Onze leerlingen in het derde leerjaar
Mundium Niekee Hoe doen ze het in vergelijking met de rest van Limburg? Inventaar 3vo
Maastricht, november 2012
Inhoudsopgave 1 Het Inventaar-onderzoek
3
2 De opzet van het rapport
4
3 Respons. Wie doen er mee?
5
4 Toetsresultaten. Een vergelijking met de regio 4.1 Toetsresultaten: de verdeling per opleidingsniveau . . . . . . . . . . . . .
7 8
5 Sociaal-economische achtergrond. Samenhang met de toetsresultaten 12 5.1 Sociaal-economische achtergrond. Uw leerlingen . . . . . . . . . . . . . . . 14 6 Motivatie. Samenhang met de toetsresultaten 21 6.1 Motivatie. Uw leerlingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 7 Zelfvertrouwen. Samenhang met de toetsresultaten 25 7.1 Zelfvertrouwen. Uw leerlingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 7.2 Vertrouwen in de toekomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 8 Schooltevredenheid
29
9 Instroom uit basisonderwijs
39
10 Toegevoegde waarde school
44
11 Conclusie
49
2
1
Het Inventaar-onderzoek
In de voorliggende rapportage vindt u de schoolspecifieke resultaten van het onderzoeksprogramma Inventaar dat afgelopen jaar voor de tweede keer op uw school heeft plaatsgevonden. Dit onderzoeksprogramma is een samenwerking tussen de Limburgse Schoolbesturen Voortgezet Onderwijs en de Universiteit Maastricht en wordt mede mogelijk gemaakt met financi¨ele ondersteuning van de Provincie Limburg (ronde 2010) en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (ronde 2012). De dataverzameling voor deze tweede ronde is uitgevoerd in de maanden maart tot en met juni 2012 onder leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs in de provincie Limburg. De leerlingen zijn getoetst op hun prestaties ten aanzien van wiskunde en lees- en taalvaardgheid. Ook is hun intelligentie getoetst. Naast de toetsen zijn een leerling- en een oudervragenlijst uitgezet. Deze verschaffen informatie over de gezinsachtergrond, persoonlijkheid van de leerling, onderwijsmotivatie, steun in de omgeving, gezondheid, ICT, en burgerschap. Het onderzoek Inventaar past in een algemeen, actueel streven om onderwijsinspanningen een meer opbrengstgericht karakter te geven en daarmee bij te dragen aan de verdere professionalisering van het onderwijsveld. Uiteindelijk staan alle inspanningen rondom Inventaar in dienst van de leerlingen zelf. Hoe beter hun onderwijs, hoe mooier hun toekomst! Wij hopen dat het voorliggende rapport u zal inspireren om het onderwijs op uw school verder te verbeteren. Wij komen graag naar u toe om de resultaten uit dit rapport mondeling toe te lichten en om het nut en de noodzaak van de afzonderlijke elementen van deze rapportage met u te evalueren. Neem gerust contact met ons op om een afspraak in te plannen:
Raoul Haenbeukers (
[email protected]) Trudie Schils (
[email protected])
Wilt u meer weten over de doelstellingen en opzet van het onderzoek Inventaar, dan vindt u hier (www.inventaar.nl/rapportage/inleiding.pdf) het uitgebreide verslag. Op www.kaans.nl vindt u overigens een aantal algemene rapporten over het inventaar onderzoek van 2010 en een aantal presentaties die met die data zijn gegeven. U kunt deze vinden op de pagina publicaties en steeds als het logo van Inventaar ervoor staat, is de bijbehorende publicatie op basis van de Inventaar data.
3
2
De opzet van het rapport
De structuur van deze rapportage volgt onderstaand schema (figuur 1). Leerlingen gaan na de basisschool naar een middelbare school. Deze leerlingen zijn uiteraard niet allemaal hetzelfde op dat moment. Door onder meer verschillen in achtergrond, intelligentie en karakter lopen ook de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling op dat moment al uiteen. De middelbare school is vervolgens een samenhang van velerlei elementen die de leering verder vormen tot wie hij is en wat hij kan aan het eind van de 3e klas, op het moment van het onderzoek. Dit rapport beschrijft deze opbrengst van het onderwijsproces op uw school. Naast belangrijke cognitieve indicatoren rapporteert dit verslag ook over de sociaal-emotionele ontwikkeling van uw leerlingen en over hun sociaal-economische achtergrond. Daarnaast is onderzocht hoe tevreden leerlingen en ouders zijn met uw school. Om de prestaties van uw school op deze verschillende aspecten te vergelijken met andere scholen wordt expliciet rekening gehouden met de samenstelling van uw leerlingpopulatie: hoe slim zijn uw leerlingen, wat konden uw leerlingen al voordat ze naar de middelbare school gingen en welke achtergrond hebben uw leerlingen? Uiteindelijk kan dan een genuanceerde conclusie volgen over de brede onderwijsopbrengst van uw school in vergelijking tot andere scholen in de regio.
Figuur 1: Overzicht verbanden in VO-onderwijs.
4
3
Respons. Wie doen er mee?
Het Inventaar onderzoek zet expliciet in op het bereiken van 100% van de leerlingpopulatie van 3vo in Limburg en neemt geen genoegen met steekproeven. Bij het nemen van steekproeven is nooit precies duidelijk of de gevonden resultaten daadwerkelijk representatief zijn. Hoewel ´e´en schoolbestuur besloten heeft om deze keer niet mee te doen, is de totale deelname dit jaar toegenomen (figuur 2). Binnen de deelnemende schoolbesturen
1
0.91
.4
.6
.8
0.79
.2
Figuur 2: laat het percentage scholen in Limburg zien dat heeft meegedaan aan het onderzoek in 2010 en 2012.
0
Percentage scholen in inventaar onderzoek
zijn er meer scholen die meedoen.
2010
2012
Dit gestegen enthousiasme onderstreept het belang dat scholen en schoolbesturen hechten aan betrouwbare cijfers en inzichten omtrent de onderwijsopbrengsten van hun school. De veranderde opzet van de toets heeft tot minder afhakers voor de leerlingvragenlijst geleid. De gemiddelde respons op de toetsen wiskunde en lees- en taalvaardigheid is ongeveer gelijk gebleven maar wel met een uur tijdsbesparing. Ten slotte heeft de mogelijkheid tot schriftelijk invullen tot een flinke toename van de respons bij de ouders geleid (figuur 3).
0.74
0.73
0.76
0.79
.6
0.65
.4
0.42
.2
0.23
0
Aantal leerlingen (%)
.8
0.81
2010 Wiskunde Leerlingvragenlijst
2012 Lezen Oudervragenlijst
Figuur 3: laat de algemene respons zien op de vier onderdelen van het onderzoek in 2010 en 2012.
Bij deze mooie responscijfers dient vermeld te worden dat dit absoluut ook het resultaat is van de enthousiaste inzet en betrokkenheid van de deelnemende scholen!
5
In figuur 4 ziet u nu de respons van uw eigen school op de vier onderdelen. Ook kunt u de respons van uw school vergelijken met de gemiddelde respons van de overige scholen in de regio en met de gemiddelde respons van de overige scholen in heel Limburg. In 2010 waren er problemen met de digitale afname van de toetsen op uw school. Dit jaar is de respons hoger, mede ook door de aangepaste programmering van de toets waardoor e.e.a. makkelijker verliep op de scholen.
0.67 0.23
0.25
0.75
0.83 0.62
0.74
0.79 0.06
0.00
0.12
0.39
.8 .6 .4 .2 0
Aantal leerlingen (%)
1
Respons Inventaar 2010
Niekee
Rest MLb
Rest Lb
Wiskunde Leerlingvragenlijst
Lezen Oudervragenlijst
0.77
0.76
0.35
0.41
0.45
0.74
0.84
0.76
0.73
0.72
0.74
.8 .6 .4 .2 0
Aantal leerlingen (%)
1
0.93
Respons Inventaar 2012
Niekee
Rest MLb
Wiskunde Leerlingvragenlijst
Rest Lb Lezen Oudervragenlijst
Figuur 4: laat de respons zien op de vier onderdelen van uw eigen school(locatie), van de overige scholen binnen uw regio en van de overige scholen in heel Limburg. De regio’s zijn als volgt ingedeeld: NoordLimburg (postcode 5800-5999), midden-Limburg (postcodes 6000-6101), Westelijke Mijnstreek (postcodes 6102-6199), Maastricht/Heuvelland (postcodes 6200-6301), en de Oostelijke Mijnstreek (postcodes 6302-6499).
Wanneer u voor uw school de responscijfers voor de toetsen en leerlingvragenlijst in detail (naar niveau en klas) wilt inzien, volg dan onderstaande koppelingen. Toets Vragenlijst
6
4
Toetsresultaten. Een vergelijking met de regio
Dit hoofdstuk beschrijft de toetsresultaten van uw school over beide onderzoeksronden. Figuur 5 presenteert de relatieve, gemiddelde scores van uw school op de drie onderdelen die getoetst zijn. Intelligentie 1.2
1.18
.8 .4 0
relatieve score
0.94
vmbo bl/kl
vmbo gl/tl 2010
2012
wiskunde 1.19 1.08
.4
.8
1.00
0
relatieve score
1.2
1.44
vmbo bl/kl
vmbo gl/tl 2010
2012
lees- en taalvaardigheid 1.19
.4
.8
1.10
0
relatieve score
1.2
1.30
vmbo bl/kl
vmbo gl/tl 2010
2012
Figuur 5: laat de resultaten van uw school zien op de drie getoetste onderdelen over de verschillende niveaus. Een waarde van 1 geeft dan aan dat uw school op dat onderdeel de gemiddelde school is van de regio. Een score van 0.7 betekent bijvoorbeeld dat de score voor uw school 70 procent is van de gemiddelde score in de regio.
7
De score per onderdeel/niveau wordt steeds uitgedrukt in verhouding tot de gemiddelde score in de regio op datzelfde onderdeel/niveau. Beide meetjaren kunnen zo eenvoudig vergeleken worden. Ook geeft deze score gelijk een eerste indicatie van de positie in de regio. Door naar de twee jaren te kijken kunt u een verschuiving van uw relatieve positie op een bepaald terrein zien. Verklaringen kunnen velerlei zijn: het kan zijn dat het 2012 cohort op uw school minder goed scoort in vergelijking met andere 2012 cohorten, maar of dit komt doordat uw school het ’slechter’ is gaan doen of andere scholen het ’beter’ zijn gaan doen, is niet duidelijk. Daarnaast moet rekening gehouden worden, met name bij de intelligentietest, dat deze in 2010 stroef is verlopen op een groot aantal scholen, waardoor meer leerlingen in 2012 hier beter op zijn gaan scoren. Bij de intelligentietoets ziet u dat de score voor uw school op het vmbo bl/kl onder het gemiddelde van midden-Limburg ligt, maar voor het vmbo gl/tl ruim boven het gemiddelde. Bij de wiskundetoets ziet u dat de score op het vmbo bl/kl is gedaald in relatie tot die van andere scholen in de regio en nu op het gemiddelde ligt. De score op het vmbo gl/tl is gestegen ten opzichte van de score van andere scholen in de regio en ligt ver boven het gemiddelde. Ook bij de toets lees- en taalvaardigheid, ten slotte, ziet u een daling van de score op het vmbo bl/kl in vergelijking met de regio, maar zowel op het vmbo bl/kl als gl/tl ligt de score ruim boven het gemiddelde in de regio.
