~atwijl{
Voorstel
Aan
: Burgemeester
en Wethouders
Zaaknummer
: 2011-17047
Status
: Vertrouwelijk
I Ter
Datum
: 17
Afdeling
: Veiligheid
Medewerk(st)er
: R. Gugten, van der
Telefoonnummer
: 071 406 5021
Portefeultiebovder
: Udo, M.W.Ch.
besluitvorming
paYaaf:~e
m'r:~\r
augustus
2011
Raad:
: Ja
OR:
: Nee
Communicatie:
:
Ja
Bij/ag.(n) Onderwerp:
Bodembeleidsprograrnrna
2011-2014
Samenvatting:
Het bodembeleidsprogramma 2011-2014 beschrijft de beleidsdoelstellingen en de aanpak van de werkvoorraad op het gebied van bodemonderzoek en -sanering en de overige bodemtaken van de gemeente Katwijk. Hierbij zijn de volgende hoofdthema's aan de orde: bodembescherming,
bodemsanering,
bodem beheer en bodemloket.
Onder de noemer bodemsanering valt de fysieke werkvoorraad ten aanzien van bodemonderzoek en -sanering ter plaatse van op bodemverontreiniging verdachte locaties. Voor 2030 dient de gehele werkvoorraad te zijn onderzocht en indien nodig gesaneerd of beheerst, Qua tijdsplanning (uitgaand van een evenredige verdeling) zal in de periode 2011-2014 circa 25% van de werkvoorraad moeten worden weggewerkt. Daarbij zullen de zogenaamde spoedlocaties de hoogste prioriteit hebben.
Gevraagde besllssinq: Instemmen met bet bodem programma 1. 2.
3.
2011-2014,
met de belangrijkste onderdelen:
Beleidsdoelstellingen op bet gebied van bodem Prioritering aanpak werkvoorraad bodem Het voorstel ter kennisname aanbieden aan de gemeenteraad
o Intern advies
VEI
Circuleren
Secr.
B&W
Burg.
Weth. I
Weth.1I
Weth.11I
Weth. IV
p<>' f)1J
Akkoord: Bespreken
o Extern advies
Datum besluit B&W/Burgemeester
2 J AUG. 2011
B&W-
vereedenne Besluit;
Overeenkomstig het voorstel besloten 17 augustus 201 1
geen
Nr.
10
Zaaknummer Onderwerp
: Bodembeleidsprogramma
2011-2014
~atwijk
Inleiding In bet bodembeleidsprogramma worden de beleidsdoelstellingen en de werkvoorraad van de gemeente Katwijk op het gebied van bodem beschreven en wordt aangegeven op welke wijze de gemeente hieraan invulling zal geven. In het bodembeleidsprogramma
is voor het bodembeleid onderscheid gemaakt in de beleidsdoelstellingen
"bodembescherming", "bodemsanering", "bodernbeheer" en "bodemloket". Onder de noemer bodemsanering valt de fysieke werkvoorraad ten aanzien van onderzoek en sanering ter plaatse van op bodemverontreiniging verdachte locaties. Beoogd resultaat Het beschikbaar hehben van een meerjarenprogramma op het gebied van bodem, met daarbij de beleidsnitgangspunten en prioritering binnen dit beleidsveld die door de gemeente hieraan wordt gegeven. Argumenten De onderdelen van het bodembeleidsprogramma betreffen wettelijk opgelegde taken. Daarbinnen bestaat veelal enige beleidsvrijheid voor de gemeente om prioriteiten te stellen. Het bodembeleidsprogramma de wettelijke voorschriften.
2011-2014
met de vastgestelde prioritering
en planning zorgt dat wordt voldaan aan
Het bodembeleidsprogramma bevat, naast de beleidsuitgangspunten die de gemeente hanteert in de komende jaren, een meerjarenplanning voor het wegwerken van de werkvoorraad op het gebied van bodemonderzoek en -sanering. In de eerste plaats vormt dit een document waarmee interne prioriteiten gesteld worden. Daarnaast kunnen derden
aan de hand van het programma berleiden aan welke beleidsonderdelen de gemeente bepaalde prioriteiten toekent. Voorts zijn in het programma de gemeentelijke standpunten ten aanzien van bodemonderzoek en bodemsanering opgenomen. Het document heeft derhalve zowel een interne als externe werl..-ing. 1.
Beleidsdoelstellingen
op het gebied van bodem
De uitwerking van deze beleidsdoelstellingen, hoofdwerkzaamheden
de wettelijke achtergronden
en de hiervoor noodzakelijke
zijn hieronder nader toegelicht.
Bodembescherming Bij bodembescherming is het eerste uitgangspunt voorkomen van bet ontstaan van nieuwe bodemverontreinigiugeu. Dit zal worden gedaan door implementatie van de herziene Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB), adequate repressieve en preventieve handhaving door middel van voorlichting aan burgers en bedrijven. Bodemsanering Hieronder valt de fysieke werkvoorraad ten aanzien van bodemonderzoek en -sanering ter plaatse van op bodemverontreiniging verdachte locaties. Voor 2030 dient de gehele werkvoorraad te zijn onderzocht en indien nodig gesaneerd of beheerst. Vanuit de Rijksoverheid is opgelegd dat voor 2030 de gehele werkvoorraad binnen de gemeente moet zijn onderzocht en indien nodig gesaneerd of beheerst. Dit betekent dat de alle potentiële saneringslocaties moeten worden onderzocht en indien noodzakelijk aangepakt, ongeacht het feit of al dan geen ontwikkeling plaatsvindt. Uitgangspunt blijft dat de markt zoveel mogelijk de bodemsaneringsoperatie dient te financieren,
17 augustus 2011
~atwijl{ Bodembeheer Op basis van het Besluit bodemkwaliteit dient de huidige bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan (daterend uit 2006) in 2011 te worden herzien. Deze documenten geven inzicht in de achtergrondwaarden aan verontreinigende stoffen in de bodem en maken grondverzet tussen gebieden/projecten binnen de gemeente (onder voorwaarden) mogelijk zonder dat daarvoor een bodemonderzoek behoeft plaats te vinden. Bodemloket De gemeente is op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur verplicht om medewerking te verlenen aan informatieverzoeken van externe partijen ten aanzien van bodemlnformatie. Daarnaast gebruiken ook vele interne partijen de informatie omtrent de bodemgesteldheid (vergunningverlening, handhaving, ruimtelijke ordening, openhare werken, etc.). Hiervoor beschikt de gemeente over een Bodeminformatiesysteem, dat efficiënte informatievoorziening 2.
mogelijk maakt. Dit systeem dient jaarlijks te worden onderhouden.
Prioritering werkvoorraad bodem
Qua tijdsplanning (uitgaand van een evenredige verdeling) zal in de periode 2011-2014 circa 25% van de werkvoorraad moeten worden weggewerkt. Dit om de doelstelling "de gehele werkvoorraad binnen de gemeente voor 2030 in beeld en waar nodig beheerst/gesaneerd te hebben" te kunnen behalen. Voorts wordt opgemerkt dat de zogenaamde spoedlocaties hierbij de hoogste prioriteit hebben. Kanttekeningen Geen.
Middelen In de onderstaande
tabel is de ingeschatte benodigde besteding per onderdeel aangegeven.
Onderdeel
Onderdeel
~ laar-
verulicht ofoettoncel
20U-201""
- Bodembescherming - Bodemsenering
-
-
n.v.t. Nazorz Svnthese Heerenburcht Vinke ...\:e;;7De Schaapewëi) Onderzoek resterende werkveerraad vóór 2030 op basis van evenredige verdeling: ca. 5 x historisch onderzoek per jaar,
nkel urenbesteding 10.000,- "# 7·1=:00.· :'-11.000,-
35.000,-
'ernlicht ernlicht terelicht arplicht [exacte Invulling is an gemeente)
ca. 8 x verkennend onderzoek per jaar, ca. 7 x nader onderzoek ""'T iaar.
-
- Bodembeheer
-
- Bodemloket
-
TOTAAL (per iacr) #: hiervoor is budget * investering beperkt
Aanpak probleemlocuties zoals: • Zuidstraat (Wasserij Edmondc) - Asterstraat (vrnl. Vuilstort) - Stortnlaatsen Noordduinen en Middelmors Herzien bodemkwaliteltskaart en bodembeheerclan Onderhoud bodeminformatiesvsteem
OTAAL
15·000!-
erplicht (exacte invulling is aan gemeente)
2.0.000,- •
erplicht (exacte invulling is an aemeente
11.000,-
erulicbt
e 102.500,·
vanuit ISV aangevraagd bij de provincie (dit wordt gestort in de algemene uitkering) zich tot het kalenderjaar 2011
3
~atwijl{ Met betrekking tot de kosten per jaar wordt opgemerkt dat voor de jaren 2011 en 2012 is uitgegaan van het reeds vastgestelde budget van C 120.500,-. In 'Scherp aan de wind' is echter besloten om het beschikbare bodembudget in de begroting met
C 50.000,-
Bij de post bodemsanering
te verlagen en toe te voegen aan de reserve. is sprake van sterk wisselende uitgaven. Daardoor lenen deze uitgaven zich voor dekking
uit een reserve. Gelet op het tempo van de afgelopen jaren hoeft de reserve niet jaarlijks op peil te worden gehouden. Het voordeel is datje de exploitatiebegroting vanaf 2012 voor een groot aantal jaren structureel ontlast. De algemene reserve wordt wel verlaagd maar onze weerstandscapaciteit wordt niet aangetast omdat van de ene naar de andere reserve wordt overgeheveld. Voor de uitvoering van het bodembeleidsprogramma heeft dit geen gevolgen. Echter, vanaf 2012 moeten de werkzaamheden uit het bodembeleidsprogramma opnieuw worden geprioriteerd op basis van het beschikbare budget. Uitvoering Uitvoering van de onderdelen van het bodembeleidsprogramma vindt doorlopend plaats. Jaarlijks vindt toetsing plaats in welke mate de beoogde doelstellingen van het programma zijn behaald en zal waar nodig bijstelling van prioriteiten plaatsvinden. Het voornoemde wordt opgenomen in de kwa-raps. In de loop van bet kalenderjaar 2014 zal worden afgewogen in hoeverre de doelstellingen zijn behaald en waar deze dienen te worden bijgesteld. Hiertoe zal voor de volgende periode een nieuw programma worden opgesteld.
Bijlage(n) Bodembeleidsprogramma
2011-2014
4
Bodembeleidsprogramma 2011 - 2014
Afdeling Veiligheid Team Beleid en Strategie 5 augustus 2011 Versie 2.0 (definitief)
Inhoudsopgave SAMENVATTING ........................................................................................................... 3 1.
INLEIDING ............................................................................................................. 4
2.
BELEIDSDOELSTELLINGEN .................................................................................. 5 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
BODEMBESCHERMING ...........................................................................................................5 BODEMSANERING ................................................................................................................... 6 BODEMBEHEER ........................................................................................................................ 7 BODEMLOKET ........................................................................................................................... 7
3.
RESULTATEN VOORGAAND BODEMPROGRAMMA .............................................. 8
4.
WERKVOORRAAD VANUIT BODEMCONVENANT ................................................. 9
5.
GELDEN EN FINANCIERING ................................................................................. 12
6.
