In de bus/op een ezel? Hij zal in menige, ook protestantse, preek vandaag niet ontbreken, de nieuwe paus Franciscus. Want het ligt natuurlijk zo voor de hand: toen hij na zijn verkiezing de gereedstaande limousine liet staan en bij zijn collega’s gewoon weer in de bus kroop, zag menigeen al een vleugje Palmzondag. De foto toonde ons een witte raaf tussen de zwartrokken. Is het inderdaad terecht, om dan te denken aan Jezus op de ezel? De deemoed en de dienstbaarheid gesymboliseerd? Laten we het hopen, en er om bidden. Voor hem, en voor onszelf. Want – zo hoorde ik meerdere mensen zeggen – de houding van deze man confronteert je ook met je eigen gedrag, stelt je voor de vraag of uit jouw houding en manier van leven Christus ook zo duidelijk spreekt. Hoe bekend het verhaal van de intocht in Jeruzalem ook is, telkens verbaas ik me weer over de fijnzinnigheid waarmee het wordt verteld: als één weefsel van draden, van verbindingslijnen, van hints. Niets staat er zo maar… Alles betekent iets, beeldt iets uit. Dat begint al met de ezel…. Een ‘koninklijke’ ezel Over enkele dagen, op de Witte Donderdag, horen we Lukas vertellen dat Jezus een paar van zijn leerlingen achter een man aanstuurt ‘die een kruik water draagt’….. Die zal ze brengen naar de ruimte waar de Paasmaal gevierd kan worden. Dat is een merkwaardige opdracht; Net zo merkwaardig als wanneer je vandaag gevraagd zou worden om achter iemand met een plastic zak aan te gaan. Even merkwaardig is de vraag om een ezelsveulen te gaan halen in het dorp tegenover. Dat zou vandaag zijn, alsof hij zou zeggen: ga, en je zult een fiets aan een brug vastgebonden vinden…. Niets bijzonders dus. Maat het bijzondere schuilt in het ‘vastgebonden’, En daarna in het ‘losmaken’. Toen ze het losmaakten, zeiden de heren/bazen ervan: Waarom maken jullie het los? Het antwoord luidt dan: de heer, de baas/het baasje heeft het nodig! De ezel van Juda Ik neem u mee naar het sterfbed van de oude vader Jakob. Daar komen alle zonen langs, en ieder krijgt een eigen zegen mee, een aangezegd spoor voor zijn toekomst. In de verhalen daaraan voorafgaande ( heel die bekende Jozefsgeschiedenis) 1
hebben ze gestreden, zijn ze gewogen, soms te licht bevonden. En op dit drempelmoment is de grote vraag: Wie draagt de erfenis verder? Niet automatisch de eerste, de oudste. Wie is de gezegende? He, dat bleek Jozef te zijn! Hij redde zijn broers, maar via de diepte van de put, de donkerte van Egypte. Hij droomde zich als jongen ooit koning, maar werd het toch niet! Maar wie is dan de rechtvaardige? Nee, niet Ruben, de oudste, zoalsa misschien voor de hand ligt, maar Juda….. Waarom? Omdat hij instond voor het leven van zijn kleinste broer! Zo wordt a.h.w. de erfenis verdeeld aan dit sterfbed. En het is Juda, die dan ook van Jakob de hoofdzegen meekrijgt. De rol van eerstverantwoordelijke, de taak om om koninklijk voorop te gaan. Dat hóór je aan zijn zegen: Juda, jou zullen je broers dankbaar zijn! Je hand op de nek van je vijanden, Voor jou buigen de zonen van de vader Als het jong van een leeuw is Juda. De scepter/heersersstaf zal nooit van Juda wijken. (…) Aan de wijnstok bindt hij zijn veulen vast Aan de aan de wijnrank het jong van zijn ezelin. (Gen. 49) Met zoveel woorden dus de belofte van het koningschap voor Juda! Een koning voor de Judeërs, oftewel een koning der Joden…. Daarvan droomt de oude, stervende Jakob. Hij voorziet een rijke, overvloedige tijd. Een soort gouden Eeuw. Wijnstokken, zo groot, dat je er een ezel aan vast kunt binden. Maar je kunt de bijbel ook niet lezen, zonder bij herhaling te zien, hoe de wijnstok zelf het symbool van Israel is: dat stekje, uitgegraven uit Egypte, opnieuw geplant, gekoesterd, proeftuin van God op aarde, alles in afwachting van de goede vruchten. Daar is deze ezel aan verbonden, En zijn baasje, de heer, de koning van Juda, wacht op hem. De ezel is een ‘koninklijk’ dier, is een heilsdier… Je ziet het er niet aan af. Maar misschien juist wel daarom… De troon moet neergezet Waarom laat Jezus zijn volgelingen dit doen? Waarom laat hij hen eigenlijk die ezel halen? Het lijkt haast een examen-‐vraag: Zullen ze de hint begrijpen, de toespeling verstaan? Zullen ze denken aan die oude droom van vader Jakob? In ieder geval begrijpt de eigenaar het: Die ‘herkent’ als het ware de behoefte en geeft het beest vrij. 2
