Economisch Financiële Berichten Veertiendaags tijdschrift ■ Jaargang 54 ■ nr. 20 ■ 19 november 1999 ■ ISSN 1374-2132
in dit nummer...
Europees
Europees landbouwbeleid in de branding .... 1 Voedingsdistributie – Consolidatie versnelt .... 13 Internationaal beursoverzicht .... 16
landbouwbeleid in de branding
O
p 30 november start in Seattle een nieuwe onderhandelingsronde van de
Wereldhandelsorganisatie (WTO) over de liberalisering van de internationale handel. Daarbij zal onder meer een ingrijpende vermindering van de steun aan de landbouwsector␣ hoog op de agenda staan. Daartegenover worden soms nieuwe argumenten aangehaald zoals kwaliteitsbewaking, milieubescherming en plattelandsontwikkeling, die tot op zekere hoogte een duurzame subsidiëring van de sector kunnen verantwoorden. De Europese Unie zal deze argumenten alvast in de schaal werpen, maar het is een open vraag hoe zwaar ze tijdens de onderhandelingen zullen wegen. Waarschijnlijk ligt een nieuwe stap in de richting van een vrijere marktwerking en vrijhandel met betrekking tot de landbouw dan ook in het verschiet.
Door de sterk verbeterde transpor tmoge-
Europese behoeften te voorzien. Om de zelf-
lijkheden nam in Europa op het einde van de
voorzieningsgraad op te krikken, moest dus de
negentiende eeuw de impor t van goedkoop
productiviteit in de landbouw worden verhoogd,
graan uit de Verenigde Staten (VS) en Rusland
waardoor tegelijk productiemiddelen voor
spectaculair toe. Uit vrees dat hun inkomen door
andere sectoren konden worden vrijgemaakt.
deze goedkope invoer zou afkalven, oefenden
Ten tweede was het de bedoeling om de gevol-
de Europese grootgrondbezitters druk uit op
gen van het soms zeer wisselvallige productie-
hun nationale overheden om in te grijpen met
verloop in de sector te temperen. Het landbouw-
protectionistische maatregelen. Tarifaire grens-
aanbod kan immers aanzienlijk schommelen,
bescherming en marktinter venties waren het
terwijl de vraag nagenoeg stabiel is. Om de forse
gevolg. Bij de oprichting van de Europese Eco-
prijsvariaties voor de consumenten en inkomens-
nomische Gemeenschap door het Verdrag van
schommelingen voor de landbouwers af te zwak-
Rome in 1957, werd het landbouwbeleid een
ken, werd een regulering van de prijzen en de
Europese materie, maar afscherming van de
afzet noodzakelijk geacht. Nog een argument,
markt en interventionisme bleven overeind. Dat
ten slotte, was de zorg voor het milieu en de
steunde op diverse argumenten.␣ Ten eerste was
plattelandsontwikkeling. De landbouw ‘bezet’
de productie in belangrijke subsectoren van
immers letterlijk het land en het landbouwareaal
de landbouw nog ontoereikend om in de eigen
beslaat ruim 40␣ % van de totale oppervlakte van
Economisch Financiële Berichten
1
Economisch Financiële Berichten
de Europese Unie (EU). Een en ander heeft
sector de jongste jaren zowat overal op de
belangrijke ecologische gevolgen.
terugweg. Naast de afnemende bereidheid van de belastingbetalers om de oplopende kosten
De EU-lidstaten zijn niet de enige landen
van deze steun te betalen, weerspiegelt dit ook
met een sterke bescherming van de landbouw-
de uitkomst van de GATT-onderhandelingen
sector. In Noorwegen en Zwitserland zijn de
tijdens de Uruguay-ronde, die in 1993 werd af-
kosten van het landbouwbeleid relatief nog veel
gesloten en waarbij werd overeengekomen dat
hoger dan in de EU. Door zijn gemeenschap-
de principes van de vrijhandel voor taan ook
pelijk karakter heeft het EU-landbouwbeleid
grotendeels op de landbouw moesten worden
per saldo wellicht een matigende invloed ge-
toegepast (zie verder).
had op de nationale protectionistische tendensen in de landbouwsector (1). Buiten Europa onderscheidt ook Japan zich door sterke over-
Verdrag van Rome
heidssteun aan de landbouwproductie. In de VS en vooral in Australië en Nieuw-Zeeland
De traditionele argumenten voor de on-
lijkt dit minder het geval, al maken verschil-
dersteuning van de sector vindt men terug in
lende␣ vormen van verborgen steun de verge-
ar tikel 39 van het Verdrag van Rome, dat de
lijking tussen werelddelen niet gemakkelijk (zie
officiële doelstellingen van het Europese ge-
grafiek I). Wel blijkt de overheidssteun aan de
meenschappelijke landbouwbeleid aangeeft. Naast de verhoging van de productiviteit, zijn dat de garantie van een redelijke levens-
Grafiek I – Productiesteunequivalent (*) per regio (in % van de waarde van de landbouwproductie)
standaard voor de landbouwers, de stabilisatie
1986-1988 1991-1993 1996-1998
80
van de landbouwmarkten en het waarborgen
70
van de voedselvoorziening tegen redelijke prijzen voor de consumenten. De eerste con-
60
1958 op de Conferentie van Stresa. Daar werd
40
onder meer bepaald dat de aanbodstructuur
30
VS
EU No
or
g we
en Zw
its
e
rla
nd
p Ja
van de Europese landbouw moest worden hervormd om de concurrentiepositie van de
20
sector te verbeteren, evenwel zonder de ge-
10
zinsbedrijven in het gedrang te brengen. De
0 O w- nd lië tra ES Nieu ela s O Au Ze
crete uitwerking van het beleid kwam er in
50
an
prijzen moesten overal in de Gemeenschap dezelfde zijn en hoog genoeg liggen om aan de landbouwers een voldoende inkomen te garanderen. Doordat de productiekosten in Europa
Bron: OESO. (*) Het productiesteunequivalent (PSE) geeft de waarde weer van de door de consumenten en belastingbetalers aan de landbouwproductie verrichte overdrachten die het gevolg zijn van de toegekende landbouwsteunmaatregelen. Het PSE vertegenwoordigt de totale overdrachten in procent van de totale waarde van de productie, aangepast door er de rechtstreekse steun in op te nemen en er de heffingen van af te trekken. © KBC Bank CPX201
gemiddeld hoger lagen dan elder s in de wereld, kwam dat voor de meeste landbouwproducten neer op hogere prijzen dan de wereldmarktprijzen en moest de interne markt bijgevolg tegen goedkopere invoer worden afgeschermd.
2
De Europese Raad van Ministers keurde
steld. Dat maakte de kloof tussen de wereld-
deze uitgangspunten goed in december 1960
mar ktprijzen en de Europese prijzen nog
en stelde daarbij drie principes centraal: een-
groter. Aanvankelijk hadden deze maatregelen
heid van markt of m.a.w. volledig vrij verkeer
per saldo weinig impact op de Europese be-
van landbouwproducten tussen de lidstaten,
groting. Doordat de Gemeenschap netto-im-
communautaire preferentie, d.w.z. voorkeur voor
por teur van landbouwproducten was, werden
de eigen landbouwproducten op de interne
de meeruitgaven als gevolg van de uitvoer-
markt, en financiële solidariteit, d.w.z. gemeen-
subsidies immers ruimschoots gecompenseerd
schappelijke financiering van het beleid via het
door de invoerheffingen.
Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL). Dit fonds bestaat uit een afdeling Garantie (r uim 90␣ % van de
Groeiende overschotten
middelen), die instaat voor het markt- en prijsbeleid, met inbegrip van de begeleidende maat-
De prijsonder steunende maatregelen
regelen van het landbouwbeleid, en een af-
hadden als gevolg dat landbouwers die de
deling Oriëntatie (minder dan 10␣ % van de
grootste productie realiseerden, het meeste
middelen), die de structurele aspecten voor
voordeel haalden uit het beleid. Samen met de
haar rekening neemt.
introductie van modernere productiemethodes en een rationelere bedrijfsvoering werkte dat
Onder tussen hadden de landbouworga-
een sterke toename van het aanbod in de hand.
nisaties zich in 1958 op Europees niveau
Dat was in de jaren zestig trouwens een ge-
verenigd tot het Comité des Organisations Pro-
wenste ontwikkeling. Zij maakte het mogelijk
fessionnelles Agricoles (COPA). Ook op natio-
dat de doelstelling van zelfvoorziening in de
naal en regionaal niveau ontstonden nieuwe be-
meeste subsectoren van de landbouw snel
roepsorganisaties, die erin slaagden stevige
werd bereikt (zie tabel I) en dat een belang-
netwerken op te bouwen en zich snel aan de
rijke arbeidsreserve vrijkwam die in de toen
veranderende politieke en economische reali-
snel groeiende industriële sectoren kon wor-
teit aan te passen. Daardoor konden zij een
den ingezet.␣ Tegen het einde van de jaren
sterke invloed uitoefenen op de concrete ver-
zeventig sloegen de tekor ten evenwel om in
taling van het beleid in gemeenschappelijke
fors toenemende overschotten (zie grafiek II
marktordeningen voor de diverse subsectoren
blz.␣ 4).␣ Tussen 1973 en 1988 steeg het volume
van de landbouw. Deze marktordeningen be-
van de landbouwproductie in de EU met on-
staan uit een amalgaam van prijsondersteuning,
geveer 2␣ % per jaar. De jaarlijkse groei van het
maatregelen ter beheersing van het aanbod (zoals productiequota’s en braaklegging) en
Tabel I – Europese zelfvoorzieningsgraad (in␣ %)
directe subsidies. De prijsondersteuning gebeur t door middel van invoerheffingen, uitvoersubsidies en interventieaankopen. Om te voorkomen dat landbouwers in sommige lidstaten prijsverminderingen zouden moeten aanvaarden, werden de interventieprijzen oorspronkelijk op het peil van de duurste lidstaat vastge-
1969 1975 1985 1997
Granen
Boter
86 95 120 106
92 97 123 109
Rundvlees 95 101 108 116
Bron: Eurostat.
Nr. 20 / 1999
3
Economisch Financiële Berichten
van de Europese landbouwstructuur in ener-
Grafiek II – Ontwikkeling van enkele interventievoorraden in de EU (in volume, 1977 = 100)
Graan Rundvlees Boter
zijds grote, uitsluitend op akkerbouw gerichte 1800
bedrijven en anderzijds grondloze industriële
1600
veehouderijen, waardoor de complementariteit
1400
tussen akkerbouw en veeteelt verminderde.
1200 1000 800
1977 79
81
83
85
87
89
91
93
95
Het opkopen van overschotten tegen inter ventieprijzen en de oplopende expor tsubsidies deden de uitgaven van het EOGFL-
600
Garantiefonds tussen 1970 en 1990 meer dan
400
ver tienvoudigen, terwijl de finale productie-
200
waarde van de landbouw in dezelfde periode
0
slechts vervijfvoudigde. Een steeds groter deel
97
Bron: EOGFL-rapporten.
van deze waarde bestond dus in feite uit subsidies. Om de uitgaven onder controle te krijgen,
© KBC Bank CPX202
werd het stijgingstempo van de interventieprijzen weliswaar afgezwakt, maar de positieve
interne verbruik daarentegen bleef in dezelfde
impact hiervan op de begroting werd vooral in
periode beperkt tot amper 0,5␣ %.
de jaren tachtig geneutraliseerd door de daling van de wereldmarktprijzen. De interventieprijs-
In de subsectoren graan, rundvlees en
regeling bleek bovendien weinig doelmatig als
zuivel werd het aanbodoverschot nog versterkt
instrument van inkomensondersteuning. Door-
door de interventieprijsregeling.␣ Als de inter-
dat zij gekoppeld was aan de omvang van de
ne marktprijs beneden een bepaalde drempel
productie, kwam het grootste deel van de steun
viel, kocht de Europese overheid de overschot-
ten goede aan de grootste landbouwbedrijven.
ten op tegen een gegarandeerde prijs, die
Kleinere bedrijven en landbouwers in minder
hoger lag dan de wereldmarktprijs. De stimu-
productieve gebieden bleven enigszins in de
lans om de productie in het geval van een
kou staan. Daarenboven hadden de productivi-
onvoldoende vraag in te dijken, ontbrak dus
teitsverbeteringen en de steeds intensievere
volledig. Aan de vraagzijde kwam daar nog bij
productiemethodes vaak nadelige gevolgen
dat de Europese veevoederproducenten graan
voor het leefmilieu.
steeds meer gingen ver vangen door goedkopere, geïmpor teerde substituten zoals soja,
De afscherming van de Europese land-
meestal afkomstig uit de VS. Door een GATT-
bouwmarkt en de uitvoersubsidies werden in
akkoord van 1962 waren deze graansubsti-
de loop der jaren ook een bron van toene-
tuten␣ immers vrijgesteld van invoerheffingen,
mende ergernis in de internationale handels-
terwijl de steeds grotere graanoverschotten
betrekkingen. Belangrijke landbouwlanden,
wel met subsidies werden uitgevoerd.␣ Achteraf
zoals de VS, beschouwden het beleid als een
beschouwd blijkt dit GATT-akkoord niet alleen
inbreuk op de vrijhandelsprincipes. De import-
de kiemen van de ontsporing van de Europese
heffingen wekten bovendien wrevel bij de ont-
landbouwbegroting te hebben gezaaid, maar
wikkelingslanden, die sterk afhankelijk van de
ook te hebben bijgedragen aan de specialisatie
landbouwexpor t waren. Bij de Uruguay-ronde
4
(die begon in juli 1986) werd de landbouw op-
als buiten de EU, en hun productie doen af-
genomen in de GATT-onderhandelingen over
nemen tot niveaus die meer in overeenstem-
een verdere liberalisering van de wereldhandel.
ming waren met de marktvraag. Over de jaren
Om hun uitvoer te bevorderen, hadden de
1992-1995 werd de inter ventieprijs voor
VS␣ vlak vóór de star t van deze ronde hun
graangewassen met 30␣ %, voor rundvlees met
steunprijzen fors verlaagd en die daling ge-
15␣ % en voor boter met 5␣ % verlaagd.␣ Ter
compenseerd door productiesubsidies. Samen
compensatie van de lagere prijzen werden voor
met de oplopende budgettaire kosten van het
granen en rundvlees inkomenstoelagen toege-
beleid noopte dit de EU er uiteindelijk toe om
kend, gebaseerd op productieniveaus uit het
de overproductie af te remmen en de grens-
verleden. In de akkerbouw werd deze steun,
beschermende maatregelen af te bouwen.
