Onderwerp Besluit archeologische waarden in plangebied 1M1 en 1M2 De Laren, alsmede eisen en richtlijnen die voortvloeien uit het besluit Datum: 12 mei 2011 Burgemeester en Wethouders van de gemeente Almere, namens hen de stadsarcheoloog, Gezien: •
Artikel 38a van de Monumentenwet 1988, te weten: De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten;
•
Het provinciaal beleid ten aanzien van archeologie, zoals vastgelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006 en de beleidsregel archeologie, specifiek de eis van het hanteren van een bufferzone rond behoudenswaardige archeologische vindplaatsen;
•
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van archeologie, specifiek het streven naar behoud van een representatieve steekproef van behoudenswaardige archeologische vindplaatsen binnen daartoe aangewezen selectiegebieden;
•
De resultaten van het archeologisch vooronderzoek in plangebied De Laren (inclusief de waardestelling en vindplaatscatalogus) die zijn vastgelegd in de Becker & Van de Graaf rapport 985 Almere Haven, 1M1 en 1M2, plangebied De Laren, gemeente Almere.
Besluiten: 1.
Dat vindplaatsen 1M2_1, 1M2_2 en 1M2_3 behouden zullen worden;
2.
Het overige deel van het plangebied vrij wordt gegeven van archeologische beschermende maatregelen.
Burgemeester en Wethouders, Namens hen, De stadsarcheoloog
Willem Jan Hogestijn Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
TOELICHTING In 2010 is in plangebied De Laren inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (verkennende, karterende en waarderende fase) door middel van boringen. De aanleiding voor dit onderzoek is de herinrichting van het plangebied tot een gebied met wonen, voorzieningen en groen. Bij verkennende en karterende fase zijn archeologische indicatoren uit de Steentijd en de IJzer-/ Romeinse tijd aan het licht gekomen, verspreid over drie deelgebieden: A, B en C. In de waarderende fase, uitgevoerd in deelgebieden A en B, is aanvullende informatie verkregen om te kunnen bepalen of deze indicatoren al dan niet behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vertegenwoordigen. Voor deelgebied C zijn de resultaten uit het karterende onderzoek dusdanig evident dat regulier waarderend booronderzoek niet noodzakelijk is geacht. Inhoudelijke overwegingen Waardestellend onderzoek is uitgevoerd op zeven steentijdvindplaatsen en drie vindplaatsen met aardewerkscherven uit de IJzertijd. Dit is gebeurd in conform de Monumentenwet 1988, het beleid voor de Archeologische Monumentenzorg van Almere, de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en de Beleidsregel van de Provincie Flevoland1. Ten behoeve van interpretatie en waardestelling van de steentijdvindplaatsen heeft Bureau Archeologie en Monumentenzorg de specialisten prof. dr. D.C.M. Raemakers, leerstoel pre- en protohistorie aan de Rijksuniversiteit van Groningen, en dr. H. Peeters in november 2010 om advies gevraagd. Hun advies vormt een belangrijke grondslag voor onderhavig besluit over de behoudenswaardigheid en begrenzing van de vindplaatsen. De inhoudelijke onderbouwing van de waardestelling en de nadere beschrijving van de vindplaatsen zijn opgenomen in de rapportage van het onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf, rapportnummer 985 “Almere Haven, 1M1 en 1M2, plangebied De Laren, gemeente Almere. De resultaten van verkennende en karterende onderzoek staan eveneens beschreven in dit rapport. Op basis van de verkregen gegevens uit het waardestellend onderzoek is vastgesteld dat van de zeven steentijdvindplaatsen er in totaal vijf behoudenswaardig zijn. Het betreft vindplaatsen 1M2_1 tot en met 1M2_3, 1M2_5 en 1M_6. Twee steentijdvindplaatsen, 1M2_4 en 1M2_10, zijn niet behoudenswaardig gebleken. De vondstlocaties met aardewerkscherven uit de IJzertijd, 1M2_7, 1M2_8 en 1M2_9 zijn niet behoudenswaardig gebleken. De onderbouwing hiervoor is dat (1) niet duidelijk is in hoeverre de scherven wijzen op een archeologische vindplaats met sporen in de ondergrond uit die periode, en (2) op welke diepte de eventuele vindplaats precies voorkomt. (Toevalligerwijs ligt 1M2_9 binnen de begrenzing van steentijdvindplaats 1M2_1, zodat deze vondstlocatie alsnog behouden blijft onder de bepalingen die gelden voor de steentijdvindplaats). 1
“ Beleidsregel Archeologie en ruimtelijke ordening 2008” Zie: http://flevoland.nl/nieuws/provinciaal_blad/2008'
pb32_ROV_Beleidsregel_Archeologie_en_ruimtelijke _ordening_2008.pdf. Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
Voor 3 van de 5 behoudenswaardige steentijdvindplaatsen is een positief selectiebesluit genomen. Het gaat om vindplaatsen 1M2_1 (deelgebied A), 1M2_2 (deelgebied B) en 1M2_3 (deelgebied C). Deze vindplaatsen worden ter plekke (in situ) behouden. Voor vindplaatsen 1M2_5 en 1M2_6, gelegen in deelgebied C, is een negatief selectiebesluit genomen. Deze delen in het plangebied zijn daarmee vrijgegeven van verdere archeologische beschermende maatregelen. Motivatie “deselectie” van vindplaatsen 1M2_5 en 1M2_6 De gemeente Almere heeft zich ten doel gesteld een representatieve steekproef van archeologische vindplaatsen te behouden voor toekomstig wetenschappelijk onderzoek. Om aan dit doel te kunnen voldoen, moeten in de daartoe aangewezen selectiegebieden minimaal 45% van de behoudenswaardige vindplaatsen worden opgespoord en behouden. Het uitgangspunt daarbij is om in een zo vroeg mogelijk stadium vast te stellen of er in de grond behoudenswaardige vindplaatsen zijn zodat er bij inrichtingsplannen optimaal rekening mee gehouden kan worden. Door het vroegtijdig opsporen van archeologische waarden in de grond, en deze juridisch en planologisch te beschermen, kunnen onverwachte kosten/vertragingen worden voorkomen. In plangebied De Laren waren de inrichtingsplannen echter al