Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg
Omgevingsvergunning Milieuneutrale verandering TWO Chemical Warehousing b.v. te Maastricht
Zaaknummer: 2012-0760
Kenmerk: 2012/56717 d.d. 22 november 2012 Verzonden:
INHOUDSOPGAVE 1
Besluit
3
2
Procedure
6
2.1
Gegevens aanvraagster
6
2.2
Projectbeschrijving
6
2.3
Vergunningsituatie
6
2.4
Bevoegd gezag
7
2.5
Ontvankelijkheid
7
2.6
Procedure (regulier)
7
3
4
Overwegingen
8
3.1
8
Milieuneutrale verandering
Voorschriften
11
4.1
12
Begrippenlijst
Zaaknummer: 2012-0760
2
1
Besluit
Onderwerp Gedeputeerde Staten van Limburg hebben op 29 oktober 2012 een aanvraag om een milieuneutrale verandering ontvangen van TWO Chemical Warehousing B.V. Het betreft het expliciet aangeven dat de opgeslagen afvalstoffen niet langer onder één van de genoemde categorieën van deel 2 van bijlage 1 van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo) vallen. De aanvraag betreft de locatie gelegen aan de Ankerkade 31, 6222 NL Maastricht, kadastraal bekend als gemeente Maastricht, sectie I, nummer 3983 en 4039. De aanvraag is bij ons geregistreerd onder nummer 2012-0760. Besluit Gedeputeerde Staten van Limburg besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning en gelet op artikel 2.1 lid 1, onder e onder 2 en 3 jo. artikel 3.10, derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo): 1.
aan TWO Chemical Warehousing B.V. de omgevingsvergunning (verder te noemen: vergunning) te verlenen. Deze vergunning wordt verleend voor haar inrichting gelegen aan Ankerkade 31, 6222 NL Maastricht;
2.
dat de vergunning verleend wordt voor het milieuneutraal veranderen of veranderen van de werking van een inrichting (art. 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo juncto art. 3.10, derde lid, van de Wabo);
3.
dat aan deze vergunning de in hoofdstuk 4 vermelde voorschriften verbonden zijn;
4.
dat de aanvraag onderdeel uit maakt van deze vergunning;
5.
dat de voorschriften uit de vigerende vergunningen tevens gelden voor deze verandering;
6.
dat de vergunning voor onbepaalde tijd wordt verleend.
Gedeputeerde Staten van Limburg, namens dezen,
XXXX clusterhoofd Milieu afdeling Vergunningen en Subsidies
Zaaknummer: 2012-0760
3
Procedure De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3.2 van de Wabo (de reguliere voorbereidingsprocedure). De aanvraag is getoetst aan artikel 2.14 van de Wabo. Tevens is de aanvraag getoetst aan het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Regeling omgevingsrecht (Mor). Afschriften Een afschrift van dit besluit is verzonden aan: aanvraagster van de vergunning, zijnde TWO Chemical Warehouse B.V., De Vlotkampweg 67, 6545 AE Nijmegen; het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht; de minister van Infrastructuur en Milieu (directoraat-generaal Milieu), Postbus 20951, 2500 EZ Den Haag; de Inspectie SZW, directie MHC, team MHC-Zuid, Postbus 820, 3500 AV Utrecht; de Inspectie voor Leefomgeving en Transport, Postbus 16191, 2500 BD Den Haag; de Burgemeester van de gemeente Maastricht; het bestuur van de Regionale Brandweer Zuid-Limburg, Postbus 35, 6269 ZG Margraten; Waterschap Roer en Overmaas, afdeling beheer, Postbus 185, 6130 AD Sittard; Bezwaar Als dit besluit uw belang rechtstreeks raakt en u het met de inhoud van dit besluit niet eens bent, kunt u bezwaar maken. U moet dan binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is verzonden een bezwaarschrift indienen. Op deze procedure is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de datum; c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht, en; d. de redenen van het beroep (motivering). Het bezwaarschrift moet worden gericht aan: Gedeputeerde Staten van Limburg Afdeling BSEB, cluster BZ, team Rechtsbescherming Postbus 5700 6202 MA MAASTRICHT Voor meer informatie verwijzen wij u naar www.limburg.nl en klik vervolgens op “e-Loket”. Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Als u een bezwaarschrift heeft ingediend, dan kunt u tevens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening indienen bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank, sector Bestuursrecht, van het arrondissement Maastricht, Postbus 1988, 6201 BZ Maastricht. U kunt ook digitaal een verzoek indienen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag volgend op de dag waarop dit besluit is verzonden.