behalve voor kleine bedrijven, verbonden aan een braakleggingsverplichting, d.w.z. dat hij enkel werd uitgekeerd als een bepaald per-
De ‘MacSharryhervorming’ van 1992
centage land uit de productie werd genomen. In de rundvleessector werd in een inkomenssteun per dier voorzien en het aantal toege-
De eerste aanbodbeperkende maatrege-
stane dieren per hectare (en in bepaalde ge-
len in de EU dateren al van 1977, toen de
vallen per bedrijf en nationaal/regionaal) in
eerste financiële sancties bij overproductie in
absolute waarde beperkt. De hervorming be-
de zuivelsector werden geïntroduceerd. Later
vatte daarnaast nog een reeks begeleidende
werden nog in andere subsectoren ‘stabilisa-
maatregelen inzake milieuzorg en op sociaal
toren’ ingevoerd, dat zijn boetes bij het over-
vlak. Milieuvriendelijke productiemethodes en
schrijden van bepaalde productiequota’s. In
de bebossing van landbouwgronden werden
1988 limiteerde het ‘landbouwrichtsnoer’ de
aangemoedigd en er gold een premieregeling
uitgaven van het EOGFL-Garantiefonds tot
bij ver vroegde uittreding uit het landbouw-
27,5 miljard ECU, waarop een jaarlijkse ver-
beroep, om de uitbreiding van bestaande be-
hoging van maximaal 74␣ % van de nominale
drijven en de vestiging voor jonge landbouwers
groei van het BBP van de EU mocht worden
te vergemakkelijken.
toegepast. Die limiet was op lange termijn niet haalbaar zonder een ingrijpende beperking van
Met de overschakeling van prijsonder-
de productie. Die kwam er met de␣ ‘MacSharr y-
steuning naar rechtstreekse inkomenssteun
her vorming’, die in juni 1992 door de Europese
sloeg de MacSharry-hervorming de weg van de
Raad van Landbouwministers werd goedge-
ontkoppeling in, d.w.z. dat de steun in principe
keurd. De drie oorspronkelijke basisprincipes
niet meer evenredig toeneemt met de omvang
(eenheid van markt, communautaire preferen-
van de productie. Toch heeft dit tot dusver niet
tie en financiële solidariteit) bleven in deze
veel invloed gehad op de verdeling van de uit-
hervorming overeind, maar er zou geleidelijk
gaven volgens de grootte van de landbouw-
worden overgeschakeld van gegarandeerde
bedrijven. Doordat de inkomenscompensaties
prijzen naar directe inkomensondersteuning.
worden toegekend in verhouding tot de inge-
De verlaging van de gegarandeerde prijzen
zette productiefactoren (aantal hectaren bouw-
moest de Europese landbouwers meer concur-
land of omvang van de veestapel), worden zij
rentiekracht geven, zowel op de interne markt
in feite op ongeveer identieke wijze verdeeld
Nr. 20 / 1999
5
Economisch Financiële Berichten
tussen grote en kleine bedrijven als de prijs-
tussen goed voor ongeveer 20␣ % van het ge-
ondersteuning, die per definitie een proportio-
middelde landbouwinkomen. In Wallonië is
nele productiesteun inhield. De overschakeling
deze verhouding wel ongeveer tweemaal zo
naar meer directe inkomenssubsidies past ook
hoog als in Vlaanderen. Dat verschil is te ver-
in de gewijzigde historische context. In de
klaren door het feit dat de sectoren waarvoor
jaren zestig zou de toekenning van directe
de inkomenssteun wordt toegekend (graan en
steun aan de toen nog zeer talrijke landbou-
rundvlees) propor tioneel meer in Wallonië
wers een zware administratieve last hebben
dan␣ in Vlaanderen zijn gevestigd.
meegebracht en werden de kosten van het prijsondersteuningsbeleid in belangrijke mate
Voor de EU als geheel hadden deze maat-
gefinancierd door invoerheffingen (zie boven).
regelen tot dusver per saldo geen negatieve
In de jaren negentig is deze situatie volledig om-
invloed op het inkomen van de landbouwers.
gekeerd. De vooruitgang van de informatie-
Het totale inkomen, gemeten aan de reële net-
technologie en de afname van het aantal land-
to toegevoegde waarde tegen factorkosten
bouwbedrijven maken de administratieve
(inclusief subsidies en na aftrek van belastingen
verwerking van de inkomenssteun goedkoper.
en afschrijvingen), is de jongste jaren opnieuw
Bovendien is de EU voor de meeste landbouw-
toegenomen en door de daling van het arbeids-
producten netto-expor teur geworden, waar-
volume in de sector blijkt het gemiddelde in-
door het beleid van prijsondersteuning haar
komen per arbeidsjaareenheid in de EU sinds
begroting zwaar belast.
1992 zelfs met 17␣ % te zijn gestegen. In België daarentegen ging het landbouwinkomen per
Door de hervorming is het aandeel van
arbeidsjaareenheid tussen 1992 en 1997 met
de compenserende inkomenssteun sinds 1992
15 ␣ % achteruit, ook doordat het arbeidsvolume
opgelopen tot meer dan de helft van de uit-
hier iets minder sterk kromp dan in de rest van
gaven van het EOGFL-Garantiefonds, terwijl
Europa (zie grafieken III tot V). De invoering
het␣ aandeel van de uitvoerrestituties en de
van een directe inkomenssteun gekoppeld aan
klassieke marktsteun in de vorm van inter-
een maximale veebezetting per hectare speelt
ventieaankopen sterk is gedaald (zie tabel II).
sterker in het nadeel van de landen met de
In␣ België is de directe inkomenssteun onder-
meest intensieve landbouwstructuren, zoals Denemarken en België. Niettemin ontvangen die landen juist door het intensieve karakter van
Tabel II – Uitgavenstructuur van het EOGFL-Garantiefonds (in %)
hun landbouw relatief nog steeds de hoogste steun (zie grafiek VI blz. 8). De ontwikkeling van
1992
1995
1998
29,7 68,2 0,0 0,0 2,1
22,6 30,5 45,5 2,4 –1,0
12,5 31,5 51,3 4,8 –0,1
100,0
100,0
100,0
EU doorgaans niet veel afwijkt van het gemid-
53,2
51,7
48,9
delde van alle gezinnen, maar dat een steeds
het landbouwinkomen zegt evenwel op zich Restituties Klassieke marktsteun Compenserende inkomenssteun Begeleidende maatregelen Andere TOTAAL In % van de EU-begroting Bron: EOGFL.
overigens nog niets over het gemiddeld beschikbaar inkomen van landbouwgezinnen. De Europese statistieken suggereren dat het beschikbaar inkomen van landbouwgezinnen in de
belangrijker gedeelte ervan (meestal tussen een derde en de helft) afkomstig is van niet-agra-
6
rische activiteiten. Relatief blijkt de inkomenssituatie van landbouwgezinnen in de EU de jongste jaren volgens deze statistieken wel te
Grafiek III – Ontwikkeling van de reële netto toegevoegde waarde (tegen factorkosten) van de landbouw
120
Gemiddelde 1989-1991 = 100
verslechteren, althans als men het beschikbaar
110
EU België
inkomen per gezinslid beschouwt.
100 90
Nieuwe uitdagingen
80
Door de beleidswending sinds 1992 zijn de landbouwoverschotten alvast beduidend kleiner geworden (zie grafiek II) (2). De productie blijft niettemin toenemen en bij onge-
70 © KBC Bank CPX203
1986 87
88
89
60 90
91
92
93
94
95
96
97
wijzigd beleid zullen de overschotten opnieuw oplopen als gevolg van geringere afzetmogelijkheden buiten de interne markt. De Wereld-
Grafiek IV – Ontwikkeling van het aantal arbeidskrachten in de landbouw, uitgedrukt in arbeidsjaareenheden
handelsorganisatie legt immers de afbouw
130
Gemiddelde 1989-1991 = 100
van de expor tsubsidies op, terwijl de meeste
120
EU België
interventieprijzen nog steeds boven het we-
110
reldmarktniveau liggen. Zonder nieuwe productiebeperkende maatregelen verwacht de
100
Europese Commissie in 2005 een overschot 90
van 58 miljoen ton in de graansector en van 11,5 miljoen ton in de rundvleessector, d.i.
