NATUURLEERPAD TROD Een uitgave van Gemeentebestuur Opwijk en Natuurpunt IJsvogel - Opwijk Februari 2007
44
“Natuur en Jeugd” Spelen, genieten, ademen, leren, blaadjes zoeken, op een grassprietje fluiten, wolken kijken, een kompas gebruiken, eekhoorntjes, vogels, padden, vruchten plukken,… De Opwijkse jongeren zijn geprikkeld door bomen, planten, bloemen, dieren, … de natuur. Zij zijn niet alleen nieuwsgierig maar ook zeer leergierig.
Hopelijk heb je een beetje genoten van dit natuurleerpad en misschien zet deze wandeling en dit boekje, je er toe aan eens wat vaker een “natuurontdekkingstocht” te maken. Daar hoef je echt niet ver voor op reis, je kan zelfs al beginnen in je eigen tuin! Wil je meer weten over de natuur en ook actief meewerken om onze laatste restjes groen te beschermen, wordt dan zeker lid van Natuurpunt, de grootste natuurvereniging in Vlaanderen! Of misschien wil je wel eens met je klas, vereniging of familie een natuurwandeling maken in onze streek onder begeleiding van een natuurgids. Ook daarvoor kan je bij Natuurpunt terecht.
Van hen kwam dan ook het idee van een natuurleerpad. De gemeentelijke jeugdraad stond meteen achter het idee en ging in 2003 met de gemeentelijke milieuraad en vzw. Natuurpunt afdeling Ijsvogel-Opwijk rond de tafel zitten. De natuurvereniging werkte twee jaar lang aan een natuurleerpad op maat van kinderen en jongeren.
Meer informatie over dit alles kan je krijgen per telefoon of fax op het nummer 052/37.10.86 of per e-mail via
[email protected]
Het resultaat van dit lange werk is gebundeld in de brochure die voor u ligt. Als je even bladert, merk je dat niet alleen het traject van het natuurleerpad aangeduid staat, maar dat je ook een schat aan leuke weetjes en doetips voor thuis en onderweg vindt !
COLOFON
Tijdens de wandeling langs paadjes en beekjes ga je op ontdekkingsreis in onze ‘groene gemeente’. Als volleerd spoorzoeker zoek je l angs het pad je weg en leer je op een actieve manier over planten, bomen, dieren, èn zelfs een brokje Opwijkse geschiedenis wordt je voorgeschoteld. Wij hopen dat iedereen deze natuurleerpad-brochure in de hand neemt en zo Opwijks natuurlijkste kant ontdekt...
Een antwoord op tal van vragen vind je ook via een bezoekje aan onze websites: www.ijsvogel.be en www.natuurpunt.be
Druk: Drukkerij De Ridder, Stationsstraat, 1745 Opwijk De brochure werd gedrukt op chloorvrij gebleekt kringlooppapier.
Tekst en Opmaak: Marc De Maegdt
Verantwoordelijke uitgever Gemeentebestuur Opwijk, Ringlaan 20, 1745 opwijk © M. De Maegdt
43
BIBLIOGRAFIE • • • • •
• • • • • • • • • • • •
Aichele D., Wat Bloeit Daar?, Thieme, 1974 Bos F., Wasscher M, Veldgids Libellen, KNNV 2002 Dielen C., Engelen A., Ik Kom Op voor de Natuur, Zuidnederlandse Uitg., 1990 Heimans E., heinsius H.W., Thijsse J.P., Geïllustreerde Flora van Nederland, Versluys Uitg., 1983 Lambinon J., De Langhe J.E., Delvosalle L., Duvigneaud J., Flora van België, het Groothertogdom Luxemburg, Noord-Frankrijk en de Aangrenzende gebieden, Nationale Plantentuin België, 1998 Lange R., Twisk P., Van Winden A., Van Diepenbeek A., Zoogdieren van West-Europa, KNNV, 1994 Lindemans J., Geschiedenis van Opwijk, Heruitgave Davidsfonds Opwijk, 1983 Lindemans J., Toponymie van Opwijk, Heruitgave Heemkring Opwijk-Mazenzele, 1997 Mullarney K, Svensson L., Zetterström D, Grant P., Vogelgids van Europa, ANWB, Tirion, 2003 Phillips R., Burgers Th.F., Bomen van de Gematigde Streken, Het Spectrum, 1979 Plantain P.H., Natuurgids voor de Jeugd, Elsevier, 1985 Tyberg S., Engelen A., Mijn Eerste Natuurboek, Zuidnederlandse Uitg., 1988 Tyberg S., Engelen A., Mijn Groot Antwoordenboek van de Dieren, Zuidnederlandse Uitg., 1990 Tyberg S., Engelen A., De Wondere Wereld van Planten en Bomen, Zuidnederlandse Uitg., 1991 Tyberg S., Hallemans I, De Complete Buitengids voor de Jeugd, Zuidnederlandse Uitg., 2002 Verschillende auteurs, Opwijk Ons Dorp, Davidsfonds Opwijk, 1978 Weeda E.J., Westra R., Westra Ch., Westra T., Nederlandse Oecologische Flora, KNNV, 2003 42
Op 28 januari 1982 startte in Opwijk een natuur- en milieuvereni-
ging, die omwille van de naambekendheid van een vorige vereniging, opnieuw “DE IJSVOGEL” genaamd werd. Drie jaar later werd deze ‘feitelijke vereniging’ een ‘VZW’ met als doel “in Opwijk en de onmiddellijke omgeving, aan natuurstudie en milieubescherming te doen, in de ruimste zin van het woord”. Van het tiental enthousiaste medewerkers in de beginjaren, groeide De IJsvogel vzw uit tot één van de grootste verenigingen binnen de Opwijkse gemeenschap, met ruim 400 leden. Op 1 januari 2002 fusioneerde De IJsvogel vzw met Natuurreservaten en De Wielewaal, en werd zij de lokale afdeling van de nieuwe grote Vlaamse natuurvereniging “Natuurpunt“. In de loop der jaren werden reeds honderden activiteiten georganiseerd. Jaarlijks terugkerende evenementen als wandelingen met natuurgidsen, trips naar natuurreservaten in binnen- en buitenland, meerdaagse natuurreizen, dia- en filmavonden en fietsrally’s, kenden veel bijval. Tweejaarlijks zet de vereniging een grote educatieve tentoonstelling op, steeds onder ruime belangstelling van de scholen. Verder werden en worden er regelmatig acties gevoerd zoals de “Boomplantactie”, de “Spaarlampenactie” of de actie “Batterijen, ja maar oplaadbaar”, in het kader van ‘rationeel energieverbruik’. Naast studiewerk (steenuilenproject, zwaluwenproject, planteninventarisaties, de broedvogelatlas,…) staan ook beheerswerken zoals maaien van hooilanden, knotten van wilgen of het maken en ophangen van nestkastjes jaarlijks op het agenda. In 1987 werd een eerste natuurgebied, rietkraag "De Putten”, aangekocht. Inmiddels kwamen daar verscheidene percelen in “Broevink”, “Dokkene en Trod” en “Puttenbeekvallei” bij, samen goed voor bijna 8 ha reservaat in onze gemeente. Meer info:
www.ijsvogel.be of e-mail:
[email protected] Tel/Fax: 052/37.10.86
3
in bos en veld lag, maar ook op drogere tijdstippen valt het zeker te proberen. Wanneer je thuiskomt moet je dan je laarzen of stapschoenen eens niet afstampen of afvegen aan de deurmat, maar je zolen voorzichtig met een mesje afschrapen boven een bakje.