Zaaknummer: 2012-0760
4
Indien de Voorzieningenrechter positief beslist op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de werking van het onderhavige besluit geschorst.
Zaaknummer: 2012-0760
5
2
Procedure
2.1
Gegevens aanvraagster
Op 26 oktober 2012 heeft aanvraagster een aanvraag via het omgevingsloket online (OLO) ingediend bij de gemeente Maastricht. Op 29 oktober 2012 heeft de gemeente Maastricht de aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo doorgestuurd aan het college van Gedeputeerde Staten van Limburg, zijnde het bevoegde gezag. Het betreft een verzoek van TWO Chemical Warehouse B.V., voor haar inrichting gelegen aan de Ankerkade 31, 6222 NL Maastricht.
2.2
Projectbeschrijving
Op 16 maart 2004 hebben wij een milieuvergunning verleend voor de opslag van maximaal 10.000 ton chemicaliën en maximaal 5.000 ton (gevaarlijke) afvalstoffen in een opslagmagazijn voor gevaarlijke stoffen dat is ingericht overeenkomstig beschermingsniveau 1, zoals bedoeld in de richtlijn PGS 15, hoofdstuk 4. In die vergunning zijn aan de afvalstoffen geen restricties gesteld voor wat betreft de gevaareigenschappen daarvan. In de onderhavige aanvraag voor een milieuneutrale verandering worden de afvalstoffen die binnen de inrichting kunnen worden opgeslagen beperkt tot die afvalstoffen die niet vallen onder het regime van het Brzo. Vanwege de opslag van chemicaliën valt het bedrijf wel onder het lichte regime van het Brzo, namelijk dat er een preventiebeleid voor zware ongevallen (Pbzo) moet worden gevoerd. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de Wabo activiteit het milieuneutraal veranderen of veranderen van de werking van de inrichting (art. 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo juncto art 3.10, derde lid, van de Wabo).
2.3
Vergunningsituatie
Op 16 maart 2004, kenmerk 2003/7919 hebben wij aan Chemical Warehouse and Services BV een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer (Wm) verleend voor een inrichting voor het op- en overslaan van van buiten de inrichting afkomstige chemicaliën, bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Deze vergunning is verleend voor een periode van 10 jaar. Gelet echter op artikel 1.2, vijfde lid, van de Invoeringswet Wabo geldt een voor inwerkingtreding van de Wabo verleende, onherroepelijke vergunning voor categorieën van inrichtingen waar afvalstoffen nuttig worden toegepast of verwijderd, van rechtswege voor onbepaalde tijd. Verder zijn de volgende omgevingsvergunningen verleend: een ambtshalve wijziging om enkele voorschriften voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen om te zetten van het (oude) voorschriftenregime van CPR 15 naar het (nieuwe) voorschriftenregime van PGS 15:2005, besluit 2010/10816 d.d. 14 oktober 2010; een milieuneutrale verandering voor het overpakken van niet-brandbare ADR-stoffen in magazijn 3, besluit 2010-0019 d.d. 10 februari 2011; het plaatsen van een tijdelijk kantoor, besluit 2011-0384 d.d. 23 juni 2011, met verlengingsbesluit 2012-0223 d.d. 5 april 2012;
Zaaknummer: 2012-0760
6
2.4
een wijziging omgevingsvergunning op verzoek, i.c. het aanpassen van de voorschriften voor de opslag van gevaarlijke (afval)stoffen aan PGS 15:2011, besluit 2012-0240 d.d. 23 augustus 2012.
