte aangewezen is en blijft op buitenlandse technologie en slechts over een smalle industriële basis beschikt, moet een volledige militaire onafhankelijkheid van Egypte echter onwaarschijnlijk worden geacht. .dentieel
2. Libië De spanningen tussen Libië enerzijds en Syrië en Egypte anderzijds zijn duidelijk toegenomen. In de Libische massa-media is de propagandacampagne tegen deze beide staten geïntensiveerd. Daarbij wordt Syrië verweten in Libanon een anti-Palestijhse politiek te voeren.
GEHEIM
MÖ 2/77
GEHEIM
18
Be betrekkingen tussen Egypte en Libië zijn onder meer verslechterd door de Egyptische beschuldiging, dat Libië een rol heeft gespeeld bij de (organisatie van de) januari-rellen. Daarnaast verzet de Libische leider Khaddafi zich tegen de steun die beide "front-staten" verlenen aan de Amerikaanse vredesinitiatieven, in hun (gecoördineerde) streven nog dit jaar de impasse in het Midden-Oosten overleg te doorbreken. Commentaar: De betrekkingen tussen Libië en Syrië/Egypte zullen waarschijnlijk op korte termijn niet verbeteren. De oprichting van een verenigd politiek beleidsorgaan door de presidenten van Egypte, Syrië en Soedan, die de basis moet leggen voor een verdergaande samenwerking tussen deze drie staten, lijkt het isolement van Libië in '
de Arabische wereld nog verder te zullen versterken. Daarmee neemt het eenzelfde positie in als Irak, dat zich evenmin wenst in te laten met de politiek van de gematigde Arabische staten t.a.v. het Midden-Oosten conflict. Daarentegen zijn de Libische betrekkingen met de SU uitstekend. De Sovjet militaire adviseurs in Libië zijn in alle drie de krijgsmachtdelen werkzaam. Het Sovjet personeel lijkt zich duurzaam in Libië gevestigd te hebben. Naar verwacht zal de Libische afhankelijkheid van de Sovjet adviseurs voortduren en de Sovjet invloed binnen de Libische strijdkrachten toenemen. (B-3) (W,R.G)
3. Jordanië-PLO Voor de eerste maal in 6 jaar heeft een delegatie van de PLO onder leiding van de voorzitter van de Palestijnse Nationale Raad, Khaled El Fahum, een officiël bezoek gebracht aan Jordanië. Het overleg mét de Jordaanse autoriteiten, dat binnenkort zal worden voortgezet, schijnt niet zonder resultaat te zijn gebleven. De PLO zou namelijk door Jordanië erkend zijn als de "enige en wettige vertegenwoordiger van het Palestijnse volk". Als zodanig zou de bevrij.dingsorganisatie ook moeten deelnemen aan het (toekomstige)
GEHEIM
MO 2/77
GEHEIM
19
Midden-Oosten overleg. Bovendien souden een aantal Palestijnens, die in Jordanië gevangen werden gehouden, sijn vrijgelaten. Commentaar; Hoewel een normalisering van de betrekkingen tussen de PLO en Jordanië zelfs op korte termijn tot de mogelijkheden lijkt te behoren, zullen de Jordaanse autoriteiten het de PLO waarschijnlijk niet toestaan, zich blijvend op Jordaans grondgebied te vestigen en van daaruit operaties tegen Israël te ondernemen. De toenadering tot Jordanië is binnen de bevrijdingsorganisatie zélf nogal omstreden. Syrië en Egypte dringen echter sterk op een verzoening aan, aangezien hierdoor de onderhandelingspositie van de Arabische staten tegenover Israël versterkt zou worden. President Sadat heeft zelfs voorgesteld, dat de PLO nog vóór de hervatting van de Geneefse conferentie officiële banden met Jordanië aanknoopt. Daarbij denkt hij aan een soort confederatie» Dit BOU naar zijn mening de hervatting van het overleg over het Midden-Oosten kunnen vergemakkelijken. De Palestijnse Nationale Baad, die in maart te Cairo bijeenkomt, zal zich ook over deze kwestie moeten uitspreken. Tijdens deze vergadering za.1 de PLO opnieuw haar positie moeten bepalen t.a.v. het Midden-Oosten conflict. (B-3) (H,W) 4. Libanon President Sarkis heeft de eerste stappen genomen, die moeten leiden tot de vorming van een nieuw Libanees leger. De uitvoering van zijn plannen sal echter geruime tijd vergen. Zowel in Beiroet als in Zuid-Libanon vonden de afgelopen maand regelmatig gevechten plaats. In de Libanese hoofdstad waren bij de botsingen Syrische troepen van de Arabische vredesmacht en Palestijnse eenheden behorend tot het "Afwijaingsfront" betrokken. In het Zuiden braken verschillende gevechten uit tussen Christelijke militia en links-Palestijnse troepen. Het lijkt aannemelijk, dat de gevechten in het Zuiden voorlopig nog (met tussenpozen) sullen
