Nieuwsbrief 2012-1 1. Berekening voordeel bedrijfswagens
alle
aard
De regeling inzake de nieuwe berekening van het voordeel van alle aard begint langzaam vorm te krijgen. De nieuwe regering is er in geslaagd om binnen de maand na publicatie van de eerste regeling deze al te wijzigen. We bezorgen u hieronder een update ! Wanneer een werkgever aan zijn bedrijfsleider of werknemers kosteloos een wagen ter beschikking stelt (bedrijfswagen), en wanneer deze wagen ook privé wordt gebruikt (met inbegrip van het woon-werkverkeer) dan is er een belastbaar voordeel van alle aard. Vanaf 1.01.2012 wordt dit voordeel van alle aard bepaald volgens een nieuwe forfaitaire berekening. Voorheen werd rekening gehouden met de CO2 uitstoot en de afstand tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling. Het privégebruik werd vastgesteld op 5.000 of 7.500 kilometer, naargelang de afstand tussen de woon- en werkplaats al dan niet meer dan 25 kilometer bedroeg. Voortaan wordt het forfaitair voordeel berekend door een CO2percentage toe te passen op 6/7 van de cataloguswaarde van de wagen. De breuk 6/7 zorgt voor een verdeling tussen de personenbelasting en de vennootschapsbelasting (zie verder).
In de reeds goedgekeurde wettekst omvat de cataloguswaarde de gefactureerde waarde inclusief de opties en de BTW, zonder dat men rekening mag houden met enige korting, vermindering, restorno of rabat. Het CO2-basispercentage bedraagt 5,5% voor een referentie-CO2-uitstoot van 115 g/km voor wagens uitgerust met een benzine-, lpg- of aardgasmotor, en voor een referentie-CO2-uitstoot van 95 g/km voor wagens met een dieselmotor. Afhankelijk van het gegeven of de uitstoot van de wagen meer of minder bedraagt dan respectievelijk 115 of 95 g/km, zal het basispercentage van 5,5% verhoogd of verminderd worden met 0,1% per gram CO2, variërend tussen een maximum van 18% en een minimum van 4%. Het voordeel mag voor inkomstenjaar 2012 (aanslagjaar 2013) niet minder dan 1.200 EUR bedragen. Voorbeeld berekening VAA na 1.01.2012 : de gefactureerde waarde van een dieselwagen (inclusief opties, BTW en kortingen) bedraagt 43.500 EUR. De wagen heeft een CO2-uitstoot van 135 g/km. Het CO2-basispercentage van 5,5% wordt verhoogd met 0,1% per CO2gram die de referentie-CO2-uitstoot van 95 g/km overschrijdt. Het voordeel van alle aard bedraagt dan 43.500 x 6/7 x (5,5 + ((135-95) x 0,1)) / 100 = 3.542,14 EUR. Voorbeeld berekening VAA voor 1.01.2012 (voor dezelfde wagen): stel dat de afstand woon- werkplaats minder dan 25 kilometer bedroeg, dan werd het voordeel van alle aard berekend als volgt: 5.000 x 135 x 0,00237 = 1.599,75 EUR. Volgens de nieuwe berekeningsmethode is het voordeel van alle aard in het voorbeeld meer dan verdubbeld.
____________________________________________________________________________________________________ A&B KMO-Partners CVBA – Nieuwsbrief 2012-1
1/8
Betaalt men een bijdrage aan de werkgever, dan wordt deze bijdrage in mindering gebracht van het berekende voordeel. Om belastingontwijking tegen te gaan werd een regeringsvoorstel gelanceerd m.b.t. de berekeningsbasis van tweedehandswagens. Voor tweedehandswagens zal men uitgaan van de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief opties en BTW, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno. Zowel voor nieuwe als voor tweedehandswagens zal men rekening houden met de ouderdom van het voertuig door een correctiecoëfficiënt op de cataloguswaarde toe te passen als volgt:
een particulier” worden.
Periode verstreken sinds de eerste inschrijving van de wagen Van 0 tot 12 maanden Van 13 tot 24 maanden Van 25 tot 36 maanden Van 37 tot 48 maanden Van 49 tot 60 maanden Vanaf 61 maanden
Opgelet, dit regeringsvoorstel m.b.t. tweedehandswagens en m.b.t. de voorgestelde correctiecoëfficiënt heeft op dit ogenblik nog geen kracht van wet, maar is wel goedgekeurd in de Regering. Wordt zeker vervolgd !
