j '
■■
■
-
■
'
\.. ^,
■
,
-
-
'
HET WEEKBLADc^^
—
,'
EEN
COMPLEET
Wie Buenos Aires bezoekt en zich eenigszins respecteert, is moreel verplicht minstens één keer bij Delmonico In de Uspallata te dineeren. Elk van zijn diners is een klassiek gedicht, en Ik wilde slechts, dat mijn gedichten óók zoo schitterend betaald werden. Om echter tot de zaak te komen. Delmonico heeft aan zijn restaurant een klein, maar natuurlijk eerste klas hotel verbonden. Onder de gasten vindt men de prominentste en interessantste grootheden van Latijnsch-Amerika. Onlangs kon de chef-de-réception wederom twee nieuwe gasten in het vreemdelingenboek inschrijven, namelijk gravin Feodorowna met haar kamenier uit Noworossik, en John Smit, juweelen-groothandelaar uit La Plata. • Toen gebeurde het volgende: Op zekeren middag was gravin Feodorowna juist bij de oesters aangeland, die zij met een mengsel van soda en licht bier placht te nuttigen,. toen zij plotseling een kreet van verrassing uitte en verbaasd naar iets in haar hand keek. Aan de naburige tafeltjes zag men verrast en nieuwsgierig op en keek belangstellend naar de gravin. „Ik heb een parel in de oesters gevonden," verklaarde zij aan den koperkoning Phineas A. Guggenbord. Met de snelheid van den wind verbreidde de tijding zich door de gansche zaal. Delmonico was juist van plan geweest naar zijn privé-kanloor te gaan, maar in plaats daarvan ging hij nu naar het tafeltje van de jonge aristocrate. Tusschen hem en de gelukkige vindster ontspon zich nu de volgende dialoog: „De gravin neme mij niet kwalijk, doch ik moet er u opmerkzaam op maken, dat alle in dit hotel gevonden voorwerpen aan mij dienen afgegeven te worden." De gravin met betooverende lieftalligheid: „Maar daar denk ik niet aan, mijn waarde heer Delmonicol Ik heb de oesters gekocht - dus zijn zij mét hetgeen zij bevatten, mijn eigendom." Delmonico eenigszins zenuwachtig: „U heeft de oesters slechts voor direct gebruik gekocM. De gewoonte, dat de bezoeker de schalen achterlaat, heeft zich in den loop der jaren stilzwijgend veranderd 'in een récht van den hotelier op de schalen!" De gravin hoogmoedig: „Onzin, mijnheer Delmonicol Zoo spreekt u nu, nu u van den parel hebt gehoord. Hadt u er anders iets op tegen gehad, als ik de schalen ingepakt en meegenomen had? De schalen zijn het natuurlijke omhulsel van de oesters en behooren er bij. Als ik bij mijn bakker een brood koop, behoort het papier, waarin hij het verpakt, toch ook aan mij, ofschoon ik slechts het brood besteld heb?" Delmonico, die. opeens een idee kreeg: „Hiermee geeft u mij gelijk, gravinl Natuurlijk behoort het papier, waarin het brood werd verpakt, of in het geval van de oesters, de schalen aan u, indien -u er waarde aan hecht. Nu bevat het omhulsel echter iets zeer waardevols, en de verkooper weet het niet, evenmin als de kooper. De verkooper geeft de waren benevens het omhulsel af in de vaste overtuiging, dat de cliënt niet méér waarde krijgt dan waarvoor hij betaald heeft. Nu weer de vergelijking: Brood en papier behooren aan den kooper, want voor beide werd betaald. Maar wat, indien er bij vergissing een bankbiljet tusschen het papier geraakt was? Heeft de kooper dan ook het recht dit als zijn eigendom op te eischen? Ik geloof toch van nietl Hetzelfde is thans het geval: oesters en schalen zijn betaald, maar niet de parel." De gravin, schalksch: „Ik had nooit durven denken, dat mannen zóó onlogisch konden redeneerenl Moreel heeft u thans uw eigen doodvonnis uitgesproken. Om bij de vergelijking met het brood te blijven: Natuurlijk zou
VERHAAL
ik u het bankbiljet moeten teruggeven. Indien u het zelf, zij het ook bij vergissing, er in verpakt hadt, want het was dan zonder twijfel uw eigendom. Met de oesters is het echter anders: de parel zat reeds in het omhulsel, toen u de oesters ontvingl Ook ü heeft ze dus vér onder de waarde gekocht. Hierdoor is uw eigendomsrecht minstens even aanvechtbaar als het mijne. De werkelijke eigenaar is de parelvisscher. Ik stel u dus voor, dat wij den visscher zien te ontdekken, om hem zijn eigendom terug te geven." Delmonico, ten zeerste verontrust en op gedempten toon: „Wil u niet zoo goed zijn, gravin, mij even naar mijn privé-kantoor te volgen? Het is toch mogelijk, dat wij tot een bevredigend vergelijk komenI" De gravin, na even geaarzeld te hebben: „Mijnheer Delmonico, u is een kwelgeest. Maar. goed, laat hooren wat u heeft voor te stellen!" Terwijl zij naar het kantoor gingen, meende de gravin bedenkelijk: „Maar mijnheer Delmonico, hoe zouden wij het eens kunnen worden, indien wij niet eens de waarde van den parel weten?" Delmoncio had een idee. Hij had wel is waar naar Barracas in de Uspallata kunnen gaan, maar dat zou onnoodig tijd gevorderd hebben en bovendien zou hij dan taxatie-kosten hebben moeten betalen. En waartoe had de juweelenhandelaar John Smit uit La Plata bij hem zijn intrek genomen? Hij begaf zich dus naar dezen reeds grijzenden heer, die juist bezig was een kippetje met een dure wijnsoort weg te spoelen. „Neemt u me niet kwalijk, mijnheer Smit," begon mijnheer Delmonico, „mag ik u om een dienst verzoeken? U hebt stellig reeds gehoord dat gravin Feodorowna een parel in een oester heeft gevonden. Zoudt u zoo vriendelijk willen zijn hem te taxeeren?" John Smit nam een tandenstoker uit den standaard en zette een verdrietig gezicht. „Mijn waarde heer Delmonico," zei hij, „wat ik tot nu toe aan dergelijke parels heb gezien, was geen rooien cent waard. Laat u de gravin dat ding toch als een herinnering aan haar verblijf bij Delmonico houden." Delmonico hïef afwerend zijn beide handen op. „Neem me niet kwalijk, mijnheer Smit, maar ik ben overtuigd dat het een waardevol exemplaar is en ik zie niet in, waarom ik mij in mijn recht te kort zal laten doen. Ik zou dan ook voor uw vakkundig oordeel zeer dankbaar zijn." „Onzin," mompelde John Smit verachtelijk, maar hij stond toch op en volgde Delmonico in diens privé-kantoor.
„Gravin, ik' doe u het volgende voorstel," begon Delmonico, „mr. John Smit zal den parel taxeeren. Ik betaal u direct de helft van de taxatiesom in contanten uit en u staat mij daarvoor alle rechten op den parel afl" De gravin vergenoegde zich met hel voorstel en gaf dit door even met haar hoofd te knikken te kennen, waarop ze John Smit den parel overreikte. Een uitroep van onverholen bewondering kwam over de lippen van den juweelenhandelaar, toen hij het kleine, matglanzende peervormige voorwerp in zijn hand hield. De uitdrukking van zijn gezicht verried, dat de kenner en liefhebber in hem waren ontwaakt. Met verheugd kloppend hart bemerkte Delmonico, hoe de bijna ijzige reserve uit de oogen van den juweelenhandelaar verdween. De parel scheen zijn grootste belangstelling op te wekken. Minuten verliepen. . . Toen oordeelde John Smit: „Honderdduizend pesos. - Zoo'n volkomen exemplaar ben ik mijn gansche leven nog niet tegengekomen. Ik wensch u beiden geluk!" John Smit hield den parel nog steeds in zijn rechterhand en scheen er slechts met moeite van te kunnen scheiden. „Zoudt u mij den parel eventueel tegen dezen prijs willen afstaan?" trachtte hij uil te vorsehen. „Daarover kunnen we later nog wel eens praten," weerde Delmonico haastig af. In zichzelf dacht hij zeer juist: Indien Smit als vakman er honderdduizend pesos voor wil geven, dan is de parel zeker het dubbele waardl Toen gravin Feodorowna het privé-kantoor verliet, was zij vijftigduizend pesos rijker. Delmonico ging nog dienzelfden avond naar zijn vriend Barracas. Hij moest eerst zekerheid hebben, hoeveel hij aan den parel verdiende, want die John Smit had hem natuurlijk om zeer baatzuchtige redenen veel te laag getaxeerd. Maar Delmonico had John Smit bitter onrecht aangedaan, want Barracas schatte den parel nog op veel minder. „Delmonico," zei hij, „je bent, laten we zeggen, een zeer naïef mensch. Je gravin heeft ■ dien parel natuurlijk onder den maaltijd onopvallend in den oester gesmokkeld. Ik zou me willen laten hangen als die parel niet uit een of ander warenhuis afkomstig is. Een aardige imitatie, maar volkomen waardeloos!" Geslagen keerde Delmonico naar zijn hotel terug. Gravin Feodorowna - de politie stelde later vast, dat zij de ongehuwde dienstbode Appolonia Krakowiak uit Smlnna was, die reeds zeven maal wegens oplichterij was veroordeeld - had zich direct met haar zoogenaamde kamenier uit de voeten gemaakt, evenals de zoo eerwaardige mijnheer John Smit uit La Plata. Daar er echter volgens het adresboek meer dan vierhonderd personen in La Plata wonen, die Smit heeten, heeft Delmonico geen verder onderzoek ingesteld. Had hij dit wél • gedaan, dan zou hij hebben ervaren, dat John Smit uit La Plata reeds jaren de compagnon van „gravin Feodorowna" was bij al haar oplichterstrucs. ..
..
'•mwt
A
t '% m
'JÈLmi -'§,H
9
^
fl
f*
Marletheres Angerpoi n tner, een Jonge actrice, speelt haar eerste belangrijke filmrol inde Tobis-film „Luchteskader Lützow." (foto Tobis-HSfer)
GERHILD WEBER speelt een belangrijke rol in
reitet für Deutschland". (/oio Ufa-Klitsch)
^.JF-
DOOR
AUTOR KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE.'
H.
RDh
HEINING
vrRTALI 111
IpfekerttTe? ^ geSChikt "^ 0p VOOr juchten of kwaadMevrouw von Estorff. die zich spoedig op haar kamer was gaan opfnsschen en verkleeden. ging met Solk op diens bijzonder verlangen eerst naar de bron, opdat zy zich direct van den Sstekenden smaak van dit byzondere water kon overtuigen. H« raakte n et mtgepraat over de heilzame werking er van. ovef de mhieSen die er in zaten enzoovoort. maar men had al heel dom moe en zyn _ en dat was tantetje zéker niet! - om niet direct te beg^Spen da zyn enthousiasme voor bron en water uit heel andere gfonden ontstaan waren. Ze luisterde geduldig naar haar neef zonder te vragen waarom hy dan dat zonderlinge telegram had gesfuurd
In
».,.; „
Zurhnden'w.rTf11' ""^ ^t "^ "«
maakt
****' »" S«lÄ
teh De beidi h ' OP "" ar0nd- •'• hi' ,e "*' StdronktB heeft, over Ada vezelt De beide beeren nemen hun intrek in het Kurhaus en gebruiken den'maaltiid Holt 0^ h«"»1 M.' VD" ar0ndS b"0tken "> «» varitt'-voorstelC waa b' v^l,„/ V P»bliek een jong meisje ontdekt, dat hem bijzonder aan rekt De If 'om haar'H" "^ t^ dc t^"1' ^"^^ " ^ omgeving naarïet mei^e vÓo,X u plotseling te ontmoeten in het brongebouw waar zij de bezoekers voorziet van het geneeskrachtige water. Holk slaagt er in met Krista zoo heet het meisje, kennis te maken en zij brengen den tijd af en t« in elkaars oezll k
3
n
aanleidin
Maar eindelyk begon zy er toch over, by den ingang van de bron. ha'£Ch ^ ^at tele8rai? • • • Hy deed de deur van de hall voor haar open. Er waren slechts weinig gasten. Achter d^balustrade stonden Krista en Barbara. Krista bldiende de naald-magere dame en Barbara zat vlytig kousen te stoppen magere aame. Mevrouw von Estorff bewonderde vol respect het orachtice gebouw, de practische en zindelijke inrichting.het nHvere mSfe het stoppen, den aanblik van het geheel... "«vere meisje. Ze stonden nu voor de balustrade. De vlütice stooster wiVr
is
zlcb d ar Ho^tre^zÄ«^ '' ?*"' '" "" « 'Órhiel wat pr.V, e rt a evenwel niets van aan en in iïïJrul *"" ^IT."'" B"W*- «aar haar vader woont, die boer is ,ik hedcn macht W, b ,n " 9e^aak,• ^ Paardenhandelaar, die hem in zijn t KrI.U aeeft' hi« d;" ''"'»«,.'<'« '« '"" >■» Krista met hem wil trouwen. haar Vad wi st deir H MK ^ ," " SChuldiB de deur. Arzii Als tij „aar naar Hallbad terug gaat. vraagt zij zich "af,"hoe i zij ^ haar daarop vader van
blikken intusschen de nieuw binnen gekomen gakten begeleidden
freï, meVTn9 dH c r""'' "^ P"*" Ho^ die VM ''"' moeilijkheden weet Krl«,™. v / '" J,eur vanJ het Kur''a'" «« regeling, waarbij de schuld van Krista s vader aan den paardenhandelaar wordt betaald Ues Zondags is het kermis in Bergauen. Holk en Krista gaan er samen heen en brengen een allergenoeglijks.en dag door. Des avond, komen kra«, broer en de paardenhandelaar beiden dronken, in het café. waar zij zitten en er on"
legde haar stopwerk niet neer. maar wachtte tot de ffi dunne dame met baar glas warm bronwater aftrok en Krista dus voor 7 oÄng ^^^e volgende gasten vry geworden was damedKli hemwls!68611 HOlk ^ keek Wat Verbaasd ^ ** ..Dus" doceerde de neef. ..warm is tegen gal en aderverkalkinc "
beI di end uitla n hen Holk Holk en Ai' H' t? ''M " «>«' de vriendschap sehen Krista. Holk verklaart « dan« ten aanhoore van alle aanwezigen °ü. dat zij zi,n verloofde is en daarmee zijn alle partijen tevreden. anwezigen. dat
HOOFDSTUK XVI.