80
respectievelijk 28␣ % en 145␣ % van de productieniveaus van 1996. Een wisselkoersappreciatie van de euro en/of een daling van de prijzen op de wereldmarkt zouden de interventievoorraden zelfs nog sterker doen toenemen. Bovendien zullen de expor tsubsidies nog verder aan
© KBC Bank CPX204
1986 87
88
89
70 90
91
92
93
94
95
96
97
Grafiek V – Ontwikkeling van de reële netto toegevoegde waarde (tegen factorkosten) per arbeidsjaareenheid van de landbouw
120
raliseringsronde voor de wereldhandel (de zo-
EU België
genaamde ‘Millenniumronde’) die eind novem-
110
ber van dit jaar in Seattle van start gaat.
100 90
Een andere uitdaging is de geplande uitbreiding van de EU tot Centraal- en Oost-
80
Europa, die ingrijpende gevolgen zal hebben voor de landbouwstructuur in de EU. De toetreding van de eerste zes kandidaten (3) alleen al zou de landbouwbevolking met 64␣ %
130
Gemiddelde 1989-1991 = 100
banden worden gelegd tijdens de nieuwe libe-
70 © KBC Bank CPX205
1986 87
88
89
60 90
91
92
93
94
95
96
Bron: Eurostat.
en het landbouwareaal met 23␣ % doen toe-
Nr. 20 / 1999
7
97
Economisch Financiële Berichten
maken. Ook de introductie van aanbodbeper-
Grafiek VI – Relatie tussen de netto toegevoegde waarde (tegen factorkosten) per arbeidsjaareenheid van de landbouw en de landbouwontvangsten per arbeidskracht (duizend ECU)
kende maatregelen ligt er niet voor de hand, gezien de nog lage productiviteit van de landbouw in deze landen. De directe inkomens-
Landbouwontvangsten per arbeidskracht in de landbouw (1997)
14
steun, ten slotte, wordt normaal alleen toege-
12
B
kend als compensatie voor prijsverlagingen.
DK
IRL 10
Maar aangezien de prijzen integendeel zouden
F D
8
worden verhoogd, betekent dit dat de armere
VK
landbouwbevolking van de nieuwe lidstaten
NL 6
A
niet voor die steun in aanmerking zou komen.
S FIN GR I
4 2
E
L
Voor de huidige lidstaten anderzijds zijn een aantal van de oorspronkelijke beleidsdoel-
P
stellingen nu minder relevant dan in de jaren
0 0
5
10
15
20
25
30
35
Netto toegevoegde waarde van de landbouw tegen factorkosten per arbeidsjaareenheid (1996) Bronnen:␣ Europese Commissie, Eurostat en eigen berekeningen. © KBC Bank CPX206
zestig. De EU is voor de meeste landbouwproducten zelfvoorzienend geworden en ook de doelstelling van redelijke prijzen voor de consumenten kan als bereikt worden beschouwd. Tussen 1978 en 1998 stegen de voedingsprijzen in de EU alles samen ruim 44␣ % minder
nemen.␣ De productie zelf daarentegen zou met
dan de algemene consumptieprijsindex. Dat is
minder dan 10␣ % verhogen, wat de geringe
evenwel in belangrijke mate te danken aan de
landbouwproductiviteit in deze landen in ver-
gunstige trend van de wereldmarktprijzen en
gelijking met de huidige lidstaten illustreert. De
dus niet de verdienste van het Europese land-
structurele maatregelen die bij de uitbreiding
bouwbeleid zelf. Dat beleid heeft weliswaar
nodig zullen zijn, zullen de EU-landbouwuit-
via de productiviteitsimpulsen een gunstige
gaven onder sterk opwaartse druk zetten, al
impact op de prijsontwikkeling gehad, maar
lopen de ramingen over de juiste impact hier-
tegelijk ook hogere prijzen op de interne markt
van uit elkaar (4). Daarnaast rijzen er proble-
dan op de wereldmarkt in stand helpen hou-
men met betrekking tot de toepasbaarheid van
den. Consumenten betalen in de EU voor hun
de principes van het beleid op de toetredings-
voedingsmiddelen gemiddeld anderhalfmaal
kandidaten. Zo liggen de EU-interventieprijzen
zoveel als op de wereldmarkt. Op sterk ge-
voor de meeste producten significant hoger
reguleerde markten, als die voor bijvoorbeeld
dan de huidige marktprijzen in Centraal- en
suiker, zuivelproducten en rundvlees, liggen de
Oost-Europa. Hoewel dit prijsverschil in de
prijzen voor consumenten zelfs twee tot drie
komende jaren kleiner zal worden, zou de in-
keer zo hoog als op de wereldmarkt (zie gra-
voering van uniforme interventieprijzen waar-
fiek VII). De jongste jaren verschuift de beleids-
schijnlijk toch de landbouwprijzen in de nieuwe
klemtoon steeds meer van voedselvoorziening
lidstaten verhogen. Dat zou er het reële in-
naar voedselveiligheid en -kwaliteit en naar
komen aantasten van brede lagen van de be-
milieu- en diervriendelijkheid van de produc-
volking voor wie voedingsproducten nog een
tiemethodes. De landbouw krijgt een zgn.
relatief belangrijk deel van de bestedingen uit-
‘multifunctionele’ rol toebedeeld.␣ Van de land-
8
bouwer wordt niet alleen verwacht dat hij zorgt voor de productie van gezond voedsel, maar
Grafiek VII – Verhouding tussen de interne EU-prijs en de wereldmarktprijs voor landbouwproducten, 1998
ook dat hij dat doet op een milieuvriendelijke
3,5
manier, en tegelijk aandacht heeft voor de na-
3
tuurbescherming en de plattelandsontwikkeling. Vanuit die ruimere visie krijgt de subsidiëring
2,5
van de sector een andere, meer duurzame ver2
antwoording. Men beschouwt de landbouw als Alle landbouwproducten
een activiteit die grotere sociale opbrengsten
1,5
voor tbrengt dan alleen maar de opbrengsten 1
verbonden aan de voedselproductie in strikte zin. Bijgevolg moet zij op steun van de over-
0,5
heid kunnen rekenen voorzover zij positieve 0
effecten op het milieu of op de volksgezondheid sor teer t. Dit milieu- of gezondheidsaspect
Su
ik
er
M
e
lk d un
mag in de praktijk evenwel niet te ruim wor-
R
den opgevat, zoniet dreigt het te verworden
Bron: OESO.
vle
es
Ri
jst
ve m ui e s l P le v
e-
s-
en rk es a V vle
r Ta
we
Ei
er
en
© KBC Bank CPX207
tot een verkapt argument voor protectionisme. Een voorbeeld is de aversie van Europa voor Amerikaans hormonenvlees, die wordt
deze agenda formeel goedgekeurd, zij het in
verantwoord door de bezorgdheid om de
een gewijzigde, minder drastische versie dan de
volksgezondheid, maar waarover geen weten-
oorspronkelijke voorstellen. In essentie komt
schappelijk uitsluitsel bestaat. Een ander voor-
het neer op een verdere uitbreiding en ver-
beeld is de gretigheid waarmee sommige lan-
dieping van de MacSharry-hervorming, d.w.z.
den naar aanleiding van de recente dioxinecrisis
nog lagere interventieprijzen en meer directe
in België tijdelijk hun grenzen voor vrijwel alle
inkomensondersteuning.
