Onderzoek en praktijk: wat werkt nu echt? Subkop
Experimenten met ict in het middelbaar beroepsonderwijs
EXMO 1 & 2
Voorwoord In het mbo zijn er veel vragen over efficiency en leeropbrengsten van ict in het onder wijs. Dit heeft onder andere te maken met de vaak grote, instellingsbrede investeringen die worden gedaan op het gebied van ict. Ict draagt bij aan efficiënter, effectiever en aantrekkelijker onderwijs, maar het leidt niet automatisch tot betere resultaten (Kennisnet, 2011). Het is namelijk ook nodig om meer kennis te ontwikkelen over visieontwikkeling, professionalisering, de digitale leeromgeving en de infrastructuur in het mbo (Kennisnet, 2011). Daarom is het doen van onderzoek noodzakelijk. Deze publicatie bevat voorbeelden van praktijkgericht onderzoek. Kennisnet heeft ROC’s die ict-toepassingen hebben ingevoerd in hun onderwijs uitgenodigd om vragen in te dienen voor onderzoek. Dat onderzoek is vervolgens uitgevoerd door externe onderzoekers. Hierdoor kwamen nieuwe inzichten beschikbaar en werd kennis opgebouwd over ict in het onderwijs. Deze nieuwe inzichten worden hier gepresenteerd. Er wordt verslag gedaan van de onderzoeksprojecten die plaatsvonden en daarnaast wordt de praktijksituatie toegelicht. Daarnaast wordt geïllustreerd dat het onderzoek ook leidt tot een onderzoeksmatige aanpak van projecten en aandachtspunten op het gebied van organisatie, onderwijskundige probleemanalyse, eigenaarschap en implementatie van de innovatieve ict-toepassingen. We willen graag de betrokken ROC’s, de projectleiders, projectbegeleiders en vooral de docenten die zorgdroegen voor de uitvoering van het onderzoek, bedanken voor hun bijdrage. Ook willen we de onderzoekers bedanken die dit onderzoek hebben uitgevoerd: Loek Nieuwenhuis, Kirsten de Ries, Irma van de Neut, en Christa Teurlings met medewerking van Mireille Jans, van het IVA, beleidsonderzoek en advies. Deze publicatie geeft inzicht in het gebruik van ict in het onderwijs. Behalve kennis over de opbrengsten van ict, levert het ook relevante kennis over het invoeren van een onderzoeksmatige aanpak in de praktijk. Docenten, managers, adviseurs en opleiders kunnen deze informatie gebruiken bij de verspreiding en benutting van deze kennis in hun netwerk. Docenten en management zijn hierdoor beter in staat weloverwogen keuzes te maken over de inzet van ict in het onderwijs en onder welke condities deze bijdragen aan efficiënter, effectiever en aantrekkelijker onderwijs. EXMO 1 en 2 werd financieel mogelijk gemaakt door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Jan-Kees Meindersma Sectormanager Expertise, Kennisnet
2
Inhoud Inleiding
5
1
Meer leren met videolessen Videolessen op niveau 3 en 4 aan eerstejaars Verpleegkunde en Horeca en tweedejaars studenten Pedagogisch werk en Toerisme op ROC Aventus
8
2
DigiTAAL leren Digitaal zelfstudieprogramma voor taal bij eerstejaars studenten Fashion Design, Hair and Make-up Design en Pop/Sound op ROC RijnIJssel
12
3
Filmend de school door Videolessen aan studenten van de opleidingen Paardenhouderij, Urban Design, In- en Outdoor Design en Dierverzorging op Helicon MBO Nijmegen
16
4 5
Op weg naar een papierloze school Een geïntegreerd elektronisch aanbod aan tweedejaars studenten niveau 4 bij het vak Veefokkerij op AOC Friesland
20
Leren per sms Sms’jes met kennisvragen aan studenten van de opleidingen Mobiel, Tandartsassistentie en Secretarieel op ROC Aventus
24
6
Leren construeren Digitaal lespakket voor studenten die een mbo-opleiding tot timmerman op niveau 2 volgen op het Graafschap College
28
7 8
Leren klinisch redeneren met InCasu Klinisch redeneren met een computerprogramma voor eerstejaars studenten van de verkorte opleiding Verpleegkunde op ROC Mondriaan
32
Leren van je eigen bedrijf Een bedrijfssimulatie voor eerstejaars studenten Zakelijke dienstverlening op niveau 2 van het Drenthe College
36
9
Bloggen over je stage Een blog bijhouden door vierdejaars studenten van de opleiding Ruimtelijke Presentatie en Communicatie aan Nimeto Utrecht
40
3
10
Stiekem leren van een serieus spel Een serious game door tweedejaars studenten Marketing en Communicatie op ROC Amsterdam
44
11
Feedback, wat is dat, mevrouw? Virtuele omgeving voor eerstejaars en tweedejaars studenten niveau 4 van de opleiding in de richting energie, water, voeding, vrije tijd en leefomgeving op AOC Helicon Studio T Business
48
12
Al je competenties in een web Bijhouden van competenties in een digitaal registratiesysteem door derdejaars vmbo-leerlingen van Helicon Eindhoven
52
13
De iPad als mobiele werkplek iPad voor studenten Laboratoriumtechniek op ROC Zeeland
56
Slotbeschouwing
60
4
Inleiding Deze publicatie bundelt een aantal onderzoeksprojecten met ict in het (v)mbo. Ten eerste worden de effecten van diverse ict-innovaties in het mbo beschreven. Ten tweede wordt de praktijksituatie toegelicht. Hierdoor ontstaat een veelzijdig beeld van de meerwaarde van deze ict-toepassingen in het onderwijs. Ook wordt duidelijk wat de meerwaarde is van deze onderzoeksmatige aanpak in het mbo. Docenten, managers en opleiders kunnen dit gebruiken om onderbouwde keuzes voor ict-toepassingen te maken. Onderzoeksprogramma Kennis van Waarde Maken EXMO maakt deel uit van het programma ‘Kennis van Waarde Maken’ en is specifiek gericht op onderzoeksprojecten in het (v)mbo. De leidende gedachte achter het project Kennis van Waarde Maken is dat innovatie wordt gekoppeld aan onderzoek. In het mbo hebben de opleidingen een praktijktheorie voor ict in het onderwijs en deze prak tijkredenering wordt nader onderzocht. Docenten en studenten brengen het idee in praktijk en leveren de gegevens voor het onderzoek. Het zijn kleinschalige projecten, maar met een grote praktische relevantie. Als het idee werkt, kunnen ook andere in stellingen ervan profiteren. Als het niet werkt, kunnen instellingen op zoek gaan naar een betere oplossing. Het doel van het programma is om via deze projecten voor de praktijk bruikbare kennis te ontwikkelen, te benutten en te verspreiden. Het model voor onderzoek: de kennispiramide De kennispiramide vormt de basis van een theorie van Kennisnet over wat werkt met ict en wat niet. Daarbij wordt uitgegaan van het idee, de praktijktheorie. Dit idee wordt vervolgens getoetst aan de hand van een onderzoeksplan dat de onderzoekers samen met de betrokken projectleider en docenten opstellen. Dit is de basis van ieder onderzoek dat hier wordt beschreven. De kennispiramide heeft vier niveaus van kennis en bewijsvoering: 1. Het idee 2. De uitvoering 3. Ervaren opbrengsten 4. Gemeten opbrengsten
Evidentie - gemeten opbrengsten
Perceptie - ervaren opbrengsten
Existentie - uitvoering
Inspiratie - idee
5
De praktijktheorie: de ict-toepassing, vragen en verwachtingen Het begint met een idee of de praktijkredenering, waarbij verwachtingen over de opbrengst van onderzoek worden geformuleerd. De instelling en de onderzoekers zetten samen het idee om in toetsbare vragen en hypotheses. Daarbij stellen zij meestal ook een experimentele en controlegroep samen, zodat de resultaten van deze groepen met elkaar vergeleken kunnen worden. De uitvoering van het project Voor de uitvoering van het project worden afspraken gemaakt over de duur, de betrokken instellingen en het gebruik van de ict-toepassing. Voor het onderzoek is het van belang dat de invoering van de ict-toepassing consistent en uitgekristalliseerd is. De ervaren opbrengsten Bij alle projecten hebben de onderzoekers de ervaringen van de docenten vast gelegd met behulp van logboeken, vragenlijsten en een eindgesprek met het team en de projectleider. Daarbij kwamen zowel hun eigen ervaringen en tevredenheid aan de orde als hun oordeel over het leergedrag en de motivatie van de studenten. De gemeten opbrengsten De meeste projecten kenden een voor- en een nameting, zoveel mogelijk met bestaande standaardtoetsen op het gebied van de motivatie en leerresultaten uitgevoerd en in een enkel geval met een specifieke toets voor de doelgroep en de ict-toepassing. Leeswijzer In de volgende hoofdstukken komen de beschrijvingen van de projecten aan bod volgens de kennispiramide: het idee, (de praktijktheorie), de uitvoering, de ervaren en gemeten opbrengsten. Ieder project bevat enerzijds een beschrijving van het idee en de opbrengsten van het onderzoek en anderzijds een beschrijving van de context van het project; de praktijksituatie. Dit deel geeft meer inzicht in de achtergrond, bijvoorbeeld de investeringen die worden gedaan, de communicatie met ouders of andere aspecten die van belang zijn bij de invoering van vernieuwingen in het onderwijs. De in deze publicatie beschreven onderzoeksprojecten zijn onafhankelijk uitgevoerd. Bij onderzoek naar ict in het onderwijs wordt vaak gebruik gemaakt van commerciële ict-toepassingen of producten. Soms wordt in de tekst de merknaam gebruikt om de leesbaarheid te vergroten, als voorbeeld voor de ict-toepassingen die op dat vlak beschikbaar zijn, bijvoorbeeld een compenserend leesprogramma bij studenten met laaggeletterdheid.
6
De illustraties van de onderzoeksresultaten geven in een oogopslag een overzicht van de opzet en opbrengsten van het onderzoek. De opbrengsten kunnen positief (+), neutraal (0) of negatief (-) zijn. Een ‘X’ geeft aan dat de toepassing niet uit voerbaar was. Het slothoofdstuk beschrijft de conclusies van de opbrengsten en de waarde van de onderzoeksmatige aanpak in het mbo.
Positief
+
Neutraal
0
-
Negatief
7
1 Meer leren met videolessen Wat kunnen wij bereiken met videolessen? Dat vroegen de docenten van ROC Aventus zich af toen op school Avenet werd geïntroduceerd, een intern uitzendkanaal à la YouTube. Ze besloten zich te richten op twee doelen: visuele instructie (in plaats van een lap tekst in een boek) en een mogelijkheid om lessen terug te kijken. Vervolgens rees de vraag: wat is het effect?
ROC Aventus, Apeldoorn Verpleegkunde. Onderzoeksgroep: 28 studenten, controlegroep: 23 studenten Horeca. Onderzoeksgroep: 12 studenten, controlegroep: 16 studenten Pedagogisch werk. Onderzoeksgroep: 16 studenten, controlegroep: 18 studenten Toerisme. Onderzoeksgroep: 9 studenten, controlegroep: 12 studenten
abc
Wat is een videoles? Videolessen zijn er in soorten en maten. Studenten kunnen zelf video’s maken in het kader van opdrachten die aansluiten bij hun opleiding. En docenten kunnen videofilms maken voor hún studenten. Dat kan een integrale opname van een les zijn, of een korte instructiefilm. Docenten kunnen met een videoverbinding een expert de klas binnenhalen, achtergrondinformatie laten zien of verdieping bieden bij een bepaald onderwerp. Zo kunnen zij een digitale bibliotheek van videolessen opbouwen. 8
Het onderzoek Studenten in het mbo raken meer gemotiveerd en behalen betere leerprestaties als ze aanvullend instructievideo’s kunnen raadplegen. Modelmatige weergave van de praktijktheorie Inzet instructievideo´s
Studenten zijn gemotiveerd om vaker te leren
Betere onderwijsresultaten
Onderzoeksopzet Vier opleidingen op niveau 3 en 4, leveren elk een experimentgroep en een controlegroep. Beide groepen krijgen op dezelfde manier van dezelfde docenten les. De experimentgroep krijgt daarbovenop video’s aangeboden. Met een kennis toets worden verschillen in leerrendement in kaart gebracht. Verder hebben de studenten vragenlijsten ingevuld over het gebruik van de videofilms en zijn er met hen interviews gehouden. Dit vinden de studenten Gemiddeld genomen vinden de studenten Verpleegkunde, Horeca (koksopleiding) en Pedagogisch werk de video’s die zij bekeken hebben ‘enigszins leerzaam’. De studenten Toerisme houden het op ‘enigszins niet en enigszins wel leerzaam’. De meeste geïnter viewde studenten hebben zich er niet over uitgesproken of zij dankzij de video’s meer leren. De horecastudenten deden dit wel. Zij vinden dat ze van de filmpjes leren hoe ze bepaalde technieken kunnen toepassen. Om te toetsen of de studenten de filmpjes als motiverend ervaren is gevraagd of zij ze ‘leuk’ vinden. Gemiddeld genomen vinden de studenten Verpleegkunde en Horeca de filmpjes ‘enigszins leuk’. Dat geldt niet voor de studenten Pedagogisch werk en Toerisme. Gemeten resultaten Leerrendement: Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat de inzet van video een positief effect heeft op de ontwikkeling van kennis. Inzet, motivatie en waardering: Er is niet aangetoond dat de inzet van video een positief effect heeft op de bereidheid van studenten om zichzelf in te zetten voor de opleiding. Ook op hun motivatie en op hun waardering voor de opleiding heeft het geen effect gehad.