V
fier dagen later trok in het Kurhotel de plotselinge verschijnine / van mevrouw ven Estorff, die met den middagtrlin was aangekomen de opmerkzaamheid der gasten, die gewend waren hun dagen in de regelmaat hunner kuurvoorschriftfn te veTdroomen Het ging precies zooals het altyd in een kringetje van nTetsdoende, elkaar vreemd-zijnde menschen gaan moet, die daS dag-uit met elkaar verkeeren, elkander ziln, in hetzelfde vertrek ontbyten en middageten, die in gehuichelde onversS gheid lanï elkaar heenloopen. in werkelijkheid echter brandend waakzaam
TdW^fwêfen^te-Lren816^ ^
ietS Uit het
^^^ ^*™
h J0hPt^rn0UW701? E-t0,rff met energieke, zekere passen de hal had be reden — dank z« kunst en vliegwerk en haar met «roote zorg gekozen toilet, in den glans van een goede veertig jaS-S z« de blikken van iedereen, die lui of vermoeid in het rond zat Tot zich: deze dame had in het bureau naar Holk gevraagdHet zou interessant zyn precies na te gaan, welke de eedachten waren die de verschyning van mevrouw%on Estorff bij de «as en e al 0 wekte P : "laar het ^ou te wydloopig worden wanfdSe 0Ji £ gedachten gingen zeer verschalende wegen! en bestreken een terrein, waarop zy een detective, een verlaten ecMgenoote schoon moeder huwelyks-agente of aanstaande ontmoetten Alle fantassen d ontstondei gescheut teoren0PH lgebi 1d en ?' -erden wreed gescheurd toen Holk .snel opgewekt uit de lift tradaanenfïrden in de
Alle Lijders aan Rheumatlek moeiten de eenvoudige Kruschenkuur volgen, zooals miljeenen menschen over de heele wereld dat dagelijks doen. Keuschen zal ook U uitkomst brengenI Daarom, neem óók
KRUSCHEN
Dnder voortdu-
BIJ apoth. an drag 1 62 1.47, 0.76, 0.41
hal verscheen, even om zich heen keek en toen, onder den uitroep: „Hallo tautet je!' op mevrouw von Estorff toetrad. „Kwajongen, waar is er dan brand?"'of iets dergelijks was de begroeting van het tantetje, maar het kwam er nu niet meer precies op aan wat zy zei, want een tante, die een neef misschien geld of een waarschuwing kwam brengen, Ie-
lteit! wa'aXTwas " ^ ** tante en deed «IsoTt Ät„Dan dus koud. dat is tegen rheumatiek. beste tante " Krista keek verbaasd naar de forsche dame Mevrouw von Estorff merkte dat zy het voorwerD der nnafDP r ?s tenkÄnÄng TS? m^iSJe ^aS en ^rd^rusTig^Ä "aneiAiekltnedz?ieS>r0m kyk Je mV Z00 aan? Is er iets ^nder. „Neen, neen neemt u me alstublieft niet kwalijk," zei Krista en gaf haar snel het glas. Mevrouw von Estorff nipte er aan dronk voorzicbig een slokje en zette het glas toen neer Ze vonnTn den smaak klaarblykelyk heelemaal niet lekke? L r dan Ä .1 noodzakelijk was, zei Holk: „Gaat u mee tante?" a e en hy knikte vergenoegd tegen Krista. ' ' Krista knikte terug. Holk en zyn tante gingen weg. Door de boomen van het park, in het Westen schitterdp rf* roode v ammende bol der zon, die achter ein dichSn^iizJn Aonïe311" ^ ^ afßeteekend- vorm van haar ^W
evê^a^^^ 61
"^"."ü?*' ^"tetJ
nog gauw
Hoe vindt u het bronwater??"
1 eze dl Dat is liefktd ^je tegenwoordig ?eter' eeriyk *maar Z zelden meer «en uei Kina, d^r/i^D^ aat zeg ik. Dat tref
Of ze zyn tegenwoordig betooverend en stom, óf zoo verstandig dat .SHeväfu2«^ m08elyk bÜ hen vandal'wiinoopen!^ ^ Mevrouw von Estorff. die sinds onheuglyke tyden in de familie Snïï Z teve"s gekeesd was geweest wegens'Kr Llderzlende talenten, begon te begrypen waar de schoen wrong. Zonder omwegen J
rmr xÄ^xi„e.r„.w's A -^ ?.ä .nfwLd™»06 Iróuwen"
m !,
tr0uwen
'
'
"" 0
k0!nhcb
»""P«» ™ W "eel .«n
»«". tante... Maar ik wil met haar
beantwoorden, want Holk was
PPPH«
ho^io
K!«
»e"?11""6
w
«ze te
stehen e„ „„ deed di, meï AaftAhTnatZaTefdX
goede karaktereigenschappen. „Heet u Emil? vroeg zy met een knipoogje. en daar hy haar vraag verbaasd moest bevestigen, wisten „leiten en rosten ttfamen zy dus nu. dat na meer dan dertig jaar de vroegere „juffrouw'Lisette 0p ® toangen öijn gemengt' (». C. ftoolt) Holk" en den eveneens „vroegeren" student in de medicijnen Emil Zurlinden, die tot verdriet van zyn vader zoo laat examen had gedaan en 3Jn de dagen van Hooft waren de lelie en de roos die. omdat hy Lisette zoo'n lief meisje vond. haar verscheidene een geliefd beeld om de schoonheid van de vrouw keeren vergeefs had gevraagd, elte beschrijven. Is niet door alle eeuwen heen de kander na al dien tyd in vrede hadden weergevonden. lelie het symbool geweest van alles, wat zuiver „De naam kwam my ook altyd en rein is en de roos dat van de opperste schoonzoo bekend voor," zei de Sanitätsrat, die zich scheen op te maken heid? Een „lelieblanke" huid is altijd het ideaal om een galante, wysgeerige speech van schoonheid geweest, en dat is het nog! Ook te houden, ontroerd en gegeneerd. „Kom, Emil," onderbrak meUw teint kan blank als een lelie zijn, frisch als een pas o.itloken roos. vrouw zeer beslist zyn gedachtenMinolta Vanuhing Cream is een zachte en veilige gelaats-cream. zelfs gang, en ze gingen, terwyl Thomas zyn lachen byna niet kon houden, voorde gevoeligste huid. Zij verhoogt de gemeenschappelijk thee drinken. natuurlijke schoonheid van Uw teint en Toen zy in een rustig hoekje van het terras zaten, de wegzakkende is door haar uiterst fijne emulgeering zonnebal vóór zich, begon mevrouw von Estorff eigenlijk pas te begryeen uitstekende onderlaag voor poeder. pen dat zy in de laatste twee minuVlnolia Cold Cream, de ideale nacht. ten. wat Thomas en Emil betrof, twee zeer belangrijke mannelijke cream,verjongtUwhuid,terwijlUslaapt. ervaringen had leeren kennen I Het eerste uur was geheel gewyd aan de idylle van vóór dertig jaar, die door den afstand van drie decennia zich had losgemaakt van alle zwaarmoedigheid en nu. in het besef van een grondig verkeerd begrepen, grappig mislukt aanzoek, door het warme licht van den humor doorfonkeld werd. Het tweede uur echter, dat de Sanitätsrat aan zijn lieve nieren moest wyden, kwam via allerlei actueele vraagstukken langzamerhand in het teeken van het feit te staan, waarvoor mevrouw von Estorff ten slotte naar Hallbad was gekomen. „Weet je, Thomas, wy Holken hebben ons altyd graag allerlei koVC 125-0141 mische dingen in het hoofd ge- ' haald. Maar, dat moet men zeggen, wy hebben die dingen dan ook kamer wil komen." Ze stond op. Ze voelde zich zéér wel. Ze altyd consequent doorgevoerd en aan de wereld bewezen, hoe mis- voelde hoe belangryk haar taak was! noegd zy dikwijls ook over ons was, dat onze plannen goed en „Het doet mij werkelyk plezier! Ik verheug mij nu reeds op den juist waren. Maar hoe heb je dat allemaal nu zoo ongeveer gedacht, dag, waarop ik Krista als je verloofde aan onzen kennissenkring mynheer?" zal mogen voorstellen!" De "vlammende vuurbal van de zon was reeds voor de helft Zurlinden, die een half uurtje later een blik in de zalen wierp, achter de bergkam weggezonken, waarachter Bergauen lag. ging naar zyn kamer, legde zich voor een korte rust op den fel „Ik had gedacht, tante..." Hy aarzelde, en dronk, terwyl hy zyn gebloemden divan en begon te droomen van jeugdherinneringen en tante aankeek, eerst eens van zyn thee. jeugdliefdes. „Kyk eens, tantetje, u begrypt heel veel van het leven. Vän u kan men veel leeren ..." Om even over negenen betrad mevrouw von Estorff met Krista Mevrouw von Estorff lachte over dit compliment, maar zy wilde de eetzaal van het Kurhaus. Ze begaven zich naar een tafel aan nu toch eigenlijk eerst wel eens weten, wat zy er voor te het raam, waaraan Holk en Zurlinden reeds hadden plaats genomen betalen had. —• Thomas en Emil. „Als u Krista by u wilde nemen, den eersten tyd, onder uw De gebeurtenis werd door de aanwezigen met de gepaste maat bescherming..." hunner nieuwsgierigheid gehonoreerd. Het feestelijk aandoende ceDe tante stak haar lepeltje als een spies in het chocolade-gebakje. remonieel der begroeting deed hen zelfs even den adem inhouden, „Ach zoo, ik moet haar dus maatscnappelyk zoo'n beetje oriënwant ten slotte ging het hier toch maar om een bronnenmeisje — teeren. Ja, ik begryp het. Ik moet haar dus zulke nette dingen aldus overwoog' het hoogvereerde publiek! leeren als het oude, aardige spelletje: „Wie geeft, heeft de meeste Een uur geleden nog was Krista door een gevoel van onrust kans om te winnen." bevangen geweest wegens het feit, dat de baar onbekende dame Holk bezwoer haar: „Integendeel! Krista moet juist zoo blijven haar had doen vragen, of ze op haar kamer wilde komen. Wat als zy is. Natuurlijk, ze zal een en ander by u moeten leeren, maar kon zy toch van haar willen? Maar de hartelijke, vertrouwelijke haar natuurlijke levensopvatting, het juiste inzicht..." wyze, waarop Krista ontvangen werd, had haar direct op haar „Waarom brul je eigenlijk zoo. Thomas?" Het is toch merkgemak gesteld. Het meisje had het ongewone van den toestand met waardig, dat verliefde menschen alleen maar kunnen schreeuwen een stille, gelukkige bereidheid aanvaard. Ze luisterde en was stil. of fluisteren." Ze zweeg van geluk. Ze was, toen mevrouw von Estorff het haar „Dus u wilt? Doet u het?" op een lieve, zachte wijze had bevolen, naar haar kamertje geyld Het chocolade-taartje was verdwenen. Het lepeltje lag eenzaam om zich op haar best te gaan verkleeden. Terwyl zij. in de onrust en verlaten op het schoteltje. Mevrouw van Estorff nam, alsof ze van haar geluk, haastig haar japon aantrok, gooide zij de vaas op niets anders ter wereld te doen had, een sierlyk spiegeltje uit haar welker blauwe fond chrysanten geschilderd waren, van de tafel. taschje en keek of het rouge van haar lippen tegen de chocolade De vaas brak niet. Zouden scherven geen teeken van geluk geweest bestand was geweest. Klaarblijkelijk viel het onderzoek naar haar zijn? Was het niet merkwaardig, dat dit dunne* broze voorwerp genoegen uit, want tantetje glimlachte. den harden stoot had weerstaan? Krista voelde zich, op de manier „Domoor, natuurlijk vind ik het goed, en wil ik het doen. Ik van bygeloovige menschen, bevangen door een gevoel van twyfel: ben zelfs vuur en vlam voor deze taak. Zooiets verstandigs slaat wat moest zij nu als een gunstiger teeken zien: de vaas als onderonmiddellijk by mij in. Ik heet toch Holk." pand van haar geluk, of scherven?... Mevrouw von Estorff wenkte den kellner. „Laat u alstublieft f Zie vervolg elders in dit nummer). juffrouw Krista van de bron vragen, of zy om acht uur op mijn
von MöHendorf t visschen en hat kt vanzelf, dat de eugende kleine terhet vrouwtje daargezelschap houdt! {Foto Tobh)
LtL"' '
:V^':
4(1 ^Paul Kemp en Vlk-4 ► . tor Staal brengen | het Wnkster-weekend gezamenlijk door en staan hier i a»n deiwoèver van . ggen m*in ^e ^ ^^^wonderi ng^iföor "s^e wijde stilte van tffcoo'n greote waterplas.
r e
Pinksterdagen vormen ook. lp* filmland een uitstekende gelegenheid om p^ alvast een voorproefje van de ^■"romervacahHe te genieten I £ ..Zooals wij reikhalzend uitzien /' ' i,'war die paar dagen, op da y^flr»ns tusschen voorjaar en zomer, en ons afvragen, of hal al of niet "mooi weer , ,awzal zijn, verheugen ook de filmspelers jrfch er op om, s na een periode van inspan- ..f »nend werken In de ateliers, / voor een korten tijd naar U builen te kunnen , trekken, of »althans, op welke manier dan ook, te profiteeren van buitenlucht! k>?on en wind en - Wernér zoekt het ... " Wtt geven hier een serie da natuur, In de afgetloSnap-shots, die de meest betanheld van haar buiten•♦ kende filmsterren bij hun afverbllif, dat in da omgeving van Berlijn is i wisselende Pinkster-bezigheden gelegen en dat een prachin beeld brengen. tigen tuin heeft. (Foto Ufa) rola Höhn en Albert Matterstock hebben ergens in het park vaneen oud slot een zonnewijzer ontdekt en pogen nu uit te rekenen hoe laat het Is. (Foto Ufa)'
>
_
iFoto Ufa)
'mj Ook^jMarika Rökk vertoeft In haar vrijen tijd het liefst in de weldoende rust der natuur'. (Foto Ufa)i gSnt Jbp%n bulten"*»^ Jutte Freyfe erfn-W«jl|||-J ontdek.t,:: waarmee beste ma
Jijtle tennis is't .»leizierigste wat Gustav Fröhlich zich in zijn korte vacantie kan Voorstel len en... na afloop is het zoet rusten in zoo'n luien stoelI IFQto Ufa)
//f..
i •r-Tp
*rte meisjes In een boot» Het vrooiijke drietal, dat C P hier op •»!> korte, maar blijkbaar niet minder amusante Pinkstervaart , ziet, bestaat uit Edith Ost. > Anneiies Reinhold en Heli
K
Finkenzeller.
(Foto TotofX
Willy fritsch g draagt zich alt een echte schooljongen- * metvacantie en amuseert zich inden tuin van zijn landhuis uitstekend met zijn trouwen vl«f» voeter. (Foto Ufg)
ft
^-^
VLOTTE
KINDERMODiL
F
om, ■•*<
4-'\
fr
•
.'. .*. ê nfh
Ä /
-m
-**• j*«"
-ar
J^ s9
'&rj£;t:n ■RC
v '■ ■ *
■
i
'■^.
*•><
H,
TSï?;
-
1805—2' 1805—18. Eenvoudig jongenspakje va« effen linnen. Het voorbaantje in het bloesje en het boordje zijn met borduursel versierd. Benoodigd : 1.50 M. stof van 90 cM. breedte. Patroon verkrijgbaar voor den leeftijd van, i tot 2 en 2 tot 4 jaar. 1805—19. Op het donkere broekje van dit jongenspakje wordt een wit overhemdblocsje gedragen. Benoodigd : voor het broekje 0.75 M. stof van 90 cM. breedte, voor het bloesje : 1.25 M. stof van 90 CM. breedte. Patrorm verkrijgbaar voor den leeftijd van 2 tot 4, 4 tot 6 en 6 tot 8 jaar. 1805—20. Het korte bovenstukje van dit meisjesjurkje loopt aan den voorkant puntvormig uit. Het rokje heeft aan den voor- zoowel als aan den achterkant plooien. Benoodigd : 1.75 M. stof van 90 cM. breedte. Pairoon verkrijgbaar voor den leeftijd van 2 tot A en A tot 6 jaar. 1805—21. Bedrukte kunstzijde of mousseline is het geschiktste materiaal voor dit modelletje. Het jurkje is aan den voorkant gegarneerd met smockwerk. Benoodigd : 1.50 M. stof van 90 cM. breedte. Patroon verkrijgbaar voor den leeftijd van 2 tot A en A tot 6 jaar. 1805—22. Een overgooiertje met blouse is een practische kleeding voor meisjes. Het bloesje is gegarneerd met puntband, dat op het voorpand, het kraagje en de mouwtjes is aangebracht. Benoodigd : 1.50 M. geruite stof en 1.25 M. effen stof, beide van 90 cM. breedte. Paironn verkrijgbaar voor den leeftijd tan 2 tot 4, 4 tot 6 en 6 tot 8 jaar. 1805—23. Onze jongste voelt zich echter het beste in een speelpakje, waarvan de stof met vroolljke figuurtjes bedrukt is. Benoodigd : 1.25 M. stof van 90 cM. breedte.. Patroon verkrijgbaar voor den leeftijd van l tot 2 en 2 tot A jaar. Van deze modellen zijn by de administratie van ons blad patronen verkrüebaar voorde aangegeven leeftijden tegen den prys van fO,25 per stuk.