4.1
Toetsresultaten: de verdeling per opleidingsniveau
Om meer inzicht te krijgen in hoe de leerlingen het in het derde leerjaar op uw school doen, is het nuttig om in te zoomen op de prestaties van de leerlingen. Om te beginnen de score op de intelligentietoets. De opzet van deze toets was voor alle leerlingen gelijk, ongeacht het opleidingsniveau. Hierdoor kunnen we laten zien hoe de leerlingen zich in termen van de gemeten intelligentie verdelen over de verschillende onderwijsniveaus. Eerst verdelen we de intelligentiescores in kwintielen. Zo komen de 20% slechts-presterende leerlingen in het eerste kwintiel terecht en de 20% best-presterende leerlingen in het vijfde kwintiel. Daarna laten we voor elk onderwijsniveau zien welke fractie van de leerlingen zich in elk van de kwintielen bevindt (figuur 6). De vmbo-leerlingen die in het vijfde kwintiel zitten presteren bijvoorbeeld gemiddeld even goed op de intelligentietoets als de vwo-leerlingen in datzelfde kwintiel. In de onderste figuur ziet u de verdeling van de intelligentiescores van de leerlingen voor uw eigen school (figuur 7). Op uw school zitten op het vmbo bl/kl meer leerlingen in het onderste kwintiel en minder in het tweede kwintiel. Op het vmbo gl/tl zitten juist minder leerlingen in het onderste kwintiel en meer in het bovenste kwintiel.
8
0.31 0.16 0.04 0.07
0.13 0.07
0.26 0.29 0.18
0.29 0.28 0.22
0.14 0.06 0.03
0.10 0.17
0.42
0.46 0.30
.3 .2 0
.1
percentage
.4
.5
intelligentie
vmbo bl/kl
vmbo gl/tl
1e kwintiel 4e kwintiel
havo
vwo
2e kwintiel 5e kwintiel
3e kwintiel
Figuur 6: laat de verdeling van de intelligentiescores zien van alle leerlingen in Limburg in kwintielen.
0.13
0.13
0.25
0.29
0.21 0.06
0.04
0.12
0.17
.4 .3 .2 0
.1
percentage
.5
0.61
intelligentie
vmbo bl/kl
vmbo gl/tl
1e kwintiel 4e kwintiel
2e kwintiel 5e kwintiel
3e kwintiel
Figuur 7: laat de verdeling van de intelligentiescores van uw leerlingen zien in kwintielen.
Als intelligentie de enige basis zou zijn voor het bepalen van het onderwijsniveau van de leerling, en deze perfect gemeten zou kunnen worden, dan zou de grafiek laten zien dat vmbo bl/kl leerlingen in het 1e en 2e kwintiel zitten en vwo-ers uiteindelijk in het 5e kwintiel. De figuur (figuur 6) laat zien dat dit voor vmbo bl/kl en vwo-leerlingen redelijk opgaat, maar dat er zeker ook vwo-ers zijn die slecht scoren op de intelligentietoets. Deze lage score kan uiteraard komen door lage motivatie om de toets te maken, maar zou ook kunnen betekenen dat het meten van intelligentie niet perfect is of dat intelligentie geen perfecte maatstaf is voor het onderwijsniveau dat een leerling aankan. Er zijn ook vmbo bl/kl leerlingen die in het vijfde kwintiel zitten en dus tot de slimsten behoren. Het kan zijn dat deze ”te laag” zitten en onder hun niveau les krijgen, maar het kan ook zijn dat deze leerlingen niet of nauwelijks over andere vaardigheden beschikken die nodig zijn voor hogere onderwijsniveaus. De figuur laat ook zien dat op het vmbo gl/tl en havo een zeer heterogeen publiek zit als het gaat om de intelligentiescore. Voor wiskunde en lees- en taalvaardigheid zijn de toetsen aangepast aan het onderwijsniveau van de leerlingen, met een aparte toets voor het vmbo bl/kl, een aparte toets
9
voor het vmbo gl/tl en een aparte toets voor het havo/vwo. Daarom presenteren we de verdeling van de resultaten voor wiskunde en lees- en taalvaardigheid apart per onderwijsniveau. Hierbij zijn dus eerst per onderwijsniveau de leerlingen in Limburg verdeeld in kwintielen. Figuur 8 laat hieronder de verdeling van uw leerlingen over de wiskundekwintielen zien.
0.18
0.22
0.19
0.21
0.20
0.22
0.21
0.19
0.18
0.21
0.25 0.12
0.17
0.29 0.17
.3 .2 0
.1
percentage
.4
.5
Wiskunde vmbo bl/kl
Niekee
Rest MLb 2e kwintiel 5e kwintiel
3e kwintiel
Wiskunde vmbo gl/tl
0.20
0.25
0.17
0.19
0.19
0.17
0.13
0.24
0.22
0.18
0.18 0.06
0.06
0.24
.4 .3 .2 0
.1
percentage
.5
0.53
1e kwintiel 4e kwintiel
Rest Lb
Niekee 1e kwintiel 4e kwintiel
Rest MLb 2e kwintiel 5e kwintiel
Rest Lb 3e kwintiel
Figuur 8: laat de verdeling van de wiskundescores van uw leerlingen zien per onderwijsniveau in kwintielen. Ook in vergelijking tot de rest van uw regio en de rest van Limburg.
Op het vmbo bl/kl is er een sterkere polarisatie in de wiskundescores: u heeft meer leerlingen in het eerste en in het vijfde kwintiel. Ze zijn ofwel heel goed in wiskunde, ofwel heel slecht (of hadden geen zin in een toets). Op het vmbo gl/tl zit meer dan de helft van uw leerlingen bij de beste 20 procent van Limburg!! Dat vinden ze vast leuk om te horen.
0.21
0.19
0.21
0.20
0.19
0.20
0.17
0.22
0.15
0.26
0.08
0.20
0.20
0.30
0.22
.3 .2 0
.1
percentage
.4
.5
Lees- en taalvaardigheid vmbo bl/kl
Niekee
Rest MLb
1e kwintiel 4e kwintiel
Rest Lb
2e kwintiel 5e kwintiel
3e kwintiel
0.17
0.25
0.21
0.19
0.18
0.17
0.16
0.19
0.19
0.28
0.29
0.24
0.06
0.24
0.18
.3 .2 0
.1
percentage
.4
.5
Lees- en taalvaardigheid vmbo gl/tl
Niekee
Rest MLb
1e kwintiel 4e kwintiel
2e kwintiel 5e kwintiel
Rest Lb 3e kwintiel
Figuur 9: laat de verdeling van de lees- en taalvaardigheidscores van uw leerlingen zien per onderwijsniveau in kwintielen. Ook in vergelijking tot de rest van uw regio en de rest van Limburg.
Op uw school zitten meer vmbo bl/kl leerlingen in het midden van de verdeling. Op het vmbo gl/tl ligt de verdeling iets meer naar rechts, zeker in vergelijking met de regionale verdeling. Om de vraag te kunnen beantwoorden of de toetsprestaties op uw school relatief goed of slecht zijn (schooleffectiviteit), moeten we ons afvragen wat er van uw leerlingen eigenlijk verwacht mag worden. Met andere woorden, het gaat om de vraag met wie de leerlingen op uw school logischerwijs vergeleken moeten worden. Een eerste stap hebben we gezet door te differenti¨eren naar opleidingsniveau. Om een genuanceerd beeld te geven moeten we echter meer informatie in de analyse betrekken dan enkel opleidingsniveau. Uit eerder onderzoek is bijvoorbeeld bekend dat de sociale achtergrond van leerlingen mede bepalend kan zijn voor hun leeruitkomsten (in lijn met figuur 1). We moeten dus in ieder geval ook rekening houden met de sociale achtergrond van uw leerlingen als we antwoord proberen te geven op de vraag of leerlingen op uw school beter of slechter presteren dan vergelijkbare leerlingen op andere scholen.
11
5
Sociaal-economische achtergrond. Samenhang met de toetsresultaten
Uit eerder onderzoek is gebleken dat de sociale-economische achtergrond van de leerling naast aanleg een belangrijke rol speelt voor hun schoolcarri`eres. Tabel 1 laat zien dat de scores op de cognitieve toetsen voor autochtone leerlingen iets hoger zijn dan die voor allochtone leerlingen. Er zijn geen verschillen tussen leerlingen die van origine uit Limburg komen en leerlingen die buiten Limburg in Nederland zijn geboren.
Limburg Elders in Nederland Buitenland
Intelligentie 0.534 0.552 0.496
wiskunde 0.564 0.572 0.536
lezen 0.608 0.62 0.58
Tabel 1: laat de toetsscores zien voor alle leerlingen in Limburg, uitgesplitst naar herkomst leerling, 2010 en 2012 samengenomen.
Een ander achtergrondkenmerk dat ertoe doet voor de leerprestaties van leerlingen is het opleidingsniveau van de ouders. Tabel 2 laat de scores zien van de leerlingen op de cognitieve toetsen uitgesplitst naar het opleidingsniveau van de ouders. Op alle toetsen doen leerlingen met hoger opgeleide ouders het beter. Dit effect wordt kleiner naarmate het opleidingsniveau stijgt. Het verschil in toetsscores is het grootst tussen ouders met een mbo-opleiding en een lagere opleiding. Het verschil tussen de scores van leerlingen met hbo-opgeleide ouders en die met wo-opgeleide ouders is het kleinst.
lbo/vmbo/mavo mbo/havo/vwo hbo wo
Intelligentie 0.5 0.522 0.556 0.584
wiskunde 0.52 0.555 0.597 0.598
lezen 0.587 0.597 0.627 0.638
Tabel 2: laat de toetsscores zien voor alle leerlingen in Limburg, uitgesplitst naar hoogste opleidingsniveau ouders, 2010 en 2012 samengenomen.
Een volgend achtergrondkenmerk is de arbeidspositie van de ouders. De onderstaande figuur (figuur 10) laat het percentage werkende vaders en moeders zien voor alle regio’s in Limburg. Door beide jaren te presenteren kunnen we ook zien of er verschillen zijn tussen het cohort leerlingen dat in 2009-2010 in 3vo zat en het cohort leerlingen dat in 2011-2012 in 3vo zat. We zien dat in alle regio’s in 2012 meer vaders maar met name meer moeders aan het werk zijn. Het verschil voor moeders is het grootste in Noord- en midden-Limburg. Een vergelijking met CBS cijfers kan duidelijk maken of dit daadwerkelijk het geval is of dat er in 2010 meer onnauwkeurigheid was bij deze vraag in de vragenlijst.
12
0.65 0.78
0.87 0.91
0.68 0.83
0.89 0.94
0.65 0.77
0.87 0.93
0.59
0.81
0.86 0.94
0.66
0.86
0.89 0.97
1 .8 .6 .4 0
.2
Percentage
Percentage werkenden
NoordLimburg
MiddenLimburg
Westelijke mijnstreek
vader werkt 2010 moeder werkt 2010
Maastrichtheuvelland
Oostelijke mijnstreek
vader werkt 2012 moeder werkt 2012
Figuur 10: laat het percentage werkende vaders en moeders zien voor de verschillende regio’s in de provincie Limburg voor 2010 en 2012.