Ons
natuurleerpad begint bij het Gemeenschapscentrum Hof ten Hemelrijk. Als je de in dit boekje opgenomen wegbeschrijving goed volgt eindig je netjes weer bij je vertrekpunt. Normaal heb je minstens anderhalf uur nodig om het traject af te leggen, maar alles hangt natuurlijk af van hoe snel je stapt, hoeveel je leest en wat je onderweg allemaal wil bekijken of bestuderen. De te volgen weg wordt beschreven in de doorlopende tekst. In de kadertjes zijn interessante weetjes over een bepaalde plek, plant of dier of leuke dingen om te doen opgenomen. Naargelang het symbool in de linker bovenhoek van de kader kan je zien of het een gemakkelijk tekstje is, een wat moeilijker of een “doethema” In het midden van dit boekje vind je ook een overzichtskaartje. Lees nog eerst even onze “Regels voor de Natuurwandelaar” hiernaast, en dan wensen we je veel wandel– en natuurplezier!
4
Al de modder die je zo verzamelt doe je in een brede plantenschaal of bloempot. Leg er eventueel een glaasje boven of span het af met plasticfolie, laat het buiten staan en ….wacht gewoon af. Na verloop van tijd zal je kunnen vaststellen dat er plantjes opkomen in je bloempot. Aan jou nu om te kijken hoeveel er dat zijn en welke precies! Een geïllustreerde flora komt daarbij zeker van pas. Je kan dit proefje ook eens herhalen met “zoolrestjes” meegebracht van verschillende plaatsen.
41
waarmee men ook boze geesten denkt te weren. De Ginkgo wordt vaak gezien als naaldboom maar hij is noch naald-, noch loofboom. Eigenlijk is hij de enige nog levende tussenvorm tussen de lagere en de hogere planten, tussen de varens en de coniferen. Door zijn unieke positie is voor de Ginkgo een aparte klasse benoemd, de Ginkgophyta. Tezamen met de Cycaden zijn de Ginkgo’s de enige nog levende zaadproducerende planten die bewegende zaadcellen hebben. •
Op het einde van het Schuttershof, ter hoogte van het beeld van de leerling, ga je rechts het baantje in. Op het einde van het baantje steek je over en ben je terug bij je vertrekpunt, het Hof ten Hemelrijk! Als je de onze natuurregels van vooraan in dit boekje hebt gerespecteerd, heb je uitgenomen misschien een wilgenfluitje en veel opgestoken kennis niets meegenomen uit de natuur. Helemaal niets? Niks daarvan! Doe thuis nog maar eens volgend proefje! DE MENS ALS ZAADVERSPREIDER
•
•
•
Blijf steeds mooi op de paden Pluk geen bloemen, planten of paddestoelen Laat geen afval achter Respecteer de stilte die je in de natuur kan vinden: maak geen lawaai
•
Laat dieren en dierennesten met rust
•
Maak geen vuur
Je hebt in dit boekje al kunnen lezen hoe de wind en ook dieren, zaadjes kunnen verspreiden, maar ook jij verspreidt zaad. Neem maar ‘ns de proef op de som. Dit lukt het best als je tijdens de zomer een wandeling hebt gemaakt na een regenbui of na een vochtige periode, en er dus wat modder
40
•
Eerbiedig het bezit van de bewoners: loop niet in tuinen of trek niet dwars door akker of veld 5
Verlaat
het Hof ten Hemelrijk via de oprijlaan, richting Kloosterstraat; deze ga je links in. Even verderop passeer je het klooster . Vooraan flankeren twee gigantische naaldbomen of coniferen het toegangspad. Het zijn Blauwe Atlasceders (Cedrus libani ‘Atlantica Glauca’) HET KLOOSTER EN DE CEDERS De kloosterorde van de Zusters van Sint Vincentius a Paulo werd hier in 1847 door pastoor Van Hemel gesticht. Het gebouw werd opgericht tussen 1902 en 1904, naar de plannen van architect Struyven. De kapel, die je van de straatkant niet kan zien, werd pas in 1933 bijgebouwd, de ceders zijn waarschijnlijk rond die tijd aangeplant. De Atlasceder, een ondersoort van de veelvuldig in de Bijbel aangehaalde Libanonceder, komt uit het Atlasgebergte in Algerije en Marokko, en werd in 1839 voor het eerst in Europa (Frankrijk) ingevoerd. De naam “Ceder” is afgeleid van het Arabische “Kedra” wat “macht” betekent. In vele godsdiensten wordt hij aanzien als een heilige boom. In de herfst versiert de boom zichzelf met “kaarsjes”. Dat zijn de mannelijke bloeiwijzen die als 2,5 tot 5 cm lange bruingele kaarsen op de takken staan. De vrouwelijke bloemen ontwikkelen zich in september tot groene cilindervormige kegels met platte toppen, die als ze rijp zijn donkerbruin en houtachtig worden. Uit houtschilfers en zaagsel van de boom wordt een aromatische olie gedistilleerd die een heilzame werking heeft o.a. bij aandoeningen van de luchtwegen en tegen angst en depressies.
Nog
verder passeer je het nieuwe OCMW-Rustoord. Aan het einde van de weg steek je rechtdoor over en 6
Ter hoogte van de gebouwen van het Gemeentelijk BuSO verdienen de daar aangeplante laanbomen, naast het voetpad langs de linkerkant, even je bijzondere aandacht. Het zijn Ginkgo’s, ook wel Waaierbomen of Tempelbomen genoemd. DE GINKGO, EEN LEVEND FOSSIEL Dikwijls wordt de Ginkgo biloba of Waaierboom (vanwege de vorm van het blad ) beschreven als een Chi nese sierboom en dus uitheemse soort. Maar, je zou deze boom best ook ‘inheems’ kunnen noemen, want tijdens het Krijttijdperk (144 miljoen jaar geleden) kwam deze boom al op grote delen van de aarde, en ook in onze streken, voor. Ongeveer 2,5 miljoen jaar geleden verdween de boom uit Europa. Wetenschappers dachten dat de boom was uitgestorven tot een Duits botanicus in 1691 ontdekte dat de Ginkgo nog leefde in Japan. In China vond men Ginkgo’s bij kloosters in de bergen en in tempeltuinen, waar Boeddhistische monniken hem als heilige boom hadden gekweekt. Er werden zaden meegebracht en in 1730 werd mogelijk de eerste Ginkgoboom geplant in de Botanische tuin te Utrecht, waar hij nog steeds is te zien. Deze bomen mogen dus terecht worden aanzien als ‘levende fossielen’. Oude Ginkgobomen worden in Japan nog steeds als een god vereerd. Daar bindt men een ‘shimenawa’ (rijstkoord) om de enorme boomstam, 39
LIJSTERBESGELEI
Benodigdheden: 1kg lijsterbessen, 1 kg fijne (confituur)suiker, 2 citroenen, 2 kookpotten, een fijne zeef, een houten lepel en enkele confituurbokalen met schroefdeksel. Pluk aan het eind van de zomer een goeie kilogram rijpe lijsterbessen. Was de bessen goed. Doe 2 liter water in een kookpot, giet de bessen erbij en kook ze stuk. Giet alles door een fijne zeef en vang het sap op. Dat sap doe je opnieuw in een kookpot, samen met 1 kg fijne suiker en het sap van 2 citroenen. Laat alles samen nog ‘ns 5 minuutjes koken terwijl je goed in de pot roert met een houten lepel. Giet de gelei warm in enkele schoongemaakte glazen potten me t e e n s c hr o e f d e k s e l (confituurbokalen) en sluit ze onmiddellijk af.
