ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 2011
Vormgeving ruimtelijke presentatie en communicatie (Vormgever productpresentatie)
Cohort: Crebonummer: Leerweg: Niveau van beroepsuitoefening: Studiejaar: Studiebelastingsuren (SBU’s): Toepassing Wet Studiefinanciering: Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven: Vastgesteld door het unitmanagement: Ingangsdatum: Vervaldatum1:
2011 91542 BOL 4 2011 – 2012 6400 Alleen bij BOL-variant Savantis
1 augustus 2011 1 augustus 2012
Versie 2011.1
1
Tijdens de invoeringsperiode van de competentiegerichte kwalificatiestructuur wordt de Onderwijs en examenregeling steeds voor de periode van 1 jaar vastgesteld. Mochten er geen wijzigingen zijn wordt de geldigheid jaarlijks per 1 augustus stilzwijgend met 1 jaar verlengd tot de maximale geldigheidsduur.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
1
Inhoudsopgave INLEIDING ............................................................................................................. 4 HOOFDSTUK 1
PRAKTIJKGESTUURD LEREN .......................................................... 5
PRAKTIJKGESTUURD LEREN ............................................................................................ 5 LEERTRAJECT ............................................................................................................ 5 LEREN, LOOPBAAN EN BURGERSCHAP ................................................................................ 5 FC- COMPETENTIES .................................................................................................... 6 PERSOONLIJKE KWALITEITEN .......................................................................................... 6 RELATIE KWALITEITEN EN COMPETENTIES ........................................................................... 6 NEDERLANDS EN REKENEN ............................................................................................. 9 MODERNE VREEMDE TALEN (MVT) ................................................................................... 9 HOOFDSTUK 2
BEGELEIDING .............................................................................. 11
HOOFDSTUK 3
ONDERWIJSPROGRAMMA ............................................................ 12
INDELING STUDIEJAAR ............................................................................................... START VAN HET LEERTRAJECT ....................................................................................... VERVOLG VAN HET LEERTRAJECT .................................................................................... VERTRAAGDE WEEK ................................................................................................... WET STUDIEFINANCIERING .......................................................................................... BEROEPSPRAKTIJKVORMING ......................................................................................... HOOFDSTUK 4
12 12 12 12 13 13
BEOORDELING ............................................................................ 14
BEOORDELEN OM TE LEREN EN BEOORDELEN OM TE BESLISSEN................................................. BEOORDELEN OM TE LEREN .......................................................................................... BEOORDELEN OM TE BESLISSEN..................................................................................... EXAMENPLAN .......................................................................................................... DIPLOMERINGSDOSSIER EN DIPLOMA .............................................................................. HANDBOEK EXAMINERING ...........................................................................................
14 14 14 14 15 15
HOOFDSTUK 5
ONTWIKKELAGENDA ................................................................... 16
HOOFDSTUK 6
EXAMENREGLEMENT (COMPETENTIEGERICHTE LEERTRAJECTEN)17
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
GELDIGHEID ..................................................................................................... BEGRIPPEN ...................................................................................................... TOEGANG TOT DE EXAMENS ................................................................................... ORGANISATIE VAN DE EXAMENS .............................................................................. AFWIJKENDE EXAMINERING .................................................................................... RICHTLIJNEN VOOR DE BEOORDELING VAN EXAMEN(ONDERDELEN) ...................................... BEZWAAR EN BEROEP .......................................................................................... ONREGELMATIGHEDEN EN FRAUDE............................................................................ UITSLAGEN ...................................................................................................... SLOTBEPALING ...............................................................................................
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
17 17 17 17 18 18 18 19 19 19 2
BIJLAGE 1 BEGRIPPENLIJST BIJ EXAMENREGLEMENT ......................................... 20 BIJLAGE 2 EXAMENMODEL .................................................................................... 21 BIJLAGE 3 ONDERWIJSPROGRAMMA .................................................................... 23 BIJLAGE 4 RELATIE LEERBEDRIJVEN EN WERKPROCESSEN .................................. 23
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
3
Inleiding Dit document is bedoeld om je uit te leggen hoe het onderwijs in je opleiding geregeld is en wat je moet doen om een diploma te ontvangen. Volgens de wet (de WEB = wet educatie en beroepsopleidingen, artikel 7.4.9) moet jouw opleiding jou tijdig vóór het begin van het studiejaar de inhoud en inrichting van het onderwijs en de examens bekend maken. Wij noemen dit document de Onderwijs- en Examenregeling (afgekort: OER). Het is geschreven voor opleidingen die competentiegericht zijn. Competenties zijn bekwaamheden waarover je uiteindelijk moet beschikken om als vakman of vakvrouw een bepaald beroep te kunnen uitoefenen. We noemen dat proces het kwalificeren voor een beroep. Voor vrijwel elk beroep is er een kwalificatiedossier, een landelijk document waarin is beschreven aan welke eisen een beginnend beroepsbeoefenaar (als je net van school komt) moet voldoen. In alle opleidingen wordt gebruik gemaakt van deze landelijk ontwikkelde en vastgestelde kwalificatiedossiers. In een dergelijk kwalificatiedossier staan één of meerdere opleidingen of uitstromen beschreven. De eisen die aan deze beroepen worden gesteld staan beschreven in kerntaken, werkprocessen, competenties en prestatie-indicatoren. Een kerntaak omvat een hoofddeel van de beroepsuitoefening en is kenmerkend voor het beroep. Een kwalificatiedossier kent een beperkt aantal kerntaken (meestal twee tot vijf). Een werkproces is een afgebakend geheel van beroepsactiviteiten binnen een kerntaak. In de praktijk kunnen meerdere werkprocessen zich tegelijkertijd voordoen. Om de kerntaken en werkprocessen goed uit te kunnen voeren, moet je als cursist bepaalde competenties verwerven. Competenties zijn een bundeling van kennis, vaardigheden en houding. In de kwalificatiedossiers wordt gebruik gemaakt van een standaard set van vijfentwintig competenties. Om in een praktijksituatie te bepalen of je de gewenste competenties goed hebt ingezet staan er Prestatie-indicatoren vermeld. Deze indicatoren laten zien waar werkprocessen en competenties samenkomen en wanneer je inzet resultaat oplevert. Ter ondersteuning worden in het kwalificatiedossier ook de benodigde kennis en vaardigheden benoemd. Je opleiding verwerkt al deze gegevens in een opleidingsprogramma zodat je alle benodigde zaken ook echt leert. Sommige onderdelen zijn in de regio van het Friesland College extra belangrijk. Om deze reden is er, na overleg met het regionale bedrijfsleven, besloten een aantal competenties extra aandacht te geven. Deze competenties noemen we de FC-competenties. Samen met jouw persoonlijke kwaliteiten vormen ze het vertrekpunt bij Praktijkgestuurd Leren (zie hoofdstuk 1). Jouw opleiding heeft niet alleen te maken met de kwalificatiedossiers bij de vormgeving van het onderwijs en de examinering. Vanaf augustus 2010 geldt naast het kwalificatiedossier het Referentiekader taal en rekenen, waarin o.a. opgenomen is dat voor niveau 4 in 2013/2014 centrale examinering verplicht zal zijn. Het kwalificatiedossier van jouw opleiding kun je vinden op http://www.kwalificatiesmbo.nl.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
4
Hoofdstuk 1 Praktijkgestuurd leren Praktijkgestuurd leren Het Friesland College kiest voor praktijkgestuurd leren. Leren op basis van echte praktijksituaties is het belangrijkste kenmerk van praktijkgestuurd leren. Kiezen voor werken in de echte praktijk en aan je keuze gehouden worden, maakt leren betekenisvol en spannend. Het helpt je om te onderzoeken waarom iets wel of niet lukt, of wat een volgende keer anders moet. Zo ontstaat inzicht in eigen mogelijkheden, werkwijzen, ambities en kansen en wordt het leerproces verdiept. Dat kan je weer helpen ook in onbekende situaties de juiste dingen te doen. Sleutelwoord daarbij is ‘reflectie’. Reflectie leert je naar jezelf kijken. Zo helpt het bij het opdoen van kennis, vergroten van (ambachtelijke) vaardigheden en de ontwikkeling van persoonlijke kwaliteiten. We vinden het belangrijk dat je weet wat je wilt en wat je kunt om je dromen en ambities te verbinden met de werkelijkheid.
