Nijmegen Dukenburg (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
2
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Aanleiding Situering Bestaande situatie Toekomstige situatie
7 7 7 8 8
Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Ruimtelijk beleid Inleiding Rijksbeleid Provinciaal beleid Regionaal beleid Gemeentelijk beleid Conclusie
9 9 9 10 13 13 15
Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Sectoraal beleid Wonen Verkeer Milieu Water Natuur & Landschap Cultuurhistorie Archeologie
17 17 18 19 31 34 38 39
Hoofdstuk 4 4.1 4.2
Uitvoerbaarheid Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid
43 43 43
Hoofdstuk 5 5.1 5.2 5.3
Vooroverleg Ministerie van Infrastructuur en Milieu Provincie Gelderland Waterschap
45 45 45 45
Bijlagen bij toelichting Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek Bijlage 2 quickscan Flora en Fauna Bijlage 3 Vleermuizenonderzoek Bijlage 4 Extern Veiligheidsadvies Bijlage 5 Fysieke veiligheid
47 48 49 50 51 52
Regels
53
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
55 55 62
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8
Bestemmingsregels Bedrijf - Nutsvoorziening Groen Maatschappelijk - Zorginstelling Tuin Verkeer Waarde - Archeologie 2
65 65 66 67 68 69 70
Hoofdstuk 3
Algemene regels
73
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
3
Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13
Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels Overige regels
73 74 75 76 77
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 14 Overgangsrecht Artikel 15 Slotregel
79 79 80
4
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Toelichting
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
5
6
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1
Aanleiding
Op de locatie bevond zich tot voor kort de Prins Mauritsschool. Nadat deze school is verhuisd naar een nieuwe locatie is deze locatie vrijgekomen voor een nieuwe invulling. Omdat uit analyse was gebleken dat de behoefte aan wonen en zorg voor ouderen in Dukenburg groot is, heeft de gemeente met corporaties en betrokken zorgpartij onderzocht welke locaties hiervoor geschikt zijn. De locatie van de prins Mauritsschool is hierbij als geschikt naar voren gekomen. Talis heeft de gemeente verzocht om deze functie op deze plek te kunnen realiseren en het bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg te herzien.
1.2
Situering
De locatie Prins Mauritsschool is gesitueerd in stadsdeel Dukenburg in de woonbuurt Zwanenveld. Zwanenveld wordt ingesloten door de spoorlijn Nijmegen- Den Bosch, het Maas-Waalkanaal en de van Schuylenburgweg. Zwanenveld wordt gekenmerkt door een woonerfachtige opzet die voorziet in blokken met rijenwoningen en op enkele plekken gestapelde (hoog)bouw. De hoogbouw bevindt zich aan de entree van de woonbuurt en aan de kanaalzijde. Typerend voor Zwanenveld is dat het beschikt over een groot winkelcentrum met een winkelfunctie voor heel Dukenburg. De planlocatie ligt verscholen achter hoogbouw en wordt deels omringd door blokken met rijenwoningen. Het winkelcentrum ligt op loopafstand.
Figuur 1: Luchtfoto van plangebied
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
7
1.3
Bestaande situatie
In de huidige situatie voorziet de locatie in een schoolgebouw en is het perceel voor het overgrote deel bebouwd of verhard. Op het schoolterrein en daarbuiten zijn noodgebouwen gesitueerd. Het gebouw bestaat grotendeels uit 1 bouwlaag en voorziet in een kleine opbouw. Het schoolterrein wordt op diverse plekken ontsloten. Het schoolperceel beschikt over een versteend karakter vanwege het grote oppervlakte aan verhard speelterrein. Het heeft een enigszins besloten karakter door de aanwezigheid van hekwerken, hoge begroeiing en noodgebouwen die het zicht op het perceel belemmeren.
1.4
Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie wordt de school gesloopt en ligt er de kans een programma toe te voegen wat een meerwaarde voor de wijk betekent. Gekozen is om een nieuw zorgcomplex te realiseren. Het nieuwe gebouw bestaat uit 4 bouwlagen en heeft een langgerekte vorm die de richting van het perceel volgt. In het gebouw worden 32 wooneenheden gesitueerd. De massa is hoger dan die van de voormalige school, maar de oppervlakte van het nieuwe gebouw is kleiner. Daardoor komt de bebouwing verder van de bestaande grondgebonden woningen af te staan. Er ontstaat een compact gebouw in een groene omgeving/tuin wat een vooruitgang is ten opzichte van de versteende uitstraling die er nu is. Het vierlaagse volume vormt een logische overgang tussen de hoogbouw (circa 13 lagen) aan de zuidzijde en de grondgebonden woningen (circa 3 lagen) aan de noord- en oostzijde. De wooneenheden van het zorgcomplex worden georiënteerd op de straat waardoor het gebouw een vriendelijk karakter krijgt en een positieve bijdrage levert aan het straatbeeld. De hoofdentree is gesitueerd op de kopse kant van het gebouw, aan de oostzijde van het perceel en ligt direct tegenover de oostelijk gelegen woningen. Het perceel wordt ontsloten op de zuidoostzijde van het perceel. Uitgangspunt is het perceel een groenere uitstraling te geven en de reeds aanwezige groenstructuur te verbeteren. In de nieuwe situatie wordt er meer 'openheid' gecreëerd door met een lage groene erfafscheiding (circa 1 meter hoog) te gaan werken. Het parkeren vindt plaats op het reeds bestaande parkeerterrein. Hier zullen dan ook geen wijzigingen plaats vinden.
8
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleid 2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het voor het plan relevante ruimtelijke beleid besproken.
2.2
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (voorheen Nota Ruimte) In 2012 heeft het de Rijksoverheid de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld, waarin het ruimtelijk beleid wordt vastgelegd. De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports, greenports, brainports en valleys met bijbehorende achterlandverbindingen. Voor deze topregio's heeft het Rijk een excellente ruimtelijk-economische structuur voor ogen, door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's en concentratie van de topsectoren. Hiervoor moeten genoeg woningen, bedrijventerreinen en kantoren beschikbaar zijn. En deze moeten passen bij de wensen van bedrijven en hun werknemers. In Nijmegen bevindt zich een van deze topregio's: de Health Valley. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd: 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat; 2. de bereikbaarheid verbeteren; 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Besluit ruimtelijke ordening Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd als procesvereiste. Teneinde zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, acht het kabinet het van belang dat provincies en gemeenten de benutting van ruimte motiveren in alle categorieën ruimtelijke besluiten. Daartoe wordt in artikel 3.1.6 van het Bro een artikellid ingevoegd (artikel 3.1.6, tweede lid, nieuw), op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen. a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte; b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en; c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. Sub a (Actuele) regionale behoefte De te ontwikkelen locatie ligt in het stadsdeel Dukenburg in de woonbuurt Zwanenveld. De
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
9
woonbuurt Zwanenveld beschikt over een groot winkelcentrum met een winkelfunctie voor heel Dukenburg . Het woonmilieu in Zwaneneld valt in de categorie stedelijk compact. Op basis van de nieuwe woningmarktverkenningen blijkt in dit woonmilieu behoefte aan woningen op het gebied van zorg. Het betreft specifiek begeleid wonen met 24 uurszorg waar nog behoefte aan is in Nijmegen en ook in Dukenburg nog een tekort aan bestaat. Het plan levert een bijdrage aan meer kwaliteit en variatie in dit stadsdeel. De beschreven functie voorziet in een lokale behoefte. Het is dan ook niet zinnig deze behoefte op regionaal schaalniveau verder te onderzoeken. Sub b Benutting van beschikbare gronden Er is hier sprake van herontwikkeling van binnenstedelijk gebied. Het plan voorziet hiermee in een goede benutting van het bestaande stedelijke gebied. Sub c Motivering locatie buiten bestaand stedelijk gebied De gehele ontwikkelingslocatie valt binnen het bestaande stedelijke gebied van Nijmegen. Stap 3 van de duurzaamheidsladder hoeft daarmee niet doorlopen te worden.