Je staat nu in een aardeweg, die je naar rechts volgt, maar alvorens rechts af te slaan, neem je eerst een kijkje bij de grote boom die we links langs de kant van de weg zien. WEIDE– en AKKERVOGELS
Lijsterbes gelei
Smakelijk!
Voorbij het huis met nr. 21 sla je rechts het baantje in. Aan het einde van het baantje steek je voorzichtig het zebrapad over en vervolg je je weg rechtdoor langs het baantje. Je passeert de gebouwen van het VKO aan je rechterkant. Je blijft steeds het baantje volgen, voorbij BLO De Karekiet en de Vrije Basisschool, en neemt het 3de weggetje naar links (Schuttershof). 38
neem je het voetweggetje tussen de huizen. Je volgt dit weggetje dat voorbij de proeftuin van de Opleiding Tuinbouwarbeider van het Gemeentelijk BuSO, een bocht van 90 graden naar links maakt, tot het einde.
De cijfers uit de jongste Vlaamse Broedvogelatlas zijn niet zo goed voor onze weide– en akkervogels. Tegenover 30 jaar geleden zijn er maar half zoveel Patrijzen, Veldleeuweriken en Geelgorzen , en een soort als de Grauwe Gors is bijna volledig verdwenen. Dat is trouwens niet alleen in Vlaanderen zo, maar geldt voor gans Europa... Het is dus hoog tijd dat daar wat wordt aan gedaan! De oorzaak van de achteruitgang ligt bij de moderne landbouw. Door verbeterde oogstmachines en –methoden blijven er minder restjes achter op de velden en hebben de vogels minder voedsel. Het gebruik van pesticiden geeft ook onkruid en insecten, een andere voedselbron voor deze vogels, geen kans meer. Het verdwijnen van randjes en ruigtes langs de velden en akkers maakt dan weer dat vogels haast geen nestgelegenheid meer vinden. Boeren kunnen deze vogels helpen door bv. de randen van hun akkers niet meer met pesticiden te behandelen zodat onkruiden en insecten daar een overlevingskans hebben. Het laten “braakliggen” van het veld tot na het broedseizoen is een andere gemakkelijke maatregel. veldleeuwerik
7
Volg de aardeweg, tot je op een T-splitsing met een zitbank aankomt. Je gaat hier linksaf. TROD Je bevindt je nu op de rand van “Trodbos”. Het bos ligt onderaan de “steilrand” (zie ook kader blz. 22), in een strook van brongebieden en natte zones, die voor de landbouw minder geschikt waren en dus als weide werden gebruikt of werden bebost. De Kluisbeek ontspringt er. Deze beek is in het centrum van Opwijk grotendeels overwelfd, maar stroomt verder, opzij van het Eeksken, naar de Brabantse beek. De naam “Trod” is afgeleid van het toponiem “rode”, dat een plaats aangaf waar een bos werd gerooid. Later werd dit verkort tot “het rod” of “ ’t rod”, dat natuurlijk ook verstaan werd als een “rotte”, slijkerige en drassige plaats.
Je stapt verder langs de Kalkestraat. De laanbomen die de gemeente hier aanplantte zijn Lijsterbessen. DE LIJSTERBES
Ook aan de Lijsterbes (Sorbus) schreef men vroeger mysterieuze krachten toe. Zo werd hij in Schotland bij de huizen aangeplant als beschermer tegen tovenarij. In het voorjaar is de boom getooid met grote witte bloemtuilen. In de late zomer verschijnen in de plaats daarvan dikke trossen oranjerode bessen. Daar dankt de boom zijn naam ook aan. De bessen gebruikte men vroeger immers als lokaas om lijsters te vangen. Maar ook andere vogels zijn verzot op de bessen. Al etend zorgen zij er zo voor dat de boom zich kan verspreiden, want de zaden die in de bessen zitten worden door de vogels niet verteerd. Tezamen met de vogelpoep komen de zaadjes zo ergens terecht waar ze met wat geluk kunnen ontkiemen.
Blijf de weg volgen tot de volgende T– splitsing. Speur van hieraf even het luchtruim af naar rondzwevende roofvogels. PROOIVOGELS KIJKEN
Een weiland bij de rand van een bos
is steeds een goeie plek om uit te kijken naar roofvogels. Eigenlijk i s “prooivogels” een iets mooier woord om deze toch prachtige dieren mee aan te duiden. We onderscheiden nacht– en dagprooivogels en naargelang het tijdstip en de hoeveelheid geluk die we hebben kunnen we er van beide groepen te zien (of te horen) krijgen. Bij valavond en ‘s nachts bestaat de kans hier een op muizen jagende Steenuil of Bosuil te zien, terwijl we overdag behoorlijk veel kans
8
De lijsterbes heeft een samengesteld blad met 9 tot 15 blaadjes. De blaadjes zijn getand, behalve aan de basis.
Rauw zijn de bessen, die rijk zijn aan vitamine C, niet echt lekker voor de mens, soms zelfs een beetje giftig, maar gekookt tot een jam of gelei zijn ze heerlijk! Kijk maar op de volgende bladzijde naar het recept!
37
DE BERK IS EEN PIONIER
De Berk (Betula) is gemakkelijk te herkennen aan zijn zilverwitte stam. Hij bloeit al vroeg in de lente. Dan hangen de lange mannelijke katjes vol stuifmeel en bestuiven zij de kleine vrouwelijke katjes, die op dezelfde boom staan. De berk is dus éénhuizig. Na die bestuiving ontstaan er kleine kegeltjes die laat in het jaar duizenden lichte zaadjes loslaten. Omdat deze zaadjes gemakkelijk door de wind worden verspreid, en een Berk erg weinig eisen stelt aan de grond waarop hij staat, is het een echte “pionierboom”. Pioniersoorten zijn planten– of diersoorten die zich in een kaal landschap als eerste levende wezens spontaan ontwikkelen. Bijvoorbeeld: na een bosbrand of op het moment dat een boer ergens een stuk land gewoon laat ”braak” liggen, gaan daar vanzelf grassen en kruiden op groeien. Na de kruiden, ontwikkelen zich struiken en bomen, en de Berk is dus één van de eerste soorten die zo tevoorschijn komt.
hebben om een Torenvalk, Sperwer of Buizerd te spotten. De Torenvalk hangt dikwijls “biddend” boven het veld, zodat het wel lijkt of hij in de lucht stil hangt. Ziet hij een muis, dan duikt hij razendsnel steil naar beneden. De ogen van een roofvogel zijn dan ook vele malen beter dan die van de mens. De Sperwer slaat zijn prooi in de vlucht. Al vliegend duikt hij op een kleinere vogel, slaat z’n klauwen erin en vliegt meteen verder om op een rustig plekje z’n prooi op te peuzelen. De Buizerd cirkelt graag hoog in de lucht en jaagt ook dikwijls vanaf een uitkijkpost (een hoge tak in een boom bv.). Hij vangt meestal zieke of gekwetste dieren en eet ook dode dieren. Je kan de vogels dus herkennen, zoals de meeste vogels, aan hun gedrag, maar ook aan hun silhouet.