ORGANISATIE EN ACTIVITEITENPLANNING ....................................................... 13
BIJLAGEN 1. Overige onderdelen werkvoorraad 2. Gemeentelijk protocol voor bodemonderzoek 3. Gemeentelijk protocol voor bodemsanering 4. Mogelijke financiële bijdragen
Samenvatting Het bodembeleidsprogramma 2011-2014 beschrijft de beleidsdoelstellingen en de aanpak van de werkvoorraad op het gebied van bodemonderzoek en –sanering en de overige bodemtaken van de gemeente Katwijk. Hierbij zijn de volgende hoofdthema’s aan de orde: bodembescherming, bodemsanering, bodembeheer en bodemloket. Het bodembeleidsprogramma bevat, naast de beleidsuitgangspunten die de gemeente hanteert in de komende jaren, een meerjarenplanning voor het wegwerken van de werkvoorraad op het gebied van bodemonderzoek en –sanering. In de eerste plaats vormt dit een document waarmee interne prioriteiten gesteld worden. Daarnaast kunnen derden aan de hand van het programma herleiden aan welke beleidsonderdelen de gemeente bepaalde prioriteiten toekent. Voorts zijn in het programma de gemeentelijke standpunten ten aanzien van bodemonderzoek en bodemsanering opgenomen. Beleidsdoelstellingen op het gebied van bodem De uitwerking van deze beleidsdoelstellingen, de wettelijke achtergronden en de hiervoor noodzakelijke hoofdwerkzaamheden zijn hieronder nader toegelicht. Bodembescherming Bij bodembescherming is het eerste uitgangspunt voorkomen van het ontstaan van nieuwe bodemverontreinigingen. Dit zal worden gedaan door implementatie van de herziene Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB), adequate repressieve en preventieve handhaving door middel van voorlichting aan burgers en bedrijven. Bodemsanering Hieronder valt de fysieke werkvoorraad ten aanzien van bodemonderzoek en -sanering ter plaatse van op bodemverontreiniging verdachte locaties. Voor 2030 dient de gehele werkvoorraad te zijn onderzocht en indien nodig gesaneerd of beheerst. Vanuit de Rijksoverheid is opgelegd dat voor 2030 de gehele werkvoorraad binnen de gemeente moet zijn onderzocht en indien nodig gesaneerd of beheerst. Dit betekent dat de alle potentiële saneringslocaties moeten worden onderzocht en indien noodzakelijk aangepakt, ongeacht het feit of al dan geen ontwikkeling plaatsvindt. Uitgangspunt blijft dat de markt zoveel mogelijk de bodemsaneringsoperatie dient te financieren. Bodembeheer Op basis van het Besluit bodemkwaliteit dient de huidige bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan (daterend uit 2006) in 2011 te worden herzien. Deze documenten geven inzicht in de achtergrondwaarden aan verontreinigende stoffen in de bodem en maken grondverzet tussen gebieden/projecten binnen de gemeente (onder voorwaarden) mogelijk zonder dat daarvoor een bodemonderzoek behoeft plaats te vinden. Bodemloket De gemeente is op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur verplicht om medewerking te verlenen aan informatieverzoeken van externe partijen ten aanzien van bodeminformatie. Daarnaast gebruiken ook vele interne partijen de informatie omtrent de bodemgesteldheid (vergunningverlening, handhaving, ruimtelijke ordening, openbare werken, etc.). Hiervoor beschikt de gemeente over een Bodeminformatiesysteem, dat efficiënte informatievoorziening mogelijk maakt. Dit systeem dient jaarlijks te worden onderhouden. Prioritering werkvoorraad bodem Qua tijdsplanning (uitgaand van een evenredige verdeling) zal in de periode 2011-2014 circa 25% van de werkvoorraad moeten worden weggewerkt. Dit om de doelstelling “de gehele werkvoorraad binnen de gemeente voor 2030 in beeld en waar nodig beheerst/gesaneerd te hebben” te kunnen behalen. Voorts wordt opgemerkt dat de zogenaamde spoedlocaties hierbij de hoogste prioriteit hebben. Uitvoering van de onderdelen van het bodembeleidsprogramma vindt doorlopend plaats. Jaarlijks vindt toetsing plaats in welke mate de beoogde doelstellingen van het programma zijn behaald en zal waar nodig bijstelling van prioriteiten plaatsvinden. In de loop van het kalenderjaar 2014 zal worden afgewogen in hoeverre de doelstellingen zijn behaald en waar deze dienen te worden bijgesteld. Hiertoe zal voor de volgende periode een nieuw programma worden opgesteld.
Gemeente Katwijk – Bodembeleidsprogramma 2011-2014
3 / 31
1.
Inleiding
Dit bodembeleidsprogramma beschrijft de beleidsdoelstellingen en de werkvoorraad van de gemeente Katwijk op het gebied van bodem. Daarnaast wordt beschreven op welke wijze de gemeente hieraan in de periode 2011 - 2014 invulling zal geven. Het doel van dit beleidsplan is een samenhangend en consistent bodembeleid te formuleren en dit binnen de gemeentelijke organisatie en daarbuiten uit te dragen. Concreet resulteert dit in een bodembeleidsprogramma waarin een overzicht van de werkvoorraad van (potentieel) ernstig verontreinigde locaties en de werkvoorraad op overige gebieden ten aanzien van bodembescherming. Daarnaast is de organisatie van uitvoering van de bodemtaken in de periode van 2011-2014 binnen de gemeente opgenomen. Voorts is het gemeentelijk beleid op het gebied van bodem(sanering) verwoord voor zowel de gemeentelijke organisatie alsook de burgers (en ieder ander) die binnen de gemeente met bodem(sanering) te maken krijgt. Ook schept dit document het kader waarbinnen projecten op het gebied van bodem moeten worden uitgevoerd. In hoofdstuk 2 zijn de beleidsdoelstellingen van de gemeente ten aanzien van bodem weergegeven. De hoofdstukken 3 en 4 bevatten een uiteenzetting van respectievelijk de resultaten ten aanzien van de werkvoorraad vanuit het voorgaand bodemprogramma en de werkvoorraad voor de huidige periode. In hoofdstuk 5 komen vervolgens de gelden en financiering aan de orde. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de organisatie en activiteitenplanning van de werkvoorraad besproken.
Gemeente Katwijk – Bodembeleidsprogramma 2011-2014
4 / 31
2.
Beleidsdoelstellingen
Het motto van de gemeente Katwijk is: “trots op traditie, oog voor vernieuwing”. Dit komt neer op een beleid dat culturele historische waarden binnen de gemeente wil bewaren en tonen aan het publiek, maar daarnaast ook de nodige (ruimtelijke) ontwikkelingen toestaat. Vertaald naar het bodembeleid houdt dit in dat de bodemkwaliteit moet worden afgestemd op de (vernieuwde) gebruiksbestemming. In de eerste plaats geldt dit voor met name de ontwikkelingslocaties in de gemeente. Ongeacht bovenstaande is de algemene doelstelling van het bodembeleid het zo veel mogelijk tegengaan, dan wel het bestrijden, van risico’s als gevolg van bodemverontreiniging voor de volksgezondheid en (bodem)ecologische waarden. In het algemeen geldt binnen de gemeente Katwijk dat de burger centraal staat. Dat komt ook tot uiting in de slogan “als u naar buiten stapt, stapt u bij ons naar binnen”. Ten aanzien van de werkzaamheden op het gebied van bodem betekent dit dat de gemeente een facilitaire houding wil aannemen voor de burgers en overige partijen die met bodem te maken hebben. Hierbij zijn de in het “Afdelingsplan Veiligheid 2010” opgenomen sleutelbegrippen “dienstbaarheid”, “betrouwbaarheid”, en “snelheid” onmisbaar. Om de bovenstaande algemene doelstellingen te verwezenlijken in het bodembeleidsprogramma is voor het bodembeleid onderscheid gemaakt in de beleidsdoelstellingen “bodembescherming”, “bodemsanering”, “actief bodembeheer” en “bodemloket”. In de navolgende paragrafen zijn deze beleidsdoelstellingen, evenals de uitgangspunten die de gemeente daarbinnen aanhoudt, uitgewerkt.
2.1.
Bodembescherming
Aangezien voorkomen beter is dan genezen, is bij bodembescherming uitgangspunt het voorkomen van het ontstaan van nieuwe bodemverontreinigingen. Hiertoe dient preventie plaats te vinden, waaronder wordt verstaan: het geheel aan maatregelen en voorzieningen die getroffen worden om het ontstaan van bodemverontreiniging te voorkomen of te beperken. Een belangrijke richtlijn bij het bepalen van de preventieve maatregelen is de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB). De gemeente heeft als doelstelling uitwerking geven aan bodembescherming door middel van: -
implementeren van de herziene (concept) Nederlandse Richtlijn Bodembescherming in nieuwe vergunningssituaties, revisievergunningen en inrichtingen in het kader van de Wet milieubeheer en het Activititeitenbesluit. Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de daaraan verbonden omgevingsvergunning wordt het onderdeel vergunningen tevens meer integraal opgepakt;
-
adequate handhaving van de uitvoeringsbesluiten van de diverse onderdelen van de landelijke wetgeving (Wet milieubeheer (vanaf 1 oktober 2010 vallend onder de Wabo) en Wet bodembescherming) waarvoor de gemeente bevoegd gezag is. Het onderdeel toezicht en handhaving is ondergebracht bij het Team Toezicht en Handhaving van de afdeling Veiligheid en wordt beoogd op integrale wijze uit te voeren. Dit aspect valt buiten de scope van dit bodembeleidsprogramma en zal daarom slechts zijdelings aan bod komen;
-
geven van voorlichting aan burgers en bedrijven (preventieve handhaving). Bescherming van de bodem dient aan het begin van de keten plaats te vinden en kan worden bewerkstelligd middels bekendheid te geven aan het bodembeleid. Hierdoor wordt voorkomen dat door onwetendheid verkeerde maatregelen worden genomen, als gevolg waarvan bodemverontreiniging kan ontstaan of verergeren.
Gemeente Katwijk – Bodembeleidsprogramma 2011-2014
5 / 31
2.2.
Bodemsanering
De afgelopen jaren is het landelijk beleid op het gebied van bodemsanering drastisch gewijzigd, als gevolg van: -
het kabinetsstandpunt Beleidsvernieuwing Bodemsanering (BEVER); de ingrijpende wijziging van de Wet Bodembescherming op 1 januari 2006; de invoering van het Besluit Uniforme Saneringen (BUS); de (gefaseerde) invoering van het Besluit bodemkwaliteit in 2008 en; de onlangs in werking getreden Circulaire Bodemsanering 2009.
Aanleiding voor deze wijzigingen vormde de grote hoeveelheid verontreinigde locaties. Met de voortzetting van het voormalige beleid zou de bodemsaneringsoperatie te lang duren en te veel kosten met zich meebrengen. De hoofddoelstelling van de beleidsvernieuwingen is om bodemsanering beter aan te laten sluiten bij de maatschappelijke dynamiek en het mogelijk te maken om functiegericht te saneren met een kortere doorlooptijd van procedures. Het huidige landelijk bodemsaneringsbeleid in Nederland is primair gericht op het wegnemen van onaanvaardbare risico’s als gevolg van bodemverontreiniging. Hierbij hebben risico’s voor de mens (zogenaamde humane risico’s) de hoogste prioriteit. Wel dient voor 2030 de gehele werkvoorraad binnen de gemeente te zijn onderzocht en indien nodig gesaneerd of beheerst. Dit betekent dat alle locaties waar op basis van historische informatie mogelijk sprake is van een ernstige bodemverontreiniging (potentiële saneringslocaties) moeten worden onderzocht en indien noodzakelijk aangepakt. Uitgangspunt is dat bij de ontwikkeling van (ruimtelijke) plannen het aspect bodemverontreiniging in een zo vroeg mogelijk stadium in beschouwing wordt genomen. Dit heeft ten doel stagnatie van ruimtelijke projecten en het afbreukrisico als gevolg van (te) laat ontdekken van bodemverontreiniging tot een minimum te beperken. Door de kwaliteit van de bodem op tijd in beeld te brengen kan bij transacties en in de planvorming hiermee rekening worden gehouden. Verder dient bodemsanering geen belemmering te vormen voor gebiedsontwikkelingen. In principe geldt daarbij dat bodemsanering zo veel mogelijk gefinancierd moet worden door de marktwerking en dat de gemeente hier geen financiële impuls aan geeft. Daarnaast moet bodemsanering zo maximaal mogelijk te worden geïntegreerd in de geplande ruimtelijke ontwikkelingen. Hierbij is het uitgangspunt dat een eventueel saneringsplan dusdanig wordt opgesteld dat de bodemsaneringsoperatie zo kostenefficiënt mogelijk kan plaatsvinden, zonder dat daarbij wordt voorbijgegaan aan de bodemkwaliteitseisen voor het beoogde locatiegebruik. Overigens zal de gemeente zal, analoog aan het principe de vervuiler betaalt, trachten de kosten van bodemsaneringen zoveel mogelijk bij de veroorzakers van de verontreiniging of eigenaren neer te leggen. Qua tijdsplanning is het gemeentelijke bodembeleidsprogramma afgestemd op het landelijk beleid om in 2030 alle gevallen van ernstige bodemverontreiniging ten minste beheersbaar te hebben gemaakt. Uitgaand van de eerdere programmaperioden zal in de periode 2011-2014 circa 25 procent van de werkvoorraad worden weggewerkt. Daarbij wordt opgemerkt dat de zogenaamde spoedlocaties hierbij de hoogste prioriteit hebben. Bij het bovenstaande wordt de aantekening gemaakt dat de uitvoering van bodemonderzoek en – sanering, naast de inzet van de gemeente, afhangt van de middelen die door het rijk beschikbaar worden gesteld en de mate waarin door particulieren c.q. bedrijven wordt geïnvesteerd in bodemonderzoek en – sanering. In hoofdstuk 4 is een verdere uitwerking gegeven van de werkvoorraad op het gebied van bodem(sanering).
Gemeente Katwijk – Bodembeleidsprogramma 2011-2014
6 / 31
2.3.