Belgische landbouwproducten sloten. In de akkerbouw bijvoorbeeld gaat het om een verlaging van de interventieprijs voor graan
Verder op de in 1992 ingeslagen weg
met 15␣ % in twee gelijke fasen in 2000 en 2001, gedeeltelijk gecompenseerd door meer inkomenssteun per hectare, op voorwaarde dat
Om tegemoet te komen aan deze nieuwe
10␣ % van het akkerbouwareaal wordt braakge-
uitdagingen formuleerde de Europese Commis-
legd. De inter ventieprijzen voor rundvlees
sie in juli 1997 concrete voorstellen in haar
worden in drie stappen met 20␣ % verlaagd
werkdocument ‘Agenda 2000’, waarin zij haar
en␣ de inkomenssteun per dier wordt opgetrok-
begrotingsplannen voor de periode 2000-2006
ken (6). In de zuivelsector is de verlaging van
toelicht.␣ Agenda 2000 bestrijkt meer domeinen
de interventieprijs met 15␣ % voor boter en
dan de landbouw alleen en handelt onder an-
mageremelkpoeder uitgesteld tot het jaar 2005.
dere ook over de gevolgen van de uitbreiding
Daarnaast is aan de lidstaten de mogelijkheid
van de EU voor de Europese begroting (5). In
gegeven om de steun te verminderen of zelfs
maar t 1999 werd het landbouwhoofdstuk uit
in te trekken als bepaalde milieueisen niet wor-
Nr. 20 / 1999
9
Economisch Financiële Berichten
den nageleefd en om de betalingen met maxi-
torkosten, door de hervorming tegen het jaar
maal 20␣ % te verlagen als de arbeidsbezetting,
2005 met 4␣ % tot 5␣ % verminderen ten op-
het globale inkomen of de totaal ontvangen
zichte van een scenario van ongewijzigd beleid.
steun van het bedrijf bepaalde drempels be-
Berekeningen voor België wijzen op een moge-
reikt. Ten slotte bekrachtigt Agenda 2000 de
lijk gemiddeld inkomensverlies van ruim 5␣ %.
accentverschuiving naar een meer omvattend
Volgens de oorspronkelijke berekeningen van
structuurbeleid, gebaseerd op de vereiste
de Europese Commissie zou de stijging van de
multifunctionele rol van de landbouw. De
arbeidsproductiviteit anderzijds de weerslag
totale EU-uitgaven blijven geplafonneerd op
van de hervorming op het gemiddelde land-
1,27␣ % van het communautaire BBP, in over-
bouwinkomen meer dan compenseren.
eenstemming met de norm die daarover in 1992 werd vastgelegd, maar het aandeel van
Na de MacSharry-hervorming, is Agenda
de landbouwuitgaven zal dalen naar 44␣ % in
2000 alvast een nieuwe stap die de Europese
2006 (49␣ % in 1998).
landbouw, door de nauwere aansluiting bij de wereldmarktprijzen, meer zal integreren in de
De maatregelen van Agenda 2000 kregen
internationale handel, met alle daaraan ver-
veel kritiek. Zo zouden de voorwaarden om
bonden voordelen voor de industrie en de con-
inkomenssteun te verkrijgen een extensivering
sumenten. Lagere landbouwprijzen vergroten
van de productiemethodes in Europa aanmoe-
de koopkracht van de gezinnen en kunnen zo
digen. In de EU is het areaal evenwel beperkt
de par ticuliere consumptie, de reële BBP-groei
en de landbouw bijgevolg noodgedwongen in-
en de werkgelegenheid in de EU aanzwenge-
tensiever dan bijvoorbeeld in de VS (zie kader).
len. De positieve impact daarvan mag evenwel
De vrees bestaat bovendien dat de hervorming
niet worden overschat. Het belang van de voe-
de inkomenspositie van de landbouwers zal
dingsuitgaven in de totale gezinsbestedingen is
aantasten, aangezien de voorgestelde inko-
de voorbije decennia in de EU immers al sterk
menssteun slechts gedeeltelijk de prijsver-
gedaald (van 28␣ % in 1970 tot 18␣ % in 1997).
lagingen compenseert. De Europese Commis-
Bovendien hangt veel af van de mate waarin de
sie heeft hier geredeneerd dat een lagere
daling van de interventieprijzen door de latere
interventieprijs niet noodzakelijk betekent dat
schakels in het productie- en distributieproces
de marktprijs die de landbouwers werkelijk
aan de consument wordt doorberekend.␣ Alles
ontvangen, effectief tot op dat niveau zal dalen.
samen zou het cumulatieve effect op het alge-
De veronderstelling daarbij is dat de interven-
mene consumptieprijspeil in de EU volgens de
tieprijs opnieuw zijn oorspronkelijke functie van
Europese Commissie beperkt blijven tot 0,3 à
vangnet in geval van een ernstige ontwrichting
0,45␣ % tegen het jaar 2005. De par ticuliere
van de markt zou vervullen. Niettemin zou de
consumptie zou daardoor een bijkomende
her vorming volgens sommige berekeningen
impuls van ongeveer 0,5␣ % krijgen, maar door
leiden tot een inkomensverlies, dat des te
de hogere invoer zou de positieve weerslag op
groter zou zijn naarmate de landbouwstructu-
het totale BBP en de werkgelegenheid van de
ren klein en intensief zijn.␣ Volgens de land-
EU uiteindelijk niet meer dan 0,1 à 0,2␣ % be-
bouworganisaties zelf zou het totale reële land-
dragen (7).␣ Toch toont dit aan dat een her-
bouwinkomen in de EU, berekend aan de hand
vorming van het landbouwbeleid in de richting
van de netto toegevoegde waarde tegen fac-
van een vrijere marktwerking niet alleen de
10
Europese en Amerikaanse landbouw: verschillende werelden
Dat de Europese en Amerikaanse landbouw verschillende werelden zijn, blijkt duidelijk uit de vergelijking van enkele landbouwgegevens. Gemiddeld is het economisch belang van de landbouw in de EU groter dan in de VS, met een aandeel in de totale werkgelegenheid en bruto toegevoegde waarde van respectievelijk 5␣ % en 1,9␣ %, tegenover 2,7␣ % en 1,7␣ % in de VS. Dat verschil wordt evenwel vooral veroorzaakt door het nog steeds vrij grote gewicht van de landbouwsector in de relatief arme zuidelijke lidstaten van de EU. In België daarentegen ligt het economisch belang van de landbouwsector zelfs onder het niveau van de VS. Zowel in de EU als in de VS ligt de arbeidsproductiviteit in de landbouw lager dan gemiddeld in de economie. De aanbodstructuur van de landbouw is in beide continenten evenwel totaal verschillend. Terwijl de landbouwoppervlakte in de VS maar liefst het drievoud van die in de EU bestrijkt, tellen de␣ VS toch heel wat minder landbouwondernemingen.
Het gemiddelde bewerkte areaal per bedrijf ligt er dan ook veel hoger : 188,2 hectare of maar liefst tien keer zo veel als in de EU (18,2 hectare). De landbouwstructuur in de VS is volgens deze maatstaf globaal dus veel minder intensief dan in de EU. De finale productiewaarde per eenheid bewerkte oppervlakte ligt in de VS dan ook veel lager dan in de EU.␣ Anderzijds zijn in de VS veel minder personen in de landbouw actief, zodat het aantal arbeidskrachten per bewerkte hectare er veel lager ligt (gemiddeld 5,5 per 100 ha in de EU tegenover 0,9 in de VS). De finale productiewaarde per arbeidskracht bedraagt in de VS gemiddeld het dubbele van die in de EU. Per landbouwonderneming lopen de productiviteitsverschillen tussen de VS en de EU nog sterker uit elkaar. Bij de vergelijking van deze productiviteitscijfers moet men er wel rekening mee houden dat de productiewaarde ook de aan de sector toegekende overheidssubsidies omvat. Volgens de OESO bedraagt deze steun in de VS en de EU respectievelijk 22␣ % en 45␣ % van de productiewaarde. Een en ander betekent dat de inkomenspositie van de Amerikaanse landbouwers ceteris paribus veel minder door een ingrijpende liberalisering van de sector wordt bedreigd dan die van hun Europese collega’s.
