Naar een opleiding voor imams in België Referentiepunten in België en Europa
Met de steun van de Nationale Loterij
Koning Boudewijnstichting Samen werken aan een betere samenleving www.kbs-frb.be
De Koning Boudewijnstichting steunt projecten en burgers die zich engageren voor een betere samenleving. We willen op een duurzame manier bijdragen tot meer rechtvaardigheid, democratie en respect voor diversiteit. De Koning Boudewijnstichting is onafhankelijk en pluralistisch. We werken vanuit Brussel en zijn actief op Belgisch, Europees en internationaal niveau. In België heeft de Stichting zowel lokale, regionale als federale projecten lopen. De Koning Boudewijnstichting werd opgericht in 1976 toen Koning Boudewijn 25 jaar koning was.
Cette publication est également disponible en français sous le titre: ‘Pour une formation des imams en Belgique – Points de référence en Belgique et en Europe’ Een publicatie van de Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21 te 1000 Brussel Auteur: Jean-François Husson, coördinator van ORACLE, secretaris-generaal van CIFoP, met medewerking van Julie Dury, wetenschappelijk medewerkster aan het CIFoP Vertaling naar het Nederlands : Herman Jacobs Coördinatie voor de Koning Boudewijnstichting Guido Knops, directeur Benoît Fontaine, programma-adviseur Jan Blondeel, projectverantwoordelijke Sonja De Koninck, assistente Grafische vormgeving: Casier/Fieuws Drukkerij: Weissenbruch Deze uitgave kan gratis worden gedownload van de website www.kbs-frb.be. Ze kan (gratis) besteld worden : online via www.kbs-frb.be, per e-mail naar
[email protected] of telefonisch bij het contactcentrum van de Koning Boudewijnstichting, tel +32-70-233 728, fax +32-70-233 727 ISBN 90-5130-522-2 Wettelijk Depot: D/2006/2893/01 NUR: 740 Januari 2006
Om onze doelstelling te realiseren, combineren we verschillende werkmethodes. We steunen projecten van derden, we ontwikkelen eigen projecten, we organiseren workshops en rondetafels met experts en burgers, we zetten denkgroepen op rond actuele en toekomstige thema’s, we brengen mensen met heel verschillende visies rond de tafel, we verspreiden de resultaten via (gratis) publicaties,.... De Koning Boudewijnstichting werkt samen met overheden, verenigingen, ngo’s, onderzoekscentra, bedrijven en andere stichtingen. We hebben een strategisch samenwerkingsverband met het European Policy Centre, een denktank in Brussel. Onze activiteiten zijn gebundeld rond deze thema’s: Migratie & multiculturele samenleving – integratie en multicultureel samenleven bevorderen in België en Europa Armoede & sociale uitsluiting – nieuwe vormen van sociaal onrecht en armoede opsporen; projecten steunen die de solidariteit tussen de generaties versterken Burgersamenleving & vrijwilligers – maatschappelijk engagement stimuleren; bij jongeren democratische waarden promoten; buurt- en wijkprojecten ondersteunen Gezondheid – een gezonde levenswijze bevorderen; bijdragen tot een toegankelijke en maatschappelijk aanvaarde gezondheidszorg Filantropie – bijdragen tot een efficiënte uitbouw van filantropie in België en Europa De Balkan – de rechten beschermen van minderheden en van slachtoffers van mensenhandel; een visasysteem opzetten voor studenten Centraal-Afrika – projecten steunen rond aidspreventie en de begeleiding van aidspatiënten De Raad van Beheer van de Koning Boudewijnstichting tekent de krachtlijnen van het beleid uit. Een zestigtal medewerkers -mannen en vrouwen, autochtonen en allochtonen, Vlamingen, Walen, Brusselaarszorgt voor de realisatie. Jaarlijks besteedt de Stichting zo’n 40 miljoen euro. Naast ons eigen kapitaal en de belangrijke dotatie van de Nationale Loterij zijn er ook de Fondsen van personen, verenigingen en bedrijven. De Koning Boudewijnstichting ontvangt ook giften en legaten. Meer info over onze projecten en publicaties vindt u op www.kbs-frb.be. Een e-news houdt u op de hoogte. Met vragen kan u terecht op
[email protected] of 070-233 728 Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21, B-1000 Brussel +32-2-511 18 40, fax +32-2-511 52 21
Met de steun van de Nationale Loterij
Giften op onze rekening 000-0000004-04 zijn fiscaal aftrekbaar vanaf 30 euro.
Rapport op vraag van de Koning Boudewijnstichting, gerealiseerd door Jean-François Husson, coördinator van ORACLE, secretaris-generaal van CIFoP, met de medewerking van Julie Dury, wetenschappelijk medewerkster aan het CIFoP. Januari 2006
Centre Interuniversitaire de Formation permanente Association sans but lucratif Av. Général Michel 1B 6000 Charleroi
Observatoire des Relations Administratives entre les Cultes, la Laïcité organisée et l’Etat Av. Général Michel 1B 6000 Charleroi
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
1
Inhoudstafel Woord Vooraf Inleiding.................................................................................................................pagina 9 Eerste Deel: België 1.
1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Erkenning en financiering van de erediensten en van de georganiseerde vrijzinnigheid...........................................................pagina 11 Verdeling van de bevoegdheden De erkenning van de erediensten De betrekking van bedienaars van de eredienst en van vrijzinnige afgevaardigden De plaatselijke Godsdienstige gemeenschappen
2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
De opleiding van de bedienaars van de erediensten ........................................pagina 15 Algemene opmerkingen Katholieke eredienst Protestantse en evangelische eredienst Georganiseerde vrijzinnigheid Islamitische eredienst
3.
De buitenlandse bedienaars van de erediensten ..............................................pagina 25
4.
Voorwaarden die aan de bedienaars van de erediensten gesteld kunnen worden ...................................................................................................pagina 28 Buitenlandse bedienaars van de erediensten Openbare orde Screening Taalvereisten Bestaande regels – leeftijdsgrenzen Aanstelling en ontslag
4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6.
Bijlagen ...............................................................................................................pagina 32 Bijlage 1. Samenstelling – schematisch overzicht Bijlage 2. Representatieve organen: algemeen overzicht Bijlage 3. Basisgemeenschappen: algemeen overzicht Bijlage 4. Basisgemeenschappen: coordinatie en interventieniveau van de lokale overheden Bijlage 5. Fiscale tegemoetkomingen Tweede deel: Europese vergelijkingen Inleiding...............................................................................................................pagina 41 5. 5.1. 5.2. 5.3.
Algemeen overzicht ............................................................................................pagina 41 Aanwezigheid van de Islam Verhouding tussen de Kerken en de staat Opleiding van de bedienaars van de erediensten Bijlage bij hoofdstuk 5: de opleiding van het religieus personeel in Turkije
6. 6.1. 6.2. 6.3. 6.4 6.5. 6.5.1. 6.5.2.
Frankrijk ..............................................................................................................pagina 48 Inleiding Godsdienstige overtuigingen en structuur van de erediensten Verhouding tussen de Kerken en de staat Vertegenwoordiging van de islamitische eredienst De opleiding van de bedienaars van de eredienst Algemene context - overige erediensten Islamitische eredienst
2
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
7. 7.1. 7.2. 7.3 7.4. 7.5. 7.5.1. 7.5.2. 7.5.3
Nederland ............................................................................................................pagina 58 Inleiding Religieuze overtuiging en structurering van de erediensten Verhouding tussen de Kerken en de staat De vertegenwoordiging van de islamitische eredienst De opleiding van de bedienaars van de erediensten Algemene context - andere erediensten Instellingen voor islamitisch onderwijs Recente politieke ontwikkelingen
8. 8.1. 8.2. 8.3. 8.4 8.5. 8.5.1. 8.5.2. 8.6.
Groot-Brittannië ..................................................................................................pagina 64 Inleiding Godsdienstige overtuigingen en structurering van de erediensten Verhouding tussen de Kerken en de staat Vertegenwoordiging van de islamitische eredienst De opleiding van de bedienaars van de eredienst Algemeen overzicht - andere erediensten Opleidingsinstellingen - islamitische eredienst Overige aspecten
9. 9.1. 9.2. 9.3. 9.3.1. 9.3.2. 9.4. 9.5. 9.5.1. 9.5.2. 9.6.
Duitsland .............................................................................................................pagina 68 Inleiding Godsdienstige overtuigingen en structurering van de erediensten Verhouding tussen de Kerken en de staat Juridische context Financiering Vertegenwoordiging van de islamitische eredienst De opleiding van de bedienaars van de erediensten Algemene context - andere erediensten Islamitische eredienst Diversen
10. Zweden ................................................................................................................pagina 74 10.1. Inleiding 10.2. Godsdienstige overtuigingen en structuur van de erediensten 10.3 Verhouding tussen de Kerken en de staat 10.4. Vertegenwoordiging van de islamitische eredienst 10.5. De opleiding van de bedienaars van de erediensten 10.5.1. Algemene context - andere erediensten 10.5.2. Islamitische eredienst 10.6. Diversen 10.6.1. Buitenlandse imams – immigratie 10.6.2. Onderwijs - moslimscholen 11. 11.1. 11.2. 11.3.
Bij wijze van slotopmerkingen ...........................................................................pagina 77 Algemene context Opleidingsvereiste Ter overweging Gebruikte afkortingen.........................................................................................pagina 79 Bronnen en bibliografie Publicaties Websites en elektronische tijdschriften
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
3
Woord vooraf
Er wonen ongeveer 400.000 mensen van moslimorigine in België en, naargelang de bronnen, tussen 9 en 15 miljoen in Europa. De aanwezigheid van de moslims in België en in Europa houdt kansen in, maar zorgt ook voor spanningen en conflicten. De discussies en vraagstellingen dienaangaande getuigen dikwijls van een gebrek aan kennis over het onderwerp en van een onvoldoende duurzame dialoog. Daarom lanceerde de Koning Boudewijnstichting in september 2003 een project over dit onderwerp. Dit project wil een sereen debat mogelijk maken waarin zowel culturele, religieuze als maatschappelijke vragen aan bod kunnen komen. De beoogde doelstellingen zijn: – een bijdrage leveren tot een betere kennis, een vollediger perceptie van de kansen en uitdagingen, verbonden aan de aanwezigheid van de islam en de moslims in België en in Europa; – bijdragen tot de verspreiding van deze kennis en ‘goede praktijken’, vooral naar beleidsverantwoordelijken die in verschillende sectoren van de samenleving (openbare diensten, burgersamenleving, ondernemingen, onderwijs…) beslissingen moeten nemen gelinkt aan deze materie. Om deze doelstellingen te verwezenlijken, organiseert de Stichting een meerjarig discussieforum voor uitwisseling en reflectie. Dit forum nodigt mensen met verschillende achtergronden en culturen, vanuit diverse maatschappelijke sectoren, uit om met elkaar de discussie aan te gaan. Het forum omvat twee luiken: een Belgisch luik dat zich concentreert op de uitdagingen die zich stellen in de context van ons land, en een Europees luik. Voor het Belgisch luik is een begeleidingscomité opgericht onder het voorzitterschap van Jan GRAULS, voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Deze groep is samengesteld met personen uit verschillende sectoren van de Belgische samenleving, gekozen omwille van hun expertise en ervaringsdeskundigheid in de materie. De groep helpt de Stichting bij het bepalen en het behandelen van de thema’s waarover het debat moet gaan. Het Europese luik wordt hoofdzakelijk ontwikkeld in samenwerking met het European Policy Centre. In de zomer van 2005 publiceerde de Stichting een rapport over Moslims en de gezondheidszorg. De opleiding van imams en leerkrachten islamitische godsdienst is een thema waar het comité al geruimere tijd aan werkt. In oktober 2004 werd een eerste stand van zaken opgemaakt in een rapport met de titel ‘Moskeeën, imams en islamleerkrachten in België. Stand van zaken en uitdagingen’.
4
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
In opvolging hiervan organiseerde het comité twee rondetafels op de Koning Boudewijnstichting met de belangrijkste actoren uit het beleid en de moslimgemeenschappen. Deze bijeenkomsten resulteerden in een sterke consensus rond de noodzaak om op termijn over een vorming voor imams in België te kunnen beschikken. Tegelijk werd de noodzaak aan bijkomende referentiekaders duidelijk. Hoe verloopt de vorming van de bedienaars van de erediensten en van de vrijzinnige afgevaardigden binnen de andere herkende erediensten en vrijzinnigheid in ons land? Hoe organiseren de ons omringende landen deze vorming? Voorliggend rapport wil dus antwoord bieden op deze twee vragen; het wil alle betrokken actoren informatie bieden die het mee moet mogelijk maken scenario’s voor een opleiding in België uit te tekenen. Zowel de moslimsgemeenschappen als het beleid zijn vragende partij om vooruitgang te boeken in dit dossier; hopelijk biedt dit rapport enkele referentiepunten die hiervoor nuttig zijn. De Stichting houdt eraan de auteur, Jean-François Husson te bedanken voor de kwaliteit en de precisie van het geleverde werk. Wij danken eveneens de representatieve organen van de erediensten en van de georganiseerde vrijzinnigheid die de verzamelde informatie in het eerste deel van dit rapport hebben gevalideerd. Ook dank aan de Belgische ambassades die informatie hebben bezorgd over de landen die aan bod komen in het tweede gedeelte.
Koning Boudewijnstichting
Volgende publicaties werden eveneens uitgebracht in het kader van het project “islam en moslims”. Ze kunnen gratis gedownload worden op www.kbs-frb.be: - Islam en moslims in België. lokale uitdagingen en algemeen denkkader. Synthesenota voorbereid door Hassan Bousetta, FNRS-ULG & Brigitte Maréchal, UCL - Islam en moslims in België. Uitdagingen en kansen voor een multiculturele samenleving. Verslag van colloquium ‘Ceci n’est pas un voile’ - 30-3-2004 - Brussel. - Moskeeën, imams en islamleerkrachten in België. Stand van zaken en uitdagingen, oktober 2004. - Gezondheid en diversiteit. Het voorbeeld van de moslimpatiënten. augustus 2005
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
5
6
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
Samenstelling van het begeleidingscomité ‘Islam en moslims in België en Europa’ van de Koning Boudewijnstichting - De heer Jan Grauls Voorzitter van het begeleidingscomité ’Islam en moslims in België en Europa’ Voorzitter van het Directiecomité Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking - De heer Jozef De Witte Directeur Centrum voor Gelijke Kansen en voor Racismebestrijding – Madame Fatima Hanine, Collaboratrice au service juridique du Centre pour l’égalité des chances et la lutte contre le racisme - Mevrouw Nadia Fadil FWO-Aspirant, Doctoraatsstudent rond het thema ’religieuze beleving van maghrebijnse moslims in België’, Departement Sociologie - K.U.Leuven - De heer Piet Janssen Directeur Vlaams Minderheden Centrum - Monsieur Ural Manço Chercheur Facultés Universitaires Saint-Louis - Madame Brigitte Maréchal Chercheuse Université Catholique de Louvain - Madame Firouzeh Nahavandi Directrice Institut de Sociologie de l’ULB - Mevrouw Christiane Timmerman Onderzoeker UA – UFSIA Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen Katrien Van der Heyden, Onderzoekster allochtonen, Steunpunt Gelijke Kansenbeleid, Universiteit Antwerpen - Monsieur Fathi Tlatli Professeur à l’ICHEC, Network Global Industry Director - pharmaceuticals & healthcare DHL Worldwide - Monsieur Dan Van Raemdonck Président de la Ligue des droits de l’Homme – Madame Ouardia Derriche, Viceprésidente - De heer Sami Zemni Voorzitter Centrum voor Islam in Europa (C.I.E.) Universiteit Gent Vakgroep Studie van de Derde Wereld – Mevrouw Meryem Kanmaz, onderzoekster
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
7
8
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
Inleiding
In het kader van haar reflectie over de imamopleiding in België wilde de Koning Boudewijnstichting een rapport over de huidige toestand van de erediensten en de georganiseerde vrijzinnigheid in België. Meer in het bijzonder was het de bedoeling een overzicht te geven van de opleiding van de ‘bedienaars’ van de andere erkende erediensten en van de vrijzinnige afgevaardigden. Vervolgens hebben we ook een overzicht gemaakt van de situatie in Frankrijk, Nederland, Groot-Brittannië, Duitsland en Zweden. Bij het opstellen van een dergelijk rapport stuit men op diverse obstakels. Een van de moeilijkheden waar we voor geplaatst werden, is dat de dingen op dit terrein ingrijpend kunnen veranderen: tot op het laatste ogenblik is het nodig gebleken nieuwe elementen op te nemen. Voorts hebben we op sommige gegevens niet de hand kunnen leggen; in het geval van cijfergegevens hebben we soms onze toevlucht genomen tot schattingen, die vanzelfsprekend met de nodige omzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden. Ook hadden we af te rekenen met de traditionele moeilijkheden van wie in het buitenland inlichtingen wil verzamelen. Ten slotte stelde ook het korte tijdsbestek ons voor bepaalde keuzen; we hebben voorrang gegeven aan onderzoek en informatieverwerking, eventueel ten koste van de stijl of de kwaliteit van schrijven. Zo ook zijn sommige ‘appellations d’origine’ bewaard in die delen van het rapport die situaties in het buitenland behandelen; we danken de lezers voor hun begrip. Over de lekenleden van instellingen voor de eredienst (zoals de leden van katholieke kerkfabrieken) en de aalmoezeniers zullen we het vrijwel niet hebben, behalve wanneer het verband houdt met het thema van de bedienaars van de erediensten. Zoals de Stichting ons had verzocht te doen, is de vergaarde informatie in de eerste plaats in tabellen gepresenteerd. De duidelijkheid die daarbij wordt gewonnen heeft evenwel haar keerzijde: sommige nuances en kleinere data zijn eruit weggelaten, ook als ze mogelijk wel in de teksten worden vermeld. Ten slotte is de representatieve organen van de verschillende erediensten en de georganiseerde vrijzinnigheid verzocht de verzamelde gegevens te controleren. Op het ogenblik dat dit rapport werd afgesloten had ons evenwel nog steeds geen commentaar van de orthodoxe en de anglicaanse eredienst bereikt.
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
9
10
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
Eerste deel: België 1. Erkenning en financiering van de erediensten en van de georganiseerde vrijzinnigheid Het Belgische systeem is in meer dan één opzicht origineel. Hoewel België geen concordaatstelsel kent, komt het huidige financieringssysteem van de erediensten grotendeels overeen met de uitgaven die bij het concordaat met het Franse keizerrijk werden vastgelegd (uitbetaling van de wedden, aanzuiveren van verliezen die godsdienstige instellingen lijden, vergoeding voor de huisvesting van de bedienaars van de erediensten), zonder gepaard te gaan met toezicht vooraf op de beoefening van de godsdiensten noch met bemoeienis met het aanwijzen van de bedienaars van de erediensten. En hoewel de kern van de wetgeving reeds uit de negentiende eeuw stamt, is het systeem erin geslaagd ook de islam (hoewel daarvoor nog steeds niets echt concreet is gemaakt), de orthodoxie en de georganiseerde vrijzinnigheid in zich op te nemen. 1.1. Verdeling van de bevoegdheden 1
Wet van 2 augustus 1974 betreffende de wedden van de bekleders van bepaalde functies in openbare dienst, van de bedienaars van de erediensten en van de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad.
2
Algemene wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en de kerkelijke pensioenen.
3
Deze bevoegdheid is door het Waalse Gewest overgedragen aan de Duitse Gemeenschap op het grondgebied van de laatste.
4
Iedere verwarring dient vermeden te worden tussen de godsdienstige gemeenschappen (kerkbesturen, parochies...) en de ‘niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen’, door de Centrale Vrijzinnige Raad gedefinieerd als “het geheel van individuen binnen een welbepaalde gebiedsomschrijving (provincie of administratief arrondissement BrusselHoofdstad) die zich kunnen terugvinden in de waarden van de verenigingen (met of zonder rechtspersoonlijkheid) die de twee vleugels van de Centrale Vrijzinnige Raad, namelijk de Unie Vrijzinnige Verenigingen en het Centre d’Action Laïque, vormen”. Verder zijn centra voor morele dienstverlening op plaatselijk niveau erkend bij Koninklijk Besluit (Parl. Doc., Kamer v. Volksvert., zittingsper. 50 (2001-2002), nr. 1556/001, pp. 8 en 13).
Ten gevolge van de staatshervorming van 2001 is de bevoegdheid op het gebied van de erediensten en de vrijzinnigheid asymmetrisch verdeeld tussen de federale overheid (veelal de FOD Justitie) en de Gewesten. Schematisch ziet dat er als volgt uit.
5
Art. 69, 22°, van de provinciewet.
6
We gaan hier niet in op de kwestie van de federale of gewestelijke bevoegdheid inzake de huisvestingsvergoeding voor bedienaars van de erediensten (zie F. AMEZ, 2004).
De federale overheid is bevoegd voor: – alles wat verband houdt met de georganiseerde vrijzinnigheid (wet van 21 juni 2002); – de erkenning van de erediensten; – het toewijzen van de betrekkingen aan de bedienaars van de erediensten, de uitbetaling van de wedden1 en de pensioenen2 van de bedienaars van de erediensten en van de vrijzinnige afgevaardigden, conform art. 181 §1 (erediensten) en §2 (vrijzinnigheid) van de grondwet. De Gewesten3 zijn bevoegd voor: – de organieke wetgeving betreffende de godsdienstige instellingen (in het bijzonder het vastleggen van criteria op grond waarvan de godsdienstige basisgemeenschappen4 in de toekomst erkend zullen worden); – de erkenning van de godsdienstige basisgemeenschappen. Financieel zullen zij op geen andere wijze interveniëren dan via subsidies voor gebedsplaatsen en voor vrijzinnige instellingen, meer bepaald door werkzaamheden of patrimonium te subsidiëren. In de overige gevallen komen de gemeenten (voor de katholieke, protestantse, joodse en anglicaanse eredienst) en de provincies (voor de islamitische en orthodoxe eredienst) tegemoet in de verliezen van godsdienstige instellingen en in de kosten voor grote onderhoudswerken, en voorzien zij in huisvesting (of in een compenserende vergoeding) voor de bedienaars van de erediensten. De provincies moeten ook de uitgaven voor de instellingen voor niet-confessionele morele dienstverlening voor hun rekening nemen5. Omvang en aard van dergelijke tegemoetkomingen worden dan weer vastgelegd door de Gewesten (erediensten) of de federale staat (georganiseerde vrijzinnigheid) 6.
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
11
Omdat het wenselijk lijkt een zekere evenredigheid tussen de erkenning van een godsdienstige basisgemeenschap (door het Gewest) en de toewijzing van een betrekking als bedienaar van een eredienst in acht te nemen, bleken overlegmechanismen noodzakelijk. Een en ander is uitgemond in het samenwerkingsakkoord van 27 mei 2004, dat trouwens de bevoegdheidsverdeling tussen federale overheid en gewesten precies vastlegt, aangezien de bijzondere wet van 13 juli 2001 daarover enigszins in het vage was gebleven. We gaan hier niet verder in op de lessen godsdienst en niet-confessionele moraal7 in het leerplichtonderwijs, die tot de bevoegdheid van de Gemeenschappen behoren. Wel is het zo dat volgens de Raad van State de Gemeenschappen andere representatieve organen zouden kunnen aanwijzen dan de federale staat, terwijl de Gewesten zich daar wel naar dienen te voegen8. 1.2. De erkenning van de erediensten We komen hier niet terug op de geschiedenis van de erkenning van de erediensten en van de georganiseerde vrijzinnigheid. Verschillende erediensten waren al erkend voor de Belgische onafhankelijkheid (katholieke, protestantse, joodse); de anglicaanse eredienst werd feitelijk erkend toen de wet van 4 maart 1870 werd goedgekeurd. De islam en de orthodoxie zijn erkend in respectievelijk 1974 en 1985 doordat artikels werden toegevoegd aan de genoemde wet van 1870. De financiering van de georganiseerde vrijzinnigheid werd in 1981 door een subsidiewet geregeld. Daarop volgden een aanpassing van de grondwet in 1993 (toevoeging van art. 181 §2) en het goedkeuren van de wet van 21 juni 2002. Bij gebrek aan tekst die de criteria voor de erkenning van een eredienst stipuleert, hebben de opeenvolgende ministers van Justitie de volgende criteria vooropgesteld, die een soort ‘jurisprudentie’ op dit gebied vormen: een minimumaantal volgelingen tellen, derwijze gestructureerd zijn dat er een representatief orgaan bestaat dat de desbetreffende godsdienst kan vertegenwoordigen in haar contacten met de burgerlijke overheid, gedurende een voldoende lange periode al in het land gevestigd zijn, van een zeker maatschappelijk belang zijn, geen enkele activiteit ontwikkelen die tegen de openbare orde indruist. Het criterium van de gestructureerdheid – en van de erkenning van een representatief orgaan – is nauwelijks een probleem voor het sterk gecentraliseerde katholicisme, maar dat ligt anders bij de overige erkende erediensten, die traditioneel ‘gedecentraliseerd’ zijn. Deze laatste hebben zich in een federatie verenigd of hebben diverse manieren van ‘administratieve’ organisatie gevonden (bijvoorbeeld de orthodoxie of de Administratieve Raad van de Protestants-Evangelische Eredienst (ARPEE)). Deze kwestie ligt des te gevoeliger omdat het representatieve orgaan de aanvragen tot erkenning van de plaatselijke gemeenschappen en tot toewijzing van de betrekkingen van bedienaar van de eredienst zal indienen. Het ministerie van Justitie wil dat “het representatieve orgaan van de betrokken eredienst zoveel mogelijk belangrijke gestructureerde verenigingen omvat”. De problemen die zijn gerezen bij de samenstelling van ‘het hoofdorgaan’ voor de islam zijn ondertussen genoegzaam bekend. Er dient ook te worden opgemerkt dat het financieringssysteem van de erediensten berust op hun maatschappelijk belang en niet – expliciet – voorziet in financiering van de centrale organen. Die vindt niettemin haar beslag in de uitbetaling van de wedden van een zeker aantal ‘staffuncties’, de toekenning door de FOD Justitie van een (voorlopige?) subsidie voor de activiteiten van de islamitische eredienst en de vergoeding van bepaalde kosten van de katholieke bisschoppen (huisvesting, kantoren...) door de provincies9. De wet van 21 juni 2002 heeft voorts een subsidie
12
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
7
Cfr. Art. 24, §1, al. 3 van de grondwet.
8
F. AMEZ (2004).
9
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest oefent de provinciale bevoegdheden uit op zijn grondgebied.
ingesteld voor de activiteiten van de Centrale Raad der niet-confessionele levensbeschouwelijke Gemeenschappen van België (of Centrale Vrijzinnige Raad)10. De minister van Justitie heeft herhaaldelijk aangekondigd dat zij van plan was een ontwerp van kaderwet voor de erediensten in te dienen, dat meer bepaald de erkenningsvoorwaarden stipuleerde. Het samenwerkingsakkoord van 27 mei 2004 bepaalt dan weer dat de federale overheid om een voorafgaand advies van elke gewestregering zal verzoeken wanneer zij kennisneemt van een aanvraag tot erkenning van een eredienst11. 1.3. De betrekking van bedienaars van de eredienst en van vrijzinnige afgevaardigden
10
Art. 2 van de wet van 21 juni 2002.
11
HUSSON J.F. (2003).
12
Behalve enkele betrekkingen die voortvloeien uit keizerlijke decreten. Het raamwerk voor de georganiseerde vrijzinnigheid is vastgelegd door het Koninklijk Besluit van 4 april 2003 betreffende het organieke kader van de afgevaardigden aangesteld bij het federaal secretariaat, de erkende niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen en de erkende centra voor morele dienstverlening.
Zie met name J.F. Husson (http://www.uvcw.be/matieres/administration/0310_Reconnaissance_cultes.cfm), A. Coenen (http://www. uvcw.be/matieres/administration/0204_ coenen_cultes.cfm ) in de bijdrage van F. Amez aan het colloquium ‘De financiering van de erediensten en van de vrijzinnigheid: internationale vergelijking en perspectieven’ (8/10/2004) (moet nog verschijnen).
13
14
15
De Gewesten hebben evenwel enkele mogelijkheden tot interventie vanuit het toezicht op de lokale overheden en op de kredieten voor gesubsidieerde werken. Het lijkt evenwel dat de laatste parochie die op grond van dit criterium is erkend die van Louvain-la-Neuve is, meer dan 25 jaar geleden.
16
Decreet van 7 mei 2004.
17
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft zijn bevoegdheden al gebruikt om kleine wijzigingen aan te brengen aan het decreet van 1809, dat uitsluitend de katholieke eredienst betreft.
18
Geïnspireerd door het Koninklijk Besluit van 5 mei 1978.
De aanstellingen bij de erediensten worden verleend bij Koninklijk Besluit12. Die welke overeenkomen met een aanstelling bij een ‘basisgemeenschap’ vormen de ‘lagere geestelijkheid’; de ‘staffuncties’ vormen de ‘hogere geestelijkheid’. Voor de staatshervorming van 2001 was de groei van het aantal ‘lagere geestelijken’ afhankelijk van de erkenning van een nieuwe ‘parochie’ bij Koninklijk Besluit, dat ook een of enkele betrekkingen van bedienaars van de eredienst toewees, afhankelijk van het belang van de erkende parochie. Die twee elementen vallen van nu af aan onder verschillende bevoegdheden: de federale voor de toewijzing van de betrekking van bedienaar van de eredienst en de uitbetalingen van de wedden, de gewestelijke voor de erkenning van plaatselijke gemeenschappen. Er is in overlegmechanismen voorzien om een zekere evenredigheid tussen beide processen te garanderen13. Daartegenover staat, dat de georganiseerde vrijzinnigheid integraal onder de federale bevoegdheid blijft ressorteren14. De erkenningscriteria voor een ‘parochie’ lopen uit elkaar: 600 inwoners voor een katholieke parochie15; 250 gelovigen voor de andere erkende erediensten; 200 gelovigen voor de joodse en de orthodoxe eredienst. Het Vlaams Gewest heeft, ingevolge het decreet van 7 mei 2004, recent criteria voor de erkenning van de godsdienstige basisgemeenschappen opgesteld. Wat de georganiseerde vrijzinnigheid betreft, daar berusten de niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen op provinciale instellingen; er is bovendien bepaald dat er centra voor morele dienstverlening worden opgericht op arrondissementeel niveau. Recentelijker is de oprichting van lokale cellen ter sprake gebracht. Hier gaat men dus uit van een territoriale benadering. 1.4. De plaatselijke Godsdienstige gemeenschappen Het is raadzaam onderscheid te maken tussen de bepalingen in verband met de erkenning en het functioneren van plaatselijke godsdienstige gemeenschappen enerzijds en die in verband met de financieringskanalen anderzijds. Het Vlaams Gewest heeft een decreet16 op het functioneren en de organisatie van de erkende erediensten aangenomen dat stipuleert dat bepaalde punten, zoals de erkenningscriteria van een basisgemeenschap, gepreciseerd moeten worden in een besluit van de Vlaamse regering, dat recent werd goedgekeurd. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bereidt een ordonnantie voor die naar wij vernemen deze erkenningscriteria zou vastleggen17. In het Waals Gewest wordt uitgegaan van de besluiten van de Waalse regering18 betreffende de moskeeën en neemt men de tijd om de vereiste raadplegingen te houden met het oog op de uitwerking van een decreet. We herinneren er nog even aan dat het samenwerkingsakkoord van 27 mei 2004 bepaalt dat het representatief orgaan de aanvraag bezorgt aan de bevoegde gewestoverheid (of, in voorkomend geval, aan de bevoegde gewestoverheden) en
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
13
dat er een advies wordt gevraagd aan de federale overheid, die binnen vier maanden antwoord moet geven; de federale overheid of het betrokken Gewest kan om een gemeenschappelijk overleg vragen binnen de door het samenwerkingsakkoord ingestelde Informatie- en Overlegcommissie. Het akkoord preciseert bovendien dat “indien een negatief advies van de federale overheid gebaseerd is op elementen in verband met de nationale veiligheid of de openbare orde, de erkenningsprocedure wordt opgeschort”19. Wat de financiering betreft, die wordt in essentie geregeld met gemeentelijke en provinciale wetten, die in grote lijnen voortvloeien uit de bepalingen van het concordaat die nog van voor de onafhankelijkheid dateren. Het nieuwe Waalse provinciedecreet heeft zo deze financiële bijdragen bekrachtigd door expliciet bijdragen ten voordele van de orthodoxe en de islamitische eredienst toe te voegen aan die ten voordele van de kerkbesturen van de kathedralen. De als bijlage gepresenteerde tabellen brengen het bovenstaande in schema.
19
14
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
J.F. HUSSON (2003).