Bevoegd gezag
De inrichting is genoemd in categorie 4.1 onder a, 5.1 en 28.4 onder a.5 en a.6 van onderdeel C van bijlage 1 van het Bor. Verder is het Besluit risico’s zware ongevallen van toepassing. Daarom zijn wij het bevoegd gezag voor de integrale omgevingsvergunning.
2.5
Ontvankelijkheid
Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk en in behandeling genomen.
2.6
Procedure (regulier)
Dit besluit is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo. Gelet hierop hebben wij op 6-11-2012 conform artikel 3.8 van de Wabo kennis gegeven van de aanvraag op de site van de provincie Limburg (www.limburg.nl/bekendmakingen).
Zaaknummer: 2012-0760
7
3
Overwegingen
3.1
Milieuneutrale verandering
De aanvraag heeft betrekking op het veranderen of veranderen van de werking van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo juncto artikel 3.10, derde lid, van de Wabo. De Wabo bepaalt in artikel 2.14, vijfde lid, dat een omgevingsvergunning voor een milieuneutrale verandering kan worden verleend als voldaan wordt aan de voorwaarden uit artikel 3.10, derde lid, van de Wabo. Hieruit volgt dat de gevraagde vergunning kan worden verleend indien de realisering van de met deze aanvraag beoogde verandering van de inrichting of verandering van de werkwijze binnen de inrichting: niet zal leiden tot het ontstaan van een andere inrichting dan waarvoor vergunning is verleend; niet zal leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende vergunning(en) zijn toegestaan; niet MER-plichtig is. Overwegingen over het niet ontstaan van een andere inrichting Wij zijn van oordeel dat door de aangevraagde verandering geen andere inrichting ontstaat dan waarvoor de onder paragraaf 2.3 van dit besluit genoemde vergunningen zijn verleend. Dit zal hierna worden afgewogen. Naar aanleiding van de ingediende aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens, concluderen wij dat er sprake blijft van een inrichting, zoals aangegeven in categorie 4.1 onder a, 5.1 en 28.4 onder a.5 en a.6 van onderdeel C van bijlage 1 van het Bor. De aanvraag leidt niet tot een andere inrichting. De inrichting blijft in werking voor het opslaan van chemicaliën (i.c. gevaarlijke stoffen) en van buiten de inrichting afkomstige bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Overwegingen dat er geen andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu zijn In de onderstaande paragraaf is per milieuthema de relatie gelegd met de verandering van de inrichting. Afvalstoffen Afvalstoffen die binnen de inrichting worden op- of overgeslagen ondergaan binnen de inrichting geen bewerking. Binnen de inrichting worden uitsluitend (afval)stoffen van derden opgeslagen. Volgens het Landelijk afvalbeheerplan kan hiervoor in beginsel een vergunning worden verleend zonder dat getoetst behoeft te worden aan een doelmatig beheer van afvalstoffen. Afvalwater / lozingen naar water De aangevraagde verandering heeft geen (nadelige) invloed op de aard en samenstelling van de hoeveelheid te lozen afvalwater. Vanuit de inrichting wordt geen bedrijfsafvalwater geloosd. De lozing op het riool heeft alleen betrekking op huishoudelijk afvalwater en hemelwater. Tegen het lozen van verontreinigd water bij een calamiteit zijn voorzieningen aanwezig. Hieraan wordt niets gewijzigd.