Figuur 1: Ladder voor duurzame verstedelijking
2.3
Provinciaal beleid
Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening provincie Gelderland Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Het streekplan is in september 2005 van kracht geworden. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
10
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. In de stedelijke netwerken (rode raamwerk), waaronder de Stadsregio Arnhem – Nijmegen moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Binnen het groen-blauwe raamwerk (onder andere nationaal landschap Gelderse Poort) geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. In het multifunctionele gebied staat het de gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid te bepalen, rekening houdend met de waardevolle landschappen in deze gebieden.
Omgevingsvisie Gelderland (doorkijk naar toekomst) Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. De vaststelling door Provinciale Staten heeft op 24 september 2014 plaatsgevonden. Dit document heeft nu een vastgestelde status en vervangt de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Provincie Gelderland. De provincie richt zich meer op de kwaliteit van het bestaande, omdat uitbreiding steeds minder aan de orde zal zijn. De transformatie van het gebruik van bestaande gebouwen, centra en voorzieningen naar nieuwe invullingen is essentieel. De provincie ondersteunt partijen graag om tot goede invullingen en keuzes te komen via procesondersteuning, faciliteren en/of kwaliteitsateliers. De provincie zet zich in voor de aanpak van leegstaand vastgoed en overcapaciteit, zonder de verantwoordelijkheid daarvoor weg te nemen bij vast goedeigenaren en gemeenten. De Gelderse ladder voor duurzaam stedelijke ontwikkeling is een belangrijk instrument bij het motiveren van locatiekeuzes. Daarnaast is er meer aandacht voor de ontwikkeling van de kernregio's, zoals de Health Valley in Nijmegen. Aandacht voor steden Er komt een sterker accent te liggen op stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. Dit zijn de gebieden, waar nu al de meeste mensen wonen en werken en die ook in de toekomst met name veel jongeren zullen trekken. Voor de versterking van (boven)regionale voorzieningen ligt de focus op drie stedelijke netwerken: dit zijn sterk verstedelijkte zones die de vorm aannemen van een netwerk van grotere en kleinere compacte steden, elk met een eigen karakter en profiel binnen het netwerk. Stedelijke netwerken zijn van groot belang voor Gelderland als geheel: als motor voor de economie en vanwege de voorzieningen voor de gehele regio. In Gelderland zijn drie stedelijke netwerken: a. Apeldoorn-Zutphen-Deventer b. Arnhem-Nijmegen c. Ede-Wageningen
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
11
Stadsregio Arnhem-Nijmegen De provincie en haar partners streven in de regio naar inzet van de gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en de provincie die nodig is om in te kunnen spelen op de opgaven in de Stadsregio Arnhem Nijmegen. De belangrijkste speerpunten voor de stadsregio zijn: Innovatie en economische structuurversterking
innovatie en economische structuurversterking; Topsector Health Valley en Creatieve Industrie;
Clusters: Energie- en Milieutechnologie, logistiek, agro, toerisme
een goed bereikbare regio; verbeteringen bestaande infrastructuur weg, water, spoor; voorkomen, benutten, bouwen;
Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking
OV-knooppunten en versterking stedelijke structuur; het belang van de bestaande woningvoorraad; het voorzieningenniveau van de kernen staat onder druk; voorkomen van overaanbod van bedrijventerreinen, detailhandel, kantoren;
Gebiedskwaliteiten benutten
kwaliteiten van het buitengebied (natuur en cultuurhistorie) verbinden met ontwikkelingsmogelijkheden.
Wonen, bedrijventerreinen en kantoorontwikkelingen De provincie heeft op regionale schaal afspraken met partners over wonen en bedrijventerreinen gemaakt. Deze afspraken blijven staan en worden met partijen verder doorontwikkeld. De provincie beziet daarnaast of regionale afstemming over detailhandel aan de orde kan zijn. Voor kantoren heeft de provincie een aantal plekken aangewezen waar grootschalige regionale kantoorontwikkeling mogelijk is. In Nijmegen is dat rondom het centraal station. Daarnaast streeft de provincie en haar partners er samen naar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden: hoe kan de woningvoorraad kwantitatief en kwalitatief meegroeien met een veranderende vraag? Zij zien daarbij de volgende opgaven: 1. van bouwen van nieuwe woningen naar benutten van de bestaande voorraad, 2. van aanbod gestuurd naar vraag gestuurd.
12
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
2.4
Regionaal beleid
Het Groene Akkoord Op 26 april 2013 ondertekende gemeenten, woningcorporaties en diverse marktpartijen uit de regio Arnhem-Nijmegen het Groene Akkoord, de nieuwe uitdaging in duurzaam bouwen. Het Groene Akkoord bevat geen extra eisen of regionale ambities voor duurzaam bouwen. Iedere gemeente is vrij om zelf hogere ambities voor bouwplannen of projecten te bepalen en vast te stellen. In het Groene Akkoord staat het streven naar duurzame ontwikkeling van de gebouwde omgeving in de Stadsregio Arnhem Nijmegen centraal. Het gaat er om geleidelijk aan meer duurzame woningen, kantoren en andersoortige utiliteitsbouw in de regio te realiseren, waarbij er wordt gestuurd op meer dan energiebesparing of duurzame energie. Daarnaast gaan de betrokken partijen voor minder milieubelastende materialen, een hoog comfort en een betere gebruikskwaliteit. Bij deze ontwikkeling wordt er niet alleen gekeken naar de nieuwbouw maar nog meer naar de renovatie en verbouw van bestaande gebouwen en woningen. Verder richten de partijen zich niet alleen op een beter aanbod, ook de vraag en het gebruik van de consument en gebouwgebruiker worden nadrukkelijk hierin betrokken. GPR stedenbouw en GPR gebouw worden de standaard instrumenten in de regio. Het realiseren van een duurzame ontwikkeling van de gebouwde omgeving in de regio Arnhem-Nijmegen kan alleen als we met z'n allen één duidelijke taal gaan hanteren voor duurzaam bouwen en renoveren. De instrumenten die wij hierbij gaan gebruiken zijn GPR Gebouw en GPR Stedenbouw. GPR staat voor gemeentelijk Praktijk Richtlijnen. Hiermee kunnen we eenvoudig en snel de huidige en gewenste duurzaamheidsprestaties van woningen, gebouwen en de omgeving waarin ze staan bepalen. In GPR zijn er vijf thema's: Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. GPR Gebouw GPR Gebouw geeft inzicht in de duurzaamheid van een gebouw, gebruikmakend van de meest recente methodes en ontwikkelingen. Na invoer van de gegevens worden prestaties zichtbaar op de modules Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. GPR Stedenbouw GPR Stedenbouw biedt de gebruiker inzicht in de aspecten van duurzaamheid en duurzaamheidprestaties van een gebied. Van een nieuw stedenbouwkundig plan of van herstructurering van een bestaand gebied. Het instrument is geschikt voor gemeenten, projectontwikkelaars, stedenbouwkundigen en anderen die zich verdiepen in de duurzaamheid van stedenbouw. GPR Stedenbouw brengt de belangrijkste thema's in beeld: Energie, Ruimtelijke inrichting, Gezondheid, Gebruikswaarde en Toekomstwaarde.