Leertraject In het Friesland College spreken we niet van opleidingen, maar van leertrajecten. In een opleiding is alles van het begin tot het eind vastgelegd; in een leertraject kan flexibeler omgegaan worden met de wijze waarop de cursist zijn leerdoelen bereikt. Hierdoor ontstaat een situatie waarin zelfsturing noodzakelijk is: als cursist maak jij keuzes en word je geconfronteerd met de consequenties van je keuzes. In de competentiegerichte beoordeling is de mate van zelfsturing in het handelen ook een belangrijke factor. Je bepaalt voor een belangrijk deel zelf wat je wilt leren (binnen de kaders van de gekozen kwalificatie) en hoe je dat gaat aanpakken. Je stippelt samen met je coach/begeleider binnen de gegeven mogelijkheden je eigen leertraject (leerweg) uit. Een leertraject is dus niet van tevoren volledig omschreven en vastgelegd. Wel ligt onder ieder traject een onderwijsprogramma ten grondslag (zie bijlage 3) geldend als standaard programma voor de gemiddelde cursist2. In dit programma wordt verhelderd hoe de opleiding voldoet aan de wettelijke normen voor onderwijstijd.
Leren, Loopbaan en Burgerschap Naast eisen die aan een beroep worden gesteld worden er ook (wettelijke) eisen gesteld rond leren, loopbaan en burgerschap (LLB). Het Friesland College (FC) heeft hier voor een inspanningsverplichting: het moet in het onderwijs worden aangeboden. De manier waarop dit gebeurt en hoe de resultaten ervan worden beoordeeld staat in een los verantwoordingsdocument “Het FC kader voor Leren, Loopbaan & Burgerschap”, juni 2010. Ingaande het schooljaar 2011-2012 is er een nieuw landelijk document ‘Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap in het mbo, studiejaar 2011-2012’3. 2
De bijlage bevat alleen de voorkant van het onderwijs programma. In achterliggende pagina’s is het onderwijs programma gedetailleerder uitgewerkt. De volledige versie is bij de opleiding verkrijgbaar.
3
Dit nieuwe document is van toepassing op de kwalificatiedossiers 2011-2012 en niet op eindtermendocumenten en de overige kwalificatiedossiers betreffende eerdere studiejaren. In alle kwalificatiedossiers 2011-2012 is daarom de volgende verwijzing opgenomen: "Onlosmakelijk met dit kwalificatiedossier voor het studiejaar 2011-2012 is het document 'Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap in het mbo, studiejaar 2011-2012' verbonden. De kwalificatie-eisen die in dat document worden beschreven vormen samen met de kwalificatie-eisen in dit kwalificatiedossier de inhoudelijke vereisten voor het onderwijs en voor de verwerving van het diploma, die uit de wet voortvloeien."
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
5
Het onderdeel ‘burgerschap’ draagt ertoe bij dat je je ook buiten het beroep op een juiste manier kunt redden. Daarbij moet je denken aan inzicht in maatschappelijke ontwikkelingen en vaardigheid om met maatschappelijke eisen om te gaan. De school organiseert allerlei activiteiten die hiervoor waardevol kunnen zijn. Het is een verplicht onderdeel van je opleiding. De onderdelen leren en loopbaan maken deel uit van de begeleiding in je leertraject en worden beoordeeld aan het einde van je opleiding (zie bijlage 2). Voor burgerschap moet je materiaal verzamelen in je portfolio en ontwikkeling laten zien. Je coach bespreekt met jou welke eisen daaraan worden gesteld en hoe je mee kunt doen aan de georganiseerde activiteiten.
FC- Competenties De werknemer van morgen zal steeds meer moeten voldoen aan de eisen van veranderende organisaties in een maatschappij die in beweging is. Bedrijven en instellingen vragen dus flexibele inzet van vaardigheden, persoonlijke kwaliteiten en kennis van hun medewerkers. Om het belang te onderstrepen dat het Friesland College hecht aan een afstemming met het regionale bedrijfsleven en om het FC eigene vorm en invulling te geven heeft het Friesland College in bijeenkomsten met bedrijven en instellingen een zestal gezamenlijke competenties vastgesteld die voor alle branches en beroepssectoren van belang zijn. We gebruiken deze ‘branche-overstijgende’ competenties als basis voor elk leertraject. De zes FC-competenties zijn: 1. Het vermogen om met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aan te pakken 2. Het vermogen jezelf steeds beter te leren kennen 3. Het vermogen om in te schatten in welke situatie je bent en je plek te vinden 4. Het vermogen om samen te werken in verschillende (beroeps)situaties 5. Het vermogen om contact te maken en contact te onderhouden met mensen 6. Het vermogen om te bereiken wat je van plan bent, resultaat te behalen Ook landelijk is er nagedacht over de gezamenlijke beschrijving van kerntaken en competenties. Dit heeft een totaal van 25 competenties opgeleverd waarmee in de kwalificatiedossiers alle opleidingstrajecten kunnen worden beschreven. De zes FCcompetenties zijn in de landelijke set van competenties terug te vinden. In de leertrajecten komen natuurlijk alle voor de kwalificatie benodigde competenties ter sprake, maar je zult merken dat daarbij extra accent gelegd wordt op de zes FC-competenties.