De in aanmerking te nemen percentages van de cataloguswaarde van de wagen 100% 94% 88% 82%
moet
achterhaald
In het kader van de spreiding van de last van het voordeel van alle aard wordt in de vennootschapsbelasting een bijkomende verworpen uitgave ingevoerd ten belope van 17% van het voordeel van alle aard (d.i. ongeveer 1/7 van dat voordeel). Op dit voordeel wordt altijd vennootschapsbelasting betaald! Belangrijk is ook dat in de rechtspersonenbelasting (van belang voor VZW’s !) een gelijkaardige verworpen uitgave wordt ingevoerd. Het toepasselijke tarief hierop wordt bepaald op 33,99% (zoals bij vennootschappen). Ook hierop wordt altijd belasting betaald!
2. Wijziging belasting inkomsten
op
roerende
76% 70%
Het aftellen begint bij de eerste inschrijving bij DIV in België. Elke begonnen maand wordt voor een volledige maand geteld. Het basisbedrag mag dus nooit minder zijn dan 70% van de gefactureerde waarde (nieuwe wagens) of de cataloguswaarde (tweedehandswagens). Is een wagen bijvoorbeeld 10 jaar oud, dan nog zal men “70% van de cataloguswaarde” als basis moeten nemen. Het is hierbij nog niet helemaal duidelijk hoe in sommige gevallen de “catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan
Voor de verkrijger van roerende inkomsten (interesten, dividenden,…) zijn er vanaf 1.01.2012 enkele zaken gewijzigd. Zo is het tarief roerende voorheffing voor een aantal inkomsten verhoogd, en kan men onderworpen worden aan een bijkomende heffing van 4%. Ook zal er voor de meeste roerende inkomsten een aangifteplicht in de personenbelasting ontstaan.
____________________________________________________________________________________________________ A&B KMO-Partners CVBA – Nieuwsbrief 2012-1
2/8
OUD
NIEUW
10% liquidatieboni inkoopbonus eigen aandelen
10% liquidatieboni
15% inkomsten uit roerende goederen en kapitalen diverse inkomsten (90,5°-7°) interest spaardeposito
15% inkomsten uit roerende goederen en kapitalen diverse inkomsten (90,5°-7°) interest spaardeposito staatsbons (24.11 – 2.12)
21% onbestaande
21% interesten dividenden - inkoop eigen aandelen dividenden die vroeger in aanmerking kwamen voor 15% (aandelen op naam; VVPR)
25% gewone dividenden
25% gewone dividenden
Waar vroeger de tarieven van 10%, 15% en 25% gehanteerd werden, zal er voortaan ook een tarief van 21% zijn. Een aantal roerende inkomsten die vroeger aan het tarief van 15% onderworpen waren, zullen voortaan belast worden aan 21%. In geval van gehele of gedeeltelijke verdeling van een vennootschap wordt een gedeelte van de uitkering die de aandeelhouder ontvangt gekwalificeerd als een dividend. Deze liquidatieboni blijven onderworpen aan een roerende voorheffing van 10%. Opgelet, wanneer men eigen aandelen inkoopt en wanneer deze aandelen voor de ontbinding van de vennootschap worden vervreemd, vernietigd,… dan wordt dit ook als een dividend aangemerkt.
Vroeger was hierop het tarief van 10% van toepassing, maar vanaf 1.01.2012 wordt dit aan 21% belast. Inkomsten van roerende goederen en kapitalen (die geen interest of dividend zijn) zoals auteursrechten, inkomsten uit spaardeposito’s, inkomsten uit onderverhuring en overdracht van huur, enzovoort, blijven onderworpen aan het tarief van 15%. Dit geldt ook voor inkomsten uit staatsbons die zijn uitgegeven en waarop is ingeschreven in de periode van 24.11.2011 tot 2.12.2011. Aan 21% roerende voorheffing worden onderworpen de interesten en de dividenden die vroeger aan 15% werden belast, zoals de VVPR-aandelen en de aandelen op naam uitgegeven na 1.01.1994. Voor de dividenden die aan 25% roerende voorheffing onderworpen werden, wijzigt er niets. Wanneer een natuurlijk persoon roerende inkomsten verkrijgt die onderworpen zijn aan het nieuwe tarief van 21% en wanneer daarbij een grens van 20.020 EUR (geïndexeerd bedrag) wordt overschreden, dan wordt een gedeelte van de interesten of dividenden (waarop normaal het tarief van 21% van toepassing is) ten belope van het overschrijdend gedeelte onderworpen aan een extra-heffing van 4%. Maw het tarief stijgt tot 25%. Om te bepalen of de grens van 20.020 EUR overschreden is, moet men geen rekening houden met het vrijgesteld gedeelte van de spaardeposito’s (1.830 EUR geïndexeerd), noch met de liquidatieboni. Daarentegen, dividenden onderworpen aan het tarief van 25% en inkomsten uit spaardeposito’s boven het vrijgesteld gedeelte (van 1.830 EUR) worden wel in aanmerking genomen om te bepalen of de grens overschreden is maar zijn zelf niet onderworpen aan de extra-heffing van 4%.