2.5
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Nijmegen 2013 In december 2013 heeft het College van B&W de Structuurvisie 2013 vastgesteld. Deze geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Duurzame stedelijke ontwikkelingen staan centraal in de structuurvisie, dit basisprincipe hangt samen met de volgende drie integrale ruimtelijke pijlers:
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
13
- Typisch Nijmegen, de ambitie is om de bestaande en voor Nijmegen unieke kwaliteiten zoveel mogelijk te behouden en waar mogelijk te versterken. De typerende kwaliteiten zijn: de unieke ligging in het landschap, de ruimtelijke dragers van de stad, de historische gelaagdheid, de dynamiek: Nijmegen is een stad in beweging en de duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie met een brede invulling. - Economische structuurversterking, de ruimtelijke kwaliteit van een stad is afhankelijk van de economische aantrekkingskracht. We willen ruimte bieden voor de ontwikkeling van de economische dynamiek van een wijk. We willen de creativiteit van ondernemers de ruimte geven. - Karakteristieke wijken, onze ambitie is om wijken te hebben waarin mensen graag wonen met een variatie in het aanbod van woningen (zowel in woningtype als in prijsklasse). Meer dan in de afgelopen jaren zet de gemeente Nijmegen, samen met partners, in op organisch en vraaggericht ontwikkelen, waar mogelijk in minder complexe projecten. De uitdaging is om daarbij het aanbod beter toe te snijden op de vraag vanuit de markt met meer aandacht voor de wensen van bewoners door burgerparticipatie, maatwerk, tijdelijk gebruik van leegstaande gebouwen en braakliggende terreinen, innovatieve oplossingen en een focus op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit betekent dat we zorgvuldig omgaan met de ruimte in en om de stad. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong. De ruimtelijke inrichting van steden wordt steeds meer een doorslaggevende economische concurrentiefactor. Hoge ruimtelijke kwaliteit wordt steeds belangrijker in de concurrentiestrijd met andere steden. Steden worden aantrekkelijker door samenwerking met bedrijfsleven, kennisinstellingen en bewoners te stimuleren, door een goede bereikbaarheid op openbaar vervoersknooppunten en door het aanbieden van toplocaties voor talent en investeerders. Minstens zo belangrijk is het ontwerpen en aanbieden van concurrerende woonmilieus, met hoogwaardige voorzieningen, voldoende recreatiemogelijkheden, cultuur en leefkwaliteit. We zullen steeds meer met gemengde bestemmingen in bestemmingsplannen werken, om economische kansen mogelijk te houden.
14
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Figuur 2. Structuurvisie Nijmegen 2013 in kaart
2.6
Conclusie
Het hierboven genoemde beleid staat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling niet in de weg.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
15
16
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 3 Sectoraal beleid 3.1
Wonen
3.1.1
Woonvisie Nijmegen 2009 - 2030
Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de Woonvisie 2009-2020, Wonen Leeft! In deze nota wordt het woonbeleid uiteengezet tot 2020. In de woonvisie worden de volgende strategische keuzes gemaakt voor Nijmegen: Ongedeelde stad: voorkomen van een tweedeling tussen de bestaande stad en de Waalsprong en binnen wijken en stadsdelen. Het doel blijft om woonmilieus te realiseren waarin mensen graag wonen, met een positief gewaardeerd woonklimaat. Leefbaar, schoon, heel en veilig en met variatie in het aanbod zodat mensen niet noodgedwongen hun wijk uitmoeten als ze aan een nieuwe stap in hun wooncarrière toe zijn. Het behoud van deze doorstromers en stijgers komt de leefbaarheid en sociale structuur ten goede. We richten ons op binnenwijkse wooncarrières en meer treden op de woonladder. Daarvoor is het ook nodig dat het aanbod, de spreiding en de kwaliteit van voorzieningen in orde is. Een ongedeelde stad vraagt om meer dan alleen een gedifferentieerde woningvoorraad. Bewoners binden: is het tweede centrale uitgangspunt. We willen zorgen dat mensen een positieve keuze kunnen maken. Dat kan alleen als we rekening houden met de individuele wensen en financiële mogelijkheden. Dat kan met een adequaat nieuwbouwbeleid waarbij we ook als kwaliteitsimpuls de kansen benutten om nieuwe bewoners aan te trekken. Dat betekent sterke wijken waar mensen een wooncarrière kunnen maken, die levensloopbestendig zijn en waarin voldoende variatie is in huur en koop, woningtype en prijsklassen. Door een hoge kwaliteit van woningen en woonomgeving en de nodige keuzevrijheid te bieden kunnen bewoners aan Nijmegen gebonden worden. Hierbij spelen ook (zorg)voorzieningen, economische structuur en cultureel klimaat een rol. 3.1.2
De Nijmeegse Woningmarkt 2013-2020
Op 28 februari 2014 is er een nieuwe woningmarktverkenning “De Nijmeegse Woningmarkt 2013-2020” vastgesteld. Deze woningmarktverkenning geeft de richting aan voor diverse locaties. De te ontwikkelen locatie Prins Mauritsschool ligt in het stadsdeel Dukenburg in de wijk Zwanenveld. De locatie is een voormalige schoollocatie en valt in het stedelijk compacte woonmilieu. Op basis van de nieuwe woningmarktverkenningen blijkt in dit woonmilieu geen behoefte aan nieuwe toevoegingen van woningen, behoudens een toevoeging op het gebied van wonen met zorg. Eén van de opgaven uit de Woonvisie Nijmegen is extra aandacht voor huisvesting van wonen met zorg. Het grootste deel van de ouderen en mensen met een functiebeperking zal, ook als er gezondheidsproblemen ontstaan, in de eigen wijk willen blijven wonen. Ook voor mensen met een zwaardere zorgvraag (verzorgd- of beschermd wonen) worden tegenwoordig geen grootschalige verpleeg/verzorgingshuizen meer gebouwd, maar worden kleinschalige woon-zorgcomplexen gerealiseerd. Bij het wonen met zorg gaat het niet alleen om het woongebouw, maar ook om het organiseren van een integraal pakket van welzijn, diensten, ontmoeten en zorg geboden binnen de wijk. Inzet voor wonen met zorg is; het toevoegen van beschermde woonvormen (woonvormen waar 24-uurszorg aanwezig is), verzorgde woonvormen (waar 24-uurszorg afroepbaar is) en levensloopgeschikte woningen, zoals rolstoelwoningen en rollatorwoningen. In maart 2014 is het planningskader wonen en zorg vastgesteld. Dit kader geeft de ruimte aan voor specifieke zorgwoningen voor ouderen en/of mensen met een beperking.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
17
Uit het planningskader blijkt in Dukenburg is nog behoefte aan toevoegingen op het gebied van wonen met 24 uurs zorg. Er is in Dukenburg nog een tekort aan wonen met 24 uurszorg voor ouderen. 3.1.3
Plangebied
De locatie voorziet in de zorg/woonbehoefte voor 32 cliënten. De groep betreft in aanvang dementerende ouderen, waarvoor op dit moment nog een tekort is aan passende woonruimte met daarbij 24uurs zorg. Voor het plan zijn onder meer onderstaande punten van belang:
Het betreft specifieke zorgwoningen waar nog behoefte aan is in Nijmegen en waar ook in Dukenburg nog een tekort aan bestaat. Het plan levert een bijdrage aan meer kwaliteit en variatie in dit stadsdeel. De woningen moeten levensloopbestendig gebouwd worden. Het uitgangspunt is hierbij het eisenpakket Wonen volgens “Handboek Woonkeur”. Aangezien het hier om woningen voor een specifieke doelgroep gaat, moeten ook aanvullende maatregelen worden getroffen in overleg tussen gemeente, corporatie en zorgpartij.
3.1.4
Conclusie
Dit plan voorziet in een gewenste toevoeging in het wonen met zorgsegment. Het bouwplan voorziet in een toevoeging van een zorg/woonbehoefte voor 32 cliënten met 24uurs zorg.
3.2
Verkeer
3.2.1
Verkeersaspecten
Het plangebied ligt in een verblijfsgebied en wordt ontsloten via de erftoegangsweg Zwanenveld. De maximumsnelheid in het verblijfsgebied is 30 km/uur en de intensiteiten zijn zeer laag c.a. 500-1000 mvtg/etmaal. 3.2.2
Openbaar Vervoer
Voor het gebruik van het openbaar vervoer kan het plangebied gebruik maken van treinstation Nijmegen-Dukenburg op circa 500 meter of de bushaltevoorziening aan de Zwanenveld 12e Straat op circa 400 meter. 3.2.3
Parkeren
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone Schil/Overloopgebied. Voor de zorginstelling geldt de norm Verpleeghuis / beschermd wonen uit onderstaand tabel. Verzorgd of beschermd wonen 0,6 parkeerplaatsen per eenheid. Dit is inclusief personeel.