Kerncijfers van de landbouw in de VS, de EU en België (1997) ␣ ␣ ␣ ␣ VS Aandeel landbouw – in de totale werkgelegenheid – in de totale bruto toegevoegde waarde Aantal landbouwondernemingen (x 1␣ 000) Totale landbouwoppervlakte (mln. ha) – per landbouwonderneming (ha) Aantal personen actief in de landbouw (x 1␣ 000) – per landbouwonderneming – per 100 ha landbouwoppervlakte Waarde finale productie in de landbouw (mld. USD) – per ha landbouwoppervlakte (1␣ 000 USD) – per persoon actief in de landbouw (1␣ 000 USD) – per landbouwonderneming (1␣ 000 USD)
2,7␣ % 1,7␣ % 2␣ 058
␣ ␣ ␣ ␣ EU
België
5,0␣ % 1,9␣ %
2,7␣ % 1,1␣ %
7␣ 370
71
387,3 188,2
134,3 18,2
1,4 19,4
3␣ 345 1,6 0,9
7␣ 434 1,0 5,5
102 1,4 7,4
226,2 0,6 67,6 109,9
246,4 1,8 33,1 33,4
7,5 5,4 73,2 105,2
Bronnen:␣ OESO, Eurostat, USDA en eigen berekeningen.
Nr. 20 / 1999
11
Economisch Financiële Berichten
inkomensverdeling tussen de landbouwprodu-
het Europese landbouwmodel te blijven ver-
centen en -consumenten beïnvloedt, maar op
dedigen, waarbij aspecten als volksgezondheid,
lange termijn ook de totale welvaar t kan be-
landschap, dierenwelzijn en leefmilieu ter ver-
vorderen. Dat neemt niet weg dat op kor te
antwoording van de financiële steun zullen
termijn bepaalde landbouwers met negatieve
worden ingeroepen. Het uitgangspunt van de
inkomenseffecten af te rekenen hebben. Deze
landbouwsector daarbij is dat de EU met de
effecten verschillen tussen de lidstaten, naar
voorstellen uit Agenda 2000 de steun al vol-
gelang van de structuur van hun landbouw. Het
doende heeft afgebouwd. De VS daarentegen
inkomenseffect kan overigens niet los worden
streven naar een drastische verlaging van de
gezien van de milieudoelstellingen, want als het
impor theffingen op landbouwproducten en
inkomen van de landbouwer daalt, dreigt zijn
naar een volledige afschaffing van agrarische
zorg om het milieu als eerste te sneuvelen.
expor tsubsidies. Ook APEC, een samenwerkingsverband van 21 landen rondom de Stille
Op 30 november 1999 start in Seattle een
Oceaan, en de Cairns Groep, een groep van
nieuwe onderhandelingsronde over de vrij-
15␣ landbouwexpor terende landen waaronder
making van de wereldhandel (de Millennium-
Australië, Nieuw-Zeeland en Canada, zijn voor-
ronde). De landbouwproducten zullen in deze
standers van een ingrijpende liberalisering van
besprekingen veel aandacht krijgen. Tijdens de
de landbouw op wereldvlak. Het is dan ook een
vorige onderhandelingen (de Uruguay-ronde)
open vraag hoeveel gewicht de EU tijdens de
werd beslist dat de interne steunmaatregelen
komende onderhandelingen in de schaal zal
aan de landbouw en de expor tsubsidies
kunnen werpen.
moesten worden afgebouwd en dat de markttoegang moest worden verbeterd. Concreet werden de interne steunmaatregelen die een verstorend effect hebben op de productie (bv. de inter ventieprijzen) in de ‘gele doos’ geklasseerd, wat wil zeggen dat zij in de komende jaren moeten worden afgebouwd. Interne steun die geen invloed heeft op het productievolume (bv. steun voor milieu, onderzoek en onderwijs) kwam terecht in de ‘groene doos’ en is niet onderworpen aan enige beperking. De ‘blauwe doos’, ten slotte, omvat de steun die wordt toegekend op basis van het areaal of de veestapel en die gepaard gaat met productiebeperkende programma’s. De inkomensondersteunende maatregelen van de MacSharryher vorming en Agenda 2000 beantwoorden aan deze laatste categorie. Deze ‘blauwe doos’
(1)␣ J.␣ Pelkmans, ‘European integration, methods and economic analysis’, Addison Wesley Longman, Harlow, VK, 1995. (2)␣ De droogte die de VS teisterde in het midden van de jaren negentig speelde hierbij evenwel een gunstige rol. (3)␣ Hongarije, Polen, Tsjechië, Estland, Slovenië en Cyprus. (4)␣ De ramingen i.v.m. de kosten van de uitbreiding van het gemeenschappelijk landbouwbeleid tot de landen uit Centraal- en Oost-Europa variëren van 2,4 tot 37,6 miljard euro. Een vork tussen 10 en 20 miljard euro lijkt het meest aannemelijk. (5)␣ Zie EFB van 15 januari 1999 ‘De uitbreiding van de EU naar Centraal-Europa’. (6)␣ De oorspronkelijke voorstellen waren evenwel drastischer, met prijsverlagingen van 20␣ % in de akkerbouwsector en 30␣ % in de rundvleessector. (7)␣ Europese Commissie, ‘CAP Reform Proposals Impact Analysis’, Directoraat-Generaal voor de Landbouw (DG VI), oktober 1998, blz. 124-127.
zal in de Millenniumronde erg onder druk komen te staan. De EU is niettemin van plan om tijdens de nieuwe onderhandelingsronde
12
Voedingsdistributie Consolidatie
D
e voorbije maanden trokken enkele opvallende fusies en overnames in de
distributiesector de aandacht. De consolidatiebeweging lijkt dan ook in een stroomversnelling terechtgekomen.
versnelt
De voedingsdistributie heeft enkele goede
de␣ ontwikkeling van huismerken, technologie
conjunctuurjaren achter de rug. Het stevige
en logistiek vallen immers grote schaalvoor-
consumentenver trouwen deed het groei-
delen te rapen. Aangezien het door de sterk
tempo␣ van het par ticuliere verbruik in Europa
verzadigde thuismarkt steeds moeilijker wordt
en vooral in de VS sinds 1995 immers duidelijk
om intern of ‘organisch’ te groeien, nemen
versnellen. Toch is de markt verzadigd en de
steeds meer voedingsdistributeurs hun toe-
prijsconcurrentie tussen de voedingsdistribu-
vlucht tot externe groei door middel van
teurs sterk toegenomen. Zo is de algemene
fusies en overnames. In 1998 ver tegenwoor-
consumptieprijsindex in de EU tussen 1990 en
digden de fusies in de distributiesector wereld-
1998 met 28,6␣ % gestegen, terwijl de voedings-
wijd een waarde van 11,8 miljard euro, tegen-
prijzen in dezelfde periode er met slechts
over slechts 2,8 miljard in 1994.␣ Voorbeelden
20,3␣ % op vooruitgingen. De marges in de
die recentelijk veel aandacht trokken, zijn de
voedingsdistributie werden de afgelopen jaren
overname van een Britse en twee Duitse
dan ook steeds smaller.