9
De praktijksituatie Om uit te testen waar de behoeftes van studenten liggen en wat de onderwijskun dige en technische mogelijkheden van videofilms zijn, hebben de docenten van ROC Aventus vier verschillende toepassingen uitgeprobeerd. Bij de opleiding Verpleeg kunde hebben ze elkaars lessen integraal opgenomen en gestreamd. Bij de opleiding Horeca tot zelfstandig werkend kok zijn korte instructiefilms (3 minuten) gemaakt van verschillende kooktechnieken. Bij de opleiding Pedagogisch werk zijn videofilms gemaakt van Powerpoints uit de lessen, voorzien van gesproken commentaar. En bij de opleiding Toerisme hebben de docenten instructiefilms gemaakt over de werking van een nieuw reserveringssysteem. Verbreding of verdieping Zo kon het onderzoek plaatsvinden met een diversiteit aan toepassingen. “Dit heeft een schat aan waardevolle informatie opgeleverd”, vertelt ict-coördinator Raymond Vermeulen. “In de eerste plaats over de inhoud van de films. Studenten geven aan dat zij alleen maar naar videofilmpjes kijken als ze daar een meerwaarde van ver wachten. Neem de studenten Toerisme. Bij hen liep het filmpje over de werking van het nieuwe reserveringssysteem volledig synchroon met het boek. Het boek voldeed prima en dus kijken de studenten niet verder. Kortom: wil een filmpje interessant zijn, dan moet het verbreding of verdieping bieden. In de tweede plaats hebben we geleerd dat de structuur heel belangrijk is. Een les van 50 minuten integraal uitzenden is do Het maken van videodelijk. Maar als je de ballast eruit haalt en lessen breidt zich uit als een de onderwerpen gaat taggen, dan wordt de film een instrument waar de mboolievlek.” student iets mee kan. Dat zagen we bij de instructiefilms voor de koks-in-opleiding. Daarvoor hebben we films van een bestaand kanaal (Passie voor Horeca) overgenomen en via arrangementen in Wikiwijs heel gestructureerd aangeboden. Dat vinden de studenten prettig. Bij hen zien we dan ook de meeste waardering voor de films.” Docent als wegwijzer Een ander leerpunt betreft de rol van de docent. Vermeulen: “Onze studenten gaan niet uit zichzelf op zoek naar (meer) informatie. Ze zullen dus ook niet snel uit zich zelf een videofilm gaan bekijken. Maar dat doen ze wel als de docent hen daarop wijst. Hij of zij is dus een belangrijke wegwijzer.” Tot slot heeft de school geleerd zijn verwachtingen te temperen. “Wij hadden gedacht dat studenten de QR-code die zij in de les van een filmpje krijgen al in de bus terug naar huis met hun smartphone zouden scannen. Dat gebeurde niet. Als ze het filmpje al bekeken was het thuis, achter de computer. Met een heel basale reden: de kosten van streaming.”
10
Investeringen Ervan uitgaand dat er een intern uitzendkanaal (vergelijkbaar met YouTube) is, moeten voor het maken van videofilms camera’s, het opname- en bewerkprogramma Camtasia en de mobiele roadkit Presentaties to go (voor het opnemen van lessen die direct gestreamd kunnen worden naar het uitzendkanaal) worden aangeschaft. Het ROC Aventus heeft daarnaast geïnvesteerd in smartphones en iPads, waarmee de docenten kunnen zien hoe hun product overkomt. In totaal heeft het ROC Aventus circa 10.000 euro uitgegeven. Voor de toekomst ziet het ROC Aventus mogelijkheden voor videolessen in alle opleidingen. Grootste pluspunt is het aanschouwelijk maken van onderwerpen: van het fileren van een vis tot een wandeling door Berlijn. Op basis van de lessons learned uit het onderzoek zijn de docenten nu alle filmpjes opnieuw aan het opnemen. In workshops delen zij hun (technische) expertise met collega’s. Vermeulen: “Het maken van videolessen breidt zich uit als een olievlek. Het is een stap richting een minder klassikale lessituatie. Een videoles, met een korte opdracht eraan gekop peld, is een mooie manier om laptops te integreren in je onderwijs. Met de docent als coach die individuele vragen beantwoordt.”
Wil je meer weten over dit experiment? Kijk dan op mbo.kennisnet.nl/exmo2012 voor meer informatie, voorbeeldfilmpjes en de onderzoeksrapportage.
Leerrendement (kennisverwerving)
0
Inzet en intrinsieke motivatie
0
-
Waardering
11
2 DigiTAAL leren De eisen voor Nederlandse taalvaardigheid zijn veranderd op het mbo. Taal was altijd ingebed in de vakopleiding, maar met ingang van 2014 moeten alle mboleerlingen een algemeen centraal examen Nederlands doen. En dus moeten de mboscholen hun leerlingen daar op voorbereiden. Op welke manier kan een digitale zelfstudiemethode voor taal daar een rol in spelen?
ROC Rijn IJssel, Arnhem Vijf eerstejaars klassen Fashion Design en Hair and Make-up Design en twee klassen Pop/Sound en Mediavormgeving
abc abc
abc
Wat is een digitale zelfstudiemethode voor taal? Met een digitale zelfstudiemethode voor taal kunnen studenten zelf kiezen waar en wanneer ze aan hun Nederlandse taalvaardigheid willen werken. Ze oefenen met het programma dat hen feedback geeft. ROC Rijn IJssel werkt met Studiemeter.nl, de digitale leeromgeving van Uitgeverij Deviant. Met een persoonlijke inlogcode kunnen studenten kunnen hier zelfstandig aan de slag. 12
Het onderzoek De begeleidingsmethodiek met betrekking tot PTOL (Plaats- en Tijdonafhankelijk Leren) leidt tot hoger leerrendement bij studenten met verschillende taalniveaus. Modelmatige weergave van de praktijktheorie Begeleiding t.b.v. PTOL (plaats en tijd onafhankelijk leren)
Leerrendement studenten
Taalniveau van de student
Onderzoeksopzet Twee docenten begeleiden ieder twee klassen bij de PTOL-uren. Het betreft eerstejaars studenten Fashion Design, Hair and Make-up Design en Pop/Sound, met verschillende taalniveaus. Docent één begeleidt de leerlingen intensief (PTOL-uren inroosteren, de stof in blokjes hakken, huiswerk opgeven), docent twee propageert zelfstandigheid en is alleen voor vragen beschikbaar. Een taaltoets vooraf en na afloop van de onder zoeksperiode brengt in kaart wat beide groepen geleerd hebben. Dit vinden docenten en studenten Studenten en docenten vinden eensgezind dat het programma Studiemeter alleen onvoldoende ondersteuning en feedback biedt. Met name de studenten die minder goed in taal zijn hebben aanvullende en concrete begeleiding van een docent nodig. Ook omdat het zelfstandig werken thuis niet alle studenten even goed afgaat. Gemeten opbrengsten Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de leerlingen die moeite hebben met taal het meeste leerrendement behalen in de klassen die sterk worden begeleid. Voor de leerlingen die beter zijn in taal is dit effect niet waarneembaar.
De praktijksituatie Het ROC Rijn IJssel heeft het digitale zelfstudieprogramma Studiemeter.nl (onderdeel van de methode Deviant) aangeschaft. Maar in de praktijk blijken de leerlingen die extra oefening het hardste nodig hebben, het minst gemotiveerd te zijn om hiermee zelfstandig aan de slag te gaan. Wat nu? Harm Kruithof, projectmanager bij de afde ling Kunst & Cultuur en coördinator Taal & Rekenen: “Wij vroegen ons af waar dat in zat. Spreekt het programma de studenten niet aan? Helpt het als ze meer begeleiding van de docent krijgen?”
13
Een digitaal zelfstudieprogramma voor taal als Studiemeter.nl loodst de studenten door een keur aan oefeningen heen. Werken met de computer kan heel motiverend zijn, maar voor sommigen ook heel demotiverend. Uit het onderzoek is gebleken dat studenten ontmoedigd (kunnen) raken door de voortdurende herhaling als ze een oefening niet goed doen. Hobbel Harm Kruithof: “Wat wij bij Studiemeter.nl zagen was dat studenten die een on voldoende scoorden op een onderdeel, dit steeds opnieuw moesten doen tot ze een voldoende haalden. Hetzelfde doet zich voor bij digitale rekenprogramma’s. Op zo’n moment moet er een docent zijn die de student helder kan uitleggen wat hij fout doet en hoe het wel moet. Is er geen docent om ze over die hobbel heen te helpen, dan geven ze er de brui aan. Maar niet alleen dat. Het is ook funest voor het zelfbeeld van sommige studenten. De computer zegt immers als het ware telkens ‘zie je wel dat je geen Nederlands kunt’.” Op het mbo, dat toch al met veel uitval kampt, is dat risicovol. Het ROC Rijn IJssel heeft op basis van het onderzoek dan ook geconcludeerd dat de verwachting dat mbo-studenten helemaal zelfstandig een digitaal (taal)programma doen niet realistisch en niet wenselijk is. Harm Kruithof: “Begeleiding door de docent is op het mbo geen luxe, maar een noodzaak.” Alerter De volgende vraag is hoe die begeleiding eruit moet zien. In het onderzoek zijn de werkwijzen van twee docenten naast elkaar gezet. Eén docent die de stof voor de studenten in stukjes hakt, huiswerk Begeleiding door de docent opgeeft, begeleidingsuren inroostert is op het mbo geen luxe, maar een en hen ook in de klas laat werken met Studiemeter.nl. En één docent met een noodzaak.” laisser-faire-houding, die wel beschik baar is voor vragen, maar niet proactief begeleidt. Uit het onderzoek blijkt dat studenten die moeite hebben met taal meer leren van Studiemeter.nl als zij intensief begeleid worden. Dat leidt tot de conclusie dat scholen die investeren in digitale zelfstudiemethodes óók moeten investeren in begeleiding door docenten willen zij voldoende leerrendement behalen. De docenten moeten de voortgang monitoren en erop toezien dat er progres sie gemaakt wordt. Harm Kruithof: “De kunst is een mogelijke drempel bij studenten te signaleren en hen daar overheen te helpen. Wat ik merk is dat het onderzoek de rol van de docenten heeft veranderd. De docent die er een laisser-faire-houding op na hield is een stuk alerter geworden.”
14
Investeringen Een digitaal zelfstudieprogramma als Studiemeter.nl vraagt een goed functionerende ict-omgeving, of de studenten moeten beschikken over laptops. Iedere licentie kost circa 15 euro. Studenten kunnen dit rechtstreeks betalen via iDEAL. In de praktijk blijkt echter niet iedere student hiertoe bereid. Centraal inkopen verdient dan ook de voorkeur. Bijspringen In overleg met het MT heeft Harm Kruithof besloten door te gaan met de methode Nederlands van Deviant. “Wij werken er nu drie jaar mee en gaan er mee door vanwege de mix boek/digitaal. Wel druk ik sinds het onderzoek alle docenten op het hart om ook in de klas met Studiemeter.nl te werken, zodat zij de studenten op weg kunnen helpen en kunnen bijspringen als ze vastlopen. Ik wil zoveel mogelijk voorkomen dat het programma demotiverend werkt!”
Wil je meer weten over dit experiment? Kijk dan op mbo.kennisnet.nl/exmo2012 voor meer informatie, voorbeeldfilmpjes en de onderzoeksrapportage.
Rendement taalzwakke studenten met begeleiding
+
Rendement betere studenten zonder docent*
+
Waardering door studenten programma met docent*
+ -
Waardering door studenten van programma zonder docent
+
Waardering door docenten *zonder docent betekent zonder begeleiding van docent
15
3
Filmend de school door Op Helicon MBO Nijmegen krijgen de leerlingen videolessen. Met een concrete op dracht in de hand schrijven zij het script, verzorgen de presentatie, bedienen de camera en monteren de film tot een eindproduct. De videoles heeft bij verschillende vakken een vaste plek in het curriculum. Maar is die plek wel terecht? Is het maken een film een leuk dingetje, of heeft het echt een meerwaarde? En hoe kun je die meerwaarde versterken?
Helicon Opleidingen, Nijmegen Paardenhouderij 16 studenten, In- & Outdoor Design 17 studenten, Dierverzorging 14 studenten
Wat is een videoles? Videolessen zijn er in soorten en maten. Studenten kunnen zelf video’s maken in het kader van opdrachten die aansluiten bij hun opleiding. En docenten kunnen videofilms maken voor hún studenten. Dat kan een integrale opname van een les zijn, of een korte instructiefilm. Docenten kunnen met een videoverbinding een expert de klas binnenhalen, achtergrondinformatie laten zien of verdieping bieden bij een bepaald onderwerp. Zo kunnen zij een digitale bibliotheek van videolessen opbouwen. 16
Het onderzoek Videolessen hebben een positieve invloed op de regulatie- en verwerkingstrategieën, de motivatie van studenten en de waardering van videolessen. Modelmatige weergave van de praktijktheorie
Videolessen maken als leermiddel
Toepassen verwerkingsen regulatiestrategie
Onderwijskwaliteit
Inzet en waardering
Onderzoeksopzet Leerlingen van de opleidingen Paardenhouderij, Urban Design, In- en Outdoor Design en Dierverzorging krijgen de opdracht een videofilm te maken. De aard van de film, de doelstelling en doelgroep verschillen. In dit onderzoek worden deze vier cases nader bekeken. De benodigde informatie wordt verkregen via vragenlijsten, interviews en observaties. Uitkomsten Alle vier de opleidingen hebben een andere opdracht gekoppeld aan het maken van de videofilm. Wat opvalt is dat de studenten zich veel meer focussen op het maken van een videofilm dan op het leren van hun vak. ‘Als ik had geweten dat we dieren gingen verzorgen, had ik andere kleren aangetrokken. Ik dacht dat we alleen een vi deootje gingen maken’. Bij drie van de vier opleidingen worden de films niet beoor deeld op competenties. Door in de beoordeling het accent sterk te leggen op inhoud en vorm van de film en niet op competenties, wordt de indruk versterkt dat het maken van een videofilm het voornaamste leerdoel is van de videolessen. Het ontbreekt aan een vakinhoudelijk, competentiegericht leerdoel. De studenten van alle vier de opleidingen geven aan niet erg gemotiveerd te zijn om zich in te zetten voor hun studie. Het instrument ‘videofilms maken’ verandert daar niets aan. Studenten zien er voor hun vak het nut niet van in. Zij missen de fundamentele inbedding in het lesprogramma. Dat geldt niet voor de studenten Urban Design; voor hen is het nut wel duidelijk, zij moeten immers voor hun toekomstige beroep ook videofilms kunnen maken.