18
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Voor deze ontwikkeling zijn 12 bezoekersparkeerplaatsen en 7 vaste parkeerplaatsen nodig. Uit telling op de situatie ter plaatse is gebleken dat er voldoende parkeerplaatsen ter beschikking zijn in een straal van 100 meter om de parkeerbehoefte op te kunnen vangen. De parkeerbehoefte wordt ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning definitief getoetst aan de dan geldende normen.
3.3
Milieu
3.3.1
Bedrijvigheid
3.3.1.1 Algemeen Met betrekking tot de algemene milieuoptiek kan opgemerkt worden dat op het perceel Zwanenveld 7318 wonen met zorg mogelijk wordt gemaakt waar voorheen een school gevestigd was. Over de bovenstaande wijziging kan ten aanzien van dit plan opgemerkt worden dat het toekomstig gebruik een verbetering betreft van de milieusituatie ter plaatse. In de naaste omgeving wordt in overwegende mate al gewoond. De invulling kan daarom ook als passend worden aangemerkt. 3.3.1.2 Bedrijvigheid De naaste omgeving van het plangebied kenmerkt zich in overwegende mate door wonen. In de naaste omgeving is geen bedrijvigheid aanwezig die het plan kan beïnvloeden. 3.3.1.3 Indirecte hinder Met betrekking tot de parkeerbehoefte kan gesteld worden dat weinig tot geen toename van de parkeerdruk in het openbaar gebied zal optreden tengevolge van dit plan. De nieuwe invulling zal geen significant grotere verkeersaantrekkende werking hebben dan de huidige invulling. 3.3.1.4 Conclusie De bestemmingplanherziening kan als acceptabel worden aangemerkt.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
19
3.3.2
Bodem
3.3.2.1 Algemeen Het bevoegd gezag moet bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaren over relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2 Awb). Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, waaronder de bodem. Ook moet inzicht bestaan over de uitvoerbaarheid van het plan (artikel 3.1.6 Bro). Bodemverontreiniging kan hierop van invloed zijn. Daarom wordt de bodemkwaliteit beoordeeld in relatie tot het bestemmingsplan. 3.3.2.2 Locatie De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het volgende rapport:
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen, Envita Nijmegen BV, rapportnr. 202949-10/R01, d.d. 19 maart 2013.
Uit dit bodemonderzoek blijkt dat:
In de grond waarin sporen glas zijn waargenomen, licht verhoogde gehalten aan kwik en lood zijn aangetoond; In de visueel schone grond geen verontreinigingen zijn gemeten; het grondwater licht verontreinigd is met barium; asbest niet aangetoond is in de bodem.
3.3.2.3 Conclusie De aangetoonde lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik van de locatie (wonen met 24uurs zorg). Bij de herziening van het bestemmingsplan verwachten we zodoende geen maatschappelijke en/of financiële belemmeringen.
3.3.3
Geluid
3.3.3.1 Weg- en railverkeer Volgens de Wet geluidhinder heeft iedere geluidsbron een eigen zone. Een zone is het akoestisch aandachtsgebied langs een geluidbron. De zonebreedte van een weg is vastgelegd in de Wet geluidhinder. De ruimte boven de weg hoort ook bij de zone. De basis voor het bepalen van de breedte van de zone voor spoor is vastgelegd in artikel 1.4a lid 1 van het Bgh. De breedte van de zone van een spoorweg is afhankelijk van de geluidsbelasting ter plaatse van de referentiepunten. In het geval van de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen geldt voor wegverkeer een voorkeurswaarde van 48 dB en afhankelijk van een binnenstedelijke of buitenstedelijke situatie geldt een maximale grenswaarde van 63 dB en 53 dB. Voor railverkeer geldt een voorkeurswaarde van 55 dB en een maximale grenswaarde van 68 dB. Bij overschrijding van de voorkeurswaarden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden vastgesteld.
20
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
In en rond het gebied Zwanenveld 7318 liggen de volgende gezoneerde geluidsbronnen die het gebied (kunnen) belasten:
Wijkontsluitingswegen van Zwanenveld 50 km/u (250 meter) Van Schuylenburgweg 50 km/u (350 meter) Spoorlijn Nijmegen - Den Bosch
3.3.3.2 30 km/u wegen Een weg met een maximum snelheid van 30 km/uur heeft geen zone en hoeft dus niet te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. Uit jurisprudentie blijkt dat 30 km/uur wegen bij planologische procedures met het oog op een 'goede ruimtelijke ordening' toch akoestisch moeten worden onderzocht. Dit wettelijk kader geldt voor de volgende (gedeelten van) wegen:
Zwanenveld 30 km/u
3.3.3.3 Bouwbesluit Als voor een nieuwe geluidgevoelige bestemming een hogere waarde nodig is schrijft het Bouwbesluit een binnenniveau van 33 dB voor. Een nieuwe woning die op basis van het bouwbesluit gerealiseerd wordt heeft een minimale gevelisolatie van 20 dB. Dit betekent dat voor nieuwe woningen met een gecumuleerde gevelbelasting tot 53 dB geen aanvullende gevelmaatregelen nodig zijn. Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bij geluidsgevoelige bebouwing de voorkeurswaarde niet te overschrijden. Voor de eerstelijns bebouwing langs belangrijke vervoersassen kan een overschrijding van deze voorkeurswaarde acceptabel zijn. Bijvoorbeeld als deze bebouwing een afschermende werking heeft voor woningen of andere geluidsgevoelige bebouwing die daarachter liggen. Het beleid is er echter op gericht om hogere waarden spaarzaam toe te staan. Op deze wijze wordt het aantal woningen met een hoge geluidsbelasting zo klein mogelijk gehouden. Waar dat redelijkerwijs mogelijk is worden lagere waarden dan de wettelijke maxima aangehouden. Zwanenveld 7318 ligt in de geluidzone van de Zwanenveld (30km en 50km) en een aantal andere wegen. Op ongeveer 380 meter ligt de spoorlijn Nijmegen-Den Bosch. In de onderstaande figuur zijn de geluidcontouren vanwege de Zwanenveld 11e straat (gedeelte 50 km/u) weergegeven ter hoogte van de hoogst mogelijke waarneemhoogte (11,5 meter bij een maximale bouwhoogte van 13 meter).
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
21
geluidsontwerp Zwanenveld 50 km/h inclusief 5 dB aftrek
Uit de bovenstaande figuur blijkt dat de gevelbelasting ter plaatse zal voldoen aan de 48 dB voorkeurswaarde. Dit betekent dat wat betreft de geluidgevoelige bestemmingen geen hogere waarden nodig zullen zijn om deze functies mogelijk te maken. In de onderstaande figuur zijn de contouren vanwege wegverkeerslawaai (cumulatief exclusief aftrek conform art 3.4 Rmg) weergegeven ter hoogte van de hoogst mogelijke waarneemhoogte (11,5 meter bij een maximale bouwhoogte van 13 meter).
22
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Contouren gecumuleerd
Uit de berekening blijkt dat de geluidsbelasting tussen de 48 en 53 dB ligt. Tot 53 dB hoeft vanwege het bouwbesluit geen rekening te worden gehouden met extra geluidisolerende gevelmaatregelen. In de onderstaande figuur zijn geluidscontouren vanwege het spoor inclusief wettelijke gebruiksruimte van 1,5 dB weergegeven. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting ter hoogte van het plangebied voldoet aan de voorkeurswaarde van 55 dB. Dit betekent dat geen hogere waarden nodig zijn vanwege het spoor.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
23
3.3.3.4 conclusie Het plangebied voldoet voor zowel weg- als railverkeerslawaai aan de grenswaarden uit de Wgh. Er is geen hogere waarde procedure nodig. 3.3.4
Luchtkwaliteit
Bestaande situatie De luchtkwaliteit in grote delen van dit plangebied wordt belast door verkeersuitstoot van de doorgaande wegen (zoals de van Schuylenburgweg en deels Zwanenveld). Overige bronnen zijn voor zover bekend niet relevant of niet aanwezig. Uit recent luchtkwaliteitsonderzoek van de gemeente Nijmegen blijkt dat op de van Schuylenburgweg een overschrijding van grenswaarden plaatsvindt. Voor het rekenjaar 2011 is voor NO2 jaargemiddelde de contour ingevoegd. De overschrijdingen vinden plaats op het wegdek. Formeel hoeft boven het wegdek en direct langs de weg (binnen 10 meter van de rand van de weg) niet aan de grenswaarden voldaan te worden.