____________________________________________________________________________________________________ A&B KMO-Partners CVBA – Nieuwsbrief 2012-1
3/8
Deze interesten en dividenden onderworpen aan het tarief van 25% moet men eerst in aanmerking nemen bij het berekenen van de grens. Voorbeeld: stel men heeft interesten ontvangen waarop het tarief van 21% van toepassing is, en dividenden waarop het tarief van 25% van toepassing is. Om te bepalen of de grens overschreden is, moet men eerst rekening houden met de dividenden onderworpen aan 25%. Vervolgens kunnen enkel de interesten die onderworpen zijn aan 21% onderworpen worden aan de extraheffing van 4% ten belope van het overschrijdend gedeelte:
1 2 3 4
Totaal ontvangen 19.000 21.000 23.000 24.000
à 25%
À 21%
4% op
6.000 6.000 1.000 21.000
13.000 15.000 22.000 3.000
0 980 2.980 3.000
Voortaan zal de schuldenaar van de roerende voorheffing zoals banken en financiële instellingen, maar ook eventueel de eigen vennootschap (!) een meldingsplicht hebben bij een afdeling van het FOD Financiën. Ook zullen de roerende inkomsten voortaan moeten opgenomen worden in de aangifte personenbelasting, dus ook wanneer roerende voorheffing aan de bron werd ingehouden. Er bestaat evenwel een uitzondering. Wanneer men interesten of dividenden ontvangt onderworpen aan het tarief van 21% (en die dus in aanmerking kunnen komen voor de extra-heffing van 4%) kan men opteren voor een bronheffing van 25%, ook wanneer de grens niet overschreden is. Betaalt men 25% roerende voorheffing – ongeacht of de grens al dan niet overschreden is - dan vervalt de meldingsplicht aan de FOD Financiën. Men moet deze inkomsten dan ook niet opnemen in de aangifte personenbelasting.
De prijs voor de anonimiteit bedraagt derhalve zo’n 800,00 EUR ! Wanneer men niet opteert voor de bronheffing van 25%, dan heeft de schuldenaar van de inkomsten een meldingsplicht en moet de verkrijger deze inkomsten opnemen in de aangifte personenbelasting. Men zal dan enkel onderworpen worden aan de extraheffing van 4% bij het overschrijden van de grens van 20.020,00 EUR. Heeft men te veel betaald, dan zal dit ook altijd verrekend worden in de personenbelasting, hetgeen uitgesloten is wanneer men opteert voor de bronheffing van 25%. Opgelet, de keuze geldt dus enkel voor interesten en dividenden onderworpen aan 21% roerende voorheffing, die voor de extra-heffing van 4% in aanmerking kunnen komen. Alle andere roerende inkomsten moeten opgenomen worden in de aangifte personenbelasting. 3. De zwanenzang van de belastingvermindering voor energiebesparende maatregelen Vanaf 2012 zullen de belastingverminderingen voor nieuwe energiebesparende uitgaven in een woning worden opgeheven. Enkel het belastingvoordeel voor investeringen in dakisolatie van bestaande woningen blijft bestaan. Er wordt een overgangsmaatregel voorzien voor: vervanging van een oude stookketel; onderhoud van stookketel; leveren en plaatsen van installatie voor waterverwarming d.m.v. zonne-energie; leveren en plaatsen van zonnecelpanelen voor het omzetten van zonne-energie in elektrische energie; leveren en plaatsen van uitrustingen voor geothermische energieopwekking; levering en plaatsing van dubbele beglazing; levering en plaatsing van thermostatische kranen; energie-audit.