uitgewerkt vóórdat de archeologische waarden in beeld waren gebracht. Hiermee was het risico ontstaan dat er een conflict zou rijzen tussen enerzijds de topografie van de archeologische vindplaatsen en anderzijds de inrichtingsplannen. Ook de projectleider, mevr. Linda Baan, was hiervan doordrongen. In de praktijk bleek het voorspelde risico gegrond. In deelgebied C waren in de eerste fase van het onderzoek meerdere archeologische indicatoren aan het licht gekomen, wat deed vermoeden dat hier in de grond een zeer grote vindplaats zou liggen. Aangezien een onderzoeksproportie van 45% het absolute minimum is, moeten bij een dergelijk lage inspanning alle aangetroffen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen ook daadwerkelijk worden beschermd en ingepast, dus ook deze vindplaats. Het was direct duidelijk dat dit een conflict zou opleveren met de gepande huizenbouw op deze plek. Hierop heeft mevr. L. Baan bewust gekozen om niet 45% maar 100% te onderzoeken van deelgebied C. Zij wilde flexibiliteit creëren in de zin dat voor dit hele deelgebied in één keer in beeld werd gebracht welke grond wél en welke grond niet ontwikkeld kon worden. Nadat deelgebied C voor 100% karterend was onderzocht, bleek echter dat vrijwel overal in de bodem behoudenswaardige archeologie aanwezig was. Uit de 100% onderzoeksinspanning vloeide dus voort dat navenant ook meer behoudenswaardige archeologie aan het licht was gekomen. Redenerend in de lijn dat een representatieve steekproef behaald kan worden met een 45% onderzoeksinspanning, was in Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
deelgebied C méér behoudenswaardige archeologie opgespoord dan beleidsmatig was voorgeschreven. Hierdoor deed de gelegenheid zich voor dat onderbouwde keuzes gemaakt konden worden over het selectief behouden van archeologische vindplaatsen, zonder dat de beleidsdoelstelling van de archeologische monumentenzorg in gevaar kwam. Vanwege de grotere onderzoeksinspanning konden sommige behoudenswaardige vindplaatsen worden gedeselecteerd ten gunste van het behoud van andere gelijkwaardige behoudenswaardige vindplaatsen. In overleg met mevr. L. Baan is besloten om alleen de grote centrale vindplaats (1M2_1) in deelgebied C te selecteren voor behoud en de grond waarin kleinere vindplaatsen (1M2_5 en 1M2_6) liggen vrij te geven van archeologisch beschermende maatregelen. Hiermee wordt overigens het leeuwendeel van de opgespoorde archeologische resten behouden. Oppervlaktegegevens vindplaatsen De oppervlakte van de vastgestelde vindplaatsen is af te lezen in onderstaande tabel, onderscheiden in de oppervlakte van de kern van de vindplaats en de oppervlakte van de extra beschermingszone. De bovenste drie vindplaatsen zijn geselecteerd voor behoud.
Opp. Kern m2
Opp. Extra beschermingszone m2
Opp. Totaal m2
12.690
3.000
15.690
1.690
2.092
3.782
961
1.485
2.446
15.341
6.577
21.918
309
940
1.249
309
940
1.249
3.324
2.762
6.086
309
940
1.249
655
1.300
1.955
309
940
1.249
1M2_10
1.920
2179
4.099
Totaal
7.135
10.001
17.136
Vindplaatsnummer 1M2_1 1M2_2 1M2_3
1M2_4 1M2_5 1M2_6 1M2_7 1M2_8 1M2_9
Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
EISEN EN RICHTLIJNEN - Omgang met behoudenswaardige archeologische vindplaatsen Grondslag De gestelde eisen en voorwaarden aan behoudenswaardige archeologische vindplaatsen is een aan de gemeente gedelegeerde wettelijke taak. Een taak die door de gemeenteraad van Almere in overeenstemming met de Monumentenwet 1988 nader vorm is gegeven in onder meer de gemeentelijke Archeologieverordening met bijbehorende toelichting en de Archeologische Beleidskaart Almere, toegankelijk via Almere In Kaart. Dit vigerend kader vormt de grondslag voor onderstaande eisen en richtlijnen voor de omgang met de drie voor behoud geselecteerde vindplaatsen in plangebied De Laren, vindplaatsen 1M2_1, 1M2_2 en 1M2_3. Vanzelfsprekend zijn eisen harder en minder rekbaar dan richtlijnen. Algemene eisen De gemeenteraad heeft op grond van de herziene Monumentenwet 1988 regels vastgesteld in het belang van de Archeologische Monumentenzorg, ten behoeve van de uitvoering van deze zorg door het College van B&W (zie bijlage 1). De consequenties hiervan voor onderhavige drie behoudenswaardige vindplaatsen in De Laren zijn:
1)
De drie voor behoud geselecteerde behoudenswaardige vindplaatsen 1M2_1, 1M2_2 en 1M2_3 zullen behouden worden;
2)
Dit behoud zal bij voorkeur gerealiseerd worden door een beschermende inpassing in ruimtelijke plannen. Inpassing via een inrichting die het karakter van de behoudenswaardige vindplaatsen herkenbaar en beleefbaar maakt voor Almeerders en die tevens de kwetsbare resten in de ondergrond beschermt. Van bijvoorbeeld overbouwing, het aanleggen van waterpartijen, parkeerplaatsen, kabels en leidingen, of van wijzigingen die risico’s op degradatie van archeologische resten met zich mee brengen, of van wijzigingen en/of maatregelen die onderzoek kunnen hinderen kan zonder aanlegvergunning geen sprake zijn;
3)
De terreinen waarin de behoudenswaardige archeologische vindplaatsen liggen die ter plekke behouden worden door inpassing en inrichting, worden niet uitgegeven;
4)
De kosten voor inpassing, planaanpassing en inrichting (inclusief monitoring) worden ten laste gebracht van de grondexploitatie;
5)
De uitvoeringskosten voor het beheer worden ten laste gebracht van het gebiedsbeheer;
6)
Als het niet anders kan en het behoud ter plaatse niet op de voorgeschreven wijze kan worden gerealiseerd, dan zal een behoudenswaardige vindplaats worden opgegraven; Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
7)
De twee voor behoud gedeselecteerde behoudenswaardige vindplaatsen 1M2_5 en 1M2_6 zullen niet worden behouden. Dit houdt in dat deze terreinen worden vrijgesteld van een verdere archeologische onderzoeksplicht.