Lang geleden werd de Berk als een heilige boom beschouwd. De Kelten en de Germanen vereerden hem, omdat hij zuiverende krachten zou bezitten. Met Nieuwjaar verjoegen ze met berkentakken rond zich slaand, de boze geesten van het oude jaar. Berken produceren ook veel sap. Sommige mensen tapten dat af (tot 10 liter op één dag!) om er o.a. berkenwijn van te maken. Dat bleek een beproefd middel tegen reuma. Links de Zachte berk, met driehoekige tot eironde bladeren. Steeds met een brede voet en een toegespitste top. Aan de onderzijde zijn de blaadjes donzig. Rechts de Ruwe berk, met ruitvormige bladeren, die niet donzig zijn. De twee soorten zijn soms echter moeilijk uit elkaar te houden.
36
Buizerd
Sperwer
Torenvalk
Op de T-splitsing ga je rechts. Behalve de lucht, moet je hier ook, vooral vroeg ’s ochtends en bij valavond het open veld goed bekijken. Dat is namelijk het leefgebied van de haas. 9
HAZEN EN KONIJNEN
Hazen leven niet in groep, zoals konijnen,
maar solitair (alleen). Ze maken geen holen met gangenstelsels, zoals de konijnen, maar een ondiep kuiltje in het gras, dat we “leger” noemen. We sommen nog een aantal verschillen op: HAAS
- Heeft langere oren met zwarte punten - Is veel groter - Heeft langere poten - Houdt tijdens het lopen de staart horizontaal of naar beneden
KONIJN
- Heeft kortere oren zon der zwarte punten - Is kleiner - Heeft kortere poten - Houdt tijdens het lopen de staart omhoog waardoor de witte onderzijde zichtbaar is.
Met hun langere poten kunnen hazen ook veel sneller lopen dan een konijn. (tot wel 65 km per uur!). Om aan vijanden te ontsnappen slaat de haas haken. Dat betekent dat hij plotseling 90° van richting verandert terwijl hij loopt, en dat enkele malen na elkaar.
10
Eerst maak je het vizier. Daarom draai je bovenin het plankje twee oogvijsjes (zie tekening). Let er op dat je ze beide even diep indraait. Bovenaan, precies in het midden van de grootste zijde van het plankje klop je een nageltje. Daaraan maak je een touwtje vast met een gewichtje eraan (bv. een moer). Op het plankje teken je ook een boog en op precies 45 graden vanaf de bovenkant breng je een duidelijk merkteken aan. Je hoogtemeter is nu al klaar! En zo ga je tewerk om een boom te meten: Kijk door het vizier (de twee oogvijsjes) naar de boomtop en loop achteruit tot het touwtje met het gewicht precies over het streepje van de 45 graden valt. Als het touwtje op 45 graden hangt en je ziet de top van de boom door je vizier dan kan je echt gaan meten! De hoogte van de boom is nu namelijk gelijk aan de afstand van jou tot de boom plus de hoogte van de grond tot je ogen. Sta je bv. 25 meter van de boom af en zitten je ogen op 1,3 meter van de grond dan is de boom precies 26,3 meter hoog.
Je vervolgt je weg en komt in de Groenstraat aan. Aan het einde daarvan loop je naar rechts de Kalkestraat in. Aan je linkerkant passeer je, op een grasveldje van een gemeentelijk groenperkje, enkele Ruwe berken. 35
EEN HOOGTEMETER MAKEN
Populieren kunnen tot 40 meter hoog worden. Heb je enig idee hoe hoog de populieren in deze aanplant al zouden zijn? Maak maar eens een schatting. Niet zo echt makkelijk nietwaar? Maar hoe kun je nu de hoogte van zo’n boom (of bv. een hoog gebouw) toch vrij precies meten zonder er moeten in te klauteren met een hele lange meter? Wel, je moet thuis een hoogtemeter maken. Dan kan je vrij nauwkeurig de hoogte meten. Je hebt een houten plankje nodig, twee oogvijsjes, een nageltje, een stukje touw en een moer. Zo ga je tewerk: Neem een plankje van 1,2 centimeter dik en 20 bij 10 centimeter groot.
34
Hazen kunnen tot drie maal per jaar 2 tot 3 jongen krijgen. Konijnen daarentegen kunnen jaarlijks vier of vijf worpen hebben van wel 3 tot 12 jongen. Ook de pasgeboren jongen zijn verschillend. Een konijnenmoeder baart haar jongen in een kamer diep onder de grond, in een nestje bekleedt met haar dat ze uit haar eigen borst plukt. De jongen zijn blind en naakt. Omdat de haas zijn jongen werpt in een bovengronds leger, met weinig beschutting, hebben de pasgeborenen al een warm pelsje. Hun oogjes zijn ook onmiddellijk open. Het mannetje van de haas wordt een rammelaar genoemd. Het vrouwtje heet een moer. De oren van de haas zijn lepels. Ken je ook de volgende uitdrukkingen? (zie voor de juiste oplossing onderaan deze kader)
1. 2. 3. 4.
Het hazenpad kiezen Een hazenhart hebben Er als een haas vandoor gaan Een hazenslaapje doen
1. Vluchten, er vandoor gaan — 2. Ergens bang voor zijn—3. Zeer snel weggaan, weglopen—4. Doen alsof je slaapt of zeer licht slapen
sneeuwt. Sommige mensen zijn voor dit pluis allergisch. Het witte tot grijsachtige hout van populieren wordt voor vele doeleinden gebruikt. In Nederland maakt men er klompen van, in Spanje worden er sinaasappelkistjes van gemaakt en verder wordt populierenhout gebruikt voor triplex, kratten, kasten, papier, en niet te vergeten lucifers. Populieren worden in de fruitteelt vaak gebruikt als windscherm. In België zijn enkel de Zwarte Populier (Populus nigra) en de Ratelpopulier (Populus tremula)inheems, maar de populier die het meeste is aangeplant is de Canadapopulier (Populus x canadensis) of kortweg “Canada” genoemd. Deze soort is een kruising tussen de Europese Zwarte en de Amerikaanse Zwarte populier. Vooral de variëteit 'Robusta' is veel aangeplant voor de goeie en snelle houtopbrengst. Populieren zijn ook een belangrijke voedselbron voor de rupsen van vele dag- en nachtvlindersoorten.