2. De opleiding van de bedienaars van de erediensten 2.1. Algemene opmerkingen Geen enkele wettelijke bepaling of regel stelt eisen van een zekere basisopleiding in ruil voor de uitbetaling door de staat van de wedde van een bedienaar van de eredienst of van een vrijzinnige afgevaardigde. Interne regels, op basis van de artikelen 21 en 181 van de grondwet, bepalen dus de opleidingsvereisten. Die laatste kunnen overigens wel aan het persoonlijk traject van de geïnteresseerde worden aangepast. Bovendien kunnen er binnen dezelfde godsdienst leerstellige verschillen bestaan tussen zijn diverse aanhangers, en dus bestaan er ook verschillen in opleidingswegen of -instituten (zie hieronder de situatie in de Protestants-Evangelische Kerk). Tenslotte, de seminaristen en de studenten die een door de Gemeenschappen erkende opleiding volgen kunnen in aanmerking komen voor het algemene stelsel van de studiebeurzen voor zover ze aan de gestelde voorwaarden voldoen. Net zo tellen de studenten die een door de Gemeenschap erkende opleiding volgen in voorkomend geval mee voor de berekeningswijze per student van de financiering van de betrokken universiteit. Met de Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid in Brussel is het evenwel anders gesteld: zij krijgt een vast bedrag van de Vlaamse en van de Franse Gemeenschap; de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven geniet daarentegen tot nog toe geen enkele subsidie. Ten slotte dragen twee Vlaamse provincies ook nog bij in de kosten van de katholieke seminaries, terwijl aan Waalse kant alle seminaries vervallen verklaard zijn, wat wil zeggen dat ze geen steun van de provincies meer hoeven te verwachten. Voor zover wij weten is het enige voorbeeld van een verband tussen de grootte van de vergoeding en de genoten opleiding te vinden bij de georganiseerde vrijzinnigheid. De wet van 23 januari 1981, herroepen door art. 68 van de wet van 21 juni 2002, kent een jaarlijkse subsidie toe aan de Centrale Vrijzinnige Raad, die erkend is als coördinerend orgaan20. Het Koninklijk Besluit van 8 november 1988, dat het verlenen van een subsidie aan de vzw ‘Centrale Raad der niet-confessionele levensbeschouwelijke Gemeenschappen van België’ (tegenwoordig obsoleet) regelt, preciseerde de aard van de uitgaven die ten laste van de staat kunnen komen. Dit KB legt bijvoorbeeld bovengrenzen voor de personeelsvergoedingen vast: voor personen met een universitair diploma, voor personen met een universitair getuigschrift van morele dienstverlening en voor twee bestuursfuncties was de bovengrens loonschaal 501 van het ministerie van Onderwijs; voor personen met een diploma van hoger middelbaar onderwijs werd de bovengrens vastgelegd door loonschaal 20/2 voor de staatsambtenaren21. De volgende tabellen geven een algemeen overzicht van de stand van zaken, die verderop meer in detail zal worden toegelicht.
20
Zie C. Sägesser in J.F. Husson, 2002, pp. 11 e.v.
21
Art. 7 van het besluit van 8 november 1988.
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
15
Tabel 1. Basisopleiding: interne voorschriften en/of praktijk
Vereiste opleiding om bedienaar van de eredienst / vrijzinnige afgevaardigde te worden
Islamitische eredienst
Katholieke eredienst
Varieert volgens herkomst en religieuze oriëntatie. Bijv.: - imams van de Diyanet (Turkse staat): diploma in de theologie en beroepsopleiding van min. 4 jaar; - meeste Maghrebijnse imams: klassieke opleiding in religieuze instituten of traditionele dorpsopleiding (beperkt tot uit het hoofd leren van de koran) onontbeerlijk om de gebedsdiensten te verzorgen. (KBS)
Cf. apostolische constitutie Sapientia christiana (15/4/1979). De verleende titels zijn die van baccalaureus, licenciaat en doctor. Met de licentiaatstitel kan men lesgeven op een seminarie of een gelijkwaardige instelling; met de doctorstitel kan men lesgeven op universitair niveau
Protestantse en evangelische eredienst De ARPEE moet nog tot een concretere uitwerking komen van een tekst die be-paalt “onder welke voorwaarden iemand kan w. beschouwd als bedienaar van de erkende protestantse eredienst”. De huidige toestand is als volgt: VPKB: Licenciaat in de protestantse godgeleerdheid, en dan 2 jaar stage. SF: Opleidingsvereisten kunnen variëren volgens de versch. kerkgenootschappen. In de praktijk gaat het opleidingsniveau van licentiaat in de theologie tot autodidact. De meerderheid heeft evenwel hoger onderwijs gevolgd.
Tabel 2. Organisatie van de opleiding
Belangrijkste opleidingsinstellingen
Verantwoordelijke instantie
16
- Diocesane seminaries - Universitaire Faculteit voor - Faculteiten godgeleerdheid Protestantse Godgeleerdheid van KUL en UCL in Brussel (heeft banden (institutionele banden tussen met VPKB): staat open voor aartsbisschop/bisschoppen zowel Frans- als Nederin deze instellingen) landstalige studenten - Evangelische Theologische Faculteit in Heverlee (Leuven): alleen voor Nederlandstalige studenten Verscheidene bijbelinstituten
Moslimexecutieve
Ieder bisschop is voor zijn bisdom de verantwoordelijke instantie voor de vorming van de pastorale bedienaars en dit in samenspraak met de Bisschoppen-conferentie onder supervisie van de Romeinse Congregatie voor de katholieke opvoeding.
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
Geen apart departement; opleiding in handen vd. versch. kerkgenootschappen. Tevoren binnen de VPKB: Commissie voor het Predikambt
Joodse eredienst
Traditioneel model: talmoedstudie aan een jesjiva
Anglicaanse eredienst Niet één specifieke opleiding.
Orthodoxe eredienst
Hogere theologische opleiding.
(1) Bron: Overzicht van de beleidsregels van het Centre d’Action Laïque, aangenomen door de raad van bestuur van het CAL op de bijeenkomst van 18/12/2004. Wij hebben “de functies waarvoor de vergoeding is vastgelegd met verwijzing naar de loonschalen 15A, 13D, 13A, 10C, 10A” overgenomen als Niveau 1; die “waarvoor de vergoeding is vastgelegd met verwijzing naar de loonschalen 26I, 26F, 22A” als Niveau 2+; die “waarvoor de vergoeding is vastgelegd met verwijzing naar de loonschalen 20D en 20A” als Niveau 2. De speciale gevallen die in het overzicht worden genoemd zijn buiten beschouwing gelaten; het gaat dus om interne voorschriften en niet om voorschriften die bij de wet zijn vastgelegd. Een vroegere versie vermeldde het getuigschrift van morele dienstverlening. Ter vergelijking: de opleiding die vereist is om moreel consulent bij de strijdkrachten te kunnen zijn is “een universitair diploma of een diploma van het hoger onderwijs van het korte type gecombineerd met tien jaar feitelijke ervaring op het gebied van de vrijzinnigheid” (KB 26/9/1994).
Geen specifieke opleidingsinstelling
Geen opleidingsinstelling in België
Georganiseerde vrijzinnigheid - Functies ‘Niv. 1’: Master of universitair diploma; - Functies ‘Niv. 2+’: Specialiserend baccalaureaat of diploma van hoger niet-universitair onderwijs van het korte type of van een graduaat van onderwijs voor sociale promotie; - Functies ‘Niv. 2’: Getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs (1) - Ook feitelijke beroepservaring wordt in aanmerking genomen bij de toelating tot de verschillende titels die de wet van 21 juni 2002 heeft vastgelegd.
- Orthodox Vormingscentrum - Licenciaat in de assistance H. Johannes de Theoloog, morale aan de ULB. Brussel (opleidingen met als - Universitaire opleidingen in hoofddoel vorming v. godsde moraalwetenschappen in dienstleraren) in de morele dienstverle- Institut de Théologie orthoning aan de VUB en aan de doxe Saint Serge (Parijs) (1) UGent. - andere (2)
Anglicaans centraal comité
(1) Eveneens erkend door het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 8/9/1997 ter aanpassing van de regelgeving betreffende het administratief statuut van de godsdienstonderwijzers, de godsdienstleraars en de godsdienstinspecteurs van de katholieke, protestantse en joodse godsdienst van de onderwijsinstellingen van de Franse Gemeenschap.
- CAL en UVV hebben elk een directeur human resources en een opleidingscommissie. - Een selectiejury gaat over de rekrutering van permanente medewerkers van het CAL en de UVV.
(2) De instellingen waar het over gaat zijn hogere theologie-instituten in Griekenland (theologische faculteiten van de universiteiten van Athene en van Thessaloniki), in Rusland(theologische seminaries en academies van Moskou, SintPetersburg), in Bulgarije, Servië en Roemenië.
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
17
2.2. Katholieke eredienst De regels van de Katholieke Kerk in zaken van opleiding zijn vastgelegd in de apostolische constitutie Sapientia christiana (15/4/1979). De verleende titels zijn die van baccalaureus, licentiaat en doctor. Met de licentiaatstitel kan men lesgeven op een seminarie of een gelijkwaardige instelling; met de doctorstitel kan men lesgeven op universitair niveau. Volgens deze constitutie hebben de theologische faculteiten “de plicht toe te zien op de opleiding van diegenen die zich op het priesterschap of op enig kerkelijk ambt voorbereiden23”. De opleiding die zij geven omvat een eerste cyclus van drie à vijf jaar (afhankelijk van de vooraf gestelde eisen op het gebied van kennis van de wijsbegeerte) die tot de baccalaureustitel leidt. Behalve speciale cursussen voor seminaristen moeten de theologische faculteiten ook een “pastoraal jaar” van voorbereiding op het priesterschap organiseren, dat aansluit bij de eerste cyclus (art. 74 nr. 2), die dan dus vier tot zes jaar duurt. Verplichte leerstof in die eerste cyclus zijn24: – filosofische vakken die vereist zijn voor de theologie; – theologische vakken: de Heilige Schrift, fundamentele godgeleerdheid (inbegrepen oecumenisme, niet-christelijke godsdiensten en atheïsme); dogmatische godgeleerdheid; geestelijke en moraaltheologie; pastorale theologie; liturgie; kerkgeschiedenis; canoniek recht); – hulpvakken (menswetenschappen, Latijn…). Een tweede cyclus (specialisatie) van twee jaar geeft toegang tot de licentiaatstitel; in een eventuele derde cyclus kan men de doctorstitel behalen. Uit de inlichtingen verstrekt door de Belgische seminaries is op te maken dat zij zich aan de bovengenoemde regels houden; veelal wordt daarbij gepreciseerd dat de opleiding van de toekomstige priesters25 een periode van zes jaar beslaat, met eventueel een voorbereidend jaar erbij. Die zes jaar zijn verdeeld in twee onderscheiden cycli26. De eerste cyclus kan zoals gezegd beginnen met een inleidend (propedeutisch) jaar, gevolgd door twee jaar filosofie. “Behalve een inleiding in de bijbel, in de godgeleerdheid en de spiritualiteit (persoonlijk gebed en liturgie), bestaat deze uit een uitgebreid filosofisch traject evenals uit een opleiding in de menswetenschappen (geschiedenis, psychologie, enz.).”. De tweede cyclus bestaat uit vier jaar theologie en geeft toegang tot de graad van baccalaureus in de theologie. De opleiding van de diakens bedraagt voor de bisdommen Brugge, Gent, Hasselt, Luik, Namen en Doornik vier jaar. Voor het bisdom Antwerpen en het aartsbisdom Mechelen-Brussel volgen de kandidaten eerst de opleiding pastoraal werker en daarna nog twee jaar specifieke opleiding diaken. Voor de pastoraal werkers bestaat er in ieder bisdom een geëigende opleiding op theologisch en pastoraal vlak. In de regel vier jaar of in geval van een andere theologische en pastorale vooropleiding drie jaar. In de regel volgt ook een stage van een jaar.
22..http://www.vatican.va/holy_father/john_paul_i
i/apost_constitutions/documents/hf_jpii_apc_15041979_sapientiachristiana_en.html 23
Vrije vertaling.
24
Art. 51 van de apostolische constitutie Sapientia Christiana.
25
Er zijn 88 seminaristen (55 F en 30 N) in 2004-2005, tegenover 85 in 20032004.
26
De passages tussen aanhalingstekens zijn uittreksels uit de websites van seminaries.
27
Dit instituut wordt hier verder niet besproken; zie http://www.catho.be/ lumen/presentation_fr.html.
28
Het ITIM, opgericht in 1984, richt zich op de contemplatieve gemeenschappen, en dus niet op de bedienaars van de erediensten.
De belangrijkste steunpunten van de opleiding der geestelijken zijn dus enerzijds de diocesane seminaries en anderzijds de theologische faculteiten (KUL en UCL). De diocesane seminaries Aan Franstalige kant zijn de seminaries van Luik, Namen, Doornik en Ottignies (dat laatste ressorterend onder Mechelen-Brussel), het Centre Lumen Vitae27 en het Institut Théologique Inter-Monastères (ITIM)28 verbonden met de faculteit van de godgeleerdheid en het canoniek recht van de UCL. Vanaf september 2005 wordt de tweede cyclus van de opleiding, wat de seminaries van Luik, Doornik en Mechelen-Brussel betreft, gegeven in Louvain-la-Neuve (UCL en het seminarie).
18
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
Het bisdom Namen, dat twee opleidingscentra telt (het seminarie van Notre-Dame de Namur en het Redemptoris Mater), lijkt hier niet in mee te gaan. Aan Nederlandstalige kant zijn er grootseminaries in Hasselt en Brugge en een diocesaan seminarie in Leuven voor Mechelen-Brussel. Een seminarist kan aan de UCL of de KULeuven Master in de theologie worden als hij eerst een binnen die opleiding passend baccalaureaat behaalt. Voor de UCL wordt een examen afgenomen waarop minstens 70% behaald moet worden. Die laatste clausule geldt niet meer aan de KULeuven, waar ieder die met goed gevolg de integrale seminarieopleiding heeft gevolgd geen eindscriptie meer hoeft te schrijven noch een speciaal examen af te leggen maar zonder test of voorafgaande voorwaarden tot de masterstitel wordt toegelaten. KUL – Faculteit van de godgeleerdheid en het canoniek recht Tot de inschrijving in het derde jaar van een opleiding tot Bachelor of Master in de vakken theologie, godsdienstwetenschappen en canoniek recht worden studenten toegelaten die geslaagd zijn in de hele cyclus aan een instelling die tot de functie van bedienaar van een erkende eredienst leidt. De universitaire overheid kan de inschrijving afhankelijk maken van een test van de bekwaamheid van deze studenten om de opleiding in kwestie te volgen en, eventueel, van hun met succes doorlopen van een voorbereidend programma30. Voor het overige levert de KUL, zoals de UCL, canonieke graden af. UCL – Faculteit van de godgeleerdheid en het canoniek recht “Afgezien van de academische graden die door examenjury’s in naam van de Universiteit worden verleend, verleent de faculteit in naam van de Heilige Stoel de canonieke graden van baccalaureus, licentiaat en doctor in de godgeleerdheid, in aansluiting op de programma’s die door de apostolische constitutie Sapientia christiana worden bepaald”29. Op deze wijze geeft de faculteit de canonieke titels baccalaureus en doctor in de godgeleerdheid aan studenten van de diocesane seminaries. Financiële tegemoetkomingen aan de seminaries De seminaries geven een door de staat erkend maar niet-gesubsidieerd onderwijs. Op bepaalde voorwaarden kunnen ze evenwel van de provincies of de Gewesten zekere vormen van financiering krijgen. De diocesane seminaries zijn erkend als openbare instellingen, behalve als ze ‘vervallen verklaard’ zijn (welk laatste geval het gevolg is van het niet overmaken van begroting en boekhouding aan de overheid). Om kort te gaan, voor zover een seminarie niet is “vervallen verklaard”, kan het een tegemoetkoming van de provincie krijgen voor grote herstellings- of heropbouwwerkzaamheden – maar niet voor nieuwbouw31. Aangezien de Waalse seminaries allemaal “vervallen verklaard” zijn, krijgen zij geen openbare financiële steun meer. In het Vlaams Gewest dient alleen het seminarie van Hasselt zijn rekeningen in; het krijgt van de provincie een financiële tegemoetkoming voor grote onderhoudswerkzaamheden aan zijn gebouwen. 29
Art. 2 van het reglement van de faculteit.
30
4 april 2003: decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, Hfdst. III, Afdeling 3, art. 69, § 5.
31
Dezelfde regeling geldt voor de gemeentelijke bijdragen in de kosten van de kerkfabrieken.
Hier dienen verscheidene maatregelen op fiscaal gebied, voor gesubsidieerde werkzaamheden en voor het patrimonium, aan toegevoegd te worden; een overzicht daarvan is opgenomen in een bijlage. Voortgezette opleiding In Vlaanderen houdt het Centrum voor Christelijk Vormingswerk vzw (CCV) zich sinds 1978 bezig met de voortgezette opleiding van priesters, diakens en pasto-
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
19
raal werkers32. Aan Franstalige kant is die voornamelijk georganiseerd binnen de diocesen of op dagen voor verscheidene diocesen; er is geen verplichting eraan deel te nemen. 2.3. Protestantse en evangelische eredienst De volgende alinea’s willen een overzicht bieden van zowel de situatie die voortvloeit uit de oprichting van de Administratieve Raad van de ProtestantsEvangelische Eredienst als de daaraan voorafgaande situaties, van de kant van de Verenigde Protestantse Kerk in België (VPKB) en de Federale Synode (FS). Het lijkt ons interessant die diverse ontwikkelingsstadia te presenteren in het raam van het onderhavige onderzoek. Verscheidene opleidingsinstituten voorzien voor de protestantse en evangelische kerkgenootschappen in allerlei vormen van opleiding en bijscholing. Twee van die opleidingen worden in België academisch erkend, namelijk de Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid in Brussel (VPKB) en de Evangelische Theologische Faculteit in Heverlee (Leuven) (FS). De Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid van Brussel geeft in het Frans en in het Nederlands universitair onderwijs met het oog op de toekenning van de graden licentiaat in de godgeleerdheid, licentiaat in de godsdienstwetenschappen en doctor in de godgeleerdheid. In 1963 werden deze academische bevoegdheden van de Faculteit bij Koninklijk Besluit officieel erkend. De Vlaamse Gemeenschap geeft haar de mogelijkheid de Bachelor-, Master- en doctorsgraad in de godsdienstwetenschappen en de theologie33te verlenen. De studie is tegenwoordig in twee cycli opgesplitst34:
Cyclus
Duur
Doel
Bachelor 6 semesters (of 3 jaar)
Protestants godsdienstig onderwijs (AESI) Kerkelijke verantwoordelijkheden Doorgaan naar Mastergraad
Master
Pastor onderwijs (AESS), theologie in Europa, wetenschappelijk onderzoek
4 semesters (of 2 jaar)
De Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid in Brussel wordt gefinancierd door zowel de Vlaamse Gemeenschap (300.000 euro) als de Franse (200.000 euro). In beide gevallen krijgt ze dus een vast bedrag (eventueel geïndexeerd). Voor de evangelische eredienst is er de Evangelische Theologische Faculteit in Heverlee (Leuven), gesticht in 1919 als Belgisch Bijbelinstituut. De ETF heeft in 1971 de kerkelijk erkenning gekregen om diploma’s af te leveren voor het protestantse godsdienstonderwijs. Sinds 1981 heeft de ETF het recht academisch onderwijs te geven. De ETF kan op dit ogenblik de graad van Bachelor, van Master en van doctor in de theologie en de godsdienstwetenschappen verlenen. In de eerste en de tweede cyclus kan er uit drie studiemogelijkheden worden gekozen: Bijbel en theologie, Kerk en pastoraat en Godsdienst en onderwijs. Anders dan de UFPGB wordt de ETF niet gesubsidieerd.
20
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
32
http://www.ccv.be/nationaal/index.html.
33
Voor de erkenning door de Vlaamse Gemeenschap, zie het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, Hfdst. III, Afdeling 2, Onderafdeling 1, art. 55.
34
Welke vakken worden onderwezen is terug te vinden op de websitepagina http://protestafac.ac.be/futp.html.
Verder bestaan de volgende hogere opleidingen: – Het Belgisch Bijbelinstituut in Brussel35, gesticht in 1919, is “gerechtigd om diploma’s af te leveren die toegang geven tot het beroep van leerkracht protestantse godsdienst in het basisonderwijs en het lager SO van het officieel onderwijs, conform het Koninklijk Besluit van 25 oktober 1971”. Er zijn drie afdelingen: Godsdienstonderwijs, Kerk en ambt en Exegese en theologie. Het BBI levert door de Franse Gemeenschap van België erkende diploma’s af, maar wordt door die laatste niet gesubsidieerd. Er loopt een project om het Belgisch Bijbelinstituut, op dit ogenblik een hoger instituut, in de nabije toekomst om te vormen in een erkende Faculteit voor Evangelische Godgeleerdheid. Het huidige diploma verleent toegang tot een academisch einddiploma in vele Belgische en buitenlandse faculteiten. Programma en nadere inlichtingen zijn te vinden op de website. – het Continental Theological Seminary (CTS) in Sint-Pieters-Leeuw is opgericht in 1959 in Andrimont als ‘Emmanuel Bible Institute’ door de ‘Assemblies of God’ uit de Verenigde Staten. Het instituut verhuisde eerst in 1969 naar Sint-GenesiusRode en vestigde zich in 1977 in een oud kasteel op het grondgebied van SintPieters-Leeuw onder zijn huidge naam CTS. Het instituut heeft een internationaal karakter: er wordt vooral in het Engels onderwezen, deels ook in het Frans. Het CTS heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de University of Wales in Cardiff. Zijn Bachelor- (drie jaar) en Masterdiploma (twee jaar extra) worden gehomologeerd door de University of Wales en passen dus in de Bologna-structuur. Het instituut wordt voornamelijk (maar niet uitsluitend) bezocht door studenten die afkomstig zijn uit de pinksterkerken. Wat in die instellingen wordt onderwezen, behalve dus de eigenlijke theologie, zijn specialisaties in de onderwijsmethode voor godsdienstonderricht, in de missiologie en de antropologie voor het missiewerk, in de psychologie voor de leidinggevenden van de Kerken en in de communicatie voor de evangelisten en de stichters van nieuwe gemeenschappen. De evangelische opleidingsinstellingen worden tot nu toe voor het grootste deel gefinancierd door giften afkomstig van de evangelische gemeenschappen en van individuele gelovigen (inbegrepen giften uit het buitenland). Het collegegeld van de leerlingen maakt een substantieel deel van de begroting uit. De Federale Synode (FS) acht subsidiëring door de burgerlijke autoriteiten wenselijk, en daar is nu nog meer uitzicht op aangezien de Evangelische Kerken, die door hun vertegenwoordigers hun voordeel kunnen doen met opleidingen die in die centra worden gegeven, van nu af aan tot de erkende protestantse eredienst behoren. De eerste contacten in die richting zouden gelegd zijn. Bovendien steunt de Franstalige kamer van de Synode een plan van het Institut biblique belge in Brussel om zich om te vormen tot Faculté universitaire de théologie évangélique, maar de FS verduidelijkt dat het plan voorlopig nog niet door kan gaan bij gebrek aan financiële middelen. Tot slot noemen we nog een aantal andere opleidingscentra: Bijbelschool ‘C7’ in Leuven (Verbond van Vlaamse Pinkstergemeenten), Centre de formation au ministère in Carnières (Assemblées protestantes évangéliques), Centre de formation pastorale in Sint-Jans-Molenbeek (Eglise de Dieu). Er bestaat ook een bijbels seminarie van Brussel, gevestigd in Wemmel (zonder band met een bepaalde gezindte), waarvan “de leergangen voorbereiden op de opleiding van bedienaars van de eredienst, van zendelingen en van Kerkfunctionarissen. (…) het aan het BSB gegeven onderwijs bereidt niet voor op een opleiding van godsdienstleerkracht”. Een correspondentie-opleidingsinstituut (International Correspondence Institute) geeft evangelische theologische opleidingen op verschillende niveaus. 35
http://www.institutbiblique.be
Om te eindigen nog dit: een groot deel van de evangelische geestelijken, ook van
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
21
de Belgen onder hen, is opgeleid aan in het buitenland gevestigde instellingen (Frankrijk, Nederland, Verenigd Koninkrijk, VS…). Voortgezette opleiding In theologische bijscholing wordt door de verschillende kerkgenootschappen voorzien, bijvoorbeeld: studieverlof om de vijf jaar, een week pastorale retraite per jaar, maandelijkse opleidingsdag, theologische conferenties. 2.4. Georganiseerde vrijzinnigheid De hieronder gerubriceerde opleidingen worden gefinancierd door de Gemeenschappen, net zoals elk erkend universitair onderwijs. De studenten kunnen dan ook in voorkomend geval studiebeurzen krijgen, voor zover ze aan de gestelde voorwaarden voldoen36. Licentie in de morele dienstverlening (ULB) De Ecole de Santé Publique heeft een programma van twee cycli die de Belgische en buitenlandse studenten moeten voorbereiden op de taken die kunnen worden opgenomen bij de erkende verenigingen in het raam van de niet-confessionele morele dienstverlening. “De onderwezen materie behelst filosofie, recht, criminologie en sociologie evenals medische en psychologische vakken. Op dit programma van twee jaar staan colleges, seminaries, werkbezoeken aan de betrokken milieus en stages. Tot het programma behoort eveneens een cyclus van referaten met als doel de opleiding up to date te houden en uit te diepen. De studenten worden ook geacht deel te nemen aan wetenschappelijke activiteiten, zowel in als buiten de ULB, in alle domeinen en milieus waarin vrijzinnige morele consulenten optreden. De examens van het tweede licentiejaar omvatten bovendien het schrijven van een oorspronkelijke scriptie, die de student openbaar dient te presenteren en te verdedigen voor een jury” (uittreksel uit de website van de ULB). Universiteit Gent De Universiteit Gent geeft opleidingen tot Bachelor en Master in de moraalwetenschappen en in de wijsbegeerte; tot de vermelde toekomstmogelijkheden voor de gediplomeerden behoren het onderwijs en de levensbeschouwelijke organisaties. Deze opleidingen sluiten aan bij de opleidingen in de ‘moraalwetenschappen’ en in de ‘morele begeleiding’ uit de periode voor de hervorming van het hoger onderwijs. Vrije Universiteit Brussel Het ziet ernaar uit dat, ten gevolge van de hervorming van het hoger onderwijs, de VUB - die opleidingen (kandidaturen en licenties) in de ‘moraalwetenschappen’ en de ‘morele begeleiding’ gaf (die kunnen gevolgd worden tot ‘Bologna’ helemaal van kracht is) - in de toekomst opleidingen tot Bachelor en Master in de filosofie zal aanbieden, waarbij een van de richtingen binnen de Masteropleiding ‘Ethiek en moraalwetenschappen’ is. Voortgezette opleiding Een voortgezette opleiding wordt verder ontwikkeld; het programma wordt aangepast aan de heersende behoeften. Zo bestond de voortgezette opleiding in 2003 vooral in: – het organiseren van vier thematische ontmoetingsdagen, met de bedoeling een algemeen beeld te geven van de verschillende beleidslijnen van de vrijzinnige actie, het gevoel thuis te zijn bij de vrijzinnige beweging te stimuleren, de kennis en de
22
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
36
Voor de Vlaamse Gemeenschap, zie met name vraag nr. 46 van 3 december 1998 van M. Lauwers (Vlaams Parlement, Vragen en Antwoorden – Nr. 8 – 12 februari 1999).
verstandhouding tussen de vrijwilligers en de afgevaardigden te vergroten, de integratie van nieuwe afgevaardigden te bevorderen en de deelnemers te laten reflecteren over de eigenheid van de vrijzinnige actie; – opleidingen burotica, NLP, maatschappelijk werk, interculturele betrekkingen, communicatie, groepswerk, boekhouden, beheer van een vzw; – supervisie en intervisie 2.5. Islamitische eredienst Huidige situatie 37
37
Tenzij anders aangegeven zijn de gegevens hierover overgenomen uit het rapport van M. El Battiui, F. Nahavandi en M. Kanmaz, Moskeeën, imams en islamleerkrachten in België, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 2004; hier en daar hebben we deze gegevens samengevat.
38
De moskeeën die verbonden zijn met Milli Görüs zijn verenigd onder de koepel Belçika Islam Federasyonu, de Islamitische Federatie van België.
39
Zij worden sinds 1987 vertegenwoordigd door de Belçika Islam Kültür Merkezleri Birligi (BIKMB, Unie van islamitische culturele centra van België). Hun moskeeën worden islamitische culturele centra genoemd. Het zijn gebedsplaatsen maar ook koranscholen of scholen voor onderwijs in de Arabische of de Turkse taal. Het gaat om een recent verschijnsel, wat ook het geval is voor bepaalde afdelingen van Milli Görüs. De Süleymanli beschikken sinds 1989 over hun eigen opleidingscentrum (lyceum) voor hocas (islamleerkrachten) in Duitsland. Deze driejarige opleiding, open voor jongeren uit Europa, levert geen officieel erkend diploma af. Jongeren die de opleiding hebben gevolgd kunnen niettemin aan de slag in de Süleymanli ‘culturele centra’, waar ze meer bepaald voor het onderwijs in de koran worden aangesteld. Volgens informatie uit Nederland zijn ze geen vragende partij voor een Belgische opleiding.
40
41
België zou zo’n 16.000 Alevieten tellen, verenigd in de Belçika Alevi Federasyonu (Belgische Federatie van Alevitische Verenigingen). Volgens informatie waarover wij beschikken maken de Belgische Alevieten voor het ogenblik geen aanspraak op tegemoetkomingen van de staat voor hun gebedsplaatsen en voor de vergoeding van hun bedienaars van de eredienst. M. El Battiui, F. Nahavandi en M. Kanmaz, Moskeeën, imams en islamleerkrachten in België, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 2004
De imams van Diyanet (een onderdeel van het Turkse ministerie van Godsdienstzaken) vertegenwoordigen de grote meerderheid van de Turkse imams. Ze zijn allen gediplomeerd in de theologie en hebben een beroepsopleiding van minimaal vier jaar achter de rug. Andere Turkse imams zijn oude imams van de Diyanet, die na de termijn van drie jaar niet naar hun land zijn teruggekeerd, maar die dezelfde basisopleiding hebben. Het beheer en de praktische leiding van de moskeeën wordt voor België sinds 1982 verzekerd door de islamitische religieuze stichting Belçika Turk Islam Diyanet Vakfı (BTIDV), gevestigd in Brussel. Imams van bewegingen als Milli Görüs38¸ de Süleymanli39, de Alevieten40… zijn voor het merendeel gevormd in privé-instellingen, ook in Europa, voor zover ze aanvankelijk niet samen met de Diyanet zijn gekomen en vervolgens hun diensten elders hebben aangeboden. Jongeren van de tweede generatie ten slotte hebben een opleiding gevolgd die begon in de plaatselijke moskee en werd voortgezet met hoger onderwijs in het buitenland (bijvoorbeeld Al-Azhar in Egypte, of in SaoediArabië); in 2003 zijn zes Turkse imams zo opgeleid. Voor de imams van de Maghrebijnse moskeeën en gebedsplaatsen ziet het plaatje er anders uit. De meerderheid van de moslims uit de Maghreb is afkomstig van het platteland en de meeste van hun moskeeën zijn gesticht op grond van etnische en familiale overwegingen die vaak gebaseerd zijn op de ‘clansolidariteit’. Zij hebben of een klassieke opleiding genoten (Taâlim al assil) aan een theologische faculteit (zoals Zeitouna of Qarawiyyin) of in een van de godsdienstige instituten (Almaâhid Al-dinia) of ze hebben eenvoudigweg in hun dorp een traditionele opleiding gekregen die beperkt bleef tot het uit het hoofd leren van de onontbeerlijke koranverzen, wat voldoende is om de gebedsdienst te kunnen verzekeren. Zonder aanspraak te maken op volledigheid, kunnen we de navolgende initiatieven vermelden, of het nu gaat om opleidingen die uitgaan van bepaalde stromingen binnen de islam of om plaatselijke initiatieven. Er dient op gewezen te worden dat de volgende initiatieven weinig in de belangstelling komen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Franse, Nederlandse of Britse instellingen. Bepaalde stromingen binnen de islam zorgen voor eigen opleidingen, bijvoorbeeld de Cemaat-i Nur (Nurcu-beweging), die de Turkse manifestatie is van (neo)mystieke bewegingen die in de moderne tijd zijn ontstaan en geïnspireerd zijn door het soefisme. In België zijn er op zijn minst in Antwerpen, Gent in Brussel instituten (dershane) van de Nurcu-beweging. Zij beschikt ook over een particuliere basisschool in Brussel, het Lucerna-instituut41. Er bestaan ook supralokale organisaties ter verdediging van religieuze belangen, zoals de Liga van Imams (Rabitat al-Ulama), die voornamelijk (zij het niet uitsluitend) Arabische (in de eerste plaats Marokkaanse), Bosnische en Somalische imams verenigt. Het actiebereik van deze Liga is beperkt, en toegespitst op theologische kwesties. “Het is een soort ‘vakvereniging’ waarvan het belangrijkste doel is de belangen van de imams op het gebied van vergoeding, verblijf en andere vak-
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
23
bondseisen te vertegenwoordigen. Ze hebben recentelijk het idee opgeworpen een soort opleiding op te zetten die ook theologische scholing, algemene vorming en taallessen biedt.”42 Het Centre Islamique et Culturel de Belgique biedt maandelijkse lezingen, wekelijkse lessen theologie, theologieseminaries en een inleiding in de islam. Deze opleidingen worden niet door de staat erkend.. De Wereld Moslimliga (Rabita – Muslim World League) neemt de algemene kosten van het Centre Islamique op zich en voorziet dat laatste van een jaarlijks budget. Het Centre Islamique et Culturel de Belgique leidt het Institut européen de théologie, dat een ‘universitaire’ opleiding verzorgt en een niet-erkende titel van licentiaat in de islamitische studies aflevert. De al-Khayriya Belgica-academie, ook wel ‘Académie européenne de la culture en des sciences islamiques de België’ geheten, geeft een hogere opleiding in de islamitische studies, met eerste en tweede cyclus, alsook een voorgezette postuniversitaire vorming met het oog op de geestelijke omkadering van de moslimgemeenschap. Een zeer recente ontwikkeling is dat men een academisch instituut van universitair niveau wil oprichten, onder de naam Institut des Etudes Islamique de Bruxelles. Dat is er nog niet, maar de cursussen lopen al wel, meer bepaald een cyclus geheten ‘De grondslagen van het geloof’. Voorts zijn er soms ook lokalere initiatieven, zoals het Institut des Sciences Islamiques in Brussel, dat ook een programma buiten de gewone schooluren presenteert. Op dit ogenblik hebben deze instituten vooral lessen te bieden die aan een bepaalde persoonlijke interesse kunnen beantwoorden; die lessen worden trouwens buiten de gewone schooluren gegeven. Niettemin is het te weinig om een echte imamopleiding te verzorgen. Aan zin voor initiatief en goede wil is er in de moslimgemeenschap zeker geen gebrek, maar er blijft overduidelijk een gebrek aan middelen en aan bepaalde ccompetenties, zonder dat we het al aanwezige potentieel willen onderschatten dat later nog voor een collectief initiatief aangesproken zal kunnen worden. De Belgische moslims hebben de mogelijkheid een opleiding te volgen in het buitenland, in de eerste plaats in de buurlanden, bijvoorbeeld aan de Islamitische Universiteit Rotterdam (IUR) in Nederland (waarvan de website meedeelt dat Belgische studenten die er willen worden toegelaten een diploma van hoger middelbaar onderwijs moeten bezitten). De Islamitische Universiteit van Europa (IUE) in Schiedam, en het Muslim College in Londen laten ook studenten uit het buitenland toe. Zulke studenten worden ook toegelaten tot het Hawza Ilmiyya of London (HIL) en tot het Islamic College for Advenced Studies (ICAS) en het Markfield Institute of Higher Education (MIHE). Het Institut d’Etudes Islamiques de Paris, l’Institut Français des Etudes en Sciences Islamiques en het Centre d’Etudes en de Recherches sur l’Islam in l’Institut Européen des Sciences Humaines voorzien ook in de mogelijkheid om studenten uit het buitenland toe te laten. Sommige van deze instituten hebben ook al studenten uit België ontvangen. Plan van de Vlaamse regering De Vlaamse minister van Integratie Marino Keulen (VLD) heeft, in het raam van zijn inburgeringspolitiek, samen met minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke, het plan een imamopleiding op te zetten. Die zou worden georganiseerd door de universiteiten of de hogescholen. De imams zouden er onder meer les krijgen over de westerse samenleving. De organisatie van deze opleiding zou vergelijkbaar zijn met
24
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
42
M. El Battiui, F. Nahavandi en M. Kanmaz, Moskeeën, imams en islamleerkrachten in België, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 2004
die van de Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid of de KUL en de UCL. Het zou dus gaan om onderwijs dat erkend wordt door de Vlaamse Gemeenschap. Onafhankelijk van de imamopleiding43 wil de minister ook de kwestie van de integratie van alle bedienaars van buitenlandse erediensten regelen. Plan van de regering van de Franse Gemeenschap Het regeerakkoord (2004-2009) van de Franse Gemeenschap stelt: “De Gemeenschap zal eveneens tegenover de academies van de universiteiten haar steun uitspreken voor de oprichting van een Instituut voor Islamstudies”.