24
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Figuur: overschijding N0 2
Toetsing aan regelgeving Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten: a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit. b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit. Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO 2), stikstofoxiden, fijnstof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO 2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.
Jaargemiddelde grenswaarde NO2
norm 3 40 ìg/m
Jaargemiddelde grenswaarde PM10
40 ìg/m
Daggemiddelde grenswaarde PM10
max. 35 dagen/jaar 3 > 50 ìg/m
3
ingangsdatum 1 januari 2015 1 juni 2011 1 juni 2011
Tabel: luchtkwaliteit
Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:
de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of; de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
25
5.16.1.b.1°), of; bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of; de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of; er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.
Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. Aanvullend aan de actieprogramma's van Rijk, Provincie en Regio heeft Nijmegen een eigen luchtplan, dat onder meer voorziet in doorstromingsmaatregelen voor het wegverkeer; schonere bussen; stimulering transitie naar schonere brandstoffen; stadsdistributie voor het Centrum en privilegebeleid voor toegang naar het Centrum. In een bestemmingsplanprocedure zal aangetoond moeten worden dat ten tijde van de realisatie van het plan, eventueel met beschreven en geborgde maatregelen, aan de normen voor luchtkwaliteit voldaan kan worden.
Conclusie In het onderhavige plan worden in plaats van een basisschool 32 appartementen met 24uurs zorg gerealiseerd. De verkeersaantrekkende werking die deze wijziging veroorzaakt is niet dermate hoog dat een verslechtering van de luchtkwaliteit van 3% of meer ontstaat. Daarmee valt de wijziging binnen de grenzen van het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen en hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden.
Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit. Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien. In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):
geen afstandscriterium; e niet bouwen direct langs een drukke weg (dus niet in 1 lijnsbebouwing); e GGD heeft het advies “niet in 1 lijnsbebouwing” aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.
Gemeente Nijmegen conformeert zich zo veel mogelijk aan deze GGD-richtlijn. Indien in het plangebied gevoelige bestemmingen worden gebouwd, dienen deze derhalve niet in de
26
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
eerstelijns bebouwing langs bovengenoemde drukke wegen geplaatst te worden.
Conclusie De nieuwe appartementen met 24uurs zorg zijn gevoelige bestemmingen maar liggen verder dan 50 meter van de Van Schuylenburgweg. Ter hoogte van het plan zijn de 3 concentraties stikstofdioxide en fijn stof laag te noemen (tot 25 ìg/m stikstofdioxide). Er zijn geen belemmeringen voor de realisatie van de appartementen met 24uurs zorg op deze locatie.
3.3.5
Externe veiligheid
3.3.5.1 Algemeen Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden: a) externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven en b) externe veiligheid door vervoer gevaarlijke stoffen over transportassen. De risico's worden nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's:
Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grens- en richtwaarden als toetsingswaarden aangegeven. Het groepsrisico (GR) geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron, het invloedsgebied. Het groepsrisico wordt beschouwd ten opzichte van oriënterende waarden.
Ad a) Inrichtingen De externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven wordt geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een Bevi inrichting.
Ad b) vervoer van gevaarlijke stoffen De volgende risicobronnen liggen in de omgeving van het plangebied:
De spoorlijn Nijmegen – 's-Hertogenbosch op 380 meter afstand De Graafseweg, een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, op 500 meter afstand Het Maas-Waalkanaal op 690 meter afstand
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
27
3.3.5.2 Toetsing plaatsgebonden risico (PR) -6
Voor de bovengenoemde risicobronnen geldt, dat de 10 plaatsgebonden risicocontouren binnen het baanlichaam van de spoorweg, de rijbanen van de route gevaarlijke stoffen en de oevers van het Maas-Waalkanaal liggen. Deze risicocontouren liggen daarmee op ruime afstand van het plangebied. Hieronder wordt dan ook verder op het Plaatsgebonden Risico niet verder ingegaan.
3.3.5.3 Verantwoording van het groepsrisico (GR) Het plangebied ligt daarmee op een dermate grote afstand van deze risicobronnen dat het risico op een ongeval met dodelijke afloop in het plangebied uitermate gering is. In de beleidsvisie is voor dit soort gevallen een standaard verantwoording voor het groepsrisico afgesproken. Deze is hieronder opgenomen. In een advies van 17 juli 2014 verwijst ook de Veiligheidsregio Gelderland Zuid naar deze standaard verantwoording.
Inleiding Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevindt zich op grote afstand van de risicobron. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of BLEVE reiken niet tot het plangebied. Ontwikkeling groepsrisico Vanwege de grote afstand tot de risicobron zal een toename van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd. Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de risicobron geen item. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000. Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch. De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd. Mogelijkheden tot zelfredzaamheid Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters. Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn. Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.
28
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Deze verantwoording dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen, ontwerp april 2012 en de daarin gemaakte keuzes.
3.3.5.4 Cumulatie Het plangebied ligt binnen de elkaar gedeeltelijk overlappende invloedsgebieden van de spoorlijn Nijmegen – 's-Hertogenbosch, de Graafseweg en het Maas-Waalkanaal. Van domino effecten is geen sprake. Cumulatie van meerdere verwaarloosbare risico's leidt tot een nieuw verwaarloosbaar risico. Beide aspecten werken daarom niet door in de groepsrisicoverantwoording. 3.3.5.5 Conclusie Rekening houdend met het bovenstaande kan opgemerkt worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoering voor de bestemmingsplanwijziging Zwanenveld 7318. 3.3.6
Fysieke veiligheid
3.3.6.1 Inleiding Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd: 3.3.6.2 Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw/de gebouwen goed kunnen aansluiten op de omgeving. Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd. 3.3.6.3 Situering van gebouwen In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden. 3.3.6.4 Bluswatervoorziening Het Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. Afstand van de bluswatervoorziening(en) tot de brandweertoegang van gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. De benodigde capaciteit van een dergelijke voorziening is voor het geplande 3 complex is minimaal 30 m water per uur. De situatie qua bluswatervoorziening op deze locatie voldoet. Op basis van het huidige plan en de huidige schetsen zien wij geen beperkingen.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
29
3.3.6.5 Bereikbaarheid Wat bereikbaarheid betreft is het voor dit plangebied belangrijk dat de appartementen in het plangebied langs twee onafhankelijke routes door brandweervoertuigen zijn te bereiken. Daarbij zijn de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang van de gebouwen van belang. De afstand van de openbare weg/ontsluitingsweg op particulier terrein tot de toegang van het pand mag volgens het Bouwbesluit 2012 niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. Op basis van het huidige plan en de huidige schetsen zien wij geen beperkingen. 3.3.6.6 Conclusie De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geenbeperkingen ziet ten aanzien van de voorliggende wijziging van het bestemmingsplan. De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en de bijgevoegde nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'. 3.3.7
Klimaat
Nijmegen streeft er naar om als stad energieneutraal te worden en de stad aan te passen aan klimaatveranderingen. Dit kan door energiegebruik te beperken en duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Daarnaast leidt klimaatverandering tot wijzigende omstandigheden zoals extremer weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Opgaven op deze plek zijn het voorkomen van oververhitting en het realiseren van berging voor neerslag Met andere overheden en bouwpartijen in de regio hebben we in het Groen Akkoord afgesproken om de milieuprestatie van gebouwen met de GRP-systematiek uit te drukken en deze te publiceren. GPR scoort op vijf thema's de milieuprestatie van gebouwen en kan ingezet worden om de integrale kwaliteit van gebouwen te en verbeterpunten op te sporen. Als de ontwikkelaar nog geen licentie voor dit systeem heeft, kan de gemeente er één voor dit project ter beschikking stellen. Voor wonen met 24uurs zorg is een aparte module van GPR ontwikkeld. Hiermee is het eenvoudig mogelijk om inzicht te geven of en hoe de woningen voldoen aan de eisen op levensloopbestendigheid. In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Het gebouw zal een groot dakoppervlak hebben. Door dit vergroend uit te voeren wordt de omgevingskwaliteit verbeterd en de waterhuishouding ontlast. Voor woongebouwen liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezonder, comfortabeler gebouw. Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.