KEUTELS ETEN Zowel hazen als konijnen voeden zich met planten en hebben een eigenaardige manier om daar alle voedingsstoffen uit te halen. Overdag verteren ze hun voedsel een eerste maal, en droppen ze zachte, natte uitwerpselen, die bestaan uit de inhoud van de blindedarm. Deze keutels, die rijk zijn aan eiwitten en het voor het lichaam essentiële vitamine B12 dat door darmbacteriën wordt geproduceerd, worden opnieuw opgegeten en passeren nogmaals het spijsverteringsstelsel. ‘s Nachts worden de bekende donkere, droge keutels gelegd. Dit verschijnsel heet coprofagie. Het komt verder ook nog voor bij bevers en sommige woelmuissoorten. 11
Volg de aardeweg verder. In de wegberm groeien veel brandnetels. Dat wil zeggen dat de bodem hier erg stikstofhoudend is. Hopelijk heb je je tijdens deze wandeling nog niet “geneteld”, want zo’n prik blijft een hele poos jeuken. Mocht het toch gebeuren dan moet je de pijnlijke plek flink inwrijven met blaadjes van Hondsdraf, Weegbree of Zuring, die je flink kneust. Deze plantjes tref je meestal in de onmiddellijke omgeving van brandnetels aan, omdat zij van dezelfde, voedselrijke, standplaatsen houden. Heb je enig idee hoe die brandnetels jou nu precies dat branderig gevoel kunnen bezorgen? INJECTERENDE BRANDNETELS
Probeer eens met een vergrootglas naar de onderkant van een Brandnetelblad te kijken. Daar zie je een hoop onschuldige haartjes, maar ook een aantal stijve, witte rechtopstaande haren en dat zijn precies de boosdoeners. Eigenlijk zijn het stuk voor stuk echte kunstwerkjes van de natuur.
Een brandhaar 164 maal vergroot met een elektronenmicroscoop. Het haar is in werkelijkheid 2 millimeter lang.
12
POPULIEREN
Populieren zijn snelgroeiende bomen die zeer hoog
(tot 40 meter) kunnen worden. Met een groeisnelheid van 1,80 meter per jaar is de Zwarte balsempopulier zelfs een van de snelst groeiende bomen. Om zo snel te kunnen groeien hebben ze veel water nodig. Net als wilgen, hebben populieren een krachtige en verspreide wortelgroei. Daarom mogen deze bomen niet dicht bij huizen en waterleidingen geplant worden, omdat ze muren en leidingen kunnen doorboren bij hun zoektocht naar vocht.
Alle
populieren zijn tweehuizig, de mannelijke en vrouwelijke bloemen komen dus voor op verschillende bomen. De bloem is een hangend katje dat voor het uitlopen van het blad verschijnt. Mannelijke bloemkatjes hebben vele meeldraden bijeen, vaak rood gekleurd. Ze vallen spoedig af als ze hun werk hebben gedaan, nl. stuifmeel afgeven aan de wind. De vrouwelijke katjes worden bestoven door het door de wind meegenomen stuifmeel en blijven tot mei-juni hangen. Deze manier van bevruchting noemen we windbestuiving. Dan springt de doosvrucht open en komt het zaadje vrij (zowat 3 mm groot). Het zit omgeven door donzig pluis en voert op zijn beurt ver met de wind mee. Sommige bomen produceren zoveel pluis dat het wel lijkt of het
33
zon wijst. Het zuiden ligt nu precies in het midden van de afstand tussen de 12 en de punt van de kleine wijzer. Het noorden ligt daar natuurlijk recht tegenover.
Maar
WEST
OOST
een van de beste manieren om je te oriënteren, als er genoeg zon is, is de schaduwmethode. Zoek een stok van ongeveer 1 meter lang en zet deze op een vlak stuk grond rechtop in de grond. Kijk nu waar de schaduw valt en steek op het uiteinde ervan een klein stokje in de grond of leg er een steen. Nu moet je een kwartier wachten. Dan ga je op dezelfde manier opnieuw het uiteinde van de schaduw markeren. De lijn tussen deze twee punten is de oostwestlijn (punt 1 ligt westelijk). En de noord-zuidlijn loopt hier natuurlijk haaks tegenover.
Als je nu goed het noorden hebt bepaald, dan weet je dat de kerktoren van hieruit in het noordoosten ligt!
Elk brandhaar is een hol buisje en heeft onderaan een verdikking, waarin een soort zakje met daarin een sterk prikkelende vloeistof, zit. Aan het uiteinde van het haar, bovenaan, staat een klein knopje dat, wanneer je het aanraakt, heel makkelijk afbreekt. Zo komt er een scherpe kant aan het haar te zitten, waarmee het een heel klein gaatje in je huid kan prikken. Als dat gebeurt loopt gelijk ook de vloeistof uit het zakje in het wondje in je huid en veroorzaakt daar het branderige gevoel. Snel Hondsdraf zoe ke n, de blaadjes kneuzen en op de zere plek wrijven! Hondsdraf, met kleine paarse lipboemetjes
Blijf de weg volgen tot je in het “Perreveld” bent aanbeland, bij het grasveldje met de Treurwilgen.
Op deze splitsing ga je ditmaal links af. Na zowat 100 meter loop je links langs een populierenaanplant. Een “bosje” kun je dit niet noemen want daarvoor missen we een aantal “bosetages” of “boslagen”. We spreken namelijk van een bos, wanneer we een moslaag, kruidlaag, struiklaag én boomlaag aantreffen. Zie je welke laag hier ontbreekt? 32
DE TREURWILG De echte Treurwilg is afkomstig uit het verre Oosten waar hij al eeuwen het symbool is van de ongelukkige liefde en van rouw. Bij ons wordt hij pas ingevoerd sinds de 19de eeuw. De bomen die hier staan zijn Gele treurwilgen, gekweekte variëteiten van de Schietwilg. Treurwilgen zijn makkelijk herkenbaar aan hun meterslange twijgen en ook makkelijk te vermeerderen: steek gewoon een lange twijg in de grond. 13
In deze straat zet Natuurpunt in samenwerking met het Gemeentebestuur jaarlijks van eind februari tot eind maart een “Paddenoverzetactie” op touw. PADDENOVERZETACTIE Langs de wegbermen aan weerszijden van de weg worden enkele honderden meters kippengaas gespannen om het aantal verkeersslachtoffers tijdens de paddentrek te beperken. De padden worden via de draadafsluiting naar emmers geleid waar zij worden opgevangen. ’s Ochtends, ’s avonds en ’s nachts brengen vrijwilligers van Natuurpunt de diertjes veilig naar de overkant. In 2005 werden 336 padden veilig overgezet, maar werden toch nog ruim 150 verkeersslachtoffers geteld. Natuurpunt en de lokale Milieuraad vroegen daarom aan het gemeentebestuur om de aanleg van enkele “paddentunnels” onder het wegdek te overwegen.
PADDEN EN KIKKERS
Padden kan je verwarren met kikkers, maar er zijn toch een aantal duidelijke verschillen: Padden hebben een droge en wrattige huid terwijl kikkers een vochtige en gladde huid hebben. Padden hebben ook veel kortere achterpoten dan kikkers, die beter kunnen springen en zwemmen. Een Pad is trouwens ook meer een landdier, terwijl je een kikker vooral zal aantreffen in het water. In het voorjaar, zodra de temperatuur ’s nachts boven de 12°C stijgt en het vochtig is, verlaten padden hun woonplaats op het land om terug te keren naar de sloten en poelen waar ze zelf geboren zijn, en daar een partner te zoeken om te paren. Soms liggen die plassen behoorlijk ver en moeten ze de weg oversteken, waarbij vele verkeersslachtoffers vallen. Daarom helpt Natuurpunt jaarlijks de padden vei-
14
Je stapt verder en komt weer bij de T-splitsing waar je eerder tijdens deze wandeling al bent langsgelopen. Je gaat nu rechts af, dat wil zeggen in dezelfde richting waaruit je daarstraks bent gekomen, en komt bij de volgende T-splitsing (bij de zitbank). Van hier kan je de toren van de Sint-Pauluskerk zien. We staan er hier precies 1000 meter in vogelvlucht vandaan. Weet jij in welke richting we de kerktoren zien?