ketens door de Amerikaanse reus␣ Wal-Mart, Tabel I – Aandeel van de verschillende distributievormen* in enkele Europese landen
Op zoek naar externe groei Het Europese distributielandschap is nog steeds erg regionaal gekleurd, met een grote verscheidenheid aan distributieformules. De supermarkten hebben een sterke positie in de Benelux en het Verenigd Koninkrijk, de hypermarkten overheersen in Frankrijk, in Duitsland is de discountformule sterk ingeburgerd en in Zuid-Europa nemen de kleine buur twinkels nog steeds een dominante plaats in (zie tabel␣ I). Een echte pan-Europese distributeur ontbreekt vooralsnog. Toch is het streven naar schaalvergroting recentelijk in een stroomversnelling geraakt. In domeinen als marketing, reclame,
In %
Hypermarkten
Supermarkten
Discounters
Kleine buurtwinkels
België Duitsland Frankrijk Nederland VK Spanje Portugal Griekenland Italië
16 22 49 4 39 24 25 5 5
53 26 39 55 36 36 16 28 48
13 22 5 6 5 6 5 0 2
18 30 7 35 20 34 54 67 45
Bron: Nielsen 1996. *␣ Hypermarkten zijn ten minste 2 500 m2 groot, voeren een uitgebreid assortiment van levensmiddelen en andere producten in zelfbediening en beschikken over een parkeerterrein. Supermarkten hebben meestal een oppervlakte tussen 400 en 2 500 m2 en bieden een volledig assor timent levensmiddelen in zelfbediening aan. Discounters worden gekenmerkt door erg lage prijzen, dankzij een systematische politiek van kostenbesparing.
Nr. 20 / 1999
13
Economisch Financiële Berichten
de fusie tussen de Franse distributeurs Carre-
komst wellicht striktere regels inzake winkel-
four en Promodès en de geplande alliantie tus-
vestigingen zullen invoeren. Ook in de meer
sen Tengelmann en Edeka in Duitsland.␣ Vooral
verzadigde landen van Europa en Noord-
de middelgrote distributeurs zijn gewilde over-
Amerika wordt expansie nagestreefd, vooral
namedoelwitten. Zij hebben onvoldoende slag-
met het oog op het bereiken van een grotere
kracht om zich zelf op het overnamepad te be-
(efficiëntere) schaal. De recent gestar te over-
geven en missen anderzijds vaak de specialisatie
namestrategie van het Amerikaanse␣ Wal-Mar t
en sterke regionale inplanting op een lokale
in Europa is hiervan een voorbeeld.
markt, waarmee kleine distributeurs zich in de concurrentiestrijd overeind weten te houden. Bij de Europese familiale distributiebedrijven, die tot nu toe meestal buiten schot bleven,
Verzadigingsverschijnselen
groeit het besef dat ook zij zich in de komende jaren wellicht niet aan de consolidatiebeweging
Door de stijgende welvaar t maakt voeding
zullen kunnen blijven onttrekken. Volgens
een steeds kleiner aandeel van de totale ge-
sommige voorspellingen zouden er over tien
zinsbestedingen uit. In België kromp dit aan-
jaar in de Europese voedingsdistributie slechts
deel tussen 1990 en 1997 van 15,5␣ % naar
15 grote beslissingscentra overblijven.
13␣ %. De inkomenselasticiteit van de vraag naar voeding bedroeg in België sinds 1970 ge-
Naast een zoektocht naar schaalvoordelen,
middeld 0,53, d.w.z. dat als het inkomen met
is de fusie- en overnametrend een antwoord
10␣ % toeneemt, de vraag naar voedingsproduc-
op de toenemende schaalgrootte van de voe-
ten met slechts 5,3␣ % stijgt (wet van Engel). De
dingsproducenten. Door middel van externe
groeiende welvaar t heeft ook als gevolg dat de
groei versterken de distributeurs immers hun
horecasector een steeds groter aandeel in de
onderhandelingspositie tegenover hun leve-
‘maag’ van de consument verover t. Momenteel
ranciers, wat een grotere aankoopmacht en
wordt wereldwijd ongeveer 27␣ % van de be-
lagere aankoopprijzen als gevolg heeft. De
stedingen aan voedingsmiddelen uitgegeven
afgelopen jaren ontstonden er allianties en
buiten de distributiesector. In de VS is dat zelfs
enkele grote aankoopcentrales, die als het ware
al bijna de␣ helft. Om hun marktaandeel te ver-
een oligopolie op hun nationale markt bezit-
dedigen, moeten de distributeurs een breder
ten. De zes grootste Belgische aankoopcen-
gamma van verse producten en bereide maal-
trales hebben 84␣ % van de Belgische markt in
tijden aanbieden, of richten zij zelf restaurants
handen, in Frankrijk is dat zelfs 98␣ %.
of fastfoodketens op.␣ Andere trends waarmee zij rekening dienen te houden zijn de vergrij-
Doordat de thuismarkten verzadigd zijn,
zing en de gezinsverdunning, wat een aanpas-
zit ook het aantal grensoverschrijdende fusies
sing van␣ het assor timent in de richting van
en overnames sterk in de lift. In de eerste plaats
speciale producten voor senioren en kleinere
wordt daarmee expansie op de groeimarkten
verpakkingen vereist.
van Azië, Latijns-Amerika en Oost-Europa beoogd. Deze buitenlandse expansie raakte de
De distributeurs pogen klanten te lokken
afgelopen jaren in een stroomversnelling, om-
of aan zich te binden door innovaties zoals self-
dat die nu nog vrij ‘liberale’ landen in de toe-
scanning (waarbij de consument zelf zijn bood-
14
schappen inscant), loyaliteitsprogramma’s, het aanbod van financiële diensten en de ont-
Tabel II – Aandeel van de huismerken in de omzet van de voedingsdistributeurs in enkele Europese landen
wikkeling van eigen huismerken. Huismerken
In %
1993
1995
1997
België Frankrijk Duitsland Nederland VK Italië Spanje Denemarken
14,3 14,4 10,9 12,9 28,3 3,2 14,7 8,3
16,4 14,2 11,2 16,2 34,5 3,8 19,9 10,7
17,9 14,5 11,5 18,1 36,1 4,5 29,2 13,6
maken het, onder meer dankzij het wegvallen van de reclamekosten, mogelijk om bepaalde producten onder de eigen huisnaam goedkoper aan te bieden en tegelijk hogere winstmarges te realiseren. Een succesvol huismerk helpt eveneens om de winkeltrouw op te bouwen, aangezien de eigen winkelpunten de enige zijn waar de consument de producten
Bron: Euromonitor.
van zijn voorkeur kan␣ verkrijgen. Terwijl huismerken traditioneel een slechte reputatie ge-
marginaal, mede doordat de consument de
noten op het vlak van kwaliteit, is er nu een
veiligheid van de betalingen nog niet ver trouwt
groeiende tendens om ze even hoog te posi-
en de prijzen nog steeds hoger liggen dan in
tioneren als de bekende merken. Hun belang
de traditionele handel. Bij de internetwaren-
neemt dan ook trendmatig␣ toe. Momenteel is
huizen van GIB en Delhaize bijvoorbeeld be-
het␣ Verenigd Koninkrijk de koploper. Huismer-
draagt dat prijsverschil 2␣ % tot 5␣ %, zonder
ken nemen daar al ruim 36␣ % van de voedings-
de bijkomende vervoerskosten mee te reke-
omzet voor hun rekening. Ook België scoor t
nen (1).
relatief hoog met bijna 18␣ % (zie tabel II). Ten slotte brengt de invoering van de euro Een andere tendens aan de vraagkant van
voor de Europese distributiesector een aantal
de markt is de toenemende dominantie van
kosten met zich mee, zoals de aanpassing van
het aantal tweeverdienersgezinnen. Dat leidt
de computersystemen, de dubbele prijsaan-
tot een omvangrijke groep consumenten waar-
duiding en de opleiding van het personeel. Die
voor tijd schaars en snelheid belangrijk zijn.