Persoonlijke kwaliteiten Persoonlijke kwaliteiten zijn de motor binnen de ontwikkeling van competenties. Al het effect van kennis kan wegvallen als bijvoorbeeld de zorgvuldigheid in de uitvoering ontbreekt, en zorgvuldigheid is een voorbeeld van een persoonlijke kwaliteit. We richten ons vooral op het versterken van al aanwezige persoonlijke kwaliteiten en het waar nodig compenseren van kwaliteiten die gemist worden. Persoonlijke kwaliteiten ontwikkel je zowel binnen als buiten het beroep. Daarom zijn baantjes, hobby en vrijwilligerswerk zo belangrijk en kunnen ze deel uit maken van je leertraject. Opleidingen organiseren om deze reden dagen waarin cursisten gezamenlijk prestaties uitvoeren voor bijvoorbeeld maatschappelijke organisaties en instellingen in de regio.
Relatie kwaliteiten en competenties Alle FC-competenties, landelijke competenties en persoonlijke kwaliteiten hebben een duidelijke verbinding met elkaar. In de overzichten die hierna zijn geplaatst kun je de samenhang zien. Het zijn overzichten die je kunnen helpen tijdens je leertraject.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
6
Relatie FC-Competenties en persoonlijke kwaliteiten met landelijke competenties
Het vermogen om met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aan te pakken
Het vermogen jezelf steeds beter te leren kennen
Creëren en innoveren Gedrevenheid en ambitie tonen Creëren en leren
Leren Omgaan met verandering en aanpassen Analyseren Onderzoeken Reflectie en zelfsturing
Persoonlijke Kwaliteiten
Kiezen, verantwoordelijkheid nemen Contact maken, verbinding aangaan Moed tonen Improviseren Onafhankelijk zijn
Het vermogen om in te schatten in welke situatie je bent en je plek te vinden
Het vermogen om contact te maken en contact te onderhouden met mensen
Beslissen en activiteiten initiëren Ethisch en integer handelen Bedrijfsmatig handelen Initiatief nemen
Het vermogen om samen te werken in verschillende (beroeps)situaties
Samenwerken en overleggen Instructies en procedures opvolgen Met druk en tegenslag omgaan Formuleren en rapporteren Aansturen Begeleiden
Relatie opbouwen en netwerken Aandacht en begrip tonen Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten Relaties opbouwen en onderhouden
Het vermogen om te bereiken wat je van plan bent, resultaat te behalen
Gedrevenheid en ambitie tonen Ondernemend en commercieel handelen Plannen en organiseren Kwaliteit leveren Overtuigen en beïnvloeden Presenteren Vakdeskundigheid toepassen Materialen en middelen inzetten
Resultaten halen
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
7
FC-Competenties met voorbeelden van gedrag
Het vermogen om met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aan te pakken
Je laat passie zien, de wil om ‘er een schepje bovenop te doen’. Je benut je talenten door het beste uit jezelf naar boven te halen Je bent ondernemend, je neemt initiatief; bent proactief Je toont interesse Je laat zien dat je durft Je kijkt kritisch naar jezelf en je wilt leren Je neemt verantwoording en legt verantwoording af
Het vermogen om in te schatten in welke situatie je bent en je plek te vinden
Je kent je plaats in de organisatie van een bedrijf/instelling Je houdt er rekening mee dat elk bedrijf anders is en dat elk bedrijf zijn eigen normen heeft Je gedraagt je zoals het hoort Je ziet het werk Je wacht niet af, maar weet wat er van je verwacht wordt, je neemt initiatief Je kent je eigen grenzen; je handelt ethisch en integer Je maakt onderscheid tussen jouw normen en waarden en die van het bedrijf
Het vermogen om contact te maken en contact te onderhouden met mensen
Je hebt belangstelling voor andere mensen, voor wat hen bezighoudt Je treedt mensen positief en met een open houding tegemoet Je verbindt je met andere mensen Je leeft je in in andere mensen en respecteert hun opvattingen Je kent je plaats en weet professioneel afstand te houden Je komt je afspraken na Je spreekt conflicten op een correcte manier uit Je bent klantvriendelijk Je neemt op het goede moment de beslissingen anderen te raadplegen en houdt rekening met wat door hen gezegd wordt. Je deelt eigen kennis en ervaring
Het vermogen jezelf steeds beter te leren kennen
Je bent kritisch naar jezelf; je hebt een reëel beeld van jezelf Je neemt feedback van anderen serieus; je kunt met kritiek van anderen omgaan Je kent je eigen kwaliteiten, je sterke punten en minder sterke punten Je weet wat je wilt, wat je beweegt, wat je drive is Je kunt kritisch kijken naar wat je doet, daarvan leren en je handelen aanpassen Je hebt inzicht in je eigen leren, je weet hoe jij leert, wat bij je past Je bent bereid met anderen over jezelf en je functioneren te praten
Het vermogen om samen te werken in verschillende (beroeps)situaties
Je houdt je aan gemaakte afspraken Je toont respect voor anderen, Je werkt goed samen met anderen Je luistert als dat nodig is, je praat met je collega’s over wie, wat, waar en wanneer doet, zodat misverstanden voorkomen worden Je weet in moeilijke situaties eigen emoties onder controle te houden
Het vermogen om te bereiken wat je van plan bent, resultaat te behalen
Je blijft goed functioneren bij tijdsdruk en tegenslag, zodat gestelde doelen worden gehaald. Je komt gemaakte afspraken na Je neemt nieuwe initiatieven Je houdt je aan bedrijfsnormen Je speelt flexibel in op onvoorziene omstandigheden
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
8
Nederlands en rekenen Vanaf augustus 2010 wordt gewerkt met referentieniveaus voor Nederlands en rekenen. Deze referentieniveaus worden gebruikt in zowel het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het MBO zodat je ze met elkaar kunt vergelijken. Omdat je (net als andere vaardigheden) een taal moet “onderhouden” moet je aan het eind van je leertraject (soms opnieuw) je niveau bewijzen. Voor cursisten niveau 4 (referentieniveau 3F), die vanaf 2013/2014 examineren, betekent dit: Centraal examen voor Nederlands, voor de onderdelen ‘lezen’ en ‘luisteren’ Schoolexamens voor de overige mondelinge en schriftelijke vaardigheden met daarin geïntegreerd het domein ‘begrippenlijst en taalverzorging’, Centraal examen voor Rekenen voor alle vier onderdelen: getallen, verhoudingen, meten en meetkunde en verbanden Voor het behalen van het diploma is noodzakelijk, dat voor één van de twee (Nederlandse Taal of Rekenen) ten minste een 5 en voor het andere ten minste een 6 is behaald4. Als je eerder dan in 2013-2014 je diploma haalt, geldt dat de school voor alle taal- en rekenonderdelen zelf examens afneemt. Behaalde resultaten voor Nederlandse taal en rekenen hebben in dit geval nog geen invloed op de slaag-/zakbeslissing. Voor cursisten niveau 1 t/m 3 (referentieniveau 2F) en examinering vóór 2014/2015, betekent dit: Alle onderdelen van Nederlands en rekenen worden middels schoolexamens beoordeeld. Behaalde resultaten hebben in dit geval geen invloed op de slaag-/zakbeslissing. Voor examinering vanaf 2014/1015 komen nog nadere landelijke richtlijnen. Voor sommige beroepen worden hogere of beroepsspecifieke eisen gesteld aan taal en rekenen dan deze algemene referentieniveaus. De school zal dan zelf hiervoor ook examens verzorgen. Van alle cursisten worden de taal- en rekenvaardigheden gemeten. De vereiste niveaus worden in het examenplan (Bijlage 2) opgenomen. Alle behaalde niveaus worden op een resultatenoverzicht bij het diploma vermeld. Voor het op peil brengen of houden van de taal- en rekenvaardigheden worden er door de opleiding activiteiten georganiseerd.