JE ORIËNTEREN IN DE NATUUR
Wanneer je natuurtochten in minder bekend gebied gaat maken, is het van belang je goed te kunnen oriënteren. Best gebruik je daarvoor een kompas. Supermoeilijk om te gebruiken is dat niet, maar je moet er wel wat mee oefenen. Heb je geen kompas, dan zijn er toch nog een aantal trucjes om je het noorden niet kwijt te laten raken.
Alleenstaande bomen kunnen je bijvoorbeeld helpen. In onze streken is de westkant van de stam meestal (het meest) begroeid met mos.
Heb je een uurwerk dat bestaat uit een wijzerplaat en wijzers, dan kan je ook gemakkelijk het noorden bepalen. Eerst moet je je horloge instellen op de zonnetijd: in de zomer twee uur terugdraaien, in de winter één uur. Hou je horloge nu plat en draai het zo dat de kleine wijzer naar de
ZUID
NOORD
31
LIBELLEN EN WATERJUFFERS
Libellen zijn echte roofdieren. Het zijn uitmuntende vliegers en ze plukken hun prooi dan meestal ook in volle vlucht uit de lucht. Dan doen ze met hun poten, die met sterke klauwen en stekels, uitstekend uitgerust zijn om te grijpen. Kijk ook eens of je geen parende libellen of waterjuffers ziet; die vormen dan een verliefd hartje in de lucht: het paringswiel. We onderscheiden twee grote groepen: de Juffers en de Echte libellen. Juffers hebben een slanker lichaam en zijn meestal kleiner dan de echte libellen. Wanneer een juffer ergens stil zit, dan houdt zij haar vleugels langs haar achterlijf of, netjes samen, recht omhoog. Libellen daarentegen, houden in rust hun vleugels steeds mooi gespreid open. Ook aan de kop kan je ze herkennen: bij een juffer staan de ogen goed uit elkaar, terwijl bij een echte libel de ogen elkaar bijna of helemaal raken.
lig de straat over. Dat kan omdat de diertjes een vaste route volgen, en precies hier, in het Perreveld ligt zo’n route. (zie ook het kadertje hierboven) Als je zin hebt om een keertje zelf padden te helpen oversteken neem dan zeker in februari-maart contact op met Natuurpunt IJsvogel-Opwijk. Na het paren zet de vrouwtjespad haar eitjes in het water af in lange snoeren. Kikkers doen dat in grote dikke klompen, de zgn. kikkerdril. Uit de eitjes (van zowel pad als kikker) komen eerst de bekende “dikkopjes”, na ongeveer 3 maanden ontwikkelen ze zich tot kleine kikkertjes of padjes en komen ze uit het water. Paddensnoer : een lange rij eitjes
Kikkerdril: een dikke klomp eitjes
Echte libel
Even verderop, voorbij de bebouwing, krijg je een mooi zicht op het bosgebied “Dokkene” (langs de rechterkant).
Waterjuffer
30
DOKKENE Het Middelnederlands woord “Docke” werd gebruikt om moeras– en oeverplanten als Dotterbloem, Grote klis en Groot hoefblad aan te duiden. In het Oudnederlands stond “Dokke” gewoonlijk als eerste lid van samenstel-
15
lingen: bv. Dokkebladeren, Dokkekruid, Dokkewortels…. Volgens de Toponymie van Opwijk van Dr. J. Lindemans (1930; heruitgegeven door de Heemkring Opwijk-Mazenzele in 1997) schijnen de plaatsnamen in Brabant aan te duiden dat “Dokke” moeras betekent. Lindemans beschrijft de “Dokkeren” of het “Dokkenbosch” ook als “een partij moerassig Bosch en weiland tusschen den Blouwaard en het Perreveld.” Net zoals Trod was dit bos vroeger onbestaand. Op het einde van de 18de eeuw bestond het landschap hier uit weilanden, akkerlanden en enkele grote boomgaarden. Het huidige bos is een aaneenschakeling van kleinere, vooral populierenbosjes op natte tot zeer natte gronden en beslaat zowat 16 hectare, waarvan 2 hectare recent door Natuurpunt IJsvogel-Opwijk werden verworven.
De aangeplante laanbomen die je hier in het Perreveld
er donder op zeggen dat er daar wat loos is met ons milieu. Zo kan je korstmossen eigenlijk een natuurlijke vervuilingmeter of verklikker noemen. Net zoals mossen zijn korstmossen uitermate trage groeiers. Een plekje korstmos van enkele centimeter kan al gauw enkele tientallen jaren oud zijn.
Wat verderop zie je een privé tennisterrein, dat jammer genoeg onrechtmatig de kans kreeg om zich hier te vestigen... Er even voorbij bemerk je links een kleine vijver (goed kijken want hij ligt wat verborgen in het groen). In het zomerhalfjaar zie je hier vaak libellen. Of zijn het waterjuffers?
voorbij loopt, zijn Schietwilgen. (Salix alba) LIBELLEN, LEVENDE FOSSIELEN… PRATENDE WILGEN EN ASPIRINE De knotwilg is geen boomsoort, maar een beheerswijze, daar hadden we het al eerder over. De wilg die het meest geknot wordt is de Kraakwilg (Salix fragilis), omdat zoals z’n naam het aangeeft, de dikke takken van de kruin, wanneer niet tijdig geknot, nogal “fragiel” zijn en makkelijk afbreken. Behalve geriefhout (klompen, bezemstelen, weidepalen, busseltjes voor ovens, manden...) biedt elke wilg ons ook een gratis pomp: 1 wilg kan 60 liter water per dag verdampen, wat maakt dat hij zowat 12.600 liter per jaar kan wegpompen (berekend op een groeiseizoen = ca. 210 dagen/jaar). Sinds de Oudheid is tevens bekend dat Hippocrates een pijnstillend infuus uit de bast van de wilg bereidde. Edmund Stone, een 16
De libellen stammen af van de nu uitgestorven or-
de van de “Protodonata“ en behoorden tot de eerste dieren die op aarde rondvlogen. Zij waren ook de grootste insecten die ooit op aarde hebben geleefd, met soorten die een vleugelspanwijdte van meer dan 65 cm hadden, zowat het formaat van een forse Zwarte kraai. De oudste fossielen van de libellen zoals wij die nu kennen, zijn ongeveer 275 miljoen jaar oud. Dat betekent dat de libellen al meer dan 100 miljoen jaar op aarde rondvlogen voordat de eerste vogels verschenen en dat ze tevens de dinosaurussen hebben zien komen en gaan. Momenteel zijn nog zowat 6000 verschillende soorten beschreven. De grootste libel die bij ons voorkomt is met zowat 8,5 cm, de Gewone bronlibel. Zij is daarmee tevens het grootste insect van België en Nederland. 29
tegen 5 tot 7 bij de gewone Walnoot. Typisch is ook de donkere schors met diepe barsten. De vruchten worden helemaal zwart, vandaar zijn naam. De noten zijn eetbaar en worden in Amerika “Butternut” of Boternoot genoemd.