Het bovenstaande betekent dat de drie vastgestelde behoudenswaardige vindplaatsen in alle gevallen zullen worden behouden. Hetzij door middel van een passende, betekenisvolle en beschermende inrichting, hetzij door middel van een opgraving. Het betekent dus ook dat er geen sprake kan zijn van vernietiging of het opgeven van een behoudenswaardige vindplaats. Vernietiging ontstaat door onder meer overbouwen, afdekken, leidingstraten, waterpartijen, oftewel zaken die leiden tot aantasting van de archeologische resten. Bij het realiseren van het behoud in situ gaat het om het realiseren van een verantwoorde inpassing. Een inpassing via een inrichting die zowel de archeologische resten beschermt als de archeologische betekenis van het terrein herkenbaar en kenbaar maakt voor de samenleving. Met andere woorden een archeologiebeschermende inrichting ten dienste van het behoud van de archeologische resten en een landschappelijke inrichting die het archeologische karakter en de archeologische betekenis van het terrein benadrukt. Herkenbare inpassing en passend gebruik passen binnen het Programma Publiekbereik Archeologie (2007) dat gericht is op de verbondenheid van onze inwoners met de stad, het versterken van de identiteit van de leefomgeving en vergroting van het maatschappelijke draagvlak voor de archeologische monumentenzorgtaak binnen het gemeentelijke grondgebied van Almere. Voor inpassing van het terrein gelden de volgende drie primaire uitgangspunten: 1)
De inpassing van de vindplaatsen maakt de historische gelaagdheid van de vindplaatsen en hun omgeving (her)kenbaar;
2)
De inrichting mag niet in strijd zijn met het behoud van de archeologische resten;
3)
De inrichting doet recht aan de bijzondere betekenis van de vindplaatsen en benadrukt het archeologische karakter van het terrein.
Ad 1: Met “historische gelaagdheid” wordt bedoeld dat in het inpassingsontwerp duidelijk gemaakt moet worden dat de vindplaats er eerder was dan de nieuwe omgeving en dat de plek van de vindplaats derhalve is gerespecteerd in het ontwerp van de nieuwe omgeving. De omgeving reageert dus op de aanwezigheid van de vindplaats. Dat kan bijvoorbeeld door het onderbreken van een bomenrij, doordat wegen om de vindplaats gaan, door onverwachte overgangen van de omgeving naar de vindplaats (bocht in het wandelpad, boog, brug, etc). Ad 2: Bescherming van de ter plekke te behouden vindplaatsen komt neer op het nemen van maatregelen met als primair doel de archeologische resten duurzaam te beschermen en te behouden. Deze maatregelen richten zich op het stoppen van verval (degradatie), het voorkomen van verval en/of – zo mogelijk – het herstel van aangerichte schade. De Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
maatregelen mogen geen schade aanrichten aan de archeologische waarde van de terreinen. De maatregelen dienen in principe omkeerbaar te zijn. Dit is maatwerk en per terrein moet worden bepaald welke maatregelen nodig en mogelijk zijn. Ad 3: De archeologische en bijbehorende paleo-landschappelijke informatie zal benut worden om de identiteit van de nieuwe in te richten omgeving te versterken. Zo kan de inrichting tevens bijdragen aan de sociale cohesie en binding van de bewoners aan de stad en wijk. Archeologische resten vertellen ons iets over het leven van bewoners in Almere in de steentijd en over het landschap waarin zij leefden. Al deze resten zijn plaatsgebonden en uniek en kunnen bovendien een meerwaarde betekenen voor de ruimtelijke kwaliteit van onze stad. Dat betekent wel dat de archeologische informatie gebruikt dient te worden als uitgangspunt voor het ontwerp van de inrichting. Dit heeft tevens consequenties voor de methodiek bij het ontwerpen. De drie onderhavige vindplaatsen in De Laren staan niet op zich. Ook elders in Almere zijn behoudenswaardige archeologische vindplaatsen gevonden. Ook die vindplaatsen moeten herkenbaar worden ingericht. Maar er moet wel samenhang zijn in de ontwerpen van de vindplaatsen. Die samenhang kan worden gevonden in het gebruik van de inrichtingsprincipes van de visie op inrichting van steentijdvindplaatsen en bijbehorende toolbox: 1.
het gebruik van een eenduidig symbool ter markering van de vindplaatsen;
2.
het gebruik van de grens als overgang van het “oude” naar het nieuwe en omgekeerd;
3.
het gebruik van de entree naar de vindplaats als overgang van het “oude” naar het nieuwe;
4.
de invulling van het terrein geïnspireerd op de informatie uit archeologisch onderzoek ter plaatse en uitgevoerd in een los, niet voorspelbaar patroon met onverwachte vormen (omgrenzing zandbak herhaalt de vorm van de grens van een vindplaats; beplanting geënt op de beplanting van toen in een mengsel van veelvuldige soorten), zachte materialen en organische vormen en contouren. Er is geen sprake van een omvangrijke leegte.
Specifieke eisen Inpassing via een archeologiebeschermende inrichting is maatwerk en dient te gebeuren conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Maatwerk komt onder meer voort uit de fysieke kwaliteiten en eigenschappen die van vindplaats tot vindplaats verschilt. Informatie over de eisen die de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie stelt is opgenomen onder de paragraaf Richtlijnen inrichting en visualisatie verderop in dit document. Hieronder staan de specifieke eisen geformuleerd met betrekking tot de drie vindplaatsen in De Laren:
Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
a.
Er moet een inrichtingsplan worden opgesteld, dat voor de inrichting van de archeologische vindplaatsen bovendien moet worden goedgekeurd door de stadsarcheoloog van de gemeente Almere. Het is mede daarom zaak om Bureau Archeologie en Monumentenzorg in een zo vroeg mogelijk stadium in te schakelen bij de tot standkoming van het inrichtingsplan.
b.