Bodembeheer
De gemeente Katwijk beschikt over een door het college van B & W vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan (daterend uit 2006) voor het gehele gemeentelijk grondgebied. De kaart en het plan geven inzicht in de achtergrondwaarden aan verontreinigende stoffen in de bodem per deelgebied en beschrijven tevens op welke wijze grondverzet binnen de gemeentegrenzen kan plaatsvinden. Aangezien sinds 2008 het Besluit bodemkwaliteit van kracht is, dienen de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan te worden herzien. Gelet op het overgangsrecht vanuit het Besluit bodemkwaliteit geldt een termijn van vijf jaar waarbinnen de bodemkwaliteitskaart geldig is. Zodoende dient deze in 2011 te worden geüpdatet en aangepast aan het voornoemde besluit. Uitgangspunt voor de bodemkwaliteit is het “standstill beginsel”, hetgeen inhoudt dat de kwaliteit van de bodem niet mag verslechteren. Bij hergebruik van grond geldt dat de kwaliteit van de toe te passen grond minimaal gelijkwaardig moet zijn aan (of beter dan) de kwaliteit van de ontvangende bodem. Daarnaast is beleidsuitgangspunt dat wordt gestreefd naar zo veel mogelijk hergebruik van grond binnen het grondgebied van de gemeente. Hiertoe kunnen de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan worden aangewend. Bij het bovenstaande hanteert de gemeente de volgende voorkeursladder: 1. 2. 3. 4. 5.
voorkomen van onnodig grondverzet (zo veel mogelijk in de planfase); hergebruik binnen dezelfde (project)locatie; het hanteren van een gesloten grondbalans; hergebruik als bodem op een locatie elders binnen de gemeente (waar mogelijk op basis van de bodemkwaliteitskaart); hergebruik van de grond elders conform de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Hiervoor is veelal een partijkeuring vereist; afvoer van de grond naar een grondbank, dan wel erkende grond ver-/bewerker.
Om het gebruik van de bodemkwaliteitskaart, het hergebruik van grond en het verrichten van de bij grondverzet behorende meldingen te stimuleren, zal hierover voorlichting worden geven (middels publicaties) en zullen de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan via het Internet raadpleegbaar worden gemaakt. Daarnaast beschikt de gemeente over een eigen gronddepot, alwaar tijdelijke opslag van overtollige grond plaatsvindt. Ingeval op een locatie een grondtekort aanwezig is, kan door de gemeente grond worden uitgegeven.
2.4.
Bodemloket
Op basis van de Wet openbaarheid van bestuur is de gemeente verplicht om medewerking te verlenen aan informatieverzoeken van derden. Mogelijke verzoeken om informatie omtrent bodemkwaliteit kunnen komen van bewoners/eigenaren, projectontwikkelaars, makelaars, adviesbureaus, aannemers, etc. Daarnaast zijn ook vele interne partijen binnen de gemeente aanwezig die gebruik wensen te maken van informatie omtrent de bodemgesteldheid (vergunning, handhaving, ruimtelijke ordening, etc.). Daarom is het van belang dat de gemeente beschikt over een goed georganiseerd, efficiënt en effectief proces van informatie en communicatie ten aanzien van bodemzaken. In het kader van de loketfunctie op het gebied van bodem heeft de gemeente als doelstelling het beschikken over een operationeel en up to date gehouden Bodeminformatiesysteem dat adequate informatievoorziening richting burgers en andere belanghebbenden mogelijk maakt. Daarnaast streeft de gemeente naar het gestructureerd, gestroomlijnd en tijdig aanleveren van Bodeminformatie aan makelaars, particulieren, adviesbureaus, etc.
Gemeente Katwijk – Bodembeleidsprogramma 2011-2014
7 / 31
3.
Resultaten voorgaand bodemprogramma
Voor de periode 2005-2009 is door de gemeente een bodemprogramma opgesteld, waarbij is ingespeeld op het verkrijgen van subsidie vanuit het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). De meest relevante doelstellingen van dit document zijn: -
uitvoering werkvoorraad ten aanzien van bodemonderzoek en –sanering; actueel houden van het bodeminformatiesysteem en zowel intern als extern snel verschaffen van informatie omtrent de bodemkwaliteit op de gevraagde locaties; opstellen van een bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan, inclusief het stimuleren van grondverzet (actief bodembeheer) en toezicht en handhaving van het Bouwstoffenbesluit.
Beoordeeld is in hoeverre de genoemde doelstellingen tot dusverre zijn behaald. Mede op basis hiervan is invulling gegeven aan het onderhavige bodem(beleids)programma en is de intensiteit van de verschillende onderdelen waar nodig bijgesteld. In het kader van de werkvoorraad ten aanzien van bodemonderzoek en – sanering is in de onderstaande tabel een vergelijking gemaakt van de “grove” werkvoorraad in 2005 en 2011. Tabel 1. Grove werkvoorraad op bodemgebied 2005 en 2011 Bodemlocaties Aanvullend onderzoek en/of aanvullende maatregelen1 nodig Gevallen van ernstige bodemverontreiniging Totaal 1:
Aantal locaties d.d. 2005
Aantal locaties d.d. 2011
676
403
28
41
704
444
hieronder vallen onder meer saneringsuitvoering -evaluatie, monitoring en nazorg.
Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het aantal locaties, waarvoor aanvullend onderzoek noodzakelijk is, aanzienlijk is afgenomen. Dit impliceert dat de werkvoorraad met betrekking tot de bodemlocaties binnen de gemeentegrenzen gestaag afneemt. Daartegenover staat het feit dat het aantal bekende gevallen van ernstige bodemverontreiniging (met een saneringsverplichting) is toegenomen. Dit is mede het directe gevolg van de uitvoering van het voorgaande bodemprogramma, waarbij uit onderzoek is gebleken dat potentieel verontreinigde locaties ook daadwerkelijk ernstig verontreinigd bleken te zijn. Met betrekking tot de tweede doelstelling wordt opgemerkt dat het bodeminformatiesysteem van de gemeente Katwijk in 2005 is opgezet en sindsdien structureel wordt onderhouden door de afdeling Veiligheid. De interne en externe informatievoorziening aangaande bodeminformatie geschiedt naar behoren en vindt tegenwoordig zo veel mogelijk op digitale wijze plaats. In 2006 zijn de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan van de gemeente Katwijk definitief in werking getreden. Opgemerkt wordt dat, met name door derden, relatief weinig gebruik is gemaakt van de bodemkwaliteitskaart in het kader van grondverzet. Echter, met betrekking tot gemeentelijk grondverzet en de informatie ten aanzien van achtergrondgehalten (gebiedseigen verhoogde waarden aan verontreinigende stoffen in de bodem) heeft de bodemkwaliteitskaart de investering terugverdiend. Wel wordt beoogd om een impuls te geven aan de het grondverzet aan de hand van de bodemkwaliteitskaart door derden. Deze actie wordt parallel aan het updaten van de bodemkwaliteitskaart uitgevoerd.
Gemeente Katwijk – Bodembeleidsprogramma 2011-2014
8 / 31
4.
Werkvoorraad vanuit bodemconvenant
Aan de hand van het Bodeminformatiesysteem van gemeente Katwijk is de werkvoorraad van de gemeente ten aanzien van bodem in beeld gebracht. Dit onder meer om de doelstelling “alle ernstige verontreinigingen gesaneerd dan wel beheerst te hebben voor 2030” uit het Nationaal Milieubeleids Programma te realiseren. De locaties waar mogelijk sprake kan zijn van bodemverontreiniging, zijn opgenomen in het zogenaamde historisch bodembestand (HBB). Dit bestand is tot stand gekomen door een inventarisatie van Hinderwetvergunningen, huidige vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer, particuliere tanklijst, BSB-locaties, Kamer van Koophandel-locaties en overige bodeminformatie uit het gemeentelijk archief. Aangezien vele van de voornoemde locaties in het verleden reeds zijn onderzocht, zijn deze binnen het HBB als afgerond beschouwd. De overige (mogelijk) verontreinigde locaties behoren tot de werkvoorraad waarvoor de gemeente Katwijk verantwoordelijk is. Landelijk bestuursconvenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties De gezamenlijke overheden (rijk, provincies, gemeenten en waterschappen) hebben in een landelijk bestuursconvenant afspraken gemaakt over de aanpak van spoedlocaties ten aanzien van bodemsanering. Indien sprake is van één of meer van de volgende risico’s (humane, ecologische en/of verspreidingsrisico’s), dan zal sprake zijn van een spoedeisendheid om tot bodemsanering over te gaan. Het convenant beschrijft daarnaast een wijziging van het landelijk bodembeleid die gebaseerd is op onder meer: decentralisering, samenhang van bodembeleid met water- en energiebeleid en verdergaande integratie van bodemsanering in de ruimtelijke ordening. De gemeente sluit met de doelen en uitvoering van dit bodembeleidsprogramma aan op de afspraken van het convenant en wil in ieder geval het volgende bereiken: -
Alle locaties met (mogelijk) risico’s voor de volksgezondheid, de zogenaamde humane spoedlocaties, zullen voor 2015 worden onderzocht en indien nodig gesaneerd of beheerst; Alle locaties met (mogelijk) risico’s op verspreiding van verontreinigende stoffen (spoedlocaties op basis van verspreidingsrisico’s) en ecologische spoedlocaties zullen worden onderzocht en indien nodig zoveel mogelijk gesaneerd of beheerst.
De gemeente zal prioriteit geven aan uitvoering van de bovengenoemde doelstellingen. Daarbij wordt opgemerkt dat spoedlocaties waarvoor sanering in eigen beheer dient plaats te vinden, buiten de prestatieverantwoording van de gemeente vallen. Niettemin wordt getracht sanering van dergelijke locaties eveneens doorgang te laten vinden (door middel van overleg, stimulans, medewerking, etc.). Analyse werkvoorraad Onder “werkvoorraad” wordt in dit kader verstaan: “Locaties met (potentiële) ernstige bodemverontreiniging, die nog één of meerdere vervolgstappen nodig hebben in het onderzoeks- dan wel saneringstraject”. Gelet op de taak van de gemeente om de werkvoorraad voor 2030 te beheersen en waar nodig gesaneerd te hebben, moet vanaf heden per vijfjaarlijkse programmaperiode gemiddeld 25% van de huidige werkvoorraad aangepakt worden. In de onderstaande tabellen is een overzicht gegeven van de actuele werkvoorraad op basis van het bodeminformatiesysteem. Tabel 2a: Overzicht bodemlocaties gemeente Katwijk (juli 2011) Bodemlocaties Voldoende onderzocht dan wel gesaneerd Resterende werkvoorraad Totaal Bodemlocaties gemeente Katwijk
Aantal 1402 444 1846
Van het totaal aantal bekende bodemlocaties in Katwijk behoort circa 75 % niet tot de werkvoorraad. Deze locaties zijn reeds voldoende onderzocht, hooguit licht verontreinigd, in afdoende mate gesaneerd, of onderzocht en niet-ernstig verontreinigd bevonden. Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de werkvoorraad op bodemgebied voor de gemeente Katwijk 444 locaties behelst. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt in te onderzoeken locaties en locaties die gesaneerd moeten worden.
Gemeente Katwijk – Bodembeleidsprogramma 2011-2014
9 / 31
Aangezien tot het jaar 2030 nog vier perioden (2011-2014, 2015-2019, 2020-2024 en 2024-2029) bestaan waarvoor een bodemprogramma zal worden opgesteld, is het redelijk om per periode gemiddeld tenminste 25% van de resterende werkvoorraad aan te pakken. In de onderstaande tabel is de werkvoorraad per onderdeel beschreven. Tabel 2b: Overzicht te onderzoeken locaties uit de werkvoorraad gemeente Katwijk (juli 2011) Te onderzoeken locaties
Aantal
Uitvoeren historisch onderzoek Uitvoeren (aanv.) oriënterend / verkennend onderzoek Uitvoeren aanvullend/nader onderzoek Restant Totaal Locaties met ernstige bodemverontreiniging (saneringsverplichting ) Humane spoedlocaties Ecologische spoedlocaties Spoedlocaties op basis van verspreidingsrisico Actieve nazorglocaties Monitoringslocaties Overige niet spoedeisende te saneren locaties Totaal
91 147 133 8 379 Aantal 0 0 5 1 14 45 65
Werkvoorraad 2011-2014 (25% van resterend totaal) 23 37 34 2 96 Werkvoorraad 2011-2014 (25% van resterend totaal) 0 0 3* 1* 14* 12 30*
*: als gevolg van afronding naar boven, het feit dat de monitoring en nazorg zonder meer periodiek moeten plaatsvinden, alsook de aanpak van de spoedlocaties, vallen deze getallen hoger uit dan de respectievelijke 25% van de totale werkvoorraad.