Modellen Rotogravure
; 4/Xk
PINKSTERSTEMMING (foto UI.,)
naar een kopergravure van een tijdgenoot. (F'jto ROTO)
BIJ DEN THOMASCANTOR Erg veel in de melk te brokken had de Thomascantor Johann Sebastiaan Bach In Leipzig niet. . . Daarom was het noodzakelijk, dat hij naast zijn gewone functie poogde, er geld bij te verdienen, gedeeltelijk door composities, voor zoo ver dat ten minste een componist in dien tijd iets inbracht, gedeeltelijk ook door de "vorming van muzikaal aangelegde leerlingen. Daar kwam bij, dat er ai twintig kinderen in de wieg van moeder Bach gelegen hadden en er op hun tijd weer waren uitgegroeid. In ieder geval was 't gezin groot genoeg en het sprak vanzelf, dat er vlijtig gespaard moest worden. Zulke muziekleerlingen, die dan meestal ook bij Bach in huis en in den kost waren, werden dus altijd als zeer welkom beschouwd. Een van deze kostgangers heette Doles. Hij legde zich ernstig op de muziekstudie toe en voor het geld, dat hij betaalde, had hij, behalve den kost, ook een eigen kamer. En zoo gebeurde het op een dag, dat de oudste zoon van den Thomascantor, Wilhelm Friedemann, dezen Doles in zijn kamer opzocht om met hem over allerlei muzikale onderwerpen te spreken. Doles bleek echter nog niet thuis te zijn. Wat moest hij doen? Wilhelm Friedemann besloot op den jongeman te wachten en ging verstrooid voor de tafel zitten, waar de avondmaaltijd reeds gereed stond op een gloeiend kooltje. Friedemann Bach zat een poosje stil te droomen. Toen greep hij naar het bord met het brood en at alles op, wat eigenlijk voor Doles bestemd was geweest. Daarop schoof hij het bord weg, stak het mes, den lepel en de vork in zijn zak en ging naar beneden, waar Johann Sebastiaan reeds met zijn gezin aan den maaltijd zat. Hier werd Friedemann Bach opnieuw bediend; weer nam hij zijn vork en mes op en de oudste zoon van den cantor van St. Thomas verorberde ten tweeden male zijn avondmaaltijd. Nu kwam Doles echter thuis. Hij zag het leege bord en miste ook zijn vork, mes en lepel. Wie zou er op zijn kamer zijn geweest? Een kat zou ten minste het bestek nog hebben laten liggen. Hij ging dus op onderzoek uit en hoorde al spoedig, dat Friedemann in zijn kamer was geweest. „Hoor eens," zei hij tegen den jongeman, „dat je mijn eten opgegeten hebt, is al niet fraai van je, maar dat je mijn vork en mes ook nog hebt meegenomen. . ." Verder kwam hij niet met zijn aanklacht, want Ftiedemann Bach had gedacht: Stel je voor, dat ik hier in tegenwoordigheid van mijn vader en mijn broers en zusters er van word beschuldigd, een dief te zijn. . . En hij sprak harde woorden, die dreigden gevolgd te zullen worden door harde slagen. Maar de broers en zusters bemoeiden er zich mee, terwijl Doles, die wist, hoe sterk Friedemann was, zich in 'n hoek van de kamer in veiligheid poogde te brengen. De anderen hielden den oudsten broer met al hun kracht vast. Maar toen klonk er opeens een eigenaardig rinkelend geluid uit Friedemanns zakken: vork en mes en lapel- van Doles. . . Friedemann haalde ze zelf voor den dag en staarde verbaasd naar de voorwerpen. Hoe kwamen die in zijn zak? Dan moest Doles dus gelijk hebbenl En in de grootste verlegenheid bood hij zijn excuses aan. „Waar heb ik den eetlust vandaan gehaald om
tweemaal te eten?" vroeg hij zich af, terwijl de anderen hartelijk lachten. Zelf herinnerde hij er zich niets meer van, dat hij reeds in Doles' kamer had getafeld. . . Zoo wis hij, Johann Sebastiaans 'lievelingszoon. Wilhelm Friedemann. Wel is waar leefde hij in dezelfde wereld als zijn vader, want reeds op jeugdigen leeftijd was hij een meester in het bespelen van klavier en orgel, en toen hij vijftien jaar was, kreeg hij vioolles, aangezien Johann Sebastiaan de viool als het voornaamste instrument voor orkest en kamermuziek beschouwde. Maar Wilhelm Friedemann verkeerde zeer vaak buiten deze wereld, in zijn eigen wereld van droomen en peinzen.. . Hij studeerde, omdat zijn vader nu eenmaal alles en alles uit hem halen wilde, meer dan muziek alleen; hij volgde de colleges in filosofie en logica aan de universiteit te Leipzig, hij was toehoorder bij de rechtswetenschap, speciaal het wisselrecht, en bovendien had de jongeling nog een uitgesproken hang naar wiskunde, voornamelijk omdat de muziek opgebouwd is uit berekenbare trillingen. Maar de bemoeiingen van zijn vader hadden maar korten tijd uitwerking. Wilhelm Friedemann gooide alles overboord, wat stoorde in zijn eigen droomwereld en de misschien meest geschoolde van alle Bach-kinderen, schreef dan ook onbeholpen brieven, die op de volgende manier waren geadresseerd: HochWohl- Wohl- und HochEdelGebohrne Hoch- und Wohlgelahrte Zum Wohllöbl. Kirchen-Coliegio zu U.L. Frauen Wohlverordnete Herren Vorsteher und Achtmänner Insonders HochgeEhrteste Herren. Wilhelm Friedemann Bach was een mensch, die altijd tüsschen de dingen stond, niet er boven. De ideeën, die hij had, stemden niet overeen met de algemeen burgerlijke begrippen. Hij wist, dat hij zijn alom en diep vereerden vader nooit zou kunnen overtreffen. En daardoor kwam het, dat hij de gewone maatstaven voor de betrekkelijkheid van het bestaan uit het oog verloor en bovendien ' ook de liefde voor de menschen. „EEN MOEILIJKE COMPONIST" Onder de drie broeders Bach, die naam hebben gemaakt, de zoons van den Thomascantor Johann Sebastiaan, heeft Wilhelm Friedemann het waarschijnlijk het moeilijkst gehad. Zijn broer Philipp Emanuel, die wel „de Berlijner" of ,,de Hamburger" wordt genoemd, heeft eens over hem gezegd: „Hij zou mijn vader beter kunnen vervangen dan wij allemaal bij elkaar." En toch loopt het aantal composities van den Hamburger in de zevenhonderd! Wilhelm Friedemann Bach, die twintig jaar van zijn leven zonder vaste betrekking was en In den tijd van zijn engagement over buitengewone vrijheden beschikte, heeft het tot aan zijn dood op zijn vier en zeventigste jaar niet verder dan tot tachtig composities gebracht. Hij was te weinig geconcentreerd om uit te blinken in het vak, waarvoor hij waarschijnlijk het meest geschikt was: de instrumentale compositie. In Dresden, waar hij dertien jaren aan de Sophiakerk werkzaam was als organist, vatte hij het plan op, zichzelf meer bekendheid te verschaffen door het componeeren van zes sonates voor piano; de eerste sonate liet hij reeds verschijnen onder de aankondiging „Zes sonaten voor cimbaal".
Gustaf Gründgens als Friedemann Bach in de gelijknamige film. (Foto Tfrra) maar bij deze eerste van de zes aangekondigde bleef het. Niemand wilde ze koopen, aangezien zij den roep had, bijzonder moeilijk te zijn. Dezen naam hadden alle composities van Friedemann Bach. Hij had door zijn meesterschap op het orgel de musiceerende amateurs van zijn tijd afgeschrikt. Iemand, die zoo speelde als hij, kón niets eenvoudigs componeeren. Wat later, toen hij met zijn concert voor orgel met twee pedalen en met twaalf polonaises, die echter meer concertstukken waren dan muziek, waarop men dansen kon, succes had gehad, werd deze meaning nog sterker, — en Friedemann Bach was er tevreden meel Als de menschen hem in den steek lieten, dan kon, dan móest hij het wel zonder hen klaarspelen. En hij trok zich terug in de droomerijen van zijn eigen wereld. Zijn Hamburgsche broer componeerde, zonder den eerbied voor zijn grooten vader Johann Sebastiaan te verloochenen, meer „speelbare" muziek; de andere „Londensche" broer maakte het zich veel gemakkelijker. Deze, Johann Christian geheeten, was gehuwd met de operazangeres Cecilia Grass! en in zijn huis heerschte een vroolijkheid, die zijn vader zeker tot ontzetting zou hebben gebracht. Vroolijk was ook zijn muziek. De „Hamburger" schreef eens aan den „Londenaar": „Word toch geen kind!" Maar de „Londenaar" antwoordde: „Ik moet wel kindertaal spreken, willen de kindaren mij verstaan!" Wel kon men ook Johann Christian in ernstige uren betrappen, terwijl hij op hei klavier ernstige fantasieën speelde en dan placht hij beschaamd te zeggen: „Zóó zou Bach spelen, als hij . mocht!" Maar de „kinderen" lieten het niet toe. De kinderen, z ij n kinderen, dat waren zijn Engelsche klanten. De „Hamburger" hield het midden tusschen den luchthart-treurnlet in Londen — die jaarlijks tienduizend taler verdiende en bij zijn dood dertigduizend taler schuld naliet — en Wilhelm Friedemann, die tientallen jaren moest leven van aalmoezen en giften en ten slotte in Berlijn in armoede en ellende stierf. Wilhelm Friedemann kon en wilde geen „kindertaal" spreken, maar hij wilde ook niet werken voor publiek, dat hem „te moeilijk" vond. Zoolang Johann Sebastiaan, de Thomascantor, in leven was, ging het met Friedemanns bestaan nog tamelijk; de lievelingszoon van den ouden Bach vond houvast aan zijn vader, den eenigen mensch op de wereld, van wien hij grenzeloos veel hield. Maar toen stierf de vader en Friedemann huwde op 41-jarigen leeftijd met de dochter van een belastingontvanger te Halle; zij moest als het ware de plaats van zijn vader innemen. Het huwelijk was een mislukking, ondanks de drie kinderen, die zij kregen, waarvan er echter twee spoedig stierven. Slechts één dochter bleef den ouders over: Friederike Sophie. Zij had een troosteloos leven. Dertien jaren had Friedemann doorgebracht in Dresden als organist, toen hij naar Halle verhuisde. Achttien jaar bleef hij in Halle. En in die jaren nam de ongestadigheid van zijn aard, die in zijn jeugd min of meer een droomtoestand had geleken, ontstellende vormen aan: het gevoel, zijn grooten vader niet waardig ie zijn, zich met zijn eigen composities niet te
kunnen handhaven, verplichtingen te hebben tegenover een vrouw, die hij niet liefhad . . . dat alles maakte een dronkaard van hem. En dat ondermijnde hei laatste beetje wil, de laatste energie.
het bij de oneenigheden, waar Bach zelf niet onschuldig aan was en ten slotte zei de organist zijn betrekking op, terwijl hij toch het salaris voor nog minstens twee maanden verlangde. Begrijpelijkerwijze kreeg hij dat geld niet.
WRANGE ANECDOTEN. In het algemeen verwacht men van anecdoten, dat zij vroolijk zijn. De kleine geschiedenissen, die men van Wilhelm Friedemann Bach kan vertellen, zijn het evenwel niet. Toch moeten zij verteld worden, om de tragiek tot uitdrukking te brengen van den ondergang van 'n mensch met een groot talent, dat nooit volkomen tot bloei gekomen Is. Zijn zich afsluiten voor de buitenwereld ontaardde in grilligheid, zijn zelfbewustzijn was ten slotte niets anders meer dan hardheid en boosaardigheid, zijn verachting voor de menschen in het algemeen, werd liefdeloosheid tegenover zijn eigen omgeving; de gevolgen van zijn drankzucht brachten hem tot nalatigheid en verwaarloozing. Als hij* er zin In had, begeleidde hij het gezang van de gemeente in de kerk, waar hij organist was, slechts met één vinger; was hij echter in een stemming daarvoor, dan kon hij een kerkgezang doen voorafgaan door een eindeloos voorspel, zoodat de gemeente zich van minuut tot minuut afvroeg, wanneer ze eindelijk met zingen kon beginnen. Als de koster hem bij al te lange praeludiën vermaande, nu toch eindelijk over te gaan tot de psalmmelodie, schreeuwde Friedemann tegen hem: „De dominee weet er geen steek vanl Ik zal spelen en besluiten zooals het hoort!" Ook kon het gebeuren, dat de kerkdienst al begonnen was en Wilhelm Friedemann, in plaats van boven achter het orgel, beneden in de kerk bij de geloovigen zat. „Wie bespeelt er vandaag het orgel?" vroeg de koster hem. „Ja, antwoordde Friedemann, „daar ben ik zelf ook erg nieuwsgierig naar." Eens verzocht het kerkbestuur hem, toch wat meer punctueel te zijn; maar toen verlangde Friedemann Bach in vollen ernst, dat de dienst een uur later zou beginnenl Naderhand, toen hij uit Halle was vertrokken en In Berlijn woonde, en daar door de milddadigheid, van vrienden het hoofd boven water kon houden, bracht hij eens In gezelschap van zijn dertienjarige dochter een bezoek aan Potsdam. Toen zij terugkeerden, bemerkte Friedemann, dat hij nog maar één plaats In de postkoets betalen kon. Wat deed hij nu? Hij bracht Friederike Sophie in den eersten den besten winkel en vroeg of het kind daar een paar minuten mocht blijven wachten tot hij zou terugkomen. Toen stapte hij in de koets - en liet zijn dochter kalm aan haar lot of aan haar goede gesternte over.. . In Halle speelde zich nog een andere geschiedenis af. De studenten van de universiteit wilden hun conrector verrassen met een serenade en zij verzochten Bach hun voor honderd taler een dergelijk werk te leveren. Bach nam de opdracht aan, maar hij wrong den tekst, dien men hem had gegeven, in een paar gedeelten van de Passionsmuziek van zijn vader; voor eigen werk was die tekst hem te gemakkelijk! Door een toeval werd het bedrog ontdekt en de honderd taler werden hem niet betaald. Hierbij dient vermeld te worden, dat deze som voor dien tijd flink hoog was; zijn jaarsalaris in Halle bedroeg namelijk honderdtachtig taler, waarbij wel is waar nog extra's kwamen voor composities ter gelegenheid van trouwplechtigheden en een deel van de collecte. Maar zoo lang het vermogen van zijn vrouw er nog was, kon hij er zonder extra's wel komen. In Halle was Bach verplicht jaarlijks ongeveer zes en twintig tot dertig Zondagscomposities te leveren. In plaats daarvan zijn er echter uit de achttien jaren van zijn werkzaamheid aldaar maar dertig stukken aan te wijzenl Dat het tot voortdurende oneenigheid tusschen hem en de kerkelijke overheden kwam, spreekt vanzelf. Maar ook tegen den plicht, om deel te nemen aan de oorlogsbelasting, die Halle in 1761 werd' opgelegd, verzette Friedemann zich. En weldra kwam er een ernstige brief van het kerk-college, waarin het heette, „dat hij nog minder presteerde dan de slechtste handwerksman". Bovendien dreigde men hem met bijzondere maatregelen, als hij niet ijveriger werd en bezadigder. Dus bleef