Tabel 3 en tabel 4 laten zien hoe de prestaties van de leerlingen op de cognitieve toetsen vari¨eren met de arbeidsmarktpositie van de ouders. De verschillen in prestaties zijn niet heel groot. Over het algemeen zijn de leerprestaties van leerlingen hoger als de vader onbetaald werk of het huishouden doet of als moeder het huishouden of iets anders doet. De leerprestaties van leerlingen met een werkloze moeder zijn lager. Er kan een relatie zijn met de tijd die ouders thuis aan de begeleiding van de leerstof van hun kind kunnen besteden
1
werk werkloos / werkzoekend ziek / arbeidsongeschikt onbetaald werk huishouden anders
Intelligentie 0.578 0.573 0.501 0.556 0.516 0.538
wiskunde 0.58 0.584 0.573 0.651 0.624 0.615
lezen 0.627 0.615 0.607 0.637 0.606 0.627
Tabel 3: laat de toetsscores zien voor alle leerlingen in Limburg, uitgesplitst naar arbeidspositie vader.
werk werkloos / werkzoekend ziek / arbeidsongeschikt onbetaald werk huishouden anders
Intelligentie 0.578 0.573 0.501 0.556 0.516 0.538
wiskunde 0.58 0.584 0.573 0.651 0.624 0.615
lezen 0.627 0.615 0.607 0.637 0.606 0.627
Tabel 4: laat de toetsscores zien voor alle leerlingen in Limburg, uitgesplitst naar arbeidspositie moeder. 1 Bovenstaande tabellen zeggen niks over causaliteit. Er kunnen ook andere factoren aan ten grondslag liggen die beide variabelen be¨ınvloeden. Dat kan alleen duidelijk worden met behulp van een regressieanalyse waarin meerdere variabelen zijn opgenomen (zie bijvoorbeeld uit de vorige ronde Inventaar Schils, T. (2011), Leerlingen in het voortgezet onderwijs: hoe slim zijn ze, paragraaf ’Toetsscores en sociale achtergrond’, pp. 10-12, Kaans rapport K04201104 (www.kaans.nl), Kaans: Universiteit Maastricht.
13
5.1
Sociaal-economische achtergrond. Uw leerlingen
Het vorige hoofdstuk laat zien dat cognitieve leerprestaties samenhangen met de sociaaleconomische achtergrond van leerlingen. Om genuanceerde uitspraken te kunnen doen over schooleffectiviteit is het daarom van belang te weten hoe de leerlingpopulatie op uw school is samengesteld in termen van sociaal-economische achtergrond. Aan leerlingen en hun ouders is gevraagd waar zijzelf, hun vader, hun moeder en hun grootouders zijn geboren. Figuur 11 toont de herkomst van de leerlingen op uw school. Op uw school zitten meer leerlingen die zelf of waarvan de ouders van buitenlandse komaf zijn.
20
Limburg
Rest Lb
Rest MLb
Niekee
Rest Lb
Rest MLb
Niekee
0
10
10 0
Rest Lb
Rest MLb
Niekee
60 40 30
30 20
30 20 10 0
50
Percentage
60 40
50
Percentage
70
70
80
80
90
90
100 90 80 70 60 50 40
Percentage
Vader 100
Moeder 100
Leerling
Elders in Nederland
Buitenland
Figuur 11: laat de herkomst van de leerlingen op uw school zien, 2010 en 2012 samengenomen.
Figuur 12 toont het opleidingsniveau van de hoogst opgeleide ouder.
Op uw school
zitten meer leerlingen met gemiddeld opgeleide ouders. Als we echter alleen kijken naar scholen in uw regio met alleen vmbo gl/tl hebben deze gemiddeld 40 procent gemiddeld opgeleide ouders. Uw school zit daarboven en heeft met name minder hoog opgeleide
14
ouders.
0.45
0.19
0.20
0.23
0.34
0.36
0.46
0.51 0.27
0
Fractie
.1 .2 .3 .4 .5 .6 .7
Opleidingsniveau Ouder
Niekee
Rest MLb
Lage opleiding Hoge opleiding
Rest Lb Gemiddelde opleiding
Figuur 12: laat het opleidingsniveau van de ouders van leerlingen op uw school zien. Een lage opleiding is vmbo of lager, een gemiddelde opleiding is mbo, een hoge opleiding is hbo of hoger, 2010 en 2012 samengenomen.
Figuur 13 toont de arbeidsmarktpositie van de ouders van de leerlingen op uw school. Moeder
60 50
Percentage
Rest Lb
Rest MLb
Niekee
0 Rest Lb
Rest MLb
Niekee
0
10
10
20
20
30
40
60 50 40 30
Percentage
70
70
80
80
90
90
100
100
Vader
werk
werkloos
arbeidsongeschikt
onbetaald werk
huishouden
anders
Figuur 13: laat de arbeidsmarktpositie van de ouders van leerlingen op uw school zien (2012).
De arbeidsparticipatie van de vaders is vergelijkbaar met die elders, maar vaders geven
15
daarnaast vaker aan onbetaald werk te verrichten. Vaders werken ook vaker fulltime. De arbeidsparticipatie van moeders is lager dan die elders en moeders geven vaker aan arbeidsongeschikt te zijn. Figuur 14 toont het aantal uren dat de ouder werkt indien deze werkt.
70 60
volledige (32+ uur) baan
Rest Lb
Rest MLb
Niekee
0 Rest Lb
Rest MLb
Niekee
0
10
10
20
20
30
40
50
Percentage
60 50 30
40
Percentage
70
80
80
90
90
100
Moeder
100
Vader
deeltijd baan 12 - 32 uur
deeltijd baan 1 - 12 uur
Figuur 14: laat het aantal uren werk van de ouders van leerlingen op uw school zien (2012).
Figuur 15 toont het verwachte publiek op uw school zoals ingeschat door de directie van uw school via de directeurenvragenlijst.
16
2 0
1
score
3
verwacht publiek
Niekee
Rest Limburg
Stadsbevolking Etnische minderheden Kansrijke milieus Hoogbegaafden
Plattelandsbevolking Kansarme milieus Extra zorgbehoeften
Figuur 15: laat het door de directie verwachte publiek zien op uw school (directievragenlijst). Score loopt van 1 = ondervertegenwoordiging tot 3 = oververtegenwoordiging. 2 = in evenwicht
Tot slot van deze paragraaf over sociale achtergrond is het interessant te kijken hoe de scores op de cognitieve vaardigheidstesten zouden zijn gegeven de sociale achtergrond van uw leerlingen. Daartoe is eerst een regressie uitgevoerd voor alle scholen in het onderzoek om te kijken hoe de relatie tussen sociale achtergrond en toetsscores is. Daarna is de score voor wiskunde en lees- en taalvaardigheid voor alle individuele scholen voorspeld op basis van deze schatting. Dit is steeds de eerste balk in figuur 16. De tweede balk laat de werkelijke prestatie zien die door de leerlingen op uw school is geleverd.
17
0.51
0.50
0.49
0.48
0.59 0.49
.2
Score vmbo gl/tl
.4
.6
0.47
0.46
0.46
0.44
0.50
0.46
.4 .3 .2
0
0
.1
Score vmbo bl/kl
.5
wiskunde
Niekee Rest MLb Rest Lb
Niekee Rest MLb Rest Lb
Voorspelde score
Werkelijke score
0.56
0.55
0.56
0.53
0.70 0.55
.8 .6 0
.2
.4
Score vmbo gl/tl
0.49
0.46
0.50
0.45
0.56
0.50
.4 .2 0
Score vmbo bl/kl
.6
lees- en taalvaardigheid
Niekee Rest MLb Rest Lb
Niekee Rest MLb Rest Lb
Voorspelde score
Werkelijke score
Figuur 16: laat de voorspelling van de toetsscores zien op basis van leefijd, geslacht, herkomst, opleidingsniveau hoogst opgeleide ouder en arbeidsmarktpositie moeder. Deze data zijn voor beide jaren samengenomen omdat er zo een nauwkeurigere schatting gegeven kan worden.
U ziet dat op uw school de werkelijke score voor wiskunde en lees- en taalvaardigheid op beide onderwijsniveaus hoger is dan de voorspelde score op basis van de sociale achtergrond van uw leerlingen. U zag nu dus of de verwachte score voor de leerlingen op uw school op basis van hun sociaal-economische achtergrond anders is dan de werkelijke score van de leerlingen op uw school. Hiermee komen we al een stukje richting een uitspraak over de effectiviteit van uw school. Er zit echter nog een stap voor. Een ruwe schatting van de mate waarin uw school beter of slechter presteert in toetsscores is een regressie van die toetsscore (totaal voor wiskunde en lees-en taalvaardigheid) met alleen een dummy voor uw school als verklarende variabele in de regressie. Met een dergelijk model verklaren we ongeveer 6% van de verschillen in toetsscores tussen leerlingen in Limburg. De relatieve grootte van het geschatte effect van uw schooldummy in het model levert dan informatie over de relatieve prestatie van uw school in termen van toetsscores. Deze schooldummies hebben we op de horizontale as van onderstaande figuur (figuur 17)
18
uitgezet. U ziet dat er behoorlijk wat spreiding is tussen de scholen. De scholen rond de nul zijn gemiddelde scholen wat betreft toetsscores. Scholen met een negatieve waarde hebben duidelijk minder hoge toetsscores en scholen met een positieve waarde duidelijk hogere scores. U kunt in de figuur ook zien waar uw school zich bevindt in deze verdeling (uiteraard alleen voor de onderwijsniveaus die op uw school worden aangeboden). Ondertussen weten we dat scholen verschillen in de sociaal-economische achtergrond van hun leerlingen. Ook weten we dat om een genuanceerd beeld te kunnen geven van de cognitieve prestaties van uw school, we hiermee rekening moeten houden. Daartoe voeren we opnieuw een regressie uit, maar nu met schooldummies plus de sociaal-economische achtergrond van de leerlingen (geslacht, leeftijd in maanden, herkomst leerling en opleiding en arbeidsmarktpositie ouder) als verklarende variabelen. Met dit model verklaren we ongeveer 8% van de verschillen in toetsscores tussen leerlingen in Limburg. Dit levert opnieuw schattingen op voor de relatieve effecten van de schooldummies op toetsscores. Deze schattingen zijn uitgezet op de verticale as van figuur 17. U ziet opnieuw spreiding in de relatieve effecten van scholen op de toetsscores van Limburgse leerlingen. De punten op de diagonale lijn geven aan dat het relatieve effect van de school op toetsscores met en zonder controle voor sociaal-economische achtergrond gelijk blijft. De meeste scholen zitten dichtbij die lijn. Dit komt omdat de scholen niet louter leerlingen met eenzelfde achtergrond trekken. Deze correctie heeft daarom een beperkt effect (ook de toename in verklaringskracht van het model van 6 naar 8 procent is klein). Toch zien we ook enkele scholen boven of onder de diagonaal. Voor de scholen boven de lijn betekent dit dat de relatieve prestatie van deze school na controle voor achtergrond beter is dan zonder controle voor sociale achtergrond. Ofwel: de effectiviteit van de betreffende school wordt onderschat als er geen rekening wordt gehouden met de sociale achtergrond van de leerlingen op de school. Voor de scholen onder de diagonaal geldt het omgekeerde. U kunt in deze figuur twee interessante bevindingen voor uw school ontdekken. De eerste is dat correctie voor sociaal-economische achtergrond wel wat uitmaakt voor de conclusie over de relatieve prestatie van uw school op de cognitieve vaardigheidstoetsen van de leerlingen. Op het vmbo bl/kl ligt het puntje van uw school iets onder de diagonaal: de bijdrage van uw school wordt overschat als niet wordt gecorrigeerd voor de sociale achtergrond van de leerlingen. Op het vmbo gl/tl ligt het puntje van uw school iets boven de diagonaal: de bijdrage van uw school wordt onderschat als niet wordt gecorrigeerd voor de sociale achtergrond van de leerlingen. De tweede is dat de bijdrage van uw school hoger is dan die van de gemiddelde school. De toetsscore voor het vmbo bl/kl is 0.03 punten hoger die van de gemiddelde school met een vergelijkbare leerlingpopulatie in termen van achtergrond, die op het vmbo gl/tl 0.12 punten.