3. De buitenlandse bedienaars van de erediensten Bij alle de erkende erediensten komt een aanzienlijk aantal (soms de meerderheid) van de geestelijken uit andere landen. Het kan om Europeanen gaan (bv. Poolse priesters voor de katholieke eredienst) of om mensen van buiten Europa (bv. Kongolese priesters en pastors voor de katholieke en de protestants-evangelische eredienst). De hier gepresenteerde gegevens zijn ontleend aan de contacten die we hebben gelegd met de verschillende godsdiensten en moeten met omzichtigheid worden geïnterpreteerd. Hier moet wel bij worden opgemerkt dat de minister van Binnenlandse Zaken ons een lijst heeft bezorgd met de belangrijkste nationaliteiten van de imams die in ons land verblijven44. Wat de islamitische eredienst betreft, heeft het recente rapport van M. El Battiui, F. Nahavandi en M. Kanmaz voor de Koning Boudewijnstichting onderstreept dat “vele Turkse en Maghrebijnse imams niet voldoende goed bekend zijn met de Belgische en de Europese context en de landstaal niet of nauwelijks spreken”. Onderstaande tabel vat een en ander samen.
43
Zie met name http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/handelingen/20042005/C0M071WON5.pdf.
44
Vraag nr. 3-1528 van Mevr. Jansegers. Senaat, Bulletin van vragen en antwoorden nr. 3-29, 7 december 2004.
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
25
Tabel 3. Niet-Belgische bedienaars van de erediensten of vrijzinnige afgevaardigden (bij gebrek aan officiële gegevens behoedzaam te interpreteren)(1)
Islamitische eredienst
Aantal of percentage niet-Belgische bedienaars van de eredienst of vrijzinnige afgevaardigden
Percentage onbekend, maar logischerwijze hoog.
Katholieke eredienst
Zou 8 à 12% bedragen. Een vijfde van de seminaristen zou niet de Belgische nationaliteit bezitten.
Protestantse en evangelische eredienst Ong. 20 niet-Belgen op 110 pastorale ambten (voornamelijk VPKB). Ong. 10 niet-Belgen op ong. 30 ingediende erkenningsdossiers Ong. 210 niet-Belgen op ong. 420 niet-erkende kerken
Belangrijkste nationaliteiten
Gebruikte talen anders dan Nederlands, Frans en Duits voor de diensten / communicatie
Voornamelijk Turken, Marokkanen, Egyptenaren, Algerijnen (2).
Voornamelijk uit Kongo en Polen.
Andere nationaliteiten: Bosniërs, Pakistani’s…
Ook andere nationaliteiten (bv. Italianen en Vietnamezen in het bisdom Luik).
Ja (diensten, site).
(Latijn)
(1) De minister van Justitie heeft ons geantwoord niet over gegevens te beschikken. Wij hebben bijgevolg inlichtingen ingewonnen bij de erkende godsdiensten om te pogen tot een schatting te komen. Het is soms nodig gebleken een globaal beeld te schetsen op basis van disparate gegevens; andere inlichtingen zijn ons verstrekt uitgaande van een schatting, waarbij tegelijk rekening werd gehouden met individuele kennis van onze gesprekspartner, maar met in bepaalde gevallen de mogelijkheid om een schatting te maken op basis van bijvoorbeeld familienamen. Deze schattingen moeten dus met de nodige omzichtigheid worden beschouwd. Ze onderstrepen trouwens hoe belangrijk het is op dit gebied over officiële gegevens te kunnen beschikken. (2) Vraag nr. 3-1528 van Mevr. Jansegers. Senaat, Bulletin van vragen en antwoorden nr. 3-29, 7 december 2004.
26
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
Ongeveer: 70 Kongolezen; 25 Amerikanen; 25 Nederlanders; 20 Brazilianen; 20 Britten; 15 Spanjaarden; 10 Italianen; 5 Nigerianen; 4 Fransen; 20 andere nationaliteiten.
Ten minste twee erkende Engelstalige parochies. Niet-erkende parochies: Italiaans, Spaans, Portugees, Hongaars, Roemeens, Russisch, Chinees, Koreaans, Vietnamees, Tamil, Arabisch, Turks, Armeens, Rwandees, Lingala (Kongo), Twi (Ghana), Amhaars (Ethiopië), Tagalog (Filippijnen), Rom (zigeuners).
Joodse eredienst
Anglicaanse eredienst
Georganiseerde vrijzinnigheid
Orthodoxe eredienst
Zou zo’n 10% bedragen.
2 Belgische pastores (exkatholieke priesters) op 14 ambten.
Iets minder dan de helft.
Marginaal.
Enkele rabbijnen zijn afkomstig uit Frankrijk, Marokko, Israël.
Nederlanders en Britten.
Grieken, Bulgaren, Roemenen…
–
Ja.
Voornamelijk Engels (alle sites van de parochies zijn in het Engels).
Ja (in het bijzonder nationale kerken); de site van het aartsbisdom in het F, N en Grieks.
–
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
27
4. Voorwaarden die aan de bedienaars van de erediensten gesteld kunnen worden Zoals F. Amez onderstreept45, is “het statuut van de bedienaars van de erediensten een in ruime mate pretoriaanse constructie. Geen enkele wettekst omschrijft het precies. De jurisprudentie heeft evenwel uitgemaakt dat, ondanks hun recht op een wedde van overheidswege, de bedienaars van de erediensten geen functionarissen zijn. Ze zijn niet gebonden door de plicht de eed af te leggen, noch zijn ze ondergeschikt aan welke burgerlijke hiërarchische of disciplinaire overheid dan ook. De bedienaars van de erediensten worden evenmin beschouwd als gesalarieerde werknemers. De geloften die hen binden aan hun hiërarchische overste gelden niet als constitutief voor een arbeidscontract. De religieuzen die een andere functie uitoefenen, in het onderwijs of in een instelling voor gezondheidszorg bijvoorbeeld, zijn door een contract of statuut aan een andere werkgever gebonden dan hun hiërarchische overste. Een standvastige rechtsleer en jurisprudentie hebben dientengevolge geleid tot de opvatting van het statuut van de bedienaars van de erediensten als een statuut sui generis46.” We bekijken even de voorwaarden of de beperkingen die gesteld kunnen worden van wat naderbij. Art. 21, eerste alinea, van de grondwet bepaalt dat “de staat niet het recht (heeft) zich te bemoeien met de benoeming of de installatie der bedienaren van enige eredienst of hun te verbieden briefwisseling te houden met hun overheid en de akten van deze overheid openbaar te maken, onverminderd, in laatstgenoemd geval, de gewone aansprakelijkheid inzake drukpers en openbaarmaking”. Kunnen er bijgevolg voorwaarden worden verbonden aan de financiering van de bedienaars van de eredienst? We snijden hier enkele aspecten van het probleem aan, meer aan de praktijk ontleend dan aan de theorie en soms afwijkend van art. 21 als zodanig: de voorwaarden die kunnen of zullen worden gesteld aan leden van openbare godsdienstige of vrijzinnige openbare instellingen worden hier niet besproken, afgezien van enkele voorbeelden. 4.1. Buitenlandse bedienaars van de erediensten De geestelijken van de erkende erediensten worden, voor activiteiten die verband houden met hun ambt, ervan vrijgesteld een werkvergunning47 te bezitten. In antwoord op een vraag over Afrikaanse priesters48 heeft de minister van Binnenlandse Zaken verduidelijkt dat “als een Afrikaanse priester naar België wil komen voor een verblijf van meer dan drie maanden, hij een aanvraag moet doen voor een voorlopige verblijfsvergunning (VVV) bij de diplomatieke vertegenwoordiging van zijn land van herkomst of van het land waar hij verblijft. In uitzonderlijke gevallen kan de voorlopige verblijfsvergunning worden aangevraagd door de buitenlander in België zelf, bij de burgemeester van de plaats waar hij verblijft. De volgende documenten zijn in elk geval onontbeerlijk: een nationaal paspoort, een bewijs van goed zedelijk gedrag, een medisch getuigschrift, een schriftelijke opdracht van zijn orde en een document dat zijn benoeming bevestigt door de hiërarchische overheid van de erkende katholieke eredienst, bijvoorbeeld de katholieke parochie, de katholieke kloosterorde… (voor katholieke priesters), of van de administratieve raad van de protestants-evangelische eredienst (voor protestantse en evangelische pastores). De betrokkene krijgt in dat geval een voorlopige verblijfsvergunning voor de duur van zijn opdracht. De priester mag geen winstgevende activiteiten uitoefenen en zijn orde niet verlaten”.
28
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
45
Zie de bijdrage van F. AMEZ, ‘De verdeling van de bevoegdheden volgens de bijzondere wet en het samenwerkingsakkoord van 27 mei 2004’, aan het colloquium ‘De financiering van de erediensten en van de vrijzinnigheid: internationale vergelijking en perspectieven’, gehouden op initiatief van de Provincieraad van Namen op 8 oktober 2004.
46
P. DE POOTER, op. cit., p. 316 tot 318.
47
Koninklijk Besluit van 9 juni 1999 ter uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, in het bijz. Art. 2, 6°.
48
Vraag nr. 3-1636 van M. Dedecker van 20 oktober 2004 Senaat, Bull. Vragen en Antwoorden, nr. 3-29, 7 december 2004.
Wat de verblijfsvergunning49 betreft, “in 1986 werd door de minister van Justitie, die destijds bevoegd was voor de immigratie, een immigratiestop afgekondigd zowel met betrekking tot de leerkrachten godsdienstonderricht als de imams. De imams moeten sindsdien dus gekozen worden uit de moslimgemeenschap in België. Aangezien de Dienst vreemdelingenzaken zich erom dient te bekommeren dat het godsdienstonderricht in de scholen, ook voor de islamitische eredienst, zou verzekerd zijn, werden op deze immigratiestop afwijkingen toegestaan wanneer om taalkundige of etnische redenen het onmogelijk bleek de daartoe geschikte personen in België te vinden. Zulks is onder meer het geval voor de Turkse gemeenschap. Aldus wordt een machtiging tot voorlopig verblijf slechts toegestaan aan een leerkracht islamitische godsdienst die tegelijkertijd de functie van imam waarneemt, indien de vorige imam definitief het land heeft verlaten. Ook wordt aan de bevoegde burgemeester voorafgaandelijk een advies gevraagd met betrekking tot zowel de vervanging op zich als de noodzaak van het bekleden van een functie van imam in de moskee waarvan aangifte werd gedaan op het grondgebied van zijn gemeente. Afhankelijk van het land van herkomst, wordt er eveneens aan de Staatsveiligheid een advies gevraagd over de persoon in kwestie. De problematiek zal eventueel opnieuw bekeken worden, gelet op de erkenning bij koninklijk besluit van 3 mei 1999 van het executief van de moslims van België als representatief orgaan van de islamitische eredienst.” Recentelijk50 heeft de minister van Binnenlandse Zaken eraan herinnerd dat de verblijfsprocedure voor de imams “van bijzondere aard (is) en geregeld gecontroleerd (wordt). Ze kan als volgt worden samengevat: er geldt een voorlopig verblijf van maximum drie jaar, behalve wanneer het moeilijk is om een vervanger te vinden (toepassing van de artikelen 9 en 13 van de wet van 15 december 1980). Een nieuwe imam kan slechts tot het verblijf worden gemachtigd als de voorganger het Belgisch grondgebied heeft verlaten. Deze verplichting wordt gecontroleerd door de Dienst Vreemdelingenzaken die een enquête laat uitvoeren via het gemeentebestuur dat bevoegd is om het werkelijke vertrek (i.e. hij verblijft niet meer op het opgegeven adres) van de vorige imam na te gaan. Er wordt steeds het voorafgaand advies van de Veiligheid van de Staat gevraagd.” We hebben geen nadere gegevens kunnen vinden over de kwestie of een dergelijke procedure ook voor de andere erediensten geldt.
49
Vraag in de Kamer van 23 november 1999 van Jo Vandeurzen aan de minister van Binnenlandse Zaken.
50
Vraag nr. 3-1528 van Mevr. Jansegers. Senaat, Bulletin van vragen en antwoorden nr. 3-29, 7 december 2004..
51
http://www.wvc.vlaanderen.be/minderheden/inburgeringsbeleid/inburgeringsbeleid/inburgeringsbeleidfr.htm
52
Woorden van minister Marino Keulen op de website van de VLD (25/10/2004): http://www.vld.be/desktopmodules/articledetail.aspx?mid=437&itemid=217&ta bid=49&pageid=146
In Vlaanderen ten slotte wil de regering de imams, maar ook alle bedienaars van de erediensten die uit het buitenland komen, aan een speciaal voor deze specifieke groep aangepast inburgeringstraject onderwerpen. Ter herinnering, “het inburgeringtraject bestaat uit een vormingsprogramma en individuele begeleiding (trajectbegeleiding) van de nieuwkomer. Het vormingsprogramma kan bestaan uit drie onderdelen: Nederlands als tweede taal (NT2), maatschappelijke oriëntatie en loopbaanoriëntatie. Op die manier leren nieuwkomers om zo snel mogelijk zelfstandig hun weg te vinden in onze samenleving. Met dit aanbod wordt getracht om zo veel mogelijk op de behoeften en wensen van de nieuwkomers in te spelen. De meeste nieuwkomers vinden het immers belangrijk om zo snel mogelijk werk te vinden. Nederlandse taallessen beschouwen ze daarvoor als middel bij uitstek. Bovendien is het voor hen dé sleutel tot communicatie met hun nieuwe omgeving. De lessen maatschappelijke oriëntatie behandelen het reilen en zeilen van deze maatschappij. Er wordt bijvoorbeeld ingegaan op de politieke structuur van België, de taken van de gemeente, de post, de ziekenfondsen, de rechten en plichten in de samenleving, het sorteren van afval, enzovoort.”51. De betrokken minister heeft verduidelijkt dat het specifieke traject voor bedienaars van de erkende erediensten erop gericht zou moeten zijn hun “een grondige kennis” te geven “van onze wetgeving en van de basiswaarden die aan onze diverse samenleving ten grondslag liggen: de democratische rechtsstaat, de gelijkwaardigheid van alle mensen, de scheiding van Kerk en staat, de vrijheid van meningsuiting”52.
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
29
Naast de bepalingen en initiatieven van de overheid organiseert de katholieke eredienst binnen zijn diocesen opleidingen voor de bedienaars van buitenlandse erediensten. Dat lijkt op dit ogenblik het enige structurele initiatief op dit gebied te zijn. 4.2. Openbare orde Ter herinnering, art. 268 van het wetboek van strafrecht bestraft de bedienaars van de erediensten die “tijdens de uitoefening van pastorale taken, de regering, een wet, een Koninklijk Besluit, of een andere bepaling van de autoriteiten aanvalt, door middel van toespraken gehouden voor openbare vergaderingen”. 4.3. Screening 53 Zoals uiteengezet wordt in de memorie van toelichting, biedt art. 22 quinquies van de wet van 3 mei 200554 ter wijziging van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, op 17 maart 2005 in de Senaat goedgekeurd, de mogelijkheid om aan een veiligheidsverificatie te onderwerpen55: – de erkenning van de leden van de Moslimexecutieve van België die bij de minister van Justitie waren voorgedragen (art. 19 bis, al. 2, van de wet van 4 maart 1870 op de temporaliën van de erediensten; KB van 3 mei 1999, art. 2); – de toelating tot de gevangenissen van aalmoezeniers en raadslieden. In het eerste geval is erop gewezen dat het niet mogelijk is, wat de grondwet betreft, over te gaan tot veiligheidsverificaties voorafgaand aan de installatie van de bedienaars van de erkende erediensten maar dat zulks a contrario wel kan voor de leden van de Moslimexecutieve van België, aangezien zij geen bedienaars van een eredienst zijn56. In het tweede geval heeft de minister onderstreept dat dit geldt voor alle erediensten zowel als voor de georganiseerde vrijzinnigheid. In de Commissie van Justitie van de Kamer heeft de minister het volgende laten weten 57: – “Op de vraag of het plan de mogelijkheid van veiligheidsverificaties biedt met betrekking tot de bedienaars van de islamitische eredienst, past het duidelijk te zijn: in het licht van artikel 21 van de grondwet kan de staat zich niet mengen in de organisatie van de erediensten en meer bepaald in de benoeming en installatie van de bedienaars van de erediensten, wie ze ook zijn. Het is derhalve niet mogelijk in het licht van de grondwet over te gaan tot veiligheidsverificaties vóór de bedienaars van de eredienst zijn geïnstalleerd. De Belgische staat dient, in het licht van artikel 181 van de grondwet, de wedden en de pensioenen uit te betalen van de bedienaars van de erkende erediensten die zijn aangewezen door het representatief orgaan van elk van deze godsdiensten. Het ontwerp van artikel 22 quinquies laat deze hypothese niet toe aangezien de bedienaars van de erediensten niet door een overheidsinstantie zijn benoemd maar door een godsdienstige autoriteit.” – “Voor de bedienaars van de eredienst die uit het buitenland komen, is de situatie anders: zij vragen een verblijfsvergunning op ons grondgebied. In dat geval staat het ontwerp van artikel 22 quinquies de Dienst Vreemdelingenzaken toe een veiligheidsverificatie te vragen.” – De Moslimexecutieve van België wordt onderworpen aan een ‘screening’, terwijl zulks niet het geval is voor de andere erkende erediensten want “(…) voor de installatie van de Executieve is er een reglementaire interventie nodig die niet bestaat voor de andere erkende erediensten. Volgens de wet op de temporaliën van de erediensten is de Executieve het geprivilegieerde aanspreekpunt voor de overheid voor alles wat het beheer van de temporaliën van de islamitische eredienst aangaat, daarbij inbegrepen de subsidies die jaarlijks door de staat worden toegekend”. 4.4. Taalvereisten Er bestaat geen enkele dwingende regel of verplichting in verband met de taal waarin een religieuze dienst moet worden gehouden. Religieuze motieven of over-
30
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
53
Voor de voorgeschiedenis, zie met name: Senaat (doc. 2-1171/1) en Kamer (doc. 50 1851/001), Activiteitenverslag 2001 van het Vast Comité van Toezicht op de Inlichtingendiensten (Comité R), 19 juli 2002, p. 137. Bij gelijkblijvendheid van alle andere zaken, zou voortaan uitsluitend het betrokken Gewest de erkenning van een moskee kunnen intrekken. Advies 34.547/AG, gegeven op 11 februari 2003 over een ontwerp van Koninklijk Besluit “houdende oprichting van een Commissie ad hoc inzake de negatieve adviezen betreffende de kandidaten voor een mandaat in het Executief van de Moslims van België”.
54
Belgisch Staatsblad van 27 mei 2005.
55
Kamer, doc. 51 1598/01 1599/001, p. 24; de twee gevallen worden genoemd in de memorie van toelichting en zijn besproken in verschillende debatten in de commissie en in de plenaire vergadering.
56
CRIV 51 PLEN 120 03/03/2005
57
Kamer, doc. 51 1598/004, pp. 18-21. Zie het doc.. 51 1598/001 met name voor het advies van de Raad van State.
wegingen van traditie kunnen hier meespelen. Onder de erkende protestantse of anglicaanse parochies zijn er Engelstalige. Het is daarentegen wettelijk (en normaal) dat in de relaties met de overheid de taalwetgeving wordt gerespecteerd. In dergelijk geval, voor het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten of in verband met de materiële en financiële belangen van de niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen58, zullen de aanspreekpunten voor de overheid de openbare instellingen (kerkbesturen, enz.) zijn en niet de bedienaars van de erediensten. Het spreekt echter vanzelf dat gebrek aan kennis van de taal/talen die worden gesproken in het Gewest waar de bedienaar van de eredienst verblijft, zorgt voor integratieproblemen; hij zal het moeilijk hebben om zelfs op informele wijze met de lokale overheid te communiceren. Zoals eerder al werd opgemerkt, het ontwerp van besluit van de Waalse regering aangaande de organisatie van commissies belast met het beheer van de temporaliën van de erkende islamitische gemeenschappen, dat recentelijk bij eerste lezing werd goedgekeurd, voorziet expliciet in het gebruik van vreemde talen tijdens de beraadslagingen van de islamitische commissie die een “islamitische gemeenschap” (d.w.z. een moskee) beheert. De officiële documenten – met inbegrip van de notulen van de vergaderingen – dienen evenwel in het Frans gesteld te zijn. Hoewel het niet gaat over bedienaars van de eredienst, willen we er op wijzen dat de kandidaten voor de verkiezingen van de islamitische eredienst van maart 2005 “de taal van het gewest waar men woont vlot moet kunnen spreken” en dat “degenen die zich in Brussel kandidaat willen stellen of in een dubbelgewestelijke kieskring de taal van hun keuze moeten aangeven (het Frans of het Nederlands)”.59 Er kunnen ook interne regels zijn; bij de ARPEE bijvoorbeeld moeten de twee covoorzitters van de Synodale Raad “een actieve kennis hebben van het Frans en het Nederlands”60. 4.5. Bestaande regels – leeftijdsgrenzen61 De wet legt geen leeftijdsgrenzen op voor de bedienaars van de eredienst; maar vrijzinnige afgevaardigden moeten op 65 jaar op pensioen gaan. Wat de leden aangaat van de raden van de openbare instellingen (kerkbesturen, enz.), stelt het Vlaams decreet van 4 mei 2004 de leeftijdsgrens vast op 70 jaar; deze bepalingen zijn vernietigd door het Arbitragehof. 58
Om gedeeltelijk het opschrift van de wet van 21 juni 2002 te hernemen.
59
Ze mogen overigens geen politiek mandaat of een diplomatieke functie uitoefenen. Bron: http://www.ccm-cie.be/ Reglement%20electoral%20FR.pdf (Règlement électoral).
60
Art.5.5 van de statuten van de ARPEE; Art. 28.1. van de grondwet van de VPKB; Art. 8.1.2. van de statuten van de FS.
61
Zie met name Kamer van Volksvertegenwoordigers, doc. 050 1556/001, p. 30.
62
Gent, Larcier, 2003; H. Vruye, “Liberté des cultes : la Cour européenne des droits de l’homme et la Cour de cassation sur des longueurs d’ondes différentes”, Chronique de Droit public, 2004, n° 1.
63
Zie met name P. De Potter, “De rechtspositie van de erkende erediensten en levenbeschouwingen in Staat en maatschappij”, Gent, Larcier, 2003, pp. 78 en v.
4.6. Aanstelling en ontslag62 “Uit het principe van de organisatorische autonomie van iedere godsdienst, vastgelegd in artikel 21 van de grondwet, volgt enerzijds dat over benoeming en ontslag van de bedienaars van de eredienst alleen maar door de bevoegde religieuze autoriteit kan worden beslist volgens de regels van de eredienst, en anderzijds dat alleen diezelfde religieuze autoriteit volgens diezelfde regels tucht kan uitoefenen over de voorgangers en hen kan onderwerpen aan kerkelijke rechtspraak.” (Hof van Cassatie, 1999). Er bestaan twee interpretaties. – De eerste interpretatie is dat “op grond van het principe van niet-inmenging van de staat in de interne organisatie van de godsdiensten, rechtbanken niet gemachtigd zijn om te oordelen over het rechtmatige karakter van religieuze procedures”; zij mogen enkel nagaan of de beslissing genomen werd door de bevoegde religieuze autoriteit63. – De andere interpretatie is integendeel, dat de rechtbanken wel de macht hebben om na te gaan of de interne regels van de eredienst en de Europese Conventie van de Rechten van de Mens werden gerespecteerd; dat lijkt de huidige positie te zijn van het Hof van Cassatie, dat meent dat “artikel 21 van de grondwet bepaalt dat de staat niet het recht heeft zich te bemoeien met de benoeming of de installatie der bedienaren van enige eredienst”; dat uit “dit principe van de organisatorische autonomie van iedere godsdienst volgt enerzijds dat over benoeming en ontslag van de
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
31
bedienaars van de eredienst alleen maar door de bevoegde religieuze autoriteit kan worden beslist volgens de regels van de eredienst, en anderzijds dat alleen ditzelfde religieuze gezag volgens dezelfde regels tucht kan uitoefenen over de voorgangers en hen kan onderwerpen aan kerkelijke rechtspraak”; en dat “op basis van het algemene principe van het respect van het recht op verdediging, het artikel 6.1. van de Conventie ter bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en bepaalde regels van het canoniek recht, het betwiste arrest oordeelt “dat het voldoende is vast te stellen dat door een eenzijdige handeling, (...) de (eiser) (de verweerder) een recht heeft ontzegd waarop deze laatste blijkbaar aanspraak kon maken, en zonder dat hij zich heeft kunnen verdedigen volgens de principes die hierboven werden aangehaald”. Deze tweede interpretatie schijnt te overheersen64; de rechterlijke macht zal dus nagaan: – of de beslissing door de bevoegde overheid is genomen; – of de beslissing is genomen conform de interne regels van de eredienst (bijv. het canoniek recht voor de katholieke eredienst); – of art. 6 van de Europese Conventie van de rechten van de mens, dat ieder burger het recht op een vonnis en op een billijke procedure garandeert, is gerespecteerd.
64
H. Vruye, “Liberté des cultes : la Cour européenne des droits de l’homme et la Cour de cassation sur des longueurs d’ondes différentes”, Chronique de Droit public, 2004, n° 1, pp. 9 en volgende.
Bijlagen bij het eerste deel Bijlage 1. Samenstelling – schematisch overzicht
Structuur
Islamitische eredienst
Katholieke eredienst
328 moskeeën in België: 162 in Vlaanderen (waarvan 82 Arabischtalig, 67 Turks, 6 Pakis-taans); 89 in Wallonië (45 Turks en 44 Marokkaans) en 77 in Brussel (26 Arabischtalig, 22 Turks, ‘Joegoslavisch’, 5 Pakistaans, 4 Albanees, enz.). De verscheidenheid in afkomst gaat ook nog eens gepaard met versch. religieuze stromingen (sjiieten, soennieten, Alevieten…), en verschillende federaties en verenigingen (1).
De katholieke Kerk in België telt 8 bisdommen.
(1)M. El Battiui, F. Nahavandi en M. Kanmaz, Moskeeën, imams en islamleerkrachten in België, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 2004. (2)C. SÄGESSER, ‘Les structures du monde juif en Belgique’, Courrier Hebdomadaire du CRISP, n° 1615, p. 13.
32
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
Protestantse en evangelische eredienst Administratieve Raad van de Protestants-Evangelische Eredienst (ARPEE) verenigt, in hun relaties met de overheid, de Vereniging van Protestantse Kerken in België (VPKB) en de Federale Synode van Protestantse en Evangelische Kerken in België(FS). De VPKB is opgericht in 1978, door vereniging van de Protestantse Kerk van België, de Eglise Réformée de Belgique en de Gereformeerde Kerken. De FS vormt een federatie van 15 kerkgenootschappen (Assemblées de Dieu, enz.). Ze omvat een Franstalige en een Vlaamse synodale kamer.
Joodse eredienst
Centraal consistorie, orthodoxe en liberale gemeenschappen, sefarden… (2).
Anglicaanse eredienst Bisdommen en parochiale gemeenschappen. België behoort, met de rest van Europa, tot een bisdom van de Kerk van Engeland.
Orthodoxe eredienst
Diverse ‘nationale’ kerken bestaan samen binnen de orthodoxie: - ‘aartsbisdom’ (of metropool) van België en exarchaat van Nederland en Luxemburg (oecumenisch patriarchaat van Constantinopel); - Belgisch bisdom van het patriarchaat van Moskou (‘aartsbisdom van België en Brussel’); - exarchaat van de orthodoxe parochies van Russische oorsprong in West-Europa; - ‘Russische Kerk buiten de grenzen’; - twee Roemeense parochies; een Bulgaarse en een Servische parochie hangen af van hun ‘moederkerken’
Georganiseerde vrijzinnigheid De Centrale Vrijzinnige Raad bestaat uit het Centre d’Action Laïque (CAL) en de Unie Vrijzinnige Verenigingen (UVV). De CAL overkoepelt 28 verenigingen en telt 7 regionale onderafdelingen. De UVV overkoepelt 38 verenigingen.
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
33
Bijlage 2. Representatieve organen: algemeen overzicht Katholieke eredienst
Aanspreekpunt voor de overheden
‘Hoofdorgaan van de eredienst’: Moslimexecutieve van België (KB 3/5/1999)
Aartsbisschop MechelenBrussel en bisschoppen
Synode (1839, KB 1876) 26/5/2003 ARPEE (2 covoorzitters) Erkenning dr. minis-terieel schrijven (Bond v Protestants-Evangelische Kerken, VPKB daarna ARPEE).
Wijze van benoeming
Alle ingeschreven kiezers verkiezen een algemene vergadering, die een Executieve benoemt (2).
Benoemd door de Heilige Stoel (canoniek recht)
Algemene raad ARPEE: 8 leden, onder wie voorzitter en ondervoorz. van VPKB en van FS.
In elk bisdom is er een priesterraad; een gedeelte van de leden daarvan wordt verkozen door priesters.
(1) C. SÄGESSER, ‘Les structures du monde juif en Belgique’, Courrier Hebdomadaire van de CRISP, n° 1615, p. 13 (2) 300.000 euro werden uitgetrokken op de begroting van 2004 om de verkiezingen van maart 2005 te organiseren..