Moderne vreemde talen (MVT) Voor cursisten van niveau 1 t/m 3 zijn er geen generieke eisen aan MVT. In het nog te bekrachtigen landelijke Examenbesluit kunnen nadere regels worden gesteld aan de (instellings)examinering van de beroepseisen voor MVT. Voor niveau 4 geldt dat Engels in alle kwalificatiedossiers 2011 generiek is opgenomen met daarbij de onderdelen gesprekken voeren, spreken en luisteren op CEF-niveau A2 en lezen en luisteren op CEF-niveau B1. In het nog te bekrachtigen landelijke Examenbesluit worden nadere regels gesteld aan de (instellings)examinering van Engels en van de beroepseisen voor MVT. Voor sommige beroepen worden hogere of beroepsspecifieke eisen gesteld aan MVT dan de algemene referentieniveaus. Het vereiste CEF-niveau voor jouw opleiding staat in Bijlage 2 vermeld. Het onderwijs van moderne vreemde talen wordt uitgevoerd door het Talencentrum.
4
In het nog te bekrachtigen landelijke ‘Examenbesluit MBO’ worden nadere regels opgenomen.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
9
Bij de start van het onderwijsdeel Moderne Vreemde Taal maak je kennis met de werkwijze van het Talencentrum. Bij het Talencentrum van het Friesland College kun je Engels, Duits, Frans en Spaans doen. Je laat zien wat je al kunt in de vreemde taal en je bespreekt er wat je nog moet doen om de taal goed toe te kunnen passen in de (beroeps)praktijk. Op basis hiervan wordt met jou een traject afgesproken en vastgelegd in een taalportfolio. Voor uitgebreide informatie over de wijze van toetsing en beoordeling wordt verwezen naar het document ‘Beoordelen om te beslissen in het Talencentrum’ (procedures en instrumenten voor de beoordeling van de talen). Dit document kan bij de secretaris van de examencommissie van jouw opleiding worden ingezien.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
10
Hoofdstuk 2
Begeleiding
Passende begeleiding is een noodzakelijke voorwaarde voor je leerproces. Bij begeleiding legt je coach het accent op je persoonlijke ontwikkeling, letten vakspecialisten op inhoudelijke kwaliteit en dragen praktijkexperts zorg voor de continuïteit van de (werk)uitvoering. Uitgangspunt voor iedere vorm van begeleiding is: “ik help mijn cursisten het zelf te doen …’’. Coach Je coach helpt je bij je persoonlijke ontwikkeling en bij het opstellen van je leertraject. Je coach volgt je in principe gedurende je hele opleidingsperiode. Je hebt regelmatig gesprekken over je ervaringen en wat deze ervaringen met je doen en over de stappen die je moet zetten. Je coach maakt duidelijke afspraken met je waar jij je aan moet houden. De coach heeft een bijzondere functie bij de voorbereiding op het examenonderdeel dat ontwikkelingsbekwaamheid moet aantonen(zie voor nadere toelichting op het begrip ‘ontwikkelingsbekwaam’ hoofdstuk 4 in dit OER). Vakspecialisten Vakspecialisten begeleiden je bij het aanleren van vaardigheden en helpen je bij het verkrijgen van vakkennis. Dit doen ze met instructie, workshops, (vaardigheids)trainingen en simulaties. Ze kijken met jou naar de uitvoering van je werk en wat je kunt doen om de kwaliteit van je werk te verhogen. Praktijkexperts De praktijkexperts begeleiden je in de praktijk, helpen je het werk te leren zien, plannen, verdelen en uitvoeren. Ze geven instructie en houden jou, je coach en de vakspecialisten op de hoogte van je vorderingen. Coachgroep Je werkt vanuit een eigen coachgroep. Dit is een vaste groep cursisten waar je regelmatig mee te maken hebt.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
11
Hoofdstuk 3 Onderwijsprogramma Indeling studiejaar Een schooljaar telt gemiddeld 40 weken van 40 uren studie, totaal dus een studielast van 1600 uren per cursusjaar. Leertrajecten praktijkgestuurd leren zijn opgedeeld in periodes van ongeveer 10 weken, een schooljaar kent 4 perioden.
Start van het leertraject De start van je leertraject is gericht op de kennismaking met je coach, je medecursisten en natuurlijk je beroep en de opleiding. Deze periode begint met een introductieweek waarin de volgende onderwerpen aan de orde komen: Kennismaking met de gekozen sector Kennismaken met medecursisten en medewerkers Werken volgens praktijkgestuurd leren Kennis van gebouwen en organisatie van het Friesland College Kennis van mogelijkheden, variërend van het bestaan van kortingskaarten tot de manier waarop cursisten invloed uit kunnen oefenen binnen het Friesland College.
Vervolg van het leertraject Het doel van het door jou gekozen leertraject is dat je de bij je keuze behorende competenties ontwikkelt aan de hand van voor jou betekenisvolle praktijksituaties. De globale verdeling van de activiteiten staat in Bijlage 3uitgewerkt. Voor een nadere invulling kun je terecht bij je coach. Succesvol functioneren heeft niet alleen te maken met ‘ambachtelijke’ vaardigheden en kennis. Ook persoonlijke kwaliteiten zijn van belang. Je ontwikkelt persoonlijke kwaliteiten niet alleen tijdens het leren in een bedrijf of stage. Persoonlijke kwaliteiten ontwikkel je ook door met heel verschillende mensen samen te werken. Dat doe je o.a. door deel te nemen aan activiteiten die niet direct in de sfeer van je beroep liggen. Bij deze activiteiten werk je samen met cursisten van andere leertrajecten en begeleiders die je (nog) niet kent.