Voor de uitvoering van het goedgekeurde inrichtingsplan is, zolang er geen nieuw bestemmingsplan in werking is getreden, een archeologievergunning nodig. In een nieuw bestemmingsplan zal een omgevingsvergunningstelsel worden opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Zodra het nieuwe bestemmingsplan in werking is getreden, is een omgevingsvergunning nodig in plaats van een archeologievergunning;
Vindplaats Diepteligging in meters nummer NAP
c.
Minimale grondwaterstand in meters NAP
1M2_1
-5,6
-4,6
1M2_2
-6,25
-5,25
1M2_3
-6
-5
Het grondwaterpeil dient permanent ruim (minimaal 1 meter) boven het hoogste deel van een vindplaats te zijn en te blijven. Wat dit concreet per vindplaats betekent staat in onderstaande tabel. Fluctuaties van de grondwaterstand, waarbij al is het tijdelijk, de vondst- en sporenlaag onder het benodigde peil komen, leiden tot oxidatie en daarmee irreversibele degradatie van de vindplaats.
d. Bebouwing en/of uitgifte is in principe niet toegestaan. Echter, inrichting van een deel van de extra beschermingszone vindplaats als bijvoorbeeld speelplaats en/of parkeerplaats binnen en ten behoeve van de landschappelijke inrichting van een archeologisch waardevolle terrein, is met vergunning onder strikte voorwaarden mogelijk. Onder strikte voorwaarden verstaan we verder onder meer dat er gebruikt gemaakt wordt van gemakkelijk te verwijderen en opnieuw aan te brengen verharding die goed waterdoorlatend is. Op deze wijze dient voldaan te worden aan de eis dat ook dit deel van de vindplaats toegankelijk blijft voor eventuele wetenschappelijke waarnemingen en voor toevoer van regenwater; e.
Speciale aandacht dient uit te gaan naar bouwactiviteiten en grondingrepen in bredere zin, met name waar zij plaatsvinden aan de randen van de vindplaatsen. Verder in dit document wordt aangegeven hoe hiermee moet worden omgegaan. Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
f.
In het kader van de landschappelijke inrichting kan in beperkte mate reliëf aangebracht worden op een vindplaats mits dit geen negatieve effecten heeft op de kwaliteit van de vindplaats en op de toegankelijkheid. Er kan dan in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten bijvoorbeeld verlangd worden dat voor het eventueel gewenste reliëf gebruik gemaakt wordt van lichte materialen zoals Liparibimms, Argex of EPS. Bureau Archeologie en Monumentenzorg kan dan, tevens in het kader van de vergunningsaanvraag, van de initiatiefnemer een nadere onderbouwing verlangen.
g.
Bodemingrepen zijn zonder aanlegvergunning niet toegestaan.
h. De aanleg van waterpartijen op de vindplaatsen is niet toegestaan. i.
Indien delen van de vindplaatsen niet zijn in te passen op een of meer van bovenstaande wijzen, dan moeten deze worden opgegraven.
j.
Ten behoeve van de beleefbare inrichting moet met een senior archeoloog Fysiek Behoud overlegd worden over de gewenste inrichting. Het betreft dan zaken zoals het al dan niet aanbrengen van worteldoek en het soort planten / bomen in relatie tot de diepteligging van de archeologische resten, de grondwaterstand en het diepere grondwater. Kader daarbij is het Concept “Visie op inrichting van archeologische steentijdvindplaatsen in Almere”.
Monitoring Om de kwaliteit van de archeologische waarden te waarborgen zal één van de vindplaatsen in De Laren gemonitord worden, zodat eventuele aantasting tijdig wordt gesignaleerd2. Monitoren geschiedt middels specifieke monstername en –analyses en met een of meerdere peilbuizen met dataloggers, alsmede het bijhouden van de hydrologische situatie. Ten behoeve van effectieve monitoring is een nulmeting nodig om het basisuitgangspunt van de archeologische waarden te beschrijven. Bij deze nulmeting worden, naast de bewegingen van de grondwaterstand, onder andere de belangrijkste hydrochemische parameters, het Redox potentiaal en de zuurgraad (pH) gemeten. Vervolgens zullen de veranderingen ten opzichte van het basisuitgangspunt langjarig worden bijgehouden. Het monitoringsproject is dus geen eenmalige aangelegenheid, maar is een doorlopend project dat wordt uitgevoerd vóór de inrichting, tijdens de realisatie en na oplevering. De kosten die verbonden zijn aan de nulmeting en (inrichting van de) monitoring zijn voor rekening van de initiatiefnemer tot het moment van overdracht aan BA&M. Overigens gaat 2
Welke vindplaats precies gemonitord gaat worden, zal op een nader moment worden bepaald door Bureau
Archeologie en Monumentenzorg. Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
het om constructief eenvoudige installaties die zijn opgenomen in een metalen kastje op betonnen sokkel of in een betonnen put met gietijzer deksel. Toegang tot deze installaties door of vanwege BA&M en onderzoek (bijv. grondboring elke 5 jaar) zal met de terreinengebruiker/-beheerder afdoende moeten zijn zeker gesteld. Bij het inrichtingsplan moet eveneens rekening gehouden worden met de toegang tot de monitoringsinstallaties. Richtlijnen inrichting en beheer Voor de inrichting en beheer van de vindplaatsen is de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 3.2) richtinggevend3. Inrichting dient te gebeuren op basis van: (1) Een archeologische visie op beheer en inrichting. (2) Richtlijnen voor beheer en inrichting. Onder inrichting wordt verstaan alle eenmalig te treffen beschermingsmaatregelen die noodzakelijk zijn om (verdere) aantasting van de archeologische waarden te voorkomen. Onder beheer wordt verstaan alle regelmatig te treffen maatregelen die noodzakelijk zijn om de kwaliteit van de archeologische waarden te waarborgen (zoals monitoren). Punt (1) is uitgewerkt in de door Bureau Archeologie en Monumentenzorg ontwikkelde “Visie op inrichting steentijdvindplaatsen” waarin is aangegeven op welke wijze en door wie, wanneer en met welk doel het terrein wordt ingericht en onder welke randvoorwaarden. De richtlijnen voor het beheer van de vindplaatsen, zoals bedoeld in punt (2), zijn beschreven in onderhavig document Zowel de visie als de richtlijnen liggen ten grondslag aan het nader op te stellen inrichtingsplan en beheerplan die namens het College van B&W door de stadsarcheoloog moeten worden goedgekeurd. Zijn paraaf op zowel het PvE als inrichtingsplan en beheerplan betekent dat deze documenten archeologisch inhoudelijk zijn getoetst en aansluiten op de eerder genoemde KNA en de door het College en de Raad vastgestelde kaders. Het is niet uitgesloten dat nadere gegevens verkregen moeten worden teneinde tot een verantwoorde inrichting te komen. De eisen ten behoeve van een beleidsconforme inrichting van een behoudenswaardige archeologische vindplaats, zijn het beste te verenigen met een groeninrichting. Een groeninrichting die gecombineerd kan worden met bijvoorbeeld toeristische, recreatieve en/of educatieve functies. De keuze van de functie van de groeninrichting is niet aan Bureau Archeologie en Monumentenzorg, maar aan de planontwikkelaars en ontwerpers. Het uiteindelijke inrichtingsplan, dat voor de inrichting van de archeologische vindplaatsen wordt opgesteld moet wel worden goedgekeurd door de stadsarcheoloog van de gemeente Almere.