19
.2 0 -.2
Effect school, controle voor sociale achtergrond leerling
vmbo bl/kl
-.2
-.1
0
.1
.2
Effect school, alleen controle voor middelbare school Uw school
0
.2
vmbo gl/tl
-.2
Effect school, controle voor sociale achtergrond leerling
Limburgse scholen Als geen effect
-.2
-.1
0
.1
.2
Effect school, alleen controle voor middelbare school Uw school
0
.2
havo
-.2
Effect school, controle voor sociale achtergrond leerling
Limburgse scholen Als geen effect
-.2
-.1
0
.1
.2
Effect school, alleen controle voor middelbare school Als geen effect
0
.2
vwo
-.2
Effect school, controle voor sociale achtergrond leerling
Limburgse scholen
-.2
-.1
0
.1
.2
Effect school, alleen controle voor middelbare school Limburgse scholen
Als geen effect
Figuur 17: laat de toegevoegde waarde van uw school zien met en zonder correctie voor sociale achtergrond. Op de horizontale as: schatting van schooleffect met alleen schooldummies. Op de verticale as: schatting van schooleffect met schooldummies, herkomst, leeftijd en geslacht en opleiding en arbeidsmarktpositie ouders (2010 en 2012 samengenomen).
20
6
Motivatie. Samenhang met de toetsresultaten
Inzicht in de motivatie van leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs kan nuttig zijn als het gaat om het opsporen van leerproblemen, afstroom of zelfs potenti¨ele vroegtijdige schoolverlaters. Daarom is motivatie een belangrijk onderdeel van het onderzoek. Zowel aan de leerlingen zelf als aan hun ouders, zijn een aantal stellingen voorgelegd waarmee hun motivatie ten aanzien van school en leren in het algemeen is gemeten (zie figuur 18). Motivatie bij de leerlingen is gemeten aan de hand van de volgende stellingen (allen zo getransformeerd dat hogere score = hogere motivatie): • Ik stop met deze school zonder hem af te maken • Ik haal eerst mijn diploma op school • Ik ga alleen nog maar doorleren omdat het moet • Zodra het kan, stop ik met leren • Ik ga liever werken dan leren • Ik ga een vak leren maar buiten school • Ik ben nog erg gemotiveerd om door te leren • Ik ga interessante dingen leren • Ik ga nog doorleren omdat ik het leuk vind • Ik ga nog heel lang doorleren • Zodra ik een baan kan krijgen, stop ik met school De schoolhouding van de leerling in de oudervragenlijst is gemeten aan de hand van de volgende stellingen: • Zoon/dochter doet op school zijn/haar uiterste best • Zoon/dochter is lui op school, gedemotiveerd • Zoon/dochter wil steeds de beste zijn • Zoon/dochter vindt presteren op school onbelangrijk • Zoon/dochter is erg met de toekomst bezig in een positieve zin • Zoon/dochter is meer met andere dingen bezig dan met de school
Figuur 18: geeft de stellingen weer die gebruikt zijn om schooltevredenheid te meten.
In het algemeen wordt een positieve relatie gevonden tussen de motivatie en leerprestaties van leerlingen2 . Figuur 19 laat de relatie tussen motivatie zoals ingevuld door de leerlingen (a) en ouders (b) en hun cognitieve leerprestaties zien in Limburg. Er is een duidelijk positieve correlatie te zien: de meest gemotiveerde leerlingen zijn ook de leerlingen die het beste scoren op de toetsen wiskunde en lees- en taalvaardigheid. De minst gemotiveerde leerlingen hebben lagere scores. 2 Schils, T. (2011), Leerlingen in het voortgezet onderwijs: hoe slim zijn ze, paragraaf ’Toetsscores en emotionele ontwikkeling’, pp. 14, Kaans rapport K04201104 (http://www.sjoans.nl/doc/K04201102. pdf), Kaans: Universiteit Maastricht.
21
0.59 0.63
0.58 0.65
0.60 0.67
5
6
7
8
0.49 0.53
0.49 0.53
.6 .4 .2 0
Relatieve score
0.60 0.67
0.56 0.62
4
0.61 0.67
0.53 0.61
3
.8
0.54 0.56
Motivatie en Toetsscore
minst 2 gemotiveerde leerlingen
wiskunde
9 meest gemotiveerde leerlingen
lezen
(a) laat het verband tussen schoolmotivatie zoals gerapporteerd door de leerlingen en toetsscores zien.
0.57 0.63
0.58 0.64
0.61 0.66
0.63 0.68
4
5
6
8
9
0.54 0.57
0.53 0.57
.6 .4 .2 0
Relatieve score
0.60 0.69
0.64 0.61
3
.8
0.58 0.61
Schoolhouding en Toetsscore
minst 2 gemotiveerde leerlingen
wiskunde
meest gemotiveerde leerlingen
lezen
(b) laat het verband tussen schoolhouding van de leerlingen zoals gerapporteerd door de ouders en toetsscores zien. Figuur 19: Houding en toetsscores: alle leerlingen in Limburg
Deze grafiek zegt nog niets over een causaal effect tussen motivatie en schoolprestaties. Om te zien of verhoging van de motivatie daadwerkelijk leidt tot een verhoging van de leerprestaties is experimenteel onderzoek nodig. Een voorbeeld van zo’n experiment loopt momenteel op een aantal scholen in Limburg en zal een belangrijke bijdrage gaan leveren aan conclusies op dit terrein.
6.1
Motivatie. Uw leerlingen
Hoe gemotiveerd zijn de leerlingen op uw school? Figuur 20 laat de gerapporteerde motivatie door leerlingen (a) en ouders (b) zien voor uw school in 2010 en 2012. Deze motivatie is uitgezet op een schaal van 0 tot 1. De motivatie is doorgaans hoger voor leerlingen van hogere onderwijsniveaus. De gemiddelde score in Limburg op motivatie door leerlingen in 2010 was 0.69 voor vmbo bl/kl, 0.72 voor vmbo gl/tl, 0.72 voor havo en 0.78 voor vwo. In 2012 waren deze scores respectievelijk 0.69, 0.72, 0.73 en 0.77.
22
De motivatie is gemiddeld genomen over de twee cohorten gelijk gebleven. Voor ouders geldt dat de gerapporteerde motivatie in 2010 lager was dan die in 2012, maar opgemerkt moet worden dat de respons op de oudervragenlijst in 2010 een stuk lager lag dan die in 2012 dus mogelijk hadden we in 2010 meer te maken met een selectieve ouderrespons. De gemiddelde motivatie door ouders in 2010 was 0.66 voor vmbo bl/kl, 0.66 voor vmbo gl/tl, 0.67 voor havo en 0.73 voor het vwo. Voor 2012 waren deze scores respectievelijk 0.71, 0.73, 0.75 en 0.79.
0.76
.4
.6
0.73
0
.2
Score (0 - 1)
.8
Motivatie
vmbo bl/kl
vmbo gl/tl 2010
2012
(a) laat de schoolmotivatie zien zoals gerapporteerd door de leerlingen op uw school.
1
Schoolhouding
0.64
0.60
.4
.6
0.65
0
.2
Score (0 - 1)
.8
0.92
vmbo bl/kl
vmbo gl/tl 2010
2012
(b) laat de schoolhouding van de leerlingen zien zoals gerapporteerd door de ouders op uw school. Figuur 20: Houding en toetsscores: uw leerlingen.
De door de leerling gerapporteerde motivatie is ruim bovengemiddeld in vergelijking met de andere scholen in Limburg. De door de ouders gerapporteerde motivatie is op het vmbo gl/tl flink hoger in 2012 en daar ook ruim bovengemiddeld. Figuur 21 laat zien in welke kwintielen de leerlingen op uw school zitten qua motivatie.
23
Hiertoe is de motivatie van alle Limburgse leerlingen, per onderwijsniveau, in kwintielen verdeeld. Gemiddeld zit dan 20% van de leerlingen in elk kwintiel. Op het vmbo bl/kl op uw school zitten leerlingen met name net iets links van het midden van de verdeling en op het vmbo gl/tl zitten ze vrij gespreid over alle kwintielen, met een piek in het vijfde kwintiel.
0.29 0.14
0.24 0.14
0.14
0.11
0.19
0.27
0.30 0.17
.25 0
Percentage
.5
Verdeling Motivatie
vmbo bl/kl
vmbo gl/tl
1e kwintiel 4e kwintiel
2e kwintiel 5e kwintiel
3e kwintiel
Figuur 21: laat de verdeling van schoolmotivatie van de leerlingen zien op uw school naar onderwijsniveau in kwintielen.
In de directeurenvragenlijst is gevraagd of er momenteel speciale proramma’s lopen op uw school ter stimulering van de motivatie van leerlingen. 45 procent van de directeuren geeft aan dat er momenteel een dergelijk programma loopt. Figuur 22 laat zien dat deze programma’s meestal aan het begin van de onder- of bovenbouw lopen (jaar 1, 3 en 4). Zo geeft 70 procent van de directeuren aan dat een dergelijk programma in jaar 1 of jaar 4 loopt.
.8
motivatieprogramma's 0.67
.6
0.56
.4
0.44
0.22
0
.2
Percentage
0.67
Jaar 1 Jaar 4
Jaar 2 Jaar 5
Jaar 3
Figuur 22: laat het gebruik van motivatieprogramma’s zien op scholen naar leerjaar.
24
7
Zelfvertrouwen. Samenhang met de toetsresultaten
Naast motivatie is zelfvertrouwen ook een belangrijke motor voor leerprestaties3 . Aan leerlingen is gevraagd zichzelf te beoordelen op een groot aantal vaardigheden. Deze kunnen in drie groepen worden onderverdeeld: sociale of feminiene vaardigheden, instrumentele of masculiene vaardigheden, en ict-vaardigheden (zie figuur 23). Opgemerkt moet worden dat de beoordeling die de leerling zichzelf op deze terreinen geeft, sterk gerelateerd kan zijn aan wat hij/zij ervaart in zijn/haar omgeving. Bijvoorbeeld een leerling met ouders die thuis ingewikkelde zaken op de computer doen, kan zichzelf lager beoordelen ten aanzien van zijn ict-vaardigheden dan een leerling wiens ouders de computer niet kunnen bedienen. Dit betekent niet perse dat de leerlingen ook daadwerkelijk verschillende ict-vaardigheden bezitten in absolute termen. Waardering voor sociale vaardigheden is gemeten door de leerlingen te vragen zich te beoordelen op de volgende stellingen: • Tekenen, schilderen of muziek maken • Schrijven zonder fouten • Iemand troosten • Omgaan met andere leerlingen • Je concentreren • Luisteren naar iemand die het moeilijk heeft • Leuke kleren uitzoeken en er leuk uitzien De instrumentele vaardigheden zijn beoordeeld op basis van de volgende stellingen: • Eigen mening geven • Winnen bij ruzie • Hoofdrekenen • Mijn zin krijgen • Discussiren • Het nieuws volgen • De leiding nemen De ICT-vaardigheden zijn beoordeeld op basis van de volgende stellingen: • Chatten / Msn-en • Word • Excel • Internetten voor school (alleen 2012) • Internetten voor de lol (alleen 2012) • Whatsappen/pingen op de smartphone (alleen 2012) • Computerspellen (alleen 2012)
Figuur 23: geeft de stellingen weer die gebruikt zijn om het niveau van sociale, instrumentele en ictvaardigheden te meten. 3 Schils, T. (2011), Leerlingen in het voortgezet onderwijs: hoe slim zijn ze, paragraaf ’Toetsscores en emotionele ontwikkeling’, pp. 17-18, Kaans rapport K04201104 (http://www.sjoans.nl/doc/K04201102. pdf), Kaans: Universiteit Maastricht.
25
Figuur 24 laat de relatie tussen de zelfbeoordeling van de sociale vaardigheden en de toetsscores zien en figuur 25 die tussen de zelfbeoordeling van de instrumentele vaardigheden en de toetsscores. Er is tot op zekere hoogte een positief verband tussen het gerapporteerde zelfvertrouwen en de scores bij wiskunde en lees-en taalvaardigheid. Ook is te zien dat heel veel zelfvertrouwen ook weer niet goed is voor de leerprestaties. Dit zijn waarschijnlijk de leerlingen die de neiging hebben zichzelf te overschatten bij het beoordelen van hun vaardigheden.