Vertraagde week De laatste week van elke periode wordt gekenmerkt als vertraagde week. Die week is een week voor reflectie, voor FC-brede activiteiten, of een week van beoordelen. In de vertraagde week is er tijd voor terugkijken en vooruitzien, de balans opmaken, tijd nemen om te kijken waar je staat. Ook kun je soms gemiste activiteiten inhalen.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
12
Wet Studiefinanciering Wet Studiefinanciering 2000 (WSF)
WEB, artikel 7.4.8, lid 1f
WSF, artikel 9, lid 1.a, en WTOS, hoofdstuk 3 en 4 WEB, artikel 7.2.4, lid 9
Studiefinanciering is alléén mogelijk voor de beroepsopleidende leerweg (BOL). Om in de beroepsopleidende leerweg (BOL) in aanmerking te komen voor studiefinanciering is het Friesland College verplicht om minstens 850 klokuren per jaar begeleid ‘’onderwijs’’ aan te bieden. De specificatie van begeleide en onbegeleide uren is transparant gemaakt in het bijgevoegde onderwijsoverzicht. Het Friesland College staat er voor garant dat het door jou gekozen leertraject, zoals beschreven in deze OER, tenminste 850 contact(klok)uren omvat. Op jaarbasis telt een leertraject een studielast van 1600 klokuren. Daarbij wordt uitgegaan van 40 studieweken per jaar van elk 40 studiebelastingsuren per week, dat is dus: 40 x 40 = 1600 studiebelastingsuren (afgekort: SBU’s) op jaarbasis.
Beroepspraktijkvorming Beroepspraktijkvorming (BPV) vormt een belangrijk deel van elk leertraject. Om een diploma te behalen moet de BPV met een voldoende worden afgesloten. Beroepspraktijkvorming in de beroepsopleidende leerweg (BOL) Een leertraject in de beroepsopleidende leerweg (afgekort: BOL) omvat een periode van werken in een geaccrediteerd (erkend) bedrijf van ten minste 20% en ten hoogste 60% van de totale studieduur. Het exact aantal uren staat vermeld in bijlage 3. Wat je in de BPV precies gaat doen hangt af van de mogelijkheden van het bedrijf en je leervraag. Niet in ieder bedrijf kun je alle facetten van de opleiding even goed leren. Ook kan het zijn dat delen van een opleiding helemaal niet in de praktijk kunnen worden geleerd. Waar precies je welke onderdelen kunt leren, is in bijlage 4 ingevuld. In deze bijlage is een koppeling gemaakt tussen leerbedrijven en kerntaken/werkprocessen. Dat overzicht kan je helpen een keuze te maken voor een praktijkplaats. De beschikbaarheid is mede afhankelijk van seizoen- of opdrachtgebonden invloeden. Samen met de school kies je daarom een erkend leerbedrijf op basis van wens en beschikbaarheid. Heb je eenmaal een leerbedrijf, dan worden er nadere afspraken gemaakt met het bedrijf of instelling en met degene die je vanuit het bedrijf gaat begeleiden: de praktijkbegeleider. De afspraken worden vastgelegd in een overeenkomst, een zogenaamde BPV-overeenkomst. Een dergelijke overeenkomst regelt de rechten en verplichtingen van alle betrokken partijen: het bedrijf, de school en jezelf. Beroepspraktijkvorming in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) Het leertraject in de beroepsbegeleidende leerweg (afgekort: BBL) omvat een periode van werken in een geaccrediteerd (erkend) bedrijf van tenminste 60% van het aantal studiebelastingsuren. Met het erkende leerbedrijf teken je een BPV overeenkomst van minimaal de ‘normale’ opleidingsduur. Deze zogenaamde BPV overeenkomst moet ook ondertekend worden door jou, de school en het kenniscentrum. Een dergelijke overeenkomst regelt de rechten en verplichtingen van alle betrokken partijen.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
13
Hoofdstuk 4 Beoordeling Beoordelen om te leren en beoordelen om te beslissen Binnen het Friesland College maken we een onderscheid tussen `beoordelen om te leren´ en ´beoordelen om te beslissen´. Het is van belang om dit verschil te maken omdat je anders het gevoel zou kunnen krijgen dat je steeds afgerekend wordt.
Beoordelen om te leren Beoordelen om te leren is gericht op je ontwikkeling. Het gaat er om de voortgang en ontwikkeling die je doormaakt vast te stellen. Feedback van je coach, van vakspecialisten, praktijkexperts en medecursisten tijdens je leerproces, stelt je in staat te beslissen wat en hoe verder geleerd kan worden. Op momenten van ´vertraag de tijd´ laat je met behulp van je portfolio je voortgang en ontwikkeling zien. Met behulp van bijvoorbeeld leer- en ontwikkelingslijnen en door reflectie stel je samen met je coach vast waar je staat en wat de volgende stappen zijn. Beoordelen om te leren is een proces van feedback geven en reflecteren. Confrontaties worden daarbij niet uit de weg gegaan, maar ze blijven een positieve bedoeling hebben: een bijdrage aan jouw voortgang en ontwikkeling. Om die voortgang in beeld te krijgen, kun je tussentijds beoordeeld worden in de vorm van toetsen. Zij geven aan wat je al weet, al kunt, maar daarmee ook wat je nog zou moeten doen. Op deze manier kan het leerproces spannend en doelgericht worden zonder dat elk fout direct beslissende consequenties heeft.
Beoordelen om te beslissen Bij het ´beoordelen om te beslissen´ stellen deskundigen vast of je de kerntaken en werkprocessen van een bepaald beroep hebt eigen gemaakt en dat je weet waarom je zo handelt. Het is een moment van ´verzilveren´. Beoordelen om te beslissen kent uitsluitend de uitkomst: voldaan of niet voldaan, je bent competent of niet, je bent geslaagd of niet.
Examenplan Het beoordelen om te beslissen (de examinering) vindt plaats met meerdere beoordelingsvormen. De beoordeling is gekoppeld aan de kerntaken en werkprocessen uit het kwalificatiedossier. Bij het beoordelen om te beslissen kennen we drie beoordelingsniveaus die je in onderstaande volgorde moet doorlopen: 1. Handelingsbekwaam: op het niveau van een werkproces zelfstandig handelingen kunnen uitvoeren. Dit kan bijvoorbeeld via praktijkbeoordelingen of schriftelijke evaluaties beoordeeld worden. 2. Beroepsbekwaam: op het niveau van een kerntaak kunnen handelen in kritische situaties. Hierbij wordt vaak gekozen voor een proeve van bekwaamheid of een assessment. 3. Ontwikkelingsbekwaam: op dit niveau laat je zien dat je in kritische situaties bewust hebt gereflecteerd op je handelen en er van geleerd hebt. De beoordelingsvormen en de overige diploma-eisen zijn opgenomen in een examenmodel. Het ingevulde examenmodel vormt het examenplan van jouw opleiding (zie bijlage 2).