____________________________________________________________________________________________________ A&B KMO-Partners CVBA – Nieuwsbrief 2012-1
4/8
Voor uitgaven gedaan in 2012 (aanslagjaar 2013) kan men nog genieten van een belastingvermindering voor zover deze uitgaven verbonden zijn aan een overeenkomst die dateert van voor 28 november 2011. Bijvoorbeeld, op 1.10.2011 is in een overeenkomst opgenomen dat uw stookketel zal vervangen worden. Wordt deze stookketel in 2012 vervangen en betaalt u hiervoor in 2012, dan kan u nog van een belastingvermindering genieten. Van belang is dat de overeenkomst dateert van voor 28 november 2011. Voor alle andere uitgaven in 2012 die niet verbonden zijn aan dergelijke overeenkomst vervalt het recht op belastingvermindering. Kan men nog genieten van de belastingvermindering, dan bedraagt deze 40% van de gedane uitgaven met een maximumbedrag van 2.930,00 EUR. Heeft men onvoldoende inkomsten, dan kan men het saldo overdragen naar de drie volgende belastbare tijdperken. Vanaf 2012 blijft alleen de belastingvermindering voor energiebesparende investeringen in dakisolatie bestaan. Hier moet men wel volgend onderscheid maken. Voor de in 2012 gedane uitgaven die verbonden zijn aan een overeenkomst die dateert van voor 28 november 2011, kan men nog genieten van een belastingvermindering van 40%, beperkt tot 2.930,00 EUR, en waarvan het saldo overdraagbaar is naar de drie volgende belastbare tijdperken. Daarentegen, is de investering niet gekoppeld aan een overeenkomst die dateert van voor 28 november 2011, dan kan men ook nog genieten van een belastingvermindering, maar in mindere mate. De belastingvermindering bedraagt dan 30%, beperkt tot een bedrag van 2.930,00 EUR. Het saldo kan niet meer worden overgedragen naar een volgend belastbaar tijdperk.
Ook de volgende jaren kan men genieten van deze belastingvermindering voor dakisolatie, evenwel beperkt tot 30% en niet meer overdraagbaar. De belastingvermindering voor de lage energiewoning, passiefwoning of nulenergiewoning wordt opgeheven vanaf 2012 (aanslagjaar 2013). Enkel woningen die een certificaat hebben bekomen op 31.12.2011 kunnen nog verder genieten van de belastingvermindering. Er wordt in een overgangsmaatregel voorzien voor certificaten waarvoor uiterlijk op 31.12.2011 een aanvraag werd ingediend en die ten laatste op 29.02.2012 worden uitgereikt. Deze certificaten worden beschouwd als certificaten uitgereikt op 31.12.2011. De belastingvermindering voor interesten van groene leningen afgesloten voor 1.01.2012 blijft bestaan, maar wordt verminderd van 40% tot 30%. 4. Meerwaarde op aandelen in hoofde van vennootschappen In het nieuwe wetsontwerp wordt de vrijstelling van de meerwaarden op aandelen in hoofde van vennootschappen onderworpen aan een zogenaamde ‘permanentievoorwaarde’. Hiertoe wordt in het Wetboek van Inkomstenbelasting opgenomen dat de vrijstelling van de meerwaarden op aandelen wordt beperkt tot de gerealiseerde meerwaarden op aandelen die gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar in volle eigendom werden behouden. Indien dus nieuw verworven aandelen binnen het jaar opnieuw worden verkocht, dan speelt de nieuwe regeling, mits er uiteraard meerwaarden worden gerealiseerd.