0.57 0.59
0.57 0.62
0.55 0.65
7
8
0.42 0.45
0.57 0.56
6
0.55 0.63
0.55 0.53
0.52 0.46
0.46 0.48
0.39 0.36
.6 .4
5
.2
4
0
relatieve score
.8
sociale vaardigheden en toetsscores
minste 2 zelfvertrouwen
3
wiskunde
9 meeste zelfvertrouwen
lezen
Figuur 24: laat het verband tussen beoordeling sociale vaardigheden door leerlingen en hun toetsscores zien voor alle leerlingen in Limburg.
0.53 0.58
0.55 0.61
0.58 0.63
0.58 0.62
6
7
8
0.45 0.45
0.51 0.56
5
0.55 0.60
0.52 0.57
0.53 0.39
0.42 0.39
.6 .4
4
.2
3
0
relatieve score
.8
instrumentele vaardigheden en toetsscores
minste 2 zelfvertrouwen
wiskunde
9 meeste zelfvertrouwen
lezen
Figuur 25: laat het verband tussen beoordeling instrumentele vaardigheden door leerlingen en hun toetsscores zien voor alle leerlingen in Limburg.
7.1
Zelfvertrouwen. Uw leerlingen
Figuur 26 laat de zelfbeoordelingen zien van de leerlingen op uw school per onderwijsniveau. De verschillen in de gemiddelde scores zijn klein, maar niettemin interessant. Over het algemeen geven de leerlingen op uw school zichzelf een hoger cijfer voor al hun vaardigheden, met uitzondering van de instrumentele vaardigheden bij de leerlingen op
26
het vmbo gl/tl, daar is het cijfer lager dan dat van andere leerlingen in de regio.
7.51
6.57
7.15
7.44
6.47
7.03
7.62
6.67
7.48
6 0
2
4
cijfer
8
10
zelfvertrouwen vmbo bl/kl
Niekee
Rest MLb
Rest Lb
soc. vaardigh. ict-vaardigheden
instrum. vaardigh.
7.60
6.67
7.13
7.42
6.76
7.11
7.57
6.68
7.22
6 0
2
4
cijfer
8
10
zelfvertrouwen vmbo gl/tl
Niekee
Rest MLb
soc. vaardigh. ict-vaardigheden
Rest Lb instrum. vaardigh.
Figuur 26: laat de zelfbeoordeling van de diverse vaardigheden van uw leerlingen zien per onderwijsniveau. Ook in vergelijking tot de rest van uw regio en de rest van Limburg.
Hebben de 3vo-leerlingen in 2012 nu meer of minder zelfvertrouwen dan die in 2010? Figuur 27 laat het verschil zien tussen het cohort 2012 en dat in 2010. Er is overigens wel een verschil in hoe de vaardigheden zijn gemeten in de twee jaren. In 2010 is een vijfpuntsschaal gebruikt vari¨erend van dikke onvoldoende (1) tot dikke voldoende (5). Deze is nu omgezet naar een tienpuntsschaal. In 2012 is de leerling gelijk om een rapportcijfer tussen 1 en 10 gevraagd. Gemiddeld zien we een stijging van de zelfbeoordeling van 6.6 naar 7.2 voor sociale vaardigheden, van 6.6 naar 6.8 voor de instrumentele vaardigheden en van 7.2 naar 7.5 voor de ICT-vaardigheden.
27
10
zelfvertrouwen
7.58 6.72
0
2
4
cijfer 6
8
7.44
2010
2012
sociale vaardigheden ict-vaardigheden
instrumentele vaardigheden
Figuur 27: laat het verschil in gerapporteerde vaardigheden zien tussen het cohort 2012 en dat in 2010.
In Zuid-Limburg hebben we voor een groot deel van de leerlingen een vergelijkbaar onderzoek gedaan in groep 8, waar de leerlingen ook gevraagd is zichzelf te beoordelen op hun sociale en instrumentele vaardigheden. In het algemeen zien we een stijging van de sociale vaardigheden van 6.3 naar 7.0 en van de instrumentele vaardigheden van 6.0 naar 6.7. Er is hier een duidelijk verschil zichtbaar tussen jongens en meisjes (figuur 28). De jongens rapporteerden lagere sociale vaardigheden in groep 8 en verbeteren deze met 13.7 procent. De meisjes rapporteerden hogere sociale vaardigheden en verbeteren deze met 8.5 procent. Bij de instrumentele vaardigheden is het omgekeerde zichtbaar. De jongens rapporteerden hogere vaardigheden in groep 8 en verbeteren deze met 12.4 procent terwijl meisjes op een lager niveau zaten in groep 8 en zich met 16.4 procent verbeteren. Met andere woorden: de scores tussen jongens en meisjes zijn minder verschillend in 3vo dan in groep 8.
6.66
5.62
7.42
6.68
7.04
6.20
6.93
5.90
6 0
2
4
Cijfer
8
10
zelfvertrouwen
jongen
meisje
sociale vaard. g8 instrumentele vaard. g8
sociale vaard. 3vo instrumentele vaard. 3vo
Figuur 28: laat de gerapporteerde vaardigheden zien voor jongens en meisjes in groep 8 en 3vo.
28
7.2
Vertrouwen in de toekomst
Een ander aspect van zelfvertrouwen is de mate van vertrouwen dat het diploma gehaald wordt van de huidige, dan wel van een toekomstige, opleiding.
Figuur 29 laat de
verwachtingen zien van uw leerlingen in 3vo met betrekking tot het behalen van een diploma van verschillende onderwijsniveaus. Ook kunt u weer de vergelijking maken met uw regio en de rest van Limburg.
0.72
0.74
0.81
0.70
0.71
0.77
0.73
0.74
0.81
.6 0
.2
.4
score
.8
1
toekomstvertrouwen vmbo bl/kl
Niekee
Rest MLb
Rest Lb
Kans dipl. vmbo bl/kl Kans 4-jarig mbo
Kans 2-jarig mbo
0.80
0.77
0.84
0.80
0.77
0.84
0.83
0.83
0.88
.6 0
.2
.4
score
.8
1
toekomstvertrouwen vmbo gl/tl
Niekee
Rest MLb
Kans dipl. vmbo gl/tl Kans 4-jarig mbo
Rest Lb Kans 2-jarig mbo
Figuur 29: laat de verwachting van leerlingen op uw school zien op het behalen van een diploma voor verschillende opleidingen. Ook in vergelijking tot de rest van uw regio en de rest van Limburg.
8
Schooltevredenheid
Via vensters voor verantwoording wordt elk jaar op uw school gemeten hoe tevreden de leerlingen en hun ouders zijn over uw school. Deze rapportcijfers worden aan u teruggekoppeld en enkel uitgesplitst naar onderwijsniveau. Wij zijn dit jaar met Vensters
29
voor Verantwoording een samenwerking aangegaan en nemen sinds dit jaar de stellingen over in onze vragenlijst. Wij laden de gegevens dan in het systeem van Vensters voor Verantwoording en komen dan voor uw school automatisch op het web komen staan4 . Dit betekent dat scholen deze niet meer zelf hoeven af te nemen, hetgeen ook tijd bespaart. Daarnaast is een voordeel dat wij de stellingen verder kunnen uitsplitsen naar achtergrondkenmerken van de leerlingen. Dat zullen wij in dit rapport doen. Tabel 5 laat de resultaten voor leerlingtevredenheid zien per onderwijsniveau voor uw school, de andere scholen in de regio en die in Limburg. Deze laatste vergelijking is al een stapje verder dan wat vensters voor verantwoording laat zien. De tabel spreekt verder voor zichzelf. De tabellen 6, 7 en 8 laten een uitsplitsing van de rapportcijfers voor uw school zien, steeds per onderwijsniveau, naar geslacht, opleidingsniveau van de ouders en naar het prestatieniveau van de leerlingen (de rapportcijfers van de slechtst en best presterende leerlingen op de cognitieve vaardigheidstoetsen). Ook aan ouders zijn stellingen voorgelegd over de schooltevredenheid. Tabel 9 laat de algemene rapportcijfers zien per onderwijsniveau en tabel 10 splitst de ouders op naar hun opleidingsniveau. Ook hebben we enkele aanvullende stellingen voorgelegd aan de leerlingen om meer het gevoel van veiligheid op school te meten. Tabel 11 geeft de waardering van de leerlingen voor de betreffende stellingen weer. Het betreft hier een vijfpuntsschaal waarbij 1 staat voor helemaal niet mee eens en 2 voor helemaal mee eens. We splitsen de resultaten weer uit naar geslacht en opleidingsniveau ouders.
4 Op dit moment zijn we druk bezig met het testen van de dataverbinding met VvV. Zodra dit klaar is worden de gegevens gepubliceerd in de schoolvensters. Dit is even los van wat organisaties zoals Kwaliteitsscholen ed. doen, daarmee werken wij (nog) niet samen.
30
31
Ik voel me veilig op school De sfeer op school is prettig De docenten behandelen mij met respect Op school gelden duidelijke regels De variatie in de manier van lesgeven is groot De docenten leggen goed uit Ik leer veel van de docenten De docenten houden rekening met wat ik wel en niet kan Ik word voldoende uitgedaagd om mijn best te doen op school Ik ben tevreden over mijn mentor Ik weet bij wie ik op school terecht kan met mijn problemen Als het nodig is, krijg ik extra begeleiding Ik word geholpen bij het maken van belangrijke studiekeuzes Docenten vertellen duidelijk hoe mijn resultaten zijn Ik word ge¨ınformeerd over dingen die voor ll. belangrijk zijn De mening van leerlingen telt mee op deze school
Schl 7.1 7.2 6.6 6.2 6.4 5.9 6 5.6 6.3 7.2 6.8 6.4 6.4 6.8 6.6 6.5
vmbo bl/kl Reg. Limb. 6.4 6.8 6.2 6.2 6.2 6.4 6.2 6.6 5.8 6 5.8 5.8 6 6 5.7 5.7 5.6 6 6.4 6.6 6.1 6.5 6 6.1 6 6.2 6.1 6.5 6 6.3 5.4 5.7
Schl 6.2 6.5 7.3 5.9 7.5 5.9 5.7 5.7 5.9 9 7.7 6.7 5.8 6.7 6.2 5.9
vmbo gl/tl Reg. Limb. 6.6 7.1 6.3 6.7 6.2 6.6 6.1 6.7 5.7 6.1 5.7 6 5.8 6.1 5.3 5.5 5.4 5.9 5.8 6.4 5.9 6.4 5.7 6.2 6.2 6.5 6.1 6.6 5.9 6.4 5.3 5.7
Tabel 5: laat de schooltevredenheid van de leerlingen op uw school zien naar onderwijsniveau in vergelijking tot regio en Limburg.
32
Ik voel me veilig op school De sfeer op school is prettig De docenten behandelen mij met respect Op school gelden duidelijke regels De variatie in de manier van lesgeven is groot De docenten leggen goed uit Ik leer veel van de docenten De docenten houden rekening met wat ik wel en niet kan Ik word voldoende uitgedaagd om mijn best te doen op school Ik ben tevreden over mijn mentor Ik weet bij wie ik op school terecht kan met mijn problemen Als het nodig is, krijg ik extra begeleiding Ik word geholpen bij het maken van belangrijke studiekeuzes Docenten vertellen duidelijk hoe mijn resultaten zijn Ik word ge¨ınformeerd over dingen die voor ll. belangrijk zijn De mening van leerlingen telt mee op deze school
vmbo bl/kl jongen meisje 7.2 7 7.4 7.1 6.4 7.1 6.3 6.3 6.4 6.7 6.3 5.9 6 6.1 5.8 5.7 6.2 6.6 7.1 7.4 6.9 6.9 6.7 6.4 6.7 6.4 7 6.7 6.9 6.4 6.7 6.6
vmbo gl/tl jongen meisje 6 6.5 6.5 6.5 6.8 8 5.8 6 7.4 7.5 6 5.8 5.8 5.5 5.7 5.8 5.8 6 9.2 8.8 7.9 7.3 6.5 7 5.7 6 6.9 6.3 6.6 5.5 5.3 6.8
Tabel 6: laat de schooltevredenheid van de leerlingen op uw school zien naar onderwijsniveau en geslacht.