34
Protestantse en evangelische eredienst
Islamitische eredienst
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
Joodse eredienst
Anglicaanse eredienst
Orthodoxe eredienst
Georganiseerde vrijzinnigheid
Centraal Israëlitisch Consistorie van België (de facto daarna KB 1871 en 1876)
Centraal comité (KB 17/1/1875)
‘representatief orgaan van de orthodoxe Kerk’ = Metropoliet-aartsbisschop van het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel (KB 15/3/1988)
Centrale Vrijzinnige Raad, samengesteld uit CAL en UVV (2 covoorzitters), vzw, representatief orgaan erkend bij de wet van 21 juni 2002
Consistoriale vergadering bestaande uit afgevaardigden van elke gemeenschap. Het bureau is belast met het dagelijks beleid. De voorzitter is traditioneel een vrijzinnige (1).
De drie leden van het centraal comité worden benoemd door de minister van Justitie (KB 11/07/1923).
Benoemd door het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel.
De twee covoorzitters van de CVR zijn de voorzitters van de CAL en van de UVV, verkozen door respectievelijk de algemene vergadering en de administratieve raad van deze instellingen
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
35
Bijlage 3. Basisgemeenschappen: algemeen overzicht
36
Protestantse en evangelische eredienst
Islamitische eredienst
Katholieke eredienst
Plaatselijke instelling (Waals Gewest en Brussels Hoofdstedelijk Gewest)
Islamitisch comité (KB 3/5/1978); ontwerp van besluit van de Waalse reg. (eind 2005)
Kerkraad van de kerkfabriek (keizerlijk decreet 30/12/1809)
Administratieve raad (KB 1876)
Plaatselijke instelling (Vlaams Gewest – decreet 7/5/2004)
Islamitische gemeenschap, bestuurd door een comité (art. 230)
Kerkfabriek, bestuurd door een kerkraad (art. 3)
Parochie, bestuurd door een administratieve raad (art. 80)
Erkenning door
gewestregering
gewestregering
gewestregering
Erkennings-criteria (1)
250 gelovigen
600 inwoners (400 inw. voor een kapel)
250 gelovigen
Vertegenwoordiging van de plaatselijke overheid
–
Burgemeester of locoburg.= rechtens lid van de raad (in het Vlaams Gewest geschrapt bij decreet van 7/5/2004)
–
Benoeming (Waals Gewest en Brussels Hoofdstedelijk Gewest) (2)
Verkiezing door leden van de islamitische gemeenschap (ingeschreven in de moskee) (KB 1978)
Verkiezing door leden van de kerkraad van de kerkfabriek
Verkiezing door leden ingeschreven in het parochieregister (KB 7/2/1876)
Benoeming (Vlaams Gewest, decreet 7/5/2004) (4)
Verkiezing door leden ingeschreven in het register van de gemeenschap (art. 236)
Verkiezing (voorwaarden niet nader bepaald)
Verkiezing door leden ingeschreven in het parochieregister (art. 8)
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
Anglicaanse eredienst
Joodse eredienst
Orthodoxe eredienst
Georganiseerde vrijzinnigheid
Administratieve raad (KB 1876)
Administratieve raad (KB 17/1/1875)
Kerkraad van de kerkfabriek (KB 15/3/1988)
Openbare instelling voor morele dienstverlening (W. 21/6/02); erk. per KB
Gemeenschap, bestuurd door een administratieve raad (art. 152)
Kerkfabriek, bestuurd door een kerkraad (art. 116)
Kerkfabriek, bestuurd door kerkfabrieksraad (art. 188)
Openbare instelling voor morele dienstverlening (W. 21/6/02); erk. per KB
gewestregering
gewestregering
gewestregering
federale regering
200 gelovigen
250 gelovigen
200 gelovigen
Territoriale basis: 1 gemeenschap/provincie (2/BHG); 1 instelling voor morele dienstverlening per instelling; 1 plaatselijke dienst “afhankelijk van de behoeften” (aanvankelijk: 1 per arrondissement)
–
–
–
Gouverneur of zijn vertegenwoordiger = rechtens lid (consultatieve stem)
Verkiezing door werkelijke leden(KB 7/2/1876)
Verkiezing door communicerende leden (KB 17/1/1875)
Leden benoemd door aartsbisschop op basis van een lijst voorgelegd door de pastoor (KB 10/04/1985)
Verkiezing door leden ingeschreven in het register van de gemeenschap (art. 157)
Verkiezing door leden ingeschreven in het parochieregister (art. 121)
Verkiezing door leden ingeschreven in het parochieregister (art. 193)
Verkiezing door AV van de instelling (bestaande uit vertegenwoordigers van de aangesloten verenig. van de CAL of van de UVV) en door de AR van de CVR (W. 21/06/2002) (3)
(1)Deze criteria berusten vooralsnog op jurisprudentie. Wij beperken ons hier tot omstandigheden die het uitbetalen van een wedde tot gevolg hebben (bv. de bijkerken (églises-annexes) worden niet vermeld). Het Vlaams decreet van 7 mei 2004 bepaalt dat de Vlaamse regering criteria moet opstellen. (2)Bij de erkende erediensten, is de bedienaar van de eredienst altijd lid van rechtswege. (3)Het in 1999 ingediende wetsontwerp (niet aangenomen) voorzag in een algemene vergadering samengesteld uit “ieder die ingeschreven is op de kiezerslijst”, d.w.z. personen van ten minste achttien jaar, die voorstander zijn van het principe van het vrije onderzoek en gedomicilieerd in het rechtsgebied van de instelling. (4)De verduidelijking van de situatie in het Vlaams Gewest refereert aan het decreet van 7 mei 2004 (M.B. 06/09/2004)
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
37
Bijlage 4. Basisgemeenschappen: coordinatie en interventieniveau van de lokale overheden
Islamitische eredienst
Katholieke eredienst
Coördinatie op gemeentelijk niveau (Waals Gewest en Brussels Hoofdstedelijk Gewest)
—
Ad hoc werkgroepen om de prioriteiten van de versch. kerkfabrieken te inventariseren (informeel en puntsgewijs)
—
Coördinatie op gemeentelijk of provinciaal niveau (Vlaams Gewest, decreet 7/5/2004)
Centrale administratie indien provincie min. 4 gemeenschappen telt (art. 256 en v.) (2)
Centrale administratie indien gemeente min. 4 kerkfabrieken telt (art. 25 en v.)
Centrale administratie indien gemeente min. 4 parochies telt (art. 105 en v.)
Financiële tegemoetkoming ten laste van
Provincies / Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Gemeenten (Krkbest. kathedraal: Provincies)
Gemeenten
(1) Zou in Antwerpen van toepassing kunnen zijn als er een vierde gemeenschap wordt erkend. (2) Dit zal zich in de meeste, zo niet alle Vlaamse provincies voordoen. Men notere het bestaan van diverse plaatselijke, provinciale of gewestelijke coördinatiecentra in M. El Battiui, F. Nahavandi en M. Kanmaz, Moskeeën, imams en islamleerkrachten in België, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 2004.
38
Protestantse en evangelische eredienst
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
Anglicaanse eredienst
Joodse eredienst
Georganiseerde vrijzinnigheid
Orthodoxe eredienst
—
—
—
—
Centrale administratie indien gemeente min. 4 gemeenschappen telt (art. 177 en v.) (1)
Centrale administratie indien gemeente min. 4 parochies telt (art. 141 en s.)
Centrale administratie indien provincie min. 4 kerkfabrieken telt (art. 213 en s.) -
—
Gemeenten
Gemeenten
Provincies / Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Provincies / Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Bijlage 5. Fiscale tegemoetkomingen Op fiscaal gebied 65 genieten de diocesane seminarie66: a) gratis registratie van overdrachten in der minne van onroerende goederen ten algemenen nutte (artikel 161, 2° van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten) b) vrijstelling van het zegelrecht voor de uittreksels uit de registers van de burgerlijke stand of uit de registers gehouden door de ambtenaren van de burgerlijke stand voor de akten betreffende het verkrijgen, het herkrijgen, het behoud en het verlies van nationaliteit, wanneer bedoelde uittreksels aan hen afgeleverd worden (artikel 59-[l], 6° van het Wetboek van zegelrechten); c) vermindering van de registratierechten op schenkingen tussen levenden tot 6,60 % voor de schenkingen die aan hen worden gedaan (artikel 140, 1° van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten);
65
66
67
Passage ontleend aan de bijdrage van Vincent Sepulchre aan het colloquium ‘De financiering van de erediensten en van de vrijzinnigheid: internationale vergelijking en perspectiven’ (Namen, 8 oktober 2004); verslag moet nog verschijnen. Parlementaire vraag nr. 1175 van M. Standaert, 18 juli 1994, Bull.VA, zitting 1993-94, nr. 126. Art. 253 bepaalt de vrijstelling van onroerende voorheffing; zie Cass., 4.12.1865, Pas., 1866, I, p. 64; Brussel, 18.12.1946, aartsbisschoppelijk seminarie van Mechelen.
d) vermindering van de successierechten en de rechten van overdracht bij overlijden tot 6,60 % voor de legaten die zij ontvangen (artikel 59, 1° van het Wetboek der successierechten). De seminaries kunnen vrijgesteld worden van belastingen zoals bepaald in art. 253, 3°, Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 (eventueel met toepassing van art. 12, §1, WIB 1992)67 Tot slot zouden de Gewesten kunnen bijdragen in de kosten van de seminaries in het raam van gesubsidieerde werkzaamheden en van het patrimonium (beschermde goederen).
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
39
40
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
Tweede deel: Europese vergelijkingen Inleiding Dit tweede deel wil een overzicht geven van de situatie in enkele andere Europese landen, meer bepaald in Frankrijk, Nederland, Groot-Brittannië, Duitsland en Zweden. Na een korte algemene presentatie wordt de toestand in ieder land van naderbij bekeken, waarbij vooral aandacht wordt geschonken aan enerzijds de verhouding tussen de Kerken en de staat in het algemeen en anderzijds aan de opleiding van de bedienaars van de erediensten, in het bijzonder die van de bedienaars van de islamitische eredienst.
5. Algemeen overzicht 5.1. Aanwezigheid van de Islam De Franse situatie is enigszins bijzonder omdat de islam er de op een na grootste godsdienst is en door 8% van de bevolking beleden wordt. In Duitsland en in Nederland komt de islam op de derde plaats, na het katholicisme en het protestantisme. Uit methodologisch oogpunt dient opgemerkt te worden dat de meeste landen niet over precieze gegevens ten aanzien van het aantal moslims beschikken. In Groot-Brittannië levert de volkstelling een betrekkelijk precies beeld op, maar daar staat tegenover dat in de meeste landen het aantal moslims over het algemeen geschat wordt, waarbij men zich baseert op de immigratiecijfers van migranten uit moslimlanden. Dat ontneemt het zicht op die groepen die wel uit die landen afkomstig zijn maar niet praktiseren of zelfs in het geheel geen moslims zijn, alsook op de autochtone bekeerlingen. Tabel 5.1. Overzicht van de islamitische eredienst per land – aantal gelovigen
België
Frankrijk
Nederland
GrootBrittannië
Duitsland
Zweden
Musulmans
400.000 (4%)
4.155.000 (8%)
944.000 (5,8%)
1.600.0001.800.000 (2,7%)
3.200.000 (3,7%)
350.000400.000 (4,5%)
Belangrijkste landen van herkomst
Marokko, Turkije
Algerije, Marokko, Tunesië, Turkije
Turkije, Marokko
Iran, Pakistan, Bangladesh, enz.
Turkije
Iran, Bosnië, Irak, Turkije, enz.
Moskeeën
328
1685
453
+/- 1000
2500 gebedsplaatsen
112
Imams
Env. 300
+/- 1300
500
+/- 1000
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
41
5.2. Verhouding tussen de Kerken en de staat De onderstaande tabel geeft een snelle vergelijking van de situatie in vijf Europese landen. De verschillende items worden verderop uitgediept. De situatie is per land heel verschillend. Zo erkent Frankrijk geen enkele eredienst, maar katholieke, protestantse, joodse en nu ook islamitische aalmoezeniers werken binnen de Franse strijdkrachten. Daartegenover staat dat Engeland en Schotland gevestigde Kerken hebben (respectievelijk de anglicaanse Church of England en de presbyteriaanse Church of Scotland). Daarentegen bestaat er geen gevestigde kerk meer in de andere delen van het Verenigd Koninkrijk, te weten Wales en Noord-Ierland. Wat Zweden betreft, daar is men recentelijk overgegaan van een stelsel met een staatskerk naar een veel opener systeem. Tot slot kan er op gewezen worden dat Nederland een lekenbeweging heeft met morele adviseurs, enz. Tabel 5.2. Algemeen overzicht van de verhouding tussen de Kerken en de staat (erkenning)
Erkende erediensten
België
Frankrijk
Nederland
Erkende erediensten: katholicisme, protestantisme, jodendom, anglicanisme, islam, orthodoxie.
Scheiding van Kerk en staat.
Verbreking van de banden met de calvinistische Kerk in 1983.
Erkenning van de niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen (georganiseerde vrijzinnigheid).
Officiële vertegen-woordiger(s) van de moslimgemeenschap
42
Moslimexecutieve van België (MEB), voortkomend uit de Algemene Moslimraad van België (AGMB), verkozen door ingeschreven kiezers.
Voor de wet van 1905: katholieke, protestantse, joodse eredienst. Daarna geen, maar aalmoezeniers van bepaalde erediensten worden uitbetaald (kath., prot., joodse, moslim).
De erediensten hebben een statuut van privé association. Uitbetaling van aalmoezeniers.
GrootBrittannië Church of England = gevestigde Kerk; andere erediensten krijgen aalmoezeniers (katholicisme, islam…) Uitbetaling van aalmoezeniers.
Bijzonder statuut: AlsaceMoselle; enkele DOM-TOM. Islam erkend op Mayotte.
Conseil Français du Culte Musulman (CFCM)
Duitsland
Zweden
Erediensten erkend als publiekrechtelijke rechtspersonen. ‘Erkende’ erediensten kunnen kerkbelasting heffen.
Verbreking van de banden met de (lutheraanse) Kerk van Zweden in 2000.
De erediensten zijn publiekrechtelijke lichamen.
De erediensten hebben het statuut van godsdienstige federatie. Uitbetaling van aalmoezeniers.
Islam niet erkend in deze context. Uitbetaling van aalmoezeniers.
- Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) - Contactgroep Islam (CGI)
De representatiefste: Muslim Council of Britain (MCB)
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
NEE Bevoorrechte contacten met het Directoraat van religieuze aangelegenheden in Ankara (Diyanet) Versch. groepen maken aanspraak op representativiteit: -Islamrat für die Bundesrepublik -Zentralrat der Muslime in Deutschland
-Förenade Islamiska Församlingar i Sverige (FIFS) -Sveriges Förenade Muslimska Församlingar (SMuF) -Islamiska Kulturcenterunionen i Sverige (IKUS) -Sveriges Muslimska Råd (SMR)
Net zoals de institutionele verhoudingen verschillen de subsidies uit openbare middelen sterk. Om slechts dit voorbeeld te geven, de Church of England, hoewel officieel, wordt niet uit openbare middelen gesubsidieerd, terwijl de Kerk van Zweden, evenzeer officieel, een bevoorrechte financiering van de staat ontving tot de recente algehele hervorming van het systeem. Voor het overige, en dat is de situatie vrijwel overal in Europa, genieten de gebedsplaatsen in het algemeen een fiscale voorkeursregeling. Er bestaan verschillende structureringstypes, zoals de volgende voorbeelden illustreren: – In Frankrijk hebben, bij gebrek aan één aanspreekpunt dat de hele islam in Frankrijk vertegenwoordigt, de ministers van Binnenlandse Zaken meegewerkt aan het opzetten van wat de Conseil français du culte musulman is geworden; het is ook de minister van Binnenlandse Zaken die de formule van een ‘Fondation pour les Œuvres de l’Islam de France’ heeft voorgesteld, die zou moeten toezien op de moslimgebedsplaatsen. – In Groot-Brittannië is de Muslim Council of Britain niet als zodanig officieel erkend, maar hij vormt wel de vereniging die als de representatiefste voor de moslimgemeenschap van het land wordt beschouwd. Tabel 5.3. Openbare financiering van de erediensten België
Frankrijk
Nederland
GrootBrittannië
Duitsland
Zweden
Financiering uit begroting Wedden
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Centraal lichaam
Wedden: Ja uitsluitend islamitische eredienst en georganiseerde vrijzinnigheid
Nee
Nee
Nee
Nee
Financiering van de kerkgenootschappen via algemene subsidie (door SST) die herverdeeld wordt onder plaatsel. gemeenschappen
Gebedsplaatsen
Ja
Ja (1908) Ook in het raam van het patrimonium
Nee
Nee behalve fiscaal en patrimonium
+/Tegemoetkomingen v/d Länder, fiscus, patrimonium…
Aalmoezeniers
Ja
Ja (1905)
Ja
Ja
Ja
Ja
Fiscale financiering
Verminderde schenkings- en successierechten.
Giften zijn aftrekbaar
Giften zijn aftrekbaar
Giften zijn aftrekbaar
Ja – kerkbelasting betaald door leden der Kerken; geen extra belasting voor niet-leden.
Tevoren, kerkbelasting t.v.v. officiële Kerk; lagere tarieven voor niet-leden.
Belangrijkste andere bronnen
Inkomsten uit patrimonium van kerkel. inst. (voornamelijkvoor kathol. eredienst)
Giften
Financiering van sociale werken
Roerende en onroerende inkomsten uit activa der Kerken
Financiering van sociale werken
Financiering van sociale werken
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
43
Tot slot geeft de onderstaande tabel een snel overzicht van het al dan niet bestaan van door de godsdiensten georganiseerd onderwijs en van godsdienstlessen in het openbaar onderwijs. Dit item wordt later niet verder uitgediept, behalve als er een direct verband is met de opleiding van de bedienaars van de erediensten. Tabel 5.4. (Lager/middelbaar) onderwijs georganiseerd door de godsdiensten
Onderwijs georganiseerd door de godsdiensten
Godsdienstlessen in het openbaar onderwijs
België
Frankrijk
Nederland
Katholiek, protestants en joods onderwijs, erkend en gesubsidieerd door de Gemeenschappen. Ook mogelijk voor de islam.
Openbare scholen en privéscholen onder contract betaald door de staat (er bestaat één islamitische school)
Ja, met openbare financiering.
Ja, voor alle erkende erediensten + lessen niet-confessionele moraal. Verplicht bij Franse gemeenschap. Mogelijkh. tot ontheffing in Vlaanderen.
Nee, behalve bijzondere gevallen (katholieke, protestantse en joodse godsdienstlessen in Alsace-Moselle bv.)
Ja, niet verplicht.
Islamitisch godsdienstonderwijs, veelal in vrije islamitische scholen.
GrootBrittannië
Duitsland
Zweden
Ja, met openbare financiering van confessionele privéscholen (angl., kath., islam. (3/80), sikh, joods).
Ja, met openbare financiering.
Privé-onderwijs wordt gesubsidieerd als het onder contract is.
Ja, met mogelijkheid tot ontheffing.
Ja: lessen moeten gegeven worden, maar ze bijwonen is niet verplicht.
Pluralistische godsdienstlessen.
Waaronder islamitische godsdienstlessen.
Bronnen: Le Financement des Communautés Religieuses (2001); ANWAR, BLASCHKE, SANDER (2004).
5.3. Opleiding van de bedienaars van de erediensten De feitelijke situatie en de vereisten voor de opleiding van de bedienaars van de erediensten lopen eveneens zeer sterk uit elkaar. Alleen de katholieke eredienst heeft, door zijn hiërarchische en gecentraliseerde structuur, een universele basis voor de opleiding van haar toekomstige priesters, meer bepaald de apostolische constitutie Sapienta christiana, waarop in het eerste deel nader is ingegaan. Tot op zekere hoogte geldt hetzelfde voor de imams opgeleid door het Turkse ministerie voor Religieuze Zaken (zie beschrijving in bijlage). Voor de overige erediensten hangt de opleiding veelal af van het kerkgenootschap zelf, en is de situatie vergelijkbaar met de Belgische praktijk. Zoals in België komt een zeer groot aantal imams uit het buitenland, waaronder de landen van herkomst van de uit een moslimcultuur afkomstige migrantenbevolkingsgroepen (met name Noord-Afrika en Afrika bezuiden de Sahara in Frankrijk; Turkije in alle landen die hier besproken worden). De basisopleidingen zijn zeer ver-
44
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
Waaronder islamitische godsdienstlessen
schillend. De besproken landen hebben af te rekenen met de slechte taalbeheersing en de geringe kennis van traditie, zeden en gewoonten van de gastlanden die de migranten bezitten. Het gebrek aan opleiding van sommige imams wordt beschouwd als een rem op de integratie (Nederland), zelfs als een risicofactor voor radicalisering (Frankrijk, Nederland). In de besproken landen is het dankzij de vele referenties eenvoudig de opleidingsprogramma’s voor de bedienaars van de erediensten te consulteren; het ‘godsdienstige’ en het ‘wereldlijke’ deel van de opleiding kunnen aanzienlijk verschillen van land tot land en van kerkgenootschap tot kerkgenootschap; er bestaan veel combinaties. Om de uitgestrektheid van dit terrein te laten zien, hebben we veel voorbeelden gegeven, met hun praktische aspecten, zoals bijvoorbeeld de door enig kerkgenootschap erkende ‘godsdienstige’ opleiding die gekoppeld wordt aan een ‘wereldlijke’ opleiding die uitzicht biedt op een erkende universitaire titel. Tot slot dient er gewezen te worden op diverse interessante bevindingen waar we tijdens het opstellen van dit rapport toe zijn gekomen, zoals: – het samen bestaan binnen dezelfde universiteit van faculteiten voor katholieke en voor protestantse godgeleerdheid, en zelfs, binnenkort, voor islamitische godgeleerdheid; – de combinatie van ‘godsdienstig’ en ‘wereldlijk’ onderwijs binnen hetzelfde geheel (cf. de Nederlandse ‘simplex ordo’-instellingen) of in een op elkaar aansluitende structuur (cf. de Nederlandse‘duplex ordo’); – de samenwerkingsverbanden tussen kerkgenootschappen, binnen ‘openbare’ instellingen (cf. de Nederlandse universiteiten) of binnen confessionele instituten (bv. het toelaten van orthodoxe studenten tot de faculteit voor Godgeleerdheid van de UCL; Franse voorbeelden; enz.). Tabel 5.6. Voorbeelden van opleidingen voor de andere erediensten
Instellingen
België
Frankrijk
Nederland
GrootBrittannië
Seminaries en theologische faculteiten aan katholieke universiteiten
Faculteiten voor prot. en kath. godgeleerdheid van de universiteit van Straatsburg: leiden bedienaars van de katholieke en protestantse erediensten op.
De universiteiten (v/h Rijk en andere) leiden bedienaars van de eredienst v/d versch. kerkgenootschappen op.
Katholieke, protestantse
Katholieke, protestantse (KPN e.a. kerkgenootschappen ), oudkatholieke…
Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid (Brussel) Evangelische Theologische Faculteit (Heverlee)
Erediensten
Katholieke, protestantse
Duitsland
Zweden
Diploma’s v. protestantse en joodse opleidingscolleges en v. katholieke seminaries geldig aan erkende universiteiten.
Opleiding verzekerd door erediensten en gegeven in samenwerking met de universiteiten en de instellingen voor hoger onderwijs.
Opleiding verzekerd door erediensten en gegeven in samenwerking met de universiteiten en de instellingen voor hoger onderwijs.
Katholieke, anglicaanse, baptistische, joodse
Katholieke, protestantse, joodse
Katholieke, protestantse
Universiteit(en) verbonden aan religieuze of levenbesch. gemeenschapkunnen worden erkend en gesubsidieerd.
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
45
Bijlage bij hoofdstuk 5: De opleiding van het religieus personeel in Turkije Aangezien er in Turkije opgeleide imams werken in de meeste van de hier besproken landen, nemen we hieronder uittreksels over uit een tekst die het raamwerk en de organisatie van die opleiding beschrijft (Z. Aydin en U. Manco, ‘De lessen godsdienst en moraal in het Turkse onderwijssysteem’). We verwijzen naar deze laatste voor een completer overzicht.1 Het hoger onderwijs met godsdienstig karakter De eerste faculteit voor islamitische godgeleerdheid, in de moderne zin van het woord, vanuit het standpunt van haar organisatie, werd opgericht aan de Ottomaanse Universiteit van Istanbul (Dar ul-Funûn) in 1912. er is haar geen lang leven beschoren: de Ottomaanse overheid sluit ze in 1919. Heropend in 1924, een jaar na de stichting van de Republiek, houdt ze opnieuw op te bestaan in 1936. Pas in 1949 ziet een andere theologische faculteit het licht aan de universiteit van Ankara. Vanaf 1959 worden hogere islamitische instituten met vier studiejaren geopend, om de gediplomeerden op te vangen van de technische lycea voor de opleiding van het godsdienstig personeel, die graag een hogere opleiding willen volgen in hun discipline, voor zover ze slagen voor een toelatingsexamen. Ten slotte worden in 1982, in het raam van de hervorming van het Turkse universitaire systeem, alle hogere islamitische instituten bevorderd tot de rang van ‘faculteit’ en toegevoegd aan de dichtstbijgelegen universiteit. Om te kunnen gaan studeren aan een theologische faculteit (ilâhiyat Fakültesi), moeten kandidaat-studenten slagen in het nationaal toelatingsexamen tot de universiteit. Dat is en voorwaarde die voor alle universitaire studies in Turkije geldt. Aan de theologische faculteiten worden vier jaar licentiaatsstudie in de islamitische godgeleerdheid gegeven. Maar eerst moet de grote meerderheid van de studenten, blijkens de resultaten van een niveautest die in het begin van het academisch jaar wordt afgenomen, een voorbereidend jaar volgen, hoofdzakelijk gewijd aan de studie van het Arabisch. Zo duurt een theologische studie in de praktijk voor de meeste studenten dus minimaal vijf jaar. Om het diploma van licentiaat in de islamitische theologie te behalen moeten de studenten bovendien een scriptie schrijven. Volgend de huidige officiële gegevens telt het land 24 faculteiten in de islamitische godgeleerdheid. Hun aantal groeit constant, net zoals de universitaire studies in hun geheel zich snel ontwikkelen. Alle theologische faculteiten zijn gemengd. Nog steeds volgens de officiële gegevens waren er in 1995 op een totaal van 1.100.000 studenten 12.000 die theologie studeerden. Het doel van de studie islamitische godgeleerdheid is in de eerste plaats leerkrachten op te leiden om de lessen Godsdienstige cultuur en morele kennis in het ‘middelbaar onderwijs te geven en de ‘technische’ lessen aan de technische lycea voor de opleiding van het godsdienstig personeel. Degenen die zo’n carrière als leerkracht ambiëren, moeten eerst wel een aanvullende opleiding tot leerkracht (volledige bevoegdheid voor het middelbaar onderwijs) met succes besloten hebben. Deze aanvullende opleiding omvat minimaal zeven cursussen, gewijd aan algemene onderwijskunde en aan bijzondere godsdienstonderwijskunde; aan geschiedenis, organisatie en programma van het onderwijs; en aan sociologie en psychologie van de opvoeding. Wie aan deze faculteiten is afgestudeerd kan eveneens imam worden of moefti (rechtsgeleerde of raadsman in godsdienstige aangelegenheden en vooral functionaris belast met de organisatie en het functioneren van de moskeeën van een stad
46
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
1....http://www.flwi.ugent.be/cie/aydin_manc
o1.htm. We hebben de tekst ingekort en de voetnoten weggelaten.
of een administratief arrondissement). Deze twee laatste, specifiek islamitische beroepen staan uitsluitend open voor mannen. Volgens dezelfde procedures als aan elke moderne universiteit kunnen de studenten met een licentiaatstitel, als ze een Mastertitel (maîtrise, na vier jaar studie) behalen en een doctoraalscriptie schrijven, ook successievelijk wetenschappelijk onderzoeker, assistent, lector en hoogleraar aan de universiteit worden. Niets let hun overigens om aan de slag te gaan in de commerciële sector of als functionaris op een heel ander terrein dan de religieuze dienst. De theologische hogescholen die verbonden zijn aan de faculteiten voor godgeleerdheid en waar men twee aanvullende studiejaren kan volgen werden opgericht in 1994. Ze waren aanvankelijk bedoeld om het intellectuele en professionele niveau op te krikken van professioneel actieve geestelijken en oud-gediplomeerden van de hoger middelbare afdelingen (lycea) van de ‘technische scholen voor het godsdienstig personeel’. Maar de ervaringen ermee lijken niet echt overtuigend te zijn geweest. Het aantal van deze scholen, en van de studenten die zich er hebben ingeschreven, is beperkt gebleven. De faculteiten voor islamitische godgeleerdheid zijn onderverdeeld in drie departementen: – Het departement voor islamitische basiswetenschappen, waar het volgende wordt onderwezen: lectuur en commentaar van de koran (tafsir), de overlevering over de Profeet (hadîth), islamitisch recht (fiqh), stromingen in de rechtsopvatting (madhhab), islamitische scholastiek en dogmatiek (kalâm), islamitische mystiek (tassawouf), Arabische taal en lexicologie. – Het departement voor filosofie en godsdienstige wetenschappen, dat de volgende cursussen omvat: algemene filosofie, islamitische filosofie, geschiedenis van de filosofie, logica, godsdienstgeschiedenis, religieuze fenomenologie, godsdienstsociologie, godsdienstpsychologie, algemene en godsdienstige pedagogie. – Het departement voor de geschiedenis van de islam en de islamitische kunst, dat de volgende specialisaties behelst: algemene geschiedenis van de islam, geschiedenis van de Turkse islam, geschiedenis van de islamitische instellingen, geschiedenis van de Turkse islamitische kunst en architectuur, Turkse islamitische literatuur, Turkse religieuze muziek, kalligrafie. Anders dan het openbaar basis- en middelbaar onderwijs genieten de Turkse universiteiten een zekere academische en wetenschappelijke vrijheid, die door de centralisering die bij de in 1982 afgekondigde grondwet werd ingevoerd niet helemaal ter discussie is gesteld. De grondwet van 1982 heeft wel een officieel academisch lichaam ingesteld (Yüksek Ö?retim Kurumu, Raad voor het hoger onderwijs), maar dat ressorteert niet onder de bevoegdheid van het ministerie van Onderwijs, dat waakt over de goede werking van het Turkse universitaire systeem en waarvan de directie door de president van de Republiek zelf wordt benoem. Aan de Turkse universiteiten wordt dus geen leerplan opgelegd door de minister van Onderwijs; elke faculteitsraad stelt dat zelf op. De hoogleraren stellen zelf de leerstof samen en de daarbij horende syllabi, of kiezen vrij hun cursushandboeken. Op de theologische faculteiten zijn de leerplannen wel aan alle universiteiten in grote lijnen dezelfde. Wat ze van elkaar onderscheidt zijn de individuele kwaliteiten van hun docenten en van het academisch personeel (assistenten, enz.), en materiële aspecten zoals het pedagogisch materieel dat ter beschikking staat, de rijkdom van de bibliotheken, enz.
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
47
6. Frankrijk 6.1. Inleiding
De Franse grondwet, die bepaalt dat Frankrijk een “ondeelbare, religieus neutrale en sociale republiek” is, en de wet van 9 december 1905 leggen een strikte scheiding tussen de erediensten en de staat, ook al bestaan er lichte uitzonderingen op dat beginsel. Niettemin is er wat de islam aangaat in drie dossiers verregaande politieke inmenging geweest: de samenstelling van de Conseil Français du Culte Musulman (CFCM), de Fondation pour les œuvres de l’Islam, en de imamopleiding. De Conseil Français du Culte Musulman, die zoals alle representatieve instanties van de erediensten alleen de facto erkenning geniet, is opgericht in 2003 als gevolg van een akkoord tussen verscheidene moslimverenigingen. Op dit ogenblik bestaat er geen enkele officieel erkende opleiding. De opleiding vindt plaats in verschillende niet-erkende instituten, zelfs in buitenlandse instellingen. Van politieke zijde wordt er op aangestuurd de opleiding die wordt gegeven in de instellingen die afhangen van bepaalde islamitische organisaties (die dus niet erkend en niet gefinancierd worden) aan te vullen met enerzijds een taalopleiding en anderzijds een ‘wereldlijke’ opleiding aan universiteiten.
