Nederlandse Tafeltennisbond
COMMISSIE VAN BEROEP Zaak: CvB 10-02 en 10-04 d.d.: 25 mei 2010 Aan geadresseerde(n)
Geachte mevrouw, mijnheer, In de bovengenoemde zaken doe ik u bijgesloten de uitspraak van de Commissie van Beroep toekomen.
Hoogachtend Commissie van Beroep NEDERLANDSE TAFELTENNISBOND
Prof. mr. H.J.B. Sackers, Voorzitter
1
NEDERLANDSE TAFELTENNISBOND Commissie van Beroep Meervoudige Kamer Zaak-no.: CvB 10-02 en 10-04
UITSPRAAK
in de zaken van:
de heer J. V, wonende te V. lid van de TTV Bultman/Smash ’70. ---------------------------------------------------------
1. Door de Tuchtcommissie is in de zaak met kenmerk TUC 10-01 op 10 maart 2010 een uitspraak gedaan, waarbij ten laste van de heer J.V., lid van TTV Bultman/Smash ’70, bewezen is verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig wangedrag en belediging tijdens de competitiewedstrijd tussen de teams van Wijzenbeek/Westa en Bultman/Smash ’70 op 24 januari 2010. 2. De Tuchtcommissie heeft de heer V. strafbaar aan de bewezenverklaarde gedraging geoordeeld en hem daarvoor een uitsluiting opgelegd van deelname aan vier bindende competitiewedstrijden, waarvan twee wedstrijden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, ingaande op 10 maart 2010. 3. De heer V. heeft bij brief van 3 april 2010, door het Bondsbureau op 7 april 2010 ontvangen, tegen voormelde uitspraak hoger beroep aangetekend. 4. Op 13 en 14 maart 2010 is de heer V. als speler uitgekomen voor zijn vereniging in de competitiewedstrijden tegen Enjoy & Deploy Heerlen en tegen Scylla. 5. Aangezien op deze data (nog) geen beroep was ingesteld tegen de uitspraak van de Tuchtcommissie (TUC 10-01), is aangifte gedaan wegens het door de heer V. uitkomen in competitieverband terwijl hij op dat moment (kort gezegd) was geschorst. Dit heeft geleid tot een nieuwe tuchtzaak. 6. Door de Tuchtcommissie is in deze tweede zaak (met kenmerk TUC 10-07) op 15 april 2010 een uitspraak gedaan, waarbij ten laste van de heer V. bewezen is verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het als niet-
2
speelgerechtigde deelnemen aan de competitiewedstrijden tegen Enjoy & Deploy Heerlen en Scylla op 13 en 14 maart 2010. 7. De Tuchtcommissie heeft de heer V. strafbaar aan de bewezenverklaarde gedraging geoordeeld (waarbij de Commissie van Beroep de data in het dictum van de uitspraak verbeterd zal lezen) en hem daarvoor een geldboete opgelegd van € 200,-. Daarnaast heeft de Tuchtcommissie bepaald dat de door de heer V. in de genoemde competitiewedstrijden gespeelde sets als verloren dienen te worden aangemerkt. 8. De heer V. heeft bij brief van 16 april 2010, door het Bondsbureau op 19 april 2010 ontvangen, (ook) tegen voormelde uitspraak hoger beroep aangetekend. 9. De beide beroepschriften zijn tijdig ingediend en voldoen ook overigens aan de daaraan te stellen voorwaarden, zodat de heer V. in de ingestelde beroepen mag worden ontvangen. 10. De Commissie van Beroep heeft de bondsscheidsrechter, mw. T.V-F. (rapporteur in de zaak TUC 10-01), alsmede de heer P.B., bondsofficial Werkgroep Eredivisie, van de beide beroepschriften in kennis gesteld en hen de gelegenheid geboden daarop hun standpunt naar voren te brengen. Zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt. 11. De heer V. heeft bij e-mail bericht van 21 april 2010 verzocht mondeling te worden gehoord. Dit verzoek is niet gedaan bij beroepschrift, zodat de Commissie van Beroep, gelet op het bepaalde in artikel 25 Tuchtreglement, dit verzoek terzijde heeft gesteld. Zo dit verzoek wel correct was ingediend, zou de Commissie van Beroep dit verzoek eveneens terzijde hebben gelegd, omdat alle feiten en omstandigheden, naar het oordeel van de Commissie, voldoende helder zijn. 12. De Commissie van Beroep heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de stukken zoals die in eerste aanleg aan de uitspraken ten grondslag hebben gelegen en van de uitspraken waartegen de beide beroepschriften zich richten.