33
Ik voel me veilig op school De sfeer op school is prettig De docenten behandelen mij met respect Op school gelden duidelijke regels De variatie in de manier van lesgeven is groot De docenten leggen goed uit Ik leer veel van de docenten De docenten houden rekening met wat ik wel en niet kan Ik word voldoende uitgedaagd om mijn best te doen op school Ik ben tevreden over mijn mentor Ik weet bij wie ik op school terecht kan met mijn problemen Als het nodig is, krijg ik extra begeleiding Ik word geholpen bij het maken van belangrijke studiekeuzes Docenten vertellen duidelijk hoe mijn resultaten zijn Ik word ge¨ınformeerd over dingen die voor ll. belangrijk zijn De mening van leerlingen telt mee op deze school
laag 7.6 7.5 6.7 6.4 6.4 6.1 6 5.7 6.6 7.8 7.5 7 7 7.5 6.7 6.7
vmbo bl/kl midden hoog 6.4 7.3 6.7 7.3 6.8 5.7 6.1 5.3 6.2 6.8 5.6 6.3 5.9 5.8 5.9 5 6.4 6.5 6.7 6.8 6.2 6.3 6.4 6 6.1 6 6.6 6.3 6.2 6.8 6.4 6
laag 5.9 6.6 8.1 5.5 7.4 5.5 5.5 5.1 6.3 8.5 8.9 7.4 5.5 6.6 5.5 5.1
vmbo gl/tl midden 5.7 6.4 7.5 6.6 8.7 6.4 6.4 6.2 6.3 8.9 7.3 6.6 6.4 7.1 7.1 6.5
hoog 7.1 6.5 6.1 5.2 5.8 5.5 4.9 5.5 5.2 9.7 7.1 6.1 5.2 6.1 5.5 5.8
Tabel 7: laat de schooltevredenheid van de leerlingen op uw school zien naar onderwijsniveau en opleidingsniveau ouders.
34
Ik voel me veilig op school De sfeer op school is prettig De docenten behandelen mij met respect Op school gelden duidelijke regels De variatie in de manier van lesgeven is groot De docenten leggen goed uit Ik leer veel van de docenten De docenten houden rekening met wat ik wel en niet kan Ik word voldoende uitgedaagd om mijn best te doen op school Ik ben tevreden over mijn mentor Ik weet bij wie ik op school terecht kan met mijn problemen Als het nodig is, krijg ik extra begeleiding Ik word geholpen bij het maken van belangrijke studiekeuzes Docenten vertellen duidelijk hoe mijn resultaten zijn Ik word ge¨ınformeerd over dingen die voor ll. belangrijk zijn De mening van leerlingen telt mee op deze school
vmbo bl/kl 1e kw. 4e kw. 7.9 6.9 7.2 7.5 6.7 7 6.2 6.1 6.1 6.9 5.9 6.4 6.5 5.9 6.1 5.8 6.3 6.3 7.8 7.9 7.1 7 6.3 6.5 6.1 6.8 7.1 7 7.1 6.6 6.5 6.9
vmbo gl/tl 1e kw. 4e kw. 5.5 6.3 5.5 7.2 7.8 7.2 7.8 5.9 7.8 8.1 7.8 5.9 3.3 5.7 5.5 6.3 5.5 6.7 7.8 8.9 5.5 8.5 7.8 7.2 7.8 6.1 7.8 7.4 7.8 6.8 7.8 5.9
Tabel 8: laat de schooltevredenheid van de leerlingen op uw school zien naar onderwijsniveau en prestatieniveau (1e (laagste) versus 4e (hoogste) kwartiel
35
Mijn kind voelt zich veilig op school De sfeer op school is prettig De docenten behandelen mijn kind met respect Op school gelden duidelijke regels De school geeft mij nuttige informatie over de vorderingen Ik word ge¨ınformeerd over dingen die ik als ouder moet weten De mening van ouders telt mee op deze school De school biedt het onderwijs dat zij belooft Ik ben tevreden over het onderwijs zoals de school dat aanbiedt De school beschikt over goede, vakbekwame docenten De school maakt leren voor mijn kind aantrekkelijk De school staat goed bekend Ik zou andere ouders aanraden deze school voor hun kind te kiezen Mijn kind wordt goed begeleid door de mentor De school biedt leerlingen goede hulp bij leer- of gedragsproblemen De school zorgt voor een goede begeleiding op keuzemomenten
Schl 7.6 8.2 7.2 7.5 6.7 7.1 6.6 8.5 6.5 6.7 6.7 6.8 6.3 7.2 6.6 6.6
vmbo bl/kl Reg. Limb. 7.3 7.6 7.1 7.2 6.8 7.3 7.3 7.6 6.6 7.1 6.8 7.2 6.3 6.4 6 6.4 6.4 6.6 6.6 6.8 5.9 6.2 6.3 6.7 6.2 6.5 6.9 7.1 6.2 6.3 6.6 6.8
Schl 8 8.6 9.4 7.8 8.6 8.9 7.5 8.2 8 7.5 8 5.8 8 8.9 7.5 7.5
vmbo gl/tl Reg. Limb. 7.9 8 7.5 7.6 7.1 7.1 7.6 7.6 6.9 7 6.9 7.2 6.4 6.2 6.4 6.4 6.4 6.7 6.4 6.5 5.9 5.9 6.6 7 6.4 6.8 7.1 6.9 6.1 6 6.7 6.6
Tabel 9: laat de schooltevredenheid van ouders van de leerlingen op uw school zien naar onderwijsniveauniveau in vergelijking tot regio en Limburg.
36
Mijn kind voelt zich veilig op school De sfeer op school is prettig De docenten behandelen mijn kind met respect Op school gelden duidelijke regels De school geeft mij nuttige informatie over de vorderingen Ik word ge¨ınformeerd over dingen die ik als ouder moet weten De mening van ouders telt mee op deze school De school biedt het onderwijs dat zij belooft Ik ben tevreden over het onderwijs zoals de school dat aanbiedt De school beschikt over goede, vakbekwame docenten De school maakt leren voor mijn kind aantrekkelijk De school staat goed bekend Ik zou andere ouders aanraden deze school voor hun kind te kiezen Mijn kind wordt goed begeleid door de mentor De school biedt leerlingen goede hulp bij leer- of gedragsproblemen De school zorgt voor een goede begeleiding op keuzemomenten
laag 7.8 7.8 6.6 8.1 6.5 7.8 7 8.9 7 7.8 6.3 7.4 5.9 6.6 7.4 7
vmbo bl/kl midden hoog 7.8 7.2 8.4 8.3 7.5 7 8 5.5 7.1 6.1 7.8 3.3 6.5 6.1 8.3 . 7.5 2.7 7.3 3.3 7.1 6.1 7.5 3.8 6.9 4.8 7.5 7.2 7.1 3.3 6.7 4.4
laag 5.5 7.8 10 6.6 8.9 8.9 6.6 7.8 7.8 6.6 6.6 6.6 6.6 8.9 6.6 6.6
vmbo gl/tl midden 8.9 8.9 9.4 7.8 8.9 8.9 8.3 8.9 8.3 7.8 8.9 4.9 8.3 8.9 7.8 8.3
hoog 8.9 8.9 8.9 8.9 7.8 8.9 6.6 7.8 7.8 7.8 7.8 6.6 8.9 8.9 7.8 6.6
Tabel 10: laat de schooltevredenheid van ouders van de leerlingen op uw school zien naar onderwijsniveau leerlingen en opleidingsniveau ouders.
Op deze school zijn leerlingen soms bang voor bepaalde andere leerlingen Als iemand hier de regels overtreedt, treden de leerkrachten daartegen op Je kunt de leiding van deze school best vertrouwen Mijn klasgenoten voelen zich prettig op deze school Als er hier iets onplezierigs gebeurt kun je dat zonder problemen melden Op deze school houdt ieder zich voldoende aan de regels Op deze school zijn leerkrachten soms bang voor bepaalde leerlingen Ik zelf voel me op deze school heel veilig Op deze school zijn leerlingen soms bang voor bepaalde leerkrachten Op deze school doen ze er alles aan om de sfeer goed te houden Ik weet bij wie ik op school terecht kan met mijn problemen
Schl 4 3.5 3.5 4 4 3 3.5 4 3 3 4
vmbo bl/kl Reg. Limb. 3.9 3.5 3.6 3.3 3.3 3.2 2.9 3.3 2.9 3.3 2.3 2.9 2.7 2.8 3 3.1 2.8 2.8 2.8 3.3 3.1 3.2
Schl . . . . . . . . . . .
vmbo gl/tl Reg. Limb. 3.3 3.5 3.4 3.5 3.5 3.3 3.4 3.4 3.3 3.2 2.9 3 2.8 2.7 3.4 3.5 2.8 3 3.1 3.3 3.3 3.3
Tabel 11: laat het veiligheidsgevoel van de leerlingen op uw school zien naar onderwijsniveau in vergelijking tot regio en Limburg.
37
Op deze school zijn leerlingen soms bang voor bepaalde andere leerlingen Als iemand hier de regels overtreedt, treden de leerkrachten daartegen op Je kunt de leiding van deze school best vertrouwen Mijn klasgenoten voelen zich prettig op deze school Als er hier iets onplezierigs gebeurt kun je dat zonder problemen melden Op deze school houdt ieder zich voldoende aan de regels Op deze school zijn leerkrachten soms bang voor bepaalde leerlingen Ik zelf voel me op deze school heel veilig Op deze school zijn leerlingen soms bang voor bepaalde leerkrachten Op deze school doen ze er alles aan om de sfeer goed te houden Ik weet bij wie ik op school terecht kan met mijn problemen
vmbo bl/kl jongen meisje 4 . 3.5 . 3.5 . 4 . 4 . 3 . 3.5 . 4 . 3 . 3 . 4 .
vmbo gl/tl jongen meisje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tabel 12: laat het veiligheidsgevoel van de leerlingen op uw school zien naar onderwijsniveau en geslacht.
38
9
Instroom uit basisonderwijs
Om de leerprestaties van de leerlingen te meten en beoordelen in het voortgezet onderwijs en om een conclusie te kunnen trekken over de bijdrage die de middelbare school daaraan levert, is het belangrijk te kijken hoe de leerling ervoor stond aan het begin van de middelbare school, ofwel aan het einde van de basisschool. Een indicator die voor veel leerlingen in het onderzoek beschikbaar is en in het algemeen ook gebruikt wordt als ”eindmaat” voor de leerprestatie van een leerling einde basisschool is de citoscore van de cito eindtoets. De citoscore vormt veelal de basis voor het vo-advies dat leerlingen ontvangen. De vraag is in hoeverre de citoscore een goede voorspeller is voor de verdeling van de Limburgse leerlingen over de verschillende onderwijsniveaus? Per school is dit lastig te bekijken omdat niet alle scholen alle onderwijsniveaus aanbieden, dit zou een vertekende schatting opleveren. We kunnen dit echter wel op regioniveau doen in Limburg. Eerst is gekeken naar de gemiddelde relatie tussen citoscore en het onderwijsniveau in 3vo voor alle leerlingen. Op basis daarvan kan voorspeld worden hoeveel leerlingen in een specifieke regio op een bepaald onderwijsniveau zouden moeten zitten, gegeven hun citoscores. Dat is dan naast de werkelijke bezetting per onderwijsniveau geplaatst (figuur 30).