Die ezel, uit die oude droom, moet nu ontbonden, moet eindelijk losgemaakt worden! De troon moet alvast worden neergezet….voor de koning van Juda. Maar: Leiders die hun eigen tronen neerzette en er zelf opklimmen, moet je die niet wantrouwen? Die gaat het toch om de macht? Ruben, de oudste, kón – onder Jakobs zonen -‐ de eerste niet worden, omdat hij zelf al het ‘bed van zijn vader had beklommen’, en de dame die daarin lag ook,’ als een vroegtijdige greep naar de macht. De invulling van deze messiaanse zetel doet Jezus dan ook niet zelf! De initiatieven komen van de kant van de leerlingen: Zij hijsen hem op de ezel, hij klimt er niet zelf op. Zij heffen de loper voor hem uit, en zij heffen de psalm 118 aan. Niet zomaar een vrolijke lied dat hen te binnen schiet, maar een welbewust, haast provocerend gezang! Het is het lied dat de weg én de aankomst bezingt van de Rechtvaardige, de messiaanse koning, in Jeruzalems tempel. En daarmee zeggen ze zoveel als: zie eens, die NN, die ‘ik’ in die psalm, hier is hij! Naar oude verwachting In zoverre hebben de leerlingen de hint verstaan, en helpen ze mee het messiaanse visioen vorm te geven. Zij benoemen hun heer, hun ‘baas’, tot de ‘eigenlijk ‘baas’ van deze ‘ezel van Juda’. Dit is toch, wat ze al op catechisatie hebben geleerd? Het was toch op de hellingen van de Olijfberg dat de Messias zou komen? Zie hier, hier en nu gebeurt het dan! Hier komt niet zo maar iemand. Alle decors en rekwisieten vertellen het: hier gaat iemand een oude droom in vervulling brengen, En dat lukt alleen als er mensen, leerlingen, volgelingen zijn, Die dat gestalte durven geven, die dat toejuichen, zijn beleid op de troon helpen, die daartoe de attributen durven aandragen! Het beleid van deze koning Maar wat is dat beleid dan? Iedereen was de afgelopen week benieuwd wat de eerste daden van de nieuwe Paus Franciscus zouden zijn: daaraan zou je immers af kunnen lezen welke koers hij gaat varen. Wel, hij loopt gewoon de straat op om mensen te omarmen, rijdt rond niet in de limousine, maar in een Golfje van de Gendarmerie, en op Witte Donderdag viert hij de Mis met 3000 armen, die de diaconie van Rome verzameld heeft, om daarna de voeten te wassen in de jeugdgevangenis. Evenzovele verrassende, maar ook veelzeggende gebaren: 3
‘voor kleine mensen is hij bereikbaar….’ Om het met psalm 72 te zeggen. En wat is het eerste, al even veelzeggende, wat Jezus doet wanneer hij Jeruzalem binnengekomen is? Wat tekent zijn beleid? Hij stoot meteen door naar het religieuze/kerkelijk hart van Jeruzalem, het tempelcomplex, en haalt daar flink de bezem door. Noem het een protestdemonstratie! Daar waar Gods Naam hoort te wonen, zijn de priesters tot investeerders geworden, tot moneymakers, met hun eigen monopolie – dus kunnen ze vragen wat ze willen, en zo zijn het priesters die hun eigen hoge winsten opstrijken. Kort samengevat: godsdienst als iets, waar je zelf beter van wordt… Voor Jezus is dat pure fraude. Bedrog. Wat hij doet, is een soort ‘reinigen/grote schoonmaak van het altaar’: Zoals voor Pasen het hele huis geschoond moet worden, ontdaan van alle bederfelijks. Jezus maakt ruimte, opdat er op dit feest weer een ‘Gode welgevallig offer’ gebracht kan worden. Een koninklijk offer, namelijk de vruchten van de gerechtigheid. Zoals die horen te groeien aan de wijnstok Israel, in de wijngaard van de Heer. Zijn leven, én zijn sterven, hijzelf helemaal, is déze vrucht. En Jezus geeft aan dat ‘hart van Jeruzalem’ zo zijn bestemming terug: God kan zelf weer thuiskomen! Hij kan weer ‘plaats vinden’ onder de mensen. Het is niet gebruikelijk, maar ik hechtte er aan om beide verhalen vandaag tezamen te lezen. Ze gaat meestal in de losse verkoop, maar intocht en tempelreiniging horen bij elkaar. Ze zijn a.h.w. de ‘inhuldiging’ én de eerste ‘regeringsdaad’ ineen. En dat is meteen ook de dubbelheid van de Palmzondag. In de traditie van de kerk heeft deze dienst eigenlijk een dubbele duur: met eerst de kleur rood, kleur van het feest ook, Met de , vaak ook uitgespeelde, feestelijke intocht. Maar daarna een tweede deel, dat paars kleurt. De kleur van de passie, het lijdensverhaal. Het Hosanna én het Kruisigt Hem! In alle dubbelheid, Want we willen wel allemaal zo’n koning, die al onze tranen komt afwissen, die de dood teniet zal doen, die het op alle fronten gaat winnen. Maar we willen hem niet langs deze aanstootgevende weg, met dat vertoon van machteloosheid, Is dat is dat mijn koning, 4
Dat aller vaad’ren wens? Maar hier voltrekt zijn opgang zich in zijn ondergang. Leve de koning; de koning moet dood! Daarom moet de dienst vandaag wel eindigen in een dissonant. IN een wrange klank, die pijn doet aan onze oren. Die dwingt tot stilte, tot nadenken, mediteren deze week…. Want: wij hoeven niet in Jezus’ schoenen te staan, maar wel in zijn voetspoor te gaan…..
5