Gelet daarop, evenals gelet op hetgeen in beroep is aangevoerd, overweegt de Commissie van Beroep als volgt.
1.
De heer V. heeft in de zaak CvB 10-02 (het beroep tegen de uitspraak in de zaak TUC 10-01) de hem verweten gedraging in hoger beroep niet ontkend. Deze wordt in hoger beroep onweersproken als vaststaand beschouwd.
2.
De bezwaren van de heer V. richten zich tegen het feit dat de door de bondsscheidsrechter opgevangen bewoordingen door hem zijn geuit uit pure frustratie als gevolg van onterechte beslissingen. Daarbij zijn de woorden niet uigesproken in de richting van de bondsscheidsrechter en heeft de heer V. de bondsscheidsrechter niet aangekeken.
3
3.
De Commissie van Beroep verwerpt dit verweer. Volgens vaste rechtspraak van de tuchtrechters (en ook die van de overheidsrechter) worden ongepaste uitingen beheerst door het voorwaardelijk opzet. Dit houdt in dat slechts ter beoordeling staat of de heer V. welbewust het aanmerkelijke risico heeft aanvaard dat de bondsscheidsrechter zijn uitlatingen zou horen, en zou opvatten als tegen haar gericht. Dit is blijkens de stukken het geval geweest. Dat de uitingen zijn gedaan uit pure frustratie doet daaraan niet af.
4.
De Commissie van Beroep verenigt zich met de overwegingen van de Tuchtcommissie.
5.
In hoger beroep heeft de heer V. ook bezwaar gemaakt tegen de (hoogte van de) door de Tuchtcommissie opgelegde sanctie. Daarbij heeft de heer V. gewezen op het feit dat hij de tweede wedstrijd tegen Wijzenbeek/Westa niet heeft mogen spelen en hij de laatste vijf jaren niet eerder tuchtrechtelijk werd bestraft.
6.
De Commissie van Beroep verenigt zich met de opgelegde sanctie. De bewezenverklaarde gedragingen (waaronder de beledigende uitingen naar de bondsscheidsrechter toe) geven geen aanleiding voor een lagere straf. Op de door de heer V. gemaakte vergelijking met de tuchtrechtspraak van de KNVB gaat de Commissie van Beroep niet in, omdat zij iedere zaak binnen de (eigen) context van de tafeltennissport beoordeelt.
7.
In de zaak CvB 10-04 (het beroep tegen de uitspraak in de zaak TUC 10-07) heeft de heer V. de hem verweten gedraging niet ontkend. Deze wordt in hoger beroep onweersproken als vaststaand beschouwd.
8.
De heer V. heeft in hoofdzaak bezwaar tegen de gelaste ‘puntenaftrek’. In het beroepschrift is door hem gesteld dat het noch hemzelf, noch zijn vereniging is aan te rekenen dat de uitspraak van de Tuchtcommissie TUC 10-01 met betrekking tot de ingangsdatum van de opgelegde schorsing verkeerd is geïnterpreteerd.
9.
In de kern gaat het om de vraag naar de ingangsdatum van de opgelegde schorsing. Naar het oordeel van de Commissie van Beroep kan daarover in redelijkheid geen discussie of verwarring zijn, noch een aanwijzing bestaan voor een andere interpretatie. De tekst van artikel 55 in verbinding met artikel 52 Tuchtreglement is duidelijk, evenals de door de Tuchtcommissie aan het slot van haar uitspraak opgenomen verkorte weergave van die artikelen. Een opgelegde schorsing of maatregel gaat in na de uitspraak en wordt slechts opgeschort door het instellen van beroep. Het instellen van het beroep is een voorwaarde voor de opschorting
10.
Voorzover de inhoud van het beroepschrift van de heer V. op dit punt behoort te worden opgevat als een beroep op dwaling, wordt dit verweer verworpen. Voor een kansrijk beroep op dwaling ten aanzien van de reglementen is eerst plaats als naar ervaringsregels, en geschraagd door de opvattingen van
4
deskundigen, een aantoonbaar verschil in interpretatie van een reglementsregel bestaat. Daarvan is in deze zaak geen sprake. 11.
Op 13 en 14 maart 2010 was geen beroep bij de Commissie van Beroep ingediend. De Tuchtcommissie is terecht tot de conclusie gekomen dat de heer V. op dat moment niet gerechtigd was om aan de betreffende competitiewedstrijden deel te nemen.
12.