17
De praktijksituatie Wie videolessen zegt heeft meteen een beeld voor ogen. De één ziet een expert voor zich die via het beeldscherm de klas inkomt om iets te vertellen over het opzetten van dieren, de ander stelt zich een instructiefilmpje voor over het bouwen van een nestkastje. Op Helicon MBO Nijmegen zien zij studenten voor zich die videofilms maken. Videofilms met verschillende doelen: een presentatie voor andere studenten of een opdrachtgever of een gefilmd antwoord op een vraag. In het kader van het EXMO-onderzoek hebben de vier participerende opleidingen elk een opdracht verzonnen voor hun studenten: • De studenten Dierverzorging moesten een film maken over het vastpakken, hanteren, fixeren en transporteren van een dier. Alle handelingen moesten duidelijk worden voor de kijker. • De studenten Urban Design kregen de opdracht om een film te maken over functionele groene speelvoorzieningen. Via de film adviseerden zij de gemeente Nijmegen over de inrichting van locaties met dergelijke speelvoorzieningen. • De studenten Paardenhouderij moesten een Nederlander die geëmigreerd is naar Spanje adviseren over de training van zijn paard. Via een filmpje gaven zij een antwoord op zijn vragen. • De studenten In- & Outdoor Design moesten een multifunctioneel meubelstuk ontwerpen en dit via film verkopen aan hun opdrachtgever. Verdieping van het leren Stuk voor stuk zijn het mooie, contextrijke opdrachten. En toch was het leerdoel voor de Een student moet een studenten niet duidelijk, zo komt naar voren uit het onderzoek. “Een film maken om het film onderwerp echt doorleven maken is nooit ons doel geweest”, zegt Ruud om er een film van te kunnen Teutelink, docent aan de afdeling Dynamic De sign en projectleider video. “Wij zijn destijds maken.” met videolessen begonnen, omdat wij dachten dat het een sterke verdieping van het leren kon betekenen. Immers: een student moet een onderwerp echt doorleven om er film over te kunnen maken. Het leek ons eigentijds, verfrissend met als bonus dat het mooie producten van studenten oplevert die als PR voor de school kunnen dienen. Dit leer middel had een cadeautje voor de studenten moeten zijn, maar ze hebben het nooit uitgepakt. Kennelijk hebben wij het doel van het maken van videofilms niet weten over te brengen. Want natuurlijk hoeft een paardenfokker-in-opleiding geen film regisseur te worden, maar hij moet wel begrijpen dat hij door middel van film een verhaal kan vertellen over zijn vak.”
18
Investeringen Wie leerlingen videofilms wil laten maken moet investeren in apparatuur, zoals camera’s, statieven, microfoons en software voor de montage. Helicon MBO Nijmegen gebruikt hiervoor Pinnacle. Verder heeft Helicon een externe videotrainer ingehuurd, die de studenten leert hoe zij een videofilm moeten maken. Terugkoppeling Het onderzoek wijst uit dat de videofilms een incident bleven omdat het aan een helder leerdoel en een goede didactische inbedding ontbrak. Dit heeft ertoe geleid dat de school gestopt is met het videoproject. Teutelink vindt het jammer, maar geeft de moed niet op. “Ik blijf het een krachtig instrument vinden. In de eerste plaats voor de creatieve studies, maar ook voor andere. Een grote meerwaarde zit hem volgens mij in het gebruik van videofilms als interactie- en reflectiemiddel. Een voorbeeld: toen mijn studenten een ontwerp van een tuin aan de opdrachtgever (een verzorgingstehuis) presenteerden, heb ik ze die presentatie laten filmen. Die film hebben we in de les teruggekeken. Dat is je terugkoppeling. Dan zien de studenten zelf dat ze bijvoorbeeld opmerkingen vanuit het publiek negeren. Zo komt het gesprek op gang over de perfecte presentatie. Maar ook voor de individuele student kan het maken van een film veel beteken. Wat dacht je van zijn zelfvertrouwen: als jij je op camera durft te presenteren, durf je dat ook in het openbaar.”
Wil je meer weten over dit experiment? Kijk dan op mbo.kennisnet.nl/exmo2012 voor meer informatie, voorbeeldfilmpjes en de onderzoeksrapportage.
Leerrendement
0
Waardering videolessen
0
Inzet/waardering opleiding
0
19
4
Op weg naar een papierloze school De digitale snelweg leidt wellicht naar een papierloze school. Een school waarin studenten ál het materiaal, inclusief planning en toetsen, elektronisch aangeboden krijgen en zelf ook alleen maar via de computer werken. Wat vinden studenten daar eigenlijk van? En wat doet het voor hun prestaties? Het AOC Friesland onderzocht dit voor het vak Veefokkerij.
AOC Friesland, Leeuwarden Niveau 4, leerjaar 2 , 21 studenten vormen zowel experimentele groep als controlegroep.
abc abc
abc
Wat is geïntegreerd elektronisch aanbod? Het uitgangspunt is werken zonder papier. Docenten zorgen ervoor dat alle materialen voor hun vak elektronisch beschikbaar zijn. Readers, oefeningen, toetsen, planningen: alles is voor de student in de computer te vinden. Hij/zij levert alle opdrachten ook digitaal in.
20
Het onderzoek Dankzij het gebruik van het geïntegreerd elektronisch aanbod (lesmateriaal, toetsen en organisatie) gaan studenten het vak beter waarderen en presteren ze beter. De lestijd wordt efficiënter besteed. Modelmatige weergave van de praktijktheorie Digitaal aanbod lesmateriaal
Gebruik door studenten
Waardering studenten
Hogere prestaties
Efficiency lestijd
Onderzoeksopzet Een groep van 21 tweedejaars studenten niveau 4 krijgt bij het vak veefokkerij al het materiaal elektronisch aangeboden. Bij het vak Bemestingsleer krijgen ze de stof op traditionele wijze aangeboden. De studenten zijn dus experiment- en controlegroep tegelijk. De benodigde informatie om de onderzoeksvraag te beantwoorden wordt verkregen via interviews met studenten en docenten, observaties, vragenlijsten en het vergelijken van de cijfers die de studenten voor beide vakken halen. Uitkomsten Gebruik en waardering: Het digitale aanbod heeft op basis van dit onderzoek geen significant effect op de waardering van studenten voor beide vakgebieden. De studenten leren liever aan de hand van op papier uitgewerkte cases en verwerken dan de resultaten op de computer. Ook leveren ze een opdracht liever op papier in. Ze vinden dat het elektronisch aanbod alleen de docent tijd oplevert. De mate waarin studenten privé gebruik maken van internet zegt niets over hun waardering van het experimentvak. Efficiency: Het digitale aanbod heeft vooralsnog geen effect op de efficiency van de lestijd. Studenten geven aan dat de tijd die zij tijdens de les aan opdrachten kunnen besteden juist minder is geworden, omdat zij eerst naar een ander lokaal moeten lopen en de computers nog opgestart moeten worden. Leerrendement: Het digitale aanbod heeft op basis van dit onderzoek geen significant effect op het leerrendement van studenten. Ook hierbij is geen significant effect gevonden van het internetgebruik.
21
De praktijksituatie Nooit meer zeulen met zware tassen. Nooit meer je planning kwijt. Makkelijk iets terugvinden als je afwezig bent geweest. Oefenen waar en wanneer je maar wil. Dat zijn zo wat voordelen van een papierloze school. De tweedejaars studenten van AOC Friesland mochten er even aan ruiken bij het vak Veefokkerij. Bij de theorie dan. Want een groene opleiding zit natuurlijk ook boordevol praktijkvakken, waar de computer hooguit alleen op de achtergrond een rolletje speelt. “Wij waren erg benieuwd hoe studenten en docenten dit zouden ervaren”, vertelt Jacob van Wieren, docent pc-lessen en Kennisnet-ambassadeur. Hij schetst hoe een les Veefokkerij eruit zag tijdens het experiment. “De studenten zoeken met de docent een plaats in het Open Leercentrum. Daar openen ze de theorie en gaan ze zelfstandig aan de slag met de opdrachten. In hun eigen tempo. Intussen loopt de docent rond om vragen te beantwoorden.” Randvoorwaarden De randvoorwaarden zijn In zijn verhaal vallen twee dingen op. In de een belangrijke succesfactor.” eerste plaats de locatie: de studenten lopen naar het Open Leercentrum. Dit is precies wat de studenten als negatief hebben ervaren. Zoeken naar een beschikbare computer, dan nog eens alles openen: dat kost tijd die van de les afgaat. “Dit is zeker een leerpunt dat uit het onderzoek naar voren is gekomen”, zegt Van Wieren. “De randvoorwaarden zijn een belangrijke succesfactor. Voor de toekomst zou dat betekenen dat wij ofwel het vak handiger inroosteren (direct in een computerlokaal) ofwel alle studenten van een laptop of iPad voorzien. Dat laatste zijn wij nu aan het onderzoeken.” Rol docent Het tweede wat opvalt is de veranderde rol van de docent, die niet langer frontaal lesgeeft, maar echt als coach rondloopt om studenten die vastlopen of vragen hebben verder te helpen. “Het is onze ervaring dat ook bij deze vorm van zelfstudie de inbreng van de docent cruciaal is”, zegt Van Wieren. “Hij faciliteert doordat hij degene is die ervoor zorgt dat al het materiaal beschikbaar is, zodat studenten steeds dóór kunnen. Hij stimuleert de studenten in de lessen. Hij volgt/controleert de studenten. Hij bekijkt hun digitale producten en neemt tussentijdse toetsen af om hun vorderingen te volgen en ze feedback te geven.” Als er een goed werkende ict-omgeving is, zijn de kosten nihil. De enige kosten zijn de uren van de docent die het materiaal digitaliseert. AOC Friesland verkent
22
de mogelijkheden om laptops/iPads aan te schaffen omdat de ict-randvoorwaarden (mede) het succes bepalen van de papierloze school. Servicebureau Docenten moeten wennen aan deze nieuwe manier van lesgeven, het digitale aanbod en hun eigen rol daarin. Binnen AOC Friesland zijn er docenten die deze verandering omarmen en er vol voor gaan en docenten die hun twijfels hebben en de tijd noch de energie hebben om zich erin te verdiepen. Uiteindelijk, verwacht Van Wieren, zullen ze mee moeten. “De digitale weg is de enige weg.” Om de twijfelaars over de streep te krijgen gaat Van Wieren zelf hen zoveel mogelijk ondersteunen. “Ik digitaliseer het lesmateriaal voor deze docenten om hen zoveel mogelijk te ontlasten.” Dat laatste wil hij wat meer gaan formaliseren. “Ik heb met een aantal collega’s bij het College van Bestuur een plan ingediend om een Servicebureau op te richten. Docenten kunnen bij ons een arrangement bestellen, waarbij ze precies aangeven welke theorie, oefeningen en toetsen ze nodig hebben. Wij bouwen het dan voor de docenten. Ook willen we van uit het Servicebureau docenten gaan trainen en ondersteunen. Zo hopen we iedereen mee te krijgen.”
Wil je meer weten over dit experiment? Kijk dan op mbo.kennisnet.nl/exmo2012 voor meer informatie, voorbeeldfilmpjes en de onderzoeksrapportage.
0
Leerrendement
Waardering studenten
-
Efficiency lestijd
-
23
5 Leren per sms Iedere leraar kent het: tussen twee lessen in zakt de kennis bij studenten weg. Je moet altijd eerst teruggrijpen op de vorige les voor je verder kunt. Op ROC Aventus wilden docenten daar iets op verzinnen. Zou een sms’je met een korte kennisvraag tussen de lessen door hun kennis op peil houden? En zouden studenten daardoor betere cijfers halen? In het kader van EXMO werd Coollearning uitgetest.
ROC Aventus, Apeldoorn Tandartsassistentie: 1e en 2e jaars. Onderzoeksgroep: 18 studenten, controlegroep: 12 studenten Mobiele werktuigen: 1e en 2e jaars. Onderzoeksgroep: 20 studenten, controlegroep: 17 studenten Secretarieel: 1e en 2e jaars, 4 klassen. Onderzoeksgroep: 30 studenten, controlegroep: 19 studenten
Wat is Coollearning / leren per sms? Het programma Coollearning biedt docenten de mogelijkheid om in 140 tekens een kennisvraag naar hun leerlingen te sturen. Op elk gewenst tijdstip. Studenten sms’en hun antwoord terug en krijgen vervolgens een goed- of foutmelding.
24
Het onderzoek Coollearning heeft een positief effect op het kennisniveau en de motivatie van studenten en op de efficiency van door de docent bestede klassikale lestijd. Modelmatige weergave van de praktijktheorie
Coollearning
Meer inzet (motivatie)
Meer kennis
Minder lestijd nodig om (vak)kennis te activeren
Onderzoeksopzet Drie docenten van de opleidingen Mobiel, Tandartsassistent en Secretarieel sturen een deel van de leerlingen (experimentgroep) gedurende drie à vier maanden sms’jes met kennisvragen. Dit gebeurt tussen de lessen door, op wisselende dagen en tijd stippen. De vragen hebben betrekking op behandelde stof. De overige leerlingen (controlegroep) krijgen deze vragen niet. Dit vinden docenten en studenten Kennis: Twee docenten zien geen effect van Coollearning op het kennisniveau. De derde docent denkt wel dat Coollearning bijdraagt en dan met name door de extra aandacht en herhaling. Ook de studenten zijn verdeeld. Motivatie: Twee docenten hebben geen effect gemerkt op de motivatie. De derde docent denkt wel dat Coollearning een manier is om studenten te prikkelen. De studenten vinden niet dat Coollearning motiveert. Efficiency: De docenten vinden niet dat zij hun lestijd efficiënter zijn gaan besteden door de inzet van Coollearning. Zij vinden dat de leerlingen uit de experimentgroep de begrippen niet sneller leerden dan de leerlingen uit de controlegroep. Gemeten opbrengsten Kennis: Alle experimentgroepen bereiken een hoger kennisniveau. Hieruit kunnen we echter niet zonder meer concluderen dat Coollearning een positief effect heeft, omdat de controlegroepen bij twee opleidingen een sterkere toename van het kennisniveau laten zien. Bij de drie opleidingen is er geen significant verschil in ontwikkeling van het kennisniveau tussen experiment- en controlegroep. Motivatie: Er is geen effect gemeten op inzet en waardering.