30
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieu hygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.
3.4
Water
3.4.1
De watertoets
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de Wet ruimtelijke ordening, Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:
Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000) Bestuursakkoord Water (mei 2011) Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009) Waterplan 2010 – 2015 (WP4) Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 30 oktober 2009) Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014
3.4.2
Algemeen
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Zwanenveld. Voor dit gebied zijn het “Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016 & Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong (2009) & Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013) ” relevant. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming. 3.4.3
Oppervlaktewater
Binnen de directe omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
31
Kwalitatief Het regenwater wordt vertraagd en gefilterd aangeleverd aan watergang 60 en 61 in het oppervlakte-watersysteem van Dukenburg. Watergangen 60 en 61 ligt parallel aan Zwanenburg tussen Geologenlaantje en Teersdijk.
Kwantitatief De gemeente heeft het oppervlaktewater overgedragen aan het Waterschap Rivierenland. Het regenwater wordt via het gescheiden stelsel van Dukenburg geloosd op het oppervlaktewater. Aan de lozing van water stelt het waterschap eisen. Als kwantitatief 2 gezien sprake is van een toename van verhard oppervlak kleiner dan 500 m hoeft geen extra berging te worden gerealiseerd, hetgeen hier het geval is.
De eerste waterberging zal plaatsvinden in de wadi's binnen het plangebied. Vanuit de wadi's wordt het water vertraagd naar de nieuw te graven watergang afgevoerd. Alleen bij nood situaties kan er directe overstort via de slok-op's plaatsvinden. Hierdoor stelt het Waterschap Rivierenland eisen aan de benodigde berging.
32
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
3.4.4
Grondwater
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden; maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur); een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos)
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
33
3.4.5
Riolering/ hemelwater
De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Zwanenveld. De riolering is uitgevoerd als gescheiden stelsel. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op een verantwoorde manier te verwerken. Vuilwater wordt verplicht op het openbaar riool aan te sluiten. Hemelwater kan op de hemelwaterleiding worden aangesloten.
3.5
Natuur & Landschap
3.5.1
Natura 2000
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
3.5.1.1 Conclusie Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van Natura2000 dat geen effecten te verwachten zijn. Natura2000 is dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan. 3.5.2
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:
Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal', 'Gelderse Poort' Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter')
In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd. Om te bepalen of de Natuurbeschermingswet aan de orde is, moet er een quickscan gedaan worden.
34
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
3.5.2.1 Conclusie Uit de quickscan 'Toetsing beschermde natuurwaarden project Zwanenveld Mauritsschool ' (10 juni 2013) is gebleken dat dit bestemmingsplan niet van invloed is op gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen en derhalve is deze wet dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan. 3.5.3
Flora en faunawet
Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen. Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ. 3.5.3.1 Conclusie Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet (Toetsing beschermde natuurwaarden project Zwanenveld Mauritsschool,10 juni 2013) . en een vleermuisonderzoek (Vleermuisonderzoek Mauritsschool te Zwanenveld, Nijmegen, 23 september 2014) uitgevoerd. Uit beide onderzoeken blijkt dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op streng beschermde soorten. Wel moet rekening gehouden worden met: Broedende vogels Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd tijdens de broedperiode. Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dienen gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen daarom buiten het vogelbroedseizoen te starten of te worden uitgevoerd. Door het onaantrekkelijk maken (en houden) van het plangebied voor en tijdens de bouwfase, kan tevens eventuele (nieuw)vestiging van broedende vogels voorkomen worden. Vervolg Ongeacht of er mitigerende maatregelen uitgevoerd moeten worden tijdens de realisatie van het gebouw, kan in het nieuw te bouwen gebouw ruimte worden gemaakt voor vleermuizen.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
35
Belemmeringen vanuit de natuurwetgeving worden dan niet verwacht. Bij de planprocessen van de toekomstige bebouwing is het raadzaam om tijdig een ecoloog te betrekken in verband met de mogelijke effecten die de nieuwbouw met zich mee brengt. Op die manier kan tevens tijdig worden nagedacht over ecologisch wenselijke verlichtingsplannen en aanverwante inrichtingsvraagstukken.
3.5.4
Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone (GNN/GO)
Op 14 januari 2014 heeft het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vastgesteld. Deze visie introduceert het zogenoemde Gelders Natuurnetwerk, waarmee het begrip EHS wordt losgelaten. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en bevat tevens een zoekgebied van 7.300 hectare voor de te realiseren 5.300 hectare nieuwe natuur Buiten dit Natuurnetwerk geldt onder meer de Groene Ontwikkelingszone.
Gelders Natuurnetwerk Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, bescherrmt de provincie het Gelders Natuurnetwerk. Het Gelders Natuurnetwerk is een samenhangend netwerk van natuurlijke en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Groene Ontwikkelingzone De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en in liggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De ecologische verbindingszones (evz's) maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden. Bevoegd gezag voor de GNN/GO is de provincie Gelderland. 3.5.4.1 Conclusie Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkellingszone om geen effecten te verwachten.
3.5.5
Groenplan De groene draad (2007)
Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:
36
inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang; een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad; vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen; de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau. 3.5.5.1 Conclusie Door dit bestemmingsplan wordt de hoofdgroenstructuur niet aangetast.
3.5.6
Handboek stadsbomen (2009)
Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen. De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling. De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:
Optimale inzet van middelen. Waarborgen van een vitaal bomenbestand. Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren. Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.
Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving. In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen. 3.5.6.1 Conclusie e
De laanbomen aan de 73 straat zijn beeldbepalend voor de omgeving. Tijdens de bouw dienen de bomen beschermd te worden doormiddel van boombeschermende maatregelen. Tevens mogen er onder de kronen van de bomen geen werkzaamheden plaatsvinden zonder geschikte boombeschermende maatregelen. Dit geldt tevens voor werkzaamheden in de vorm van afgraven of ophogen, opslag en doorrijden.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
37
3.6
Cultuurhistorie
3.6.1
Gemeentelijk beleid
Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding. De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen. 3.6.2
Plangebied
De locatie valt binnen gebiedstype 1 van de cultuurhistorische beleidskaart. In gebiedstype 1 is er hoofdzakelijk sprake van woonwijken die in de afgelopen 50 jaar tot stand zijn gekomen en moderne bedrijventerreinen en industriegebieden. In deze gebieden zijn cultuurhistorisch waardevolle elementen in mindere mate aanwezig. Bij ruimtelijke plannen zal daarom alleen gestreefd worden naar behoud en herkenbaarheid van historische structuren. Dit is voor deze gebieden voldoende om verwijzingen naar het verleden levend te houden. Voor gemeentelijke beschermingen is de gemeentelijke monumentenverordening de basis. Er is geen sprake van een beschermd monument. Ook zijn er in het bestemmingsplangebied geen historische structuren aanwezig. 3.6.3
Conclusie
Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is er geen aanleiding tot het maken van nadere opmerkingen.
38
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
3.7
Archeologie
3.7.1
Inleiding
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007). Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden is er door het Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart (ABAK) ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze beleidskaart is vertaald in een facetbestemmingsplan Archeologie, dat in afzonderlijke toekomstige bestemmingsplannen doorwerkt. De archeologische beleidskaart is tevens opgenomen in de nota Cultureel Erfgoed.