3
KNA 3.2, Protocol 4005 Fysiek Beschermen. Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
Realisatiefase Tijdens de realisatiefase van het plan mogen de vindplaatsen niet worden beschadigd. In de praktijk blijkt dat hoewel alles op papier geregeld is, juist in de uiteindelijke realisatie de vindplaatsen alsnog verstoord wordt. Vandaar dat aan de bouw de volgende eisen worden gesteld:
•
Vindplaatsen 1M2_1, 1M2_2 en 1M2_3 mogen niet zonder omgevingsvergunning worden gebruikt voor de bouw, bouwwerkzaamheden, tijdelijke bouwweg, ketenpark, materiaalopslag en / of gronddepot. De kans dat voor een of meer van deze zaken een vergunning wordt verstrekt is gering. Door Bureau Archeologie en Monumentenzorg wordt daarom geadviseerd om voor de realisatie er rekening mee te houden dat alle werkzaamheden buiten de vindplaatsen moeten plaatsvinden;
•
Voorafgaand aan de aanvang in het veld van de realisatiewerkzaamheden worden de vindplaatsen (inclusief de beschermingszone) gemarkeerd middels een in het werk duidelijk herkenbaar en robuust hekwerk. Dit hekwerk wordt buiten de exacte begrenzing van de beschermingszone geplaatst. Het dient om te voorkomen dat de vindplaatsen (zonder vergunning) worden gebruikt als bijvoorbeeld gronddepot, ketenpark of voor materiaalopslag. Het dient tevens om te voorkomen dat de aangebrachte monitoringsfaciliteiten beschadigd worden. Deze bepaling wordt door de initiatiefnemer in de bestekken van zowel de civiel als de bouwkundige aannemers opgenomen;
•
De aannemers/uitvoerders worden daarnaast door Bureau Archeologie en Monumentenzorg voor de start van de bouw geïnstrueerd over het belang van en de omgang met de vindplaatsen.
Planologische bescherming De fysieke bescherming van de vindplaatsen dient gecombineerd te worden met planologische bescherming door middel van de plankaart en de voorschriften van het bestemmingsplan. In het vigerende bestemmingsplan zijn geen regelingen met betrekking tot archeologie. Tot het nieuwe bestemmingsplan in werking treedt, geldt daarom de archeologieverordening en is de Archeologische Beleidskaart Almere van toepassing.
Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
Bijlage 1
ARCHEOLOGISCHE MONUMENTENZORG BELEID ALMERE 2009, SAMENGEVAT
Op 18 juni 2009 heeft de gemeenteraad de uitgangspunten voor het Archeologiebeleid, de Archeologieverordening en de Toelichting daarop vastgesteld. Beide documenten zijn via intramare te raadplegen. Op 13 juli 2009 is de Archeologieverordening van kracht geworden, en is per die datum de Archeologische Beleidskaart Almere via Almere in Kaart op Intramare te raadplegen. Eerder, in mei 2007, is het onderdeel Programma Publiekbereik Archeologie, door het College van B&W vastgesteld Jurgen: en ook door de raad, in het kader van de programmabegroting waarmee tevens het geld dat voor dit programma publiekbereik nodig is beschikbaar is gesteld.
De gemeente heeft op basis van de gewijzigde Monumentenwet 1988 de bevoegdheid om een eigen archeologiebeleid vast te stellen. De gemeente heeft gekozen om van die bevoegdheid gebruik te maken en heeft gekozen voor een beperking van haar zorgtaken ten aanzien van het archeologische erfgoed. De gemeente wil niet dat er overal in Almere onderzoek verplicht is, en streeft naar behoud van een representatief deel van ons archeologisch erfgoed, een steekproef dus. Het erfgoed dat wordt opgespoord en behouden, blijft daarmee in omvang beperkt. De kwaliteit van de zorg voor dat te behouden erfgoed moet echter verbeterd worden. De gemeenteraad heeft op grond van de herziene Monumentenwet 1988 (artikel 38) in het belang van de archeologische monumentenzorg regels opgesteld ten behoeve van de uitvoering van die zorg door het college van B&W. Dit stelsel van regels heet het archeologisch selectiebeleid. Tot het afwijken van deze regels kan het College van B&W besluiten, mits dit nog past binnen de vastgestelde beleidsuitgangspunten. Zo kan het College van B&W ingevolge artikel 4 lid 2 sub c van de Archeologieverordening nadere regels stelllen voor bepaalde situaties, waarvoor ontheffing van het vergunning- en onderzoekvereiste wenselijk geacht wordt. Voor alle andere afwijkingen kan slechts de gemeenteraad besluiten. Door de gemeenteraad is 18 juni zijn daartoe ondermeer onderstaande uitgangspunten vastgesteld (cf. beleidsnota Archeologie 2009). Eerder heeft het bestuur de uitgangspunten voor het Programma Publiekbereik Archeologie, onderdeel van dezelfde nota, vastgesteld.