6.2. Godsdienstige overtuigingen en structuur van de erediensten1 Bij gebrek aan andere informatiebronnen en met gebruikmaking van de websites van de belangrijkste erediensten kan het aantal katholieken op 63,4 procent van de Franse bevolking worden geschat. De moslims, met ongeveer 7 procent, vormen de op één na grootste godsdienstige gemeenschap. Het protestantisme (2,2 procent van de bevolking, waarvan 900.000 tot de Fédération protestante de France behoren en 200.000 anderen), het jodendom (1,2 procent van de bevolking) en de orthodoxie (tussen de 150.000 en de 200.000 gedoopten) zijn de belangrijkste andere godsdienstige overtuigingen. In 2000 schatte het rapport L’islam dans la république het aantal moslims op 4.155.000, waarvan 1.550.000 afkomstig uit Algerije, 1.000.000 uit Marokko, 350.000 uit Tunesië, 315.000 uit Turkije en 250.000 uit Afrika bezuiden de Sahara. De rest wordt gevormd door 100.000 mensen afkomstig uit het Midden-Oosten, 100.000 uit Azië, 350.000 asielzoekers en illegalen, 40.000 bekeerlingen en 100.000 anderen. Afhankelijk van de bron wordt het aantal islamitische gebedsplaatsen geschat op tussen de 1.316 en de 1.685. Daarvan hebben er 992 deelgenomen aan de verkiezingen van de CFCM in 2003 en 1.230 in 2005. Ter vergelijking: er zijn 1.268 protestantse parochies. Er zouden zo’n 1.300 imams zijn, als je alle categorieën bij elkaar neemt, terwijl de katholieke Kerk over 19.990 diocesane priesters en bisschoppen beschikt en de protestantse kerken 1.065 pastores tellen, onder wie 196 vrouwen. De erediensten hebben over het algemeen tussenstructuren. Bij de islam gaat het om de Conseils régionaux du culte musulman (CRCM). De katholieke eredienst telt vijftien kerkprovincies, die 93 bisdommen in het moederland verenigen en negen in de overzeese departementen en gebiedsdelen (DOM-TOM). 6.3. Verhouding tussen de Kerk en en de staat De basisprincipes inzake de verhouding tussen de Kerken en de staat berusten op: – de grondwet (die van 1946, vervolgens die van de Vijfde Republiek), die bepaalt dat
48
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
1
De geciteerde gegevens zijn te vinden op de websites en in publicaties van de desbetreffende erediensten; wat de islam betreft hebben we ons in het bijzonder gesteund op HCI, L’Islam dans la République, 2000; M. El Battiui, F. Nahavandi en M. Kanmaz, Moskeeën, imams en islamleerkrachten in België, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 2004.
Frankrijk een “ondeelbare, religieus neutrale, democratische en sociale republiek” is; – de wet van 9 december 1905 betreffende de scheiding van kerk en staat, waarvan artikel 2 bepaalt dat “de republiek geen enkele eredienst erkent of subsidieert”. Sinds de wet van 9 december 1905 erkent Frankrijk dus geen enkele eredienst, al bestaan er territoriale uitzonderingen. Tevoren waren de erkende erediensten de katholieke, de lutherse, de calvinistische en de joodse eredienst die, in uitvoering van het Concordaat van 1801 en de Organieke artikelen, georganiseerd werden door de staat en een statuut van openbare dienst hadden. De overige erediensten zijn georganiseerd na 1905. Het logische gevolg is dat er geen financiering uit openbare middelen bestaat. Maar daar zijn uitzonderingen op. We vermelden de belangrijkste: – die in verband met de gebouwen voor de eredienst: zo “zijn en blijven de gebouwen die (...) dienen voor de openbare beoefening van de erediensten of voor de huisvesting van hun bedienaars (...) eigendom van de staat, de departementen, de gemeenten en de intercommunale openbare instellingen die bevoegdheid hebben gekregen inzake de gebouwen van de erediensten”; de wet van 13 april 1905 bepaalt dat de Staat of de gemeenten de kosten op zich nemen voor het onderhoud en instandhouding van gebouwen die hen toebehoren; voorts worden deze algemene principes in bepaalde specifieke gevallen omzeild (zoals bij de bouw van de grote moskee van Parijs in de jaren twintig door middel van budgetleningen), soms ook door ad-hocoplossingen (sommige gemeenten dragen bij in de kosten voor het optrekken van gebouwen die dienst doen als moskee, maar noemen ze culturele centra); – de aalmoezeniersdiensten; – de fiscale aftrekbaarheid van giften. Voorts zijn er nog de territoriale uitzonderingen. In Alsace-Moselle (departementen Haut-Rhin, Bas-Rhin en Moselle)2 genieten de katholieke, de lutherse, de gereformeerde en de joodse eredienst openbare financiering. Voor de katholieke eredienst geldt het decreet van 30 december 1809 op de kerkbesturen nog steeds. Het rapport L’Islam dans la République heeft de uitbreiding van de concordaatsregeling tot de islam beschreven. Onder de overige uitzonderingen kan Mayotte genoemd worden, waar de prefect de grote kadi benoemt, die de officiële vertegenwoordiger van de islamitische eredienst is. De situatie van de aalmoezeniersdiensten verdient enige aanvullende informatie. In het leger en in de gevangenissen bestonden er tot op heden alleen maar katholieke, protestantse en joodse aalmoezeniersdiensten. Recentelijk is beslist om in beide instellingen ook islamitische aalmoezeniersdiensten op te richten. In de gevangenissen “werken er vandaag 77 aalmoezeniers, van wie 28 voltijds betaald, op chaotische wijze.”3
2
De geciteerde gegevens zijn te vinden op de websites en in publicaties van de desbetreffende erediensten; wat de islam betreft hebben we ons in het bijzonder gesteund op HCI, L’Islam dans la République, 2000; M. El Battiui, F. Nahavandi en M. Kanmaz, Moskeeën, imams en islamleerkrachten in België, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 2004.Die departementen maakten deel uit van het Duitse Rijk toen de wet van 1905 werd goedgekeurd en toen zij in 1919 opnieuw tot Frankrijk gingen behoren, werd beslist de statusquo te behouden.
3 Le Figaro van 3 mei 2005
Voort bepaalt de wet van 31 december 1959 op de verhouding tussen de staat en de privé-onderwijsinstellingen dat die laatste – meestal katholiek – overheidssteun kunnen genieten indien zij een contract sluiten met de staat (‘contractonderwijs’). Ingevolge de wet op de godsdienstige kentekenen is een islamitisch contractonderwijs ter sprake gebracht. 6.4. Vertegenwoordiging van de islamitische eredienst Speciale statuten uitgezonderd komen de ‘representatieve organen’ voort uit de organisaties zelf. Een officiële ‘erkenning’ van deze instanties bestaat niet, maar een feitelijke erkenning is er wel; die vertaalt zich meer bepaald in ontmoetingen met de politieke gezagsdragers. Aan joodse zijde is het aanspreekpunt het Centraal consistorie (bijvoorbeeld voor kwesties in verband met de aalmoezeniers-
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
49
diensten, enz.), terwijl het CRIF, een niet-religieuze instelling, het aanspreekpunt voor de overheid is voor kwesties die de joodse gemeenschap op zich betreffen (bijvoorbeeld in verband met gevallen van antisemitisme) De Conseil Français du Culte Musulman werd opgericht na een akkoord tussen de Fédération nationale des musulmans de France (FNMF), het Institut musulman de la Mosquée de Paris (GMP) en de Union des Organisations islamiques de France (UOIF) in december 2002. Op basis van dit akkoord vonden in april 2003 en in juni 2005 verkiezingen plaats voor de regionale raden en de raad van bestuur van de CFCM. Uitslagen van de verkiezingen voor de raad van bestuur van de CFCM (2003 en 2005) – in zetels April 2003 Juni 2005
Fédération nationale des musulmans de France (FNMF), Union des organisations islamiques de France (UOIF) Grote Moskee van Parijs Comité de coordination des musulmans turcs de France (CCMTF) Réunionezen Onafhankelijken TOTAAL
(2003-2005)
(2005-2008)
16 13 6 3 2 1 41
19 10 10 1 2 1 43
Noot: hierbij komen zeventien gecoöpteerde leden (de mandaten voor 2003-2005 werden hernieuwd voor 2005-2008). Op de Fondation des œuvres de l’islam de France gaan we hier niet verder in.4 6.5. De opleiding van de bedienaars van de eredienst 6.5.1. Algemene context – overige erediensten De opleiding van de bedienaars van de overige erediensten wordt hier niet in detail weergegeven; niettemin lijkt het nuttig om enkele organisatiemodellen te presenteren waardoor de islamitische eredienst zich zou kunnen laten inspireren.
– –
– –
De opleiding van katholieke priesters berust, zoals in andere landen, op de apostolische constitutie Sapientia christiana (15/4/1979), die al eerder werd toegelicht. Ze wordt gegeven aan: seminaries, meestal interdiocesane; het Institut Catholique de Paris (ICP), opgericht v in a O e w o n m v o a n e u s h ic a g tn rd S h e o z v d n tie a u re s rk rd H g e ia n v w tIo l;rh n ;lje ip tb lin d e t1 v iu k s g o n 9 d rltie a 0 o b lis e n c 1 ra ,d tlu ;a er tr bestaan samenwerkingsverbanden met partneruniversiteiten zoals de Université de Paris IV Sorbonne (theologie), de Université de Paris XI en de Université de Droit in Aix-Marseille (canoniek recht), enz.; het Institut catholique van Rijsel, waarvan de faculteit godgeleerdheid Franse en canonieke universitaire diploma’s aflevert; de Faculté de Théologie catholique van Straatsburg die, binnen het raam van de openbare universiteit (Université Marc Bloch, Straatsburg) diploma’s in de theologie en het canoniek recht af die zowel door de staat als door de Kerk worden erkend; zij verstrekt eveneens een Diplôme Universitaire de Formation en Action Pastorale (DUFAP). 4
De opleiding van protestantse pastores duurt drie (voor de evangelische Kerk) tot vijf jaar (voor de gereformeerde en lutherse Kerk). De staat subsidieert de openbare faculteit voor protestantse godgeleerdheid in Straatsburg, maar de privé-instel-
50
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
V. http://www.interieur.gouv.fr/rubriques/ c/c2_le_ministere/c21_actualite/2005_03_21_CFCM/fondation.pdf et http://www.sezame.info/index.php?actio n=article&id_article=132526
lingen voor protestantse godgeleerdheid in Parijs en Montpellier zijn onafhankelijk van de staat. Het Instituut voor orthodoxe godgeleerdheid Saint-Serge is een privé-instelling voor hoger onderwijs, die functioneert onder de hoede van de Academie van Parijs. Het staat onder het gezag van het Russisch-orthodoxe exarchaat in West-Europa. Het onderwijs wordt er in het Frans gegeven – vloeiende kennis van het Frans is een voorwaarde om tot het Instituut te worden toegelaten. De niet-Franssprekende studenten zijn verplicht om een bijscholingscursus Frans te volgen. Dankzij afspraken uit het verleden genieten de studenten die ingeschreven zijn aan het Institut Catholique van Parijs, de faculteit voor protestantse godgeleerdheid of het Instituut Saint-Serge, zo goed als gratis onderwijs aan elk van de respectieve twee overige instellingen. 6.5.2. Islamitische eredienst 6.5.2.1. Herkomst van de imams en problemen in verband met de opleiding
– –
–
– –
5
Wij hebben dit onderzoek niet kunnen inkijken; we verwijzen daarom naar de referentie van GODARD B. . http://www.sezame.info/index.php?action=article&id_article=120635.
6
Idem.
7
EL BATTIUI, NAHAVANDI en KANMAZ, 2004, pp. 36-40.
Een onderzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken schetst de huidige situatie van de imams in Frankrijk.5 Iets meer dan duizend personen bekleden de functie van imam, 550 onder hen zijn voltijds imam. Slechts 45 procent is op geregelde wijze bezoldigd (22 procent door de vereniging die de gebedsplaatsen beheert en 12 procent door het land dat hen uitzendt, voornamelijk Turkije (een zestigtal) en Algerije (tachtig); Marokko vergoedt slechts twee imams; Saoedi-Arabië betaalt het salaris van een tiental gediplomeerden van zijn islamitische universiteiten – maar daar is geen enkele Saoedi bij. Minder dan 20% heeft de Franse nationaliteit, “maar dit cijfer wijst toch op een duidelijke vooruitgang, aangezien er tien jaar geleden maar een handvol Franse imams waren”; het gaat voornamelijk om genaturaliseerde buitenlanders, imams die in Frankrijk werden geboren zijn nog zeldzaam; iets meer dan 30 procent is van Marokkaanse origine, 20 procent van Algerijnse, 13,5 procent is Turks, 5 procent is Tunesisch en nog eens 5 procent komt uit Afrika bezuiden de Sahara. De helft van de imams is ouder dan vijftig jaar, de andere helft tussen de dertig en de vijftig; niet meer dan een vijftigtal is jonger dan dertig. Goed eenderde spreekt geen of nauwelijks Frans, iets minder dan eenderde beheerst de taal matig en de rest spreekt de taal vlot. “Uitgaande van deze cijfers zien we dat het aantal imams de voorbije tien jaar betrekkelijk weinig is veranderd (in 1995 waren er ongeveer 800). De Marokkaanse imams zijn in de meerderheid, wanneer we de Marokkanen en de genaturaliseerde Fransen van Marokkaanse origine samentellen. Er is vanzelfsprekend een verband aan te wijzen tussen de leeftijd van de imams en hun gebrekkige kennis van het Frans. Maar het is niet juist om het zwakke theologische niveau van de imams in verband te brengen met hun problemen om zich in de Franse taal uit te drukken. Degenen die het Frans het slechtst beheersen, de Turkse imams die zijn gezonden door de Diyanet, het officiële orgaan voor religieus beleid in Turkije, zijn misschien wel de best opgeleide imams, en in ieder geval de imams met de meeste diploma’s.”666 Zoals in België zijn er eveneens “imams die niet Franssprekend zijn en werden opgeleid in hun land van herkomst. De meesten onder hen komen uit een plattelandsomgeving en komen in een samenleving terecht die ze helemaal niet kennen.” Zoals T. Ramadan schrijft, “het doorgeven [van de religieuze traditie] moet rekening houden met de nieuwe Franse context. Persoonlijkheid en intimiteit zien zich in de moderne tijd voor heel andere uitdagingen geplaatst”8 8.7 Daarom heeft het rapport L’Islam dans la République in 2000 de behoefte aan een imamopleiding onderstreept: “De moslimgemeenschap heeft vaak het verlangen
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
51
uitgedrukt om te kunnen beschikken over competente Franssprekende imams, die de Franse context kennen. Maar er is een gebrek aan roepingen bij moslims die in Frankrijk gevestigd zijn, en potentiële kandidaten beheersen vaak de Arabische taal niet. In die omstandigheden hebben de gelovigen enkel de keuze tussen imams die in het buitenland werden gerekruteerd maar van wie de integratie niet is gegarandeerd en imams die uit de Franse gemeenschap gekozen worden maar die zelden de vereiste opleiding hebben. Die situatie is onbevredigend.”8 Laten we er ten slotte op wijzen dat Nicolas Sarkozy, minister van Binnenlandse Zaken, verklaarde dat hij “ertoe gebracht was niet-Franssprekende imams die de republikeinse waarden niet onderschreven, niet op het Franse grondgebied toe te laten” en de moeilijkheden heeft beklemtoond die de afwezigheid van een professionele hiërarchie in de islamitische eredienst veroorzaakt.9 6.5.2.2. De huidige opleidingsinstituten In het begin van het jaar 2005 was de minister van Binnenlandse Zaken van oordeel dat geen enkel van de bestaande instellingen echt goed voor de dag kwam en dat “het aantal studenten dat het geheel van de studies doorloopt erg klein is in verhouding met het aantal ingeschrevenen. Een van de redenen die de leidinggevenden van deze instituten hiervoor naar voren brengen is de vrijwel totale afwezigheid van toekomstmogelijkheden in de verschillende Franse islaminstituten”. “Hun opleidingen zijn allemaal gelijksoortig, gebaseerd op het model van de islamitische universiteiten in de moslimwereld. Ze onderscheiden zich enkel van elkaar in het belang dat ze hechten aan kennis van de Franse samenleving.”1 010 De huidige in Frankrijk bestaande instellingen zijn de volgende11 ; op het geval van Réunion wordt hier verder niet ingegaan. – De Grote Moskee van Parijs (GMP) heeft in 1994 een opleidingsinstituut voor imams geopend. In 2000 signaleerde het rapport L’Islam dans la République dat “dit theologisch instituut van het Institut musulman de la mosquée de Paris zijn activiteiten zou hebben gestaakt bij gebrek aan subsidie en vanwege de kosten die zijn opleidingen met zich mee brengen”. In 2003 werd geoordeeld dat het Institut “er niet echt in is geslaagd imams op te leiden” maar dat de directeur ervan, die overigens geen Frans spreekt, zich inspande om het instituut nieuw leven in te blazen 12. Het instituut lijkt ook werkelijk een tweede adem te hebben gevonden, als we sommige persartikelen en de website van de Grote Moskee mogen geloven. Op de site wordt gesteld dat “Trouw aan zijn religieuze en culturele missie inzake onderwijs en beleving van de islam in Frankrijk, en overeenkomstig de wens die de overheid en de moslimgemeenschap al sinds geruime tijd formuleren dat er aan de Moskee van Parijs een opleidingscyclus voor imams zou worden georganiseerd”, “heeft het Instituut als opdracht jonge, in Frankrijk wonende imams op te leiden”. Het Instituut verstrekt “religieus onderwijs gericht op de vorming van imams en aalmoezeniers (vrouwen)”. nbaccalauréat m O jeu w d setm ikzao d n tead tg e rain tel hebben behaald en een religieuze functie willen uitoefenen. De grote lijnen van de opleiding “zijn geïnspireerd door de programma’s die aan universiteiten voor islamitische wetenschappen zoals Al-Azhar, Emir Abdelkader, Qarawine enz. worden gedoceerd”. Er zijn vier hoofdvakken: koranwetenschap, wetenschap van de fiqh, Arabische taal, algemene cultuur (dit laatste vak behelst ook Frans recht en de Franse instellingen). De studie omvat twee jaar onderwijs aan de Moskee van Parijs, een jaar stage aan een grote islamuniversiteit in de moslimwereld, en een jaar stage in een gebedsplaats in Frankrijk. Begin 2005 heeft het Instituut “een wetenschappelijke raad opgericht, waarin de academici Pierre Lory (École des hautes études en sciences sociales), Jean-Paul Charney (CNRS) en Michel Barbot zitting hebben, om het curriculum van het instituut te versterken en 5 13 utm usku o g lkn id G va w n se taim jn Itro .e .” R sb d liM e n u sd o ja1 g e sc 1 m itp n vo a m lig e ztd o njriske vo 2 P ain e b p 0 sa c0 e ilrh vd a5 ne te pogen zich te doen gelden als referentie-instellingM
52
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
HCI, L’Islam dans la République, 2000.
8 9
http://www.senat.fr/rap/l02-068-322/l02068-3229.html
10
Le Figaro, 10/03/2005.
11
De gegevens komen van de websites van de desbetreffende instellingen, tenzij andere bronnen worden vermeld.
12
De Sauto M., La formation des imams en question , La Croix, 29-10-2003.
13
Le Figaro, 10/03/2005.
De Union des Organisations Islamiques de France14 heeft een onderwijsdepartement dat permanente vorming geeft voor “leerkrachten islam en Arabische taal”15. Het is overigens onder haar hoede dat in januari het Institut européen des sciences humainesin St-Léger-de-Fougeret (Nièvre) zijn deuren opende. In 2000 meldde het rapport L’Islam dans la république dat “het plaats biedt aan ongeveer 100 studenten en studentes. Het instituut kreeg geen statuut van privéinstelling voor hoger onderwijs omdat het een statuut van vereniging voor theologisch onderwijs volgens de wet van 1901 heeft. Van de ingeschreven studenten volgt 70 procent afstandsonderwijs. Van de 99 studenten die in 1996-1997 waren ingeschreven, waren er 40 vrouwen, 70 procent kwam uit Frankrijk, 30 procent uit continentaal Europa. De studenten zijn verdeeld over drie richtingen: 50 procent volgt de richting Arabische taal, 30 procent de richting islamologie en 20 procent de opleiding voor imams en opvoedsters.” In 2003 waren er volgens officiële cijfers 180 studenten, van wie 70 procent Fransen, de overige 30 procent kwam uit Duitsland, Groot-Brittannië, Turkije en de Maghreblanden. “Het instituut, een privé-instelling voor hoger onderwijs, beschikt over een jaarlijks budget van ongeveer 900.000 euro. Een deel daarvan komt van het inschrijvingsgeld, dat 2.200 euro per student bedraagt, een deel van giften.” Een andere bron vermeldt dat “de opleiding bestaat uit twee jaar Arabisch en daarna; naar keuze, twee jaar om de koran uit het hoofd te leren of vier jaar islamitische theologie en opleiding voor een godsdienstig ambt. In tien jaar tijd heeft het instituut 120 diploma’s afgeleverd, dertig studenten zijn imam geworden”.16 In mei 2005 stond op de website van het IESH Parijs dat deze instelling “erkend is door het rectoraat van Créteil” en dat het een instituut voor imamopleiding heeft. De studie duurt er drie jaar en is bedoeld “voor studenten die de functie van imam willen gaan uitoefenen. Ze krijgen daartoe onderwijs in islamitische wetenschappen en in preek- en verkondigingsmethodiek, waarbij volkomen recht wordt gedaan aan de specifieke Franse context op juridisch, cultureel en sociaal gebied. Het Instituut van de Imams leidt zijn studenten ook op voor de functie van aalmoezenier aan”. Het IESH heeft ook een departement Arabische taal, een departement studie van de Heilige Koran, een departement islamitische godgeleerdheid, en een departement islamitische studies in het Frans. Er wordt eveneens afstandsonderwijs gegeven.
12
De Sauto M., La formation des imams en question , La Croix, 29-10-2003.
13
Le Figaro, 10/03/2005.
14
Men gaat ervan uit dat deze organisatie dicht bij de Moslimbroeders staat.
15
Dit departement kondigde in mei 2005 bijvoorbeeld het “negende seminarie van leerkrachten Arabische taal en godsdienst ” aan onder de titel ‘Methodes om kinderen en jongeren de Heilige Koran uit het hoofd te laten leren’.
16
De Sauto M., « La formation des imams en question , La Croix, 29-10-2003.
17
Le Figaro, 10/03/2005, citaat van de minister van Binnenlandse Zaken
Het Institut d’Etudes Islamiques de Paris, voorheen Université Islamique de France, werd in 1993 opgericht en was naar eigen zeggen van geen enkel land of organisatie afhankelijk. In 2000 gaf het nog avondlessen voor 200 studenten; geen enkele opleiding van het instituut was door de overheid erkend. Het sloot zijn deuren in 2002. Het Centre d’Etude et de Recherche sur l’Islam (CERSI), in SaintDenis (in de omgeving van Parijs), ging pas recentelijk open, en komt voort uit het hiervoor genoemde Institut d’Etudes Islamiques de Paris. “Het CERSI is een verenigingsstructuur zonder winstoogmerk volgens de wet van 1901. Deze structuur werkt volledig autonoom en is onafhankelijk van de overheid. Ze wordt volledig gefinancierd en gesteund door haar leden, die het functioneren ervan garanderen door middel van hun bijdragen”. Er wordt een driejarige opleiding in de islam en de Arabische taal gegeven; studenten kunnen een CERSI-certificaat in de islamitische studies behalen, maar dat wordt niet erkend door het ministerie van Onderwijs. De opleiding zou “een van de vooruitstrevendste” zijn vanwege het belang dat erin gehecht wordt aan de kennis van de Franse samenleving.17 Het Institut Français des Etudes et Sciences Islamiques (IFESI), “instelling voor islamitisch hoger onderwijs” gelegen in Boissy-St-Léger, “telt voortaan drie departementen: het departement Islamitische Wetenschappen, het Departement Arabische taal en het departement Koran”. “Het IFESI richt zich vooral tot Franstaligen, dat is zijn hoofdopdracht. Maar onder bepaalde voorwaarden kunnen ook Arabischsprekenden er in hun eigen taal terecht.”
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
53
Het Institut supérieur des sciences islamiques, opgericht in 1999 in SaintOuen, zou nog maar “in de allereerste beginfase zijn en heeft nog geen enkele geestelijke gevormd”.18 6.5.2.3. De rol van de Conseil Français du Culte Musulman in de opleidingen
– – –
–
De Conseil Français du Culte Musulman heeft elf thematische commissies opgericht, waarvan een zich buigt over de imamopleiding; zij heeft vier hoofddoelstellingen: een inventarisering maken van de imams en hun (gebrek aan) competentie; opleidingsstages organiseren in het recht van de erediensten, Franse taal en cultuur, “om de imam te doen inburgeren in de samenleving”; opleidingsinstituten voor imams oprichten in partnerschap met Franse universiteiten; de docenten zullen worden geselecteerd volgens academische criteria en hoeven geen moslim te zijn; de CFCM zou wel recht van toezicht op de opleiding hebben; het plan om in Straatsburg een faculteit voor godgeleerdheid op te richten nieuw leven in blazen.
Binnen deze commissie tekenen zich twee grote strekkingen af: – “Een eerste strekking staat vrij dicht bij de landen van oorsprong (Turkije, Algerije en, minder uitgesproken, Marokko); zij beschouwt het religieus personeel als functionarissen die ondergeschikt zijn aan de autoriteit van hen die de eredienst besturen. Zij hebben vertrouwen in de opleiding aan de universiteiten in het land van oorsprong en vragen dat de uitwisselingscircuits met die landen zouden worden versterkt (bijvoorbeeld Turkije en Algerije, maar er zijn ook voorstellen van Marokkanen om in Marokko zelf opleidingen en vooral ook permanente vorming voor imams te organiseren). Als er uitzicht is op de organisatie van een opleiding in Frankrijk, kan die alleen maar het model overnemen van een Algerijns islamitisch instituut. De huidige directeur van het instituut van de moskee van Parijs is de voormalige directeur van het islamitisch instituut van Oran, dat zeer traditioneel is ingesteld. Het kennisniveau van het Parijse instituut komt overeen met het niveau dat in Algerije vereist is. Of men geschikt is om sociale of educatieve functies uit te oefenen die aangepast zijn aan de Franse taal en context, lijkt niet essentieel. Maar het zou een vergissing zijn te denken dat dit soort opleiding tekortschiet en niet voldoet aan de verwachtingen van de gelovigen. De vraag naar dit soort imams blijft in de Algerijnse en de Turkse gemeenschap zeer groot en zal beslist nog niet gauw afnemen. - Een tweede strekking, minder traditioneel en met meer aanhang bij de jongeren, geeft de voorkeur aan imams die misschien minder theologische vorming hebben maar beter in staat zijn hun Franstalige omgeving te begrijpen en in het sociale leven geworteld zijn. Voorbeelden van dit soort geestelijken zijn de imams die nu al een actief beroepsleven hebben, vaak als leerkracht; het zijn autodidacten, die hun kennis ofwel via hun familie (zoon van een geestelijke) ofwel door in de leer te gaan bij een meester of stage te lopen aan islamitische universiteiten hebben verworven. Men vindt binnen deze strekking zowel zogenaamde ‘reformisten’, onder wie sommigen van de stroming van de moslimbroeders zijn, als ‘liberalen’ of spirituele moslims die aansluiten bij de hernieuwde soefibeweging.”19 6.5.2.4. Het rapport ‘L’Islam dans la République’ van het Haut Commissariat à l’Intégration (2000) Na een overzicht van de bestaande instituten onder de titel ‘Een opleidingsaanbod dat niet beantwoordt aan de behoeften’ te hebben geboden, beval dit rapport aan om “in een universitaire omlijsting te voorzien die is toegesneden op de opleiding van het religieuze kaderpersoneel”, omdat “de opleiding van het religieuze kaderpersoneel van essentieel belang is zowel voor de Republiek als voor de islam in Frankrijk. Van de kwaliteit en de inhoud van deze opleiding hangt gedeeltelijk af
54
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
18
Le Figaro, 10/03/2005, citaat van de minister van Binnenlandse Zaken .
19
GODARD B., « Formation des imams : état des lieux, http://www.sezame. info/index.php?action=article&id_article=120635
welke vormen de Franse islamitische cultuur zal aannemen.” Het rapport beklemtoonde dat “de overheid niet de legitimiteit noch de bevoegdheid heeft om in dit domein op te treden. Ze kan enkel de voorwaarden scheppen die het voor kandidaat-imams mogelijk maken om in Frankrijk de nodige opleiding te krijgen. De Hoge Raad voor de Integratie (HCI) wijst erop dat de staat de oprichting van universitaire instellingen kan aanmoedigen die de kennis van de islamitische cultuur kunnen verrijken, maar dat de staat niet de plaats kan innemen van het religieuze gezag dat bevoegd is over de opleiding van religieus personeel.” “Vanaf 1992 merkte de HCI op dat het verwerven van een echt statuut voor de islam in Frankrijk de verwezenlijking van twee doelstellingen zou dienen. Eerst en vooral zou het de bevolking in haar geheel toegang verlenen tot een centrum van reflectie en kennis over de islamitische cultuur. Dat zou de rol zijn van een instituut voor onderwijs en onderzoek van het universitaire type. Maar even noodzakelijk zou de oprichting zijn van een hogere instantie die de moslimtraditie in de Franse context kan herinterpreteren.(...) Die zou zo de kritische theologische functie uitoefenen die noodzakelijk is om een beeld van het geloof uit te tekenen dat rekening houdt met de behoeften van mensen die in een andere cultuur zijn terechtgekomen. Ze zou ook verantwoordelijkheid op zich kunnen nemen voor de imamopleiding.
020 2 Noot van de auteurs. Dit rapport beval de ontwikkeling aan van (1) een lesmodule van godsdienstwetenschappen op licentieniveau en (2) een opleiding in islamitische godgeleerdheid aan de universiteit van Straatsburg die een DEUG (na twee jaar studie), een licentie (na drie jaar studie) en een master (na vier jaar studie)zou omvatten; het rapport werkte ook een curriculumvoorstel uit. De geschatte kostprijs vooraf van het project was overigens bijzonder laag (2 à 3 docenten, 400 à 500 lesuren, 8.000 tot 9.000 euro bedrijfskosten).
Acht jaar later is deze analyse nog steeds geldig. De oprichting van het Institut d’études de l’Islam et des sociétés du monde musulman, centrum van het EHESS, beantwoordt gedeeltelijk aan de eerste doelstelling die destijds door de HCI werd geformuleerd. Maar er is nog geen enkel initiatief naar boven gekomen dat de theologische opdracht die hierboven wordt beschreven zou kunnen vervullen. De islamitische gemeenschap heeft nog altijd geen equivalent voor de katholieke instituten van Parijs, Rijsel of Lyon, het rabbijnse Grootseminarie van Parijs, de protestantse Instituten voor godgeleerdheid of zelfs de theologiefaculteiten van de universiteit voor menswetenschappen van Straatsburg. Plannen voor de bouw van een privéinstituut voor hoger onderwijs, naar het model van het Institut catholique van Parijs en voor de oprichting van een instituut voor theologie aan de universiteit voor menswetenschappen in Straatburg hebben elkaar afgewisseld. Een rapport van professor Trocmé, oud-decaan van de theologische staatsfaculteit van Straatsburg, beval de oprichting aan van een opleidingscentrum in islamitische theologie aan de universiteit van Straatsburg 20. Dat laatste plan zou evidente verdiensten hebben voor de openheid van de islam voor andere culturen en voor de zichtbaarheid. De reglementaire voorwaarden die zouden worden gesteld (benoeming van de hoogleraren onafhankelijk van het religieuze gezag, openstelling van het onderwijs voor iedereen, onderscheid tussen de erkende universitaire opleiding en de beroepsopleiding voor bedienaars van de eredienst, die wel onder de eigen verantwoordelijkheid van de religieuze organisaties zou vallen) zouden ervoor zorgen dat leken toegang kunnen krijgen tot de religieuze cultuur van de islam terwijl tegelijkertijd een stevige universitaire cultuur wordt geschapen voor toekomstige imams, die daarna vrij gekozen zouden worden door hun gemeenschap. Zoals F. Messner schrijft, zouden de leidinggevenden van de moslimgemeenschap worden opgeleid in instituten die onder overheidstoezicht staan, volgens de academische criteria die aan de universiteiten gelden. De islamitische theologie zou, met behoud van haar eigen karakter, naast andere wetenschapstakken komen te staan. Deze relatieve interdisciplinariteit zou de marginalisering van de islamitische theologie en haar theologen kunnen voorkomen, zowel ten opzichte van de universiteit en haar methoden als ten opzichte van de samenleving in het algemeen. De HCI beveelt aan om te onderzoeken of het mogelijk is een beroep te doen op het specifieke concordaatsstelsel en de uitzonderlijke positie van de stad Straatsburg om er een opleidingsinstituut voor islamitische theologie op te richten.”