De bovenstaande tabel geeft een beeld van de totale, huidig bekende werkvoorraad op het gebied van bodemonderzoek en –sanering. Hiermee is de totale gemeentelijke werkvoorraad echter niet geheel ingekaderd. Opgemerkt wordt dat op basis van de archieven enkel de bekende, legale activiteiten en bekende calamiteiten zijn te achterhalen. Zodoende kan het voorkomen dat bodemverontreinigingen worden aangetroffen op plaatsen die op basis van het bodemarchief als onverdacht te boek staan. Daarnaast “ontstaan” geregeld locaties waar onverwacht uitvoering aan gegeven dient te worden, bijvoorbeeld: calamiteiten en ongewone voorvallen, maar ook de ruimtelijke ontwikkelingen (zowel door de gemeente als door derden) waarvoor bodemonderzoek en eventueel bodemsanering noodzakelijk is. Deze locaties zijn vanzelfsprekend niet in het bovenstaande overzicht opgenomen. Prioriteitenstelling werkvoorraad De hierboven genoemde aantallen lijken een duidelijk beeld te geven van de werkvoorraad. Dit beeld is echter enigszins vervormd en geeft geen helder inzicht in de daadwerkelijk te behandelen werkvoorraad. Hierbij spelen namelijk twee zaken een essentiële rol, te weten: 1.) 2.)
Voor het overgrote deel van de bodemlocaties is niet de gemeente zelf maar zijn derden verantwoordelijk, aangezien dit particuliere percelen zijn; Prioriteiten moeten worden gesteld bij de aanpak van de werkvoorraad.
Voor wat betreft het eerste punt is de gemeente grotendeels afhankelijk van de inzet en medewerking van derden. De gemeente kan hooguit een stimulans geven aan het aanpakken van dergelijke bodemlocaties. Ten aanzien van het tweede punt is op te merken dat op basis van enerzijds de marktdynamiek en anderzijds de wetgeving en/of afspraken met overige overheidsorganen een bepaalde prioriteitenstelling wordt gecreëerd binnen de totale werkvoorraad. Deze aspecten zijn hieronder kort toegelicht. Vanuit de diverse beleidskaders wordt aangegeven dat het belangrijk is dat de aanpak van bodemverontreiniging faciliterend moet zijn ten opzichte van ruimtelijke ontwikkelingen en dat stedelijke vernieuwing niet stagneert als gevolg van de aanwezigheid van bodemverontreiniging. In het voorliggende bodembeleidsprogramma wordt dit vertaald als het prioritair aanpakken van dat deel van de werkvoorraad dat zich bevindt binnen de dynamische gebieden van Katwijk in de periode 2011-2014. Hierbij wordt de kwaliteitsverbetering van de bodem gekoppeld aan lokale ambities en staan de ruimtelijke ontwikkelingen centraal. Het is aan de gemeente zelf om de bodemkwaliteit in het stedelijke gebied in overeenstemming te brengen met de aanwezige of gewenste functie. De potenties van de bodem voor het gebied en de functies staan dan ook centraal. Het is immers de bedoeling om onderzoek naar bodemverontreiniging en sanering van de bodem zoveel mogelijk te integreren in deze maatschappelijke ontwikkelingen.
Gemeente Katwijk – Bodembeleidsprogramma 2011-2014
10 / 31
Daarnaast zijn er locaties die vanwege hun milieu-urgentie (spoedeisendheid op basis van de risico’s) met hoge prioriteit aangepakt dienen te worden. Uit raadplegen van het bodeminformatiesysteem is gebleken dat in Katwijk voor vijf locaties mogelijk sprake is van een spoedeisende bodemverontreiniging (zie ook tabel 2b), waarbij wordt opgemerkt dat voor geen enkele locatie (voor zover bekend) sprake is van spoed als gevolg van mogelijke gezondheidsrisico’s, de zogenaamde humane spoedlocaties. Voorts moeten ter plaatse de bestaande nazorg- en monitoringslocaties de activiteiten in de komende periode worden voortgezet. Dit zijn locaties die reeds in het bodemsaneringsprogramma zijn opgenomen en een vervolg moeten krijgen. Tot slot zijn er de onderzoeken en saneringen die instromen vanuit nulsituatie onderzoeken in het kader van de Wet milieubeheer en het “Activiteitenbesluit” en de bodemonderzoeken in het kader van de Bouwverordening (per 1 oktober 2010 ondergebracht in de Wabo), de Bouwverordening en het “Activiteitenbesluit”. Hiervan is echter moeilijk in te schatten welk aantal binnen de huidige programmaperiode zal worden uitgevoerd. In de tabellen 3 en 4 in hoofdstuk 6 van dit bodembeleidsprogramma (“Organisatie en activiteitenplanning”) is de verwachte werkvoorraad op het gebied van bodemonderzoek en -sanering weergegeven, waarbij de werkzaamheden zo veel mogelijk per specifieke locatie zijn uitgesplitst. Hierin zijn tevens de budgetten en te besteden uren gespecificeerd. Overige onderdelen werkvoorraad Naast de werkvoorraad op basis van de bodemconvenant bestaan op het gebied van bodem nog vele verschillende gemeentelijke uitvoeringstaken. Deze komen voort uit de beleidsdoelstellingen bodembescherming, bodemsanering, bodembeheer en bodemloket, zoals genoemd in hoofdstuk 2. Vanwege de veelheid aan informatie op dit gebied zijn deze werkzaamheden opgenomen in bijlage 1. Hierin zijn de overige onderdelen van de werkvoorraad van de gemeente Katwijk op het gebied van bodem zijn benoemd en is uitgewerkt op welke wijze invulling wordt gegeven aan het bereiken van de beleidsdoelstellingen. Voorts is in respectievelijk bijlage 2 en 3 een beschrijving gegeven van het gemeentelijk protocol ten aanzien van bodemonderzoek en bodemsanering, waarin wordt aangegeven op welke wijze de gemeente het landelijk beleid interpreteert.
Gemeente Katwijk – Bodembeleidsprogramma 2011-2014
11 / 31
5.
Gelden en financiering
In de periode 2011 tot en met 2014 wordt geen specifieke uitkering op basis van de Wet Bodembescherming (Wbb) meer afgegeven. De specifieke uitkering wordt vervangen door een decentralisatie-uitkering die wordt opgenomen in het gemeentefonds. De aanleiding hiervoor is de wens van zowel gemeenten, provincies als het Rijk om diverse taken en verantwoordelijkheden, waaronder die op bodemgebied, decentraal neer te leggen. Hierdoor is het mogelijk om middelen in te zetten in zowel stedelijk als landelijk gebied en is er geen scheiding meer tussen programmamiddelen en apparaatskosten. De besteding is in dat opzicht vrij evenals de prioritering door het bevoegd gezag. Aangezien het ISV voor een programmagemeente zoals Katwijk (deels) is vervallen, wordt een meerjarenprogramma niet meer vereist en worden geen nieuwe afspraken gemaakt over te leveren bodem prestatie eenheden. Er hoeft geen verantwoording te worden afgelegd over de ontvangen middelen uit de decentralisatie-uitkering. Elk bevoegd gezag is wel verplicht aan het eigen bestuur over de bestedingen uit het gemeentefonds te rapporteren. Het ministerie van VROM ontvangt die verantwoording ook. Ook zullen de afspraken uit het bodemconvenant en aanpak spoedlocaties nageleefd moeten worden. Financiering uitvoering bodemtaken Bodemonderzoeken en -saneringen worden grotendeels door derden uitgevoerd en bekostigd. Van de bodemlocaties binnen de gemeentelijk werkvoorraad is namelijk het merendeel in particulier eigendom. Daarnaast wordt veelal aan de hand van projectontwikkeling invulling gegeven aan beheersing van de bodemproblematiek. De gemeente gaat er vanuit dat de meerderheid van de “bodemlocaties” de komende 20 jaar in verband met grondtransacties en/of herontwikkeling door eigenaren en/of ontwikkelaars in eigen beheer zullen worden onderzocht en zo nodig beheerst of gesaneerd. Daarnaast is binnen de gemeente een aantal locaties aanwezig waarvoor de gemeente verantwoordelijk is voor uitvoering van de werkzaamheden en dient zij zelf de onderzoeks- en eventuele saneringskosten te dragen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de budgetten uit het gemeentefonds (budget bodemsanering van de afdeling Veiligheid) inclusief de potentiële bijdragen vanuit het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) ten behoeve van de nazorglocaties en (potentiële) spoedlocaties. In het landelijk bodemconvenant is opgenomen dat uiterlijk in het najaar van 2011 een zogenaamde “midterm review” wordt uitgevoerd en zal bezien of de realisatie van de doelstellingen vanuit het bodemconvenant op schema ligt. Hierbij zal het in beschouwing nemen van de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van het programma (met name de aanpak van de spoedlocaties) een belangrijke plaats innemen. Met betrekking tot de kosten per jaar wordt opgemerkt dat voor de jaren 2011 en 2012 is uitgegaan van het reeds vastgestelde budget van € 120.500,-. In ‘Scherp aan de wind’ is echter voorgesteld om het beschikbare bodembudget in de begroting met € 50.000,- te verlagen naar de reserve. Bij de post bodemsanering is sprake van sterk wisselende uitgaven. Daardoor lenen deze uitgaven zich voor dekking uit een reserve. Gelet op het tempo van de afgelopen jaren hoeft de reserve niet jaarlijks op peil te worden gehouden. Het voordeel is dat je de exploitatiebegroting vanaf 2012 voor een groot aantal jaren structureel ontlast. De algemene reserve wordt wel verlaagd maar onze weerstandscapaciteit wordt niet aangetast omdat van de ene naar de andere reserve wordt overgeheveld. Voor de uitvoering van het bodembeleidsprogramma heeft dit geen gevolgen. Echter, vanaf 2012 moeten de werkzaamheden uit het bodembeleidsprogramma opnieuw worden geprioriteerd op basis van het beschikbare budget. In het navolgende hoofdstuk 6 is financiële onderbouwing en uitwerking van de onderdelen van het bodembeleidsprogramma aangegeven (zie tabellen 3a en 3b). Daarnaast is in bijlage 4 is aangeven op welke wijze de bekostiging van bodemonderzoek en bodemsanering vanuit het Rijk wordt geregeld en waar deze mogelijk kan worden gestimuleerd.
Gemeente Katwijk – Bodembeleidsprogramma 2011-2014
12 / 31
6.
Organisatie en activiteitenplanning
De gemeentelijke organisatie is zodanig opgezet dat alle bodemtaken zijn ondergebracht binnen de afdeling Veiligheid over diverse functies. Hierdoor wordt een integrale werkwijze binnen de (bodem)keten bewerkstelligd en wordt tevens voldaan aan het gemeentelijk beleid waarbinnen procesgestuurd werken als speerpunt voor het functioneren van de organisatie wordt gezien. Afdeling Veiligheid, team Beleid en Strategie Het team Beleid en Strategie is verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van het bodembeleid,het geven van invulling en controle op de voortgang van bodemonderzoek en -sanering in het kader van de Wet bodembescherming. Tevens is het team verantwoordelijk voor toetsing van de bodemgesteldheid bij aanvragen van bouwvergunningen, aankopen en projectontwikkelingen. Hierbij wordt beoordeeld of een (bouw)locatie geschikt is voor het beoogde toekomstige bodemgebruik, waarbij toetsing plaatsvindt aan de Gemeentelijke Bouwverordening. Voorts wordt invulling gegeven aan de bodemparagraaf bij bestemmingsplannen en aan (het onderhoud van) de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Katwijk. Verdere taken betreffen onder meer het beoordelen van rapportages van bodemonderzoeken en – saneringen, meldingen van bodemverontreiniging, het stimuleren van derden tot het uitvoeren van onderzoek en sanering en de verstrekking van bodeminformatie aan derden. Afdeling Veiligheid, team Toezicht en Handhaving bebouwde omgeving Onder het team Toezicht en Handhaving bebouwde omgeving zijn taken ondergebracht met betrekking tot de controle op uitvoering van bodemtaken. Dit is met name toegespitst op het periodieke toezicht bij inrichtingen die onder het “Activiteitenbesluit” vallen of een vergunning hebben in het kader van de Wet milieubeheer (per 1 oktober 2010 ondergebracht in de Wabo). Hieronder vallen ook preventieve en curatieve handhaving. Deze aspecten vallen echter buiten de scope van dit bodembeleidsprogramma. Monitoring bodembeleidsprogramma Aan de monitoring van de uitvoering van dit bodembeleidsprogramma wordt door de gemeente Katwijk op de volgende wijze invulling gegeven: Elk jaar worden de gerealiseerde projecten en doelen in beschouwing genomen en wordt een planning voor het volgende jaar gegeven en een geactualiseerd totaaloverzicht over de gehele periode gemaakt. Een en ander wordt in de kwa-raps verwerkt. In de loop van het kalenderjaar 2014 zal worden afgewogen in hoeverre de doelstellingen zijn behaald en waar deze dienen te worden bijgesteld. Hiertoe zal voor de volgende periode een nieuw programma worden opgesteld. De monitoring vindt plaats aan de hand van het schema met werkzaamheden dat op de volgende pagina’s is uitgewerkt.