Zaaknummer: 2012-0760
8
Bodem(bescherming) Opslag vindt uitsluitend inpandig plaats. De opslagruimten en laad-/losgedeelte vallen onder de voorschriften van PGS 15. Op basis van voorschrift 3.3.1 van PGS 15 moet een verwaarloosbaar bodemrisico zijn gerealiseerd. De aard van de afvalstoffen verandert in die zin dat er minder gevaareigenschappen aanwezig kunnen zijn bij die stoffen Dit heeft een positief effect op de kans op bodemverontreiniging, omdat afvalstoffen die bijvoorbeeld (licht)ontvlambaar of zeer giftig zijn niet meer opgeslagen mogen worden. Aan de aard en omvang van de opslag van chemicaliën wordt overigens niets gewijzigd. Energieverbruik Deze verandering heeft geen effect op het energieverbruik of het zuinig gebruik van grondstoffen. Externe Veiligheid Het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 stelt eisen aan bedrijven die op grote schaal met gevaarlijke stoffen werken. TWO moet onder meer over een veiligheidsbeleid en een veiligheidsbeheerssysteem beschikken (een zogenoemd Pbzo document). In de revisievergunning van 16 maart 2004 is de op- en overslag vergund van chemicaliën en (gevaarlijke) afvalstoffen met een maximale opslagcapaciteit van 15.000 ton, waarvan maximaal 10.000 ton chemicaliën en maximaal 5.000 ton (gevaarlijke) afvalstoffen in 3 hoogbouwmagazijnen, behorend tot één loods. Daarin is het externe veiligheidsbeleid beschreven. Destijds vigeerde de richtlijn CPR 15-2 voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen. Deze CPR 15richtlijn kende een indeling in WMS-categorieën voor wat betreft de indeling van gevaareigenschappen van de stoffen. In 2005 is de CPR 15 richtlijn vervallen en vervangen door de PGS 15. PGS 15 kent echter geen indeling op basis van WMS categorieën maar een gevaarindeling op basis van ADRcategorieën. Op basis van de aangevraagde maximale hoeveelheid binnen de WMS-categorieën is destijds vastgesteld dat de sommatie van giftige stoffen onder het Brzo uitkwam op 0,985 en de sommatie van (licht)ontvlambare stoffen op 0,991 en derhalve lager dan de drempelwaarde van 1. Hierop is uitsluitend het preventiebeleid uit het BRZO op van toepassing. Voor (gevaarlijke) afvalstoffen was in CPR 15-2 een indeling van toepassing op basis van zogenoemde LWCA-categorieën. In de considerans van de vergunning uit 2004 hebben wij daarover het volgende opgemerkt: “Aangezien een vertaling van Eural-categorieën en/of LWCA-categorieën naar Brzo-stoffen (Wet milieugevaarlijke stoffen) tot op heden nog niet mogelijk is, althans landelijk hierover nog grote onduidelijkheid heerst, is niet te bepalen hoe de opslag van deze afvalstoffen op enige wijze bijdragen aan een mogelijke VR-plicht. Indien in de toekomst hier landelijk een gezaghebbend standpunt over wordt ingenomen, zal de toetsing conform artikel 8 van het Brzo door ons nogmaals plaatsvinden en afhankelijk daarvan zal aanvraagster verplicht worden een VR (veiligheidsrapport) bij ons in te dienen.” Nadat de vergunning in 2004 is verleend is geen aandacht meer besteed aan deze passage totdat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) ons op 17 juli 2012 per brief met kenmerk 63061 heeft aangegeven dat TWO VR-plichtig is en derhalve een veiligheidsrapport dient op te stellen en de vergunning daarmee in overeenstemming moet worden gebracht. Naar de mening van ILT zouden de afvalstoffen meegeteld dienen te worden voor toetsing aan de drempelwaarden van het Brzo. In het Brzo is het beleid aangegeven voor het toetsen van gevaarlijke afvalstoffen. Voor stoffen en preparaten die niet volgens de daarvoor aangewezen Europese richtlijnen (67/548/EEG en 1999/45/EG) als gevaarlijk zijn ingedeeld, bijvoorbeeld afvalstoffen, maar die wel in een inrichting aanwezig zijn of kunnen zijn en onder de in de inrichting heersende omstandigheden gelijkwaardige eigenschappen hebben of kunnen hebben wat de mogelijkheden van een zwaar ongeval betreft, moeten de procedures voor de voorlopige indeling overeenkomstig het desbetreffende artikel van de toepasselijke richtlijn worden gevolgd.