25
De praktijksituatie Het is donderdagavond acht uur. Joost* pakt in de sportkantine een colaatje als zijn mobiel piept. Een sms’je. ‘Welk getal er ontbreekt in de boxplot?’. Afzender: de leraar Statistiek. Lachend laat Joost het bericht aan zijn sportmaten zien en toetst schijnbaar nonchalant het antwoord in. Even later krijgt hij per sms antwoord of hij het goed had. “Coollearning is een aansprekend en eigentijds instrument”, zegt Paul Maatman, docent Mobiel (Automobielmanagement). Hij vindt het jammer dat het onderzoek niet meer harde gegevens heeft opgeleverd over het nut en effect van ‘leren per sms’. “Dat de resultaten zijn zoals ze zijn wijt ik vooral aan de organisatorische problemen van de school bij de uitvoering van het onderzoek. Persoonlijk ben ik positief over de mogelijkheden van Coollearning. Studenten vinden het leuk en zelf vond ik het prettig Coollearning is een om ermee te werken.”
leuke afwisseling op het normale lespatroon.”
Synchroon Docenten die met Coollearning gaan werken hoeven geen specifieke vaardigheden te bezitten. Het gaat erom in 140 tekens een korte kennisvraag te formuleren en te versturen per sms. Paul Maatman: “De moeilijkheid zit hem in de praktische organisatie. Coollearning moet synchroon lopen met de lesstof. Dat is nog best een klus qua afstemming. Studenten, collega’s, management, et cetera moeten geïnformeerd worden.”
Om aan de slag te kunnen met Coollearning moet een docent een computer hebben en iedere student een mobiele telefoon. Daar komen nog de kosten voor een sms-bundel voor de docenten en de studenten bij per maand. Feedback Een goede organisatie is dus een belangrijke randvoorwaarde voor het slagen van Coollearning. Zo zijn er meer, blijkt uit het onderzoek. Als eerste is dat iets wat triviaal lijkt, maar praktisch een grote hobbel kan zijn: de kosten. Een student die geen beltegoed meer heeft kan niet meedoen. Inhoudelijke leerpunten waren er ook. Zo gaven de studenten aan dat zij graag meer feedback zouden krijgen op de antwoorden die zij per sms gaven. Paul Maatman heeft van het onderzoek geleerd dat hij de vragen concreet en actueel moet maken. “Dan ben ik ervan overtuigd dat deze aanpak iets toevoegt.” *de naam Joost is fictief
26
Verandering van spijs Paul Maatman zou Coollearning graag nog eens inzetten. “Al was het maar omdat verandering van spijs doet eten. Je moet er geen wonderen van verwachten, maar het is een aantrekkelijk middel om als team op te pakken. Coollearning is een leuke afwisseling op het normale lespatroon.” Vooralsnog heeft de directie, ondanks dat ze het een leuk project vonden, besloten om Coollearning geen prioriteit te geven. Er wordt geen budget voor vrijgemaakt, Coollearning zal niet schoolbreed ingevoerd gaan worden.
Wil je meer weten over dit experiment? Kijk dan op mbo.kennisnet.nl/exmo2012 voor meer informatie, voorbeeldfilmpjes en de onderzoeksrapportage.
Kennis
0
Efficiënte lestijd (=meer leertijd door buiten schooltijd smsjes te ontvangen)
0
Inzet en waardering voor de opleiding
0
27
6 Leren construeren Timmermannen moeten niet alleen kunnen zagen en timmeren, maar ook tekeningen maken en inzicht hebben in constructies. Dit zijn onderdelen van hun vak waar mbostudenten overwegend niet goed op scoren. Docenten van het Graafschap College ontwikkelden een digitaal lespakket waarmee zij hun studenten hierin trainen: LECO (Leren Construeren).
Graafschap College, Doetinchem Timmerman op niveau 2 in de BBL. Onderzoeksgroep: 13 studenten, controlegroep: 24 studenten
Wat is LECO? LECO is een digitaal lespakket voor studenten die een mbo-opleiding tot timmerman (niveau 2) volgen op het Graafschap College in de Achterhoek. Het programma is ontwikkeld in de elo It’s Learning. Het leert studenten bij alle acht beroepstaken om via een vaste route een teken-/constructieopdracht uit te werken. De route bestaat uit vijf stappen: oriëntatie, voor bereiding, uitvoering, controle/evaluatie en reflectie. De studenten gaan pas tekenen als hun oriëntatie en voorbereiding zijn goedgekeurd. De studenten kunnen hun tekeningen gebruiken voor opdrachten bij hun opleidingsbedrijf. 28
Het onderzoek De inzet van LECO heeft invloed op de waardering van studenten voor theorielessen op het gebied van bouwtechnisch tekenen en op het verwerven van constructieve kennis en het toepassen daarvan in een bouwtechnische tekening en praktijkopdrachten. Modelmatige weergave van de praktijktheorie LECO-opdrachten
Meer gemotiveerd
Betere presteren op (toepassen van) constructieve kennis
Onderzoeksopzet Eerstejaars studenten van de mbo-opleiding tot timmerman worden verdeeld in vier groepen: een groep die met LECO werkt en aan de hand van de LECO-tekening het product bij het opleidingsbedrijf gaat maken, een groep die met LECO werkt en geen koppeling heeft met de parktijk en twee controlegroepen die niet met LECO werken. Allemaal werken ze aan de beroepstaak ‘stellen en uitzetten’. Met een voor- en na meting worden de inzet en motivatie, de constructieve kennis en tekenvaardigheid getest. Verder worden er interviews gehouden met studenten en docenten. Dit vinden studenten en docenten Docenten en studenten oordelen positief over de LECO-werkwijze. Werken volgens LECO heeft een positief effect op de waardering van studenten voor theorielessen, zeker wanneer die studenten het object van hun tekening ook in de praktijk mogen maken. De stapsgewijze voorbereiding spreekt de studenten aan. Gemeten opbrengsten Waardering van studenten: Er zijn geen significante verschillen gevonden tussen experiment- en controlegroepen ten aanzien van de inzet, de motivatie en de waar dering voor de opleiding. Constructieve kennis: De studenten uit de controlegroepen scoren marginaal signifi cant hoger dan de studenten uit de experimentgroepen op constructieve kennis. Tekenvaardigheid: Er is geen significant verschil tussen experiment- en controlegroepen in de tekenvaardigheid tijdens de nameting, wanneer er gecorrigeerd wordt voor de mate van tekenvaardigheid tijdens de voormeting.
29
De praktijksituatie Een timmermansoog is mooi meegenomen, maar de hedendaagse timmermannen moeten heel wat meer vaardigheden op zak hebben dan talent voor timmeren alleen. In hun opleiding zijn alle verschillende werkzaamheden onderverdeeld in beroepstaken, zoals ‘stellen en uitzetten’, ‘dakwerk’ en ‘aftimmeren’. Bij al deze beroepstaken moeten studenten inzicht hebben in constructies en tekeningen kunnen maken. Het programma LECO traint hen in deze vaardigheden. Maar dat niet alleen. Door de stapsgewijze opzet van het programma leren ze ook een werkhouding aan en leren ze hoe ze moe ten studeren. Dat vertelt Felix Kruese, senior docent, mede-ontwikkelaar van LECO en projectleider van het EXMO-onderzoek. Om duidelijk te maken wat LECO betekent voor een klas schetst hij eerst de oude situatie. “Iedere leerling is bezig met een opdracht in zijn eigen beroepstaak. Als hij een vraag heeft gaat hij naar de docent. Zo kan het voorkomen dat de docent in een les acht keer dezelfde vraag moet beantwoorden. Of een student vraagt niets en levert een kant-en-klare tekening in. Om dan pas te horen te krijgen dat hij de opdracht verkeerd begrepen heeft.” Sturen LECO biedt de docent een instrument “We zien dat studenten na een waarmee hij de les beter kan sturen en coördineren. Hij loopt als coach paar opdrachten veel beter met het rond en begeleidt de studenten die programma uit de voeten kunnen.” in groepjes, per beroepstaak, aan een opdracht werken. Dat doen ze in vijf stappen: 1. Oriëntatie. De student beschrijft welke ervaring hij heeft met het onderwerp. 2. Voorbereiding. De student omschrijft de opdracht in zijn eigen woorden en zoekt de informatie die hij nodigt heeft om zijn tekening te kunnen maken. • Go/no go. De student laat zijn plan van aanpak zien aan medestudenten en/of de docent. Als hij overal aan gedacht heeft krijgt hij een ‘Go!’. 3. Uitvoering van de opdracht via een vast stramien. Eerst tekent de student een overzichtstekening, dan de detaillering en tot slot legt hij in een mondelinge presentatie uit wat hij heeft gedaan en waarom. 4. Controle/evaluatie door de docent. 5. Reflectie. Investeringen LECO is ontwikkeld door docenten. Voor het digitaliseren is een ict-bedrijf in de arm genomen. Geschatte ontwikkelkosten: 15.000 tot 20.000 euro.
30
Bewustwording Uiteindelijk heeft de student een database van tekeningen die hij op zijn opleidings bedrijf kan uitwerken. Daarmee is de koppeling tussen theorie en praktijk gewaar borgd. Felix Kruese: “Voorheen deden onze jongens op hun opleidingsbedrijf totaal verschillende dingen dan waar ze hier op school theorieles over kregen. Met LECO kun je dat beter afstemmen en halen de jongens meer leerrendement.” Dat laatste is niet aangetoond in het onderzoek. Felix Kruese wijt dit voornamelijk aan het feit dat zowel docenten als studenten voor het eerst werkten met LECO en moesten wennen aan de aanpak. “We zien dat studenten na een paar opdrachten veel beter met het programma uit de voeten kunnen.” In de praktijk ziet hij veel goede effecten. “Studenten vinden het helder, prettig en zijn gemotiveerd om met hun eigen tekening aan de slag te gaan. Wij geloven in het programma en in de filosofie erachter: niet meteen beginnen, maar eerst nadenken en af en toe stilstaan bij waar je mee bezig bent. Het idee is dat ze die bewustwording meenemen naar de volgende opdracht en dat dit gaandeweg hun eigen werkhouding wordt. Dan krijg je een beter product en een betere timmerman. Daarom hebben wij besloten om door te gaan met LECO.”
Wil je meer weten over dit experiment? Kijk dan op mbo.kennisnet.nl/exmo2012 voor meer informatie, voorbeeldfilmpjes en de onderzoeksrapportage.
Constructieve kennis
0
Motivatie voor theorieopdrachten
0
Waardering
0
Toepassing constructieve kennis in bouwtechnische tekening
0
31
7
Leren klinisch redeneren met InCasu Verpleegkundigen hebben naast hun zorgtaak ook een belangrijke signaalfunctie: roep ik een arts in of geef ik een paracetamol? Uit het veld kwamen geluiden dat afgestudeerde verpleegkundigen hierin onvoldoende opgeleid waren. Daarom werd InCasu ontwikkeld, een computerprogramma dat studenten via deductie leert hoe ze klinisch moeten redeneren. Het ROC Mondriaan heeft uitgetest of InCasu effectief is.
ROC Mondriaan, Den Haag Verkorte opleiding Verpleegkunde. Onderzoeksgroep: 11 studenten, controlegroep: 11 studenten
Wat is InCasu? InCasu is een computerprogramma waarmee studenten Verpleegkunde leren klinisch te redeneren. Het programma leidt hen in zeven stappen van symptoom via diagnose naar behandeling. Iedere keuze is een stap. InCasu werkt met gefilmde casussen. InCasu bevat daarnaast ook informatie over ziektebeelden en bijbehorende symptomen. Het programma is ontwikkeld door een consortium bestaande uit het Leids Universitair Medisch Centrum, het ROC Zadkine en het ROC Mondriaan. Uitgever is ThiemeMeulenhoff. 32
Het onderzoek Het werken met InCasu heeft een positieve invloed op het vermogen van studenten om klinisch te redeneren. Modelmatige weergave van de praktijktheorie InCasu
Klinisch redeneren
Onderzoeksopzet Het onderzoek wordt uitgevoerd onder 22 eerstejaars van de verkorte opleiding Verpleegkunde, verdeeld in een experimentgroep en een controlegroep. Beide groepen krijgen het vak anatomie en ziektekunde van dezelfde docent. Ze krijgen les op vergelijkbare wijze. Het enige verschil is dat de experimentgroep daarnaast zelfstandig opdrachten maakt met InCasu en de controlegroep niet. Via een vooren nameting in de vorm van een schriftelijke toets ‘klinisch redeneren’ wordt de kennis van beide groepen studenten gemeten. Verder zijn interviews gehouden met studenten en de betrokken docent. Dit vinden studenten en docenten De docent vindt dat studenten met InCasu een ‘klinische blik’ ontwikkelen, zij het dat er bij het werken met InCasu werkelijke interactie met de patiënt ontbreekt. Bovendien is niet altijd alles goed op de filmpjes te zien. Dat zeggen de studenten ook. Zij vinden InCasu leuk, leerzaam en zinvol, maar dan vooral de informatie over ziektebeelden en bijbehorende symptomen. Ook is er enige scepsis over de effectivi teit en het realiteitsgehalte: ‘Je kunt de stappen niet altijd zo zetten in de praktijk’. Gemeten resultaten Er is geen positieve invloed aangetoond van InCasu op het vermogen van studenten om klinisch te redeneren.