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
55
6.5.2.5. De initiatieven en voorstellen van de overheid Franse taalopleiding voor de imams in functie “Vandaag spreken van de 1.200 imams die in Frankrijk werkzaam zijn er zo’n 400 geen Frans. Dominique de Villepin, [destijds] minister van Binnenlandse Zaken, Binnenlandse Veiligheid en Lokale Vrijheden heeft beslist een opleiding te organiseren om imams snel Frans te laten leren. De prefecten hebben, in samenwerking met de Conseils Régionaux du Culte Musulman (CRCM) en met de financiële steun van het Fonds d’Action Social pour l’Intégration et la Lutte contre les Discriminations (FASILD), in alle regio’s voorzien in opleidingsstages Frans voor deze imams. De opleidingen worden afgestemd op het aanvangsniveau van de imams, dat bij de aanvang van de stage wordt getoetst. De opleidingen zullen 300 tot 600 lesuren omvatten. Aan het einde van de stage krijgen de imams een diploma Franse taalbeheersing.”21 Voor de Villepin “is de permanente vorming van imams vandaag een feit: driehonderd onder hen beginnen nu aan een opleiding waardoor ze de Franse taal zullen leren te beheersen.” Kennis van de Franse wetgeving voor de imams in functie Er is ook geopperd de imams in functie de beginselen van de Franse wetgeving en instellingen bij te brengen, eveneens in het raam van een soort ‘permanente vorming’ of ‘niveauverbetering’22.Maar er zijn ons geen initiatieven in dit verband bekend, behalve het project dat hieronder wordt beschreven maar dat zich in de eerste plaats richt op de huidige kandidaat-imams. De opleiding van de imams Op initiatief van minister Dominique de Villepin werd in de lente van 2004 een comité van experts aangesteld waarvoor de imamopleiding een van de prioriteiten is. Volgens Xavier Ternisien “streeft dit comité een duidelijk doel na: het omzeilen van de Conseil Français du Culte Musulman, waarvan de commissie bevoegd voor de imams niet actief genoeg wordt bevonden. En vooral de Moskee van Parijs en de Union des Organisations Islamiques de France buitenspel zetten, de enige twee moslimfederaties die over opleidingscentra voor imams beschikken. De leden van deze groep experts stellen dat, wat ze er ook zelf over zegt, de Moskee van Parijs er nooit in geslaagd is om imams in Frankrijk op te leiden, en dat anderzijds het Institut européen des sciences humaines, in Saint-Lèger-de-Fourgeret (Nièvre), met ernstige financiële problemen kampt en als te strikt wordt beschouwd”23. De opmerkingen van dit comité van experts mogen terecht zijn, maar de organisatie van de imamopleiding is geen bevoegdheid van de Franse staat. Door deze werkwijze bemoeit de staat zich met de islamitische eredienst, wat in tegenspraak is met de wetten van de republiek.24 Eind 2004 zijn de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Onderwijs overeengekomen dat twee Parijse universiteiten, Paris IV-Sorbonne en Paris IIAssas, vanaf het academiejaar 2005-2006 een “nieuw universitair diploma (UD) zouden aanbieden om een perfecte kennis van de Franse samenleving en het Franse recht te verwerven. Het zal de kandidaat-imams ten stelligste worden aangeraden naast hun religieuze studies ook deze opleiding te volgen. Deze toekomstige imams zouden meer bepaald in Assas college kunnen lopen in privaatrecht, grondwettelijk recht, openbare vrijheden (waarin begrepen de vrijheid van eredienst, van meningsuiting, van eigendom...).” “Het DU zou ook cursussen geschiedenis van Frankrijk, van de instellingen... omvatten. Die zouden worden gegeven aan Paris-IV Sorbonne en de onderdompeling in de Franse samenleving volledig
56
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
21
Officieel communiqué van Dominique de Villepin van 09/02/2005.
22
Le Figaro, 7/12/2004.
23
Le Monde, 11/05/2004.
24
M. El Battiui, F. Nahavandi en M. Kanmaz, Moskeeën, imams en islamleerkrachten in België, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 2004, pp. 36-38.
maken; deze opleiding zou niet alleen bestemd zijn voor aankomende imams maar ook voor buitenlanders of personen die deze basiskennis nodig hebben om in Frankrijk te kunnen werken. Deze universitaire opleiding over twee jaar zou facultatief blijven. Maar alles wordt in het werk gesteld om haar aantrekkelijk te maken: wie de opleiding volgt kan het statuut van student en dus ook een verblijfsvergunning krijgen en heeft recht op sociale steun en op beurzen.”. “De opleiding is niet voorbehouden voor kandidaat-imams, maar respecteert wel hun tijdsbesteding: de cursussen worden over twee jaar gespreid, opdat de toekomstige imams hun religieuze en wereldlijke studies kunnen combineren. Deze opleiding van 220 uur, toegankelijk voor wie een baccalauréat of gelijkwaardig diploma heeft, richt zich niet op de imams in functie maar op toekomstige geestelijken. De Moskee van Parijs heeft al aangekondigd dat een vijftigtal studenten van haar instituut kandidaat zijn voor de opleiding. De financiering van dit speciale programma moet nog worden bepaald. Het inschrijvingsgeld zal een deel van de kosten dekken. Ondertussen duren de discussies tussen de ministeries voort.” “De Moskee van Parijs is tevreden over deze formule. Vorig jaar had ze een soortgelijke module voorgesteld om haar Algerijnse studenten in Frankrijk te laten inburgeren. Ze heeft de lijst al overgemaakt van de zestig studenten van haar theologisch instituut, die er blijkbaar op gebrand zijn om kennis te maken met de universiteitsbanken. De voorzitter van de UOIF, Lhaj Thami Breze, bevestigt dat hij de studenten van zijn instituut van Bouteloin (Nièvre) zal aanmoedigen om deze universitaire opleiding te volgen, want “een imam kan de vrijzinnigheid en haar geschiedenis in Frankrijk niet ignoreren”. Maar hij vraagt wel al financiële steun voor de kosten voor vervoer en verblijf in Parijs.”25 In november 2005 hebben wij echter vernomen dat dit vormingsproject uiteindelijk niet doorgaat omdat de Raad van Studiën binnen de Sorbonne tegen dit project heeft gestemd.
25
Le Figaro, 7/12/2004 en 10/03/2005.
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
57
7. Nederland
26
7.1. Inleiding Nederland wordt gekenmerkt door een zeer grote verscheidenheid van kerkgenootschappen – in de eerste plaats protestantse, ondanks de hergroeperingen die zich in het kader van de Generale Synode al hebben voorgedaan – en een georganiseerde niet-confessionele beweging die vergelijkbaar is met wat er in België op dat gebied bestaat. De erediensten, die louter op basis van rechtspraak erkend zijn, evenals de entiteiten waaruit ze zijn samengesteld, zijn in het algemeen georganiseerd als privaatrechtelijke rechtspersonen sui generis, hoe ze ook intern georganiseerd zijn. Sinds 1983 hebben de financiële verplichtingen van de staat ten opzichte van de erediensten opgehouden te bestaan en zijn ze vervangen door een eenmalige toelage, ook al zijn enkele directe subsidies gehandhaafd. De staat beschouwt twee instanties als representatief voor de islamitische eredienst: het Contactorgaan Moslims en Overheid en de Contact Groep Islam. Voor de opleiding van de bedienaars van de erediensten wordt door vele kerkgenootschappen voor het grootste deel een beroep gedaan op de openbare universiteiten. Over de kwestie van de opleiding van de imams is de laatste jaren uitvoerig gerapporteerd. De huidige plannen moeten vooral gezien worden in het licht van het bevorderen van de integratie van de geïmmigreerde bevolkingsgroepen. Behalve verscheidene niet-erkende en niet-gefinancierde opleidingen zijn er projectoproepen gedaan en aan de Vrije Universiteit is een universitaire opleiding van stapel gelopen. 7.2. Religieuze overtuiging en structurering van de erediensten Een deel van de religieuze gemeenschappen is lid van de Raad van Kerken in Nederland, die zestien Kerken verenigt (elf leden en vijf kandidaat-leden), waaronder: – de Generale Synode van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), die sinds 1 mei 2004 de Gereformeerde Kerken in Nederland, de Nederlandse Hervormde Kerk en de kleinere Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden omvat, of ongeveer 21 procent van de bevolking; – de Rooms-Katholieke Kerk, of ongeveer 31 procent van de bevolking; – de Anglicaanse Kerk in Nederland (hangt af van hetzelfde bisdom als de anglicanen in België). Onder de overige leden zijn er verscheidene orthodoxe gemeenschappen en een zeker aantal andere protestantse kerkgenootschappen, maar geen enkele moslimorganisatie. De Raad van Kerken in Nederland, waarvan de leden een ruime meerderheid van de gelovige Nederlanders vertegenwoordigen, mag giften ontvangen. Verschillende andere gemeenschappen maken geen deel uit van deze Raad van Kerken, zoals: – het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK), de koepelorganisatie van de joodse gemeenschappen; – de Evangelisch-Lutherse Synode (vijf leden), die geen deel uitmaakt van de Generale Synode van de Protestantse Kerk. De Humanistische Alliantie telt diverse aangesloten organisaties, waaronder het Humanistisch Verbond en de Universiteit voor Humanistiek. Nederland heeft, net zoals België, morele adviseurs in verschillende instellingen (strijdkrachten, enz.). Veertig procent van de Nederlanders verklaart ‘niet religieus’ te zijn. De moslimgemeenschap wordt geschat op 5,8 procent van de bevolking, of 944.000 mensen. Daarvan zijn 328.000 mensen oorspronkelijk afkomstig uit
58
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
26
Afgezien van de referenties die in de bibliografie worden vermeld, komen de gegevens van de genoemde erediensten en instellingen zelf (in het bijzonder van hun website); onze dank aan Mevr. Timke Visser (ministerie van Justitie) voor haar uiterst nuttige aanvullende informatie.
Turkije en 296.000 uit Marokko; de belangrijkste andere landen van herkomst zijn Irak, Afghanistan, Suriname en Iran. Uit nog andere landen komen 116.000 mensen en er zouden 2.000 bekeerlingen zijn. Het aantal moskeeën zou ongeveer 450 bedragen, waarvan 250 Turkse (waarvan 142 van de Diyanet), 90 Marokkaanse, 35 Surinaamse en 75 andere. Er zouden 500 imams zijn. Ter vergelijking, de katholieke eredienst telt 1.600 parochies en bijna 700 priesters. 7.3. Verhouding tussen de Kerken en de staat
27
De religieuze gemeenschappen zijn rechtspersonen sui generis, net zoals de entiteiten waaruit ze zijn samengesteld en de lichamen waarin ze verenigd zijn. Ze organiseren zich volgens het privaatrecht en stellen zelf hun interne regels vast, voorzover die niet tegen de wet indruisen. Er is geen voorafgaande controle van de van de religieuze gemeenschappen. Wanneer zij zich evenwel gesteld zien voor het probleem van de definitie van de godsdienst, hebben de rechtbanken de nadruk gelegd op twee criteria: het bestaan van een gestructureerde organisatie en van een religieus doel. Sommige religieuze gemeenschappen verkiezen zich niet te beroepen op artikel 2 van Boek II van het burgerlijk wetboek en zich te organiseren in verenigingen of stichtingen van gemeen recht. Die formule wordt vaak gekozen door de niet-christelijke gemeenschappen. In 1983 keurde het parlement een wet goed die een einde maakte aan de financiële relaties tussen de staat en de Kerken. Daardoor kwam een einde aan de traditionele verplichtingen van de staat in verband met de wedden en de pensioenen van de bedienaars van de eredienst. De wet van 1983, die een tussen de staat en twaalf religieuze gemeenschappen gesloten akkoord ratificeert, voorziet in een eenmalige toelage van 113,5 miljoen euro aan de ondertekenende gemeenschappen. De jaarlijkse rente op deze som is meer dan het bedrag dat deze gemeenschappen eerder werd toegekend. Om dat geld te beheren hebben de gemeenschappen een stichting opgericht die als enig doel heeft de pensioenen uit te keren en waarvan de statuten de precieze verdeling van de fondsen bepalen. Bij gebrek aan directe subsidies zijn collectes en giften de belangrijkste bron van inkomsten van de religieuze gemeenschappen. Zeven religieuze gemeenschappen, waaronder de katholieke Kerk en de verschillende gereformeerde Kerken, hebben zich in 1973 aaneengesloten om gezamenlijk hun collectewerving te organiseren; als resultaat daarvan is het bedrag van de giften sterk gestegen. Deze collectes vormen 80 procent van hun inkomsten, de rest komt uit de opbrengst van financiële producten en huurgelden. In 1999 beliepen de inkomsten van deze zeven gemeenschappen 408,4 miljoen euro. Deze inkomsten dienen in hoofdzaak om de personeelskosten en de uitgaven voor de gebouwen te bestrijden. Daar komen directe subsidies bij: aalmoezeniers, gebouwen onderhouden door de overheid, financiering van sociale activiteiten evenals diverse fiscale voordelen en de tegemoetkomingen in het raam van het patrimonium voor beschermde gebouwen. 7.4. De vertegenwoordiging van de islamitische eredienst 27
Deze alinea’s zijn hoofdzakelijk gebaseerd op het document Le Financement Des Communautés Religieuses, 2001, p. 45.
28
Over de rol die de overheid dit orgaan wil zien spelen, zie: . . . http://www.justitie.nl/pers/speeches/arch ief/archief_2004/070204_presentatie_c mo.asp
De minister van Integratie erkent twee organisaties als gesprekpartners van de overheid voor de moslimgemeenschap. Van zo’n aanspreekpunt verwacht de minister dat er regelmatig gesprekken over kwesties die de moslimgemeenschap betreffen mee plaatshebben. Het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO), samengesteld uit zeven Turkse, Marokkaanse en Surinaamse moskeeorganisaties die in totaal ongeveer 500.000 moslims vertegenwoordigen, is zo in november 2004 ‘erkend’28. De belangrijkste
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
59
verenigingen die er bij zijn aangesloten zijn: Islamitische Stichting Nederland (ISN, 142 moskeeën), Milli Görüs Noord-Nederland (MGN, 28 moskeeën), Nederlandse Islamitische Federatie (NIF, 24 moskeeën), Stichting Turkse Islamitische Culturele Federatie (STICF), Unie van Marokkaanse Moslimorganisaties in Nederland (UMMON, 90 moskeeën), World Islamic Mission Nederland (WIM, 13 moskeeën), Stichting. Islamitisch Centrum Nederland (SICN, 48 moskeeën). In januari 2005 is ook de Contact Groep Islam (CGI) als aanspreekpunt erkend. De CGI verenigt soennitische, sjiitische, alevitische en ahmadiyyistische gemeenschappen en vertegenwoordigt zo’n 115.000 moslims29. De volgende verenigingen maken er deel van uit: Unie van Lahore Ahmadiyya (ULAMON), Nederlandse Moslimraad (NMR), Federatie van Alevitische Gemeenschappen (Hak-Der), Overkoepelende Sjiitische Vereniging (OSV). 7.5. De opleiding van de bedienaars van de erediensten 7.5.1. Algemene context – andere erediensten De opleiding van de bedienaren van de erediensten wordt gekenmerkt door het grote beroep dat wordt gedaan op de universiteiten, openbare en andere. Zoals het rapport ‘Islam in Nederland’ (2003) in herinnering heeft gebracht, zijn er verscheidene mogelijkheden voor een religieuze of levensbeschouwelijke gemeenschap die een hogere opleiding wil opzetten. Die mogelijkheden zijn dezelfde voor alle overtuigingen. De diverse genoemde voorbeelden worden hieronder weergegeven. Opleidingen kunnen buiten een wettelijke regeling om worden georganiseerd, dat wil zeggen zonder erkenning en zonder financiering, zoals de Islamitische Universiteit Rotterdam en de Islamitische Universiteit van Europa. De opleidingen kunnen eveneens worden georganiseerd binnen de huidige wettelijke context, en wel op verschillende manieren. – De eerste mogelijkheid is elementen toe te voegen aan bestaande opleidingen, wat een vrij snelle manier van aanpakken is als men een opleiding wil organiseren. Zo is er een cursus geschiedenis van de islam gegeven aan de Universiteit van Amsterdam. – Een tweede mogelijkheid is te vinden in een universitaire context. Het algemene gedeelte van het onderwijs wordt gegeven door een (veelal) openbare faculteit godgeleerdheid en de elementen die specifiek zijn voor de desbetreffende eredienst worden gegeven door een instelling die afhangt van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie in kwestie. Dat biedt garanties voor de kwaliteit, de mogelijkheid om erkende titels te verlenen en beperkt de kosten, in het bijzonder wat de infrastructuur betreft. Zie als voorbeelden de faculteit godgeleerdheid van de universiteiten van Leiden en Utrecht. – Een derde mogelijkheid is de oprichting van een instelling voor hoger onderwijs. Erkenning daarvan moet worden aangevraagd bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, wat tegelijk de mogelijkheid biedt door de overheid gefinancierd te worden onder voorbehoud van een voldoende goed bevonden kwaliteit. In dit model vinden we enerzijds (op academisch niveau) de Katholieke Kerk, de Gereformeerde Kerk (in Kampen en in Apeldoorn), de opleiding voor morele adviseurs aan de Universiteit voor Humanistiek en anderzijds (op hogeschoolniveau) acht instellingen die bedienaars van de erediensten opleiden, diakens, enz., zoals de Azusa Theologische Hogeschool, de Stichting Reformatorische Leergangen en de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond ‘Johannes Calvijn’. – Ten slotte is er een vierde mogelijkheid: het ‘groeimodel’, waarbij een opleiding geleidelijk meegroeit met haar leerlingen, tot het niveau van hoger onderwijs, universitair of niet, zoals is gebeurd met de Universiteit voor Humanistiek, opgericht in 1962 en als universiteit erkend sinds 1991, of met de Azusa Theologische Hogeschool, waarvan hierboven al sprake.
60
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
29
http://www.regering.nl/actueel/nieuwsarchief/2005/01January/13/0-421_42-53837.jsp
De opleiding van de bedienaars van de erediensten aan de universiteiten krijgt haar beslag volgens de duplex ordo of de simplex ordo. – De duplex ordo is een ‘koppeling’ tussen de universitaire en de religieuze opleiding, die teruggaat op de wet op het hoger onderwijs van 1876. Die gaf de Nederlandse Hervormde Kerk het recht de docenten aan de theologische faculteiten zelf te benoemen. De huidige duplex ordo brengt met zich mee dat de vakken systematische en praktische theologie onder de verantwoordelijkheid van godsdienstdocenten vallen. Zo is de situatie in de rijksuniversiteiten. – De simplex ordo, zoals in de opleiding van de PKN aan de Vrije Universiteit en aan de Theologische Universiteit Kampen (ThUK), is daarentegen een eenheidsstructuur, zonder onderscheid tussen de religieuze (christelijke ethiek, dogmatiek, theologische praktijk, religieus recht…) en de neutrale leerstof (exegese, godsdienstgeschiedenis, godsdienstwetenschappen…). 7.5.2. Instellingen voor islamitisch onderwijs Er bestaan twee instellingen die de naam universiteit dragen maar niet erkend noch door de overheid gefinancierd worden. Zij illustreren ook de verdeeldheid van de moslimgemeenschap, net zoals het bestaan van twee aanspreekpunten voor de overheid dat doet. Al zal men moeten vaststellen dat de protestantse gemeenschap nog veel verdeelder is. Islamitische Universiteit Rotterdam (IUR) Opgericht in 1997, wil deze universiteit erkend worden door de overheid. Ze telt in hoofdzaak een theologische faculteit (‘Faculteit van Islamitische Wetenschappen’) waar men drie opleidingen kan volgen: imam, aalmoezenier en wetenschappelijk onderzoeker. De structuur van de opleidingen volgt die van de Nederlandse universiteiten, i.e. een baccalaureaatstudie van drie jaar, gevolgd door een Master, met een kredietpuntensysteem. In 2003 sprak de IUR van 240 studenten, van wie zes een Master-opleiding volgden. De docenten komen uit verschillende landen, waaronder Turkije, Egypte en Marokko, het onderwijs wordt grotendeels in het Turks of het Arabisch gegeven. De door de IUR gevormde imams schijnen te werken in moskeeën van verschillende strekkingen, met uitzondering van de moskeeën van de ISN (die imams uit Turkije laten komen).30 De IUR heeft geantwoord op de projectoproep van april 2005, samen met de Faculteit Godgeleerdheid van de Universiteit Utrecht. Islamitische Universiteit van Europa (IUE) in Schiedam De opleiding verstrekt door deze instelling, ontstaan in 2001 door afscheiding van de Islamitische Universiteit Rotterdam, komt grotendeels overeen met die van de laatste. Ook de IUE wil een erkende universiteit worden. De verzoeningspogingen tussen de twee instellingen hadden eind 2003 nog niets opgeleverd. Een flink aantal studenten en docenten zijn recentelijk geïmmigreerd uit Marokko en Turkije. De IUE poogt het gebruik van het Nederlands aan de universiteit te vergroten.31 De IUR heeft samen met de Universiteit voor Humanistiek geantwoord op de projectoproep tot de universiteiten van januari 2005. 7.5.3. Recente politieke ontwikkelingen Het rapport ‘Imams in Nederland’ 30
« Imams in Nederland », pp. 19-20.
31
Idem, p. 20.
Het rapport ‘Imams in Nederland: wie leidt ze op?’ (december 2003) is opgesteld door een adviescommissie bestaande uit hoogleraren en medewerkers van de drie Nederlandse universiteiten. Die commissie was belast met de opdracht een advies
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
61
uit te brengen, enerzijds over het aanwijzen van een of meer instanties voor wetenschappelijk onderwijs die in een imamopleiding konden voorzien, anderzijds over de erkenningscriteria voor structuren voor een imamopleiding. Het uitgangspunt van het rapport, en trouwens van heel de Nederlandse politiek is dat religieuze en levensbeschouwelijke opvattingen van groot belang zijn voor het individuele welbevinden en het sociaal functioneren van ‘etnische’ minderheden.32 Dit rapport presenteerde een stand van zaken, de posities van de moslimgemeenschap en schetste enkele perspectieven.
–
–
–
–
–
– –
–
–
Uit de standpunten van de moslimorganisaties in verband met de opleidingsbehoeften lichten we de volgende. De Turks-Islamitische Culturele Federatie (TICF) en de Islamitische Stichting Nederland (ISN) zijn van mening dat de staat zich niet dient te bemoeien met de rekrutering en de opleiding van de imams, die onder de bevoegdheid van godsdienstige organisaties valt. Zij vinden het opleidingsniveau van hun imams bevredigend, menen dat dat niveau gegarandeerd kan worden en dat de imams in Turkije een cursus krijgen die hen op hun verblijf in West-Europa voorbereidt. De Unie van Marokkaanse Moslimorganisaties in Nederland, die dicht bij de Marokkaanse autoriteiten staat, is niet gekant tegen opleidingsplannen maar meent dat andere elementen (zoals de wedde van de imams) eerst geregeld moeten worden en dat een in Nederland gevestigde opleiding kan noch mag leiden tot een ‘Nederlandse Islam’. Voor de imams van de WIM (die vooral moslims uit Suriname en Pakistan verenigt) is er een opleiding in Pakistan of in Groot-Brittannië, gegeven door Pakistani’s; er bestaat een Haagse afdeling. Verstrekt onderwijs vanaf het middelbare niveau en omvat een opleiding van vier tot vijf jaar die leidt tot het imamschap. In 2003 heeft slechts een tiental studenten deze weg gevolgd. Het Turkse Milli Görüs beschikt over imams die een opleiding in Turkije hebben gevolgd, soms aangevuld in de Arabische wereld (bijvoorbeeld aan de Al Azharuniversiteit in Caïro). Daarbij komen imams die door Turkije zijn gestuurd en die in het land wensen te blijven na hun verblijf van vier jaar. Er is ook op gewezen dat een zeker aantal vertegenwoordigers van organisaties pleitten voor een opleidingsaanbod dat verder gaat dan een eenvoudige imamopleiding en waarin de islam ook ter sprake wordt gebracht in de godsdienstwetenschappen, de sociale wetenschappen, enz. In de conclusies die het rapport trekt, verwijst het in de eerste plaats naar het feit dat het moeilijk is om in te grijpen aangezien er nu eenmaal een scheiding van Kerk en staat is – de wegen die in het onderstaande worden bewandeld passen dan ook in het raamwerk van het onderwijs en de integratie, en niet in dat van de erediensten als zodanig. De aandacht wordt ook gevestigd op de volgende elementen: één opleiding die voor alle strekkingen aanvaardbaar is schijnt een onmogelijkheid, gelet op de verscheidenheid van de moslimgemeenschap; een opleiding aan hogeschool en/of universiteit schijnt niet spoedig tot de mogelijkheden te zullen behoren, zodat het opzetten van korte en toegespitste opleidingen adequater lijkt; de stimulerende rol die de overheid kan spelen in haar hoedanigheid van werkgeefster, in het bijzonder van aalmoezeniers en van morele adviseurs in de strijdkrachten, de gevangenissen, enz. de verschillende opvattingen die er bestaan over de rol van de imam, wat niet zonder uitwerking zal blijken op de toekomstige opleidingen. 32
M. El Battiui, F. Nahavandi en M. Kanmaz, Moskeeën, imams en islamleerkrachten in België, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 2004, pp. 34-36.
33
http://www.regering.nl/actueel/nieuwsarchief/2005/03March/24/0-42-1_4257291.jsp
De integratieprogramma’s Op integratiegebied stelt de inburgeringspolitiek aan personen van 16 tot 65 jaar die in Nederland wensen te blijven verschillende eisen op het gebied van de kennis van het Nederlands. Een nieuw wetsvoorstel wordt nu onderzocht.33
62
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
De predikanten van buitenlandse oorsprong, onder wie imams, moeten zich op die manier melden voor een inburgeringstraject.34 Aan het eind daarvan moeten ze een aanvullend oriëntatieprogramma volgen ten behoeve van godsdienstpredikanten dat de volgende aspecten omvat: geschiedenis en bevolking van Nederland; grondwettelijke beginselen; godsdiensten en verwachtingen ten opzichte van imams; cultuur; werkgelegenheid en huisvesting; onderwijs; volksgezondheid; regeringsbeleid ten aanzien van minderheden; probleemsituaties en criminaliteit. Dit oriëntatieprogramma voor de imams zal in 2006 worden herzien. Het zal dan bestaan uit een eerste deel, spoedig na aankomst in Nederland en in de taal van het land van herkomst, over de Nederlandse samenleving, à raison van driemaal twee dagen in negen weken. Parallel daaraan zal een inleidend programma lopen in de gemeenten (die zullen deelnemen in de kosten). Een tweede deel (in het Nederlands) zal betrekking hebben op de rol van de imams in Nederland. Aan het eind van het programma wordt een certificaat uitgereikt. De projectoproepen De Tweede Kamer heeft op 29 april 2004 een motie goedgekeurd die de regering verzoekt voor de imams die in Nederland werken verplicht te stellen dat ze een opleiding in het land hebben gevolgd, “omdat dat noodzakelijk is voor de integratie van de moslimgemeenschap”.35 In reactie op die motie heeft de minister van Integratie en Vreemdelingenzaken drie wegen voor de organisatie van de imamopleiding in Nederland geschetst: 1.De eerste bestaat in een oproep tot de universiteiten om voorstellen in te dienen, in januari 2005. Deze weg behoort tot de bevoegdheid van het ministerie van Onderwijs. Vier universiteiten hebben projecten ingediend maar alleen dat van de Vrije Universiteit is goed bevonden: het gaat om een opleiding van drie jaar waarvoor de VU een aanvangssubsidie van anderhalf miljoen euro heeft gekregen over een periode van zes jaar (of dus 250.000 euro per jaar); 2.De tweede weg is een projectoproep tot de erkende onderwijsinstellingen, in partnerschap met een moslimorganisatie. Dit valt dus onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie en het ministerie van Onderwijs. In totaal 400.000 euro kan zo worden toegewezen voor projecten die bijdragen aan de ontwikkeling van een curriculum voor de imams en de islamitische aalmoezeniers en van een ‘beroepsprofiel’ voor die functies36. Het doel is dat een en ander uitmondt in een opleiding die ion 2006 van stapel kan lopen. Men wil tegelijk iedere buitenlandse invloed weren. Vijf voorstellen zijn ingediend, waaronder die van het CMO en de CGI. 3.Een derde weg, samenwerken met de Diyanet, is van de hand gewezen door de Tweede Kamer. 34
Deelname aan dit programma blijft niet verplicht voor de imams die al in Nederland verblijven.
35
Verantwoordingsprotocol bij de Beleidsregels projectsubsidie ontwikkeling imamopleidingen (Staatscourant, 29 april 2005).
36
De tekst van de oproep, gepubliceerd in de Staatscourant van 29 april 2005, kan worden gedownload op http://www.justitie.nl/Images/Beleidsregels%20projectsubsidieimamopleidingen_tcm7434123.pdf.
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
63
8. Groot-Brittannië 8.1. Inleiding Engeland en Schotland hebben als gevestigde Kerk respectievelijk de Anglicaanse Kerk en de Presbyteriaanse Kerk38. Het Engelse systeem is in dit opzicht paradoxaal dat de erediensten er niet openbaar gefinancierd worden, de ‘gevestigde’ Kerk niet uitgezonderd. Doordat de bezittingen van de Kerk nooit in beslag zijn genomen, beschikt zij over een patrimonium waarvan de inkomsten toereikend zijn om haar uitgaven te bestrijden en haar bisdommen te financieren. Iets minder dan 3 procent van de bevolking is moslim. Twee instellingen zijn erkend als aanspreekpunten voor de overheid: de Muslim Council of Britain, die 420 zeer verscheiden organisaties verenigt, en de Union of Muslim Organisations of UK and Eire. Wat de opleiding betreft hebben de instellingen van de verschillende godsdiensten in het algemeen overeenkomsten met universiteiten waardoor de titels die zij afleveren erkend worden; dat geldt uiteraard voor de anglicanen, maar ook voor de baptisten, de katholieken en voor op zijn minst één islamitische instelling. 8.2. Godsdienstige overtuigingen en structurering van de erediensten Volgens de gegevens van de volkstelling van 2001 telde Groot-Brittannië toen 71,6 procent christenen, 2,7 procent moslims, 1 procent hindoes, 0,6 procent sikhs, 0,5 procent joden, 0,3 procent boeddhisten et 0,3 procent andere godsdiensten. Bij die 76,8 procent komen 15,5 procent mensen ‘zonder godsdienst’ en 7,3 procent die niet op de vraag naar hun religieuze overtuiging hebben geantwoord. Er zouden op die manier tussen de 1,6 en de 1,8 miljoen moslims zijn in GrootBrittannië; ter vergelijking: er zijn zo’n vier miljoen katholieken (van wie 915.000 praktiseert). Bijna zestig procent van de moslims is oorspronkelijk afkomstig uit Zuidwest-Azië (Iran, Pakistan, Bangladesh...); de rest bestaat uit Cyprioten, Turken, Maleisiërs, Oost- en West-Afrikanen. Er zouden tussen de 584 en 900 moskeeën zijn; ook het cijfer 1.000 wordt wel genoemd. Er zouden zo’n 1.000 à 1.100 imams zijn, van wie slechts een dertigtal in Groot-Brittannië zelf is opgeleid. 8.3. Verhouding tussen de Kerken en de staat “De staat financiert geen enkele eredienst direct, zelfs de Anglicaanse Kerk niet. Toch genieten de religieuze gemeenschappen indirecte openbare financiering, met name door de bijdragen voor het onderhoud van bepaalde gebouwen en door hun fiscale statuut. Alle religieuze gemeenschappen kunnen het statuut van liefdadige instellingen verkrijgen, waardoor ze een gunstig fiscaal statuut kunnen genieten. Ze worden meer in het bijzonder vrijgesteld van elke belasting op hun inkomsten. Aan de andere kant genieten ze dan weer geen enkel voorrecht op het gebied van de btw. Voorts worden de aalmoezeniers in het leger, de Nationale Gezondheidsdienst en de gevangenissen betaald door de diensten die hen rekruteren, en niet door de religieuze gemeenschappen waartoe ze behoren.” Via de English Heritage, een openbaar orgaan dat ressorteert onder het ministerie van Cultuur en toeziet op de bescherming van het historisch patrimonium, kunnen onderhoudswerkzaamheden aan kerken en kathedralen die nog in gebruik zijn gesubsidieerd worden. In de praktijk is de Anglicaanse Kerk de belangrijkste begunstigde van deze bepalingen en geschat wordt dat de staat iets van een 10 procent bijdraagt aan de uitgaven die de Kerk doet voor haar gebouwen. Daarenboven kan, dankzij de wet van 1969 op de in onbruik geraakte kerken en andere religieuze gebouwen, de Churches
64
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
38
Daarentegen hebben Noord-Ierland en Wales sinds respectievelijk 1870 en 1920 geen ‘gevestigde’ Kerk meer.