GEHEIM
MO 2/77
GEHEIM
20
doorgaan. In dit verband moet erop worden gewezen, dat de Syriërs hun eenheden uit het gebied rond Nabatiyeh hebben teruggetrokken. Hierop had Israël reeds geruime tijd aangedrongen. De (kleine) troepenmacht van de Libanese veiligheidsdienst, die de plaats van de Syriërs in dit gebied heeft overgenomen, lijkt echter niet in staat de orde in dit aan Israël grenzende deel van het land te handhaven. Ondertussen schijnt de bewegingsvrijheid van de Palestijnen in Libanon verder te worden ingeperkt. Volgens persberichten heeft de quadripartite commissie besloten, dat het aantal Falestijnen in Libanon moet worden teruggebracht tot dat van 1969- Daarnaast zou de bewapening van de Falestijnen in de vluchtelingenkampen beperkt moeten blijven tot lichte handvuurwapens. Bovendien zouden hun propaganda-activiteiten aan banden worden gelegd. Op deze wijze zou de Palestijnse beweging definitief onder Syrisch-Libanese controle worden gebracht. De Falestijnen zouden dan niet langer in staat zijn om buiten de Libanese en Syrische autoriteiten om, militaire activiteiten te ontplooien. De besluiten van de quadripartite commissie lijken met name gericht te zijn tegen het "Afwijzingsfront", dat vooral in de vluchtelingenkampen rond Beiroet nog sterk vertegenwoordigd is. In dit kader zijn nieuwe Syrische acties, om met name de radicale Palestijnen te dwingen hun zware wapens in te leveren, zeker niet uitgesloten. (B-5) (R,W,G) 5« De positie van de SU in het Midden-Oosten De Sovjet autoriteiten blijven streven naar een snelle hervatting van de Geneefse conferentie. Als mede-voorzitter van deze conferentie zou de SU namelijk een leidende rol kunnen spelen bij de onderhandelingen. Hoewel de SU nauwe betrekkingen onderhoudt met de radicale Arabische staten (Libië en Irak) is de Sovjet invloed op de politiek van die landen, die rechtstreeks bij het Midden-Oosten conflict betrokken zijn, gering. Zo hebben de Egyptisch-Syrische toenadering en het Egyptische "vredesoffensief" zich zonder Sovjet bemoeienis voltrokken. Bij de coördinatie van de Midden-Oosten politiek door de gematigde Arabische staten speelt de SU evenmin een belangrijke rol. In dit verband kan er tevens op worden gewezen,
GEHEIM
MO 2/77
'GEHEIM
21
dat het bezoek van Sytenko, hoofd van de afdeling "Nabije Oosten" van Sovjet ministerie van Buitenlandse Zaken en vermoedelijk de nieuwe leider van de Sovjet delegatie bij een hervatte Geneefse conferentie, aan de verschillende "front-staten" geen doorslaggevend succes is geworden. (B-3) (H,W) 6. Ethiopië In Ethiopië hebben opnieuw zuiveringen plaatsgevonden binnen de voorlopige militaire bestuursraad, de Dergue. .De voorzitter van de raad, generaal Teferi Bente is daarbij om het leven gekomen. Zijn post is overgenomen door Luitenant Kolonel Mengistu Eaile Mariam, die binnen de Dergue de radicale vleugel lijkt aan te voeren. Verwacht wordt, dat hij het radicaal-socialistische beleid zal voortzetten, nu de gematigde elementen binnen de Dergue ernstig zijn verzwakt. Ook t.a.v. de afscheidingsbewegingen in de Noordelijke provincie Eritrea zal de nieuwe Ethiopische leider een onverzoenlijke politiek blijven voeren. Hierdoor zullen de Ethiopische betrekkingen met Soedan, dat de onafhankelijkheidsstrijd van de Eritrese afscheidingsbewegingen ELF en PLF sinds kort actief ondersteunt, waarschijnlijk verder verslechteren. Commentaar: Het verzet tegen de Dergue en diens politiek is de laatste tijd sterk 'toegenomen. In .verschillende provincies voeren afscheidingsbewegingen een (succesvolle) guerillastrijd tegen de regeringstroepen. In het Noorden heeft de Ethiopische Democratische Unie (EDü), die de belangen van de verdreven aristrocratie lijkt te behartigen, haar positie weten te versterken. In Addis Abeba •is de Marxistisch-Leninistische revolutionaire volkspartij (EPRP) actief. Deze organisatie heeft een grote aanhang onder arbeiders en studenten. Zij wordt door de Dergue verantwoordelijk gesteld voor talrijke moordaanslagen en sabotage-acties. In Eritrea hebben de afscheidingsbewegingen, die zich gesteund weten door de meeste Arabische staten, belangrijke successen geboekt in hun strijd tegen de regeringstroepen.