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
14
Diplomeringsdossier en diploma De positieve uitkomsten van de beoordelingen op genoemde drie niveaus (handelings-, beroeps- en ontwikkelingsbekwaam) worden verzameld. Als ze alle drie in orde zijn, heb je je kunnen kwalificeren. Voor diplomeren is nog meer nodig, namelijk andere bewijzen van wettelijke eisen en beroepsvereisten. Al deze bewijzen komen in een diplomeringsdossier. Dit dossier is eigendom van de examencommissie van je opleiding en op basis van de beoordeling van je diplomeringsdossier beslist de examencommissie of je een diploma krijgt.
Handboek Examinering Veel zaken die met de organisatie van het beoordelen te maken hebben heeft het Friesland College vastgelegd in een kwaliteitshandboek, namelijk in het Handboek Examinering. Als je wilt, kun je dit kwaliteitshandboek inzien (vraag ernaar bij het examenbureau van je opleiding). In het Handboek Examinering zijn o.a. de volgende zaken opgenomen: stappenplannen waarin staat wanneer en wat je allemaal in moet leveren de wijze waarop deelnemers met een beperking in voorkomende gevallen in de gelegenheid worden gesteld het examen (of onderdelen daarvan) af te leggen de wijze waarop en de termijn waarbinnen de deelnemer inzage krijgt in zijn beoordeelde werk bij wie je op welke gronden tegen een beslissing bezwaar kan maken en eventueel in beroep kunt gaan de termijn waarbinnen de uitslag van een examen(onderdeel) bekend gemaakt moet worden in voorkomende gevallen, regels met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens het afnemen van examen(onderdelen).
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
15
Hoofdstuk 5 Ontwikkelagenda Elke opleiding kan binnen de kaders van deze onderwijs- en examenregeling keuzes maken of op basis van bindende afspraken met het regionale bedrijfsleven, met kenniscentra of andere onderwijsinstellingen bepaalde onderdelen anders invullen. Ook als er landelijke ontwikkelingen zijn, zoals aanpassingen in de wet zal deze OER aangepast moeten worden. Als we dit weten voor de start van jouw leertraject wordt dat in dit hoofdstuk vermeld. Als er later, tijdens het leertraject, veranderingen komen wordt dat tijdig met jou besproken.
Afwijkingen van het standaard traject -
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
16
Hoofdstuk 6 Examenreglement (competentiegerichte leertrajecten) 1. Geldigheid 1.1. Dit onderdeel van het examenreglement is van toepassing op alle competentiegerichte leertrajecten van de Stichting voor Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie, gevestigd te Leeuwarden, voor zover daarvan bij bijzondere regeling niet is afgeweken. 1.2. Dit examenreglement van het Friesland College geldt met ingang van 1 augustus 2011 voor de duur van de leertrajecten. 1.3. Met inachtneming van dit reglement kunnen per leertraject nadere regels worden vastgelegd. Voor de leertrajecten, die niet-competentiegericht werken geldt het Examenreglement: Onderdeel II. 2.
Begrippen zie bijlage
3.
Toegang tot de examens
3.1. Degene die aan een onderwijsinstelling als cursist is toegelaten, heeft het recht om deel te nemen aan de examenonderdelen, tenzij de examencommissie tot uitsluiting van het examen(onderdeel) heeft besloten. Aan de deelname kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld. 3.2. Degene die uitsluitend tot examen(onderdelen) wenst te worden toegelaten, kan zich als examendeelnemer in laten schrijven. Aan die inschrijving kunnen nadere voorwaarden worden gesteld. 3.3. Kandidaten zijn verplicht deel te nemen aan een examen(onderdeel) waarvoor zij zijn ingeschreven. Kandidaten, die aan een examen(onderdeel) niet hebben deelgenomen, overleggen aan de examencommissie een verklaring, waarin zij de reden van het verzuim vermelden. De examencommissie oordeelt over de geldigheid van het verzuim. Voor kandidaten, die een geldige reden hadden, komt de eerstvolgende mogelijkheid tot examen(onderdeel) in de plaats van het verzuimde examen(onderdeel). Is er geen geldige reden, dan gaat de kandidaat eerst een gesprek met de coach aan. De coach gehoord hebbende beslist de examencommissie over het vervolg. 3.4. Per leertraject worden door de examencommissie regels gesteld met betrekking tot het meermalen afleggen van een examen(onderdeel). 3.5. De examencommissie stelt kandidaten die door ziekte of een andere vorm van overmacht niet in staat zijn aan een examen(onderdeel) deel te nemen, na opheffing van de situatie van overmacht, in de gelegenheid het betreffende examen(onderdeel) alsnog af te leggen. 3.6. Een kandidaat die zich na de hem gemelde aanvang van een examenonderdeel meldt, kan in principe dit examenonderdeel niet afleggen, tenzij de assessoren die voor het betrokken examenonderdeel zijn aangewezen, daar anders over beslissen.
4.