Gemeente Katwijk – Bodembeleidsprogramma 2011-2014
13 / 31
Activiteiten i.r.t. bodembeleidsprogramma In tabel 3 en 4 is de algemene werkvoorraad op het gebied van bodem weergegeven, waarbij de werkzaamheden zo veel mogelijk per specifieke locatie zijn uitgesplitst. Hierin zijn tevens de budgetten en te besteden uren gespecificeerd. Tabel 3a. Werkvoorraad bodem 2011-2014. Onderdeel
Project / taak en beoogd resultaat
Uren totaal
Uren per jaar
Kosten (€) 2011-2014
Kosten (€) per jaar
Budget
Onderzoeksinspanning werkvoorraad (Pre) historisch onderzoek (circa 5 per jaar) * 200 50 140.000 35.000 Derden, GREX, begr. VEI Verkennend/Oriënterend onderzoek (circa 8 per jaar) * 600 150 Derden, GREX, begr. VEI Nader onderzoek (circa 7 per jaar) * 800 200 Derden, GREX, begr. VEI Statische “spoedeisende” saneringslocaties Heerenburcht – Heerenweg 300 75 22.500 7.500 Begroting VEI Vinkeweg - De Schaapewei 300 75 12.000 4.000 Begroting VEI Dynamische saneringen bij stedelijke ontwikkeling Haven fase II (gasfabriek, Katwijk Chemie) 600 150 p.m. p.m. GREX Haven fase III b 300 75 p.m. p.m. GREX Voormalig MVKV 600 150 p.m. p.m. GREX Nazorglocaties Synthese 50 25 40.000 10.000 ISV, Begroting VEI Sport op de Stort 200 50 p.m. p.m. Begroting MAA NAVOS-stortplaatsen Noordduinen 100 25 120.000 # $ 15.000 # $ Begroting VEI Middelmors / Klei Oost – zuid / Waardlaan 100 25 # # Begroting VEI Aanpak (en sanering) probleemlocaties Zuidstraat 200 50 # # Begroting VEI Asterstraat (vml. Vuilstort) 100 25 # # Begroting VEI *: hierbij wordt opgemerkt dat in bovenstaand overzicht enkel locaties zijn opgenomen waarbij de gemeente reeds in de initiatieffase is betrokken. De termijn van uitvoering van overige (bodem)ontwikkelingen door derden is namelijk op voorhand niet in te schatten. #: budget te verdelen over de met “#” aangemerkte posten $: bedrag 1e jaar € 15.000,- en de daaropvolgende jaren € 35.000,- per jaar Werkvoorraad uit bodemconvenant
Bodembeleidsprogramma gemeente Katwijk 2011-2014
14 / 31
Tabel 3b. Werkvoorraad bodem 2011-2014. Onderdeel
Project / taak en beoogd resultaat
Invulling en uitvoering van het gemeentelijk bodembeleid
Invulling geven aan en vertalen van beleidsontwikkelingen en regelgeving in gemeentelijk bodembeleid Actuele werkvoorraad, jaarprogramma bodem Integratie van bodem in planologische ontwikkelingen (ondersteuning RO) Beheren middelen waarmee de doelstellingen verwezenlijkt worden Opstellen en up to date houden bodemparagraaf in bestemmingsplannen; en bodemtoets bestemmingsplanprocedures Invulling geven aan het waterbodem(sanerings)beleid aan de hand van de Waterwet en de Handreiking Waterbodems. Voorlichting geven aan burgers, overige afdelingen, bedrijfsleven, etc. over het gemeentelijk bodembeleid (o.a. grondverzet op basis van het bodembeheerplan vanuit de bodemkwaliteitskaart) aan de hand van publicaties (op Internet) en voorlichting Beheer gemeentelijk gronddepot (inname en uitgifte van grond) Updaten bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan Behandelen meldingen grondverzet (incl. toezicht) Stimuleren actief bodembeheer inclusief voorlichting Databeheer en onderhoud van het bodeminformatiesysteem Verstrekken bodeminformatie aan derden Verstrekken bodeminformatie aan interne afdelingen Bodeminformatie en bodem(beleids)stukken op internet Toetsing van bodemgeschiktheid bij vergunningaanvraag aan de bouwverordening Ondersteuning afdeling Openbare Werken bij tijdelijke uitplaatsing of grondverzet plaatsvindt (bijv.: rioleringswerkzaamheden en wegenonderhoud) Begeleiding gehele onderzoeks en saneringstraject inclusief beoordeling diverse rapportages van derden (historische onderzoek, verkennend / oriënterend onderzoek, nadere / aanvullende onderzoeken, saneringsplannen en –evaluaties) Implementatie herziene NRB in gemeentelijke organisatie Beoordelen nul- en eindsituatie onderzoeken en periodieke monitoringsrapportages Toezicht en handhaving bodemsaneringen Voorlichting en (preventieve) handhaving Gestalte geven beleid ten aanzien van niet-gesprongen conventionele explosieven (NCE) Gestalte geven beleid ten aanzien van bodemenergie en warmte- en koudeopslag (WKO) Stimuleren en voorlichting meervoudig ondergronds ruimtegebruik (intern & extern) Vastleggen en monitoring van de werkvoorraad incl. jaarlijkse rapportage (Bij)scholing personeel aan de hand van cursussen en opleidingen n.v.t
Bodemkwaliteitskaart Bodeminformatie
Bodemgeschiktheid
Bodembescherming
Bodemambities
Kwaliteitszorg TOTAAL
Gemeente Katwijk – Bodembeleidsprogramma 2011-2014
Uren totaal 200
Uren per jaar 50
Kosten (€) 2011-2014 p.m.
Kosten (€) per jaar p.m.
Budget
100 800 200 400
25 200 50 100
p.m. p.m. p.m. p.m.
p.m. p.m. p.m. p.m.
Begroting VEI Begroting VEI Begroting VEI Begroting VEI
50
50
p.m.
p.m.
Begroting VEI
100
25
p.m.
p.m.
Begroting VEI
100 125 200 100 800 800 400 200 600 200
25 125 50 25 200 200 100 50 150 50
p.m. 20.000 p.m. p.m. 44.000 p.m. p.m. p.m. p.m. p.m.
p.m. 20.000 p.m. p.m. 11.000 p.m. p.m. p.m. p.m. p.m.
Begroting OW Begroting VEI Begroting VEI Begroting VEI Begroting VEI Begroting VEI Begroting VEI Begroting VEI Begroting VEI Begroting VEI
600
150
p.m.
p.m.
Begroting VEI
50 200 100 100 200 100 100 200 100 11.575
50 50 25 25 50 25 25 50 25 3.075
p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. 410.000
p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. 102.500
Begroting VEI Begroting VEI Begroting VEI Begroting VEI Begroting VEI Begroting VEI Begroting VEI Begroting VEI Begroting VEI n.v.t.
15 / 31
Begroting VEI
Bodembeleidsprogramma gemeente Katwijk 2011-2014
Bijlage 1.
Overige onderdelen werkvoorraad
Bijlage 1. Overige onderdelen werkvoorraad bodem
Bodemloket: bodeminformatie Doelstelling van de gemeente is het beschikken over een operationeel en up to date gehouden bodeminformatiesysteem dat adequate informatievoorziening richting burgers en andere belanghebbenden mogelijk maakt (bodemloketfunctie). Tevens wordt invulling gegeven aan de ontwikkeling van egovernment binnen de gemeente en het Verdrag van Aarhus door ontsluiting van bodemgegevens op het internet. Bodeminformatiesysteem De gemeente Katwijk is in 2004 overgegaan tot de aanschaf van het bodeminformatiesysteem StraBis voor het beheren en raadplegen van bodemgegevens. In dit systeem is informatie opgenomen omtrent uitgevoerde bodemonderzoeken en –saneringen en het bevat tevens gegevens over de ligging van ondergrondse brandstoftanks, het Historisch bodembestand, (voormalige) bodembedreigende activiteiten en het feit of al dan geen vervolgstappen voor een verdachte locatie van toepassing zijn. Het systeem maakt het mogelijk om: -
-
-
vragen over de bodem(kwaliteits)gegevens op een efficiënte manier te beantwoorden. De vragen zijn in hoofdzaak afkomstig van enerzijds interne afdelingen en anderzijds van externen, zoals burgers, makelaars, adviesbureaus en projectontwikkelaars. Het bodeminformatiesysteem is een praktisch instrument om de loketfunctie van de gemeente in te vullen; tijdig inzicht te hebben in de bodemkwaliteit ter plaatse van gebieden alwaar ruimtelijke ontwikkelingen zullen plaatsvinden. Hiermee kunnen (financiële en planningstechnische) knelpunten grotendeels worden voorkomen; inzicht te geven in de werkvoorraad: hiermee wordt invulling gegeven aan de vereisten van het project Landsdekkend Beeld en de Bodemconvenant; periodiek een onderbouwd bodembeleidsprogramma op te stellen; een bodemkwaliteitskaart met bijbehorend bodembeheerplan op te stellen, waarmee het hergebruik van vrijkomende grond als bodem mogelijk wordt.
Databeheer en onderhoud De door de gemeente uit verschillende bronnen (onderzoeksrapportages, milieucontroles, calamiteiten, etc.) verzamelde gegevens worden adequaat en accuraat bijgehouden in het bodeminformatiesysteem. Daarnaast vindt periodiek wederzijdse uitwisseling plaats van het bodemgegevensbestand met de provincie ZuidHolland in het kader van het Landsdekkend Beeld. Ook in het kader van het bodembeheer en het up to date houden van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan is deze uitwisseling van gegevens essentieel. Bodeminformatie op Internet De gemeente Katwijk maakt gebruik van Internet om openbare informatie over bodemaspecten bekend te maken. Algemene bodem(beleids)informatie wordt weergegeven op de internetsite van de gemeente (www.katwijk.nl). Alle documenten die worden goedgekeurd door de Gemeenteraad of het college van B&W, zoals verordeningen en bodembeleidsplannen, worden eveneens op Internet geplaatst zodat deze voor een ieder toegankelijk zijn. Potentiële kopers, makelaars, projectontwikkelaars, adviesbureaus etc. hebben geregeld verzoeken aan de gemeente omtrent de bodemkwaliteit op specifieke locaties. Het gaat hierbij dan om gegevens van uitgevoerde bodemonderzoeken, de mogelijke aanwezigheid van verontreinigingen samenhangend met het historisch (bedrijfsmatig) gebruik van de locatie, en de (voormalige) aanwezigheid van al dan niet gesaneerde ondergrondse brandstoftanks. Deze informatie kan worden verkregen op de volgende manieren: -
Via het landelijke bodemloket (www.bodemloket.nl). Op deze website is bodeminformatie van vrijwel alle bevoegde gezagen in Nederland weergegeven. De informatie van gemeente Katwijk wordt via de uitwisseling met Provincie Zuid-Holland ook op deze site geplaatst. Op de site van de gemeente Katwijk zal een link naar het landelijke bodemloket worden geplaatst.
-
Voor uitgebreide vragen of voor de meest actuele informatie kan via het digitale aanvraagformulier (nadere) informatie worden opgevraagd.
Bij beantwoording van de vragen worden onder meer het gemeentelijk bodeminformatiesysteem en het Hinderwet-/Wet milieubeheerdossier geraadpleegd. Voor de beantwoording worden door de gemeente bij de aanvrager legeskosten in rekening gebracht. Meer informatie hieromtrent kan worden gevonden op de gemeentelijke website bij het onderdeel “spelregels bodeminformatie”.