Zaaknummer: 2012-0760
9
Omdat er geen begrenzing in de vergunning is vastgelegd voor afvalstoffen die gezien hun samenstelling vallen in de Brzo categorieën (bijvoorbeeld: (zeer) giftig, oxiderend en (zeer) vergiftig voor in water levende organismen), overschrijden volgens ILT de vergunde hoeveelheden chemicaliën tezamen met de (gevaarlijke) afvalstoffen ruimschoots de drempelwaarden voor de zware Brzo-categorie. Om deze onduidelijkheid in de vergunning weg te nemen heeft TWO de onderhavige aanvraag voor een milieuneutrale verandering ingediend waarin zij verklaart dat op- en overgeslagen afvalstoffen binnen de inrichting niet vallen onder de definitie van gevaarlijke (afval)stof en/of preparaat zoals bedoeld in deel 2 van bijlage 1 van het Brzo. Dit betekent dat de op- en overgeslagen afvalstoffen niet mogen zijn ingedeeld in de volgende categorieën van het Brzo: Zeer giftig Giftig Oxiderend Ontplofbaar, indien de stof, het preparaat of het voorwerp onder ADR-subklasse 1.4 valt Ontplofbaar, indien de stof, het preparaat of het voorwerp onder een of meer van de ADRsubklassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5 en 1.6 of onder waarschuwingszin R2 of R3 valt Ontvlambaar Licht ontvlambaar Zeer licht ontvlambaar Gevaarlijk voor het milieu in combinatie met waarschuwingszin: a. R50: zeer vergiftig voor in het water levende organismen; b. R50/53: zeer vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken, en c. R51/53: vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken. Stoffen en preparaten die niet zijn ingedeeld in een van de bovengenoemde categorieën in combinatie met de volgende waarschuwingszinnen: a. R14 (reageert heftig in contact met water) (inclusief R14/15) b. R29 (vormt vergiftig gas in contact met water) De aangevraagde verandering schept derhalve meer duidelijkheid over de aanwezige stoffen en/of preparaten die onder het Brzo vallen. Dit heeft een gunstige invloed op de externe veiligheid van de inrichting. Hiermee wordt de in het Brzo aangegeven drempelwaarde waarbij een VR moet worden opgesteld niet (meer) overschreden. De drempelwaarde voor preventiebeleid wordt wel overschreden, maar is geen verandering ten opzichte van de in 2004 vergunde situatie. TWO blijft hiermee dus onder de bepalingen van het Brzo vallen alleen is hier het lichte regime op van toepassing. In een voorschrift hebben wij expliciet aangegeven dat de binnen de inrichting gebrachte afvalstoffen niet onder één van de hierboven genoemde categorieën mag vallen. Geluid De aangevraagde verandering heeft geen invloed op de geluidemissie. De geluidemissie wordt bepaald door het aantal transportbewegingen van en naar de inrichting en dit verandert niet ten opzichte van de vergunde situatie uit 2004. Emissies naar Lucht Bij TWO vinden er geen emissies plaats naar de lucht en er is geen toename van verkeer van en naar de inrichting. Er is dus geen effect voor wat betreft de emissies van verontreinigende stoffen naar de lucht.
Zaaknummer: 2012-0760
10
Overwegingen MER plicht Een milieuneutrale omgevingsvergunning wordt geweigerd indien het bevoegde gezag heeft beslist dat bij de voorbereiding van de omgevingsvergunning een milieueffectrapport (MER) dient te worden gemaakt. Omdat het bij deze aanvraag gaat om een beperking voor wat betreft de aard en soort afvalstoffen, is een MER-(beoordelings)plicht niet aan de orde. De aangevraagde verandering heeft immers geen of uitsluitend gunstige gevolgen voor het milieu.
4 1.