De praktijksituatie Stel je hebt avonddienst en een van jouw patiënten transpireert, heeft koorts en klaagt over benauwdheid. Wat doe je dan als verpleegkundige? Zie je het nog een uurtje aan? Geef je een paracetamol? Of bel je de arts? Jij bent immers degene die als eerste aan de bel moeten trekken. Juist dat stukje van hun werk leren studenten onvoldoende in hun opleiding. Ze krijgen wel anatomie en ziekteleer, maar leren
33
onvoldoende om in omgekeerde volgorde te denken: van symptoom naar diagnose en behandeling. Dat wordt klinisch of verpleegkundig redeneren genoemd. In een consortium met het Leids Universitair Medisch Centrum hebben ROC Zadkine en ROC Mondriaan InCasu ontwikkeld, een computerprogramma dat inzoomt op het leren klinisch redeneren. InCasu koppelt gefilmde casussen aan een zeven-stappenplan dat de studenten moeten doorlopen. In iedere stap moet de student keuzes maken, keuzes waarop hij/zij direct feedback krijgt. Zeven stappen De zeven stappen van InCasu zijn: 1. Casuspresentatie; de introductie van de patiënt, met een voice-over die vertelt waarom de patiënt is opgenomen. 2. Waarneming; de student bekijkt het filmpje nogmaals en benoemt een aantal signalen die hij/zij waarneemt. Daarop krijgt hij/zij direct feedback. 3. Anamnese; de student krijgt informatie over de ziektegeschiedenis van de patiënt en kan in InCasu de ziektebeelden bestuderen. 4. Match waarneming – anamnese; de student geeft aan welke waarnemingen mogelijk kloppen bij het ziektebeeld. 5. Vragen stellen; de student leert hier welke vragen hij of zij kan stellen om meer zinvolle informatie van de patiënt te krijgen. 6. Conclusie; de student krijgt de antwoorden op drie vragen en de uitslagen van drie onderzoeken. Op basis hiervan trekt hij /zij een conclusie. InCasu maakt in de feedback duidelijk dat zelfs een goed beredeneerde conclusie ruimte voor twijfel laat. 7. Actie; de student geeft aan welke acties hij of zij zou ondernemen. Investeringen Bij uitgeverij ThiemeMeulenhoff zijn totaallicenties af te sluiten voor InCasu. Kosten: vanaf 43 euro per leerling.
Het succes van InCasu staat of valt met de juiste didactische inbedding.”
Didactische inbedding De vraag van de ontwikkelaars was of verpleegkundigen-in-opleiding dankzij InCasu beter leren klinisch redeneren. Het EXMO-onderzoek heeft dit niet kunnen aantonen. “Teleurstellend,” zegt Marjolein van Daalen, ict-procesbegeleider van ROC Mondriaan. “Wij geloven in dit instrument, juist omdat het in de beroepspraktijk is ontwikkeld. Het onderzoek toont aan wat wij vooraf al vermoedden: dat je alleen de vruchten van InCasu kunt plukken als je het op de juiste manier inzet in je onderwijs.” Kortom: het succes van InCasu staat of valt met de juiste didactische inbedding. Inmiddels hebben de ontwikkelaars duidelijk voor ogen hoe die inbedding er uit
34
moet zien: 1. InCasu moet worden aangeboden nádat de stof is behandeld. 2. De student doorloopt de casussen zelfstandig en individueel. 3. De student bespreekt de casussen met de docent (liefst één-op-één). 4. Op basis van de feedback van de docent controleert de student zijn/haar handelingen. Feedback “Het onderzoek heeft onderstreept dat de rol van de docent niet onderbelicht mag worden”, zegt Marjolein van Daalen. “InCasu geeft de student wel feedback, maar alleen in de zin van ‘goed’ of ‘fout’. Verpleegkunde is mensenwerk. De diversiteit in symptomen, oorzaken en acties is te groot om in een ict-programma te kunnen vangen. Het is de docent die de nuance aan moet brengen en de student moet wijzen op wat hij goed doet in het proces en wat er beter kan: ‘Je observeert goed, maar let niet alleen op wat je ziet, ook op wat je hoort.’ Goede feedback is de sleutel tot succes.” Dit heeft het consortium ertoe aangezet om een aparte docentenmodule te gaan ontwikkelen. “Een module waarin docenten de resultaten van de leerlingen kunnen volgen. En die hen meer zicht geeft op wat er van hen verlangd wordt. Want hun rol verandert veel meer richting coaching.”
Wil je meer weten over dit experiment? Kijk dan op mbo.kennisnet.nl/exmo2012 voor meer informatie, voorbeeldfilmpjes en de onderzoeksrapportage.
-0
Klinisch redeneren
35
8 Leren van je eigen bedrijf Competentiegericht onderwijs is een optelsom van kennis, vaardigheden en (werk)hou ding. Sommige competenties die je in je werk nodig hebt leer je niet uit een boek, maar alleen in de praktijk. Op de stageplek (Beroepspraktijkvorming, BPV) bijvoor beeld. Die stage moet natuurlijk op school voorbereid worden. Dat kan door middel van een bedrijfssimulatie. In het mbo wordt inmiddels al enige jaren gewerkt met bedrijfs simulaties. Maar werkt het ook? Omdat er nauwelijks wetenschappelijk bewijs is voor de effectiviteit van simulaties wilde het Drenthe College dit graag laten onderzoeken. ROC Drenthe College, Meppel Zakelijke dienstverlening (niveau 2). Onderzoeksgroep: 12 studenten, controlegroep: 15 studenten
Magazijn
Inkoop
abc
abc
Wat is een bedrijfssimulatie? In een bedrijfssimulatie leren studenten hoe de praktijk van het bedrijfsleven in elkaar steekt. Niet door er over te lezen, maar door te doen. Alles in de simulatie gebeurt ‘echt’, alleen de goederen en financiën zijn virtueel. De simulatie begint bij het begin: studenten moeten solliciteren naar de functie van hun keuze en dat betekent het schrijven van een sollicitatiebrief, het opstellen van een cv (in een workshop Nederlands) en het voeren van een sollicitatiegesprek. In het hele land werken ROC’s met simulatiebedrijven in verschillende vormen. Het Drenthe College heeft gekozen voor een groothandel: Makro Meppel SB. Deze bedrijfssimulatie is ontwikkeld door SimNet, dat input verzorgt voor het bedrijfsproces. 36
Het onderzoek Bedrijfssimulatie van Simnet heeft invloed op het vakkennisniveau, de competentie ontwikkeling en de motivatie van studenten. Modelmatige weergave van de praktijktheorie Bedrijfssimulatie Simnet
Meer inzet en motivatie studenten
Competentieontwikkeling
Onderzoeksopzet Een groep van 12 eerstejaars studenten Zakelijke dienstverlening (niveau 2) gaat aan de slag met de simulatie. Een vergelijkbare groep van een ander ROC, waar geen ge bruik wordt gemaakt van de bedrijfssimulatie, vormt de controlegroep. Via voor- en nametingen in beide groepen wordt de benodigde informatie verkregen, verder wordt er bij de experimentgroep geobserveerd in de lessen en worden er interviews gehou den. Voor het meten van de competenties is een onderzoek uitgevoerd bij vier klassen van verschillende locaties van Drenthe College, die in een eerdere periode betrokken waren bij een onderzoek naar simulaties. Dit vinden studenten en docenten De studenten zijn gemotiveerd om in het simulatiebedrijf te werken. Verantwoordelijk zijn voor de zaken die je moet doen, speelt daarbij een rol. Ze vinden dat ze zinvolle kennis vergaren en zien in dat ze leren door dingen zelf uit te zoeken. Een bedrijfs simulatie biedt hen zicht op wat de praktijk inhoudt. Dat vinden ze waardevol. Net als het inzicht dat een bedrijf alleen functioneert als je zaken afstemt. Ook de docenten zijn enthousiast over wat en hoe de studenten leren. Ze vinden het voor hun leerlingen een goede en praktische voorbereiding op stage en beroep. Gemeten opbrengsten Vakkennis: Het onderzoek kan de vraag of de vakkennis bij de experimentgroep meer is toegenomen dan bij de controlegroep niet beantwoorden, omdat de kennistoets bij beide groepen niet op dezelfde manier is afgenomen. Competentieontwikkeling: Er is geen verschil aangetoond in competentieontwikkeling tussen de groepen die met en zonder simulatie werken. Motivatie: Er is geen invloed aangetoond van de bedrijfssimulatie op de motivatie en inzet en waardering van de studenten.
37
De praktijksituatie Bij simulatiegroothandel MakroMeppel SB is het een drukte van belang. De orders stromen zo hard binnen dat het personeel het niet meer aankan. Tijd om het uitzend bureau te bellen. Dat wordt ‘stiekem’ gerund door docenten. Als het aan Piet Woldinga, docent Marketing, zou liggen zou het uitzendbureau echter bemenst worden door tweede- en derdejaars studenten Sociaal-juridisch. En zou het accountantsbureau dat de boeken controleert, gerund worden door studenten Bedrijfsadministratie. Sleutel tot succes De docenten van het Drenthe College ervaren de simulatie als een bijzonder waar devolle leeromgeving en zouden het graag uitbreiden naar andere leerjaren, om zo een heel netwerk te bouwen binnen de school. Ze zijn tevreden over hoe de bedrijfssimulatie in elkaar steekt en wat de leerlingen ervan kunnen leren. Met de nadruk op kúnnen. Want daar komt de rol van de docent om de hoek kijken. In het onderzoek is dit onderdeel buiten beschouwing gebleven, maar Piet Woldinga – zelf afkomstig uit het bedrijfsleven - is ervan overtuigd dat de docent de sleutel tot succes is. “Wil je eruit halen wat erin zit, dan moet je je als docent opstellen als bedrijfsleider en je studenten als werknemers/collega’s zien. Je moet hen dus geen schoolse opdrachten geven als ‘zoek eens uit hoe BTW werkt’, maar zeggen: ‘Ga jij vandaag maar deze boekingen doen’. Dan komt de student vanzelf op het spoor van de BTW en gaat hij of zij het zelfstandig uitzoeken. Met een duidelijk doel, waar door de kennis beter beklijft. Daarom zou ik ervoor pleiten dat iedere docent die met bedrijfssimulaties gaat werken hierin getraind wordt.” Investeringen Uitgaande van een goed functionerende ict-omgeving op school blijft de investering in bedrijfssimulatie beperkt tot het afnemen van licenties à circa € 60,= per leerling per jaar. Verder kunnen docenten bij SimNet trainingen volgen. Daarin leren ze wat er van hen, als bedrijfsleider in een simulatiebedrijf, wordt verwacht. Enthousiasme Nu het effect van de bedrijfssimulaties niet significant is aangetoond in het onder zoek rest de school niets anders dan af te gaan op het enthousiasme van de betrokken docenten en studenten. Want enthousiast zijn ze. Over het nut én over de “Wil je alles uit een bedrijfssimulatie vorm. Bij de Makro Meppel halen dan moet je je als docent opstelSB komen de studenten op tijd. Want anders krijgen len als bedrijfsleider en je studenten als ze van hun collega’s de werknemers/collega’s zien.” wind van voren.
38
Ze genieten van hun verantwoordelijkheid. Beseffen dat ze veel leren door zelf standig op zoek te gaan naar de informatie die ze nodig hebben en krijgen door dat een bedrijf het product is van samenwerking. Wat wil je nog meer?
Wil je meer weten over dit experiment? Kijk dan op mbo.kennisnet.nl/exmo2012 voor meer informatie, voorbeeldfilmpjes en de onderzoeksrapportage.
Competenties
0
Motivatie
0
+
Waardering
39
9 Bloggen over je stage Wie op stage gaat leert elke dag iets nieuws. Maar de mogelijkheden om die ervaringen te delen zijn beperkt. Net als de mogelijkheden om de problemen waar je tegenaan loopt te delen. De meeste studenten wachten tot hun docent op stagebezoek komt. Dat moet beter kunnen, dachten de docenten van mbo vakschool Nimeto Utrecht, afdeling Vormgeving Ruimtelijke Presentatie en Communicatie. Zij bedachten een weblog voor hun studenten, waar de docent op kan reageren. Zo is er gedurende de hele stage periode een kort lijntje tussen docent, student en stageopleider. Maar werkt het ook?
Mbo vakschool Nimeto, Utrecht Ruimtelijke Presentatie en Communicatie. Onderzoeksgroep: 22 studenten, controlegroep: 22 studenten
abc abc
abc
Bloggen tijdens de stage? De blog vervangt het stageverslag. Een blog is een persoonlijk dagboek op een website, dat regelmatig wordt bijgehouden. Nimeto Utrecht koos voor een blog, met restricties wat betreft de toegang.
40
Het onderzoek Het begeleiden van studenten tijdens de BPV via sociale media leidt tot meer contact momenten, een hoger leerrendement bij studenten en tot meer tevredenheid over de begeleiding onder studenten, praktijkopleiders en BPV-begeleidende docenten. Modelmatige weergave van de praktijktheorie Begeleiding via sociale media (blog)
Meer feedback ofwel contact tussen student en begeleider
Betere beoordeling praktijkstage
Onderzoeksopzet Er is gekozen voor een opzet waarin een experimentgroep wordt vergeleken met een controlegroep. Beide groepen zijn vierdejaars studenten van de opleiding Ruimtelijke Presentatie en Communicatie. De experimentgroep houdt een wekelijks blog bij gedurende de stage, de controlegroep niet. Dit vinden studenten en docenten Studenten en docenten geven aan dat er vaker contact tussen hen is dankzij de blog. Docenten krijgen een beter en completer beeld van de student en kunnen hierdoor begeleiding op maat bieden. Studenten zijn al veel eerder actief bezig met het schrijven van het eindverslag. Al met al zorgt deze vorm van sociale media ervoor dat het hele begeleidingsproces intensiever is. De grootste ervaren nadelen zijn de extra tijdsinvestering en de beperkte technische mogelijkheden van de blogs, met het gevaar dat bedrijfsgevoelige informatie op internet wordt gezet. Gemeten resultaten Contact: Door de inzet van sociale media neemt het aantal contactmomenten tussen student en docent toe. Leerrendement: De studenten die een blog bijhouden scoren significant hoger op het onderdeel ‘praktijk’ (werkhouding) in de beoordeling. Zij scoren niet significant hoger dan de controlegroep op het stageverslag. Tevredenheid over begeleiding: De docenten zijn tevreden over de inzet van sociale media, met name vanwege de hoeveelheid extra informatie die zij dankzij de blogs tot hun beschikking hebben. Datzelfde geldt voor de praktijkopleiders. De studenten uit de experimentgroep zijn even tevreden als studenten die niet met blogs werken.