Aan de rechterzijde van je weg, tegenover de twee notelaars, moet je de betonpaaltjes van de weideafsluiting eens aan een nader onderzoek onderwerpen. Bemerk je de grote ‘vlekken’ in verschillende kleurtinten van geel? Het zijn geen zwammen, en ook geen mossen, maar wel korstmossen. KORSTMOS, EEN NATUURLIJKE VERKLIKKER
Korstmossen, of met een moeilijk woord
“Lychenen”, leven vooral op boomstammen, muren, hekjes en stoepen. Een korstmos is in feite een samenleving tussen een schimmel en een eencellig wier, waarbij beide zich voordeel doen. De schimmel voorziet het wier van het nodige water, en het groene wier, levert suikers aan de schimmel. Zo een samenleving met wederzijds nut, heet een “symbiose”. Korstmossen kunnen grote hitte en kou overleven, maar zijn heel gevoelig voor verontreiniging. Daar waar lucht, water of bodem sterk zijn verontreinigd, tref je geen korstmos aan. Wanneer je het aantal korstmossen op plaatsen ziet achteruit gaan, mag je
28
Engelse dominee uit Chipping Norton in Oxfordshire, ontdekte in 1758 dat wilgenbast hetzelfde koortswerend effect als de dure ingevoerde bast van de kinaboom uit China bezat. Salicylzuur (van “Salix”) is nog steeds een bestanddeel van pijnstillende geneesmiddelen, denk maar aan onze bekende aspirine. In 1982 ontdekten 2 biologen in de VS ook dat wilgen met elkaar communiceren. Zij plaatsten grote aantallen schadelijke rupsen op de bomen om te kijken hoe zij zich zouden verdedigen. Reeds enkele uren na de aanval veranderde de chemische samenstelling van de bladeren, waardoor de rupsen ze niet meer lekker vonden. Maar toen wilgen uit de buurt, zonder rupsen, ook de samenstelling van hun bladeren veranderden, was de verbazing van de onderzoekers nog groter. Dit experiment toonde namelijk aan dat de bomen informatie hadden doorgegeven. Hoe? Waarschijnlijk door afscheiding van een geurstof…
WILGENFLUITJES MAKEN
Het
hout van de wilg is goed zacht om er fluitjes mee te maken. Omdat er vroeger heel veel wilgen stonden, het hout ervan erg goedkoop was en zo’n fluitje makkelijk te maken was, sprak men van “fluitjes van één cent”. Die uitdrukking is tot nu blijven bestaan om iets dat gemakkelijk is aan te duiden. Onze voorouders geloofden ook dat je met een wilgenfluitje heksen op afstand kon houden! Hieronder vind je een stap-voor-stap handleiding voor het maken van zo’n blaasinstrumentje. Er komt wel enige handigheid aan te pas en ook een scherp mes, laat je dus zeker helpen door een volwassene!
Vraag aan een wilg of je een rechte tak van zo’n 15 tot 25 cm lengte, en o nge veer zo dik als de duim van een volwassene, mag afsnijden. Het best doe je dit in de
17
lente of zomer, wanneer de sapstroom het hevigst is. Bomen vinden het doorgaans niet erg als je een muziekinstrument met hun hout gaat maken.
Eerst snijd
je het mondstuk. Snij de tak daarom een beetje schuin af, zoals op de foto hiernaast, en snij het tipje recht af.
Dan ga je een inkeping in de schors snijden, niet te groot en niet te klein, zoals op de foto. Begin met de kant langs het uiteinde: zet je mes recht in de tak en duw naar onder, zodat je een snee bekomt. Zet nu je mes wat verder schuin en haal de rest weg, in de richting van de snee die je maakte. Nu ga je de schors er voorzichtig afhalen. Daarom maak je op zo’n 15 cm van het mondstuk rondom de tak een insnijding (1). Dan ga je zachtjes op de schors kloppen met bv. het handvat van het mes, om de schors los te maken. Als de schors zou 1 scheuren of barsten (2), moet je h e r b e g i n n e n met een nieuwe tak...
2
Als het beter gaat dan op de vorige foto, kan je de schors mooi in één stuk van de tak schuiven, zoals op de foto hiernaast.
18
plant met ondoordringbare bomen en struiken zoals Sleedoorn en Meidoorn. Dergelijke natuurlijke hagen zijn niet alleen uitstekende windschermen, maar verschaffen het vee ook nog schaduw t i j d e n s warme zomers. Bovendien biedt zo’n haag of houtkant ook een schuilplaats aan tal van nuttige diersoorten. Spinnen weven hun web in de hagen en vangen vele schadelijke insecten weg, Egels beginnen er hun nachtelijke tochtjes op zoek naar slakken en insecten in de omliggende weilanden en akkers, en kleine roofdieren als Wezel, Hermelijn en Bunzing houden de muizenpopulaties onder controle. Ook tal van vogels zoals Heggenmus, Staartmees, Grasmus, Roodborst en Winterkoning vinden er nestgelegenheid. Onderzoek heeft ook aangetoond dat deze “groene linten” in het landschap ook een grote rol spelen als verbindingswegen voor dieren van bv. het ene bos, naar het andere. Gelukkig zijn er steeds meer mensen die het belang van zo’n natuurlijke haag inzien en ook ons gemeentebestuur moedigt het aanplanten van hagen met streekeigen struiken met een subsidie aan. Meer info daarover kan je verkrijgen bij de Dienst Leefmilieu op het gemeentehuis: 052/36.51.31
Je loopt verder Diepenbroek in. Aan je linkerkant
zie je een wegje dat naar een alleenstaand huis loopt. Bij het begin van dit wegje, staan aan beide zijden, twee dezelfde bomen. Het zijn Zwarte walnoten. DE ZWARTE WALNOOT De Zwarte walnoot (Juglans nigra) is afkomstig uit het oosten en het midden van de Verenigde Staten, is dus uitheems en wordt bij ons vooral aangeplant als sierboom. De bladeren zijn net zoals de gewone Walnoot samengesteld, maar bestaan uit veel meer blaadjes, nl. 11 tot 23,
27
DE GULDEN BOOM
De benaming “Gulden Boom” heeft niets te maken
met een “gouden boom” zoals men wel zou kunnen vermoeden, maar komt van “Gulden boeyem” of “Gulden bodem”. Daarmee werd vanaf de 14e eeuw een hoger gelegen plaats aangeduid, waar de vergaderingen van het “gild” of “gulde” werden gehouden, een soort volkstribunaal waar alle kleine geschillen en inbreuken op landelijke gebruiken werden geregeld. In de boerderij die hier werd opgetrokken werd in 1804 Pieter Jozef de Smedt geboren, die 50 jaar lang burgemeester van Opwijk zou blijven (1838-1889). Dit was lang voor het algemeen stemrecht en de raadsleden werden toen nog verkozen door een honderdtal notabelen.