Organisatie van de examens
4.1. Het Bevoegd gezag stelt ten behoeve van de organisatie en het afnemen van de examens voor elke unit een examencommissie in. Het bevoegd gezag kan daarbij samenwerken met andere instellingen. 4.2. De examencommissie maakt alle gegevens met betrekking tot de planning, organisatie, doelen, duur en vorm van de examinering tijdig, maar uiterlijk 5 werkdagen voor de uiterste aanmelddatum als bedoeld in 4.3, aan de kandidaten bekend. 4.3. Cursisten en examendeelnemers kunnen zich tot 8 werkdagen voor aanvang van een examen(onderdeel) schriftelijk aanmelden bij de examencommissie. Aan de inschrijving als kandidaat kunnen nadere voorwaarden worden gesteld.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
17
4.4. De examencommissie brengt de kandidaten minimaal 3 werkdagen voor aanvang van het examen(onderdeel) op de hoogte van alle voorwaarden om aan het examen(onderdeel) deel te kunnen nemen, evenals van de middelen die zij mogen gebruiken tijdens het betrokken examen(onderdeel). 4.5. De examencommissie benoemt en wijst de assessoren aan en informeert de kandidaten hierover minimaal 3 werkdagen voor aanvang van het examen(onderdeel). 4.6. De kandidaten zijn verplicht de gegeven aanwijzingen op te volgen van de personen die belast zijn met de uitvoering van het examen(onderdeel). 4.7. Het Examenbureau bewaart de uitwerkingen van examen(onderdelen), indien de aard of omvang dat toelaat, samen met de examenopdracht, de beoordelingscriteria, de cesuur en alle andere mogelijke onderdelen uit de examenbundel. De bewaartermijn bedraagt zes maanden. De termijn gaat in na de einduitslag van het betreffende examen(onderdeel). Indien nodig wordt de bewaartermijn verlengd door een lopende bezwaar- of beroepsprocedure en/of een daartoe strekkend verzoek van de inspectie, de examencommissie of de kandidaat. 5. Afwijkende examinering 5.1. Ten aanzien van specifieke doelgroepen en gehandicapten kan de examencommissie toestaan dat de examinering in afwijkende vorm en/of duur plaatsvindt. Daarvoor is in het Handboek Examinering een procedure opgenomen. De afwijking mag niet ten koste gaan van technische eisen betreffende examinering als validiteit en betrouwbaarheid. Het niveau en de doelstelling van de afwijkende examenvorm mogen niet anders zijn dan de doelstelling en het niveau van het oorspronkelijke examen(onderdeel). 5.2. Een gehandicapte kandidaat kan bij de examencommissie schriftelijk een verzoek indienen tot afwijkende examinering. Bij dit verzoek moet een verklaring worden gevoegd van een arts of een andere deskundige. Uit deze verklaring moet blijken dat de afwijkende examinering geïndiceerd is en waaruit deze dient te bestaan. 5.3. De examencommissie kan een kandidaat die korter dan zes jaar in Nederland woont en voor wie de Nederlandse taal niet de moedertaal is, toestaan de examinering in afwijkende vorm af te leggen, behoudens de examinering van onderdelen van de Nederlandse taal. De examencommissie bepaalt welke vorm. 5.4. De kandidaat kan een verzoek indienen bij de examencommissie om een examenonderdeel (behoudens de examinering van onderdelen van de Nederlandse taal) in het Fries te schrijven, daar waar dit van toepassing kan zijn. De examencommissie willigt dit verzoek in indien: de assessoren de Friese taal voldoende beheersen en hiertegen geen bezwaar hebben en er een samenvatting in het Nederlands wordt toegevoegd 5.5. Kandidaat en assessoren kunnen bij een mondeling examen(onderdeel), behoudens bij de examinering van de onderdelen van de Nederlandse taal, overeenkomen ieder voor zich of allen het Fries in plaats van het Nederlands te spreken.
6. Richtlijnen voor de beoordeling van examen(onderdelen) 6.1. De beoordeling van elke kandidaat gebeurt aan de hand van tevoren vastgestelde criteria. 6.2. De vastgestelde beoordelingscriteria worden ten opzichte van iedere kandidaat gelijkelijk gehanteerd. 6.3. Kandidaten weten op grond waarvan zij voldoen of niet voldoen aan de criteria van het examen(onderdeel). 6.4. De beoordeling moet consistent zijn en in overeenstemming met de voorwaarden en beoordelingscriteria van het examen(onderdeel).
7. Bezwaar en beroep 7.1. Een kandidaat kan tegen maatregelen en beslissingen met betrekking tot het examen(onderdeel) schriftelijk bezwaar aantekenen bij de examencommissie. 7.2. Het bezwaarschrift houdt in: a. naam en adres van de indiener; b. datum van indiening; c. omschrijving van de maatregel of beslissing waartegen bezwaar wordt aangetekend (kopie meesturen); d. de gronden van het bezwaar. 7.3. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt drie werkdagen nadat de beslissing of maatregel schriftelijk is medegedeeld aan de kandidaat. 7.4. De examencommissie beslist binnen een termijn van 10 werkdagen na indiening van het bezwaar. De commissie kan deze termijn eenmaal verlengen. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
18
7.5. Een kandidaat kan binnen 10 werkdagen nadat de uitspraak op het bezwaar schriftelijk is medegedeeld, beroep aantekenen bij de ‘Commissie van Beroep voor de Examens’, p/a Postbus 1781, 8901 CB Leeuwarden. 7.6. Het beroepschrift houdt in: a. naam en adres van de indiener; b. datum van indiening; c. omschrijving van de uitspraak waartegen beroep wordt aangetekend (kopie meesturen); d. de gronden van het beroep. 7.7. De kandidaat stuurt het beroepschrift naar de Commissie van Beroep voor de Examens. 7.8. De procedure voor beroep is neergelegd in het ‘Reglement Commissie van Beroep voor de examens Friesland College’ (zie ook Handboek Examinering).
8. Onregelmatigheden en fraude 8.1. De examencommissie kan maatregelen treffen tegen kandidaten, die ten aanzien van examinering onregelmatigheden plegen. Voordat de maatregel wordt opgelegd, hoort de examencommissie de kandidaat. De kandidaat kan zich laten bijstaan door een meerderjarige; de minderjarige kandidaat laat zich vergezellen van een wettelijke vertegenwoordiger. Het is ter beoordeling van de examencommissie om gedragingen, handelingen en dergelijke aan te merken als onregelmatigheid in de zin van dit artikel. In ieder geval worden als onregelmatigheden beschouwd: fraude het niet opvolgen van instructies van de assessor(en) het gebruik van niet-toegestane hulpmiddelen 8.2. De maatregelen bedoeld in dit artikel kunnen zijn: de uitslag van het betreffende examen(onderdeel) wordt ongeldig verklaard uitsluiting van (verdere) deelname aan de examinering. 8.3. Indien de onregelmatigheid te wijten is aan het gedrag van personeel van de instelling of van hulpkrachten die door de instelling zijn aangetrokken, hetzij door gedraging hetzij door het verstrekken van verkeerde informatie, past de examencommissie de maatregelen alleen toe voor zover de kandidaat zelf verantwoordelijk is voor die onregelmatigheid.
9.
Uitslagen
9.1. De examencommissie stelt de uitslagen van examenonderdelen vast op basis van de beoordelingen die gedaan zijn door de assessoren. 9.2. De uitslagen worden weergegeven in één van de volgende begrippen: voldaan of niet voldaan. Voor de examenonderdelen van de Nederlandse taal, rekenen en de moderne vreemde taal zullen de uitslagen weergegeven worden conform de (wettelijke) eisen op het moment van de vaststelling van het diploma. 9.3. De examencommissie maakt de uitslagen binnen 5 werkdagen na de vaststellingsvergadering schriftelijk bekend aan de kandidaat.
10. Slotbepaling 10.1. Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van de examinering en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding daarvan, tenzij enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van de examinering noodzaak tot bekendmaking voortvloeit. 10.2. In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bevoegd gezag in samenspraak met de examencommissie.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
19
Bijlage 1 Begrippenlijst bij Examenreglement Assessor
Functionaris die beoordeelt tijdens de uitvoering van examinering binnen competentiegerichte leertrajecten.
Beroep
Protest tegen een uitspraak van de examencommissie op een bezwaar
Bevoegd Gezag
Het bevoegd gezag is het College van het Bestuur van het Friesland College.