41
De praktijksituatie Meegaan met je tijd. En – ook als kleine school – eens voor de troepen uit lopen. Dat is wat Nimeto Utrecht wilde. De eerste stappen van de school op het pad van sociale media leidden naar Facebook. Maar toen een studente daar uit de doeken deed hoe de stand van BMW eruit zou komen te zien op de miljonairsbeurs, kostte dat het stagebedrijf bijna de opdracht. BMW zat niet te wachten op het (onbedoeld) lekken van bedrijfsgevoelige informatie. Exit Facebook dus. “Het idee was goed, maar de uitwerking moest beter. Veiliger.” Dat zegt opleidingsmanager Bert Meulenkamp. “Zo kwamen we bij de weblog, met restricties wat betreft de toegang: alleen de docent en de praktijkopleider kunnen meelezen en reageren. En we wijzen de studenten nu veel meer op de risico’s van internet en het belang van discretie.” Mooie blogs De studenten houden hun blog gedurende de hele stageperiode (20 weken) bij. De blog vervangt daarmee het stageverslag. Een ‘kale print’ van de blog wordt opgeslagen in het portfolio. De leerlingen van Nimeto Utrecht zijn vormgeversin-opleiding. Voor hen was het maken van een blog een extra wekelijkse taak waar zij zich vol verve op stortten. “Ze vonden het schitterend om op deze manier te werken”, vertelt Bert Meulenkamp. “Ze maakten complete presentaties, van zichzelf en van hun stagebedrijf, met afbeeldingen, sfeerelementen én hun ervaringen. Heel mooi.” …die prikkelen De docenten en stageopleiders zien Het bijhouden van een stagedankzij de blog niet zozeer hun rol blog prikkelt studenten na te denken als begeleider veranderen, maar vinden wel dat de relatie die zij over hun eigen ontwikkeling.” opbouwen met de student zich ver diept. Hij/zij laat zich immers veel meer ‘zien’ op de weblog en dat biedt meer gespreksstof en aanknopingspunten voor de begeleiding. Docenten kunnen direct reageren op vragen. Met als gevolg dat, door deze snelle feedback, de studenten meer leren. Bert Meulenkamp: “Wat wij zien is dat de zelfreflectie veel beter is bij de studenten die een blog bijhouden, dan bij degenen die achteraf een stageverslag maken. Binnen competentiegericht onderwijs is dat een belangrijk winstpunt. De blog prikkelt ze na te denken over hun eigen ontwikkeling. We zien dat de (werk)houding van deze studenten verbetert, ze hebben meer zicht op hun eigen functioneren in de praktijk.” En dat is uiteindelijk het doel van iedere mbo-school. Investeringen Er zijn websites waar je gratis een blog kunt aanmaken. Nimeto Utrecht heeft gebruikt gemaakt van www.blogger.com. Qua hardware voldoet de ict-omgeving
42
op school (en thuis). Omdat het lezen van en reageren op blogs van leerlingen niet altijd binnen de schooluren past heeft Nimeto geïnvesteerd in iPads voor de betrokken docenten. Voorts hebben de docenten een tweedaagse training ‘sociale media’ gehad (train-de-trainer). Zij hebben op hun beurt de studenten geïnformeerd over het gebruik van social media en over de gevaren ervan. Nimeto Utrecht gelooft – met dank aan het onderzoek - in de blogs. “Vanaf komend schooljaar gaan we ál onze studenten een blog laten bijhouden op hun stageplek. Wij maken tevens een koppeling met het vak Nederlands. Daar leren de studenten bij voorbeeld hoe zij hun cv moeten maken voor LinkedIn en hoe zij daar steeds nieuwe informatie bij kunnen zetten. Zo wordt omgaan met sociale media een integraal onder deel van onze opleiding.”
Wil je meer weten over dit experiment? Kijk dan op mbo.kennisnet.nl/exmo2012 voor meer informatie, voorbeeldfilmpjes en de onderzoeksrapportage.
+
Leerrendement beoordeling praktijk Leerrendement beoordeling stageverslag
0
+
Contactmomenten
-
Tijdsinvestering (de tijdsinvestering is groter)
Tevredenheid studenten
0
Tevredenheid leerbedrijf
0
43
10
Stiekem leren van een serieus spel Wat doe je als je studenten zomaar wat getallen invullen in de balansrekening van hun papieren groothandel in snoep omdat ze bedrijfseconomie ‘saai’ vinden? Dan ga je op zoek naar een alternatief dat hen wel aanspreekt. De opleiding Marketing & Communicatie van het ROC Amsterdam richt haar pijlen op de serious games in de markt: raken studenten meer gemotiveerd door deze manier van onderwijs en gaan ze er beter door presteren?
ROC van Amsterdam, Amsterdam Marketing en Communicatie. Onderzoeksgroep 26 studenten, controlegroep: resultaten groep vorig leerjaar
abc
Wat is Serious gaming? Serious gaming is meer dan een spelletje: het is een (simulatie) spel met een educatief doel. De serious game Trading Partners (www.bizzgames.nl) leert mbo-studenten een bedrijf te runnen dat in MP3-spelers handelt.
44
Het onderzoek De inzet van de serious game Trading Partners, leidt tot een hogere motivatie en verbeterde werkhouding van studenten en een hoger (cijfermatig) leerrendement. Modelmatige weergave van de praktijktheorie Game Trading Partners
Meer motivatie met betere werkhouding
Hogere onderwijsprestaties
Onderzoeksopzet Twee klassen tweedejaars studenten Marketing & Communicatie (27 studenten) doen in groepjes mee aan het spel Trading Partners. Er vindt een voor- en nameting plaats op inzet, motivatie en cijferinzicht. Verder vindt een vergelijking plaats met data van vier klassen uit de twee jaren ervoor (de pilotklassen en de klassen die werkten met de verouderde, papieren game). Dit vinden docenten en studenten Ondanks hun grote enthousiasme vooraf en hun ambities om hun klasgenoten te verslaan, blijkt de game niet helemaal aan de verwachtingen van de studenten te voldoen. Zij vinden de game te makkelijk (een invuloefening) en daardoor niet uitdagend genoeg. De docenten delen deze mening. Ze hebben mede hierdoor niet het idee dat de game leidt tot een hoger leerrendement. Gemeten resultaten De inzet van Trading Partners leidt niet tot een hogere motivatie en een verbe terde werkhouding noch tot een hoger leerrendement.
De praktijksituatie Er zijn weinig mbo-studenten Marketing & Communicatie die een eigen bedrijfje willen beginnen. Het zijn jongens en meiden die, op z’n zachtst gezegd, niet dol zijn op rekenen. Terwijl de sector er wel degelijk bij gebaat is dat er ondernemende studenten op de arbeidsmarkt komen met boekhoudkundige kennis van zaken. Dat maakt onderzoek naar de mogelijkheden om het ondernemersvirus bij studenten aan te wakkeren en tegelijk hun cijfermatig inzicht te verhogen belangrijk. Onderzoek dat bovendien inzicht verschaft in het effect van educatieve games op motivatie en leerrendement. Want educatieve games zijn in opkomst: zowel in het onderwijs als in het bedrijfsleven leren steeds meer mensen competenties door het spelen van serious games.
45
Competitie mag Trading Partners is een spel dat gebaseerd is op competitie: je speelt in groepjes tegen elkaar, en – altijd leuk - op het ROC van Amsterdam ook tegen de docenten. Dat vertelt Jasper Mannaert, docent aan de opleiding Marketing & Communicatie. Hij legt uit hoe het werkt: “In (wekelijkse) rondes nemen de studenten bedrijfskundige beslissingen die gevolgen hebben voor hun omzet, winst en personeelsbestand. Elke ronde wordt het spel wat gecompliceerder omdat de bedrijven groeien en er dus meer beslissingen te nemen zijn. Gaan we reclame voeren? Levert dat genoeg op? Gaan we nieuwe producten voeren? Moeten we onze mensen dan trainen? Als docent vervul je de rol van coach: groepjes die vastlopen help je over een drempel heen zodat ze weer zelfstandig doorkunnen.” Inhoud moet De studenten vonden het overwegend leuk om Trading Partners te spelen. Dat lag echter meer aan het wedstrijdelement dan aan de inhoudelijke uitdaging. Jasper Mannaert: “Wij beginnen iedere spelronde met een terugblik op wat er gebeurd is en presenteren nieuwe marktinformatie. Dan behandelen we ook de bijbehorende bedrijfskundige theorie. De studenten verwachten dat ze daarmee in de game aan de slag gaan, maar daarin kwam die nieuwe kennis dan niet aan de orde en was het in wezen een herhaling van de week ervoor, zij het op grotere schaal.” Het gevolg was uit eindelijk dat de motivatie en de inzet van de Een belangrijke succes studenten daalden.
factor voor een serious game het
Daarom: inbedden in een groter geheel is hóe serieus studenten Een belangrijke succesfactor voor een serious nemen. game is hóe serieus studenten het nemen. Op het ROC van Amsterdam viel dat tegen. Jasper Mannaert: “Als wij de studenten in een gewone lessituatie confronteren met getallen en er een toets aan vastknopen nemen ze dat serieuzer dan het spel.” Wellicht heeft deze attitude meegespeeld in de onderzoeks resultaten. “Wij, docenten, dachten dat onze studenten er meer van zouden leren. Dat blijkt niet zo te zijn.” Voor Mannaert en zijn collega’s is het de reden om vanaf volgend jaar een serious game niet meer als op zichzelf staand vak aan te bieden, maar het in te bedden in een groter geheel. In casu zijn dat lessen bedrijfskunde en aansprekende bedrijfskundige projecten. “Wat we van het onderzoek hebben geleerd is kritisch te blijven kijken naar ons aanbod en onze eigen rol.” Kortom: nooit achter over leunen dus. Als docent ben je en blijf je coach, leermeester en inspirator.
46
Investering Trading Partners werkt met licenties 7 euro per leerling (prijzen 2012). Trading Partners kan op de reguliere ict-omgeving worden gespeeld. Het ROC van Amsterdam heeft echter geïnvesteerd in de aanschaf van iPads voor de studenten. Deze iPads worden na het project voor andere doeleinden (vakken) ingezet.
Wil je meer weten over dit experiment? Kijk dan op mbo.kennisnet.nl/exmo2012 voor meer informatie, voorbeeldfilmpjes en de onderzoeksrapportage.
1 2
3
Leerrendement (cijfermatig)
0
Motivatie
0
-
Uitdaging
47
11
Feedback? Wat is dat, mevrouw? Het is ‘leuk’ om te horen dat je werkstuk er ‘leuk’ uitziet. Maar veel kun je er niet mee. De matige kwaliteit van de feedback die studenten elkaar gaven was één van de problemen waar docenten van Helicon Studio T tegenaan liepen. Zij hadden het idee dat studenten vooral hun vrienden feedback gaven en dat ze de feedback niet benutten om hun werkstuk aan te passen. Zou een training hierin verandering kunnen brengen?
AOC Helicon Studio T Business, Tilburg Business School, niveau 4 opleiding MBO, Leerjaar 1 en 2 in totaal 54 studenten, geen controlegroep
abc
abc
Wat is training Feedback binnen Virtual Action Learning? In Virtual Action Learning (VAL) speelt de Virtual Learning Community (VLC) een centrale rol. In deze virtuele omgeving communiceren studenten met elkaar, plaatsen zij leervragen, kunnen zij elkaars leerproducten bekijken en – zonder inmenging van de docent – feedback geven op elkaars leer producten. Dit laatste is een essentieel onderdeel van het leerproces. Met een speciale training leren de studenten waarom (peer-)feedback geven (en krijgen) zo belangrijk is en wat goede feedback is.
48
Het onderzoek Het trainen van studenten in het geven van feedback (sociaal en/of cognitief) leidt tot een verbetering van de feedback (hoeveelheid, variëteit in inhoud en variëteit in doelgroep) en daardoor tot een hoger leerrendement (in termen van het aanpassen van leerproducten). Modelmatige weergave van de praktijktheorie Feedbacktraining studenten
Verbetering geven feedback
Benutten van feedback
Aanpassen producten
Betere (leer) producten
Onderzoeksopzet Twee eerste klassen en twee tweede klassen van de opleiding op niveau 4 in de richtingen energie, water, voeding, vrije tijd en leefomgeving krijgen de training. Er wordt een voor- en nameting gehouden om het effect van de training in kaart te brengen. De feedback die studenten voorafgaand en na afloop van de training gaven is vergeleken. Dit vinden docenten en studenten De studenten vinden de training te kort, verkeerd getimed en niet erg leerzaam. Met name de sociale training (het waarom) wordt als niet zinvol beoordeeld. Dat is ook de mening van de docenten, die wel de waarde zien van de cognitieve training. Zij zien dat studenten bij de beoordeling van andermans werk nu meer op inhoud letten dan op vormgeving en het nut van feedback inzien. Gemeten opbrengsten Hoeveelheid feedback: Op basis van het onderzoek is niet vast te stellen of de hoeveel heid feedback is toegenomen. Aan wie: Op basis van het onderzoek is niet aan te geven of studenten als gevolg van de training vaker studenten buiten hun vriendenkring feedback geven. Kwaliteit: Na afloop van de training geven de studenten meer verschillende vormen en kwalitatief betere feedback.