0.26
0.25
0.27
0.26
vmbo bl/kl voorsp. vmbo gl/tl voorsp. havo voorsp. vwo voorsp.
vmbo bl/kl voorsp. vmbo gl/tl voorsp. havo voorsp. vwo voorsp.
vmbo bl/kl werk. vmbo gl/tl werk. havo werk. vwo werk.
0.30
0.27
0.28
0.26
0.26
0.22
0.20
percentage 0 .1 .2 .3
0.30
0.30
Maastricht-Heuvelland
0.26
0.25
0.25
0.24
0.21
0.20
percentage 0 .1 .2 .3
0.28
vmbo bl/kl werk. vmbo gl/tl werk. havo werk. vwo werk.
Westelijke mijnstreek
vmbo bl/kl werk. vmbo gl/tl werk. havo werk. vwo werk.
0.26
0.22
0.20
percentage 0 .1 .2 .3
0.24
0.24
vmbo bl/kl voorsp. vmbo gl/tl voorsp. havo voorsp. vwo voorsp.
0.22
vmbo bl/kl werk. vmbo gl/tl werk. havo werk. vwo werk.
Midden-Limburg
0.26
0.24
0.30
0.27
0.23
0.22
percentage 0 .1 .2 .3
Noord-Limburg
vmbo bl/kl voorsp. vmbo gl/tl voorsp. havo voorsp. vwo voorsp.
vmbo bl/kl werk. vmbo gl/tl werk. havo werk. vwo werk.
0.24
0.23
0.25
0.24
0.27
0.25
0.24
0.28
percentage 0 .1 .2 .3
Oostelijke mijnstreek
vmbo bl/kl voorsp. vmbo gl/tl voorsp. havo voorsp. vwo voorsp.
Figuur 30: laat de voorspelling van de onderwijspositie zien op basis van citoscores per regio.
39
Als we kijken naar het aantal vmbo bl/kl leerlingen, dan zien we dat er in middenLimburg en Maastricht-Heuvelland minder leerlingen op dit onderwijsniveau zitten dan voorspeld op basis van de citoscores van de leerlingen in deze regio (respectievelijk -2.7 en -1.9 procent). In de Oostelijke Mijnstreek zitten meer leerlingen op dit onderwijsniveau dan voorspeld (3.4 procent). Voor het vmbo gl/tl geldt dat in Noord- en midden-Limburg meer leerlingen op dit onderwijsniveau zitten dan voorspeld op basis van de citoscores (respectievelijk 1.4 en 2.2 procent). In Maastricht-Heuvelland en de Oostelijke Mijnstreek zitten minder leerlingen op dit onderwijsniveau dan voorspeld (respectievelijk 1.9 en 1.8 procent). In Noord-Limburg zitten minder leerlingen op het havo dan voorspeld (1.3 procent) terwijl in midden-Limburg en Maastricht-Heuvelland meer leerlingen op het havo zitten dan voorspeld (respectievelijk 1 en 1.1 procent). Tot slot zitten in MaastrichtHeuvelland meer leerlingen op het vwo dan voorspeld (2.7 procent). Deze verschillen kunnen verschillende oorzaken hebben. Een mogelijke verklaring kan zijn dat er verschillen in toelatingseisen bestaan voor de verschillende onderwijsniveaus wat de 1-op-1 relatie met cito-scores zou vertroebelen. In het algemeen is het waarschijnlijk dat de citoscore van een leerling niet alle informatie in zich heeft om de toewijzing aan een niveau perfect te bepalen. Andere informatie die van belang is voor de toewijzing van leerlingen aan onderwijsniveaus kan dan verschillen tussen de regio’s of scholen. Een voorbeeld hierbij is het gemak waarmee leerlingen kunnen af- of opstromen in bepaalde regios of op bepaalde scholen. We verkennen hieronder een andere manier om inzicht te krijgen in de mate waarin de leerlingpopulatie van een school afwijkt van de voorspelde populatie op basis van citoscores. Dit doen we door te kijken naar de verdeling van de citoscores per onderwijsniveau voor een gegeven school om die vervolgens uit te zetten tegen de verdeling van de citoscores voor alle scholen in dezelfde regio. Figuur 31 laat dit zien voor uw school. Zo ziet u voor uw school dat voor beide niveaus eigenlijk geen afwijkende verdeling van citoscores te zien is. Hoogstens laat het havo in 2012 een lichte oververtegenwoordiging van de hoogste scores zien.
40
.02 .04 .06
percentage
0
percentage
vmbo bl/kl 2012
0 .02 .04 .06 .08
vmbo bl/kl 2010
500 510 520 530 540 550
500 510 520 530 540 550
citoscore
citoscore
Eigen school
Andere scholen in de regio
percentage
0 .02 .04 .06 .08
percentage
vmbo gl/tl 2012
0 .02 .04 .06 .08
vmbo gl/tl 2010
500 510 520 530 540 550
500 510 520 530 540 550
citoscore
citoscore
Eigen school
Andere scholen in de regio
percentage
0 .02 .04 .06 .08
percentage
havo 2012
0 .02 .04 .06 .08
havo 2010
500 510 520 530 540 550
500 510 520 530 540 550
citoscore
citoscore
Eigen school
Andere scholen in de regio
vwo 2012
.1 0
.05
percentage
.1 .05 0
percentage
.15
.15
vwo 2010
500 510 520 530 540 550
500 510 520 530 540 550
citoscore
citoscore
Eigen school
Andere scholen in de regio
Figuur 31: laat de verdeling van citoscores van uw leerlingen zien per onderwijsniveau in vergelijking met de rest van uw regio.
41
Tenslotte willen we in dit hoofdstuk ook inzicht te krijgen in de mate waarin een leerling is gegroeid tussen groep 8 en 3vo. Daartoe hebben we figuur 32 opgesteld. Eerst is per onderwijsniveau vastgesteld wat de decielscore van een leerling was voor zijn/haar citoscore. Hiertoe zijn de citoscores van alle vmbo bl/kl leerlingen in Limburg in decielen verdeeld. Op de horizontale zijn deze decielscores voor de leerlingen van uw vmbo bl/kl afdeling (indien van toepassing) weergegeven. Hetzelfde is gedaan voor de score op de toets die we in het derde leerjaar op uw school hebben afgenomen (totale toetsscore wiskunde plus lees-en taalvaardigheid). Deze decielscore is op de verticale uitgezet voor uw leerlingen. Voor leerlingen die op de citotoets en de toets in 3vo in hetzelfde deciel scoren is er niets veranderd over de jaren heen. Zij bevinden zich nog steeds op dezelfde plek in de verdeling en presteren dus in vergelijking tot anderen even goed in 3vo als in groep 8. Dit wordt weerspiegeld door de diagonale lijn in de figuur. Er is geen groei in termen van de relatieve positie van de leerling. Het spreidingsdiagram geeft dit verband weer voor de leerlingen van uw school, in 2010 en 2012. Het oranje vierkantje toont het gemiddelde verband voor uw school. vmbo bl/kl 2012 decielscore 3vo toets 0 2 4 6 8 10
decielscore 3vo toets 0 2 4 6 8 10
vmbo bl/kl 2010
0
2 4 6 8 10 decielscore citotoets
0
Individuele leerlingen
2 4 6 8 10 decielscore citotoets
Als gelijk deciel
Gemiddelde school
2
4
6
8
10
8 10 6 4 2
decielscore 3vo toets
6 4 2 0
0
8 10
vmbo gl/tl 2012
0
decielscore 3vo toets
vmbo gl/tl 2010
0
decielscore citotoets
2
4
6
8
10
decielscore citotoets
Individuele leerlingen Gemiddelde school
Als gelijk deciel
Figuur 32: laat het deciel zien waarin Limburgse leerlingen zich in groep 8 en in 3vo bevinden.
Zo ziet u voor uw school bijvoorbeeld dat uw leerlingen op het vmbo gl/tl in 2012 gestegen
42
zijn in de verdeling (oranje vierkantje bevindt zich boven de diagonaal). Dit betekent dus dat uw vmbo gl/tl leerlingen dit jaar gemiddeld genomen beter zijn gaan presteren in vergelijking tot anderen sinds groep 8. Ze zijn dus gemiddeld harder gegroeid. Voor het 2012 cohort geldt bijvoorbeeld dat het gemiddelde zich in groep 8 nog rond het 6e deciel bevond, terwijl het zich in 3vo rond het 8e deciel bevindt. Gemiddeld genomen hebben zij dus andere leerlingen ’ingehaald’. Nu we weten dat er onderscheid gemaakt kan worden tussen leerlingen die stijgen, gelijk blijven of dalen in de rangorde van prestaties tussen groep 8 en 3vo, willen we graag bekijken welke kenmerken deze leerlingen van elkaar onderscheiden. Zijn de leerlingen die een stijging/daling vertonen typische leerlingen of is dit eerder toeval? Tabel 13 splitst de gemiddelde groei uit naar geslacht en tabel 15 naar de hoogst-scorende en laagst-scorende leerlingen op de citotoets. Voor deze laatste indeling is eerst de kwintielverdeling van de citoscores van alle Limburgse leerlingen bepaald. Vervolgens wordt de gemiddelde groei van leerlingen in het laagste kwintiel (20% slechts presterende leerlingen, gemiddelde citoscore: 524) vergeleken met die van het hoogste kwintiel (20% best presterende leerlingen, gemiddelde citoscore: 548).
gemiddelde gemiddelde gemiddelde gemiddelde
groei groei groei groei
vmbo bl/kl vmbo gl/tl havo vwo
jongens 0 -.1 -.8 -.2
meisjes 1.2 1 .3 .1
Tabel 13: laat de gemiddelde groei van leerlingen in Limburg zien tussen groep 8 en 3vo naar geslacht in decielen.
We zien in bovenstaande tabel dat voor alle onderwijsniveaus geldt dat meisjes zich in Limburg opwerken in de verdeling terwijl jongens zakken in de verdeling. Dit geldt voor alle opleidingsniveaus.
gemiddelde gemiddelde gemiddelde gemiddelde
groei groei groei groei
vmbo bl/kl vmbo gl/tl havo vwo
laag .6 .5 -.4 -.1
middel .6 .5 -.3 -.1
hoog .3 .4 -.1 0
Tabel 14: laat de gemiddelde groei van leerlingen in Limburg zien tussen groep 8 en 3vo zien naar opleiding ouders.
Op basis van tabel 14 lijken bij leerlingen met ouders met een laag opleidingsniveau de lagere niveaus harder te stijgen dan de hogere niveaus terwijl bij leerlingen met ouders met een hoog opleidingsniveau juist de leerlingen uit de hogere niveaus harder lijken te stijgen. Hoe meer het niveau van de leerling aansluit bij het opleidingsniveau van de ouders, hoe harder de leerling groeit.
43
gemiddelde gemiddelde gemiddelde gemiddelde
groei groei groei groei
vmbo bl/kl vmbo gl/tl havo vwo
1e (laagst) 1.3 2.9 3.2 3.4
4e (hoogst) -2.5 -2.9 -4.4 -1.2
Tabel 15: laat de gemiddelde groei van leerlingen in Limburg zien tussen groep 8 en 3vo naar 1e (laagste) en 4e (hoogste) kwintiel van citoscores in decielen.
Tabel 15 laat een interessant patroon zien. De leerlingen die op de citotoets in de laagste 20% scoren, groeien harder dan de leerlingen die in de hoogste 20% scoren (deze dalen zelfs). Dit geldt voor alle opleidingsviveaus. Deze twee groepen groeien dus naar elkaar toe in het voortgezet onderwijs.