MOEILIJKE TIJDEN. Het is smartelijk te moeten vertellen, hoe een begaafd en toch zwak mensch zijn ongelukkig einde tegemoet ging. Stammend \i\i het te goeder naam en faam bekend staande huis van Johann Sebastiaan Bach, bekleedde de drie en twintigjarige Friedemann in Dresden een betrekking, waarom heel wat eerzame musici hem benijd-zullen hebben. Tusschen het Slot en den Zwinger lag zijn kerk, de Sophiakerk; niet in een of ander dorp, of een voorstadje. De proosdijkerk naast het Dresdener Slot bevond zich toentertijd nog in staat van wording. Dertien jaar later bood Halle hem de gelegenheid tot grooter ontplooiing van zijn kunnen: de Mariakerk op de Markt, tegenover den Rooden Toren, was een andere mogelijkheid om zijn eerzucht te voldoen. Omdat hij ten slotte nu eenmaal een „Bach" was. Maar. het was niet meer te voorkomen, dat hij steeds verder zou afdalen. Hij had zijn ontslag aangevraagd en men had het geaccepteerd. Geld was er niet meer. Het vermogen van Bachs vrouw werd opgemaakt, de huizen verkocht; de nalatenschap van zijn beroemden vader bracht echter nog wat op, te weinig echter om van te leven. Dat was in het jaar 1764. En nu begon de zwerftocht, die precies twintig jaren zou duren, tot 1784, het jaar van zijn dood. Wel is waar wérkte hij af en toe gedurende dezen tijd en er is zelfs heel veel goeds bij dat werk. Maar geen enkele stad waagde het meer met den moeilijken componist — die nu ook nog moeilijk in een endere beteekenis was geworden — in contact te treden. Tweemaal werd hij beroepen naar Rudolstadt, maar hij vergat op den brief te antwoorden. Zijn tijdgenooten vertelden, dat hij speelde in dorpskroegen; wel speelde hij hier en daar orgel, maar hij maakte ook kennis met straatliederen. Het lot dreef hem weer naar Leipzig en ook nog een keer naar Halle; daar solliciteerde hij weer naar dezelfde betrekking bij dezelfde Mariakerk, die hij vier jaren tevoren in een spottenden brief had opgegeven. Hij maakte daarbij geen melding van zijn vroegere werkzaamheid. Als een vreemde overhandigde hij zijn verzoek „mit schuldigster Ehrfurcht" en beloofde „lebenslang in tiefster Ehrfurcht zu verharren". Hij schreef het verzoek ook niet zelf, terwijl hij het evenmin zelf onderteekende. Wat kan er in deze uren in Friedemann omgegaan zijn? Ook bij andere brieven uit dezen tijd ontbreekt de onderteekening steeds. Brunswijk — Göttingen— Berlijn, dat werd de reisroute voor de eerstvolgende jaren, die ten slotte vijftien in getal werden. Ook een orgelconcert in de Berlijnsche Mariakerk kon de bezoekers niet bewegen om zijn composities te koopen. Hij begon aan een opera, maar bleef reeds in de eerste scènes steken. Hij weigerde leerlingen, die uit de beste kringen van Berlijn kwamen; men kende zijn ongelukkigen toestand, maar evenzeer zijn genie. Wilhelm Friedemann Bach wilde niet componeeren, maar hij wilde ook geen les geven. De ellende, waarin zijn vrouw en dochter leefden, was groot. En de vrienden des huizes werden steeds geringer in aantal, omdat Friedemanns mopperig humeur ze allen verjoeg. Ja, hij deed nog meer, hij maakte zich zelfs schuldig aan lasterl Teleurstelling, het meest over zichzelf, woede over de blijkbare verblinding van de menschen, en de verwoestende invloed van den alcohol werkten samen om Friedemann Bach zich zelfs in de gevoelens van anderen te doen vergissen. Een van zijn kennissen, Kirnberger, schreef in de laatste levensjaren van Bach o.a. aan den muziekhistoricus Dr. Forkel: ,,U wilt van mij weten, hoe het hier met den heer Friedemann Bach gaat. Bij zijn aankomst te Berlijn heb ik me zijn lot aangetrokken. Door mijn toedoen verblijdde onze doorluchtige prinses (Amelia, de zuster van Frederik den Grooten), hem eenige malen met rijke geschenken. Het eerste was een zilveren koffie1 en melkkan, waarbij ook een zilveren suikerschaal behoorde. Daarna wat geld, telkens der-
lig taler. Verder heb ik goedhartige menschen verzocht hem iedere maand wat te sturen, waaraan Ik uit mijn eigen zak, die werkelijk ook niet al te rijk voorzien is, maandelijks twee taler toevoegde. De heer Bach, die echter mijn goede bedoelingen niet scheen te begrijpen, liet zich opstoken om naar de prinses te gaan en mij op de meest onrechtvaardige wijze te belasteren. Hij meende, mij daardoor van mijn plaats te kunnen schuiven en die zelf te kunnen innemen. Nadat hij zijn gal had uitgespuwd, antwoordde de prinses hem, dat zijn openhartigheid haar bijzonder goed beviel; hij geloofde dit en begreep heelemaal niet, hoezeer hij zich had vergist. Na dien tijd werd hij voortdurend afgewezen en men bracht hem aan het verstand, dat hij als een zeer slecht mensch tegenover mij had gehandeld. Alle goed, dat de prinses hem had gedaan, had zij op aandringen van mij gedaan en om mij een genoegen te doen. Toen gaf ik hem ook niets meer uit mijn eigen zak, en de anderen, die het alleen ter wille van mij gedaan hadden, volgden mijn voorbeeld. Dientengevolge is het op het oogenblik erbarmelijk met hem gesteld. Hij heeft geen zin om te componeeren, evenmin om les te geven en zijn broer in Hamburg wil ook niets meer van hem weten, omdat er eenvoudig niets met hem te beginnen is, al zou hij hem ook nog zooveel zenden. Dat laatste heeft hij reeds meermalen gedaan, zonder er zelfs voor bedankt te zijn geworden." HET EINDE. Dat de Londenaar, die van de drie gebroeders Bach vermoedelijk het grootste inkomen had, bij zijn dood een bedrag aan schulden naliet, zoo groot als drie jaar zijn salaris, hebben wij reeds vermeld. De Hamburger had beter op de kleintjes weten te passen. In zijn nalatenschap bevonden zich niet minder dan drie honderd zes en zeventig portretten. Carl Philipp Emanuel Bach had vrienden gemaakt en die vriendschap onderhouden, zooals hij dat in het huis van zijn vader gewoon geweest was. Den lievelingszoon van Bach was het niet het beste gegaan. Hoe dikwijls vergissen ouders zich toch in hun verwachtingen! Ook Friedemann had iedereen leeren kennen, die in het huis van zijn vader had verkeerd. Friedemann had ook, toen hij negentien jaar oud was, den grooten meester Händel in contact met zijn vader kunnen brengen. Het is hem echter niet gelukt. Friedemann had eveneens voor zijn drie kinderen de aanzienlijkste peten kunnen krijgen, zooals dat bij Johann Sebastiaan voordien was geschied; maar ook dat was vergeefsch geweest. Friedemann stierf, vergeten en eenzaam; de vriendschap en de waardeering van drie honderd zes en zeventig aanzienlijke personen had de „Hamburger" weten te verwerven. En daar bevonden zich heel wat beroemde namen onder: Frederik de Groote, Lessing, Geliert, Gluck, Josef Haydn, Händel, Klopstock, Leopold Mozart, Quantz, Ramler, Salimbeni, Sulzer. Onder de familieportretten, die er voorhanden waren, bevond zich ook dat van Friedemann. . . Deze was al vier jaar dood, toen zijn broer in Hamburg stierf. Een jaar vóór Friedemanns dood had iemand over hem geschreven: „Van Friedemann Bech kan ik maar weinig vertellen. Hij komt bijna niet meer in het publiek en schijnt door de meeste menschen vergeten te zijn. Het lot van dezen grooten man heeft mij al menigmaal treurig gestemd en het Is mij vaak onbegrijpelijk, dat een dergelijk iemand niet in staat is geweest, op een of andere manier de vruchten te plukken van zijn buitengewone gaven. Ik ben er van overtuigd, dat deze zonderlinge en onbegrijpelijke omstandigheden niet alleen door hem, maar ook door den bijzonderen aard van zijn kunst zijn ontstaan." Wie zal er heden ten dage, nu het geheim van dien tijd verdwenen is met deze uitgestorven generatie, het raadsel willen doorgronden? Niemand, zonder twijfel. Het zij voldoende, dat ook Friedemanns vrouw en dochter onverzorgd en in gebrekkige omstandigheden achterbleven. Wat er van zijn dochter is geworden, is niet bekend. Twee door zorg verouderde vrouwen bleven treuren om den man, die zijn leven lang een droomer was geweest en in een andere wereld had geleefd. . .
Als de tenten staan, gaan de jongens de schuur met bossen stroo stoffeeren om er tusschen 12 en 4 in te kunnen verblijven.
l&^ä
■'■'■'■.f
éa
(foto's IP. & R.S.) ■'^
:
.. -
7 De tent wordt opgezet.
¥)*
•
;.>
, en zorgvuldig worden de tentpennen in den grond gedrukt.
■
5
l ' ^3^grondge..agen. De
Wat is kampeeren? De lezers die het nimmer deden, zeggen: „Kampeeren, dat is in tenten slapen!" Goed, maar als 't nu verboden is om tusschen twaalf en vier uur 's nachts in de open lucht, en dus ook in een tent, te verblijven? „Wel," zegt de lezer, die het nimmer deed, „dan wordt er dit jaar maar niet gekampeerd. Doodeenvoudigl" Doodeenvoudig, ja, natuurlijk! Vooral voor hen, die nimmer kampeerden. Want die vinden het vanzelfsprekend niet erg, als men niet in een tent kan slapen. Die vinden het misschien zelfs wel een beetje raar, om zooiets 0 te doen als je thuis 'n behoorlijk bed hebt Het kamp.
i#M
^te paal wordt
'&*%%% J^,
'
Rubbermatrassen worden opgeblazen, o staan, waarin je per saldo toch veel beter slaapt dan op den harden grond, zelfs al ligt daar dan een bos stroo op. . . Maar er z ij n menschen — en in ons land mag dat aantal op tusschen de twee- of driehonderdduizend worden geschatl die hun vacantie en hun week-einde dolgraag in tenten doorbrengen. Waarom? Ja, natuurlijk minder omdat ze zoo'n zwak voor een „tent" hebben, dan wel omdat zij de behoefte hebben om de steenen woestenij, die stad heet, eens een tijdje te ontvluchten en in de vrije natuur nieuwe krachten te verzamelen, en omdat „kampeeren" dit óók mogelijk maakt voor hen, die niet over zulk een ruime beurs beschikken, dat zij hun vacantie in eeri hotel of een pension kun- ' nen doorbrengen. Bovendien zijn er ook nog lieden — „hoe bestaat hetl" zegt de lezer, die nimmer kampeerde — die liever hun vacantie in een tent doorbrengen dan In het duurste hotel of het gezelligste pension. Omdat. . . Wel, omdat het kampeeren hun in het bloed zit, zullen we zeggen. Ten slotte kunnen wij van dit artikel geen vraag-enantwoordenspelletje maken, nietwaar? Bovendien: de lezer — ook de lezer, die nimmer kampeerde! — begrijpt nu ook zoo wel, dat alle kampeerders opeens doioiij waren, toen de A.N.W.B., na een poosje te hebben nagedacht, met een schitterend plafl voor den dag kwam, waardoor zij hun kampeerlust tóch konden botvieren. Want de A;N.W.B. redeneerde: Het kampeeren is niet verboden, maar het is verboden om tusschen twaalf en vier uur des nachts In een tent te slapen.' Als er dus een oplossing te vinden zou zijn, die het overbodig maakte dat de menschen tusschen twaalf en vier uur in hun tent verblijf hielden . . . Ze werd gevonden I De kampeerboerderij. Wat dat is? Wel, de oplossing, die de A.N.W.B. vond voor het boven uiteengezette probleem. De kampeerboerderij is een boerderij, die vlak in de nabijheid geschikte kampterreintjes heeft, waar men zijn tent kan opslaan, en het leven eens kampeerders leiden tusschen 4 . uur 's morgens en 12 uur 's nachts, en die
Op weg naar een volgende kampeerboerderij.
tevens de gelegenheid biedt om den tijd van 12 uur 's nachts tot 4 uur 's morgens onder een dak door te brengen. Hoewel de bond nog slechts korten tijd bezig is, beschikt zij thans reeds over een lange lijst (die binnenkort gepubliceerd zal worden) van kampeerboerderijen. Behalve boerderijen zullen er ook loodsen, schuren, kamphuizen, zolders, enzoovoort worden ingericht als kampeerdersnachtverblijven. Het ligt voor de hand, dat de verschillende verblijven uiteen zullen loopen, wat accomodatie en. . . prijs betreft. Het eene zal niet meer kunnen zijn dan een schuur met versch stroo, in het andere zullen wellicht keurige bedden gereed staan. Vanzelfsprekend zullen er afzonderlijke slaapgelegenheden voor dames en beeren worden ingericht, want hoewel men oorspronkelijk het plan had om ook gezinsslaapgelegenheden in te richten, stuitte dit op zooveel organisatorische moeilijkheden, dat men er van heeft moeten afzien. De kampeerboerderijen staan, voor zoo ver er ruimte is, voor alle bonafide kampeerders open. De eenige eisch, welke wordt gesteld, is dat iedere kampeerder die zich aanmeldt, in het bezit is van een kampeerkaart, welke wordt afgegeven door de afdeelrng Nederlandsche Kampeerkaarten Centrale van den A.N.W.B. De kampeerders kunnen dus gerust hun uitrustingen in orde gaan maken! Dank zij de kampeerboerderijen zullen zij ook dit jaar hun vacantie in de vrije Het zoontje van natuur kunnen door- , den gastheer met brengenl zijn lieveling.
; '-'t^-;,.
.
De dames slapen „op zolder" en zoo'n ladder valt noK niet mee!
DERDE MUZE
DE LACH VAN DEN MOED
DE REDDENDE HAND Met dit vlot geschreven blijspel van Henk Bakker heeft de Haagsche Tooneelvereeniging „O.D.I.A." In gebouw „Excelsior" haar seizoen besloten. Verzorgd was deze opvoering in alle opzichten. Een alleraardigst decor - het kantoor van een modehuis met aparte showroom -, een juiste sfeer, zeer verzorgde kleeding, vooral van de dames (I), een correcte mise-en-scène, uitstekend kapwerk en samenspel, dat zeer te loven viel. Het tempo had iets sneller gekund, waardoor ook meer climax ongetwijfeld niet was uitgebleven. De rolkennis h^d nog vaster kunnen zijn, maar de uitspraak was uiterst beschaafd en ook de dictie zeer goed. Ook het spel viel te prijzen. De regisseur P. van Zwieteren had zich ditmaal teveden gesteld met een klein, maar niettemin lang niet eenvoudig rolletje. De idyllische momenten gingen hem uitstekend afl Correct met het noodige prestige was C. Pot als de eigenaar van het modehuis; een enkele maal was de klemtoon echter verkeerd. H. Blokpoel had de niet eenvoudige taak de rol van Theo Drummel te vertolken. Met hem valt of staat het stuk en aan hem is het in de eerste plaats te danken, dat de opvoering een succes werd. Misschien iets te gechargeerd, heeft hij hel karakter prachtig volgehouden, üe vertolking van Nel Waardenburg was buitengewoon goed en tot in de finesses doorleefd. Een charmante typiste zagen wij van Loeki Lohoff; het spel had nog wat vrijer en de uitspraak natuurlijker kunnen zijn. Afwisselend raak en doorvoeld bracht Aty Oostdam Kitty. Niet al te vast van rolkennis was Nel v. d. Hoeve, maar haar spel als chef-verkoopster voldeed wel. J. Hofstede maakte iets zeer goeds van Willem. Ook M. Stappers speelde zijn dankbare rol met veel brio; hij had wel het tooneel nog meer kunnen vullen. Bé van Eijk wist aan de figuur van de freule relief te geven en H. van Zwieteren boezemde ontzag in als rechercheur. O.D.I.A. heeft weer een goed seizoen besloten. Vermeldenswaard is nog dat zij in vier seizoenen twaalf stukken opvoerde, waarvan niet minder dan negen van eigen bodeml Ter navolging!