Bijlage 1. Overige onderdelen werkvoorraad bodem
Bodembeheer: bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan De gemeente heeft als doelstelling het stimuleren van hergebruik van grond binnen de gemeentegrenzen, zonder dat daarbij de kwaliteit van de bodem verslechterd. Hiertoe is in 2006 een bodemkwaliteitskaart met bijbehorende bodembeheerplan opgesteld. Gelet op het overgangsrecht vanuit het Besluit bodemkwaliteit geldt een termijn van vijf jaar waarbinnen de bodemkwaliteitskaart geldig is. Zodoende dient deze in 2011 te worden geüpdatet en aangepast aan het voornoemde besluit. In het kader van het Besluit bodemkwaliteit dienen de deelgebieden binnen de bodemkwaliteitskaart naast kwaliteitsklasse te worden ingedeeld naar bodemfunctieklasse. Daarbij moet tevens een besluit te worden genomen in de keuze voor generiek (algemeen landelijk) of gebiedsspecifiek beleid. Bij gebiedsspecifiek beleid kan worden gedacht aan het voormalig MVKV, waar in de toekomst grootschalige herontwikkeling met vele grondstromen zal plaatsvinden. Daarnaast biedt gebiedsspecifiek beleid mogelijkheden in het vaststellen van (eventueel verhoogde) maximale waarden ten aanzien van bodemonderzoek en grondverzet. De keuze voor generiek of gebiedsspecifiek beleid bij het vaststellen van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan zal afweging plaatsvinden aan de hand van: toekomstige projectontwikkelingen, te verwachten grondverzet en mogelijke gebiedseigen verhoogde achtergrondwaarden. Op basis van de bodemkwaliteitskaart kan actief beheer van de grondstromen plaatsvinden, waarbij het (vanuit kostentechnisch oogpunt) wenselijk is dat zo veel mogelijk hergebruik van grond binnen de gemeentegrenzen plaatsvindt. Zodoende heeft de gemeente als doelstelling het stimuleren van het interne en externe gebruik van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente in het kader van grondverzet en de bijbehorende meldingen. De toepasser is namelijk verplicht het bevoegd gezag (zijnde de gemeente Katwijk) van dit voornemen op de hoogte stellen. Dergelijke meldingen moeten plaatsvinden aan de hand van de Internetmodule van het Besluit bodemkwaliteit: www.senternovem.nl/Bodemplus/bodembeheer/Besluit_bodemkwaliteit/meldpunt_bodemkwaliteit Op de bovengenoemde website moeten gegevens van de grond (o.a. locatie van herkomst, hoeveelheid toe te passen grond en kwaliteitsgegevens) worden ingevuld. De gemeente wordt automatisch van de melding op de hoogte gesteld en zal toetsen of door het grondverzet geen verslechtering van de bodem plaatsvindt. Voor toepassing van grond en bouwstoffen (inclusief kortdurende en tijdelijke opslag) geldt vanuit het Besluit bodemkwaliteit een meldingsplicht, met uitzondering van de volgende toepassingen die zijn vrijgesteld van deze meldingsplicht: -
toepassing van grond, baggerspecie en bouwstoffen door particulieren; toepassing van grond en baggerspecie binnen een landbouwbedrijf indien de grond of baggerspecie afkomstig is van een bij het bedrijf behorend perceel; verspreiding van baggerspecie afkomstig uit een watergang op de aan de watergang grenzende percelen; toepassing van schone grond en baggerspecie in hoeveelheden kleiner dan 50 m3; tijdelijk uitplaatsen en vervolgens zonder bewerking op dezelfde plaats terugbrengen van grond en baggerspecie.
Bodembescherming: toezicht en handhaving Toezicht inrichtingen Wet milieubeheer Binnen de afdeling Veiligheid is het team Toezicht en Handhaving bebouwde omgeving ondergebracht. Onderstaand zijn de meest belangrijke onderdelen van toezicht en handhaving beschreven welke verband houden met onderhavig bodembeleidsprogramma. Benadrukt wordt dat deze onderdelen verder buiten de scope van dit bodembeleidsprogramma vallen. Voor bedrijven die onder het “Activiteitenbesluit” (officieel het 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer') vallen of waarvoor een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer is afgegeven, wordt door de gemeente periodiek toezicht gehouden. Hierbij worden de vergunningvoorschriften nagelopen door de betreffende toezichthouder en wordt nagegaan of de inrichting zich houdt aan de algemene (milieu)wetgeving. In voorkomen gevallen kan de gemeente bij een overtreding bestuursdwang uitoefenen en/of een dwangsom opleggen aan degene die in overtreding is.
Bijlage 1. Overige onderdelen werkvoorraad bodem
Daarnaast wordt bij (melding van) calamiteiten of ongewone voorvallen binnen én buiten inrichtingen toezicht uitgevoerd en worden in samenspraak met het team Beleid en Strategie de te nemen vervolgstappen besproken. Hieronder vallen: lekkages van vloei- en brandstoffen, morsverliezen bij het vullen van tanks, brand waarbij bodemverontreiniging ontstaat en alle overige voorvallen waarbij verontreinigende stoffen in de bodem terecht komen. Toezicht en handhaving Besluit bodemkwaliteit Handhaving op de wijze van hergebruik van grond is een taak van de gemeente waarbinnen de grond wordt toegepast. Voor de controle en de handhaving van grondverzet in het kader van het Besluit bodemkwaliteit is de Handhavings- en Uitvoerings Methode (HUM) Bodemkwaliteit ontwikkeld. Indien bij het Meldpunt Bodemkwaliteit een melding van toepassing van een partij grond wordt gedaan, zal hiervan notificatie worden gedaan bij het team Beleid en Strategie. Vervolgens wordt gecontroleerd op onder meer: hoeveelheid toe te passen grond, aanwezigheid van transportbonnen en gegevens van herkomst, kwaliteitsgegevens en zintuiglijke afwijkingen. Hierbij bestaat de mogelijkheid dat de gemeente een controle onderzoek laat uitvoeren ter bepaling van de chemische kwaliteit van de grond. Indien blijkt dat de grond niet voldoet aan de toepassingseisen zal deze moeten worden verwijderd. Toezicht op bodemsanering Vanuit de gemeente vindt tevens toezicht op de uitvoering van bodemsaneringen plaats. Hierbij wordt opgemerkt dat dit in de meest intensieve vorm plaatsvindt bij saneringen waarvoor de gemeente het bevoegd gezag is. Echter, ook bij de overige bodemsaneringen vindt toezicht plaats, bijvoorbeeld bij locaties waar in opdracht van de gemeente gesaneerd wordt. Daarnaast wordt bij overige saneringen controle uitgevoerd om toe te zien op een effectieve en (kosten)efficiënte uitvoering. Opgemerkt wordt dat bovenstaand toezicht plaatsvindt door de medewerkers van het team Beleid en Strategie. Overige onderdelen bodembeleidsprogramma Naast de eerder genoemde specifieke onderdelen maken de onderstaande aspecten eveneens onderdeel uit van de werkvoorraad van het bodembeleidsprogramma. Invulling geven aan en uitvoering van het gemeentelijk bodembeleid Elementen: -
actueel houden bodeminformatie in relatie tot wijzigingen in beleid en wet- en regelgeving; vertaling NMP-doelstellingen naar de eigen specifieke gemeentelijke situatie; opstellen en up to date houden bodemparagraaf in bestemmingsplannen; integratie van het onderdeel bodem binnen planologische ontwikkelingen (ondersteuning ruimtelijke ontwikkeling); de wijze van besluitvorming inzake medefinanciering van saneringsprojecten; beheren middelen waarmee de doelstellingen verwezenlijkt worden; beheren en verstrekken bodeminformatie aan de interne en externe klant; invulling geven aan het waterbodem(sanerings)beleid aan de hand van de Waterwet en de Handreiking Waterbodems; voorlichting geven aan burgers, overige afdelingen, bedrijfsleven, etc. over het gemeentelijk bodembeleid (o.a. grondverzet op basis van het bodembeheerplan vanuit de bodemkwaliteitskaart) aan de hand van publicaties (op Internet), voorlichtingsfolders en eventueel presentaties; beheer gemeentelijk gronddepot (inname en uitgifte van grond) in samenspraak met de afdeling openbare werken.
Bodembescherming en preventie Inrichting gebonden bodembeheer, waarbij het gaat om het stellen van eisen ten aanzien van bodembeheer en -bescherming in het kader van de (herziene) Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB). Hierbij geldt dat het uitgangspunt is: preventie van bodemverontreiniging in algemene zin en beheersing van de eventueel ontstane verontreinigingsproblematiek. Elementen die daarbij aan de orde komen zijn: -
aanleg en controle op vloeistofdichte voorzieningen; opslag in boven- en ondergrondse tanks vanuit het “Activiteitenbesluit” (voorheen BOOT); nul- en eindsituatie onderzoeken en periodieke monitoringsrapporten; calamiteiten en ongewone voorvallen (melding, sanering/oplossen, handhaving en controle); lozingen door bedrijven én particulieren ingevolge de Waterwet (voorheen Lozingenbesluit); voorlichting en (preventieve) handhaving.
Bijlage 1. Overige onderdelen werkvoorraad bodem
Bodemgeschiktheid Toetsing van de bodemgesteldheid aan de vastgestelde eisen aangaande het gebruik van een specifieke locatie. Hieronder vallen: -
toetsing van bodemgeschiktheid bij vergunningaanvraag zoals vastgelegd in de bouwverordening; initiëren/stimuleren, begeleiden en juridisch ondersteunen van overheids- en vrijwillige bodemsaneringen; participeren in onderhandelingen bij dynamische ontwikkelingen met bodemverontreiniging of spoedeisende locaties; beoordeling diverse rapportages van derden (historische onderzoek, verkennend / oriënterend onderzoek, nadere / aanvullende onderzoeken, saneringsplannen en –evaluaties); ondersteuning afdeling openbare werken bij werkzaamheden waarbij tijdelijke uitplaatsing of grondverzet plaatsvindt (bijvoorbeeld: rioleringswerkzaamheden en wegenonderhoud); begeleiding gehele onderzoeks- en saneringstraject, inclusief toezicht en handhaving; uitvoering onderzoeken en saneringen vanuit het gemeentelijk bodembeleidsprogramma en het Bodemconvenant (gebaseerd op het Historisch Bodembestand); onderhoud en beheer nazorg- en monitoringslocaties (beheersing restverontreinigingen).
Bodemambities Bij het onderdeel “bodem” wordt veelal in de eerste plaats gedacht aan bodemverontreiniging en de daaraan gerelateerde beperkingen ten aanzien van het locatiegebruik. Echter, met de beperkte ruimte in Nederland en het in verdrukking rakende ruimtegebruik, waarbij de gemeente Katwijk geen uitzondering vormt, wordt steeds meer invulling gegeven aan meervoudig gebruik van de ondergrond. Een aantal aspecten die (veelvuldig) aan de orde kunnen komen is onderstaand genoemd: -
-
ondergronds ruimtegebruik, zoals: parkeergarages, kelders, infrastructuur (kabels/leidingen), etc; grootschalige grondwater verontreinigingen in relatie tot gebiedsgericht grondwaterbeheer; bodemenergie en warmte- en koude-opslag (WKO); behoud van aardkundige en archeologische waarden; aanwezigheid van niet-gesprongen conventionele explosieven (NCE’s). Hiermee is onder meer op het voormalig MVKV een aanvang gemaakt, mede aan de hand van de verkregen middelen vanuit de zogenaamde suppletieregeling; afdekking in relatie tot afwaterend vermogen; kwel, verdroging en verzilting; verdichting en bodemdaling; verarming en vermesting; biodiversiteit en vruchtbaarheid.
Al deze aspecten moeten integraal worden bekeken, zodat geen frustratie plaatsvindt als gevolg van de vele gebruiksfuncties die de ondergrond kent. Ten aanzien van het bodemgebruik in algemene zin vormt bodemverontreiniging momenteel veelal een leidend principe. Voor de overige gebruiksfuncties is hierin geen eenduidig landelijk dan wel gemeentelijk beleid vastgelegd. De gemeente krijgt echter steeds vaker te maken met situaties waarin de ondergrond moet worden beoordeeld in het kader van meervoudige functies. De afdeling veiligheid zal hierin een voortrekkersrol nastreven en het gemeentelijk beleid gestalte geven. Kwaliteitszorg De gemeente streeft naar een organisatie die kwalitatief hoogwaardig aflevert aan de interne en externe klant. Daarnaast wordt gestreefd naar vastlegging van kwaliteitnormen binnen de gemeentelijke organisatie. Op het gebied van kwaliteit in relatie tot het onderdeel bodem is een aantal elementen te onderscheiden: -
vastleggen en monitoring van de werkprocessen en de werkvoorraad; beheer en archivering van documenten; inkoop en aanbesteding van diensten en werken bij kwalitatief hoogwaardige (onder)aannemers, waarbij (indien van toepassing) moet worden voldaan aan Kwalibo en de beoordelingsrichtlijnen (BRL’s) c.q. VKB-protocollen; beschikbaar stellen van menskracht en middelen; (bij)scholing personeel aan de hand van cursussen en opleidingen.
Inkoop / aanbesteding van diensten en werken De gemeente voert zelf geen bodemonderzoeken en –saneringen uit, aangezien de gemeente niet beschikt over de benodigde certificeringen voor uitvoering van deze werkzaamheden. In de regel worden deze werken en diensten ingekocht bij ingenieursbureaus en aannemers. Een en ander vindt plaats conform de algemeen geldende gemeentelijke aanbestedingsregels.
Bijlage 1. Overige onderdelen werkvoorraad bodem
Bodembeleidsprogramma gemeente Katwijk 2011-2014
Bijlage 2.