GEHEIM
MO 2/77
GEHEIM
22
Het moreel van deze eenheden schijnt momenteel een dieptepunt te hebben bereikt. Het verlies van Eritrea* waar de Ethiopische regering nog slechts enkele versterkte steden lijkt te controleren, zou voor de economie van het land desastreuse gevolgen hebben. In deze provincie zijn namelijk de twee enige havens gelegen. Vanneer de positie van de regeringstroepen in Eritrea verder zou verslechteren, lijkt een gewapend conflict met de belangrijkste steunpilaar van de ELP/PLF, Soedan, niet uitgesloten. Daarbij zou Ethiopië zich gesteund weten door Libië. Aangezien Soedan nauwe (politieke en militaire) banden heeft met Egypte (en Syrië), zou een dergelijk conflict ernstige internationale consequenties kunnen hebben en de samenwerking tussen de Arabische en Afrikaanse staten danig op de proef stellen. Be problemen waar de Dergue zowel in het binnen- als het buitenland mee te kampen heeft, lijken nog vergroot te worden door de naderende onafhankelijkheid van het Franse Afar en Issa gebied. Voor juli '77 zal het bestuur hierover waarschijnlijk worden overgedragen aan een pro-Somalische regering. Gezien de slechte betrekkingen tussen Ethiopië en Somalië lijkt de economisch belangrijke havenstad Djiboeti voor de Dergue verloren te zullen gaan. Aangezien de Somalische regering nimmer haar aanspraken op dit gebied heeft opgegeven, moet zelfs een formele aansluiting van Afar en Issa land bij de Somalische Republiek niet uitgesloten worden geacht. Hiervan zou vooral de SU kunnen profiteren. De SU is de belangrijkste bondgenoot van Somalië, waarmee het sinds 1974 door een vriendschapB- en samenwerkingsverdrag is verbonden. De Sovjet regering verleent het extreem-linkse bewind in Somalië zeer omvangrijke economische en militaire hulp. De SU maakt bovendien gebruik van een luchtmacht- en marine-basis in Berbera. De Sovjet invloed in het Zuidelijke Rode Zeegebied zou dan ook sterk kunnen toenemen wanneer Afar en !••«. land deel zou gaan uitmaken van Somalië of van diens invloedssfeer. (B-4) (HfW,G) GEHEIM
MO 2/77
GEHEIM
23
•PEEL III; Verre Oosten
identieel
1. China a. Binnenlandse situatie Hoewel in de Chinese pers nog wel wordt gewaarschuwd voor de mogelijkheid van een nieuw komplot van de aanhangers van de "bende van vier", vormen de "radicalen" feitelijk geen reële bedreiging meer voor de» door de "gematigde" partij-voorzitter Hua Euo Feng en de minister van defensie Yeh-Chien-Ying aangevoerde, Chinese machthebbers. Deze schijnen zich nu vooral bezig te houden met de formulering en uitwerking van een nieuwe, pragmatische economische politiek, die de industriële ontwikkeling en economische groei moet versnellen. Daarbij lijkt te worden teruggegrepen op het in 1975 door wijlen premier Chou En-lai aangekondigde en door de "radicalen" fel bestreden moderniseringsprogramma, waarin landbouw, industrie, wetenschap en technologie als ook de defensie centraal stonden. Verschillende conferenties werden en worden belegd om aan het nieuwe beleid concrete vorm te geven. Zo zijn onlangs een viertal vergaderingen van start gegaan over de ontwikkeling van de Chinese defensie. Vooralsnog neemt de vroegere chef-staf en vice-premier Teng Haiao-ping niet (openlijk) aan de debatten deel. Zijn lang verwachte rehabilitatie is nog steeds niet officieel bevestigd. Volgens sommige berichten, zou Teng echter al wel weer aan het werk zijn.