____________________________________________________________________________________________________ A&B KMO-Partners CVBA – Nieuwsbrief 2012-1
5/8
Deze regeling zou gelden voor meerwaarden gerealiseerd vanaf 28 november 2011 en hierbij is elke wijziging die sinds die datum aan de datum van afsluiting van de jaarrekening is aangebracht, is zonder uitwerking. Het toepasselijke tarief zou 25% bedragen indien de permanentievoorwaarde niet wordt nageleefd. Deze regeling is op dit ogenblik nog geen wet. 5. ‘Thin-cap’ onderkapitalisatieregeling verstrengd
of
De bestaande ‘thin-cap’ of onderkapitalisatieregeling wordt verstrengd. Deze regeling voorzag in de niet aftrekbaarheid van het excedent aan intresten betaald aan een verkrijger gevestigd in een zogenaamd ‘belastingparadijs’ indien het bedrag van de lening verstrekt door deze vennootschap hoger lag dan 7 x de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbaar tijdperk en het gestorte kapitaal bij het einde van het belastbaar tijdperk. Deze regeling wordt nu gewijzigd op twee punten : - Ook leningen van binnenlandse groepsvennootschappen worden nu geviseerd - De verhouding 7/1 wordt herleid tot 5/1 Bijvoorbeeld : een moedervennootschap verschaft een lening van 100 aan een dochtervennootschap. De belaste reserves bij het begin van het belastbaar tijdperk bedragen bij deze laatste 10 en het gestort kapitaal op het einde van het belastbaar tijdperk bedraagt 5. Bij toepassing van deze nieuwe regel zijn de intresten slechts aftrekbaar als volgt - Drempel : (10+ 5 ) x 5 = 75
Beperking : slechts 75% van de betaalde intresten zijn aftrekbaar Er wordt ook voorzien in een transparantieregel. Ingeval van leningen gewaarborgd door een derde of leningen waarbij een derde aan de schuldeiser de nodige middelen heeft verschaft met het oog op de financiering van de leningen, en geheel of gedeeltelijk de aan de leningen verbonden risico's draagt, deze derde wordt geacht de werkelijke verkrijger van de intresten van deze lening te zijn, indien deze waarborg of dit verschaffen van middelen als hoofddoel belastingontwijking heeft. Het is nog niet volledig duidelijk wat men moet begrijpen onder ‘groepsvennootschappen’. Deze regeling is op dit ogenblik nog geen wet. -
6. Wijziging van antimisbruikbepaling : zogenaamde ‘fraude-bazooka’
de de
De bestaande antimisbruikbepaling uit het Wetboek van Inkomstenbelasting werd voor een groot stuk op non-aktief gezet door een arrest van het Hof van Cassatie van 2007. De Administratie mocht, ingeval één of meerdere rechtshandelingen ingegeven waren door fiscale motieven, deze herkwalificeren in een andere rechtshandeling (die fiscaal minder gunstig is) mits de niet fiscale rechtsgevolgen van deze handelingen gelijkaardig zijn. Deze laatste nuance werd toegevoegd door het Hof van Cassatie. Het was voor de Administratie hierdoor een pak moeilijker geworden om rechtshandelingen te herkwalificeren.
____________________________________________________________________________________________________ A&B KMO-Partners CVBA – Nieuwsbrief 2012-1
6/8
De nieuwe regering wil de antimisbruikbepaling nu herschrijven waarbij er uitdrukkelijk gesteld wordt dat de niet fiscale rechtsgevolgen niet gelijkaardig moeten zijn. In de literatuur wordt dit nu al de ‘fraude-bazooka’ genoemd. Wanneer de fiscus vaststelt dat een rechtshandeling of een geheel van rechtshandelingen worden gesteld op grond van fiscale overwegingen, wat kan doen vermoeden dat de verrichting als hoofddoel belastingontwijking heeft, dan mag zij herkwalificeren. De belastingplichtige moet dan het tegenbewijs leveren. Slaagt de belastingplichtige hierin niet, dan mag de fiscus “de fiscale
kwalificatie van de gestelde rechtshandeling of van het geheel van rechtshandelingen voor de toepassing van de belastingwetgeving op zodanige wijze herdefiniëren dat met betrekking tot de tot stand gebrachte verrichting een geheel van feiten ontstaat waarop een juiste belastingheffing mogelijk is zelfs als de juridische effecten en rechtsgevolgen van de door de Administratie gebruikte kwalificatie niet identiek of analoog zijn aan de effecten en rechtsgevolgen van de door de partijen gegeven kwalificatie.” Deze regeling is nog geen wet. Terzake vernemen wij uit de pers (o.a. De Standaard van 3 februari 2012) dat de Raad van State zich behoorlijk kritisch heeft uitgelaten over deze nieuwe regeling. De regeling zou op een aantal punten indruisen tegen de Grondwet. De regering zou zich, naar verluidt, opnieuw buigen over deze regeling. 7. Melding van rekeningnummers
buitenlandse
Tot op heden moest elke belastingplichtige reeds melden of hij rekeningen had in het buitenland, en zo ja, in welk land dat was.