49
De praktijksituatie Virtual Action Learning combineert het zelfstandig kennis construeren met gasten hoorcolleges binnen leerarrangementen (projecten). Een voorbeeld binnen de studierichting ‘Stad- en wijkmanagement’ zou kunnen zijn: ‘ontwerp een stadpark voor een middelgrote stad en houd rekening met voorzieningen voor kinderen en ouderen’. De student zoekt hiervoor zelfstandig informatie en krijgt gastcolleges van bijvoorbeeld een planoloog, iemand van de kinderopvang en een geriater. Het uit eindelijke ontwerp plaatst de student op de VLC (Virtual Learning Community). Daar kunnen zijn medestudenten reageren op zijn werkstuk. En hij op dat van anderen. Investeringen AOC Helicon Studio T heeft drie jaar geleden flink geïnvesteerd in Virtual Action Learning en de bijbehorende elo, genaamd VLC (Virtual Learning Communicty). Voor het onderzoek naar de training feedback zijn geen grote nieuwe investeringen nodig geweest. De training is ontwikkeld met EXMO-gelden. Onzeker In VAL lopen studenten in elf stappen van ‘vraag’ naar ‘leerproduct’ naar ‘beoordeling’. Feedback geven en ontvangen (zonder inmenging van de docent) in de VLC is stap vijf van dit proces. Het is een belangrijk onderdeel van competentiegericht onderwijs. Het idee is dat je als student leert van de feedback die je krijgt én van de feedback die je geeft. Met de feed Ik zeg dat jouw werkstuk leuk is back die je krijgt kun je jouw product als jij zegt dat mijn werkstuk leuk is.” verbeteren. En om feedback te kunnen geven moet je andermans product kri tisch bestuderen. Zo snijdt het mes aan twee kanten. In theorie. De praktijk is weerbarstiger, zegt Desiréé Haan, project leider EXMO bij Studio T. “We zagen bijvoorbeeld studenten die niets doen met de feedback van anderen, omdat ze te onzeker zijn om zelf te bepalen of feedback wel of niet ‘goed’ is. Of studenten die alleen feedback geven aan klasgenoten van wie zij feedback hebben gehad.” Gereedschap Daarom heeft Citowoz in opdracht van Studio T de training peer-feedback ontwikkeld om studenten bewust te maken van het belang van feedback, te leren welke soorten feedback er bestaan en ze het gereedschap geven om er mee aan de slag te gaan. Desirée Haan: “Wat wij na afloop van de training in de klas zien is echt een duidelijke vooruitgang: studenten zijn zich veel meer bewust van het nut en de noodzaak van feedback. En ze geven elkaar betere feedback.”
50
Samenvattend kunnen we stellen dat de verwachting dat studenten ‘uit zichzelf’ goede feedback kunnen geven in een virtuele omgeving niet terecht is. Het onderzoek laat zien dat ze het wel kunnen leren. Feedback geven is een competentie die begeleiding en oefening vraagt. Net als het beoordelen van andermans feedback. Als docenten zich daarvan bewust zijn, en van de rol die zij daarin – met een trainingsprogramma – kunnen spelen, is er een grote stap gezet. Onderzoek zet aan het denken De samenwerking met de onderzoekers heeft de school aan het denken gezet over het eigen handelen, vertelt Desirée Haan. “Waarom doen wij dingen zoals we ze doen? In het onderwijs grijp je snel terug op je praktijkervaring om dingen die niet lekker lopen aan te passen. Door EXMO hebben wij geleerd dat we meer evidence-based moeten werken. Een voorbeeld is het valideren van feedback. Studenten worden ook op de inhoud van hun feedback aan anderen beoordeeld. Maar hoe doe je dat? Voorheen was dat willekeur: de ene docent lette hierop, de ander daarop. Nu gaan wij onderzoeken welke criteria we kunnen opstellen om die beoordeling meer zuiver te krijgen.”
Wil je meer weten over dit experiment? Kijk dan op mbo.kennisnet.nl/exmo2012 voor meer informatie, voorbeeldfilmpjes en de onderzoeksrapportage.
Product (is geschreven tekst)
0
Waardering (voor feedback)
0
+
Kwaliteit feedback
51
12 Al je competenties in een web Vandaag de dag moeten ook vmbo-leerlingen van zichzelf kunnen zeggen of zij ge groeid zijn: ‘kan ik nu beter presenteren dan voor dit project?’ Om hen hierin te ondersteunen heeft Helicon Opleidingen in Eindhoven LINE in gebruik genomen, een digitaal registratieprogramma voor competenties. Hierin vullen de leerling en de docent hun beoordeling in, waarna het programma deze beoordelingen in een competentieweb inzichtelijk maakt. Sommige docenten hadden hun twijfels over het effect van deze aanpak in relatie tot de tijd die zij erin moeten steken om het de studenten uit te leggen. Het EXMO onderzoek moest uitsluitsel bieden.
Helicon Opleidingen, VMBO Groen Eindhoven Vmbo klas 3. Onderzoeksgroep: 15 leerlingen (basisberoepsgericht), controlegroep: 15 leerlingen(kaderberoepsgericht)
abc
abc
Wat is een digitaal registratiesysteem voor competenties? Een digitaal registratiesysteem voor competenties is een instrument waarmee zowel leerlingen als docenten werken. De leerling houdt hierin bij in welke mate hij een bepaalde competentie beheerst. De docent doet dat ook. Het programma visualiseert beider beoordelingen in een competentieweb. Helicon Eindhoven gebruikt LINE en POP-gesprekken, een door Antenna in Nijmegen ontwikkeld programma. Het is op maat gemaakt voor Helicon.
52
Het onderzoek Het (zelf) digitaal beoordelen, registreren, visualiseren en bespreken van competenties heeft een positief effect op de inzet, waardering en het leerrendement van leerlingen. Modelmatige weergave van de praktijktheorie LINE en POP-gesprekken
Inzicht in competentiegroei
Meer inzet van leerlingen
Leerrendement
Onderzoeksopzet Drie klassen derdejaars vmbo-leerlingen van de VMBO Groen Eindhoven vormen de experimentgroep. Twee klassen derdejaars leerlingen uit Helmond vormen de controle groep. Beide groepen krijgen op vergelijkbare wijze les. Leerlingen en docenten beoordelen de competentieontwikkeling van de leerling en bespreken dit. Het verschil tussen beide groepen bestaat er uit dat de experimentgroep gebruik maakt van het computerprogramma LINE. Voor en na het experiment wordt de inzet van de leerlingen en hun kennis van rekenen, luisteren en lezen gemeten. Verdere informatie wordt verkregen via observaties en interviews. Dit vinden docenten en leerlingen Zowel docenten als leerlingen geven aan dat de leerlingen er moeite mee hebben hun eigen competenties te beoordelen. Leerlingen schatten zichzelf vaak hoger of juist lager in dan de docenten. Volgens de docenten komt dit omdat zij niet goed begrijpen wat er van hen verwacht wordt. Dit verbetert gaandeweg het experiment, als docenten en leerlingen hierover meer gesprekken hebben gevoerd. Feit blijft dat docenten de criteria voor zelfbeoordeling onvoldoende helder en transparant vinden. Gemeten opbrengsten Uit het onderzoek komt naar voren dat digitale zelfbeoordeling met behulp van LINE zoals toegepast binnen het experiment geen meerwaarde heeft ten opzichte van de schriftelijke beoordeling van competenties. Het draagt niet bij aan meer inzicht in competenties, meer inzet en een hogere waardering van de opleiding en evenmin aan een hoger leerrendement. Het onderzoek laat wel een verband zien tussen ‘inzicht in competenties’ en inzet. Leerlingen met meer inzicht in competenties hebben een hogere bereidheid zich in te zetten voor de opleiding.
53
De praktijksituatie Reflecteren op je eigen ontwikkeling is een belangrijk onderdeel van het heden daags competentiegericht onderwijs. Maar ook een lastig onderdeel. Want hoe beoor deel je als leerling of je van een project geleerd hebt en of je beter kunt samenwerken? Waaraan kun je dat aflezen en hoe vang je dat in woorden? Om leerlingen hierin de weg te wijzen heeft Helicon Opleidingen in Eindhoven een digitaal registratieprogramma op maat laten maken: LINE. Als leerlingen inloggen in LINE komen zij terecht op een planbord met activiteiten, waar zij gedurende zes weken aan werken. Een voorbeeld: ‘Je gaat de gezondheid van een dier hier op school onderzoeken.’ Iedere activiteit zoomt in op drie tot vier competenties die de leerlingen zich gaandeweg eigen moeten maken. In casu: ‘onder zoeken’, ‘samenwerken en overleggen’, ‘ethisch en ‘integer handelen’ en ‘formuleren en rapporteren’. Na zes weken kijken de leerlingen: wat heb ik nu geleerd? Voor deze reflectie beschikt LINE over een vier-punts-schaal (in de vorm van een schuifbalk) waarop de leerlingen per competentie kunnen aangeven in welke mate zij deze hebben aan geleerd. Dit hele proces wordt ondersteund Het competentieweb door middel van POP- of voortgangsgesprekken is een mooi aanknopingstussen de docent en de leerling. Daarin praten zij samen over wat er goed ging en wat er beter kan. punt voor het POP-gesprek.” Investeringen De kosten voor de inrichting van een eigen leeromgeving aansluitend bij de leeren didactische inzichten van een school zijn ongeveer 3.000 euro. Verder is per maand per actieve leerling een vergoeding verschuldigd van gemiddeld 1 euro. Er zijn staffelafspraken mogelijk bij bepaalde aantallen leerlingen die er gebruik van willen maken. De variaties in prijs hangen samen met de diverse modules die men wil inzetten of de wensen die men heeft om een schooleigen leerinstrument in te kunnen zetten. Wennen Voor iedereen is deze nieuwe manier van werken wennen, vertelt ict-coördinator Els van de Looveren. “We zagen dat de leerlingen aanvankelijk maar iets aanklikten en zichzelf onder- of overschatten. Dat verbeterde naarmate ze in de POP-gesprekken leerden wat bepaalde niveaus inhielden en leerden op een reële manier naar zichzelf te kijken. Nu zien wij een duidelijke groei. Leerlingen zijn serieuzer in hun beoor deling, begrijpen beter waarom het belangrijk is. Ze weten: ‘deze competenties heb ik ook nodig voor mijn vervolgopleiding.’”
54
Cartoons Het onderzoek heeft Helicon op het spoor gezet van twee belangrijke verbeteringen in het programma en in het proces. Als eerste is dat het aanpassen van het taal gebruik. Els van de Looveren: “De tekst bij de vier-punts-schaal was te moeilijk geformuleerd. De leerlingen begrepen niet wat er bedoeld werd. Dat ontmoedigt. Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek hebben wij een cartoon tekenaar gevraagd de teksten in tekeningen weer te geven. Wij zien nu al dat de leerlingen daar beter mee uit de voeten kunnen.” Ten tweede is dat de plaats van het POP-gesprek. Dat wordt niet langer ‘tussen neus en lippen door’ gevoerd, maar er wordt tijd en ruimte voor ingeroosterd, zodat docent en leerling meer aandacht hebben voor dit belangrijke onderdeel van het reflectieproces. Met de genoemde verbeteringen blijft Helicon Eindhoven doorgaan met LINE. “Wij zien de meerwaarde er zeker van. Een uitdraai van het competentieweb maakt in één oogopslag duidelijk hoe jij als leerling jouw competenties beoordeelt en wat je docent ervan vindt. Dat is een mooi aanknopingspunt voor je POP-gesprekken.”
Wil je meer weten over dit experiment? Kijk dan op mbo.kennisnet.nl/exmo2012 voor meer informatie, voorbeeldfilmpjes en de onderzoeksrapportage.
-
Leerrendement
Beter zicht op competenties
55
13 De iPad als mobiele werkplek Toen de iPad op de markt verscheen was het Techniek & Design College van ROC Zeeland direct geïnteresseerd in mogelijke toepassingen voor het onderwijs. Een aantal docenten mocht als ‘verkenner’ gaan uitzoeken wat zij ermee konden. Op verzoek van de deelnemersraad werd ook een project gestart met studenten. Gaan studenten meer voor school doen als zij een iPad krijgen? En gaan ze daardoor beter presteren?
ROC Zeeland, Vlissingen Laboratoriumtechniek 2e jaar, niveau 3 en 4. Onderzoeksgroep: 26 studenten, controlegroep: geen
Wat is een mobiele werkplek? ROC Zeeland zet de iPad in als ‘mobiele werkplek’: dankzij de iPad hebben studenten altijd hun boekenkast bij zich en kunnen ze bijvoorbeeld ook in de bus voor school werken.
56
Het onderzoek Leidt de inzet van iPads er toe dat studenten meer tijd aan leren/onderwijs gaan besteden, dat het onderwijs efficiënter wordt en dat het leerrendement toeneemt ver geleken met de laptop? Modelmatige weergave van de praktijktheorie Gebruik iPad
Beschrijvende data over kosten, aard en omvang van gebruik
Onderzoeksopzet Een klas tweedejaars studenten Laboratoriumtechniek krijgt gedurende drie maanden een iPad. Zij houden bij welke activiteiten zij op de iPad doen. Het doel is om een beeld te krijgen van het gebruik van de iPads; er is geen vergelijking met een groep studenten zonder iPad. Uitkomsten Hoeveel tijd werken studenten op de iPad en wat doen ze? De studenten werken gemiddeld 6 uur per dag op de iPad. Drie uur daarvan besteden ze aan school. Ze gebruiken vooral hun readers (door docenten ontwikkelde lesmaterialen die in pdf op de iPad zijn gezet), hun e-mail en Dropbox. Doen studenten meer voor school dankzij de iPad? Thuis niet, maar onderweg wel. De dingen die ze thuis doen op de iPad (opdrachten lezen, logboeken schrijven en boeken naslaan) deden ze voorheen ook al buiten schooltijd. Hun reistijd kunnen ze dankzij de iPad wel voor school benutten. Dat zien de studenten als een groot voordeel. Wordt de les efficiënter? Studenten en docenten vinden van wel. Bijvoorbeeld door de beperkte opstarttijd van de iPad in vergelijking met de laptop. De studenten vinden dat de docenten hun lessen beter voorbereiden en beeldmateriaal benutten door hun iPad aan het digibord te koppelen. Kanttekening: tot het ‘nieuwtje’ eraf is kan de iPad ook afleiden. Leerrendement verduntool? Over het leerrendement met betrekking tot de verduntool (rekenen in de beroepscontext van het laboratorium) is op basis van dit onderzoek niets te zeggen. De reden daarvoor is van technische aard: de tool werkte op de iPad minder goed dan op de laptop en deze is dus niet gebruikt.