EEN COMPLEET VERHAAL Het was een groote bioscoop. De lichten waren gedoofd en de toeschouwers vormden een ondefinieerbare massa gezichten op eenlge decimeters van elkaar. Op het witte doek werd er een komische scène vertoond en vroolijkheid heerschte in het gebouw. Er werd gelachen, gegierd; kreten van verbazing en vreugde werden geslaakt. Iedereen scheen zich genoodzaakt te voelen een of ander geluid te maken, toen er plotseling een nieuwe klank werd gehoord, een klank, die onmiddellijk in de gansche zaal domineerde. Een man - lachtet In het eerst — zóó was aller aandacht op het -witte doek geconcentreerd trok zijn lachen geen aandacht. Het ging onder in het lawaai, dat de massa maakte. Maar langzamerhand maakte het zich los van het gezamenlijke geluid en rees er boven uit. Het werd een geluld op zichzelf. Het was meer dan alleen vermaak, meer dan vreugde, die zich uitte door
geluid. Het was 'n oorspronkelijke, hartelijke lach. De menschen keerden hun hoofden om. Eerst een, toen een tweede, een derde; ze wendden hun blikken van het witte doek, om te zien wie er zoo onvervalscht gelukkig was, wie zich met zóó'n spontanen lach vermaaktel Men moest 'n kind zijn om zoo te kunnen lachen, dacht menigeen, misschien wel met een tikje jaloezie. Geen volwassene kon zich zóó vergeten bij zóó'n geringe aanleiding als een filmvertoonlngl En het was geen aanstellerig lachen; de man wist zélf niet hóè hartelijk hij lachte. En hij wist ook niet, dat hij het zoo hard deed. De menschen keken naar de rijen achter zich, nieuwsgierig rondziend om zijn gezicht te ontdekken. Zij maakten opmerkingen tegen hun buurman; zij wachtten luisterend tot de volgende uitbarsting zou komen. Toen knikten zij begrijpend tegen elkaar — en begonnen ten slotte zélf ook te lachen. Ze lachten mit den man, niet om hem, want
MIJNHEER PIRROEN De geschiedenis van Anne-Marie's teleurgestelde liefde en de groote sympathie van Mijnheer Pirroen voor Cesarine van Sint Jan Is destijds ook tot een „schouwburgspel" verwerkt. Het werd weinig door amateurs gespeeld; begrijpelijk, want het blijspel biedt vele moeilijkheden: de Vlaamsche sfeer en spraak en de kleeding stellen reeds zware eischen. Het Bernardus Tooneel heeft het echter toch gewaagd en gaf van dit genoeglijke spel een alleszins beschaafde opvoering in het Haagsche „Excelsior"-zaaltje onder regie van Willem Leenders. Keurig was de aankleeding, keurig en smaakvol en goed In stijl de kostuums, terwijl ook de grime zeer goed was. Het was 'n gelukkige gedachte van de regie geweest om het stuk niet In een Vlaamsch doch in een Brabantsch dorpje te laten spelen. Toch had ik liever gezien, dat men zich nu ook maar niet aan een dialect had gewaagd, want wanneer niet alle spelers daartoe in staat zijn, wordt het een moeilijk geval. Wij kregen nu het geval, dat de één Brabantsch sprak en de ander zuiver Hollandsch; dat was hinderlijk. Het best had Cato de Brabantsche sfeer te pakken, al voldeden ook Pirroen zelf en v. d. Nast goed. De mise-en-$cine was, gezien de kleine tooneelruimte en de vele spelers (I b.v.) zeer verdienstelijk; jammer was bet, dat de kandelaar op tafel vaak het gezicht van spelers achter de tafel dekte. Er is overigens ook goed gespeeld. Jan Coli gaf Pirroen met hartelijke goedmoedigheid maar met wat weinig (Brabantschen) humor; ook was hij niet altijd goed verstaanbaar. Anneke Pauwels was allerliefst als Anne-Marie en wist te ontroeren, al had Ik wal meer uitdrukking op het gezicht geprefereerd. De anderen sloten zich uitstekend bij hen aanl Een prettige opvoerlngl Henri A. van Eijsden Jr.
het was zoo'n aanstekelijk lachen en het welde als een niet te stelpen stroom omhoog. Acteurs op het tooneel zouden stellig beleedigd zijn geweest, maar de film toonde natuurlijk geen teekenen van beleedigde ijdelheid, hoewel het een feit was, dat terwijl de komische scènes voortduurden, de menschen niet met de film, maar met den man meelachten. .. Het witte doek werd schandelijk verwaarloosd; ieder nieuw tafereel ontlokte slechts opmerkingen als: ,,Luister I Dat zal hem weer aan het lachen maken I Let eens op, of het niet zoo isl" En hij begon weer en lachte op een manier, dat het Iemand göèd deed om te hooren. Er was geen opmerkelijke bijzonderheid aan de wijze waarop hij lachte; het geluid was In geen enkel opzicht ongewoon, er was niets aan, wat iemand er toe zou brengen te lachen om hem, in plaats van mèt hem. Het was de klank van onvervalschte, gelukkige vreugde in zijn lach, die de menschen zoo meesleepte. Het verlangen den man te zien werd algemeen. Hoe zag hij er uit? Wat voor een soort man was het, dat hij zóó kon lachen? De menschen leunden voorover, achterover, opzij, om hem te kunnen zien, maar het halfduister verborg hem voor hun blikken; zij konden zijn opgewekte oogen, zijn lachenden mond niet zien. Hij was alleen maar te hooren. De paar menschen, die op de achterste rij zaten, hadden hem voor zichzelf alleen. Maar allen luisterden met een vroolijke verrukking. Om de paar seconden brak het lachen zich baan met nieuwe frischheid. Het wekte op, het maakte, dat de dag helderder leek, dat er meer geluk in de wereld scheen te zijn dan men klaarblijkelijk zélf wist; hel leven nam een vroolijker, zorgeloozer aspect aan, terwijl er zoo'n bewijs van dappere vreugde in iemands ooren klonkl Hel doek vermaakte, maar het lachen van den man gaf troost, bemoedigde. Het deed goed om te hooren. Hij moest werkelijk een roekelooze, luchthartige knaap zijn, die geen enkele zorg op de wereld kende. Kon die lach maar op flesschen gezet worden en bij wagenvrachten tegelijk in alle ongelukkige hulzen der wereld worden afgeleverdl Er klonk zoo'n hoop en zoo'n moed inl De man moest een optimist zijn met een ontzettend, onverwoestbaar vertrouwen. En iedereen die hem hoorde, koesterde slechts één verlangen: dal de geschiedenis op het witte doek maar gauw uit zou zijn en de lichten zouden aangaan, opdat de lacher zichtbaar zou worden. Want het was duidelijk, dat niemand er meer om gaf wat er op het witte doek gebeurde; iedereen wilde het gezicht zien van den Jovialen, gelukkigen man, die hen had opgemonterd zonder te weten, dat hij het deed. Eindelijk was de geschiedenis afgeloopen en gingen de lichten aan. Honderden halzen rekten zich... Ik zal hem nooit vergeten. Hij lachte nog, ofschoon niet meer zóó luid nu. Hij leunde opzij naar een vriend, om hem iels over de film te zeggen. Hij was zich volkoman onbewust van de sensatie, die hij had veroorzaakt — die gelukkige, opgewekte man, die een... Invalide was en twee krukken dicht tegen zich aangedrukt
MARIA LANDROCK alt Almé* Ferrand fn dm Ufa-film „Di* keusch« Geliebte". In dim Mm, welke door Viktor Tourjansky In Mei;«'wordt geiet, «poUn do vorder« hoofdrollon Willy Frit.eh, Camlll« Horn «n Carl Kuhlmann. (Pch Vftt.vm ffarboH)
hield. .. Ik zag zijn flink, vastberaden gezicht; ik zag zijn blauwe, heldere oogen, waarin de lach nog naglansde; en toen de voorstelling afgeloopen was, zag ik ook, hoe hij door twee vrienden voorzichtig naar buiten werd geleld. Hij was jong, misschien zes en twintig hoogstens, en zijn lichaam eindigde bij de knieën. En uit da talrijke, zwijgende toeschouwers steeg er een diepe zucht op, toen zij hem zagen: een nieuwe zucht van bewondering, van vereering, van
De tooneelspeler ROLF WERNICKE zal het komende seizoen in eenige Tobisr -i • il films belangrijk^ rollen vervullen. ifoto Tobis.Hatncke,)
dankbaarheid, misschien van liefde Er heerscheen "•"""Infl van eerbied om hem heen en er waren ste|||g 00gen( JI, vochtig werden... *•
Een vrouw in het donkere werelddeel ïocM , begrijpelijk, dat de overgang groot is iemand, die zoo uit ons vaderland Irgeplant wordt in het hart van het Donkert Werelddeel. Vooral voor een jonge vrouw/is dat natuurlijk het geval, en het is niet te verwonderen, dat mevrouw Van die als „handschoentje" was getrouwd, bij haar man in Afrika aankwam, nu direct vond, zooals zij het graag had Nadat haar man haar van de boot had , volgde er een lange treinreis, en omhet dichtstbijzijnde station op vijftig kilometer Ind van hun woning' lag, moest het laatste de»! van den tocht per ossewagen worden afgelegd. Na een eindeloos gehots en gebots over den weg - die eigenlijk niets anders dan een soort karrespoor was — kwamen zij aan het allerlaatste gedeelte, dat steeds in stijgende lijn ging — In letterlijken zin dan, wel te verstaan! Hooger en hooger stegen ze, en het gevoel van eenzaamheid werd steeds grooter. Er viel nergens meer een levend wezen te bespeuren, en het leek ook wel, alsof iedere plantengroei had opgehouden. Rechts en links van hen verhieven zich hooge bergen, waarvan de toppen met sneeuw waren bedekt. Het leek wel, zoo dacht het jonge vrouwtje, alsof zij naar het hart van de bergen gingen, bergen die den rand van de wereld schenen te vormen. "Ger," vroeg zij plotseling nerveus, „het is net, alsof wij de wildernis intrekken. Moeten wij nog vèèl verder?" „O ja, nog een tamelijk eindje," antwoordde Ger, alsof het vanzelf sprak. „Onze naaste buurman woont op acht kilometer afstand. Hij is wat menschenschuw." Zoo, dat was dat. De nieuwe bewoonster van Afrika staarde naar de bergen, geboeid, maar ook wat angstig. En joist, toen zij een gevoel van wanhoop in zich Voelde opkomen, omdat ze al maar verder van de beschaving wegtrokken, en ze zich afvroeg, hoe ze in vredesnaam over die hooge bergen moest komen, gingen ze rechts af en. . . ontdekte ze een rij hutten van gegolfd plaatijzer. „Ons huis?" vroeg ze, eigenlijk niet wetend of ze blij of treurig moest zijn. „Neen," zei Ger. „Dat zijn de stallen. Maar we zijn er bijna." Ze reden een bosch In, over een breeden, schoonen weg, sloegen links af, beklommen een steile helling, en kwamen op een ronde, open plek." Ze waren er! Midden in de open plek stond een huis ook van gegolfd plaatijzer; er naast bevond zich nog een „gebouw", van hetzelfde materiaal. Op een afstandje hing een duiventil hèèl erg uit het lood; hier en daar stonden bosjes bloemen of wat daarvoor moest doorgaan. Een qroot aantal honden kwamen, opgewonden blaffend, naar buiten rennen, en een paar inhsemschen, die er erg vuil uitzagen, en die de huisjongens bleken te zijn, verschenen kort daarna. Ze bleven hun nieuwe meesteres met groote oogen en open mond staan aangapen. 7ot Ger eenige bevelen gaf; toen begonnen zij bedrijvig heen en weer te loopen zonder echter iets uit te voeren. Ger haalde een sleutel uit zijn zak en trad een kamer binnen. Het bleek de „huiskamer" te zijn, maar het was er zoo vies, dat mevrouw Van Eerkelens haar hart in de schoenen voelde zinken. Op den aarden vloer lag een groot kleed en' verscheidene huiden, die bedekt waren met een wit poeder. Toen ze per ongeluk de deur wat hard dicht deed, viel hetzelfde poeder van de muren, waardoor de laag op het kleed nog dikker werd. Klaarblijkelijk had iemand geprobeerd, de muren van gegolfd plaatijzer te witten, maar had het goedje niet „gehouden", waardoor hel er telkens afviel. Aan den overkant was het kleed nat; dal kwam omdat het regenseizoen pas over was. Alles in de kamer was met een dikke laag stof bedekt; overal hingen spinnewebben, en vlogen er insecten rond. Kevers en ander ongedierte kroop over den grond.
„Ger! Ger!" gilde bang!" Ger kwam...
ze.
„Kom
terug.
Ik
ben
Den volgenden dag hoorden ze den leeuw in de buurt brullen, en des avonds nam Ger zijn geweer en samen trokken ze er op uit om te zien, of ze hem konden ontdekken. Maar ze vonden hem niet. Hetgeen ze 'heelemaal niet erg vond.. .
Het pas getrouwde vrouwtje staarde naar al die dingen - en niét al te opgewekt. >>Ja>" zei Ger, „het ziet er een beetje smerig uil; maar dal maken we morgen wel in orde." Mevrouw Van Eerkelens knikte. „Ik moest de kamers afsluiten als ik wegging," zei Ger. „Anders zouden de huisjongens alles hebben weggesleept." De slaapkamer bleek in ieder geval betrekkelijk schoon en tot voldoening van de Jonge vrouw stond er niet veel in. Twee bedden, een tafel en een paar stoelen. „Hier is het beter, Ger. . ." begon zij, om dan opeens te zwijgen, omdat er een groote rat langs haar voelen schoot. „Wat... wat is dat?" stamelde ze. „O, een rat," zei Ger. . . „Je bent toch niet bang van ratten?" ,,N-neen. . ." Maar opeens maakte er zich iets los uit een donkeren hoek van het vertrek en fladderde naar buiten. „Vleermuizen!" gilde ze, en snelde de kamer uit. . . Waarop Ger haar zei, maar in den luin te blijven, tot hij alles In orde zou hebben gemaakt. I En toen zag zij den „echten" tuin: e.en paradijs van bloemen, een weefde van kleuren, met een zilver-wit riviertje dat er naast stroomde. Ze haalde verlicht adem. „Waarom heb Je me dat niet direct gezegd?" vroeg ze, terwijl ze de steenen treedjes afrende, die naar den tuin leidden en» Ger haar stilzwijgend volgde. Later zou ze iets van den tuin merken, dat minder pleizierig was. .. Toen de zon was ondergegaan zaten zij buiten, in ligstoelen, terwijl de maan een zilverig licht op de aarde strooide. Ter eere van de vrouw des huizes lagen de honden om hen heen, en waren ze niet in de kennels opgesloten. Terwijl mevrouw Van Eerkelens droomend voor zich uitstaande, zag zij iets door het bosch bewegen en langzaam de helling opkomen, naar haar toe. Ze keek er nieuwsgierig naar, zich vaag afvragend wat het kon zijn. Het was groot en lang, net een kruipende inheemsche mei een deken over zijn hoofd. Nog steeds niets vermoedend, bleef ze kijken, terwijl het hoe langer hoe dichter bij kwam. Toen drong opeens de waarheid met een schok tot haar door. Het was een leeuw — een leeuw met erg lange manen! „Ger!" schreeuwde ze, opspringend. „Een lèèuw. . ." Ger en de honden sprongen tegelijkertijd op, en Ger zag een glimp van den indringer, voordat deze zich in het woud verwijderde. Gevolgd door de honden, snelde hij het pad op; de honden blaffend en Ger schreeuwend. De honden hadden er beslist geen idee van. wèèr zij achter aan zaten, anders zouden zij zeker niet zijn gegaan. De wind was van hen af, zoodat zij den leeuw niet konden ruiken; zoodra zij dit echter wel deden, begonnen zij achter te blijven. Mevrouw Van Eerkelens stond in de duisternis, luisterend en wachtend, haar hart luid kloppend, terwijl haar man op een afstand door de schaduwen sloop. . . Als de leeuw zich eens op hem wierp? Als de leeuw eens terugkwam naar hier? Ze had nog nooit een geweer of revolver gebruikt; bovendien zou zij niet hebben geweten, waar ze er een vandaan moest halen...