(B-3) (W H)
Commentaar; Het uitblijven van de officiële bekendmaking van Teng1s terugkeer in de politieke leiding kan waarschijnlijk worden toegeschreven aan de (tijdrovende) noodzaak eerst de lagere partij-kaders in en voor te lichten over deze opmerkelijke "come-back". Anderzijds mag niet geheel worden uitgesloten, dat er in het Chinese Politbureau nog steeds geen overeenstemming bestaat over de functies die Teng weer zou mogen uitoefenen. Mogelijk zoekt men ook naar wegen
GEHEIM
MO 2/77
""•;..
fidentieel
GEHEIM
24
om te verhinderen, dat de terugkeer van Teng, die indertijd op aanwijzing van Mao zelf het veld moest ruimen, wordt geïnterpreteerd als een radicale breuk met de politiek van de overleden partijvoorzitter. In dit verband lijkt de publikatie van een toespraak van Mao Tse-tung uit 1956 van groot belang. De daarin bepleite maatregelen sluiten nauw aan bij het door Hua en Teng voorgestane pragmatische, gematigde beleid. Hua Kuo Feng zou de militaire connecties en bestuurlijke talenten van Teng vooral kunnen gebruiken bij het vaststellen van het aandeel van de defensie in het bruto nationale produkt. Hierover lijkeu de meningen enigszins uiteen te lopen. Enerzijds wordt verkondigd, dat de ontwikkeling van de economie aan de modernisering van de strijdkrachten vooraf moet gaan. In de reeds eerder vermelde toespraak van Mao wordt namelijk gepleit voor (geleidelijk) lagere defensieuitgaven ten gunste van grotere investeringen in de civiele sector van de economie. Anderzijds wordt de stelling geponeerd, dat er geen al te scherp onderscheid mag worden gemaakt tussen modernisering van de defensie en economische ontwikkeling. De laatste zou door (uitgaven in en ontwikkeling van) de militair-industriële sector sterk worden gestimuleerd. Hua staat voor de moeilijke taak met de schaarse middelen die ter beschikking staan, een begroting op te stellen, die zowel een versnelde industriële ontXikkeling en economische groei als de totstandkoming van een wetenschappelijk onderbouwd, modern defensieapparaat mogelijk maakt en bevordert. Vanneer de partij-voorzitter zou besluiten, de defensie-uitgaven slechts weinig te verhogen of zelfs té verlagen, dan zou dit zijn goede betrekkingen met de militaire leiders nadelig kunnen beïnvloeden. b. Buitenlandse politiek De eind 1976 hervatte grensbesprekingen tussen China en de SU GEHEIM
MO 2/77
GEHEIM
25
hebben nog niets opgeleverd. Wel is de Sovjet vertegenwoordiger Ilyichev (op zijn verzoek) ontvangen door de Chinese minister van Buitenlandse Zaken Huang Hua. Volgens een Chinese woordvoerder ging het daarbij slechts om een beleefdheidsbezoek. (B-3)(V H - ) Commentaari Naar alle waarschijnlijkheid zal het vruchteloos gebleven overleg zeer binnenkort worden afgesloten en Ilyichev naar Moskou terugkeren. Opvallend is, dat voor het eerst sinds het overlijden van Mao Tse-tung (september '76) in de SU weer rechtstreekse kritiek is geleverd op de Chinese leiders. In de Sovjet media werd hen verweten, dat zij de oude? tegen de Sïï opgerichte politiek voortzetten. Uit de Sovjet kritiek mag evenwel niet worden afgeleid, dat het Kremlin afziet van zijn streven om tot een betere verhouding met Peking te komen. Eerder hebben de Sovjet autoriteiten op deze wijze hun ongenoegen willen uiten over