Aan het eind van de boomgaard van hoeve de Gulden
Nu gaan we in het hout nog een inkeping maken. Hoe langer je die maakt, hoe lager de toon van je fluitje zal zijn. Begin je inkeping met je mes weerom recht op de tak in te duwen, precies op dezelfde plaats als waar je dat deed om de schors in te kepen. (als je toen goed doordrukte is er wel een merkje in het hout).
2
1
Zet je mes dan weer schuin en haal naar voren het hout weg (1). Dan ga je nog een dun plakje (2) weghalen van de tak, tussen de top van het mondstuk en de inkeping.
Boom, langs de noordoostzijde, bemerk je nog een prachtige oude meidoornhaag. Ter hoogte hiervan ga je echter linksaf, Diepenbroek in. (Wil je eerst bij de haag een kijkje nemen dan kan dat ook zonder over te steken, want 50 meter voorbij je afslag, nog langs de Droeshoutstraat, bevindt zich ook nog zo’n mooi stukje haag) NATUURLIJKE HAGEN
Natuurlijke hagen zijn door de jaren schaars geworden in ons landschap. Dat komt omdat de boer nu liever paaltjes en prikkel– of schrikdraad gebruikt om het vee in de weide te houden. Vroeger was dat anders. Dan werden er houtkanten en hagen aange-
26
Dompel de tak nog even on-
der
water en schuif er de schors weer netjes over. Je fluitje is nu klaar. Ga onder de wilg zitten die je de tak gaf, zeg een schietgebedje, en blaas! Kwam er geluid uit? Ja? Prima! Neen? Geen nood, maak nog ‘ns eentje opnieuw...
19
Je stapt voorbij een kleine bosje aan je linkerzijde (het “Schijtbosje” in de volksmond) dat jammer genoeg nog al te vaak als sluikstort wordt gebruikt. Wat verder neem je links het voetweggetje dat je volgt tot de Droeshoutstraat. Vanaf dit voetweggetje krijg je links mooie zichten over Trod. Je staat hier, aan het einde van het weggetje, dan ook al 20 meter hoger dan bij je vertrek (ca. 40 meter boven de zeespiegel). Je bevindt je nu op de zogeheten “steilrand” .
Vroeger werd de Es regelmatig geknot om, ten tijde van droogte, de jonge takken en bladeren te gebruiken als veevoer. De Es kan je gemakkelijk herkennen aan zijn samengesteld blad. Dat betekent dat één blad eigenlijk bestaat uit meerdere kleine blaadjes, gewoonlijk 9 tot 11, die allemaal vastzitten aan dezelfde steel. Nog een goed herkenningsmiddel zijn de dikke zwarte knoppen die telkens aan het eind van de takken zitten.
DE STEILRAND
Zowel aan de hand van de hoogtelijnen als op de bo-
demkaart is de steilrand in onze gemeente duidelijk terug te vinden. Het is de overgang tussen het hoger en zuidelijk gelegen leemplateau en de lager en noordelijk gelegen zandleemvlakte van de Vlaamse vallei. Onze gemeente behoort volgens de indeling in traditionele landschappen tot twee verschillende landschappelijke eenheden. De noordelijke helft behoort tot het traditioneel landschap van “Klein-Brabant/Rupelstreek”, met een vlak of zacht golvend karakter en een sterk verstedelijkt weefsel. De open ruimten zijn er versnipperd en onregelmatig. De zuidelijke helft van Opwijk wordt gerekend tot het traditioneel landschap “Land van Merchtem”. Typerende kenmerken zijn hier een golvende topografie en eveneens een verstedelijkt weefsel. Precies in Opwijk, ten zuiden van de Steenweg op Vilvoorde, begint het “Heuvelkammenlandschap”. Hier bevind je je precies op die “landschapsovergang” en je bemerkt duidelijk het niveauverschil: de steilrand. 20
Het samengesteld Essenblad
De zwarte knoppen
Je stapt verder langs de Droeshoutstraat en begint aan de afdaling van “Van Dorekensberg”. Deze helling wordt in de volksmond zo genoemd, naar de hoeve “Van Dooren” die zich beneden, langs de linkerkant van de weg, bevindt. Je weet nu al dat je hier eigenlijk opnieuw de “steilrand” afloopt… Aan je rechterzijde, nog bovenaan de “berg” zie je de hoeve “Gulden Boom”. 25
De mannelijke groenbruine katjes zijn 3,5 cm lang. De vrouwelijke bloemen zijn kleiner, ze ontspruiten op het uiteinde van de nieuwe scheuten. Haagbeuken zijn eenhuizig. Dat betekent dat de mannelijke en de vrouwelijke katjes samen op dezelfde boom groeien. Bij bv. wilgen is dat anders. Daar groeien alle mannelijke katjes op één boom en staan alle vrouwelijke katjes op een andere boom. Dat noemen we dan tweehuizig. In de herfst kan je zoeken naar de hartvormige nootjes, waaraan een drielobbig dekblad zit. Je vindt ze gemakkelijk terug tussen de heldergeel verkleurende bladeren. De Haagbeuk kan tot 25 meter hoog worden. Het harde hout wordt gebruikt voor o.a. hamerstelen, slagersblokken en bepaalde bewegende piano-onderdelen.
Je blijft de Droeshoutstraat volgen. Aan je linkerzijde (ter hoogte van de Guldenboomstraat, die we rechts laten liggen) passeer je een grasveldje. De twee grootste bomen vooraan zijn Essen. DE ES
De Gewone Es (Fraxinus excelsior) komt veel voor in Europa. Het is een hoge (tot 42 meter) en slanke boom, die omwille van het stevige en buigzame hout veel in bossen werd aangeplant. Zo maakt men uit essenhout sportmateriaal als ski’s en bogen. Het wordt ook gebruikt voor meubels en voor fijn timmerwerk. De Romeinen maakten er, vanwege de buigzaamheid, hun speren van.
24
Eens
in de Droeshoutstraat aangekomen ga je naar links. De laanbomen die hier door de gemeente zijn aangeplant zijn Haagbeuken.
EEN HAAGBEUK IS GEEN BEUKENHAAG
Haagbeuk (Carpinus betulus) wordt dikwijls aan geplant als haag, omdat de verdorde bladeren in de winter lang aan de plant blijven, en de haag dus dan ook nog afscherming biedt. Verwar de Haagbeuk echter niet met Groene of Rode beuk, die ook vaak als haag worden aangeplant. De Haagbeuk behoort tot de Beukenfamilie, maar tot een ander geslacht: “Carpinus” in plaats van “Fagus”, zoals de Beuk. Een haag met Haagbeuk is dus een Haagbeukenhaag, een haag met Beuk is een Beukenhaag! De bladrand van de Haagbeuk (links) is dubbelgezaagd en de nerven zijn als het ware in het blad gegroefd. Het blad van de Beuk (rechts) heeft een gave rand en als je goed kijkt zie je er fijne haartjes aan.
De Haagbeuk bloeit in april na het uitlopen van de bladeren, waardoor je de bloemen minder goed ziet. Als je hier in april langskomt, moet je maar eens zoeken of je ze terugvindt.
21
NGI nr. A 2165 22
23