In de toekomst zou ook het (de) rekeningnummer(s) moet(en) gemeld worden. Deze regeling is nog geen wet. 8. Verhoogde investeringsaftrek voor energiebesparende investeringen Tot slot, nog even een reminder. Wanneer een zelfstandige of een vennootschap overgaat tot energiebesparende maatregelen zoals bijvoorbeeld een investering in fotovoltaïsche zonnecelpanelen, dan heeft deze naast de reguliere afschrijving, eveneens recht op een verhoogde investeringsaftrek : Schema (percentages aj 2012) :
Natuurlijke personen Vennootschappen
Verhoogde éénmalige investeringsaftrek 13,5%
Verhoogde gespreide investeringsaftrek 10,5%
13,5%
Om deze verhoogde investeringsaftrek te genieten, dient de belastingplichtige een attest voor te leggen van de gewestelijke executieve waar de investering plaatsvindt. M.a.w. indien de investering plaatsvindt in Vlaanderen, moet dit attest afgeleverd worden door het Vlaams gewest. Dit attest moet door de belastingplichtige worden aangevraagd op straffe van verval binnen 3 maanden na de laatste dag van het belastbaar tijdperk waarin de vaste activa zijn aangeschaft. Indien het belastbaar tijdperk afloopt op 31 december (dit is het geval voor zelfstandigen en voor vennootschappen waarvan het boekjaar afsluit op 31 december), dan moet de aanvraag plaatsvinden uiterlijk op 31 maart daaropvolgend. De termijn is een vervaltermijn die niet verlengd kan worden.
____________________________________________________________________________________________________ A&B KMO-Partners CVBA – Nieuwsbrief 2012-1
7/8
Bij de aanvraag moet gebruik worden gemaakt van een formulier dat schriftelijk moet aangevraagd worden bij de gewestelijke executieve. Maar de attesten kunnen ook online aangevraagd worden via een bijzondere webapplicatie http://www.energiesparen.be/verhoogde investeringsaftrek/aanvraag (lees hierbij eerst de handleiding en de bijkomende informative). Het attest moet ter beschikking worden gehouden van de administratie ter staving van de opgave 276U (investeringsaftrek). Bijkomende info kan verkregen worden bij de Vlaamse Overheid, Vlaams Energieagentschap, Koning Albert IIlaan 20 bus 17 te 1000 Brussel – tel 02/553.46.00 of via www.energiesparen.be . 9. Nieuwe regeling Belasting op Inverkeerstelling vanaf 1.03.2012 De BIV is een éénmalige taks die men betaalt bij de aankoop van een nieuw of tweedehands voertuig. Omdat de regering de aankoop van milieuvriendelijke voertuigen wil stimuleren, werd een voorstel ingediend om de BIV vanaf 1.03.2012 anders te berekenen. Onder de “oude regeling” die van toepassing zal zijn tot 01.03.2012, wordt de BIV berekend op basis van het vermogen van het voertuig (pk’s). Er werd een voorstel gedaan om de BIV vanaf 1.03.2012 te berekenen a.h.v. de brandstofsoort (diesel, aardgas, enzovoort), de Euronorm, de CO2-uitstoot, de roetfilter en de ouderdom van de wagen. Omwille van het bezwaar van de autoconstructeurs, de Inspectie van Financiën en de mobiliteitsorganisaties, moest het regeringsvoorstel worden aangepast alvorens het werd goedgekeurd door het Parlement. Er werd opnieuw een formule berekend, gebaseerd op voornoemde factoren (brandstofsoort, Euronorm, CO-2
uitstoot), maar met als belangrijke factor de uitstoot aan fijn stof. Voor een doorsnee dieselwagen zal de aangepaste berekening minstens toenemen met 200,00 EUR. Aangezien de door de regering voorgestelde berekening nog werd aangepast (rekening houdende met de uitstoot aan fijn stof), zal de BIV tussen de periode van 1.03.2012 tot 30 april 2012 berekend worden op basis van de twee formules (de formule opgenomen in het regeringsvoorstel en de formule zoals ze werd goedgekeurd door het Parlement). Het is het laagste bedrag dat zal worden aangerekend. Vanaf 1.05.2012 is de formule van toepassing die goedgekeurd werd door het Parlement. Voor tweedehandsvoertuigen zal een leeftijdscorrectie doorgevoerd worden van 10% per jaar. Een aangepaste simulatietool zal binnenkort te raadplegen zijn op de website belastingen.vlaanderen.be. Voornoemde regeling is van toepassing voor voertuigen die ingeschreven worden op naam van een natuurlijk persoon en voor rechtspersonen (vennootschappen, vzw’s of autonome overheidsbedrijven). Opgelet, rechtspersonen die hun wagens leasen komen niet in aanmerking. Voor hun blijft de huidige regelgeving van toepassing.
A&B KMO-Partners CVBA 6 februari 2012
____________________________________________________________________________________________________ A&B KMO-Partners CVBA – Nieuwsbrief 2012-1
8/8