Gedurende de zes eerste maanden, dat zij in het huis van plaatijzer woonden - voordat hun steenen huis klaar was hadden zij meer avonturen met luipaarden dan met eenig ander dier. De luipaarden slopen des nachts rond de kennels, aangetrokken door den geur der honden. Op een nacht kwam Ger wakker, omdat hij iets hoorde krabbelen aan 't stuk gegolfd plaatijzer, dat des avonds tegen de afsluiting der kennels werd gezet voor de zekerheid. In het eerst wist hij niet, of het nu de honden zelf waren, maar even later klonk het gebrul van een luipaard. Hij kroop uit bed, maar ongelukkig genoeg kraakte dit nogal, en voordat hij bij het raam was, gromde de luipaard, verdween en legde zich neer om den hoek van een der plaatijzeren gebouwen. Ger laadde zijn geweer en knielde bij het raam. De luipaard bleef brommen en grommen; toen stiet hij achter het huis zijn Jachtkreet uit en werd onmiddellijk door zijn maat uil den luin beneden beantwoord! Het was aardedonker, en alles wal Ger kon zien, was de onduidelijke witte vlek van het etensbord der honden naast den kennel. Plotseling hoorde hij een geluid op de kleine veranda vóèr het huis, en even laler streek er een dier langs de deur. Daar de deur niet goed sloot, verwachtte Ger dat ze zou openspringen en daarom richtte hij er zijn lantaarn op. Nu klonk er echter ook een luid gegrom bij het raam. Klaarblijkelijk was dus ook de tweede luipaard gearriveerd. Daar Ger slechts óf de deur, óf hel raam in het oog kon houden, besloot hij zijn aandacht aan het laatste te besteden. Hij ging weer bij het raam ziten, toen hij opeens tot de ontdekking kwam, dat hij het witle bord niet meer kon zien. Was de luipaard tusschen hem en het bord gekomen? Hij deed zijn lantaarn aan met zijn linkerhand, en de lichtstraal viel recht op den kop en de schouders van een grooten luipaard, die naast hel raam zat, op nog geen tien meter afstand. Het dier bewoog'zich niet, toen het licht op hem viel, maar terwijl hij op zijn achlerpooten zat, bleef hij naar den kennel staren. Ger begreep, dat hij niet gelijktijdig de lantaarn en het geweer kon vasthouden, en daarom legde hij de lantaarn op de vensterbank. Daarna richtte hij zijn wapen en schoot in de richting, waar hij vermoedde dal zich de schouder van den luipaard moest bevinden. Er klonk een hevig gegrom en een schurend geluid, gevolgd door een geren van poolen over de veranda. Tegen den tijd, dat Ger zijn lantaarn weer had aangeknipt, was de luipaard in hel bosch verdwenen, waar men hem nog kon hooren te keer gaan. Hopend, dat er dien nacht niets meer zou gebeuren, en daar hij toch geen onderzoek kon instellen, zoo lang het donker was, ging Ger ten slotte maar weer naar bed. Den volgenden ochtend vonden zij den luipaard dicht bij hel huis liggen. Hij 'was precies in hel hart geraaktl Zoo vergingen de nachten, en er waren er niet veel, waarop er geen bezoek van wilde dieren kwam. Maar alles went, en tol die conclusie kwam mevrouw Eerkelens ook, toen 'zij een paar maanden in de wildernis woonde. Ze begon het toen zelfs ongewoon te vinden, als er een . paar nachten achter elkaar gèèn bezoek kwam!
«ócM
E^
mkä
VOOR ONZE KNUTSELAARS
Voor den bak gebruiken we hout van 2 cM. dikte, terwijl de rest een dikte heeft van 3 cM. Het triplex, dat we gebruiken, is 0,5 cM. dik. De standaard en de bak worden in vroolijke kleuren, passend bij de omgeving, geverfd. We kunnen dezen bak ook van eikenhout maken, het hout kan dan wat dunner zijn en hij wordt gebeitst in twee kleuren.
EEN STAANDE BLOEMENBAK Nu er zoo volop bloemen zijn is het erg aardig, om wat planten in een bloemenbak te zetten. De bloemenbak, die u hier vindt afgebeeld, is geschikt zoowel voor binnens- als buitenshuis. In een serre of op een loggia vindt zoo'n bak zeker een goed plaatsje. De bak is 73 cM. lang, 30 cM. breed en 14 cM. diep. De totale atmetingen van den standaard zijn 80 cM. lang, 59 cM. hoog en 30 cM. breed. In de houten bak behoort een zinken binnenbak. Bovenaan de pagina vind u het vooraanzicht, benevens zijen bovenaanzicht afgebeeld, terwijl rechts onderaan de pagina een afbeelding is gegeven van het geheel. Links hiervan staat een gedeelte van den /éoyenkant van een poot. E lui 11 trekcning
Joachim Gotttchalk en Hans Nielsen in de Terra-film „Aufruhr in Damaskus (Foto Terra)
DE CARRIÈRE VAN
JOACHIM In de nieuwe Terra-film „Die schwedische Nachtigall* die onder regie van Peter Paul Brauer wordt opgenomen, speelt Joachim Gottschalk een hoofdrol.
In December van het jaar 1921 moesten de jongens In de hoogste klas van het gymnasium te Kottbus een opstel maken, waarin ook gesproken diende te worden over eventueele wenschen op het gebied van kunstzinnige beroepen. Zooals men kan lezen uit een schoolschrift van Joachim Gottschalk, dat uit dien tijd dateert, liep hij reeds toen rond met de gedachte, tooneelspeler te worden. Maar de omstandigheden dwongen hem, voorloopig af te zien van de vervulling zijner wenschen. „Ik heb me," zoo vertelt Joachim Gottschalk, die als zoon van een dokter te Calau werd geboren, „gewend tot Dr. Georg Droescher, den voormaligen Berlijnschen regisseur en directeur van de Staatsopera, die naderhand de leiding kreeg over het museum van het Staatstheater. Ik verzocht hem, mij op de proef Ie stellen. Dr. Droescher, die juist in Kottbus vertoefde, waar hij een literaire lezing hield voor ons gymnasium, beweerde wel is waar, dat ik begaafd was, doch hij raadde mij af, aan het tooneel te gaan, omdat de verhoudingen in den tijd na den oorlog zoo uitermate moeilijk waren. Dus deed ik eerst mijn eind-examen en gaf mij toen op voor de handelsmarine.
Karl Ludwig Diehl, Joachim Gottschalk en Ilse Werner in „Die schwedische Nachtigall". (Foto Ttrra)
Op een dag in Augustus pakte ik mijn koHertje, stapte in den trein er ging naar Bremen. Eerst meldde ik mij aan bij de' Deutsche SchulschiHverein, daarna ging ik naar Èlsfleth aan de Hunte, waar ons schoolschip lag, de „Grossherzogin Elisabeth", een driemaster met volledig takelwerk. Des avonds lag ik reeds naast dertig kameraden in mijn hangmat en was ik er mij van bewust, dat er nu een nieuwe periode in mijn leven aanbrak. Vier weken later volgde de eerste groote reis naar Madeira en daarna naar Midden-Amerika. Ik vervolgde mijn opleiding en daar tusschendoor maakte ik nog een reis naar de Noord- en de Oostzee en In October vingen wij onze tweede groote reis aan. Op een goeden dag zocht een reederij in Hamburg voor de bark „Lisbeth", die in Chili salpeter moest gaan laden, een matroos, en hoewel er nog een half jaar aan mijn opleiding ontbrak, meldde ik mij aan; ik werd aangemonsterd en zoo verdiende ik mijn eerste geld als zeeman. . . vijf en zeventig mark per maand. En nu volgde de langste zeereis, die ik ooit gemaakt heb. We bleven honderd en tachtig dagen onderweg, tot de Chileensche kust in zicht kwam, gingen echter niet aan land, maar zetten koers naar Australië, waar wij tarwe moesten innemen. Wij hadden vijf weken noodig, voordat wij door den heftigen tegenwind heenbraken en om Kaap Hoorn heen konden komen. Pas na driehonderd dagen" varen voelden wij weer vasten bodem onder de voeten. Toen ik weer terug was in Bremen, liet ik mij afmonsteren en ging over naar een stoomboot van de Hamburg —Zuid-Amerikalijn, maar al spoedig kon ik vaststellen, dat een matroos op een zeilschip een heel wat grootere rol speelt dan op een stoomschip. De teleurstelling daarover bracht mij er toe, veel over mijn toekomst na te denken en daarbij gingen mijn gedachten onwillekeurig weer naar het tooneel. Dikwijls greep ik naar een deeltje van de klassieken en las er aandachtig in; ik hield mij bezig met de figuren, begon ook een paar rollen van buiten te leeren, en ternauwernood was mijn derde reis op het stoomschip achter den rug, of ik zei het zeemansberoep vaarwel en ging naar huls. Door aanbeveling kwam ik bij professor Ferdinand Gregori in Berlijn, die niet slechts als gewezen Hofburg-acteur, maar ook als tooneel-kenner en leeraar naam had ge-
GOTTSCHALK maakt. Hij toetste mijn aanleg, gaf mij les en zorgde er ook voor, dat ik af en toe kleine rollen kreeg te spelen, om me wat honorarium te laten verdienen. Tot ik mijn eerste engagement kreeg als „jeune premier" en jeugdige held bij de Württembergische Landesbühne, een reizend tooneelgezelschap. De plaatsen, waar wij speelden, volgden elkaar in bonte afwisseling op. Vaak hadden de opvoeringen plaats in schouwburgen, dan weer in amusementsgelegenheden, die een podium rijk waren en zelfs speelden wij eens In een gymnastieklokaal. Na afloop van da tweede speel-periode kwam ik bij het Zwickauer Stadttheater, den zomer daarna bij het Kolberger Kurtheater en daarbij aansluitend bij het Alte Theater te Leipzig. De vier jaren te Leipzig waren voor mijn artistieke ontwikkeling uiterst belangrijk. De volgende pleisterplaats was Frankfort, waar ik meewerkte bij de verschillende stads-tooneelgezelschappen. Hier haalde general-intendant Klöpfer mij weg naar de Berlijnsche Volksbühne. Spoedig daarop volgden mijn films „Aufruhr in Damaskus" en „Du und Ich"."
'
■
i/tut c(e iweA MARIA ANDERGAST VIERT HAAR VERJAARDAG DEN 4en JUNI (Foto Donau-fllm)
Een historische plek: de binnenplaats van het aloude Princenhof, waar In 1584 Prins Willem de Eerste werd vermoord.
De hooge walmolen aan de De D«lftich« j.ufd vltcht gr«»« In d« Dkn.^lvJ*.»* *.~-,:~r. ti«ntalUn Dalfttche grachten, —Op dan u,r...l* Phoenixstraat, gezien vanuit ,eht,rgI.ond d, moo|e Oo.tpoort, aan een der Delft sehe Stegen. dar oud« te waterpoorten van ont land. o o stemmige wanden en met de vele schilderijen van oude meesters langs de wanden. Ook de burgermeesterskamer is zeer mooi. Men vindt hier schilderijen van Van Heemskerck en Delft, van Van Miervelt en Bronckhorst, om maar een paar van de bekendste meesters te noemen. Al wandelend door Delft is men geneigd telkens stil te staan om te genieten van een pittoresk plekje, om een fraai geveltje te bewonderem of zich door een monumentaal bouwwerk te laten imponeeren. De oude waterpoort mag men niet verzuimen te bezoeken en ook moet men een blik werpen in het oude Princenhof, het oude paleis van Willem de Zwijger, die hier In 1584 werd vermoord. Men moet den ouden walmolen zien, die aan de Phoenixstraat te vinden Is, en die buitengewoon hoog Is voor een Hollandschen molen, men moet. . . ja, wat moet men al nlèt, om de schoonheid van Delft te leeren kennen? Gaat U er eens heen, dan zult U het zelf wel te weten komenl
Dwa< A?li l t
Je ^"V0" l
het
B™eU Holland. Reeds in de tiende eeuw
de
eeUwen
heeft ,•" trjdperken ..1J ?"" van *"" zeer heeft, maÏÏ-Jr**' maakte zij eenlge
die
u
' '* «*"Die<**" rug grooten bloei" mee. hebben
Een gevel uit 1621 aan de Koornmarkt. Let op het goede gebruik, dat onze voorouders wisten temaken van hardsteen! {Foto's LP. A R.S)
Rampen zijn Delft niet bespaard gebleven. In 1536 werd het grootste deel van de stad door brand verwoest, in 1654 gingen de bij den brand gespaarde dee'en door romnOhT.er?nnHPMln0-Van h*.Kru,thu'« ^'orin. Maar steeds weer wïrd de Zé. kéliik. stadsh^u trie 5' ^«AbToemd wa», opgebouwd, steeds bleef het oorspron Sjkf wij. :uS0« kdt ti!nlallen 9raCh^n1 en h0"d^" bruggetjes met hun vroö-
^TJ:^:^:i:z:^heden
,ifli de Dei,tsche bi
—^ - -
z rrS: ^7-re^z-trg^n^ onze voorvaoeren, IF die in eere moet worden gehouden miX dVn" dï'h^K c°[;ftntfeertwzlch 0P d« "hoone Markt, die niemand 0r,C US ViCt0r d mXleln van NeTeÄ' n ? Stuers noemde: "H^ Woonst* J MDX, nrZJ.* • Daar op dat ruime plein, waar het standbeeld van een d e rNiaüw. W wT'"'IHJ,B<1kerk L
Gr00tl te bewo d
1
" ^" '«- «taan het stadhuis en
ln onxe k^nJ 113 J! 5' ^ Oeschiedenis heeft gespeeld, mag als ben r0 ,r $t, , Ma r Van he baksteenen , or:! ^ I U . V S,adhuis weet me" ^^ De vierkante, I5 Jbaksteenen »oren die in het midden van het stadhuls slaat, is zeer oud Hli date«*
denn At 'uit u? tl ^Jï' »O**™*™*«** De natuurste^^en bovenbouw van De reSt het ,raaie Is gebobd in dXe^^ 9 .TA "A "^ T *™™*™* 1620 doOr 0nzer beroemd Hendrick de Kevser Er i. J„ ' 1 L. V" ^ bouwmeesters, y 00We v n bmnen als van buit zien V-n hMit ■' f . ? e" veel aan dat stadhuis te m00i b elden rijk sn, erk flérelA ""•M" •" monumëll: gavemjaen, v« van bSlnT binnen kan " men allereerst !. de !fraaie ' raadzaal >bewonderen, met zijn
De Bourgondisch, toren van Delfts fraaie stadhuls rijst fier op boven de oude gevels van de Markt.
De stemmige raadzaal van Delft, waar de vroede vaderen der stad vergaderen In gezelschap van kunstwerken uit vervlogen eeuwen.
INTRIGES DE ROMAN VAN THOMAS HOLK
m.
%
m ^"
■^^h.
t' % >
H
É
^^
jjA ,
MMI
Liane Haid »Is Ada Rasmus eh Gisela Uhlen als Krista.
Thomas Holk Krista.
en
Mevrouw v. Estorff, kapitein Boii (Albert Fiorath), Thomas Hoik en Ada Rasmus.
Thomas Holk en zijn tante, mevrouw von Estorff.
^^w*
,,Hoe kan dat? In uw signalement staat: donker, krullend haar en blauwe oogen. Dat klopt heelemaal niet met uw uiterlijk!" ,,Neen — maar men schijnt mij als kind eens verwisseld te hebbenl" (Afttnpositn)
AUII
(Wiener III.)