De uitgangspunten van het Archeologiebeleid (inclusief het Programma Publiekbereik) zijn: 1.
Het voeren van een eigen gemeentelijk selectiebeleid zoals vastgelegd in de Archeologienota 2009, met het doel een representatief deel van het archeologisch erfgoed in Almere op te sporen en te behouden. Door dit beleid kiest de gemeente voor een efficiënte en terughoudende invulling aan de wettelijke taak van de gemeente op het gebied van archeologische monumentenzorg;
Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
2.
De archeologische onderzoeksplicht op te leggen in een beperkt areaal dat wordt aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere;
3.
Vindplaatsen die behoudenswaardig zijn, zullen behouden worden;
4.
Vindplaatsen die behoudenswaardig zijn, zullen bij voorkeur beschermd worden door inpassing in ruimtelijke plannen: dat wil zeggen hen zal een inrichting worden gegeven zodat het archeologisch karakter herkenbaar en beleefbaar is voor de Almeerders. Van bijvoorbeeld overbouwen, het aanleggen van waterpartijen, parkeerplaatsen, kabels en leidingen, of van wijzigingen die risico’s op degradatie met zich brengen kan zonder Archeologie- of aanlegvergunning geen sprake zijn;
5.
Als het niet anders kan en het behoud ter plaatse niet op deze wijze gerealiseerd kan worden, dan zal de behoudenswaardige vindplaats worden opgegraven;
6.
Het terrein waarin een behoudenswaardige vindplaats ligt die ter plekke behouden wordt door inpassing en inrichting, wordt niet uitgegeven;
7.
De kosten voor inventariserend veldonderzoeken daarnaast van inpassing, planaanpassing en inrichting (incl. monitoring) worden ten laste gebracht van de grondexploitatie;
8.
De uitvoeringskosten van beheer ten laste te brengen van het gebiedsbeheer;
9.
Het uitvoeren van een Programma Publiekbereik Archeologie gericht op de verbondenheid van onze inwoners met onze stad, het versterken van de identiteit van onze leefomgeving en vergroting van het maatschappelijk draagvlak voor onze archeologische monumentenzorgtaak binnen het grondgebied van de gemeente Almere.
De uitgangspunten 1 t/m 8 zijn vastgelegd bij raadsbesluit d.d. 18-06-2009 (RV-29/2009), gelijktijdig met de Archeologieverordening. In de eveneens vastgestelde Toelichting Archeologieverordening is uiteengezet wat de betekenis en consequenties zijn van de verschillende artikelen van de Archeologieverordening. Op de Archeologische Beleidskaart Almere is aangegeven in welke gebieden wel en geen vooronderzoekverplichtingen gelden. De kaart geeft zo dus invulling aan het uitgangspunt om in een beperkt areaal onderzoek te doen. Aangegeven is waar wel en geen onderzoek zal plaatsvinden en welke inspanningen daarvoor plaatsvinden. Op het land zijn de vooronderzoekverplichtingen thans beperkt tot (steentijd) vindplaatsen: naar scheepswrakken kan nog niet goed gezocht worden. Met de ontdekking daarvan bij werkzaamheden (toevalsvondsten) moet rekening worden gehouden en bij ontdekking daarvan dienen de werkzaamheden te worden stilgelegd, de stadsarcheoloog van Almere te worden gewaarschuwd waarna deze zal zorg dragen voor een waardestelling. Afhankelijk daarvan zal besloten worden wat met de ontdekte resten zal geschieden. In het water wordt voorlopig alleen gezocht naar scheepswrakken. Nieuwe ontwikkelingen kunnen voor bijstellingen van het beleid leiden. Deze ontwikkelingen kunnen technisch van aard zijn, bijvoorbeeld de ontwikkeling van technieken waarmee op het land naar scheepswrakken gezocht kan worden. Of ze kunnen ruimtelijk zijn, zoals een werkelijk Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
voornemen om grotere oppervlakken van de gemeentelijke wateren droog te leggen, als ware het een nieuwe polder, of fors opgehoogd land. De Archeologieverordening geeft uitwerking aan de in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2009 (Nota AMZ 2009) van de gemeente Almere genoemde uitgangspunten voor archeologisch waardevolle terreinen en gebieden van mogelijke archeologische waarde, rekening houdend met: a.
De Algemene wet bestuursrecht (Awb);
b.
De herziene Monumentenwet 1988 (herziening 1 september 2007) met name artikelen 38, 38a, en artikelen 39, 40 en 41; en
c.
De Gemeentewet in het bijzonder artikel 149.
De Archeologieverordening is vereist om het archeologiebeleid te kunnen uitvoeren. Bestemmingsplannen moeten aan deze Archeologieverordening aangepast worden. Zolang ze dat nog niet zijn, geldt de Archeologieverordening. De Archeologische Beleidskaart Almere moet integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders worden overgenomen, met een met deze Archeologieverordening overeenkomende bescherming. De Archeologieverordening en de Archeologische Beleidskaart Almere maken aan alle belanghebbenden duidelijk waar verplichtingen dan wel vrijstellingen gelden, en welke maatregelen en inspanningen daaraan zijn verbonden. In de Archeologieverordening is vastgelegd dat een behoudenswaardige vindplaats altijd zal worden behouden, hetzij door specifieke planinpassing en herkenbare en beleefbare inrichting, hetzij door middel van opgraving. Indien behoud ter plekke en het meegeven van een passende inrichting (w.o. monitoring) niet mogelijk is, kan er geen sprake zijn van vernietiging (opgeven) van de vindplaats) door (gedeeltelijk) overbouwen (bijv. bouwwerken, wegen, leidingstraten, waterpartijen, of het (gedeeltelijk) onbereikbaar maken, of het ingrijpen anderszins waardoor risico’s op aantasting ontstaan. Er zal dan moeten worden opgegraven. Het College van B&W van Almere wijst archeologisch waardevolle terreinen aan waarbinnen zich behoudenswaardige archeologische waarden bevinden. Het College van B&W wijst selectiegebieden aan waarbinnen behoudenswaardige archeologische waarden worden verwacht. De door het College van B&W aangewezen archeologisch waardevolle terreinen en selectiegebieden worden opgenomen op de Archeologische Beleidskaart Almere. Genoemde aanwijzingen zijn gemandateerd aan de stadsarcheoloog van Almere. Ten behoeve van het effectief behoud van een vindplaats wordt op grond van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, een archeologische visie en archeologische richtlijnen voor beheer en inrichting opgesteld en door de stadsarcheoloog Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
getoetst. Na zijn/haar goedkeuring van het inrichtingsplan dat daaruit voortvloeit, kan er op basis daarvan een aanlegvergunning dan wel Archeologievergunning worden verleend. Het archeologisch inrichtingsplan, de aanlegvergunning en de Archeologievergunning worden door de bevoegde archeoloog getoetst aan de Archeologieverordening (& Toelichting), en aan het vigerend beleid. Het Programma Publiekbereik Archeologie omvat een reeks activiteiten rondom de aspecten educatie, informatie, musealiteit, participatie en beleving. Uitvoering van deze activiteiten worden vanuit Bureau Archeologie en Monumentenzorg in gang gezet en daarbij wordt samengewerkt met Almeerse partners.
Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
Bijlage 2 REGELS VOOR ARCHEOLOGIE IN DE VOORSCHRIFTEN VAN BESTEMMINGSPLANNEN
Regels voor de bestemming Archeologie Begripsbepalingen Archeologische waarde: terrein met ‘behoudenswaardige’ oudheidkundige resten.
Bestemmingen en gebruik Artikel: Waarde – Archeologie – 1
Bestemmingsomschrijving 1.
De voor Waarde – Archeologie – 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden.
Bouwregels 2.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde – Archeologie – 1 bouwwerken te bouwen.
3.
Het in lid 2 bedoelde verbod is niet van toepassing op bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 100 m².
Ontheffing van de bouwregels 4.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 2 bedoelde verbod voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 100 m².
5.
Een ontheffing zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat: Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
6.
a.
De archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
b.
Er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
c.
De archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
Aan de ontheffing kunnen de volgende voorschriften worden verbonden: a.
de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
b.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
c.
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
d. De opgravingen en/of de te treffen maatregelen en/of de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de ontheffing te stellen kwalificaties en eisen. Aanlegvergunning 7.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde – Archeologie – 1, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a.
Het ophogen van de bodem;
b.
Het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
c.
Het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, woelen, mengen, diepploegen;
d. Het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd; e.
Het beplanten en het aanleggen van bos of boomgaard;
f.
Het wijzigen van het waterpeil;
g.
Het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
h. Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies; i.
Het graven, verbreden en dempen van grachten, vijvers en andere wateren.
Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
8.
Het verbod als bedoeld in lid 7 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a.
Het normale onderhoud van de gronden betreffen;
b.
Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c.
Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
d. Betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 100 m². 9.
Een aanlegvergunning zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat: a.
De archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
b.
Er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
c.
De archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
10. Aan de vergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld: a.
de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
b.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
c.
de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
d. De opgravingen en/of de te treffen maatregelen en/of de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen. Wijzigingsbevoegdheid 11. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat: a.
De bestemming “Waarde – Archeologie – 1 van de kaart wordt verwijderd, indien er op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie geen archeologische waarden zijn vastgesteld;
b.
De bestemming Waarde – Archeologie - 1 wordt veranderd in de bestemming Waarde – Archeologie - 2 en/of Waarde – Archeologie - 3, voor gronden waar door archeologisch onderzoek dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie een of meer archeologisch waardevolle terreinen zijn vastgesteld.
Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
Artikel: Waarde – Archeologie – 2 Bestemmingsomschrijving 1.
De voor Waarde – Archeologie – 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.
Bouwregels 2.
Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend definitief archeologisch onderzoek dan wel voor een inrichting die recht doet aan de archeologische betekenis van het terrein, noodzakelijk zijn.
Ontheffing van de bouwregels 3.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 2 bedoelde verbod voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen.
4.
Een ontheffing zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
5.
a.
De archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
b.
Er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
c.
De archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
Aan de ontheffing kunnen de volgende voorschriften worden verbonden: a.
De verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
b.
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
c.
De verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
d. De opgravingen en/of de te treffen maatregelen en/of de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de ontheffing te stellen kwalificaties en eisen.
Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
Aanlegvergunning 6.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde – Archeologie – 2, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a.
Het ophogen van de bodem;
b.
Het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
c.
Het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, woelen, mengen, diepploegen;
d. Het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd; e.
Het beplanten en het aanleggen van bos of boomgaard;
f.
Het wijzigen van het waterpeil;
g.
Het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
h. Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies; i. 7.
Het graven, verbreden en dempen van grachten, vijvers en andere wateren;
Een aanlegvergunning zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
8.
a.
De archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
b.
De archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
Aan de vergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld: a.
de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
b.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
c.
de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
d. De opgravingen en/of de te treffen maatregelen en/of de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
Wijzigingsbevoegdheid 9.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming Waarde – Archeologie – 2 wordt verwijderd, indien het archeologisch waardevol terrein conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie voldoende is onderzocht door middel van een archeologische opgraving of begeleiding en de eventuele bodemvondsten elders zijn onder gebracht.
Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
Artikel: Waarde – Archeologie – 3 Bestemmingsomschrijving 1.
De voor Waarde – Archeologie – 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.
Bouwregels 2.
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming en ten behoeve van samenvallende bestemmingen geen bouwwerken worden gebouwd.
Aanlegvergunning 3.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde – Archeologie – 3, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, of werkzaamheden uit te voeren: a.
Het ophogen van de bodem;
b.
Het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
c.
Het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, woelen, mengen, diepploegen;
d. Het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd; e.
Het beplanten en het aanleggen van bos of boomgaard;
f.
Het wijzigen van het waterpeil;
g.
Het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
h. Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies; i. 4.