Bezwaar
Een schriftelijk bezwaar van de kandidaat bij de examencommissie tegen een uitspraak van de examencommissie over de gang van zaken tijdens de toetsing/examinering of tegen maatregelen en beslissingen m.b.t. de toetsing/examinering.
Certificaat
Een (door overheid en bedrijfsleven) erkend document waarmee is aangetoond en vastgelegd dat een met een deelkwalificatie corresponderend deel van een leertraject met goed gevolg is doorlopen (zie WEB, artikel 7.4.6.).
Cesuur
De cesuur is de scheiding tussen de resultaten die als voldoende (geslaagd) en de resultaten die als onvoldoende (niet geslaagd) worden beoordeeld. Het is de kandidaat en de assessor van te voren al bekend op welke wijze de cesuur beoordeling verloopt en hoe de regels rond de cesuur zijn.
Commissie van Beroep voor de examens
Een door het bevoegd gezag van het Friesland College ingestelde Commissie van Beroep voor de Examens. Beslissingen van de examencommissie of van de examinatoren kunnen worden onderworpen aan het oordeel van de Commissie van Beroep voor de Examens.
Cursist
Een cursist is een persoon, die zich met het oog op het gebruik van de onderwijsvoorzieningen laat inschrijven bij het Friesland College (zie WEB, artikel 8.1.1.).
Diplomeringsdossier
Resultatenmap met alle bewijzen van de examen(onderdelen) en overige diploma-eisen. Het dossier wordt aan de examencommissie aangeboden ter vaststelling voor diplomering.
Examencommissie
Een door het Bevoegd Gezag van het Friesland College ingesteld orgaan per unit ten behoeve van de organisatie van toetsing/examinering voor elk van het door de instelling verzorgd leertraject of groep van leertrajecten.
Examendeelnemer
Iemand die deelneemt aan een examen, maar die niet als cursist is ingeschreven aan het Friesland College.
Kandidaat
Een persoon die examendeelnemer is op grond van een overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 8.1.3. van de WEB.
Handboek Examinering
Het kwaliteitshandboek waarin het Friesland College het examenmanagement beschrijft en waarin alle aspecten van examenprocessen, examenproducten en de verantwoording worden vastgelegd.
Unit
Een onderdeel van het Friesland College, dat leertrajecten verzorgt.
OER 2011 Vormgeving ruimtelijke presentatie en communicatie (Vormgever productpresentatie)
Bijlage 2 Examenmodel Naam opleiding: Vormgeving ruimtelijke presentatie en communicatie (Vormgever productpresentatie) Crebonummer: 91542
Handelingsbekwaam niveau Aantal beoorde lingen
Type toets Opgenomen werkprocessen
Naam examenonderdeel
SD1 Ontwerp maken
Afnamemoment
1.1-1.6
productbeoordeling
3
Flexibel vanaf leerjaar2
2.1-2.2-2.4
productbeoordeling/ praktijkobservatie
3
Flexibel vanaf leerjaar2
SD3 Voorbereiding realisatie
2.5-2.6
praktijkobservatie
3
Flexibel vanaf leerjaar2
SD4 Grafische toepassingen
2.3
productbeoordeling
3
Flexibel vanaf leerjaar2
3.1-3.5
praktijkobservatie
3
Flexibel vanaf leerjaar2
3.6
praktijkobservatie
3
Flexibel vanaf leerjaar2
SD7 Projectleiding uitvoeren
4.1-4.5
3
Flexibel vanaf leerjaar2
SD8 Ondernemersplan
5.1-5.2
productbeoordeling/ praktijkobservatie productbeoordeling
1
Flexibel vanaf leerjaar2
SD9 Acquisitie plegen
5.3
productbeoordeling
2
Flexibel vanaf leerjaar2
SD10 Bedrijfsvoering
5.4-5.6
productbeoordeling
2
Flexibel vanaf leerjaar2
SD2 Decoratie maken en/of uitzoeken
SD5 Uitvoering ontwerp op locatie SD6 Ondersteuning uitvoering presentatie
Beroepsbekwaam niveau Naam examenonderdeel
Proeve van bekwaamheid
Opgenomen kerntaken (evt. werkprocessen)
1, 2, 3
Type toets2
Afnamemoment5
Proeve van bekwaamheid
Na het behalen van alle handelingsbekwame toetsen
Ontwikkelingsbekwaam niveau Naam examenonderdeel
Beoordelingsonderdelen
Eindgesprek
Leren en Loopbaan
Type toets3
Afnamemoment
C.G.I.
Aan het einde van het leertraject
Overige diploma-eisen Onderdeel Nederlands
Rekenen
Moderne vreemde taal 1 Engels of Duits
Moderne vreemde taal 2 Engels of Duits
Beoordelingsonderdelen7 Mondelinge taalvaardigheid Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid Begrippenlijst en Taalverzorging Getallen Verhoudingen Meten en Meetkunde Verbanden Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken Schrijven Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken Schrijven
Vereist niveau6
3F
Toelichting ‘Mondelinge taalvaardigheid’ bevat de onderdelen: spreken, gesprekken voeren en luisteren
‘Verbanden’ bevat de onderdelen statistiek en algebra
3F
B1 B1 B1 B1 B1 B1 A2 A2 A2 A2
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
21
OER 2011 Vormgeving ruimtelijke presentatie en communicatie (Vormgever productpresentatie) Beroepspraktijkvorming
Jaar 1 10 weken Jaar2 10 weken Jaar 3 20 weken Jaar 4 20 weken,
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Burgerschap
Portfolioproducten
Zichtbare ontwikkeling
Bewijs van afsluiting
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
22
OER 2011 Vormgeving ruimtelijke presentatie en communicatie (Vormgever productpresentatie)
Bijlage 3 Onderwijsprogramma
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
23
OER 2011 Vormgeving ruimtelijke presentatie en communicatie (Vormgever productpresentatie)
Bijlage 4 Relatie leerbedrijven en werkprocessen bedrijf 10
bedrijf 9
bedrijf 8
bedrijf 7
bedrijf 6
bedrijf 5
bedrijf 4
bedrijf 3
bedrijf 2
Vormgeving ruimtelijke presentatie en communicatie (Vormgever productpresentatie)
bedrijf 1
Opleiding:
Beroepsspecifiek werkproces 1 Kerntaak 1
werkproces 2 werkproces 3 werkproces 4 werkproces 5 werkproces 6 werkproces 7 Kerntaak 2
werkproces 1 werkproces 2 werkproces 3 werkproces 4 werkproces 5 werkproces 1 Kerntaak 3
werkproces 2 werkproces 3 werkproces 4 werkproces 5 werkproces 6 werkproces 7 werkproces 1 Kerntaak 4
werkproces 2 werkproces 3 werkproces 4 werkproces 5 werkproces 6 werkproces 7
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, april 2011
24