„Kunt u rekenen?" „Heel goed, juHrouwl" „Welnu - op mij hoeft u niet mee te rekenen." (Das lil. Blatt)
„Onze beroemde'gast I» xoo zwaar verkouden, dat hij helaas niet zingen kan. Hij zal daarvoor in de plaats eigenhandig zijn gramophoonplaten opzettenl" (Das lil. Blatt) 1805—13. De ronde pas van deze jurk is van effen materiaal gekozen evenals de ceintuur. Benoodigd : 0.50 M. effen stof van 90 cM. breedte en 2.50 M. gewerkte stof van 90 cM. breedte. 1805—14. Oekleede jurk van zijde. Het model is gegarneerd met een garnituur van wit piqué of gebloemde organdie. Benoodigd : 3 M. stof van 90 cM. breedte. 1805—15. Aardige Jongemeisjesjurk van vroolijk gebloemde stof, . Benoodigd : 3.10 M. stof van 90 cM. breedte. 1805—16. Vlotte Jurk van wit linnen. De plooien in den rok ioopen op het lijfje door. Benoodigd : 3.10 M. stof van 90 cM. breedte. 1805—17. BIJ deze Jurk van geruite stof behooren shorts van hetzelfde materiaal. Benoodigd : 4 M. stof van 90 cM. breedte.
„Juffrouw, mag ik u op iets opmerkzaam maken?" „Ja, waarop?" (Lust. Köln. Z.)
„Op mijl"
„Dat heeft mijn vorige m«lsje vergeten I" (Btrtoläo)
Van deze modellen zjfn bij de administratie van ons blad patronen vèi-krüpbaar voorden leefi{jd van 72-14-, 14 —16 jaar en in de maten 38, 40, 42 en 44 tegen den prj/s van fO,25 per stuk.
„Waarom hebt u het geld gestolen?" „Ik wilde kassier op een bank worden en moest een waarborgsom Stortenl" (Berllnske Tidende)
Modellen Rotogravure
1
^
—
LIZZI WA LD MULLER speelt belangrijke rollen in de Tobis-film „Frau Luna", regie Theo Lingen, en in de Deka-Isarfilm „Alles für Gloria", regie Carl Boese.
EEN KLEEDING-VERORDENING. edurende de eerste helft van den dertigjarigen oorlog bepaalde de gemeenteraad van de stad Hamburg dat „vrouwspersonen, jongedochters, maagden en vrouwen, die uit louter nieuwsgierigheid bij branden, oploopen of oproer probeerden zich er tusschen te dringen en daardoor het blusschen of andere maatregelen door hun opdringerigheid bemoeilijkten, als boete het bovenste kleedingstuk moesten afstaan. Een eigenaardige, maar waarschijnlijk wel doeltreffende straf, die echter omstreeks het jaar 1528 nog verscherpt werd. Toen heette het namelijk: „Wanneer zij echter niet veel boven hun huid droegen — bedoeld werd niet veel kleedingstukken — dan moesten zij in plaats daarvan flink worden ingezeept, en wel met roet. Of ze moesten, anderen ten voorbeeld, met slagen betaald worden."
HET APOTHEKERSGETAL. Dat is, naar men zegt, 99. En wel, omdat apothekers 99% verdienen. Men beweert wel eens, dat zij ontkend hebben, 100% te verdienen, maar dat zij 99% toegeven. Doch dat is allemaal natuurlijk slechts een grapje. Volgens een andere, eveneens „humoristische" lezing zou het getal 99 op de volgende manier zijn ontstaan. 1 A als eerste letter 16 P als zestiende letter 15 O als vijftiende letter T als twintigste letter 20 8 H als achtste letter 5 E als vijfde letter 11 K als elfde letter 5 E als vijfde letter 18 R als achttiende letter tezamen
99
EEN SCHILDERIJ OP EEN RIJSTKORREL. Japansche meester van de houtsnede Hokasai kon met ieder denkbaar gereedschap schilderen, bij voorbeeld met een borstel, een bezem, een wijnflesch en zelfs met eierdoppen. De grootte van een schilderij bezorgde hem al evenmin moeilijkheden. Hij teekende bij voorbeeld op een papieroppervlakte van honderd vierkante meter een paard, en even daarna twee musschen op een rijstkorrel.
(Foto Tobis.Haenchtn)
HIER IS TOCH ALLES SCHOTS EN SCHEEF I In Das III. Blatt troffen wij bovenstaande teekening aan, die er werkelijk uitziet, alsof de beide vierkanten heelemaal schots en scheef loopen. Toch is dit niet zoo, want het zijn absoluut nauwkeurige kwadraten. Meel u het maar na, dan zult u zien, dat het werkelijk zoo isl De teekening is dan ook een sprekend voorbeeld van zoogenaamd optisch bedrog, waardoor bewezen wordt, dat wij niet altijd alles zoo zien als het is, maar dikwijls zooals het onzen oogen door allerlei bij-omstandigheden wordt voorgegoocheldl
DE SNEEUW IS VAN BINNEN ROOD. Hoe weinig men in het midden van de achttiende eeuw nog afwist van de materie sneeuw, blijkt uit een artikel over de sneeuw uit dien tijd, waarin de geleerde schrijver mededeelt: „Hoewel de sneeuw van buiten witter ziet dan een parel, is zij van binnen toch rooder dan een robijn. De zwavel echter, die in haar verborgen is, verleent haar die witte kleur."
ke
D'
DE SPIN KAN METEN.
D'
ke
gelijkmatige afstanden in het web der spin zijn niet aan het toeval te danken. Ze worden door de spin nauwkeurig gemeten. Voordat ze een nieuwen draad aan den spaak van het wiel bevestigt, onderzoekt zij met haar voorpoot den afstand van den voorafgaanden cirkel en maakt pas, nadat zij dezen nauwkeurig heeft vastgesteld, den nieuwen draad.
KLEINE GESCHIEDENISJES. Bader heeft een overleden mede-lid van zijn kegeldub begraven. Des ochtends vroeg komt hij zijn vriend Schalter tegen. „Zoo, Bader,, al zoo vroeg met een hoogen hoed op?" „Ik kom van een begrafenis, Schalter." „Zóó vroeg? Wanneer was die begrafenis dan?" „Gisterenochtendl"
SCHIJN BEDRIEGT.
Op het eerste gezicht zoudt U misschien denken, dat het hier afgebeelde plaatje een lampion voorstelt. Maar zooals gezegd: schijn bedriegt, want het is de voorkant van den koffer-visch. 'n eigenaardige verschijning uit de tropische zeeën. (foto Roto)
■•».•■7*
„Gisteren verklaarde je man bij de familie Van Bruggen, dat jullie heelemaal niet bij elkaar pasten." „De idioot — we passen uitstekend bij elkaarl"
„Voordat ik je mijn dochter toevertrouw, nog één Heb je schulden?" „Neen, schulden niet; alleen loopende termijnen."
vraag:
„Adebaar, Je hebt zeker virel veel vrouwen bedrogen?" „Neen, lieveling, ik zweer je, dat jij de eerste bent!"
„Waarom mag je Jan eigenlijk niet, Marie?" „Hij praat maar steeds over beschaving. Dat doet men toch niet. Ik kan iemand jarenlang kennen, en hij zal nooit iets van mijn beschaving merken."
1
OPLOSSINGEN ZOEK EN VIND 21 MEI 1941
DE PRIJSWINNAARS
KRUISWOORDRAADSEL 33. 34. 36. 38. 39. 41.
peraoonl. voomaamw. voorzetsel bid (Latijn) eerstkomende (afk.) kwijnen huidbekleediel der vogelt 44. alt 1 horizontaal 45. bloem 46. bergplaatt
OPLOSSING KRUISWOORDRAADSEL.
Verticaal:
OPLOSSING LETTERGREEP-KRUISWOORDRAADSEL.
DE 1^1 DA VE REN (rEH DARlME ^ DEE
DE ZELF
ci bd ME
DE
ß|TEL|^| VA REN
bdoE vETiaTE KWA LUK
K^HO^l
DER
0 HUUR
(r£N|TI
TJE
BOJDE AAN mm «L
OPLOSSING SCHAKEL WOORDRAADSEL.
ffl
M I6IR rRTÖlMIDI
ITTó
OlMlDl E RIOIP I I 1010 IR 10IO
ill B |R|
" &
cl. z
E L ^. E 1 ^-, »Tl ' ITM A N D M A A ilT H U K 0 KNIET |H1U W A S N 1 E M A N D
Jt fV.
S K S P L T (E) T (ÉT 6 (u) D
R
(0 ® Cv CO CO \0 (0L S
R
L
R
L
OPLOSSING LEEKEDICHT-PUZZLE, „Weet Uzelf l" zei ik tot Iemand Maar hl] kon niet: hl]
wat niemandl
Welluidend - wartaal halfwaï - uitzeilen •trljken - NIJkerk mammoet - zon - huid - mit.
OPLOSSING FILMSTER-VISITEKAARTRAADSEL. HANS BRAUSEWETTER.
1. 3. 7. 9.
voegwoord uur muzieknoot verzamelwoord voor de advocaten 11. gemeente in Overijsel
12. 13. 15. 16. 17. 19. 21. 23. 24.
meisjesnaam {at in een leidina landbonwwerktntt lidwoord muzieknoot bier beveatitfing boomtak ton
LAND BOUW
JON ba VOOR
OPLOSSING MUURRAADSEL.
Horiiontaal;
25. 26. 28. 30. 32.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
voorafgaand onderzoek het verraden naar beneden gaan familielid rosgeel worden trachten iets te verwerven 7. door slaan vastmaken
IL,
1
I ^
Al ' 1 1 l 1 si i i i r 1 ' 1 1 ' 1 1 II Hill 1 fil 1 1 II 9l 1 1 1 1 , 11
?
t
7
t
9
10
II
12
13
1
:r
15
14
-J
]
D
nu uu u c] D
VIERKANT-RAADSEL. 1
2
D
D
□ D 16
17
El
1. 2. 3. 4. 5.
heup jicht bezorgen kernrad ttralen tchieten bogen maken tutschen twee tteunpunten 6. gedurende, tijdene 7. het aanhoudend draaien 8. vertterkte plaatt 9. hard gemaakt 10. verhaal, dat op volksoverlevering berust • 11. opgewaaten 12. tuttchen twee voorwerpen intluiten 13. zacht met de hand over ieta heengaan 14. iemand naderbij komen 15. veronachtzaming 16. kriebeling 17. kring of reekt van jaren 18. gevolg In de omringde vakjet ontstaat een bekend gezegde.
FILMSTERVERANDERRAADSEL.
3
1
stap - leek - klap - laat - bad - knal maat - beven - toos - stel - massa - maas
2
In elk van bovenstaande woorden moet één letter door een andere vervangen worden, zoodat de woorden een andere beteekenis krijgen. De nieuwe ingezette letters, achter elkander geplaatst, vortnen den naam van een filmster.
Door juiste invulling van onderstaande letters vormen zich woorden, horizontaal en verticaal dezelfde van de volgende beteekenis: 1. snel ontploffend 2. vennoot 3. de verkoolde pit van een kaars afknippen
Verticaal:
io|
%>
8. een tot de familie der fazanten behoorend vogelgeslacht
I
i
2 .
3
Horizontaal:
5|
1
-
1. getij 2. hoornachtige verharding van de opperhuid 3. muzieknoot 4. patgang van een paard 5. bovenste eener ra 6. afkorting van een lengtemaat 7. gemeente in NoordBrabant 8. voorzette! 40. afkorting van den naam van een onderwijs 14. gemeente in Gelderland 16. afgod der Philittijnen 18. ttoot 20. meisjesnaam 21. door etten verkregen plaat 22. deel van een achip 23. achting 27. planten 29. bewoner van Ierland gemeente in Gelder- 31. vrucht van een boom 35. bijwoord land 36. gewicht familielid 37. gegroet (Latijn) apita toeloopende 38. en dergelijke (afk.) baard 39. voorzetael hert 40. en andere (afkorting) afkorting van den naam van een wind- 42. alt 35 verticaal 43. deel' van een maat streek
HEKWERKRAADSEL.
2|
INVULRAADSEL.
Wij stellen een hoofdprijs van f 2.50 -en- tien filmfoto's beschikbaar om te verdeelen onder de goede oplossers. Antwoorden in te zenden vóór 11 Juni aan Dr. Puzzelaar, Noordeinde 8, Leiden. Oj. enveloppe of briefkaart a.u.b. duidelijk vermelden: Filmpuzzle 11 Juni. Deze puzzle kan tegelijk met de andere ingezonden worden, doch liefst op een apart velletje papier.
D% ^M^XXUTR-BXTXCTIVX
MUURRAADSEL. In elk vakje moet één letter geplaatst worden. Elk volgend woord bevat de lettert van het voorafgaande met één letter er aan toegevoegd tot en met nummer zet. De volgende woorden bevatten elk de lettere van het voorafgaande met telkens één letter verminderd. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
klinker. thans waterkruik tijdmaat (meervoud) bettendig zijn zich verstouten
7. schudding, tchok 8. wat toegang geeft tot een huia, vertrek of katt 9. mannetjethond 10. muzieknoot
11. klinker
(fo
'n goed antwoord zenden. Da verdeeling der prijzen geschiedt op een manier, waarbij «He Inzenders van goede oplossingen gelijke kansen hebben op het verkrijgen van een der prijzen. U gelieve Uw antwoord in te zenden v66r 1 1 Juni aan Mr. Detective, Noordeinde 8, Lehden. Op briefkaart of enveloppe vermelden: Amafeur-Defecf/ve f7 Juni. De oplossing van hot voorlaatst« foto-probleem. Op de hierbij gereproduceerde foto ziet men aangegeven, welk gedeelte als opgave werd geplaatst. Commentaar mag nu overbodig heeten f De hoofdprijs van f. 2.50 werd deze week toe* gekend aan: den heer J. Antonlsse, 's-Gravenhage. De troostprijzen vielen ten deel aan: den heer H. F. Gelger, A'dam; den heer J. Rendering, A'dam.
De hooldprijxen werden deze week verworven door: mevrouw J. L. Hllle, Schiedam; mejuffrouw M. Bruynlus, 's-Gravenhage; mejuffrouw R. Llsienburg, Rotterdam; den heer P. J. Hamelinck, 's-Gravenhage; den heer A. C. Hol, 's-Gravenhage. De troostprijzen konden worden toegekend aan: mevrouw E. Hofstra, Sneek; mejuHrouw R. Polak, Alkmaar; mejuffrouw S. Herten, Amsterdam; mejuffrouw A. W. v. d. Ende, Naaldwijk; den heer H. J. Bouckaert, Zeist; den heer M. D. Snel, Amsterdam; den heer A. Kalkman, Rotterdam; den heer M. v. d. Zanden, Balkbrug; den heer P. Kranendonck, Ridderkerk; den heer A. Ehrlicher, 's-Gravenhage; den heer M. W. v. Vuren, Zwijndrecht; den heer F. Huiringa, Applngedam; den heer C. Rombouts, Leiden; den heer J. P. de Ruiter, 's-Gravenhage; den heer A. v. Gessel, Leidschendam; den heer J. H. Goosens, Alkmaar; den heer A. v. Dommelen, Rotterdam; den heer W. de Hoop, Groningen; den heer W. Vink, Amsterdam; den heer H. Koopmans, Joure. Den hoofdprijs van de filmpuzzle verwierf; mejuffrouw J. B. v. d. Sanden, Amersfoort. De troostprijzen vielen ten deel aan: mejuffrouw C. Baas, Leiden; den heer C. H. v. Beusichem, Haarlem; den heer Ch. den Arend, Rotterdam; den heer J. A. Kok, Rotterdam; den heer D. L. Tuyl, Schiedam; den heer F. P. Harte, Rotterdam; den heer P. J. Douw, Rotterdam; den heer D. Kegge, Rotterdam; den heer F. Wouters, Gennep; den heer J. H. Elskamp, Boekei; den heer P. v. Unen, Schiedam; den heer B. M. A. Godschalk, Rotterdam.
ONZE PRIJZEN. Voor goede oplossingen van iedere puzzle, stellen wij een prijs van ƒ2.50 benevens vier troostprijxen beschikbaar. In totaal dus deze week 7 prijzen van ƒ2.50 elk, 22 troostprijzen en 10 filmfoto's. DE OPLOSSINGEN op de in dit nummer voorkomende puzzles, enzoovoort, gelieve men Vóór 11 Juni 1941 in te zenden aan Dr. Puzzelaar, Noordeinde 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart vermelde men duidelijk: Oplossingen Zoek en Vind 11 Juni.