Het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
Een aanlegvergunning zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat de archeologische waarde in voldoende mate zijn zeker gesteld.
5.
Aan de vergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld: Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
a.
de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
b.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
c.
de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
d. De opgravingen en/of de te treffen maatregelen en/of de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen. Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming “Waarde – Archeologie – 3” wordt verwijderd, indien het archeologisch waardevol terrein conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie voldoende is onderzocht door middel van een archeologische opgraving of begeleiding en de eventuele bodemvondsten elders zijn onder gebracht.
Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
Bijlage 3 ARCHEOLOGISCHE VINDPLAATSEN IN ALMERE HAVEN, PLANGEBIED DE LAREN
Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
Bijlage 4 Eén van de uitgangspunten het archeologische selectiebeleid is dat aan vindplaatsen in Almere een inrichting worden gegeven zodat het archeologisch karakter herkenbaar en beleefbaar is voor de Almeerders. In dat kader is in samenwerking met Stedenbouw en Landschap de “visie op inrichting van steentijdvindplaatsen” ontwikkeld met de bijbehorende toolbox. Centraal hierin is de visie dat steentijdvindplaatsen een unieke kwaliteit zijn van de bodem die gebruikt kunnen worden als toegevoegde waarde in toekomstige ruimtelijke ontwikkelingsplannen. De bijbehorende toolbox vormt daarbij een praktisch hulpmiddel bedoeld voor degenen die betrokken zijn bij de daadwerkelijke inrichting van steentijdvindplaatsen. Ter illustratie hoe een beleefbare en herkenbare inrichting zou kunnen worden gerealiseerd in plangebied De Laren, zijn hieronder twee hypothetische inrichtingsvoorbeelden uitgewerkt. Beide voorbeelden zijn geïnspireerd op informatie verkregen uit het in 2010 uitgevoerde archeologisch onderzoek ter plaatse. De voorbeelden zijn bedoeld om een beeld te krijgen wat onder beleefbaar en herkenbaar kan worden verstaan. Het eerste voorbeeld heeft betrekking op een bijzonder goed geconserveerde steentijdvindplaats die enkele meters onder het maaiveld liggen bij Jeugdland. Uit de schaarse gegevens die nu voorhanden zijn, blijkt dat in een klein gebiedje een prehistorische beekloop heeft gelegen met aan weerszijden op de oevers resten van steentijdbewoning. Over de
Afb. 1: Onderzoeksresultaten archeologisch onderzoek.
precieze ouderdom is weinig bekend, behalve
Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
dat de vindplaats ouder moet zijn dan 5.000 vChr. Was hier een doorwaadbare plek in de beek? Of had deze plek aantrekkingskracht op dieren die interessant waren voor de jacht? Alleen een archeologische opgraving zou hier uitsluitsel over kunnen geven. Wat we wel weten is dat het landschap en de archeologie hier een unieke verbondenheid met elkaar hebben. Het verhaal van deze verbondenheid zou gebruikt kunnen worden gebruikt als richtlijn voor een op maat gesneden inrichting. Om te visualiseren hoe de vindplaats in de steentijd er mogelijk uit heeft gezien, heb ik een foto gebruikt met een boomstronk die de oevers van een beek met elkaar verbindt (afb. 2). Wanneer ontwerpers dit beeld zou gebruiken als uitgangspunt voor het inrichtingsplan, dan is de stap tot een “aan de archeologie recht doende inrichting” eenvoudig gezet. Bijvoorbeeld door op twee plekken een beetje reliëf aan te brengen met daartussen een verbinding door een loopbruggetje of boomstronk…
Afb. 2: Een boomstambrug over een beek.
Het tweede voorbeeld heeft betrekking op de vondst van aardewerk scherven uit de IJzertijd/Romeinse tijd (800 vChr-400 nChr) tegenover de apotheek, tussen de Bosgouw en de sloot. Over deze periode in de geschiedenis van Almere was niets bekend, tot deze ontdekking! Van de archeologische grondsporen is (waarschijnlijk) helaas niets bewaard gebleven. Alleen de “harde vondsten”, zoals de scherven, zijn bewaard gebleven. Men moet zich namelijk voorstellen dat het loopniveau in de Romeinse tijd zich enkele meters boven Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
ons hoofd bevond, vergelijkbaar met het NAP niveau van tegenwoordig. Al die meters zijn nu verdwenen. Desondanks is met deze vondst een unieke ontdekking gedaan. De Laren heeft de primeur voor wat betreft de IJzertijd/Romeinse archeologie in Almere. Een mogelijk ontwerp voor de inrichting van deze vindplaats is het plaatsen van ‘archeologisch klimtoestel’. Een praktisch voorbeeld hiervan is hoe gemeente Oss dat heeft gedaan (afb. 3). Na jarenlang archeologisch onderzoek heeft de gemeente besloten om een reconstructie van een IJzertijd boerderij neer te zetten zodat er een zichtbare verwijzing komt naar haar rijke geschiedenis. De reconstructie komt op ware grootte en is ontworpen als een klimtoestel. Een informatiebord geeft extra toelichting. In De Laren zou je aan iets soortgelijks kunnen denken. Het zou leuk zijn om daarbij te visualiseren hoe hoog het loopniveau in de IJzer-/Romeinse tijd was. In de nog te ontwikkelen wijk zullen in ieder geval veel kinderen komen, niet in de laatste plaats vanwege de aanwezigheid van de basisscholen en Jeugdland.
Afb.3, model archeologisch speeltoestel (bron: www.cultureelerfgoed.nl).
Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011
Afb. 4, speeltoestel lijkend op de huizen van indianen.
Dit zijn slechts twee hypothetische voorbeelden hoe de archeologische vindplaatsen in plangebied De Laren herkenbaar en beleefbaar kunnen worden ingericht. De concrete invulling aan de inrichting van de vindplaatsen wordt gegeven door de ontwerpers van Stedenbouw en Landschap. Voor meer voorbeelden verwijs ik naar de inrichtingsprincipes zoals verwoord in de visie op inrichting van steentijdvindplaatsen en de bijbehorende toolbox.
Selectiebesluit archeologische waarden Versie: 1 Datum: 12 mei 2011