3.7.2
Plangebied
Het plangebied ligt in de wijk Dukenburg, specifiek in Zwanenveld. Binnen de Archeologische Beleidskaart van de gemeente valt het terrein in Zone Z-31, een zone die samenhangt met de Romeinse weg tussen Nijmegen en Wijchen. Wegen structureren het landschap en ook de menselijke activiteiten. Langs (Romeinse) wegen kunnen nederzettingen, grafvelden, wachttorens, heiligdommen en andere archeologische complextypen voorkomen. Van sommige Romeinse wegen is bekend dat ze ook in de vroege en late middeleeuwen nog in gebruik waren. Dit kan bij een dergelijk belangrijke weg als deze ook het geval zijn. Vanwege de te verwachten archeologische resten heeft deze zone binnen het bestemmingsplan de waarde 2: hoge archeologische verwachting, gekregen. Resten van de weg zelf zijn in 2001 op de Teersdijk ten noorden van Tolhuis aangetroffen, waar het Romeinse wegdek zichtbaar was als een donkergrijze band met veel grind. De Teersdijk loopt circa 120 m ten noorden van het plangebied, waardoor er gerede kans bestaat op de aanwezigheid van met deze weg samenhangende complextypen.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
39
De voorgestelde plannen kunnen de aanwezige archeologische waarden bedreigen. Er dient dus te worden vastgesteld of en in welke mate deze waarden worden bedreigd. Op basis van de uitkomst van dit onderzoek kan het bevoegde gezag, de gemeente Nijmegen, maatregelen laten nemen die de aanwezige archeologische waarden beschermen, zie onderstaand schema. Dat kan door ze fysiek ter plaatse te laten (behoud in situ), door ze te laten opgraven (behoud ex situ), maar het kan ook zijn dat er geen behoudenswaardige archeologische resten worden aangetroffen. In dat geval zal de gemeente besluiten dat er geen verdere maatregelen nodig blijken te zijn.
3.7.3
Voorwaarden
De planregels uit het facetbestemmingsplan dienen te worden opgenomen in dit bestemmingsplan. Het betreft concreet de planregels voor Waarde-archeologie 2. Dat houdt in: 1. Alle bodemverstorende werkzaamheden voor de herinrichting van het terrein, die dieper 2 reiken dan 0,30 m onder maaiveld en die tezamen meer dan 100 m bedragen, worden meegenomen in een onderzoek, dat moet aantonen of en in welke mate er sprake is van archeologische waarden die door de ingrepen worden bedreigd;
40
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
2. Indien dit vaststellen gebeurt aan de hand van gravend archeologisch onderzoek, dient er een door de gemeente Nijmegen goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen aan ten grondslag te liggen.
3.7.4
Kosten
De kosten van archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe). Deze kosten deel uit van de grond- cq planexploitatie. 3.7.5
Informatieplicht
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988) bij de Minister van OC&W c/q de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Deze melding kan ook gedaan worden bij de gemeentelijk archeoloog.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
41
42
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid 4.1
Economische uitvoerbaarheid
De voorgestelde wijziging maakt het mogelijk om op het perceel Zwanenveld 73-18 in de wijk Dukenburg – nadat sloop van het huidige schoolgebouw heeft plaatsgevonden – nieuwbouw van circa 32 eenheden voor beschermd wonen te realiseren. Het perceel maakt deel uit van de plan- cq grondexploitatie Onderwijshuisvesting G760 t/m 780, deelplan Zwanenveld 7318 (G767), welke op 24 februari 2010 door de gemeenteraad van Nijmegen is vastgesteld. De plan- cq grondexploitatie, deelplan Zwanenveld 7318, bevat aankoop, sloopwerk, bouwen woonrijpmaken en gemeentelijke plankosten. De ontwikkeling en realisatie van woningbouw op deze locatie vindt voor eigen rekening en risico van een woningbouwcorporatie plaats. Dekking van de kosten van de plan cq grondexploitatie, deelplan Zwanenveld 7318, vindt plaats door verkoop van grond voor de woningen. Derhalve kan gesteld worden dat deze bestemmingswijziging financieel economisch uitvoerbaar is. Via de grondprijs is het kostenverhaal anderszins verzekerd en hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
4.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Voor dit bestemmingsplan is op 5 november 2014 een vooraankondiging gepubliceerd. Conform de inspraakverordening zal er inspraak plaatsvinden via de zienswijzenprocedure. Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende zes weken ter visie gelegd worden. De tervisielegging wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant".
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
43
44
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 5 Vooroverleg 5.1
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk. Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparagraaf. De volgende nationale belangen zijn opgenomen in de Realisatieparagraaf:
Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten Grote rivieren Kustfundament IJsselmeergebieden IJsselmeergebied Regionale watersystemen Ecologische hoofdstructuur Nationale Landschappen Rijksbufferzones Recreatie Derde Nota Waddenzee Tweede Structuurschema Militaire Terreinen Project Mainport Rotterdam
Onderhavig project doorkruist geen van bovengenoemde nationale belangen en is geen vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro noodzakelijk.
5.2
Provincie Gelderland
Bij brief van 5 juni 2008 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en de mate waarin de Provincie betrokken willen worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is weggelegd voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden. Het onderhavige plan is vanwege de kleinschaligheid van puur lokaal belang en hoeft niet aangeboden te worden aan de Provincie voor het artikel 3.1.1 Bro vooroverleg.
5.3
Waterschap
Per brief van 15 februari 2012 (kenmerk 201206566) geeft het Waterschap Rivierenland aan dat zij beoordeeld of in een plan voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding. De gemeente kan zelf bepalen of een plan waterhuishoudkundig relevant is of niet via de landelijke website www.dewatertoets.nl. Deze toetsing is gedaan en daaruit blijkt dat er geen waterbelangen zijn die door dit plan worden geraakt.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
45
46
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Bijlagen bij toelichting
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
47
Bijlage 1
48
Verkennend bodemonderzoek
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Bijlage 2
quickscan Flora en Fauna
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
49
Bijlage 3
50
Vleermuizenonderzoek
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Bijlage 4
Extern Veiligheidsadvies
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
51
Bijlage 5
52
Fysieke veiligheid
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Regels
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
53
54
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 1.1
Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool) met identificatienummer NL.IMRO.0268.BP4012-ON01 van de gemeente Nijmegen. 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 1.3
aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is. 1.4
aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. 1.5
aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend. 1.6
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.7
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.8
achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan; 1.9
archeologische waarden
Onder archeologische waarden kunnen worden verstaan:
archeologische verwachtingswaarden; vastgestelde archeologische waarden of resten.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
55
1.10
archeologische verwachtingswaarde
de kans op archeologische vondsten of informatie. 1.11
archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie. 1.12
archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een opgravingsvergunning conform de Monumentenwet 1988. 1.13
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.14
bed and breakfast
een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen. 1.15
bestaand
a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning; b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. 1.16
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak. 1.17
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.18
bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. 1.19
bijgebouw
een in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht is ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte. 1.20
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
56
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
1.21
bouwgrens
de grens van een bouwvlak. 1.22
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. 1.23
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.24
bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel. 1.25
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.26
bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.27
escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige). 1.28
evenement
evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV). 1.29
gebieden met een hoge archeologische verwachting
deze gebieden onderscheiden zich vanwege een hoge tot zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
57
1.30
gebieden van zeer grote archeologische waarde
voor deze gebieden staat het vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden. 1.31
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.32
geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten: geluidsgevoelige gebouwen a. b. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
woningen; andere geluidsgevoelige gebouwen: onderwijsgebouwen; ziekenhuizen; verpleeghuizen; verzorgingstehuizen; psychiatrische inrichtingen; kinderdagverblijven.
geluidsgevoelige terreinen I.
een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet (woonwagen); II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen. 1.33
gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd. 1.34
hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw. 1.35
hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak. 1.36
hoofdgebouw(en)
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. 1.37
hoogwaardig openbaar vervoer
een vorm van openbaar vervoer die gepositioneerd kan worden tussen de traditionele bus en trein, waarbij de nadruk ligt op het snel en betrouwbaar en comfortabel vervoeren van passagiers over vrijliggende HOV-infrastructuur.