-
Vervolg van : De loman van Thomas Hoik Ze was weer naar mevrouw von Estorff teruggegaan en had bij haar direct de ontspanning voor haar geschokte zenuwen, de rust voor haar nerveuze verwarring teruggevonden. Ze luisterde weer en was stil. Ze zweeg wéér van geluk ... Er bestaan werkelyk menschen die in het feit, dat eenvoudige, maar zeer fatsoenlijke en achtenswaardige lieden soms visch met een mes eten, iets verschrikkelijks humoristisch zien, waarover zy lachen móéten, of zy willen of niet. Het kan niet ontkend worden, dat-de gasten in de zaal zich ook nu heimelijk op een dergelijke grappige" gebeurtenis hadden voorbereid. Maar hun verwachtingen werd, wat Krista betreft, den bodem ingeslagen, want in de eerste plaats was er geen visch, doch in de tweede plaats zou zy lederen snoek of forel, zooals zij het op den diencursus by mevrouw de weduwe Alwine Schieferdecker geleerd had, op waarlijk keurige wyze naar den mond hebben gebracht. Het was dus wel een tegenvaller voor het hooggeachte publiek, en dit des te erger, daar Krista de filetsteak, die zij had gekozen, met natuurlijke en bekoorlijke gratie naar binnen werkte ... Ze dronken wijn. Zurlinden dronk mineraalwater. De vreemde omstandigheden, waardoor deze vier menschen by elkaar waren gebracht, gaf aan het gesprek eerst een ietwat onderzoekende, gereserveerde stijfheid; geleidelijk werd de?e echter wat losser, om ten slotte om te slaan in een vertrouwelijke onbevangenheid. _,. r u J Mevrouw von Estorff was wel degeen geweest, die het ys had gebroken. Terwijl zy luisterde naar het grappige relaas dat Krista vertelde van de kunstjes, die haar poes thuis allemaal wist te vertoonen, zat de Sanitatsrat peinzend, op zyn filosofische manier, naar het meisje te kykeu, om ook telkens een heimelyken blik op Holk te werpen, die heel duidelyk aan één stuk door genoot van hetgeen Krista allemaal vertelde. En toen gebeurde er plotseling iets wonderlyks: Zurlinden, de dokter die academisch gevormd was en zich zijn heele leven lang aan een strenge zelf-tucht had onderworpen, schoof opeens zyn glas mineraalwater weg en bestelde Mosel. Thomas Holk dreigde hem komisch met zyn wijsvinger. Krista voelde zich in haar beroeps-opvattingen getroffen en zei schalksch: „Maar, maar... ! , en mevrouw von Estorff waarschuwde hem met goed-voorgewende boosheid en geheel in den styl van een echte huisvrouw. Hy trok er zich echter niets van aan, en antwoordde met een goedmoedig lachje!
HANS STÜWE in de Ufa-film „Der Weg ins Freie". (foto Ufa-Undntr)
Holk had nu het woord en terwijl hy tegen allemaal sprak, bedoelde hy alleen Krista. Hij vertelde, omdat een heer met een langen neus en een mager gezicht met fel schitterende oogen hem er aan herinnerde, een anecdote uit het grillige leven van Vrijheer von Knigge, die overigens, zooals mevrouw von Estorff harerzijds opmerkte, in den Dom te Breinen, rechts vóór den ingang naar den Bleikeller, begraven lag, de gewichtig-doener! Toen Holk met prachtige . geestdrift aan een geschiedenisje begon, in welker verloop de Vrijheer, wien de omgang met menschen niet zelden mislukte, in zyn hemd een rol begon te spelen, remde tantetje het, overigens heel onschuldige, verhaaltje en begon op schilderachtige wyze van het Bremer land te vertellen, van de heide en de velden, den raadskelder, het water en vóór alles van den zegen der scheepvaart. Krista, die ijverig deelgenomen had aan de herhaald uitgebrachte „prosits" luisterde met plezier naar hetgeen er hier allemaal uit een haar verre en onbekende wereld werd verhaald, en ook zy leverde haar bijdrage tot de gezellige stemming door te vertellen van haar dorpje, het feest van de brandweer, den verdoolden zoon van den dominé, de buitelingen van haar begaafde poes, haar grootmoeder en de heerlijke kermis van een paar dagen geleden. Zurlinden boog zich een.eindje over de tafel heen, alsof hy iets zeer vertrouwelijks wilde gaan zeggen. Hy tikte even aan zyn glas. Hy zag er ernstig en verstandig uit, en zyn oogen schitterden van • innerlijke vreugde. Hij sprak heel zachtjes, alsof hij de woorden fluisterde: „Lieve vrienden, ik hoop niet, dat u het onbescheiden zult vinden, wanneer ik in deze oogenblikken, waarin onze harten zoo dicht by elkaar gekomen zyn, met eenige weinige woorden uiting geef aan het gevoel van dankbaarheid, dat ik tegenover u ondervind. Ik mag hopen, dat u mij niet geheel en al als een vreemde zult willen beschouwen, want ik voel my door sterke overeenkomsten met u als een goede buur verwant en daar ben ik 'erg gelukkig door! Voor dit geluk dank ik u. Ik hoop werkelijk, lieve Lisetta, dat de pyniyke indrukken, die, eenige decennia geleden door een nogal dommen student in de medicijnen by je zijn achtergelaten, nu eenigszins door de waardige vertegenwoordiging van een Sanitätsrat gecorrigeerd worden, en u, juffrouw Krista, wilde ik, indien u het aan het hart van een ouden man vergunnen wilt, graag zeggen dat het voor my een diepe vreugde beteekent, getuige te mogen zijn van het verbond, dat u met onzen besten Holk hebt gesloten. Ik ben er bij geweest toen de eerste blik, de wérkelijke blik uit diepe oogen, u met elkander verbond, en ik reciteerde, omdat het reciteeren my nu eenmaal in het bloed zit, sinds dien dag steeds weer de woorden van het klassieke bewijs voor de waarheid en de diepte der „liefde op het eerste gezicht", de woorden van Julia bij de genade van Shakespeare, die by de eerste ontmoeting met Romeo als eerste woord toen zy door zyn blik was overweldigd, zei: „Is zyn hand niet vry, dat dan het graf myn huwelykssponde zy..." Neemt u alstublieft, vrienden, de wijdloopigheid van mijn woorden niet kwalijk. In hetj(heerlyke gevoel getuige te mogen zyn van uw geluk, drink ik ..." Een klaarblijkelijk wat aangeschoten gast, wiens uiterlijk en gebaren den indruk van een wel elegant gekleeden maar toch derdeof vierderangsch tooneelspeler maakten, stond plotseling, terwyl Zurlinden nog sprak, aan de tafel, zette brutaal zijn rechterhand in zyn zy en beval: „Juffrouw Krista, morgenochtend myn bron reeds om zeven uur op myn kamer, alsjeblieft. Adieu." De rekel was met zyn „Adieu" zóó snel verdwenen, dat Holk, die woedend opgesprongen was, den snellen lafaard nog slechts zou hebben kunnen achterhalen, indien hy hem naar buiten was gevolgd. En dat was de moeite niet waard. Zurlinden, die dqor de gebeurtenis van zijn a propos was afgebracht, herhaalde luid wat Holk dacht: „Het loont de moeite niet..." Het incident was door bijna niemand opgemerkt, want na de eerste seconde van een verlammende verbluftheid, keken zij elkaar verbaasd aan, en toen Holk weer was gaan zitten, begon Krista zachtjes te giebelen. Mevrouw von Estorff werd door de vroolijkheid van het meisje aangestoken en verhoogde de stemming door hardop te lachen, waarby Holk, ofschoon hij tegelijkertijd door een onderdrukt „Zoo'n schoft!" uitdrukking aan zyn woede gaf, en Zurlmden zich schallend aansloten. De uren gingen voorbij en de glazen klonken. Ook het glas van den Kurdirecteur, die zelfs in' een opwelling van „ruiterlijke" ridderlijkheid Krista de hand had gekust, stootte spoedig mee aan, en het werd een gezellige en verbroederde stemming zonder voorbeeld. „Overmorgen vertrekken wy dus, Krista en ik. Onze reis gaat over Berlijn, omdat wy kleeren moeten koopen, myn hooggeëerde beeren," zei mevrouw von Estorff. „Thomas blyft dus nog twee weken hier." „Het is een heele omweg, tante, maar de moeilijkheden der aardrijkskunde zijn nog nooit een hinderpaal voor u geweest als het om kleeren ging. In dergelijke aangelegenheden bent u -vroeger zelfs wel eens naar Rio geweest!" Misschien zou zij haar poes kunnen meenemen, dacht Krista, maar tante stak een stokje voor deze plannen van het meisje, want een landelijke kat zou zich in een groote stad als Bremen slechts ongelukkig kunnen voelen. Zurlinden gaf zijn vrienden hartelijk de hand en ging naar bed. Mevrouw von Estorff vertelde Krista wat zij als voorbereiding voor de reis had te doen, opdat zy het nifet in haar hoofdje zon
halen misschien kisten en koffers mee naar Breinen te nemen, maar slechts een gemakkelijk koffertje. Onderweg zou de kwestie van kleeren, het linnengoed en wat er verder allemaal noodig kon zyn, wel geregeld worden. Het einde van den feestelyken avond, die ongemerkt in een feestelyken ochtend was overgegaan, behoorde h(?t jonge paartje alleen...
In het dal van Hallbad woedde op den morgen van het vertrek een onweer, alsof alle duivels uit de hel des nachts waren losgelaten, om het innige geluksgevoel dat Krista doorstroomde, den adem te benemen. De góéde menschen in het dorp hadden het juist en oorbaar gevonden, dat zy moedig en met opgeheven hoofd de wereld in zou gaan, de kwaden echter, aan welker hoofd de paardenhandelaar stond, hadden de gebeurtenis direct in het twijfelachtige licht van hun wangunst en boosaardigheid geplaatst, en fluisterden allerlei ernstige geruchten. Krista had in Bergaqen zorgvuldig alles in orde gemaakt en reeds des avonds afscheid genomen van haar vader en de buren. Den nacht had zy met Barbara op haar kamer doorgebracht en haar vriendin had haar zooveel goeden raad gegeven met betrekking tot haar geluk en welstand, tegen ontrouw en hel uitvallen van het haar, tegen zwarte katten en gedroomde zwanen, tegen blonde weduwen en brunettes, dat Krista in den wirwar van dezen heksensabbat geen weg meer wist en zy er den slaap niet door kon vatten. Precies om vijf uur liep de wekker af en even later trof Krista, zooals afgesproken was, in het Kurhaus mevrouw von Estorff en Holk by het ontbijt. Buiten was het verschrikkelijk weer; de wind floot en de regen kletterde tegen de ruiten. Sterke takken kraakten van de boomen af en werden, alvorens zy op de aarde smakten door de woeste willekeur der windstooten heen en weer gegooid en geslagen; donderslagen deden aan een roffel op pauken denken, en binnen zaten, door een nog slaperigen kellner bediend, drie opgewekte menschen, die elkander goeden raad gaven, elkaar trouw beloofden en ... van elkander hielden. Een auto bracht hen naar het station. De trein kwani binnenrijden. By de twee bloemenruikers, waar Holk voor'gezorgd had, kwamen op het laatste oogenblik nog twee andere van gele en witte rozen, die de Sanitätsrat ademloos, transpireerend èn gelukkig den beiden dames door het raampje van de afdeeling aanbood. De trein reed weg. Een zonnestraal viel door het grauwe wolkendek als een symbool van het geluk, maar direct daarop knalde er een harde donderslag, terwyl felle windstooten begonnen te gieren en te fluiten. Krista reed de wereld in ... De hemel van haar geboortegrond weende en was in opstand ...
K/EKt«! U KI IDS »IJ VOO I MiSLUKKINGtN DOOR U IN BURÜUWBARf
ROLFILM
U
KOOP1 UUS ttN
EXPRESS DE ROLFILM IN HET BEKENDE FRISSCHE ORANJE DOOSJE.
HOOFDSTUK XVII. In Bremen was het vier dagen later béter, of slechter weer, al naar men het wil opnemen, want het was warm en drukkend, en de zwoelte kleefde den Bremers in het hoofd en tusschen den boord. Het was een temperatuur, die eigenlijk voor geen enkel temperament gunstig was. De voorbijgangers, die in de Sögestrasse winkelden en wandelden, ondervonden dezen vroegen hoogzomer als een drukkenden last. De rijdende verkoopers van bevroren en gekoelde limonade verheugden zich in een drukke klandizie. De dames liepen op de trottoirs met boersche hoofddoeken en in Zuidduitsche Dirndljaponnetjes, en daar ondanks den ouden stelregel kleeren niet den man en veel minder boerendrachten boerenliedcn maken, bleef er ook hier heel veel, waarbij men een vraagteeken moest zetten. Eén scheen er evenwel echt: Krista. Landelijk en luchtig gekleed, stak ze naast mevrouw von Estorff, dwars de straat over om naar den Wall te gaan. Ver achter haar, in de ongeziene veiligheid van een afstand van byna honderd meter, wandelde mynheer von Cremona. Zyn speurende opmerkzaamheid verloor het doel geen moment uit het oog. Zélf ongezien, bleef hy toch steeds op de hoogte. Hy droeg een blauwachtig, naar violet zweemend kostuum van een zeer dunne stof, witte linnen schoenen met blauwe hakken en een panama vol eigenwijze builen en buigingen. De hitte had ook by mynheer von Cremona haar eigen mode en gebruiken geschapen. Mevrouw von Estorff en Krista liepen voorbij den Theaterberg, die in deze zacht glooiende omgeving wel is waar minder op een berg dan op een leelyke wrat van het landschap leek; ze richtten hun schreden naar de Markt en bezochten daar, na eenige inkoopen te hebben gedaan, een café. Ze keken naar het bonte gewirwar op het plein, naar de mooie en aardige gevels, die het plein omsloten, naar den scheeven toren van de Lieve Vrouwekerk en naar de, door een ryke fantasie ingegeven versieringen, die het Raadhuis tooien. Mevrouw von Estorff vertelde op de haar eigen, aanschouwelijke manier over het wezen en den geest van deze voortbrengselen van Bremer bouwkunst en gaf op Krista's verstandige vragen op levendige wyze antwoord. Toevallig, zooals het toeval nu eenmaal is, betrad mijnheer von Cremona, juist toen tante over den reusachtigen Roland vertelde, het café en keek om zich heen. Er bestond een kolossaal onderscheid tusschen Roland en mynheer von Cremona en daarom stokte mevrouw von Estorff waarschijnlijk ook toen zy hem zag, want
reeds
Me^s""^"
klaarblijkelijk vond zy niet zoo gauw den overgang van Roland naar mynheer von Cremona. „Wat een verrassing, mevrouw," zei hij, en hy wendde op schitterende wyze een verbazing over het toevallige (NEDERLANDSCH FABRIKAAT) van deze ontmoeting voor, die reinigt, dealnteeteertenpolljat hy natuurlijk heelemaal niet Cw gebit sonder bet flsznur bezat. Mevrouw von Estorff aan te taatea. kwam dus, na .het forTuben i 25 en 60 oenis. mecle „sta my toe, dat. ik by u plaats neem", dat door den toon, waarop het gezegd werd, zelf reeds een bevestigend antwoord inhield, in de onaangename situatie den heer aan de jonge dame te moeten voorstellen. Toen ging hy zitten, nog steeds in den glans van het toeval, bestelde wat hij drinken wilde en zei: „Heel interessant, werkelijk."i— lit ZuidDuitschland dus, ja, dat was dus tamelijk dicht in de buurt van zyn Italiaansche voorouders, die in het district van Padua geboren waren. (Wordt vervolgd.)
ivA TANDPASTA
DCiliËMA* v
TH EATER 21ste Jaargang No. 20 * 7 JUNI 1941
11 et.
I#' il' I »
Vit ^ f
#
HEINZ RÜHMANN in HERTHA FEILER iri«-Wmd«fTobl»
rEERPE
•
#
«^