57
De praktijksituatie Het Techniek & Design College is in Zuidwest-Nederland de enige opleiding waar je voor laborant kunt leren. Dus komen studenten van heinde en verre. Die reistijd kan ze opbreken: wie na een lange schooldag nog anderhalf uur met de streekbus naar huis moet is moe en heeft minder puf en minder tijd voor zijn huiswerk. Toen het management van het ROC voor de keuze stond welke studenten ze zouden laten proef draaien met een iPad was de beslissing snel genomen: de laboranten-in-opleiding. Met de verwachting dat reistijd daardoor werktijd zou kunnen worden. Verwerking in de bus Die verwachting is uitgekomen, vertelt Jeroen van den Oord, directeur van het Techniek & Design College. “In de bus vindt een deel van de verwerking van de dag plaats. Op de iPad doen studenten hun maakwerk, zodat ze thuis alleen nog maar het leerwerk hoeven te doen.” Een tweede positieve bevinding is dat dyslectische studenten veel baat hebben bij het werken met de iPad. Hier kunnen ze immers naar believen letters groter maken. Een derde pluspunt zit hem in de communi catie. Een student die in het lab vastloopt stelt via de iPad een vraag aan de docent elders in het gebouw en kan na diens reactie direct doorwerken. Verder delen de studenten onderling meer informatie en gaan ze vaker samenwerkend leren. Van den Oord: “Loop je een les binnen, zitten ze gezamenlijk te mindmappen, ieder op zijn eigen iPad.”
Als ik zeg ‘we gaan stoppen met de iPads’ wordt het hier oorlog!”
Wat dit betekent voor de prestaties van de studenten komt uit het onder zoek onvoldoende naar voren. Van den Oord wijt dit aan de korte onderzoekstijd. “Hierdoor zijn de resultaten niet ‘volgroeid’. Dit hebben de onderzoekers beaamd. De trend die je ziet is dat het gebruik van de iPad groeit. Die trend houdt niet op als het onderzoek stopt. Wil je echt zicht krijgen op de leerrendementen dan heb je een jaar onderzoekstijd nodig.”
Toekomst De directie onderzoekt nu de mogelijkheden om binnen andere opleidingen de iPad te introduceren. Daarbij spelen drie overwegingen een rol. Als eerste is dat de vorm van de opleiding. Sommige opleidingen zijn, vanwege de (ontwerp)software die ze gebruiken, aangewezen op de laptop. Ten tweede is dat het beperkte aanbod van Nederlandstalig lesmateriaal voor de iPad. Bij Laboratoriumtechniek speelt dit geen rol. Voor deze kleine studie maken de docenten hun eigen lesmateriaal, dat ze in pdf-vorm beschikbaar stellen. Maar voor andere opleidingen geldt dit niet. Jeroen van den Oord: “Uitgevers geven aan dat ze bezig zijn met het geschikt maken
58
van lesmethodes voor de iPad, maar er is nog weinig beschikbaar. In iTunes vind je vooral Engelstalige naslagwerken.” Tot slot gaat het om de kosten. Naar schatting hebben studenten Laboratoriumtechniek de aanschaf van de iPad er in drie jaar uit, omdat ze geen readers hoeven aan te schaffen. Hoe dat bij andere opleidingen werkt, moet onderzocht worden. Investeringen Het Techniek & Design College heeft iPads aangeschaft voor circa 600 euro per stuk. Verder kregen alle leerlingen een data-abonnement voor mobiel internetten en een iTunes-kaart voor de aanschaf van apps waarvan de totale kosten 100 euro waren. Voorwaarde: op school moet een wifi-netwerk aanwezig zijn. De studenten konden aan het einde van het onderzoek de iPads tegen gereduceerd tarief overnemen. Het Techniek & Design College heeft inmiddels besloten om aankomend schooljaar het werken met iPads in de opleiding Laboratoriumtechniek te continueren. Grootste drijfveer: het enthousiasme bij studenten en docenten. Jeroen van den Oord: “Als ik zeg ‘we gaan stoppen met de iPads’ wordt het hier oorlog!”
Wil je meer weten over dit experiment? Kijk dan op mbo.kennisnet.nl/exmo2012 voor meer informatie, voorbeeldfilmpjes en de onderzoeksrapportage.
€
Motivatie iPad
+
Tijdsbesparing
+0
Kostenbesparing
+0
59
Slotbeschouwing: ict-vernieuwingen in het mbo In deze publicatie is een aantal onderzoeken naar het gebruik van ict in het mbo ge bundeld. Hierin staat wat de onderzoeksresultaten zijn en welke ervaringen docenten en studenten in de praktijk hebben. Het bijzondere van alle beschreven onderzoeken is dat het initiatief daarvoor bij de scholen lag: het is hun praktijktheorie die zij wilden laten toetsen. In die zin was het EXMO-onderzoek zelf ook een experiment: dit soort onderzoek is nog niet zo gebruikelijk. EXMO bracht onderzoekers en opleidingen samen: zij gaven gezamenlijk het onderzoek vorm. Het model daarvoor was steeds de kennispiramide met vier niveaus van bewijsvoering: het idee, de uitvoering, ervaren opbrengsten en gemeten opbrengsten. Systematisch (leren) werken Over het algemeen waarderen de betrokken docenten en projectleiders het EXMOprogramma. Zij noemen het een ‘eye-opener’ om via een Plan-Do-Study-Act-aanpak systematisch te werken aan kwaliteitsverbetering. Deze onderzoeksmatige opzet helpt hen overzicht te houden in de hectiek van alledag. In de EXMO-onderzoeken zien we vier aandachtspunten als het gaat om kwaliteitsverbetering; aandachts punten op basis waarvan wij voor toekomstig onderzoek in het mbo vier aanbevelingen formuleren. 1. Focus op kwaliteitsverbetering Wil een innovatieproject slagen dan moet het zijn ingebed in een groter geheel: het leren op organisatieniveau. Bij de hier beschreven EXMO-projecten ontbrak het hier overwegend aan. De meeste projecten vonden plaats op opleidings niveau en waren niet dieper geworteld in de organisatie. Wat miste was de link met het onderwijskundig beleid van de mbo-scholen ten aanzien van het ver beteren van de kwaliteit van onderwijs met ict. Dat is een makke, vooral omdat nieuwe vormen van ict soms instellingsbrede voorzieningen vereisen. Aanbeveling: Formuleer een centrale visie over de integratie van ict in het onderwijs. 2. Onderwijskundige noodzaak en onderbouwing Een breed gedragen onderzoek naar ict-toepassingen in het onderwijs vereist een stevige, gegronde probleemanalyse, een oplossingsrichting die technisch up-to-date is en aansluiting bij de expertise van de opleiders en managers. Dit was slechts bij een deel van de beschreven EXMO-projecten het geval.
60
Overwegend zijn nieuwe vormen van ict ingezet omdat een docent over deze kennis beschikte en/of omdat het team er positieve verwachtingen van had. Opvallend is dat dit vooral verwachtingen waren op het gebied van efficiency (tijdwinst, snellere communicatielijnen, grotere toegankelijkheid van leermiddelen en kennis) en niet op het gebied van leeropbrengst. De onderzoekers typeren dit als naïeve verwach tingen. Verder zien we dat de praktijktheorieën van de scholen vaak niet gebaseerd waren op evidence-based onderzoek; de ict-vormen waren vaak niet uitgekristal liseerd en consistent. Gevolg: een wankel fundament onder het innovatietraject. Een en ander heeft geleid tot weinig positieve onderzoeksresultaten. Aanbeveling: Voer een grondige onderwijskundige analyse uit bij de invoering van ict-innovaties. 3. Betrokkenheid en eigenaarschap Een succesvolle innovatie staat of valt met de betrokkenheid van mensen. Voelen zij zich verantwoordelijk? Is het ‘hun’ innovatie (eigenaarschap)? Ook onder steuning vanuit de directie is belangrijk: die moet gericht zijn op kwaliteits verbetering. De meeste EXMO-projecten werden uitgevoerd door individuele docenten en projectleiders. Slechts incidenteel was er sprake van teamleren. Hierdoor voelden maar weinig mensen binnen de organisatie zich betrokken en bleef het eigenaarschap beperkt. Dat geldt ook voor de ondersteuning vanuit de directie. Er was weliswaar ruimte om te experimenteren, maar feedback en betrokkenheid bij de opbrengsten van de projecten bleven beperkt. Aanbeveling: Zorg voor eigenaarschap van een innovatietraject bij opleidingsteam en management. 4. Succesvolle implementatie Een onderzoek naar ict-toepassingen om de kwaliteit van het onderwijs te ver beteren heeft pas zin als er iets met de resultaten wordt gedaan. In de praktijk zien we dat een innovatietraject nogal eens blijft hangen in de ‘plan’ en ‘do’ fase (PDSA, Plan-Do-Study-Act-aanpak). Analyse (study) en beleidsbeslissingen (act) blijven vaak uit. Dit leidt tot (frustrerende) onderbenutting van energie, tijd en geld. Dit zien we ook terug bij de EXMO-projecten. Aanbeveling: Maak de PDSA-cyclus af. Zelfs één PDSA-cyclus is voor de meeste kwaliteitsproblemen te weinig om een stevige oplossing te genereren. Kanttekeningen bij de uitvoering van het onderzoek De uitvoering van de EXMO-onderzoeken kende een aantal beperkingen dat hoort bij onderwijsonderzoek. In de eerste plaats was dat het kleinschalige karakter van
61
de onderzoeken, waardoor de kans op het vinden van een positief effect minder groot is. In de tweede plaats bleek het vaak moeilijk om een vergelijkbare experimentele- en controlegroep samen te stellen. Verschillen tussen de groepen kunnen de resultaten vertroebelen. Verder was het soms lastig om geschikte meetinstrumenten te vinden voor het meten van de effecten van ict in het onderwijs. Ook was de onderzoekstijd relatief kort. Onderzoek draagt bij aan professionalisering De opbrengsten van de hier gepresenteerde onderzoeksprojecten naar de integratie van nieuwe vormen van ict in het (v)mbo waren wisselend en vaak niet positief. Dat wil echter niet zeggen dat de uitgevoerde experimenten niet effectief zijn en geen meer waarde hebben. In de beschrijving van de praktijksituaties heeft u kunnen lezen hoe inspirerend en overtuigend de ict-toepassingen kunnen zijn. Het EXMO-project kan een krachtige impuls geven aan informeel leren in opleidingsteams en aan individuele en collectieve professionalisering. Teams die voor onderwijsverbetering de PDSA-aanpak hanteren, vergroten de kwaliteit van de verschillende stappen (probleemverheldering, gericht experimenteren, systematisch reflecteren op uitkomsten, duurzaam verwerken van uitkomsten in routines). Het samenwerken in een onderzoek en het delen van erva ringen vergroot het draagvlak binnen de school voor nieuwe vormen of toepassingen van ict. Zo bieden de EXMO-onderzoeken een goede basis voor het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs met ict.
Meer weten? 1. Brummelhuis, A. ten (2009). Praktijkgerichte kennisontwikkeling. Utrecht: Sardes. 2. Kennisnet (2011). Vier in Balans Monitor 2011. Ict in het onderwijs: de stand van Zaken. Zoetermeer: Kennisnet. 3. Nieuwenhuis, L., de Ries, K. & Neut, van der, I. m.m.v. Jans, M. (2012a). Experimenten met ict-toepassingen in het mbo (EXMO). Tilburg: IVA beleidsonderzoek en advies. 4. Nieuwenhuis, L., de Ries, K. & Neut, van der, I. m.m.v. Jans, M. (2012b). Leren van experimenteren in het mbo. Tilburg: IVA beleidsonderzoek en advies. Informatie over EXMO Wil je meer weten over deze experimenten? Kijk dan op mbo.kennisnet.nl/exmo2012 voor meer informatie, voorbeeldfilmpjes en de onderzoeksrapportage. Heb je specifieke vragen over het onderzoek mail dan naar
[email protected].
62
Colofon Onderzoek en praktijk: wat werkt nu echt? - Experimenten met ict in het middelbaar beroepsonderwijs
© Kennisnet, Zoetermeer Mei 2012 Opdrachtgever: Stichting Kennisnet, Zoetermeer Hoofd onderzoek: Alfons ten Brummelhuis, Kennisnet Onderzoek: Nieuwenhuis, L., de Ries, K. & Neut, van der, I. m.m.v. Jans, M. van het IVA, beleidsonderzoek en advies Tekstredactie: Jacqueline Kuijpers Vormgeving: Tappan Communicatie, Den Haag Druk: Gravo, Purmerend
Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleideWerken 2.5 Nederland De gebruiker mag: • het werk kopiëren, verspreiden, tonen en op en uitvoeren onder de volgende voorwaarden:
Naamsvermelding. De gebruiker dient bij het werk de naam van Kennisnet te vermelden.
Niet-commercieel. De gebruiker mag het werk niet voor commerciële doeleinden gebruiken. Geen Afgeleide werken. De gebruiker mag het werk niet bewerken.
• Bij hergebruik of verspreiding dient de gebruiker de licentievoorwaarden van dit werk kenbaar te maken aan derden. • De gebruiker mag uitsluitend afstand doen van een of meerdere van deze voorwaarden met voorafgaande toestemming van Kennisnet. Het voorgaande laat de wettelijke beperkingen op de intellectuele eigendomsrechten onverlet. (www.creativecommons.org/licenses)
Dit is een publicatie van Stichting Kennisnet.
63
Meer informatie: Stichting Kennisnet Paletsingel 32 2718 NT Zoetermeer T 0800 - 32 12 233 E
[email protected] I www.kennisnet.nl
Kennisnet
Postbus 778 2700 AT Zoetermeer