10
Toegevoegde waarde school
De analyse in de vorige paragraaf liet u zien in hoeverre u groei tot stand bracht bij uw leerlingen in termen van een opwaartse verschuiving in de verdeling van de scores op cognitieve vaardigheden. Naast achtergrondkenmerken is deze groei net zoals de andere gebruikte uitkomstmaten in dit rapport ook afhankelijk van hoe de leerling is afgeleverd door de lagere school. Hier hebben we het eerder ook al even over gehad hebben (zie tabel 15). Om opbrengstgericht te kunnen werken en de bijdrage van uw eigen school in kaart te brengen is het belangrijk om de bijdrage van uw school te onderscheiden van de bijdrage die de basisschool al had geleverd aan de ontwikkeling van de leerling. Stel dat een school alleen maar leerlingen zou krijgen van relatief slechte basisscholen, dan zou dit ertoe kunnen leiden dat de prestaties van die school negatief uitvallen ten opzichte van andere scholen met een aanvoer van betere basisscholen. Deze lagere prestatie is dan echter niet aan deze school te wijten. In het oordeel over de bijdrage van de school zou hier dus voor gecorrigeerd moeten worden. Deze redenering proberen we hieronder in kaart te brengen. Eerder hebben we gekeken hoe de leerprestaties van de leerlingen voorspeld konden worden door hun achtergrond (geslacht, leeftijd, herkomst, opleiding en arbeidsmarktpositie ouders, zie figuur16) en hoe dit zich verhoudt tot de werkelijke score op uw school. Nu voegen we hier de citoscore aan toe (figuur 33). De citoscore nemen we hier dus als een benadering voor hoe de leerling ervoor staat aan het einde van de basisschool. U kunt in het figuur dus weer ontdekken hoe de verwachte scores op basis van achtergrond en citoscores verschillen met de werkelijke scores op uw school.
44
0.51
0.50
0.50
0.48
0.59 0.50
.6 .4
score vmbo gl/tl
.2
0.47
0.47
0.48
0.44
0.50
0.46
.4 .3 .2
0
0
.1
score vmbo bl/kl
.5
wiskunde
Niekee Rest MLb Rest Lb
Niekee Rest MLb Rest Lb
Voorspelde score
Werkelijke score
0.56
0.55
0.57
0.53
0.70 0.56
.8 .6 0
.2
.4
score vmbo gl/tl
0.50
0.46
0.50
0.45
0.56
0.50
.4 .2 0
score vmbo bl/kl
.6
lees- en taalvaardigheid
Niekee Rest MLb Rest Lb
Niekee Rest MLb Rest Lb
Voorspelde score
Werkelijke score
Figuur 33: laat de voorspelling van de toetsscores zien op basis van leefijd, geslacht, herkomst, opleidingsniveau hoogst opgeleide ouder en arbeidsmarktpositie moeder plus citoscore. Deze data zijn voor beide jaren samengenomen omdat er zo een nauwkeurigere schatting gegeven kan worden.
Vervolgens analyseren we weer het verschil in de conclusie over de toegevoegde waarde van de school. Op de horizontale as staat weer het resultaat van de schooldummy uit de regressie met alleen de school, dat wil zeggen de conclusie over de toegevoegde waarde van de school zonder rekening te houden met ook maar enig ander effect op prestaties van leerlingen. Op de verticale as zetten we nu de dummies uit een regressie met sociale achtergrond plus citoscore van de leerling als controlerende variabelen (figuur 34). Bij de punten op de diagonale lijn zou de relatieve prestatie van de school met en zonder controle voor sociale achtergrond plus citoscore gelijk blijven. De scholen zitten nog steeds dicht bij de lijn en de figuur lijkt erg op de eerder getoonde figuur. Voor een deel komt dit omdat de citoscore al bepaalde naar welk onderwijsniveau de leerling ging. Voor scholen boven de lijn betekent het dat relatieve prestatie na controle voor de citoscores van de leerlingen beter is dan zonder controle voor de citoscore. Ofwel: de toegevoegde waarde van de school wordt onderschat als er geen rekening wordt gehouden met de citoscores van de leerlingen op die school. Voor de scholen onder de diagonaal geldt het omgekeerde. Uw eigen school is het oranje vierkantje in de grafiek. U kunt in figuur 34 weer een aantal potentieel interessante bevindingen voor uw school ontdekken. Voor het vmbo bl/kl ziet u dat de relatieve prestatie van uw school op de toets
45
licht daalt als we rekening houden met de achtergrond plus citoscore van uw leerlingen. Uw school (oranje vierkantje) bevindt zich immers onder de diagonaal. Verder kunt u zien dat uw school op het vmbo bl/kl v´o´or de correctie een koploper is terwijl slechts ietwat bovengemiddeld na correctie. Voor het vmbo gl/tl ziet u dat de relatieve prestatie van uw school op de toets ook verandert als we rekening houden met de achtergrond plus citoscore van uw leerlingen. Uw school (oranje vierkantje) bevindt zich immers boven de diagonaal. Verder kunt u zien dat uw school op het vmbo gl/tl zowel v´o´or als na de
0
.2
vmbo bl/kl
-.2
Effect school, controle voor sociale achtergrond en citoscore leerling
correctie een koppositie inneemt (zie ook figuur 5).
-.2
-.1
0
.1
.2
Effect school, alleen controle voor middelbare school Uw school
0
.2
vmbo gl/tl
-.2
Effect school, controle voor sociale achtergrond en citoscore leerling
Limburgse scholen Als geen effect
-.2
-.1
0
.1
.2
Effect school, alleen controle voor middelbare school Limburgse scholen Als geen effect
46
Uw school
.2 0 -.2
Effect school, controle voor sociale achtergrond en citoscore leerling
havo
-.2
-.1
0
.1
.2
Effect school, alleen controle voor middelbare school Limburgse scholen
Als geen effect
.2 0 -.2
Effect school, controle voor sociale achtergrond en citoscore leerling
vwo
-.2
-.1
0
.1
.2
Effect school, alleen controle voor middelbare school Limburgse scholen
Als geen effect
Figuur 34: laat de toegevoegde waarde van uw school zien met en zonder correctie voor sociale achtergrond en citoscore. Op de horizontale as: schatting van schooleffect met alleen schooldummies. Op de verticale as: schatting van schooleffect met schooldummies, herkomst, leeftijd en geslacht, opleiding en arbeidsmarktpositie ouders en citoscore (2010 en 2012).
Nu is de citoscore slechts een ruwe benadering voor de ontwikkeling van de leerling aan het eind van de basisschool. De leerling kan op de basisschool dingen geleerd hebben die niet tot uitdrukking komen in de citoscore maar die wel zijn effectiviteit bepalen in het voortgezet onderwijs. Daarom is het van belang om naast de citoscores van de leerlingen ook een dummy voor de specifieke basisschool mee te nemen. Dit is uiteraard enkel mogelijk voor de scholen in Zuid-Limburg. Als we opnieuw het spreidingsdiagram maken met de toegevoegde waarde van de school, maar nu met controle voor de basisschool waarop de leerling heeft gezeten, krijgen we een heel ander beeld (figuur 35). Op de horizontale as staat weer het geschatte effect van de school. Deze schatting komt uit de regressie met alleen schooldummies als verklarende variabele. De conclusie over de toegevoegde waarde van de school wordt hier dus getrokken op basis van de schatting waarin geen rekening gehouden is met andere factoren. Op de verticale as zetten we nu de geschatte schooleffecten uit afkomstig uit de regressie met schooldummies, sociale achtergrond plus citoscore plus basisschool van de leerling. We zien duidelijk dat er meer spreiding ontstaat in de relatieve schooleffecten. Voor scholen boven de diagonaal geldt dat het relatieve schooleffect na controle voor de basisschool groter is dan zonder controle voor de basisschool. Ofwel: de toegevoegde waarde van de middelbare school wordt onderschat als er geen rekening wordt gehouden
47
met de specifieke basisscholen waarop de leerlingen hebben gezeten. Voor de scholen
0
.2
vmbo bl/kl
-.2
Effect school, controle voor sociale achtergrond, basisschool en citoscore
onder de diagonaal geldt het omgekeerde.
-.2
-.1
0
.1
.2
Effect school, alleen controle voor middelbare school Als geen effect
0
.2
vmbo gl/tl
-.2
Effect school, controle voor sociale achtergrond, basisschool en citoscore
Limburgse scholen
-.2
-.1
0
.1
.2
Effect school, alleen controle voor middelbare school Limburgse scholen
48
Als geen effect
.2 0 -.2
Effect school, controle voor sociale achtergrond, basisschool en citoscore
havo
-.2
-.1
0
.1
.2
Effect school, alleen controle voor middelbare school Als geen effect
0
.2
vwo
-.2
Effect school, controle voor sociale achtergrond, basisschool en citoscore
Limburgse scholen
-.2
-.1
0
.1
.2
Effect school, alleen controle voor middelbare school Limburgse scholen
Als geen effect
Figuur 35: laat de toegevoegde waarde van uw school zien met en zonder correctie voor sociale achtergrond plus citoscore plus basisschool. Op de horizontale as: schatting van schooleffect met alleen schooldummies. Op de verticale as: schatting van schooleffect met schooldummies, herkomst, leeftijd en geslacht, opleiding en arbeidsmarktpositie ouders en citoscore plus basisschooldummy (2010 en 2012).
11
Conclusie
In dit rapport hebben wij geprobeerd een genuanceerd beeld te verschaffen van de leerprestaties op uw school. Naar onze overtuiging kan een school het best beoordeeld worden op basis van relatieve prestaties. Dus, hoe goed doet mijn school het in vergelijking tot de andere scholen in de regio/provincie? Een cruciaal onderdeel van deze aanpak is dat er rekening gehouden wordt met de specifieke leerlingpopulatie op uw school. Het is immers weinig zinvol om de prestaties op uw school af te zetten tegen de prestaties van een school met een heel andere leerlingpopulatie. Dat zou een oneerlijke vergelijking zijn, waardoor de prestatie over- of onderschat wordt. We hebben laten zien dat door expliciet rekening te houden met de verschillen in leerlingpopulatie, de conclusie over de positie van een school in de effectiviteitsrangorde verandert. Een volgend kernpunt in deze rapportage is het multi-dimensionele karakter van de besproken leeruitkomsten. We kijken hier niet enkel naar het niveau van cognitieve vaardigheden van de leerlingen maar ook aan zaken als motivatie, zelfvertrouwen en vertrouwen in de toekomst wordt aandacht besteed. Dit bredere scala aan leeruitkomsten geeft volgens ons een completer beeld van de onderwijsprestaties van een school dan sec cognitieve prestaties.
49
Hoewel wij in dit rapport uiteraard de mogelijk niet onbenut laten om hier en daar een voorzet te doen voor een conclusie voor uw school, is dit initi¨ele rapport ook zeker bedoeld als input voor uw eigen conclusies. Ook kunt u met behulp van de verschafte inzichten inzetten op specifiek vervolgonderzoek. Dit laatste sluit ook aan bij onze ambitie om dit rapport slechts de aftrap te laten zijn. Wij zien het Inventaar onderzoek dan ook als een doorlopend samenwerkingsproject tussen scholen en onderzoekers. In het licht van deze ambities houden wij ons dan ook zeer aanbevolen voor initiatieven van uw kant: Over welk onderwerp zou u graag meer details zien? Welk onderwerp ontbreekt nog in dit rapport? Welke analyse is moeilijk te begrijpen? Welke vraag blijft onbeantwoord? Alleen door die samenwerking te onderhouden en verder uit te bouwen kan het idee van opbrengstgericht werken in het onderwijs op een gerichte manier ingevuld worden en definitief voet aan de grond krijgen in het veld. Wij willen komend jaar dan ook de analyses aanvullen en verdiepen in lijn met uw behoeften, al dan niet op schoolniveau. Aanvullende algemene analyses zullen op de website gepresenteerd worden (openbaar) en aanvullende schoolspecifieke analyses zullen op uw persoonlijke website (afgesloten) gepubliceerd worden. U wordt op de hoogte gehouden van de aanvullende publicaties door zich te abonneren op onze nieuwsbrief.
50