Gemeentelijk protocol voor bodemonderzoek
Bijlage 2. Gemeentelijk protocol voor bodemonderzoek
Bodembeleidsprogramma gemeente Katwijk 2011-2014
Bodemonderzoek in het kader van de bouwverordening Het bouwen op verontreinigde grond is verboden in het kader van de Woningwet (art. 8, lid 2, onder c). Derhalve zal bij de aanvraag van een omgevingsvergunning (in het kader van de Wabo) moeten worden voorkomen dat wordt gebouwd op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers. Bij de aanvraag van een omgevingsgunning, waarvoor de gemeente in de meeste gevallen bevoegd gezag is, moet veelal een rapport van een recent uitgevoerd bodemonderzoek worden overlegd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in: vergunningsvrije bouwwerken en vergunningplichtige bouwwerken. De eerste categorie is in principe vrijgesteld van eis tot het indienen van een bodemonderzoeksrapport. Hierbij geldt wel dat géén sprake mag zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging ingevolge de Wet bodembescherming indien grondwerkzaamheden plaatsvinden binnen het geval van verontreiniging. In dat geval wordt de locatie overgedragen aan de provincie en dient een saneringsplan te worden opgesteld. BIS-toets Bij vergunningsvrije (bouw)aanvragen wordt een zogenaamde BIS-toets uitgevoerd, waarbij het volgende wordt nagegaan: -
mogelijke aanwezigheid van voormalige en huidige potentieel bodembedreigende (bedrijfs)activiteiten, slootdempingen, bovengrondse en ondergrondse tanks; een reeds uitgevoerd onderzoek geeft aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek; of sprake is van een Wbb-locatie.
Indien sprake is van één of meer van de vijf eerst genoemde aspecten zal de eigenaar van het perceel bij een vergunningsvrije bouwaanvraag worden ingelicht over de beschikbare informatie en eventueel adviseren om een milieukundig bodemonderzoek uit te laten voeren. In geval sprake is van een Wbb-locatie zal de gemeente de aanvrager doorverwijzen naar de provincie, aangezien zij in dat geval het bevoegd gezag is. Vrijstelling onderzoeksverplichting Ook voor vergunningplichtige bouwwerken kan vrijstelling worden verleend voor het uitvoeren van een bodemonderzoek. Deze vrijstellingen zijn opgenomen indien het bouwwerk naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt overigens niet voor de hoogtebepalingen in de voornoemde artikelen. Op basis van alleen een historisch onderzoek conform NEN 5725 kan in bepaalde gevallen eveneens ontheffing worden verleend op het indienen van een bodemonderzoeksrapport. Echter, veelal acht de gemeente de kans dat toch gebouwd wordt op verontreinigde grond te groot en verlangt daarom, naast het historisch onderzoek, een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740. Bij het bovenstaande wordt opgemerkt dat de gemeente te allen tijde haar eindoordeel heeft in de keuze om al dan niet ontheffing voor uitvoering van een bodemonderzoek te geven. Eisen aan de opzet van bodemonderzoek Het verrichten van een bodemonderzoek begint met een vooronderzoek conform NEN 5725, dat betrekking heeft op het gehele perceel, waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd inclusief de directe omgeving daarvan. Het (historisch) gebruik van de locatie, met de bodembedreigende activiteiten die hierop hebben plaatsgevonden (inclusief verdenking op asbest), moet daarbij in beeld worden gebracht. Hieruit volgt de onderzoeksstrategie (verdacht dan wel onverdacht) voor het uit te voeren verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740. De oppervlakte van de onderzoekslocatie wordt bepaald door de omvang van het bouwwerk én het bijbehorende terrein dat een relatie heeft met het gebruik van het gebouw. De samenstelling van het analysepakket moet worden afgestemd op de potentieel aanwezige verontreinigende stoffen en kan in bepaalde gevallen dus niet beperkt blijven tot het standaard NEN-pakket. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen of asbest. Voor het buitengebied van de gemeente Katwijk, waar al dan niet voormalige (bedekte) gewassenteelt heeft plaatsgevonden, geldt dat de bovengrond in de regel aanvullend op OCB’s (organochloorbestrijdingsmiddelen) moet worden geanalyseerd. Benadrukt wordt dat een bodemonderzoek, vanuit de Kwalibo-regeling, te allen tijde moet worden verricht door een onafhankelijk adviesbureau dat beschikt over de daartoe verplichte erkenningen. Hieronder vallen de BRL 1000, BRL 2000 en de daaraan verbonden VKB-protocollen. In de onderstaande figuur is het beslisschema weergegeven ten aanzien van het verrichten van bodemonderzoek (in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning).
Bijlage 2. Gemeentelijk protocol voor bodemonderzoek
Bodembeleidsprogramma gemeente Katwijk 2011-2014
Vergunningplichtig
Aanvraag omgevingsvergunning
Reden voor ontheffing?
Vergunningsvrij
Geen bepalingen van toepassing
Geen bodemonderzoek noodzakelijk
ja
nee
nee
Vooronderzoek conform NEN 5725
Verdachte locatie?
BIS-toets
ja nee Verdachte locatie?
Wbb locatie?
ja
Eigenaar inlichten over (mogelijke) bodemverontreiniging en evt. advies uitvoeren bodemonderzoek
nee
ja
Ook sloop van een pand?
Afstemming met provincie (eventueel pas uitvoer (bouw)werkzaamheden na beschikking op saneringsplan
Overdracht aan Provincie ZuidHolland
nee
ja Eerst sloopvergunning (incl. aanleveren asbestinventarisatie), na sloop pas onderzoek
Bodemonderzoek conform NEN 5740
Gehalten > Max waarde voor Wonen?
nee
Vergunning kan worden verleend
ja
Overschrijding interventiewaarden?
ja
nee
Risicotoolbox bodem
Geval conform Wbb? nee
ja
Nader onderzoek
nee
Beoordeling conform Sanscrit Sprake van humane risico’s?
ja
Gehalten > T- of I-waarde?
Risico’s onaanvaarbaar?
nee
ja
ja
nee
Vergunning kan worden verleend (onder voorwaarden)
Vergunning pas verleend na beschikking op saneringsplan (en met voorwaarde dat pas gebouwd mag worden na uitvoering sanering)
Figuur 1. Beslisschema bodemonderzoek (bij omgevingsverguning). n.b. 1. n.b. 2. n.b. 3 .
Bij verhoogde gehalten moet worden bezien of sprake is van (natuurlijk) verhoogde achtergrondgehalten. In dat geval zal het uitvoeren van nader onderzoek of sanerende maatregelen niet noodzakelijk zijn. Dit is te allen tijde ter beoordeling aan het bevoegd gezag. Indien verontreinigingen aanwezig zijn moeten de risico’s worden bepaald. In beginsel is Sanscrit hiervoor het aangewezen middel. Na vaststelling van de herziene bodemkwaliteitskaart (2011) zal ook toetsing aan de hand van de Risicotoolbox (zie boven) plaatsvinden. Bij de risicobeoordeling aan de hand van de Risicotoobox bodem worden in de eerste plaats enkel humane risico’s in beschouwing genomen. Indien een locatie echter een gebruik als natuurgebied kent, dienen ook de ecologische risico’s te worden beschouwd.
Bijlage 2. Gemeentelijk protocol voor bodemonderzoek
Bodembeleidsprogramma gemeente Katwijk 2011-2014
Eisen aan de actualiteit van het bodemonderzoek Een bodemrapport dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt overlegd, mag in principe niet ouder zijn dan 5 jaar. De gemeente mag een rapport weigeren (ook wanneer dit nog geen 5 jaar oud is), wanneer de aard en mate van de verontreiniging en de op de locatie plaatsgevonden handelingen (graafwerk, menselijk handelen) hier naar het oordeel van de gemeente aanleiding toe geven. In een dergelijk geval dient de aanvrager een nieuw dan wel aanvullend bodemonderzoek te laten uitvoeren conform de gestelde vereisten. Wanneer bij de gemeente voldoende recente én bruikbare gegevens van de te bebouwen locatie aanwezig zijn, kan hiermee worden volstaan en behoeft de aanvrager geen verkennend bodemonderzoek uit te laten voeren. Bodemonderzoek in het kader van de Wet milieubeheer De gemeente is (een aantal uitzonderingen daargelaten) bevoegd gezag in het kader van de Wet milieubeheer (per 1 oktober 2010 ondergebracht in de Wabo). Op grond van de Wet milieubeheer wordt van bedrijven die bodembedreigende activiteiten uitvoeren, verlangd binnen 6 maanden na verlening van de vergunning een nulsituatie-onderzoek uit te voeren, waarmee de kwaliteit van de bodem ter plaatse van potentieel bodembedreigende activiteiten (bijvoorbeeld opslag/overslagplaatsen, ondergrondse tanks, vulpunten, olieafscheiders en dergelijke) wordt vastgelegd. Wanneer een bedrijf haar activiteiten beëindigt, moet een eindsituatieonderzoek plaatsvinden. De onderzoeksresultaten hiervan worden vergeleken met de resultaten van het destijds uitgevoerde nulonderzoek (indien aanwezig). Op grond van het zorgplichtartikel uit de Wet bodembescherming (Wbb) is het bedrijf verplicht om eventueel ontstane verontreinigingen te saneren. Door middel van periodieke monitoring van de chemische kwaliteit van het grondwater ter plaatse van de verdachte deellocaties kan tevens worden bepaald of ter plaatse van de bodembedreigende activiteit geen additionele belasting van de bodem met verontreinigende stoffen heeft plaatsgevonden. Wanneer tijdens bedrijfscontroles blijkt dat de bodem verontreinigd is geraakt, kan eveneens onderzoek of sanering worden geëist. Dit is eveneens het geval bij calamiteiten en/of ongewone voorvallen. Deze dienen op grond van het zorgplichtartikel van de Wbb bij de gemeente te worden gemeld en zo spoedig mogelijk te worden gesaneerd (zie bijlage 3). Bodemonderzoek in het kader van grondverzet Indien op een locatie grond vrijkomt bij ontgravingswerkzaamheden bestaat, mits geen sprake is van de aanwezigheid van een bodemverontreiniging, geen directe onderzoeksverplichting. Echter, om de hergebruiks- dan wel afzetmogelijkheden van de grond te bepalen zal onderzoek naar de kwaliteit van de grond moeten plaatsvinden. Indien afvoer naar een acceptant (bijvoorbeeld een grondbank) plaatsvindt, kan deze partij haar eigen eisen stellen aan de te verrichten onderzoeksinspanning. In vele gevallen zal een officiële zogenaamde partijkeuring conform BRL 1000 in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, of een hiervan afgeleide indicatieve keuring worden vereist. Het kan echter ook voorkomen dat een acceptant volstaat met het aanleveren van een ander bewijsmiddel (bijvoorbeeld een verkennend onderzoek conform NEN 5740 of enkel een historisch onderzoek conform NEN 5725). Wanneer de situatie zich voordoet dat op een locatie een grondtekort aanwezig is, dan dient de herkomst van de aan te voeren grond bekend te zijn. Hierbij valt te denken aan: zandleveranciers, grondbanken, locaties met een grondoverschot binnen de gemeentegrenzen, grond afkomstig van ontgravingen buiten de gemeente, etc. Voor het toepassen van grond geldt als belangrijkste uitgangspunt het zogenaamde “standstill beginsel”. Dit houdt in dat de chemische kwaliteit van de ontvangende bodem niet mag verslechteren. Zodoende dient de toe te passen grond een kwaliteit te hebben die minimaal gelijkwaardig is aan de ontvangende bodem. Op basis van het grondstromenplan uit de huidige bodemkwaliteitskaart geldt dat indien grond afkomstig is uit een gezoneerd gebied en vanuit het standstill beginsel geen belemmeringen aanwezig zijn vrij grondverzet tussen locaties binnen hetzelfde deelgebied of tussen verschillende deelgebieden (met gelijkwaardige bodemkwaliteit) is toegestaan. Hierbij moet wel sprake zijn van grond afkomstig van een op bodemverontreiniging onverdachte locatie.