Voorschriften (EXTERNE) VEILIGHEID Algemeen
1.1
De binnen de inrichting gebrachte (gevaarlijke) afvalstoffen mogen onder geen van de categorieën gevaarlijke stoffen en preparaten vallen zoals vermeld in tabel 2 van bijlage 1 van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999. Noot: De gevaarlijke stoffen en preparaten die in tabel 2 van bijlage 1 van het Brzo zijn genoemd zijn thans de volgende categorieën: 1. Zeer giftig 2. Giftig 3. Oxiderend 4. Ontplofbaar, indien de stof, het preparaat of het voorwerp onder ADR-subklasse 1.4 valt 5. Ontplofbaar, indien de stof, het preparaat of het voorwerp onder een of meer van de ADRsubklassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5 en 1.6 of onder waarschuwingszin R2 of R3 valt 6. Ontvlambaar 7a. Licht ontvlambaar 7b. Licht ontvlambaar 8. Zeer licht ontvlambaar 9. Gevaarlijk voor het milieu in combinatie met waarschuwingszin: a. R50: zeer vergiftig voor in het water levende organismen; b. R50/53: zeer vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken, en c. R51/53: vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken. 10. Stoffen en preparaten die niet zijn ingedeeld in een van de bovengenoemde categorieën in combinatie met de volgende waarschuwingszinnen: a. R14 (reageert heftig in contact met water) (inclusief R14/15) b. R29 (vormt vergiftig gas in contact met water)
Zaaknummer: 2012-0760
11
4.1
Begrippenlijst
Voor zover in een voorschrift verwezen wordt naar een DIN-, DIN-ISO, NEN-, NEN-EN-, NEN-ISO-, NVNnorm, AI-blad, BRL, CPR, PGS of NPR, wordt de uitgave bedoeld die voor de datum waarop de vergunning is verleend het laatst is uitgegeven met tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen. Indien er sprake is van reeds bestaande constructies, toestellen, werktuigen en installaties is -de norm, BRL, CPR, PGS, NPR of het AI-blad van toepassing die bij de aanleg of installatie van die constructies, toestellen, werktuigen en installaties is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald. Besteladressen publicaties zijn in ieder geval verkrijgbaar bij de onderstaande instanties: - overheidspublicaties zoals AI-bladen en CPR-richtlijnen bij: SDU Service, afdeling Verkoop Postbus 20014 2500 EA DEN HAAG telefoon (070) 378 98 80 telefax (070) 378 97 83 PGS-richtlijnen zijn digitaal verkrijgbaar via www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl DIN, DIN-ISO, NEN, NEN-EN, NEN-ISO, NVN-normen en NPR-richtlijnen verkrijgbaar bij Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) Postbus 5059 2600 GB DELFT www.nen.nl BRL-richtlijnen verkrijgbaar via www.sikb.nl InfoMil is het informatiecentrum in Nederland over milieu wet- en regelgeving. www.infomil.nl Afvalstoffen Alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Bevoegd gezag Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning; Bodemrisico Typering van de kans op (en omvang van) een bodembelasting door een specifieke bedrijfsmatige activiteit. CPR 15-2 Opslag gevaarlijke stoffen, chemische afvalstoffen en bestrijdingsmiddelen in emballage, opslag van grote hoeveelheden, uitgegeven door de Commissie Preventie van Rampen door gevaarlijke stoffen.
Zaaknummer: 2012-0760
12
Gevaarlijke stoffen stoffen, mengsels of preparaten, genoemd in bijlage I, deel 1, of behorend tot een categorie, genoemd in bijlage I, deel 2 van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999, en aanwezig als grondstof, product, bijproduct, residu of tussenproduct, met inbegrip van stoffen, mengsels of preparaten waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij door het onbeheersbaar worden van een industrieel chemisch proces ontstaan; NRB Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten, Informatiecentrum Milieuvergunningen (InfoMil). PGS Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen, onder verantwoordelijkheid van vier departementen uitgebrachte richtlijnen voor opslag en handling van gevaarlijke stoffen (voorheen CPR-richtlijn). De adviesraad gevaarlijke stoffen heeft voor het tot stand komen van deze richtlijnen een adviserende taak. PGS 15 Richtlijn PGS 15, getiteld “Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen”, zoals gepubliceerd op www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl, PGS 15:2011.
Zaaknummer: 2012-0760
13