58
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
1.38
maatschappelijke voorzieningen - Zorginstelling
begeleid wonen met permanent aanwezige zorg (24-uurs zorg). 1.39
moestuin
gronden waarop op kleine schaal groenten, kruiden, bloemen en/of fruit worden verbouwd dan wel geteeld. 1.40
natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied. 1.41
omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.42
ondergronds bouwwerk
a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk. 1.43
ondersteunende horeca
horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.44
overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.45
overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw. 1.46
pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is. 1.47
perceelsgrens
de grens van een bouwperceel. 1.48
permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
59
1.49
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding. 1.50
raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen. 1.51
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. 1.52
straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, abri's en dergelijke. 1.53
straatprostitutie
het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken. 1.54
uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte. 1.55
verblijfsgebied
binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet voor doorgaand verkeer. 1.56
voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan. 1.57
wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.
60
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
1.58
werk
een werk, geen bouwwerk zijnde. 1.59
wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip. 1.60
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen. 1.61
zeer kwetsbaar object
een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen, gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisscholen en begeleid wonen met 24-uurszorg.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
61
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens. 2.2
de afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn. 2.3
de bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie. 2.4
de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd. 2.5
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes. 2.6
de bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw. 2.7
de bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap. 2.8
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.9
gevellijn
de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten.
62
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
2.10
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes. Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
63
2.11
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine. 2.12
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.13
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.14
het bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons. 2.15
het bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel. 2.16
het peil
de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald: a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw; d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn; e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 2.17
het (bruto) verkoopvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken. 2.18
het vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
64
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 3.1
Bedrijf - Nutsvoorziening
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. warmtevoorzieningsinstallatie met een maximum milieucategorie 2; b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, p3arkeer- en groenvoorzieningen; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
3.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 3.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel mag binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven; indien geen goothoogte is aangegeven geldt alleen een maximum bouwhoogte; c. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht, met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2,5 meter mag bedragen; 2. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter mag bedragen.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
65
Artikel 4 4.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen en fiets- en voetpaden; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; d. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 10.2. 4.2
Bouwregels
4.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 10.2; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 4.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 4.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, de bouwhoogte van palen, (licht)masten en ballenvangers niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen. 4.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren, met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen.
66
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Artikel 5 5.1
Maatschappelijk - Zorginstelling
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Zorginstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen met 24 uurs zorg b. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 11.2; c. bijbehorende voorzieningen zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen; d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 5.2
Bouwregels
5.2.1
Algemeen bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
5.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 5.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven; c. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen worden opgericht, met dien verstande dat: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, worden gebouwd met een maximum diepte van 2 meter; 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen; 3. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter mag bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
67
Artikel 6 6.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen en groenvoorzieningen; b. gebouwen en overkappingen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en); c. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming; d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 6.2
Bouwregels
6.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. aan- en uitbouwen; b. bijgebouwen; c. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
6.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 6.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. aangrenzend aan het hoofdgebouw mogen worden gebouwd: 1. aan- en uitbouwen met een maximum diepte van 1,5 meter gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw. De goothoogte mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen. Voor zover de aan- of uitbouw vóór de voorgevellijn wordt gerealiseerd, geldt een maximum breedte van 60% van de betreffende gevelbreedte (voorgevel) van het hoofdgebouw. De aan- of uitbouw moet geheel binnen de betreffende gevelbreedte (voor- of zijgevel) van het hoofdgebouw worden opgericht. Als uitzondering hierop geldt dat een hoekovergang is toegestaan; 2. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, met een maximum diepte van 2 meter gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen. Zwembaden, jacuzzi's en gebouwde vijvers, alsmede de daarvoor benodigde bouwwerken zijn niet toegestaan.
68
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Artikel 7 7.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer (waaronder hoogwaardig openbaar vervoer), kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen; b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, sport- en speelvoorzieningen en taluds; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; d. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 10.2. 7.2
Bouwregels
7.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van fietsenstallingen; b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 10.2 ; c. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
7.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 7.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels; a. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van fietsenstallingen 2 mag per fietsenstalling niet meer bedragen dan 20 m . De bouwhoogte van fietsenstallingen mag niet meer dan 3 meter bedragen; b. de bouwhoogte van palen, (licht)masten en ballenvangers mag niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' mogen bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, hoger zijn.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
69
Artikel 8 8.1
Waarde - Archeologie 2
Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebieden met een hoge archeologische verwachting). 8.2
Bouwregels
8.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Waarde - Archeologie 2 uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd. 8.2.2
Specifieke bouwregels
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn; b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd, tenzij aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan: 1. er op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; 2. het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering; 3. het bouwplan is gesitueerd tot maximaal 3 meter uit de fundering van een bestaand gebouw; 4. geen grondwerk wordt verricht dieper dan 0,30 meter onder maaiveld; 5. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en 2 overkappingen van het bouwperceel maximaal 100 m bedraagt; 6. het gaat om bestaande bouwwerken. 8.3
Afwijken van de bouwregels
8.3.1
Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 8.3.2
Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
70
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
8.3.3
Adviesprocedure voor afwijkingen
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals: alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 onder h van de Monumentenwet 1988; c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige; d. het doen van nader archeologisch onderzoek. 8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 8.4.1
Werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de in lid 8.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen; b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter; c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor-en pompputten; d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond; f. het verlagen van het waterpeil; g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; h. het omzetten van grasland in bouwland; i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-,of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 8.4.2
Uitzonderingen
Het in lid 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan: a. op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; b. de werken en werkzaamheden in de bodem niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld; c. de oppervlakte van werken en werkzaamheden als bedoeld onder 8.4.1 onder d niet 2 groter is dan 100 m ; d. de werken en werkzaamheden: 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
71
4. het archeologisch onderzoek betreffen. 8.4.3
Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover op grond van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 8.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. 8.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door: a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 8.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is; b. de bestemming Waarde - Archeologie 3 op te nemen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
72
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 9
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
73
Artikel 10 10.1
Algemene bouwregels
Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn. 10.2
(Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat: a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³; b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²; c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen; d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen; e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn; f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn. 10.3
Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat: a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op de begane grond toegestane functies; b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen; c. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximum diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt; d. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 10.2 is toegestaan; e. de regels van de dubbelbestemming en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
74
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Artikel 11 11.1
Algemene gebruiksregels
Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening. 11.2
Ondersteunende horeca
In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan: a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit; b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit; c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang; d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte; e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt; f. van het totale vloeroppervlak van een maatschappelijke voorziening mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed; De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten. 11.3
Seksinrichting of escortbedrijf
11.3.1 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van: a. een seksinrichting of een escortbedrijf voorzover binnen de geldende bestemming geen aanduiding 'seksinrichting' is opgenomen; b. raam- en straatprostitutie.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
75
Artikel 12
Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.
76
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Artikel 13 13.1
Overige regels
Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; b. de ruimte tussen bouwwerken.
13.2
Parkeerregels bij gebruikswijzigingen
13.2.1 Algemene parkeerregels Het is verboden het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren, stallen, laden en lossen. Deze regeling is alleen van toepassing voor zover de bouwverordening niet van toepassing is. 13.2.2 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen a. indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in parkeer- of stallingsbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeer- en stallingsbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de beleidsregels Parkeren. b. de onder sub a bedoelde ruimte voor het parkeren of stallen van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,50 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen met dien verstande dat als de parkeerruimte tevens fungeert als toegang tot het gebouw de afmetingen ten minste 3,00 m bij 5,00 meter dienen te bedragen; 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen; c. indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de behoefte aan laad- en losruimte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. 13.2.3 Afwijken van de parkeerregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 en 13.2.2. Het bevoegd gezag neemt hierbij onder andere in overweging of: a. er op andere wijze in de benodigde parkeer-, stallings-, laad- of losruimte wordt voorzien; b. het belang dat met het voldoen aan de parkeerregels is gediend niet onevenredig wordt aangetast.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
77
13.2.4 Strijdig gebruik Ruimte(n) voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik. 13.3
Voorrangsregeling bestemmingen
Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
78
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 14 14.1
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 14.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 14.1.1 met maximaal 10%. 14.1.3 Uitzonderingen Artikel 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 14.2
Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 14.2.2 Strijdig gebruik a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. b. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 14.2.3 Uitzonderingen Artikel 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
79
Artikel 15
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)'.
80
ontwerp bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)