Conservation Trust staatskredieten krijgen voor het onderhoud van niet meer gebruikte kerkgebouwen. Voor de periode van 1 april 2000 tot 31 maart 2003 bedroegen die 8,8 miljoen pond (ong. 14,5 miljoen euro).39 De Church of England bezit een groot patrimonium: een kapitaal van 4,3 miljard pond (bestaande uit financiële en vastgoedactiva en schuldvorderingen). De Kerk steunde op die manier haar bisdommen met een bedrag van 51,6 miljoen pond in 2004. De islamitische eredienst krijgt geen geldelijke steun, maar “er is voorzien in openbare financiering om de gebedsplaatsen in de gelegenheid te stellen socioculturele en liefdadige activiteiten te ontwikkelen. Naast die financiering is er de geldelijke steun van buitenlandse staten zoals Saoedi-Arabië, Iran, Libië, het Irak van Saddam Hoessein en soms ook van moslimzakenmannen die in Engeland fortuin hebben gemaakt”.40 8.4. Vertegenwoordiging van de islamitische eredienst De Muslim Council of Britain (MCB) is een organisatie gewijd aan het algemeen welzijn, opgericht in 1997 door vertegenwoordigers van meer dan 250 mosliminstellingen uit alle regio’s van Groot-Brittannië en Noord-Ierland. Zijn doel is de samenwerking voor en de eenheid in moslimaangelegenheden in het Verenigd Koninkrijk, de inzet voor een helderder begrip van de islam en de moslims in een grotere gemeenschap en voor het uitroeien van vormen van discriminatie tegen moslims. Hij verenigt 480 organisaties van zeer verscheiden aard, waaronder moskeeën. Hij wordt erkend door de regering en door de instanties van de overige godsdiensten. De Union of Muslim Organisations of UK and Eire (UMO) heeft als doel de activiteiten van alle moslimorganisaties in het Verenigd Koninkrijk en Ierland te coördineren en het representatief orgaan van de Britse moslims in hun onderhandelingen met de Britse regering, andere regeringen en de internationale organisaties te zijn. Binnen de UMO helpt de National Muslim Education Council de docenten, meer bepaald met richtlijnen en handboeken voor het islamitisch onderwijs. Deze organisatie is lid van de Religious Education Council, naast een groot aantal organisaties en kerkgenootschappen (met name katholieken, baptisten, joden, moslims, humanisten, sikhs, orthodoxen, boeddhisten, enz.). Binnen de MCB is een commissie belast met ‘Mosque and community affairs’, waarvan een van de nagestreefde doelen is de selectiecriteria en de opleidingsbehoeften van imams en aalmoezeniers (ziekenhuizen, gevangenissen...) vast te leggen. 8.5. De opleiding van de bedienaars van de eredienst 8.5.1. Algemeen overzicht – andere erediensten
39
LES DOCUMENTS DE TRAVAIL DU SÉNAT, Série LÉGISLATION COMPARÉE, Le Financement Des Communautés Religieuses, n° LC 93 Septembre 2001, p. 17.
40
M. El Battiui, F. Nahavandi e M. Kanmaz, Moskeeën, imams en islamleerkrachten in België, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 2004, pp. 38-39.
Zowel bij de Church of England, via de Canons of the Church of England, als bij de katholieke eredienst is welomschreven wat de vereiste opleiding is om bedienaar van de eredienst te kunnen worden. Zo’n definitie bestaat niet bij de islamitische eredienst. Voorts zorgen de belangrijkste erediensten voor de opleiding van hun bedienaars via colleges die tot met erkende universiteiten geassocieerde instellingen behoren.
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
65
8.5.2. Opleidingsinstellingen – islamitische eredienst – Muslim College, Londen Het Muslim College, gesticht in 1981 door sjeik Dr. Zaki Badawi, heeft zijn opleidingsactiviteiten aangevat in 1987. Het wil een onafhankelijke, apolitieke en neutrale instelling zijn waarbinnen alle verschillende sekten van de islam hun plaats vinden. De studenten moeten in het bezit zijn van een universitaire graad voor ze aan het College kunnen beginnen voor een studie van twee jaar. Er wordt zwaar de klemtoon gelegd op het onderwijs van het complete erfgoed van de islam en de cursus combineert klassieke en moderne benaderingswijzen van de islamstudie. Studenten van verschillende islamstromingen (soennieten, sjiieten, wahabieten) studeren samen. Ook andere wereldgodsdiensten worden onderwezen, net zoals de westerse cultuur en filosofie. De opleiding legt de nadruk op de kwalificaties die van belang zijn voor imams die moeten functioneren in een Britse samenleving waar moslims een minderheid zijn, verschillende culturele, etnische en doctrinaire achtergronden hebben en ook met intergenerationele moeilijkheden af te rekenen hebben. 95 procent van de imams heeft moeite met zijn beheersing van het Engels. Het College organiseert seminars over onder meer aids, besnijdenis…Zoals in Nederland gaat de aandacht uit naar de jonge moslims. Het Muslim College heeft diverse Master-programma’s. Het heeft ook een samenwerking opgezet met Birkbeck College, University of London, in een reeks lezingen en deeltijdse cursussen via welke men een certificaat en een dipoma in de islamitische studies kan behalen. Het College heeft eveneens een imamopleiding ontwikkeld die bestaat uit acht modules, waarvan een gewijd is aan het bestuur van een moskee en een andere aan ‘de moskee en de gemeenschap’. – Islamic Foundation Het Training Department van de Islamic Foundation (Leicester), naar de site waarvan wordt verwezen door de MCB, geeft cursussen ‘in residentie’. De Islamic Foundation geldt als dochterorg h v a e n teis a tn i Markfield Institute of Higher Education (MIHE). Men kan er Master-opleidingen volgen (Islamic Studies, Muslim Community Studies, Islamic Banking Finance and Management – programma’s van één jaar in voltijds en van twee jaar in deeltijds onderwijs) en een certificaat in ‘Muslim Chaplaincy’ behalen (duur: twee semesters).d v a ro e nK A c e h rd Islamic s P th o s fim u ris ta d , Foundation en rector van het Markfield Institute, is eveneens voorzitter van het Institute of Policy Studies in Islamabad. Hij ontwikkelt tevens een internationaal scholingsproject-op-afstand met de Imam Sadiq-universiteit van Teheran. – Hawza Ilmiyya of London (HIL) en Islamic College for Advanced Studies (ICAS) Het studieprogramma van de HIL omvat een voltijds programma van acht jaar in de islamitische studies. Een baccalaureaat (B.A.) van drie jaar wordt georganiseerd in het ICAS; het wordt erkend door de Universiteit van Middlesex, die het hare aan de opleiding bijdraagt. Parallel aan de cursussen die op het ICAS worden gegeven, verwerven de studenten het basisniveau van traditionele islamitische kennis in de HIL. Na geslaagd te zijn voor de BA die hen voorbereidt op een Master, worden de studenten gedurende een jaar naar Damascus gestuurd om hun kennis van het Arabisch te verbeteren. In die periode doorlopen ze ook het middelbare niveau van de studie aan de HIL. De studenten worden bij hun terugkeer uit Syrië toegelaten tot het ICAS voor de Master (MA) in islamitische studies, en zetten ondertussen hun studie aan de HIL voort. Na vijf jaar ontvangen de studenten hun Masters-diploma van het ICAS en het certificaat Thiiqqah-tul-Islam van de Hawza Ilmiyya de Londres.
66
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
Tot slot is ook een doctoraat (PhD) mogelijk. Dit hoogste studieniveau aan de HIL duurt drie jaar en wordt gevolgd in de heilige stad Qom in Iran. Nadat zij een scriptie hebben geschreven, kunnen de studenten het doctoraat aan het ICAS behalen, met medewerking van de Shahid Beheshti-universiteit in Teheran. Daarenboven krijgen ze van de Hawza HIL het diploma Aalim-ud-Din. – The Islamic Academy is gelegen in Cambridge. Ze organiseert lezingen en cursussen; ze leidt leerkrachten voor het islamonderwijs op. – Andere organisaties spelen een tegelijk religieuze rol en treden op de voorgrond in het onderwijs op nationaal niveau: de United Kingdom Islamic Mission, de Muslim Education Trust, de National Muslim Education Council en de UK Council of Mosques. – De islam wordt ook nog bestudeerd en onderzocht aan andere Britse universiteiten, zoals aan de Universiteit van Birmingham. Verder wordt ook de opening van een islamstudiecentrum in het Verenigd Koninkrijk voor september 2005 aan de universiteit van Cardiff aangekondigd; dat zou een Master ‘Islam in GrootBrittannië’ op het programma hebben, de eerste in zijn soort. Ook wordt de ontwikkeling van certificaten en diploma’s islamitische studies gepland, met gespecialiseerde programma’s voor professionals uit de publieke sector. Tot slot onderstreept een recent rapport de noodzaak om tot complementaire programma’s en instellingen te komen, op basis van samenwerking tussen de faculteiten voor islamstudies in het Britse hoger onderwijs en de mosliminstellingen voor hoger onderwijs. 8.6. Overige aspecten Kennis van de landstaal behoort in Groot-Brittannië niet tot de vooraf vereiste voorwaarden waaraan men moet voldoen.41
41
J. Nielsen (2003).
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
67
9. Duitsland
42
9.1. Inleiding De grondwet bepaalt dat de staat strikt neutraal dient te zijn, en regelt de verhoudingen met de erkende erediensten, die als publiekrechtelijke rechtspersonen optreden, en zeer grote autonomie genieten. Duitsland onderscheidt zich van de andere landen door een financiering van de erediensten die in hoofdzaak berust op een door de overheid van de gelovigen geheven belasting (Kirchensteuer) die vervolgens naar de verschillende kerkgenootschappen wordt doorgestort. De islamitische eredienst is op dit ogenblik niet in dit stelsel opgenomen en heeft ook geen officiële representatieve instantie. Hij geniet dan ook geen financiering via de kerkbelasting. De Duitse moslimbevolking komt voor haast tweederde uit Turkije; de Diyanet is dus zeer aanwezig in de organisatie van de moskeeën en stuurt zelf opgeleide imams voor enkele jaren naar de Turkse diaspora. Andere opleidingen die min of meer verband houden met het imamaat kunnen overigens op het Duitse grondgebied gevolgd worden. 9.2. Godsdienstige overtuigingen En Structurering van de erediensten De katholieke Kerk en de Evangelische Kirche in Deutschland (EKD) zijn de grootste godsdienstige groeperingen, met respectievelijk 26 en 26 à 27 miljoen gelovigen. Die gegevens zijn vrij precies, gelet op de kerkbelasting43. De islam is de op twee na grootste godsdienst, met naar schatting 3,2 miljoen moslims. Die komen uit 41 landen, maar de twee miljoen moslims van Turkse herkomst zijn duidelijk in de meerderheid; onder de andere landen van herkomst vinden we het voormailge Joegoslavië, de Arabische staten, Zuid- en Zuidwest-Azië. Het aantal moskeeën wordt geschat op 2.500; ter vergelijking: er zijn 17.991 protestantse parochies van de EKD. Onder de belangrijkste andere erediensten kunnen de orthodoxen worden genoemd (1,2 miljoen gelovigen), de baptisten (300.000 à 380.000 gelovigen) en de 190.000 joden (van wie 105.000 zich tot de Centrale Raad bekennen). “De belangrijkste moslimorganisatie met een groot aantal aangesloten verenigingen is de ‘Türkisch-Islamische Union der Anstalt für Religion’ (DITIB). Volgens haar eigen cijfers telde de DITIB in 1999 776 aangesloten verenigingen op het federale grondgebied. Het aaneensluiten van moslimorganisaties heeft tot de geboorte van de ‘Islamrat für die Bundesrepublik Deutschland’ in 1986 en tot de ‘Zentralrat der Muslime in Deutschland’ in 1994 geleid. Terwijl de Islamrat met zijn meer dan dertig aangesloten organisaties door de als extremistisch beschouwde moslimgemeenschap van Milli Görüs gedomineerd wordt, vertegenwoordigt de Zentralrat met zijn negentien leden een breed spectrum van verschillende nationaliteiten en oriëntaties. Maar hij verenigt in totaal wel maar 200 moskeeën. De alevieten zijn georganiseerd in de Föderation der Aleviten Gemeinden in Deutschland/Almanya Alevi Birlikleri Federasyonu (AABF), met zo’n honderd aangesloten verenigingen.”44 9.3. Verhouding tussen de Kerken en de staat
45
9.3.1. Juridische context “Artikel 140 van de Grondwet bepaalt dat de artikelen 136 tot 139 en 141 van de Constitutie van Weimar, betreffende de godsdienst en de godsdienstige genootschappen, van kracht blijven. Deze artikelen proclameren de strikte neutraliteit van
68
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
42
Afgezien van de referenties die in de bibliografie worden vermeld, komen de gegevens van de genoemde erediensten en instellingen zelf (in het bijzonder van hun website), uit de archieven vanw. goers.w im tnw iorien van de Deutsche Welle. Dank ook aan Dr. Barbara Lichtenthäler, directrice van de Erediensten in Baden-Wurtemberg.
43
Het zich bekennen tot een erkende eredienst brengt het betalen van een belasting met zich mee. Deze situatie leidt to het vertrek van gelovigen (‘uittredingen’). Zo hebben tussen 1992 en 2001 bijna 1,4 miljoen mensen de Katholieke Kerk verlaten en bijna 2,4 miljoen de protestantse Kerken.
44
http://www.tatsachen-ueber-deutschland.de/1281.99.html
45
De punten 9.3.1. en 9.3.2. zijn genomen uit of direct geïnspireerd door het document Le Financement Des Communautés Religieuses, 2001, pp. 7-14, dat in voorkomend geval geactualiseerd is. Zie ook CHRISTIANS (2005).
de staat, en organiseren tegelijkertijd zijn samenwerking met de religieuze gemeenschappen. De erkende religieuze gemeenschappen zijn publiekrechtelijke rechtspersonen. Krachtens de grondwettelijke bepalingen kunnen zij belastingen heffen, aalmoezeniersdiensten verzekeren in ziekenhuizen, gevangenissen en kazernes, en genieten zij het recht op zelfbeschikking, waardoor zij zichzelf vrij kunnen besturen en iedere inmenging van de staat wordt uitgesloten, of het nu om aangelegenheden gaat die direct met de eredienst te maken hebben of niet. Als de grondwettelijke bepalingen deze autonomie beperken vanwege de noodzaak de wet te respecteren die “voor eenieder geldt”, staat de interpretatie die het Federaal Grondwettelijk Hof van dit voorschrift geeft gelijk met een vrijwel totale autonomie. Op die wijze kunnen de erkende godsdienstige genootschappen zich vrijwaren voor de wetgeving, in het bijzonder voor het arbeidsrecht.” Tegenwoordig is 90% van de religieuze organisaties (voornamelijk de Katholieke Kerk, de Evangelische Kerk van Duitsland, waar verscheidene protestantse Kerken niet toe behoren, de Mormoonse Kerk, de joodse gemeenschappen en verschillende orthodoxe Kerken) erkend. De Getuigen van Jehovah zijn sinds kort erkend, ondanks het feit dat tevoren het federale administratieve hof de erkenningsaanvraag van die gemeenschap had afgewezen op grond van het feit dat ze haar leden verbiedt aan door de staat georganiseerde verkiezingen deel te nemen. De islamitische organisaties zijn daarentegen niet erkend. “De niet-erkende religieuze gemeenschappen zijn georganiseerd in publiekrechtelijke verenigingen. Zij genieten uitsluitend het grondwettelijke principe van de zelfbeschikking. De constituties van de verschillende Länder bevatten, hoewel ze de voorschriften van de federale Grondwet alle respecteren, zeer onderscheiden bepalingen. Sommige, zoals die van Baden-Wurtemberg of die van Rijnland-Palts, leggen nadruk op de samenwerking tussen de staat en de Kerken. Ze erkennen bijvoorbeeld de rol van de Kerken in de morele opvoeding, hun recht op openbare subsidies en op het onderhouden van seminaries. Andere, zoals die van Bremen, Hessen en de nieuwe Länder, leggen veeleer nadruk op de scheiding.”. 9.3.2. Financiering “De relaties tussen de twee belangrijkste Kerken en de staat worden in essentie geregeld door de akkoorden die ze onderling hebben gesloten, aan de ene kant de bondsstaat – of vaker nog de verschillende Länder – en aan de andere de Heilige Stoel of de Evangelische Kerk van Duitsland. Die akkoorden worden geratificeerd door de parlementen van de Länder. Over het algemeen bevatten ze vooral bepalingen waarvan de toepassing tegelijk het goedkeuren van wetten of regels door het Land vereist (het functioneren van privéscholen en aalmoezeniersdiensten in de verschillende openbare instellingen, liefdadige activiteiten van de Kerk, inschakeling van de Kerk in het volwassenenonderwijs en in de controleorganen van de regionale radio en televisie...) en het nemen van beslissingen van de kerkelijke autoriteiten (programma’s voor godsdienstonderricht in de instellingen voor openbaar onderwijs bijvoorbeeld). Ze bevatten eveneens precieze voorschriften, zoals de vastlegging van de bijdragen gestort door het Land.” Om een voorbeeld te geven, de overeenkomst die het Land Thüringen en de Heilige Stoel in 1997 met elkaar sloten bepaalt dat het Land in 1997 aan de Katholieke Kerk ongeveer 510.000 euro stort voor haar kerkgebouwen (met een vastgelegde jaarlijkse verhoging met 115.000 euro voor de jaren 1998 tot 2001) en ongeveer 2.585.000 euro voor haar andere uitgaven. “Volgens de bewoordingen van artikel 137-6 van de Constitutie van Weimar, nog steeds van kracht, hebben de erkende religieuze groeperingen het recht een kerkbelasting te heffen “op basis van de burgerlijke belastinglijsten, met inachtneming van de rechtsbepalingen van het Land”. Ieder Land heeft dus een wet op de kerk-
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
69
belasting aangenomen. Die wetten zijn kaderwetten, waarvan de toepassing beslissingen van de Kerken zelf vereist. De geldende bepalingen variëren van Land tot Land, maar ze vertonen wel gemeenschappelijke kenmerken. De kerkbelasting moet uitsluitend worden betaald door natuurlijke personen die belastingplichtig zijn, gedoopt zijn en hun geloof niet hebben afgezworen. Het grondwettelijke beginsel van de geloofsvrijheid geeft immers de facto iedere burger de mogelijkheid in eigen persoon naar de rechtbank te stappen en zich daar van iedere geloofsovertuiging vrij te verklaren. De kerkbelasting vertegenwoordigt 8 of 9 procent van de inkomstenbelasting geheven door de Länder. Bij loontrekkenden wordt de kerkbelasting tegelijk met de inkomstenbelasting door de werkgever afgehouden. De religieuze overtuiging van de werknemer is dus een van de gegevens die een werkgever nodig heeft om de afhoudingen aan de bron te kunnen verrichten. De aldus afgehouden bedragen worden naar de belastingdienst overgemaakt. Die stort de opbrengst van de kerkbelasting aan de Kerken door. In ruil voor de geleverde diensten houdt hij er een bepaald percentage af dat, naar gelang van het Land, schommelt tussen 2% et 4,5%. De kerkbelasting is een post die van het belastbaar inkomen kan worden afgetrokken. Ondanks de tendens zich te laten schrappen als lid van een Kerk (meer dan 100.000 gelovigen verlaten ieder jaar de Evangelische Kerk van Duitsland, en dat aantal stijgt nog), zijn de inkomsten uit de kerkbelasting in absolute waarde vrij stabiel sinds het begin van de jaren negentig.” In 2000 beliep het bedrag van de belasting 8,8 miljard euro. In 2003 was het gezakt tot 8,5 miljard euro. De slechte economische toestand van Duitsland en de vermindering van het aantal gelovigen veroorzaken bij zowel de katholieke als de protestantse Kerk een financiële crisis. “De Kerken ontvangen ook subsidies uit openbare middelen. Die dekken een deel van hun personeelskosten, van hun uitgaven voor het onderhoud van hun gebouwen en van hun algemene onkosten. Ze worden in het algemeen beschouwd als compensatie voor seculariseringen uit het verleden. Bovendien worden de sociale werken van de Kerken voor ongeveer 30% door de overheid gefinancierd. Deze bedragen worden niet beschouwd als subsidies, maar als compensatie voor de afwezigheid van de staat op dit gebied en voor zijn neutraliteit.” Voorts zijn de Kerken vrijgesteld van de meeste belastingen en kunnen zij de giften die hun worden geschonken aftrekken van de inkomstenbelasting. 9.4. Vertegenwoordiging van de islamitische eredienst De diverse erkende erediensten hebben een representatief orgaan: de Bisschoppenconferentie van Duitsland voor de katholieke Kerk, de Synode voor de EKD, de Centrale Raad van de Joden in Duitsland, de Commissie van de Orthodoxe Kerk in Duitsland, het Presidium en de Federale Raad van de baptisten, enz. Er is daarentegen geen officieel aanspreekpunt voor de islam. Er bestaan bevoorrechte contacten met het Directoraat voor Religieuze Aangelegenheden in Ankara (Diyanet). Twee organisaties beweren niettemin representatief te zijn: de Islamrat für die Bundesrepublik (die een modernere visie op godsdienstonderwijs heeft) en de Zentralrat der Muslime in Deutschland (die de in theologisch opzicht meest orthodoxe groepen verenigt). 9.5. De opleiding van de bedienaars van de erediensten 9.5.1. Algemene context – andere erediensten De meeste erediensten hebben interne regels voor de vereiste opleiding om bedienaar van de eredienst te kunnen worden. Binnen de islamitische eredienst is de toestand daarentegen zeer verscheiden. De moskeefederaties en -verenigingen
70
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
zijn de belangrijkste instanties die verantwoordelijk zijn voor de opleiding. De protestantse, de katholieke en de joodse eredienst beschikken over universitaire (of op vergelijkbaar niveau staande) instellingen, waarvan de titels erkend worden en die openbare financiële steun genieten. 74 46 9.5.2. Islamitische eredienst Algemene bedenking “Tegenwoordig zijn twee toezichthoudende organisaties, de Zentralrat der Muslime in Deutschland en de Islamrat bezig één representatief orgaan van de grond te krijgen dat als aanspreekpunt voor de overheid in kwesties die te maken hebben met het godsdienstonderwijs dienst zou kunnen doen. De Süleymanli’s, die traditioneel sterk staan op het gebied van het onderwijs, hebben zich intussen uit de Zentralrat teruggetrokken, omdat ze van mening zijn dat zelfs dat orgaan al te modernistische opvattingen tot de zijne maakt. De erkenning van representatieve aanspreekpunten die voor de opleiding van de imams of van de islamleerkrachten kunnen zorgen is een steeds terugkerend probleem. Elke toekomstige opleiding van moslimbestuurders, of het nu imams zijn, islamleerkrachten of aalmoezeniers, moet rekening houden met die reële theologische en ideologische verscheidenheid die de moslimgemeenschappen in Europa verdeelt.”47 Taal en integratie In november 2004 heeft de christen-democratische minister van Cultuur van Baden-Wurtemberg, Annette Schavan, met het oog op mogelijke surveillance, het besluit uitgevaardigd dat de predikers in de moskeeën verplicht zijn uitsluitend het Duits te gebruiken. Die stap heeft in de politieke wereld tot protestreacties geleid. Andere initiatieven van de politieke wereld in Duitsland stellen voor: – de islam te onderwijzen in de Duitse openbare scholen en universiteiten om de integratie van moslims te versterken; – imams en islamleerkrachten in het Duits op te leiden aan de Duitse universiteiten (een voorstel van de covoorzitter van de Groenen, Claudia Roth, en van MarieLuise Beck, regeringscommissaris voor immigratiezaken; – een register van Duitse moskeeën op te stellen (een voorstel van Marie-Luise Beck, regeringscommissaris voor immigratiezaken).
46
Verscheidene elementen zijn overgenomen van de websites www.minorites.org, www.dw-world.de et www.qantara.de.
47
M. El Battiui, F. Nahavandi en M. Kanmaz, Moskeeën, imams en islamleerkrachten in België, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 2004, p.40.
De nieuwe wet op de immigratie die in januari jongstleden van kracht is geworden beoogt de integratie van buitenlanders te versterken door middel van ‘integratiecursussen’ (taalcursus en lessen over de beschaving in de ruime zin van het woord). De cursussen zijn verplicht voor nieuwe immigranten en worden betaald door de overheid. Zo zouden 800 instellingen tot 200.000 mensen moeten opvangen, van wie 56.000 al verscheidene jaren in Duitsland wonen maar het Duits nog steeds niet meer dan gebrekkig beheersen. Een latere uitspraak van Marie-Luise Beck, regeringscommissaris voor immigratiezaken, schat het aantal mensen die deze cursussen zouden moeten volgen op 16.000 à 18.000. De regering heeft zich op 27 mei jongstleden over deze nieuwe wet gebogen, om te onderzoeken waar ze eventueel zou kunnen worden verbeterd; er is toen besloten meer integratiecursusplaatsen te scheppen en daar is 264 miljoen euro voor uitgetrokken. Daardoor kan het aantal integratiecursussen (taal en beschaving) worden uitgebreid; nu worden die al gegeven in Münster, Frankfurt, Erlangen en Osnabrück.
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
71
Belangrijkste opleidingsinstellingen De DITIB (Türkisch-Islamische Union der Anstalt für Religion) is gesticht in 1984 in Keulen en hangt direct af van het Directoraat voor religieuze aangelegenheden van Turkije (Diyanet). Zij groepeert 870 verenigingen en zou, volgens onderzoeken, meer dan 70% van de in Duitsland wonende moslims vertegenwoordigen. Haar imams zijn opgeleid in Turkije en worden naar Duitsland gestuurd voor een periode van drie tot vijf jaar. Tijdens die opleiding leren ze Duits en worden ze op de hoogte gebracht van de situatie van de Turkse gemeenschap in Duitsland48. Er is ook een overeenkomst gesloten met de universiteit van Frankfurt. De Johann Wolfgang von Goethe Universität in Frankfurt heeft een programma voor islamstudie opgezet binnen de Faculteit voor Godgeleerdheid; het is sinds de hervatting der colleges in 2005 toegankelijk. De initiatiefnemers zijn twee hoogleraren in de protestantse godgeleerdheid enerzijds en M. Köktas anderzijds, een Turk die gemachtigd is in Frankfurt te doceren in het raam van een tussen de universiteit en het Turkse Directoraat voor religieuze aangelegenheden (Diyanet), in Duitsland vertegenwoordigd door de DITIB, gesloten overeenkomst. De bedoeling is dat de gediplomeerden in Duitsland imam kunnen worden of islamleerkracht. Een opleiding voor islamleerkrachten aan de universiteit van Osnabrück heeft haar deuren geopend in 2004; zij beoogt de zwakke godsdienstige en pedagogische opleiding van een zeker aantal islamleerkrachten bij te spijkeren. Deze opleiding maakt deel uit van een gezamenlijk project geleid door een internationaal netwerk van universitaire instellingen, waaronder de universiteiten van Hannover en Erfurt, die onderwijsmodules voor het godsdienstonderricht (in het bijzonder het islamitische) ontwikkelen. Er zijn ook contacten met Caïro, Teheran, Ankara, Cannakale, Grenada en Sarajevo, die zomeruniversiteiten en conferenties over de interreligieuze dialoog zullen ontvangen. Het programma is uitgewerkt door de Academie voor religieuze islamitisch onderwijs in Wenen, die sinds zes jaar islamleerkrachten voor de openbare scholen in Oostenrijk opleidt. De deelnemers moeten (1) leerkracht zijn (gediplomeerd of in opleiding), (2) moslim, en (3) zeer goed Duits kennen (mondeling en schriftelijk). De opleiding leidt tot een Master in islamonderwijs. De universiteit van Münster heeft twee jaar geleden een leerstoel in de islamitische godgeleerdheid opgericht. Een van de behandelde thema’s is de opleiding van imams. De Moslemische Akademie für Religiöse und Soziale Bildung stelt zich de religieuze en sociale bijscholing van moslims in de Bondsrepubliek Duitsland ten doel; zij ondersteunt het werk van de moslimfederaties met een specifiek opleidingsaanbod dat is toegesneden op hun personeel en hun leden. Zij richt zich in het bijzonder op theologen, pedagogen, juristen, sociaal werkers, medewerkers van de administraties en de sociale instellingen “en op allen die geïnteresseerd zijn in de vereniging van christenen en moslims”. Het gaat om een vrij oude organisatie, waarvan het begin teruggaat tot 193349. Een ‘Moslimacademie’, gefinancierd door Duitse en Europese staatsfondsen (buitenlandse zaken), is in december 2004 geopend in december 2004 in Berlijn teneinde “de democratische vorming van de moslimbevolking” en haar integratie te ondersteunen. Deze academie heeft de opdracht kennis van en over de islam te verbreiden, met name in seminars waar de verschillende religieuze gemeenschappen samen aan kunnen deelnemen. Deze nieuwe instelling wordt gesteund door de Federale centrale voor politieke vorming, een openbaar lichaam. Haar statuten bepalen dat ze geen andere dan Duitse of Europese fondsen mag ontvangen.
72
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
48
Muhammad Anwar, Jochen Blaschke, Åke Sander, State Policies towards Muslim Minorities in Sweden, Great Britain and Germany, Edition Parabolis; Berlin, 2004
49
http://www.islamarchiv.de/index2.html
Het Institut für Islamische Bildung (Hamburg), ‘Instituut voor Islamitische Vorming’, is een opleidingscentrum dat zich in het bijzonder aan de dialoog en de socio-religieuze en interculturele uitwisseling in Europa wijdt. Zijn doel is de islamitische vorming van studenten, moslims en niet-moslims, en in het bijzonder van pedagogen en imams. Het instituut is erkend als instelling van algemeen belang; gefinancierd wordt het met subsidies (waarvan wij de begrotingsbron(nen) niet hebben kunnen achterhalen). Een erkenning in het raam van het Duitse onderwijssysteem is lopende. Het belangrijkste traject (met een duur van tien semesters) is opgezet voor mensen met een uitgesproken belangstelling voor de islamitische wetenschappen of die van plan zijn er hun beroep van te maken. Studenten die dat wensen kunnen vervolgens worden toegelaten tot een voortgezette opleiding in een instelling van hoger theologisch onderwijs in een moslimland. De andere trajecten zijn het schriftelijk onderwijs en de vrije studie. De cursussen omvatten meer bepaald de volgende vakken: theologie, logica, filosofie, mystiek, opvoeding, ethiek/moraal, geschiedenis, koranrecitatie, traditie, kritisch onderwijs van de traditie, fundamenteel onderwijs van de traditie, integratie, fundamenteel rechtsonderricht, Arabisch/Perzisch/Turks, openbaar ambt en islamitische politieke wetenschappen, islamitische pedagogie, sociologie… De “Gemeenschap van het Licht/Nurcus” heeft 120 medressen opgericht, dicht bij de universiteiten en in gebieden met sterke Turkse immigratie. De Nurcus telt enkele duizenden leden. Deze moslimgemeenschap. heeft contacten met de plaatselijke overheden en met de staat50. Tot slot is er een nieuw plan dat de moskeeën wil associëren met opleidingsinstituten om de beroepsopleiding van jonge moslims te verbeteren51. 9.6. Diversen Sommige religieuze gemeenschappen voelen zich gediscrimineerd vergeleken bij de DITIB, die de enige koepel schijnt te zijn die inreisvisa voor zijn imams weet te bemachtigen.
50
ANWAR, BLASCHKE, SANDER (2004).