kosten worden geraamd op 0,75␣ % tot 1,5␣ %
Zij hechten belang aan gemakswinkelen (‘con-
van de jaaromzet, wat voor sommige distribu-
venience shopping’), bijvoorbeeld via ruimere
teurs zelfs zou neerkomen op de winst van
openingstijden, winkels in de buur t van trein-
een volledig jaar. Bovendien vergroot de een-
stations, luchthavens, benzinestations e.d. of
heidsmunt de vergelijkbaarheid van de prijzen
volautomatische winkels, die 24 uur per dag
tussen de EMU-landen, wat de prijsconcurren-
beschikbaar zijn.␣ Voor deze ‘convenience
tie nog kan versterken, zeker als distributeurs
shoppers’ is natuurlijk ook het internet een
via alternatieve kanalen, zoals het internet,
uitgelezen aankoopmedium. Voedingsproduc-
vlotter hun producten over de eigen lands-
ten zijn homogeen en kunnen dus gemakkelijk
grenzen kunnen aanbieden. Het spreekt van-
worden aangeboden in een catalogus, op een
zelf dat ook␣ dit vooruitzicht heeft bijgedragen
televisie- of pc-scherm, en worden besteld
volgende
tot de recente toename van de consolidatie-
via␣ telefoon, fax of het internet, waarna de
nummer:
tendens in de sector.
«Een eeuw
Hoofdartikel van het
bestelde goederen thuis of op bepaalde op-
economie
haalpunten worden afgeleverd. Het belang van de elektronische handel is momenteel nog erg
(1) Zie EFB van 26 februari 1999 ‘Internet, hefboom van de elektronische handel?’.
Nr. 20 / 1999
15
in beeld».
Internationaal Economisch Financiële Berichten
beursoverzicht Beursindex van
Basis
Koers 12/11/1999
Wijziging in % tegenover vorige maand kwartaal jaar
Koers laatste 12 maand hoogste laagste
30/12/90 = 1000 1/1/80 = 1000 1/1/80 = 1000 1/1/80 = 1000 30/6/94 = 1000
3 284,42 8 815,71 19 118,08 19 667,94 2 349,10
+ + + + +
30/6/98 = 1000 30/12/97 = 1000 31/12/92 = 1000
Brussel 7,70 6,72 6,76 7,10 7,06
+14,62 +11,73 +11,79 +12,45 +11,06
+ 3,13 + 3,14 + 4,75 + 4,52 –13,10
3 681,92 10 193,53 21 753,78 22 133,50 2 845,25
2 865,59 7 890,28 17 101,56 17 489,93 2 115,11
31/12/87 = 100 31/12/90 = 1000 31/12/72 = 100 31/12/85 = 100 31/12/82 = 100 31/7/89 = 100 31/12/83 = 1000 31/12/79 = 100 30/6/88 = 1500
1 090,80 2 804,59 4 111,33 589,87 5 791,05 9 493,59 1 476,32 923,94 5 141,51 235,16 6 511,58 4 467,76 7 361,30
+15,47 +10,22 +10,01 + 6,07 + 8,07 +17,58 + 0,61 + 5,03 +10,37 + 6,28 + 5,45 +10,95 + 4,82
+14,85 + 5,57 +14,54 + 6,61 +12,94 +26,99 + 3,25 + 9,49 +17,77 +13,77 + 5,82 +15,12 + 8,16
+45,60 +36,50 +38,15 +25,15 +24,81 +114,40 +15,48 +16,37 +44,42 +13,68 +19,50 +45,23 + 9,00
1 159,81 3 206,60 4 124,85 594,80 5 802,36 9 518,84 1 598,78 935,03 5 141,51 237,96 6 620,63 4 481,91 7 668,80
730,44 2 022,26 2 975,51 466,34 4 522,86 4 398,56 1 278,39 783,03 3 560,23 187,77 5 448,90 3 074,36 6 616,70
jan 1970 = 100 MSCI World (USD) New York Dow Jones Industrials 26/5/1896 = 40,94 1941-43 = 10 S&P 500 Composite 1/2/71 = 100 Nasdaq Composite 1/9/86 = 1300 Johannesburg JSE Industrial 10/11/98 = 8000 Sao Paulo Bovespa 1/1/80 = 500 Sydney All Ordinaries 1975 = 1000 Toronto Composite 300 31/7/64 = 100 Hongkong Hang Seng 31/12/66 = 100 Singapore Straits Times 1949 = 100 Tokio Nikkei 225
1 303,93 10 769,01 1 396,06 3 221,15 7 714,02 13 114,00 3 010,20 7 526,20 14 189,67 2 185,82 18 258,55
+ 3,65 + 3,38 + 6,32 +12,14 + 2,43 +14,25 + 2,59 + 5,48 +11,21 + 3,19 + 0,93
+ 8,66 – 0,19 + 7,54 +26,34 +10,06 +30,55 + 2,25 + 8,84 +11,03 + 8,60 + 4,80
+23,91 +21,96 +24,91 +74,02 +17,69 +75,56 +11,15 +20,30 +42,64 +82,58 +29,72
1 303,93 11 326,04 1 418,78 3 221,15 7 727,39 13 189,00 3 145,20 7 526,20 14 506,74 2 222,45 18 567,87
1 042,55 8 695,60 1 117,69 1 847,99 5 863,02 5 057,00 2 668,70 6 180,34 9 076,31 1 197,19 13 232,74
Bel-20 Belgian All Shares – koers Belgian All Shares – return (*) Termijn Belgische – return (*) VLAM 21
Easdaq All Share (EASI) Euro NM All Share Dow Jones Stoxx50 Amsterdam AEX Frankfurt DAX-30 (*) Helsinki HEX Algemeen Milaan COMIT Algemeen Madrid Algemeen Parijs CAC-40 Kopenhagen KFX Londen FTSE 100 Stockholm Affarsvarlden Alg. Zurich SMI Wereld
Bron: Datastream International.
(*) return index
Correspondentieadres: KBC Bank NV - Economisch Financiële Berichten, Arenbergstraat 7, B-1000␣ Brussel. Jaarabonnementen kunnen op elk ogenblik ingaan. Aanvraagformulieren zijn verkrijgbaar in elk KBC-bankkantoor of op het bovenvermelde adres. Betaling na␣ ontvangst van het overschrijvingsformulier. Abonnements- of adreswijzigingen kunt u vermelden op de enveloppe, die u afgeeft in een KBC-bankkantoor of␣ opstuurt naar het bovenvermelde adres. Prijs jaarabonnement: België: Nederlands of Frans (veertiendaags) - 18 euro (726 BEF) (9 euro voor jongeren tot 25 jaar die een KBC-rekening bezitten); Engels of Duits (maandelijks) - 9 euro EU en rest Europa: Nederlands of Frans (veertiendaags) - 36 euro; Engels of Duits (maandelijks) - 18 euro Buiten Europa: Nederlands of Frans (veertiendaags) - 45 euro; Engels of Duits (maandelijks) - 22 euro Nadruk van artikelen of berichten is toegestaan onder opgave van de␣ bron. De in dit blad voorkomende gegevens zijn ontleend aan door ons betrouwbaar geachte bronnen en␣ worden alleen verstrekt bij wijze van inlichting. Voor de juistheid en volledigheid ervan kunnen wij echter niet instaan. Verantwoordelijke hoofdredacteur: Edwin De Boeck, Kardinaal Sterckxlaan 137, B-1860 Meise.
Drukk. Schaubroeck, Nazareth
16
Ce bulletin paraît également en français. English edition also available. Erscheint ebenfalls in Deutsch.
Europa