Daaraan doet niet af dat als gevolg van een administratieve omissie aan de zijde van de Tuchtcommissie aan het bestuur van Bultman/Smash ’70 abusievelijk geen afschrift van de uitspraak TUC 10-01 werd toegezonden. Evenmin komt betekenis toe aan het feit dat de bondsscheidsrechters bij de wedstrijden van 13 en 14 maart 2010 geen reactie gaven.
13.
Vast staat immers dat de uitspraak ten laatste op 13 maart 2010 aan de heer V. zelf, als aangeklaagde, bekend moet zijn geweest. Het is primair aan de heer V. zelf als de meest belanghebbende om zijn processuele positie te bepalen. Dit zou alleen anders zijn geweest als het bestuur van Bultman/Smah ’70 als gemachtigde van de heer V. in de tuchtzaak was opgetreden. Juist in tuchtzaken, waarin het gaat om de individuele verantwoording van de aangeklaagde speler, kan niet met vrucht worden gesteld dat er een algemene vertegenwoordigingsbevoegdheid geldt van de vereniging ten opzichte van haar leden.
14.
De Commissie van Beroep kan de heer V. derhalve niet volgen in zijn redenering dat ware de uitspraak aan het bestuur van zijn vereniging bekend geweest, de vereniging ervoor zorg had gedragen dat de opgelegde schorsing zou zijn ‘uitgezeten’ tijdens de laatste twee reguliere competitiewedstrijden.
15.
De Commissie van Beroep verenigt zich ook in deze zaak met de overwegingen en de kwalificatie van de Tuchtcommissie.
16.
Ten aanzien van de strafmaat zal de Commissie van Beroep de door de Tuchtcommissie aan de heer V. opgelegde geldboete niet overnemen. Daarbij neemt zij in overweging dat het vergeldende aspect afdoende tot uitdrukking is gekomen in de gelaste ‘puntenaftrek’.
17.
Wel acht de Commissie van Beroep het van belang dat de heer V. zich rekenschap geeft dat hijzelf de primair verantwoordelijke is voor het naleven van door de tuchtrechter jegens hem getroffen sanctie, en zich daarbij niet op derden mag verlaten. Daarbij overweegt de Commissie van Beroep dat het niet-nakomen van een of meer door de tuchtrechter opgelegde sancties over het algemeen (als ‘contempt of court’) als een ernstig tuchtrechtelijk vergrijp wordt beschouwd.
18.
Om die reden zal de Commissie van Beroep, teneinde als preventieve maatregel en om de ernst van het vergrijp te benadrukken, de heer V. in plaats van een geldboete een voorwaardelijke schorsing als lid van de NTTB opleggen, voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren.
5
19.
Alles overwegende komt de Commissie van Beroep niet tot een ander oordeel dan de Tuchtcommissie en zal de in beroep bestreden uitspraak derhalve bevestigen, met uitzondering van een deel van de strafoplegging.
De Commissie van Beroep van de Nederlandse Tafeltennis Bond, bestaande uit prof. mr. H.J.B Sackers (voorzitter), mr. R.N.T.J. Adriaans en mr. P.A.M. Perquin (leden),
gezien de stukken, met inachtneming van de toepasselijke reglementen en oordelend naar recht en billijkheid;
BESLUIT: Het beroep van de heer J.V., lid van de TTV Bultman/Smash ’70, naar aanleiding van de uitspraak TUC 10-01 (CvB 10-02) ongegrond te verklaren en de uitspraak van de Tuchtcommissie te bevestigen; het beroep van de heer J.V., lid van de TTV Bultman/Smash ’70, naar aanleiding van de uitspraak TUC 10-07 (CvB 10-04) ongegrond te verklaren en de uitspraak van de Tuchtcommissie te bevestigen, met uitzondering van de aan de heer V. opgelegde geldboete; de heer V. in plaats daarvan een schorsing op te leggen als lid van de NTTB voor de duur van twee maanden, echter geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, welke proeftijd ingaat op 26 mei 2010 en derhalve zal eindigen op 25 mei 2012.
Aldus gewezen te Nijmegen op 25 mei 2010,
Prof. mr. H.J.B. Sackers Voorzitter
Coll.:
i.a.a.: * secretaris TTV Bultman/Smash ’70 * Werkgroep Eredivisie (de heer P.B.) * HB-lid wedstrijdzaken * mw. T.V.-F. (bondsscheidsrechter) * Voorzitter Scheidsrechterscommissie * Voorzitter Tuchtcommissie
6