51
http://www.bmbf.de/press/1457.php; http://www.kausa.de/
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
73
10. Zweden
52
10.1. Inleiding Zweden is recentelijk overgestapt van een stelsel met een Staatskerk naar een systeem waarin godsdienstige gemeenschappen worden erkend. Iedere erkende godsdienstige gemeenschap geniet financiering uit openbare middelen, begroot volgens haar omvang, en privésubsidies. Drie erkende moslimorganisaties krijgen eveneens overheidssteun en in voorkomend geval subsidies. Er is geen specifieke opleiding gericht op kandidaat-imams, die nog steeds door de moskeeën worden opgeleid, ook al werd enkele jaren geleden een initiatief in die zin aangekondigd. 10.2. Godsdienstige overtuigingen en structuur van de erediensten De Zweedse Kerk (Svenska Kyrka) was vroeger staatskerk; ze vertegenwoordigt 84 procent van de bevolking, of zeven miljoen gelovigen. De islam is de op één na grootste godsdienst, met 350.000 à 400.000 gelovigen, die oorspronkelijk afkomstig zijn uit Iran, Bosnië, Irak en Turkije en Palestijnen uit Libanon, Syrië en Jordanië. De katholieke (+/- 166.000 gelovigen) en de joodse eredienst (+/- 18.000 gelovigen) tellen ook een aanzienlijk aandeel van gelovigen uit de immigratie: Polen, Kroatië, Armenië, Syrië voor de katholieke eredienst, ex-USSR, Polen, Hongarije voor de joodse. De orthodoxe eredienst en de oosterse Kerken tellen ongeveer 95.000 gelovigen; hun herkomst is ons niet bekend. Zweden wordt gekenmerkt door een groot aantal kerkgenootschappen, vooral protestantse, waarvan sommige erg klein zijn. De islamitische eredienst heeft zes moskeeën ter beschikking en ongeveer honderd gebedszalen; een andere bron geeft 112 moskeeën aan, waarbij de factor de gebedszalen inbegrepen zijn. Ter vergelijking, de Zweedse Kerk telt 2.225 parochies (met 3.000 dominees) en de katholieke Kerk 40 parochies en 150 bedienaars van de eredienst (van wie 42 Polen). 10.3. Verhouding tussen de Kerken en de staat Tot in januari 2000 was de Lutherse Kerk staatskerk. Sindsdien worden alle kerkgenootschappen op dezelfde voet behandeld. De Samenwerkingscommissie voor staatssteun aan de geloofsgemeenschappen (Samarbetsnämnden för statsbidrag till trossamfund, SST) heeft als functie de dialoog tussen de staat en de verschillende geloofsgemeenschappen van Zweden te bevorderen. De enige voorwaarde is de oprichting van een godsdienstige federatie, met een gevestigde structuur en een ledenlijst (minimaal 3.000). De SST, die de moslims als een religieuze gemeenschap heeft erkend, verleent iedere gemeenschap financiële steun naar verhouding tot haar grootte (aantal leden); deze subsidie dekt voornamelijk de huurkosten van gebedsplaatsen. Er bestaan ook bijzondere tegemoetkomingen voor bepaalde activiteiten: bezoek van de imams aan zieken of gevangenen, vrouwengroepen, volwassenenonderwijs. 10.4. Vertegenwoordiging van de islamitische eredienst Aan moslimzijde worden drie nationale organisaties gesteund door de overheid via de Commissie voor staatssteun aan de geloofsgemeenschappen. Deze drie orga-
74
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
52
Afgezien van de referenties die in de bibliografie worden vermeld, komen de gegevens van de genoemde erediensten en instellingen zelf (in het bijzonder van hun website) en uit de volgende bronnen: Belgische ambassade in Zweden, http://64.207.171.242/pages/sweden.htm; http://www.geocities.com/WestHollywood/P ark/6443/Europe/Sweden/; . http://www.svenskakyrkan.se/svk/eng/other rel.htm; http://www.emz-berlin.de/projekte/pdf/Muslims_in_Schweden.pdf
nisaties verenigen plaatselijke gemeenschappen die samen ongeveer 75 procent van de Zweedse moslimgemeenschappen vertegenwoordigen. Er bestaan ook andere nationale organisaties (waaronder een Bosnische en een sjiitische), maar die krijgen geen subsidies uit openbare middelen, wat ook verklaard moet worden doordat de onderstaande organisaties daar tegen zijn, en uit het feit dat eerstgenoemde nog minder lang meedraaien. – De Förenade Islamiska Församlingar i Sverige (FIFS, Verenigde Islamitische Gemeenschappen in Zweden) is opgericht in 1974 om te voorzien in de behoefte van moslims om te beschikken over een representatief orgaan; de subsidies uit openbare middelen die deze organisatie ontvangt worden herverdeeld onder de verschillende plaatselijke gemeenschappen; de FIFS verenigt sjiitische, soennitische e.a. gemeenschappen. – De Sveriges Förenade Muslimska Församlingar (SMuF, Verenigde Moslimgemeenschappen van Zweden) is voortgekomen uit een scheuring van de FIFS in 1982 vanwege ruzies om geld; ze verenigen hoofdzakelijk soennieten uit de Arabische cultuur, maar ook sjiitische gemeenschappen. – De Islamiska Kulturcenterunionen (IKUS, Unie van Islamitische Cultuurcentra) is geboren uit een nieuwe afscheiding van de SMuF in 1990; staat dicht bij de Suleymanli’s, coördineert ook enkele Somalische gemeenschappen, maar telt geen sjiitische gemeenschap. De Sveriges Muslimska Råd (SMR, Zweedse Moslimraad) is gevormd in 1990 door de FIFS en de SMUF. De specifieke opdracht van de SMR is het oprichten van moskeeën en islamscholen en het ontwikkelen van een informatie-instrumentarium aangaande de islam voor de niet-moslims van Zweden. De FIFS, de SMUF en de SMR worden beschouwd als organisaties die dicht bij de Moslimbroeders staan; ze hebben contacten met de Arabische wereld, die hen evenwel niet schijnt te financieren. De leiders van de IKUS vertonen gelijkenis met de Turkse soennitische school. Milli Görus telt enkele plaatselijke groeperingen en schijnt slechts een beperkte invloed te hebben..53 10.5. De opleiding van de bedienaars van de erediensten 10.5.1. Algemene context – andere erediensten De opleidingsinstellingen van de Kerk van Zweden en van de katholieke eredienst werken samen met de bestaande universiteiten; deze opleidingen worden derhalve erkend en krijgen financiële steun uit openbare middelen. 54 10.5.2. Islamitische eredienst Er zijn weinig betrouwbare gegevens voorhanden over het niveau van geschooldheid en de competentie van de imams. Het aantal imams die echt iets afweten van de islamitische theologie lijkt niet groot; de uitzondering zijn de door het Turkse directoraat voor religieuze aangelegenheden (Diyanet) gestuurde imams, die een opleiding hebben gekregen in die laatste context.
53
http://64.207.171.242/pages/sweden.html
54
Voor de Zweedse Kerk (luthers) gaat het met name om de universiteiten van Uppsala en Lund; het Newman Institute for Catholic Studies werkt samen met de universiteiten van Stockholm en Uppsala.
De Svenska Islamiska Akademien (SIA), Zweedse Islamitische Academie, is opgericht in 2000 met de bedoeling in Zweden een islamitische universiteit op te zetten, die onder meer verantwoordelijk zou zijn voor de opleiding van de imams. Er werd een cursus in die zin ontwikkeld, maar toen stak de kwestie de kop op van het te vinden evenwicht tussen de Zweedse academische normen et de islamitische normen en waarden. Bij gebrek aan erkenning en financiering door de staat “zal het moeilijk maar niet onmogelijk zijn om een Zweeds opleidingsprogramma voor de imams uit te dokteren. Het risico zal dan zijn dat die opleiding wordt betaald door enigszins controversiële landen als Iran of Saoedi-Arabië.” Een ander probleem is de vrees in bepaalde moslimmilieus dat die opleiding vertegenwoordigers van de Zweedse staat zal voortbrengen en geen moslimvertegenwoordigers. Er is ook
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
75
gesuggereerd het in Zweden gevolgde onderwijs te completeren met een opleiding in het buitenland. Om kort te gaan, er bestaat op dit ogenblik in Zweden geen hogere islamcursus.55 10.6. Diversen 10.6.1. Buitenlandse imams – immigratie Het verkrijgen van een werkvergunning als ‘bedienaar van de eredienst’ is gebonden aan het bezit van een door de Zweedse overheid erkend universitair diploma in de theologie. Vele islamscholen (madrassa’s) zijn niet erkend, in tegenstelling tot de opleidingen van de imams die door de Diyanet worden gestuurd. Het lijkt erop dat uitsluitend Turkse imams zo naar Zweden gestuurd zijn kunnen worden. Andere genootschappen hebben nochtans imams uit andere landen kunnen ontvangen, tijdens de ramadan, voor een kort verblijf.56 Wat de procedure betreft, de plaatselijke moslimgemeenschappen leggen een dossier voor aan de Nationale Integratieraad; dat dossier moet het curriculum van de imam bevatten en garanties voor zijn salaris. De Integratieraad brengt het verzoek over aan het Nationaal Immigratiebureau, die in voorkomend geval de Zweedse ambassade in Ankara de toestemming geeft om een verblijfsvisum aan de imam in kwestie af te leveren, zonder dat er een echt onderzoek wordt verricht. 10.6.2. Onderwijs - moslimscholen Zoals de overige religieuze gemeenschappen kunnen de moslims confessionele scholen openen, op voorwaarde dat daar het nationale leerplan wordt gevolgd en dat ze over voldoende financiële middelen beschikken. Openbare financiering zal ze vervolgens ten deel vallen; de middelen toegekend aan het gesubsidieerd onderwijs zijn kleiner dan die welke naar het openbaar onderwijs gaan. Aangezien er voor het godsdienstonderricht geen officiële normen bestaan, is er geen kwaliteitsvereiste voor het islamitisch godsdienstonderwijs.57
76
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
55
http://www.emz-berlin.de/projekte/pdf/ Muslims_in_Schweden.pdf
56
http://www.emz-berlin.de/projekte/pdf/ Muslims_in_Schweden.pdf; de volgende alinea’s komen ook uit dit document.
57
http://64.207.171.242/pages/sweden.html
11. Bij wijze van slotopmerkingen Aan het slot van deze gegevensinventarisering kunnen verschillende vaststellingen worden gemaakt. 11.1. Algemene context De Franse, Nederlandse en Britse ervaring wijst duidelijk uit dat: – moslimgemeenschappen verdeeld zijn over hun behoeften in verband met de opleiding van de imams; – het verband tussen opleidingsvereisten en sociaal statuut van de imams niet alleen van de wetgeving afhangt (bijvoorbeeld de uitbetaling van de wedden) maar eveneens van de rol van de imam in de betrokken gemeenschap; – de gewenste omvang van islamonderwijs en -onderzoek verder gaat dan de concretere behoefte imams opgeleid te krijgen (godsdienstwetenschappen, enz.); – het van wezenlijk belang is een beroep te doen op de kennis en de competentie die is verzameld in de instellingen voor hoger onderwijs en de onderzoeksinstituten om een opleiding in te richten die progressief kan groeien. Van bij aanvang een ideale opleiding inrichten is weinig realistisch. Een visie op korte, middellange en lange termijn is nodig. 11.2. Opleidingsvereiste – Er is gewezen op de moeilijkheid, in Frankrijk en in Nederland, voor een regering om opleidingsvoorwaarden op te leggen als er een scheiding van Kerk en staat is. De mogelijkheid van de staat als werkgever (van aalmoezeniers en morele adviseurs) is interessant. – Er is veel te leren uit de twee projectoproepen die de Nederlandse overheid begin 2005 lanceerde naar enerzijds universiteiten en anderzijds opleidingsinstituten die in partnerschap werken met moslimorganisaties. – De kwestie of er in ruil voor het uitbetalen van de wedde van een bedienaar van de eredienst geen opleidingsvoorwaarden kunnen worden gesteld is in de onderzochte landen niet aan de orde. In België zou de grondwettigheid van een dergelijke bepaling in voorkomend geval bestudeerd moeten worden. Een eventueel te volgen spoor zou kunnen zijn dat, in het raam van de wet op de erkenning van de erediensten die wordt voorbereid, een erkenningsvoorwaarde is dat de erediensten het vereiste opleidingsniveau van hun voorgangers nauwkeurig omschrijven. – De meeste erediensten bepalen in hun inwendig reglement het vereiste opleidingsniveau om bedienaar van de eredienst te worden; wellicht een belangrijke voorafgaande voorwaarde. 11.3. Ter overweging Sommige vragen die voortvloeien uit buitenlandse praktijkervaringen zullen in voorkomend geval moeten worden uitgediept in het raam van een Belgisch beleid in deze. Laten we in het bijzonder het navolgende releveren: – de financiering van de opleidingen en de erkenning van de aan het eind daarvan afgeleverde titels, die kan gaan tot aan de integratie in het B-M-D-systeem (cf. bijvoorbeeld de Britse en de Nederlandse universiteiten); – de botsing van kortetermijnnoden (van het inburgeringstype, wat in het bijzonder te maken heeft met talen en kennis van de samenleving, met name in verband met de imams in functie) en de verrekening van latere ontwikkelingen (meer academisch, met oog voor de jonge moslims die in het land zelf geboren zijn en heel vaak de nationaliteit bezitten);
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
77
– de articulatie tussen het ‘profane’ luik (taal, geschiedenis, sociologie, recht, ethiek, …) en het theologische luik (waarvoor de moslimcultus verantwoordelijk is) van dergelijke opleiding; - het in rekening brengen van de verschillende motivaties van studenten die dergelijke opleiding willen volgen (imam worden, leerkracht islamitische godsdienst, …); wellicht zal een opleiding met een ‘gemeenschappelijke stam’ en specifieke modules hiervoor aangewezen zijn; – de aansluiting van de opleiding die men ontwikkelt bij de instanties van de betrokken eredienst (in dit opzicht zijn de Nederlandse, Britse en ‘Straatsburgse’ systemen interessant), in de eerste plaats om te verzekeren dat er een uitweg is voor de plaatselijk opgeleide imams, buiten de mogelijkheid van de staat-als-werkgever die boven al genoemd werd.
78
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
Gebruikte afkortingen Als er wordt verwezen naar een ander land dan België, wordt tussen haakjes vermeld om welk land het gaat, als dat niet uit de titel zelf duidelijk is geworden.
ARPEE Administratieve Raad van de Protestants-Evangelische Eredienst AR Algemene Raad AV Algemene Vergadering BHG Brussels Hoofdstedelijk Gewest CAL Centre d’Action Laïque CFCM Conseil Français du Culte Musulman (Frankrijk) CGI Contact Groep Islam (Nederland) CMO Contactorgaan Moslims en Overheid (Nederland) CRIF Conseil Représentatif des Institutions juives de France CVR Centrale Vrijzinnige Raad FPF Fédération protestante de France FS Federale Synode van Protestantse en Evangelische Kerken in België HCI Haut Conseil à l’Intégration (Frankrijk) ICP Institut Catholique de Paris (Frankrijk) KB Koninklijk Besluit MCB Muslim Council of Britain NGW Nieuwe Gemeentewet PKN De Protestantse Kerk in Nederland RE Council Religious Education Council (Verenigd Koninkrijk) UMO Union of Muslim Organisations in the United Kingdom and Eire UVV Unie Vrijzinnige Verenigingen VPKB Verenigde Protestantse Kerk in België WG Waals Gewest
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
79
Bronnen en bibliografie De bibliografische aanwijzingen die hieronder volgen maken geen aanspraak op volledigheid. Publicaties België AMEZ F., ‘La répartition des compétences selon la loi spéciale et l’accord de coopération du 27 mai 2004’, in Le financement des cultes et de la laïcité: comparaisons internationales et perspectives, Actes du colloque organisé à l’initiative du Conseil provincial de Namur le 8 octobre 2004, Namen, 2005. de COOREBYTTER V. et SÄGESSER C., ‘Cultes et laïcité en Belgique’, Dossier du CRISP, n° 51, Brussel, CRISP, 2000. Centre d’Action Laïque, Annuaire 2002-2003, Brussel, 2002. Centre de Recherche et d’Information Socio-Politique, « Les protestants en Belgique , Courrier Hebdomadaire, n° 1430-1431, Brussel: CRISP, 1994. DE POTTER P., De rechtspositie van de erkende erediensten en levenbeschouwingen in Staat en maatschappij, Gent, Larcier, 2003 Eglise Protestante Unie de Belgique (EPUB), A la découverte du monde protestant en Belgique, 2004. EL BATTIUI M., NAHAVANDI F. et KANMAZ M., Moskeeën, imams en islamleerkrachten in België, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 2004. BOUSETTA H. et MARECHAL B., L’Islam et les musulmans en Belgique. Enjeux locaux et cadres de réflexion globaux: note de synthèse, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 2003. HUSSON J.F. (éditeur), Le financement des cultes et de la laïcité: comparaison internationale et perspectives, Actes du colloque organisé à l’initiative du Conseil provincial de Namur le 8 octobre 2004, Namen, 2005. HUSSON J.F. et SAGESSER C., ‘La reconnaissance et le financement de la laïcité’, 2 t., Courrier Hebdomadaire, n° 1756 et 1760, Brussel: CRISP, 2002. HUSSON J.F., ‘Financement public des cultes, de la laïcité organisée et des cours philosophiques’, Courrier Hebdomadaire, n° 1703-1704, Brussel: CRISP, 2000. MAHILLON P., Le protestantisme dans la jurisprudence belge depuis 1830, Brussel: Faculté universitaire de Théologie protestante, 1983. SÄGESSER C., ‘Les structures du monde juif en Belgique’, Courrier hebdomadaire, n° 1615, Brussel: CRISP, 1998. VRUYE H., ‘Liberté des cultes: la Cour européenne des droits de l’homme et la Cour de cassation sur des longueurs d’ondes différentes’, Chronique de Droit public, 2004, n° 1.
80
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
Frankrijk BOYER A., 1905: La Séparation Eglises-Etat, Parijs: Cana, 2004. COMMISSION DE REFLEXION SUR L’APPLICATION DU PRINCIPE DE LAÏCITE DANS LE REPUBLIQUE, RAPPORT AU PRESIDENT DE LA REPUBLIQUE, 11 décembre 2003. DUCOMTE J.M., La laïcité, Parijs: Milan – coll. ‘Les essentiels’, 2001. DUCOMTE J.M., La loi de 1905, Parijs: Milan – coll. ‘Les essentiels’, 2005 GODARD B., Formation des imams : état des lieux, http://www.sezame.info/index.php?action=article&id_article=120635 e=e w 1 c = l2 /1 c 0 /lw 2 6 ip 0 3 d :iw t/e 5 6 _& d w. a h 3 ert& _w. /5 ic alrn c id lp o :e ih n x.p sie = o tza ? se /in m a rfcthie. HAUT CONSEIL À L’INTÉGRATION (HCI), L’Islam dans la République, Parijs: La Documentation française, 2000.
Nederland Adviescommissie Imamopleidingen, Imams in Nederland: wie leidt ze op?, december 2003. w w /w w. /m cd h o 2 n p /0 cd :g im f.3 ad n /tli.eithop http://www.minocw.nl/ho/doc/2003/imamopleiding.pdf l Binnenlandse Veiligheidsdienst, DE DEMOCRATISCHE RECHTSORDE EN ISLAMITISCH ONDERWIJS, BUITENLANDSE INMENGING EN ANTI-INTEGRATIEVE TENDENSEN, februari 2002, w w /d w aw. m /c o ds.o n/w p o sl:2 ao m d 0 n j/w d lti2 o e/r.http://www.minocw.nl/download/2002/doc/islamoncith derwijs.doc. CECILIA M.C., ‘L’Islam aux Pays-Bas: un modèle d’intégration en question’, 17/12/2004, e2 cl8o ieg 5 h a m t.r/scliailhttp://islamlaicite.org/article285.html /p lh t:t Sociaal en Cultureel Planbureau, Moslims in Nederland, Den Haag, juni 2004, http://www.scp.nl/publicaties/boeken/9037701787/Moslim_in_NederlandReligieEnMigratie-106a.pdf b eo s/w ek9n 0 iw /c 3 at7 1 w. /e0 -p i6 e1 E u p a /:7 .b im n g 8 lM ai7 n tsg c _N la p /rn i.d R _ith-e o d le sr Groot-Brittannië NIELSEN J., ‘L’islam en Grande-Bretagne’, 17 janvier 2003, ec 2e la o 2 c h g im ts.a rlo e c /2 h g rim ta s.l/c p irh a lti:/p th l:t http://islamlaicite.org/article22.html Islam in Higher Education Conference, University of Birmingham, 29 – 30 January 2005,http://www.amssuk.com/docs/pdf/Islam%20in%20HE%20Conference%20 Review.pdf m am a% n ls% w n ls/w 2 0 iIH /2 0 iw IH w. e E /p w % :w. e E /% p td fo c m p % rd e:h /i2 fa o t0 c m C s% re p /i2 d va R 0 .n o C su kc te f2 vR .sn u k0 /o e 2 fsth Duitsland ANWAR M., BLASCHKE J., SANDER A., State Policies Towards Muslim Minorities Sweden, Great Britain and Germany, Berlijn: Edition Parabolis; 2004, w /w /p w /:w. M tw. /h m p /d t-e _B p n u /d :fro P sz.e/ktu p e d o cm h lif.jth b lz-er M /p d _B n u p e P s/f.d u ro c o fh ekt.lihttp://www.emz-berlin.de/projekte/pdf/MusPol_Buch.pdf b jler LEVEAU M., MOHSEN-FINAN K. en WITHOL DE WENDEN C. (o.l.v.), L’islam en France et en Allemagne. Identités et citoyennetés, Parijs, La documentation française, 2001.
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
81
Bulletins van de Deutsche Welle (http://www.dw-world.de). Zweden OTTERBECK J., Local Islamic Universalism. Analyses of an Islamic Journal in Sweden, dans Paroles d’islam: Individus, sociétés et discours dans l’islam européen contemporain sous la dir. F. DASSETTO, Parijs, 2000. SANDER Å., To what extent is the Swedish Muslim religious?, in S. VERTOVEC & C. PERI (eds.), Islam in Europe: The Politics of Religion and Community, Londen, 1997. Sweden, in B. MARÉCHAL (coörd.), M esa m lu E e: su’leg rta id n rIa lsn o ’é slp Le Radioscopie. A Guidbook on Islam and Muslims in the Wide Contemporary Europe, Louvain-La-Neuve: BruylantAcademia, 2002, pp. 147-154.
Europese landen CHRISTIANS L.L. (2004), ‘Les systèmes électifs de financement des cultes en Europe’, Le financement des cultes et de la laïcité: comparaison internationale et perspectives, Actes du colloque organisé à l’initiative du Conseil provincial de Namur le 8 octobre 2004, Namen, 2005. Conseil Central Laïque, Relations entre Etats, Communautés religieuses et philosophiques en Europe, Brussel, 1996. GAILLARD J.M., ‘L’Europe sera laïque ou ne sera pas!’, in ‘Dieu et la politique –Le défi laïque’, L’Histoire, n° 289, juillet-aout 2004. Le Financement des Communautés religieuses, Série LÉGISLATION COMPARÉE, n° LC 93, Parijs: Sénat, Septembre 2001. MANÇO U. (sous la dir. de), Reconnaissance et discrimination. Présence de l’islam en Europe occidentale et en Amérique du Nord, Paris : L’Harmattan, 2004
Websites en elektronische tijdschriften Plural, périodique électronique édité par l’Observatoire des relations Administratives entre les Cultes, la Laïcité organisée et l’Etat (ORACLE) Internetsites voor België: Katholieke Kerk (Franstalige website): http://www.catho.be Katholieke Kerk (Nederlandstalige website): http://www.kerknet.be Conseil Administratif du Culte Protestant-Évangélique - CACPE (N/F): http://www.cacpe.be Protestantisme in België (N/F): http://www.protestanet.be Consistoire central israélite de Belgique(N/F): http://www.jewishcom.be/ Orthodoxe Kerk (N/F): http://www.aartsbisdom.be et http://www.orthodoxie.be Centre d'Action Laïque - CAL (F): http://www.laicite.be Unie Vrijzinnige Verenigingen - UVV (N): http://www.uvv.be
82
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
Executive Summary In het kader van haar denkwerk over de opleiding van imams in België, bestelde de Koning Boudewijnstichting een studie over de situatie van de erediensten en de vrijzinnigheid in België, met het accent op het opleidingskader van de bedienaren van de erkende erediensten en de vrijzinnige afgevaardigden. In een tweede fase werd een gelijkaardige studie aangevraagd over de situatie in enkele Europese landen. In België legt geen enkele wettelijke of reglementaire schikking minimale opleidingsvoorwaarden op waardoor de erkenning van bedienaren van een eredienst of vertegenwoordigers van de vrijzinnigheid als zodanig door de Staat zouden worden erkend. Derhalve zijn het reglementen van de erediensten zelf die bepalen wat de opleidingsvereisten zijn. Sommige van die opleidingen worden nochtans georganiseerd in het kader van een erkend en gesubsidieerd hoger onderwijs, en leveren bijgevolg een wettelijk erkende titel af. In enkele andere landen is de situatie soms vrijwel gelijkaardig. De voorliggende studie beschrijft de situatie in Frankrijk, Nederland, Groot-Brittannië, Duitsland en Zweden. In deze landen bepalen de erediensten zelf de interne normen waaraan een opleiding moet beantwoorden, maar tegelijk kan deze – noodzakelijke – opleiding, net zoals in België, ook worden geleverd in het kader van een hoger onderwijs dat wordt gefinancierd en/of georganiseerd door de Staat of, desgevallend, worden geïntegreerd in een cursus Bachelor-Master-Degree. Belangrijk is dat deze landen verschillende voorbeelden leveren van een combinatie van academische en eredienst-vereisten – en dat is zo voor een relatief hoog aantal erediensten (toch zeker in Nederland en Groot-Brittannië). De ervaring in Frankrijk, Nederland en Groot-Brittannië wijst ook uit dat de moslimgemeenschappen voor wat betreft de nood aan een opleiding tot imam verdeeld zijn. De formulering van interne normen, die dus aangepast zijn aan de moslimeredienst, lijkt de eerste essentiële stap naar de creatie van een geschikte opleiding die gemeenschappelijk is voor de verschillende ‘strekkingen’ binnen de moslimgemeenschap. De eenmakende kracht die de Moslimexecutieve van België hierbij zou moeten uitoefenen, is in dit opzicht van kapitaal belang. Daarbij komt nog dat in België de bezoldiging van de eredienstbeoefenaars en vertegenwoordigers van de vrijzinnigheid ten laste komt van de federale Staat – en dat in het kader van de erkenning van de erediensten, op basis van vastgelegde criteria, onder meer het ‘sociaal nut’. Daarna rijst de vraag hoe deze opleiding een academisch niveau moet krijgen. Het is zonder enige twijfel opportuun om er een niveau aan te geven dat minstens equivalent is met het niveau dat wordt verwacht van de bedienaren van de andere erediensten. De ervaring in het buitenland wijst ook uit hoe belangrijk het is om een beroep te doen op de expertise en competenties die al aanwezig zijn in de hogere en universitaire opleidingen en onderzoeksinstellingen om een opleiding op te zetten die rekening houdt met een model van progressieve groei, en waarbij een reflectie op korte, middellange en lange termijn op gang wordt gebracht. In de veronderstelling van een imamopleiding die zou worden ondergebracht in het kader van een hogere en universitaire opleiding, zullen, aangezien dit een communautaire aangelegenheid is, de Gemeenschappen moeten worden uitgenodigd om zich bij deze reflectie aan te sluiten. Ook zou de vraag kunnen worden gesteld naar de grondwettelijkheid van het verlenen van een bevoegdheid als bedienaar van een eredienst na het volgen van een bepaalde opleiding; we verwijzen dienaangaande naar de commissie die recent werd opgericht door minister Onkelinx en die in de loop van 2006 een rapport moet afleveren. Ten slotte mag ook de sociale rol die de imams vervullen niet worden onderschat. In dit opzicht zullen het onder ogen zien van noden op de korte termijn (vooral dan met betrekking tot de talen en de vertrouwdheid met de samenleving, vooral dan van de imams die nu in functie zijn) en van toekomstige ontwikkelingen (rekening houdend met de jonge moslims die in dit land geboren zijn en die ook meestal de nationaliteit ervan hebben) elementen zijn waarmee elk opleidingsproject ook rekening zal moeten houden.
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
83
Within the framework of considerations regarding the training of imams in Belgium, the King Baudouin Foundation sought to produce a report portraying the situation concerning organised secularism and religions in the country. The main aim of such a report was to outline the training of both ministers of recognised religions and secular delegates. In a second phase, a similar approach was taken to describe the situation in a few other European countries. Belgium has no legal provisions or regulations that are recognised as such by the state and impose minimum requirements on the training of religious ministers or secular delegates. Consequently, it is the internal rules laid down by the various religions themselves that define such training requirements. However, some training of this type is organised as part of recognised, subsidised higher education and therefore leads to the conferral of a legally recognised title. Similar situations apply in some other countries. The present study discusses the situation in France, the Netherlands, Great Britain, Germany and Sweden. In all these countries, it is entirely up to the respective religions themselves to stipulate their internal training requirements. However, as in Belgium, such mandatory training may be organised within the framework of higher education that is financed and/or organised by the state and, if need be, incorporated in a bachelor's or master's degree. One significant observation is that in the countries in question combinations of academic and religious requirements apply in various instances, indeed for a relatively large number of religions (at least in the Netherlands and Great Britain). The experience gained in France, the Netherlands and Great Britain also highlights how divided Muslim communities are with respect to the training requirements applying to imams. The establishment of internal standards applying solely within Islam would appear to constitute a first, essential step towards the creation of suitable training that applies to adherents of all the various 'trends' within this particular religious community. In this connection, the Executive of Belgian Muslims could play a crucial role. Furthermore, in Belgium the salaries of religious ministers and secular delegates are paid by the federal government, in line with its recognition of the religions in question, based on criteria that include their 'service to society'. The question arising next concerns the academic qualification to be awarded at the end of such training. No doubt it would make sense to impose at least the requirement equivalent to that expected by the ministers of other religions. Experience gained abroad also underscores the value of calling upon the expertise and skills already on offer at higher education institutions, teaching universities and research establishments when putting together a training course based on a progressive growth model, developing ideas for the short, medium and long term. If training for imams is offered as an option in higher or university education, as a community-related subject, Belgium's various Communities will have to be invited, as appropriate, to join in the associated thought process. Similarly, the constitutionality of making the payment of a religious minister's salary dependent on their having undergone a specific training course will need to be addressed. In this connection, we refer you to the work being done by the committee recently set up by Minister Onkelinx, which is due to publish a report some time in 2006. Finally, the social role played by imams should not be ignored. In this respect, any training project will also have to take on board considerations such as how to meet short-term needs (especially with regard to languages and knowledge of the society in question, particularly compared with serving imams) and subsequent developments (e.g. taking account of young Muslims born in the respective country, most of whom will have the corresponding nationality).
84
Naar een opleiding voor imams in België: Referentiepunten in België en Europa
Koning Boudewijnstichting Samen werken aan een betere samenleving www.kbs-frb.be
De Koning Boudewijnstichting steunt projecten en burgers die zich engageren voor een betere samenleving. We willen op een duurzame manier bijdragen tot meer rechtvaardigheid, democratie en respect voor diversiteit. De Koning Boudewijnstichting is onafhankelijk en pluralistisch. We werken vanuit Brussel en zijn actief op Belgisch, Europees en internationaal niveau. In België heeft de Stichting zowel lokale, regionale als federale projecten lopen. De Koning Boudewijnstichting werd opgericht in 1976 toen Koning Boudewijn 25 jaar koning was.
Cette publication est également disponible en français sous le titre: ‘Pour une formation des imams en Belgique – Points de référence en Belgique et en Europe’ Een publicatie van de Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21 te 1000 Brussel Auteur: Jean-François Husson, coördinator van ORACLE, secretaris-generaal van CIFoP, met medewerking van Julie Dury, wetenschappelijk medewerkster aan het CIFoP Vertaling naar het Nederlands : Herman Jacobs Coördinatie voor de Koning Boudewijnstichting Guido Knops, directeur Benoît Fontaine, programma-adviseur Jan Blondeel, projectverantwoordelijke Sonja De Koninck, assistente Grafische vormgeving: Casier/Fieuws Drukkerij: Weissenbruch Deze uitgave kan gratis worden gedownload van de website www.kbs-frb.be. Ze kan (gratis) besteld worden : online via www.kbs-frb.be, per e-mail naar
[email protected] of telefonisch bij het contactcentrum van de Koning Boudewijnstichting, tel +32-70-233 728, fax +32-70-233 727 ISBN 90-5130-522-2 Wettelijk Depot: D/2006/2893/01 NUR: 740 Januari 2006
Om onze doelstelling te realiseren, combineren we verschillende werkmethodes. We steunen projecten van derden, we ontwikkelen eigen projecten, we organiseren workshops en rondetafels met experts en burgers, we zetten denkgroepen op rond actuele en toekomstige thema’s, we brengen mensen met heel verschillende visies rond de tafel, we verspreiden de resultaten via (gratis) publicaties,.... De Koning Boudewijnstichting werkt samen met overheden, verenigingen, ngo’s, onderzoekscentra, bedrijven en andere stichtingen. We hebben een strategisch samenwerkingsverband met het European Policy Centre, een denktank in Brussel. Onze activiteiten zijn gebundeld rond deze thema’s: Migratie & multiculturele samenleving – integratie en multicultureel samenleven bevorderen in België en Europa Armoede & sociale uitsluiting – nieuwe vormen van sociaal onrecht en armoede opsporen; projecten steunen die de solidariteit tussen de generaties versterken Burgersamenleving & vrijwilligers – maatschappelijk engagement stimuleren; bij jongeren democratische waarden promoten; buurt- en wijkprojecten ondersteunen Gezondheid – een gezonde levenswijze bevorderen; bijdragen tot een toegankelijke en maatschappelijk aanvaarde gezondheidszorg Filantropie – bijdragen tot een efficiënte uitbouw van filantropie in België en Europa De Balkan – de rechten beschermen van minderheden en van slachtoffers van mensenhandel; een visasysteem opzetten voor studenten Centraal-Afrika – projecten steunen rond aidspreventie en de begeleiding van aidspatiënten De Raad van Beheer van de Koning Boudewijnstichting tekent de krachtlijnen van het beleid uit. Een zestigtal medewerkers -mannen en vrouwen, autochtonen en allochtonen, Vlamingen, Walen, Brusselaarszorgt voor de realisatie. Jaarlijks besteedt de Stichting zo’n 40 miljoen euro. Naast ons eigen kapitaal en de belangrijke dotatie van de Nationale Loterij zijn er ook de Fondsen van personen, verenigingen en bedrijven. De Koning Boudewijnstichting ontvangt ook giften en legaten. Meer info over onze projecten en publicaties vindt u op www.kbs-frb.be. Een e-news houdt u op de hoogte. Met vragen kan u terecht op
[email protected] of 070-233 728 Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21, B-1000 Brussel +32-2-511 18 40, fax +32-2-511 52 21
Met de steun van de Nationale Loterij
Giften op onze rekening 000-0000004-04 zijn fiscaal aftrekbaar vanaf 30 euro.
Naar een opleiding voor imams in België Referentiepunten in België en Europa
Met de steun van de Nationale Loterij