het vastlopen van de grensbesprekingen en de toenemende anti-Sovjet propaganda in de Chinese massa-media. Er zijn echter geen aanwijzingen, dat de Chinese leiders een wijziging van hun buitenlandse politiek (t.a.v. de Sü) overwegen. Zo is reeds komen vast te staan , dat ïïua c. s. in de onderhandelingen me t Japan over een vredes- en vriendschapsverdrag blijven vasthouden aan de eis, dat daarin een clausule moet worden opgenomen, waarin elk streven van een "derde" macht naar hegemonie in Azië wordt veroordeeld. Hoewel de Japanse regering tot dusverre niet bereid was deze tegen de SU gerichte "anti-hegemonie" paragraaf te aanvaarden, benadrukken de Chinese diplomatieke activiteiten op dit vlak de continuïteit in de buitenlandse politiek van China. fidentieel
2. Hoord-Korea Op 21 februari werd door Noord-Korea en de SU een handelsovereenkomst getekend. Dit'akkoord volgt op het bezoek dat de Noordkoreaanse
GEHEIM
MO 2/77
GEHEIM
premier Pak Song Chol eind januari aan Moskou bracht. (B-3) (W,K) •: Het bezoek van Fak Song Chol aan de SU schijnt geen groot succes te zijn geveest. Tijdens de besprekingen zijn met name economische vraagstukken ter sprake gekomen. Bit hangt samen met het feit, dat Noord-Korea met zeer ernstige financieel-economische moeilijkheden te kampen heeft. Be Sovjet autoriteiten lijken echter terughoudend op het Noordkoreaanse verzoek om grotere economische (en militaire) bijstand te hebben gereageerd. In het ongewoon korte slot-communiqué werd geen melding gemaakt van gemeenschappelijke inzichten en doelstellingen. Be SU lijkt zich (vooralsnog) niet te willen binden aan de, op doorbreking van de status-quo gerichte, politiek van Noord-Korea en feitelijk het bestaan van een verdeeld Korea te aanvaarden. Naar wordt vermeld hebben dan ook geen Russische militairen aan de besprekingen deelgenomen. Be betrekkingen tussen Noord-Korea en de SU zijn de afgelopen jaren vrij koel geweest. Bit hing samen met het feit, dat Noord-Korea geneigd was in het Sino-Sovjetgeschil de kant van Peking te kiezen. Hoewel er in 1976 aanwijzingen waren voor een zekere heroriëntatie op het Varschaupakt (zie bezoek van BBR-minister generaal Hoffman aan Noord-Korea in oktober), moet het onwaarschijnlijk worden geacht, dat het bezoek van 'Fak en het handelsakkoord een nieuw tijdperk in de betrekkingen tussen Noord-Korea en de SU zullen inluiden. In dit verband moet erop worden gewezen, dat het bezoek van de premier geen uitnodiging heeft opgeleverd voor de Noordkoreaanse leider Kim II Sung.
mfidentieel Sovjet president Podgorny heeft zijn bezoek aan India, dat in februari zou plaatsvinden, voor onbepaalde tijd uitgesteld op verzoek van de Indiase premier mevr. Gandhi. Dit uitstel hangt zonder twijfel samen met de onverwachts door Indira Gandhi aangekondigde parlementsverkiezingen. GEHEIM
Be vooruitzichten van
MO ?/77
GEHEIM
27
Gandhi's Congres-partij bij deze verkiezingen zijn verslechterd nu de verenigde, niet communistische oppositie zich gesteund weet door enkele voormalige topfiguren uit deze partij. Premier Gandhi heeft zich vel veten te verzekeren van de steun van de Moskou-gezinde Communistische partij, die nog onlangs het doelwit was van felle aanvallen van de regeringsleidster en haar zoon Sanjay Gandhi. (B-2) (W,R)
GEHEIM