Bijlage 2. Gemeentelijk protocol voor bodemonderzoek
Bodembeleidsprogramma gemeente Katwijk 2011-2014
Indien grond vrijkomt op een verdachte locatie dient te allen tijde onderzoek naar de chemische kwaliteit van de vrijkomende grond plaats te vinden om de hergebruiks- dan wel afzetmogelijkheden van het materiaal te bepalen. Een historische BIS-toets door de gemeente kan inzicht geven of er sprake is van een potentieel verdachte locatie. Bij twijfel over de kwaliteit van de grond van de herkomstlocatie moet zo nodig een verdergaand historisch onderzoek conform NEN 5725 en/of een verkennend bodemonderzoek conform NEN5740 worden uitgevoerd. Alle andere gevallen dienen van de grond kwaliteitsgegevens bekend te zijn. Voor grond afkomstig uit gemeente kan dit mogelijk met een regulier verkennend bodemonderzoek (altijd ter beoordeling aan de gemeente of dit volstaat), een officiële AP04-keuring in het kader van het Besluit bodemkwaliteit of een erkende kwaliteitsverklaring van een grondleverancier. Voor een uitgebreide beschrijving van het grondstromenbeleid binnen de gemeente Katwijk wordt verwezen naar de bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan. Benadrukt wordt dat in 2011 deze documenten worden herzien en aangepast aan het vigerende beleid van het Besluit bodemkwaliteit. Bodemonderzoek en asbest Het begrip “asbest” is binnen de Nederlandse gemeenschap een gevoelig onderwerp vanwege de risico’s voor de volksgezondheid die asbest met zich meebrengt. Daarom wil de gemeente voorkomen dat gebouwd wordt op locaties alwaar zich asbest in de bodem bevindt. Omdat asbest niet is opgenomen in het standaard analysepakket bij regulier bodemonderzoek hanteert de gemeente ten aanzien van asbest de volgende eisen: -
-
-
tijdens de uitvoering van het historisch onderzoek moet het onderdeel asbest verplicht in beschouwing worden genomen; indien een asbestverdachte locatie is aangetroffen, dient het bodemonderzoek hierop te worden afgestemd. Voorbeelden van een asbestverdachte locatie zijn: oude puin(houdende)lagen, wegenverhardingen met (asbesthoudend) puin en/of afval, autosloperijen, scheepswerven, bedrijfsterreinen alwaar asbest is toegepast of verwerkt, terreinen waar asbesthoudende leidingen in de bodem zijn toegepast, locaties met illegale vuilstort en watergangen met asbesthoudende beschoeiing; bodemonderzoeken op percelen, waarop bebouwing staat of heeft gestaan, waarin zich asbesthoudend materiaal bevindt/bevond, moeten worden uitgevoerd minimaal in combinatie met NEN 5707. Alleen in het geval dat het bestaande bouwwerk in goede staat verkeert en/of de kans op een bodemverontreiniging met asbest als verwaarloosbaar is, wordt de locatie niet als een asbestverdachte locatie beschouwd. Het voornoemde geeft evenzo de reden voor het vereisen van uitvoering van bodemonderzoek pas na afloop van sloopwerkzaamheden (in plaats van voorafgaand hieraan); wanneer er visueel asbest in de bodem wordt aangetroffen, dan moet asbest als parameter aan het analysepakket worden toegevoegd (analyse conform NEN 5707 of NEN 5897)
Voor asbest in de bodem en in puin geldt vanuit de Wet bodembescherming een interventiewaarde en restconcentratienorm van 100 mg/kg.ds gewogen gehalte. Echter, in het kader van de Woningwet en gemeentelijke bouwverordening kan de gemeente haar eigen eisen stellen aan de bodemkwaliteit bij een bepaalde gebruiksfunctie. Zo kan het dus voorkomen dat bij locaties met een gevoelig gebruik (o.a. wonen met tuin, landbouw en natuur) een lagere norm voor asbest wordt gehanteerd. Ten aanzien van de onderzoeksmethoden voor asbest zijn onderscheid gemaakt in grond (NEN 5707) en in puin (NEN 5897). Met betrekking tot asbest in gebouwen geldt de SC540 als leidend document. Voor informatie omtrent de wijze waarop met asbesthoudende materialen, grond of puin moet worden omgegaan, op welke wijze de materialen moeten worden verwijderd en vervoerd wordt verwezen naar het Asbestverwijderingsbesluit.
Bijlage 2. Gemeentelijk protocol voor bodemonderzoek
Bodembeleidsprogramma gemeente Katwijk 2011-2014
Bijlage 3.
Gemeentelijk protocol voor bodemsanering
Bijlage 3. Gemeentelijk protocol voor bodemsanering
Bodembeleidsprogramma gemeente Katwijk 2011-2014
Saneringscriteria Wanneer tijdens een bodemonderzoek wordt aangetoond dat een meer dan 25 m3 grond en/of 100 m3 grondwater sterk is verontreinigd (gehalten c.q. concentraties boven de interventiewaarden), is sprake van een geval van ernstige verontreiniging en geldt vanuit de Wet bodembescherming een wettelijke saneringsnoodzaak. In hoeverre een bodemverontreiniging op korte termijn gesaneerd moet worden hangt af van de risico’s (humane, verspreidings- en ecologische risico’s) die de verontreiniging met zich meebrengt. De onderstaande gevallen brengen een wezenlijk onderscheid aan ten aanzien van te saneren locaties: Historische bodemverontreinigingen, ontstaan vóór 1987 Historische verontreinigingen zijn saneringsplichtig wanneer sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Deze gevallen moeten, afhankelijk van de risico’s (spoedeisendheid), op enig moment (doch uiterlijk 2030) worden gesaneerd. Het bevoegd gezag voor deze saneringen is de provincie Zuid-Holland. Nieuwe gevallen van bodemverontreiniging, ontstaan ná 1987 Bodemverontreinigingen die ná 1987 zijn ontstaan moeten ongeacht hun aard, ernst en omvang in zijn geheel worden gesaneerd. Het wettelijk kader hiervoor vormt het zorgplichtartikel van de Wet bodembescherming (artikel 13). Het bevoegd gezag hiervoor is de gemeente. Ook de gevolgen van ongewone voorvallen en calamiteiten moeten zo spoedig mogelijk en volledig ongedaan worden gemaakt en moeten worden gemeld bij het bevoegd gezag, zijnde de gemeente. Algemene doelstelling bodemsanering Nadat steeds duidelijker werd dat de bodemverontreinigingproblematiek in Nederland zeer omvangrijk is, besloten om hier op een doelmatige manier mee om te gaan. Waar voorheen het multifunctioneel saneren (volledige verwijdering) als saneringsdoelstelling het uitgangspunt was, is door de beleidsvernieuwing bodemsanering (uitgewerkt in “Van trechter naar zeef”) het functioneel en kosteneffectief saneren de toegestane aanpak. Wel moet een bodemsanering zodanig worden uitgevoerd dat de bodem ten minste geschikt wordt gemaakt voor de functie die de locatie na de sanering krijgt, waarbij het risico voor mens, plant of dier als gevolg van blootstelling aan de verontreiniging zoveel mogelijk wordt beperkt. Uitvoering sanering Op 1 april 2009 is de meeste recente “circulaire bodemsanering” in werking getreden, waarin de criteria voor bodemonderzoek en –sanering zijn opgenomen. Voornoemd document is aangepast op het Besluit bodemkwaliteit, dat sinds 2008 van kracht is. Bij de uitvoering van een bodemsanering geldt dat zowel de aannemer als het betrokken milieukundig adviesbureau moeten beschikken over de noodzakelijke certificeringen (respectievelijk de BRL 7000 en de BRL 6000). Procedures Wanneer kennis wordt genomen van een ernstige bodemverontreiniging dient dit conform art. 27 Wbb te worden gemeld bij het bevoegd gezag (Provincie Zuid-Holland). Degene die voornemens is om de bodem te saneren, dan wel handelingen te verrichten waardoor een verontreiniging wordt verplaatst of verminderd, moet dit melden op grond van art. 28 Wbb. Hierbij moet een saneringplan worden overlegd, dat instemming van het bevoegd gezag behoeft. De besluitvormingsprocedure bedraagt maximaal 15 weken met een mogelijkheid om de aanvraag met 15 weken te verlengen. Naast de bovengenoemde reguliere procedure is sinds 14 februari 2006 het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) van kracht. Hiermee kunnen eenvoudige saneringen in korte tijd afgerond worden. Indien de verontreiniging voldoet aan de randvoorwaarden van BUS, kan volstaan worden met een melding via een standaardmeldingsformulier. Vijf weken na de melding kan dan gestart worden met de sanering. Kadastrale registratie en evaluatierapport Meldingen van gevallen van ernstige bodemverontreiniging worden kadastraal vastgelegd op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (Wkbp). Na afloop van een sanering moet een evaluatierapport worden opgesteld, waarin het saneringsresultaat wordt omschreven. Hierop geeft het bevoegd gezag een beschikking af. Op basis van de beschikking kan de kadastrale aantekening worden gewijzigd al naar gelang het bereikte resultaat.
Bijlage 3. Gemeentelijk protocol voor bodemsanering
Bodembeleidsprogramma gemeente Katwijk 2011-2014
Gemeentelijk saneringsbeleid De gemeente Katwijk onderschrijft het landelijke en provinciale bodemsaneringsbeleid. De gemeente is bevoegd gezag voor de sanering van: -
-
nieuwe verontreinigingsgevallen, die zijn ontstaan ná 1987 én géén geval van ernstige bodemverontreiniging betreffen; verontreinigingen ontstaan door ongewone voorvallen en calamiteiten binnen inrichtingen, waarvoor de gemeente ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht betreft (voorheen Wet milieubeheer) het bevoegd gezag is; niet ernstige gevallen van bodemverontreiniging.
Voor nieuwe gevallen van verontreiniging (bovenste twee categorieën) geldt een saneringsplicht en dient zo spoedig mogelijk te worden aangevangen met uitvoering van de bodemsanering. Hierbij wordt opgemerkt dat bij nieuwe gevallen, waarbij eveneens sprake is van een ernstige bodemverontreiniging, de provincie het bevoegd gezag is (ook bij nieuwe gevallen, ongewone voorvallen en calamiteiten). Ingeval van twijfel zal de gemeente met de provincie afstemmen welke instantie de sanering afhandelt. Voor overige, niet ernstige gevallen van bodemverontreiniging geldt bij een gelijkblijvend (bodem)gebruik geen directe saneringsverplichting. Indien echter een bestemmingswijziging en/of locatieontwikkeling plaatsvindt, kan sanering van de verontreinigde bodem wel prioritair worden op basis van mogelijke risico’s ten aanzien van het (beoogde) bodemgebruik. Voor sanering van bovengenoemde gevallen van bodemverontreiniging vereist de gemeente een plan van aanpak, welke zij voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden dient te beoordelen. Vaststelling van de saneringsmethodiek en terugsaneerwaarden, aan de hand van het (te herziene) bodembeheerplan, dient te worden afgestemd op de gebruiksfunctie van de locatie. Na afloop van de bodemsanering dient een evaluatierapport te worden opgesteld, waar de gemeente middels een schrijven haar goedkeuring op dient te geven.
Bijlage 3. Gemeentelijk protocol voor bodemsanering
Bodembeleidsprogramma gemeente Katwijk 2011-2014
Aantreffen bodemverontreiniging
Historisch geval (ontstaan voor 1 januari 1987)
Geval van ernstige verontreiniging ingevolge de Wbb?
Nieuw geval (ontstaan na 1 januari 1987) Saneringsverplichting op basis van zorgplicht vanuit Wbb
Oud of nieuw geval?
ja
Betreft het een gemeentelijke inrichting?
nee
Geval ontstaan binnen een inrichting in het kader van de WM / Wabo
ja ja
nee nee
Provincie bevoegd gezag Verontreiniging dient z.s.m. te worden gesaneerd op basis van een goedgekeurd plan van aanpak
ja
Geval van ernstige verontreiniging ingevolge de Wbb?
nee Vindt herinrichting ;/ ontwikkeling plaats?
Sprake van spoed, volgens Provincie? (bevoegd gezag) ja nee
Provincie bevoegd gezag Saneringsplicht ingevolge Wbb. Sanerende maatregelen bij gelijkblijvend gebruik op lange termijn (voor 2030) noodzakelijk.
nee
ja
Risicotoolbox bodem
Sprake van humane risico’s? Provincie bevoegd gezag Saneringsplicht ingevolge Wbb. Sanerende maatregelen op korte termijn (voor 2015). Sanering aan de hand van door de provincie beschikt plan
Gemeente bevoegd gezag Verontreiniging dient z.s.m. te worden gesaneerd op basis van een goedgekeurd plan van aanpak
Gemeente bevoegd gezag Geen directe (sanerende) maatregelen noodzakelijk indien de bestaande situatie gehandhaafd blijft nee
Gemeente bevoegd gezag (sanerende) maatregelen afstemmen op de toekomstige gebruiksfunctie. Eventuele sanering aan de hand van goedgekeurd plan van aanpak.
Figuur 2. Beslisschema bodemsanering. n.b. 1.
Bij de beoordeling van risico’s van bodemverontreinigingen is in beginsel Sanscrit hiervoor het aangewezen middel. Echter, bij vaststelling van de herziene bodemkwaliteitskaart zal ook toetsing aan de hand van de Risicotoolbox (zie boven) plaatsvinden.
Bijlage 3. Gemeentelijk protocol voor bodemsanering
Bodembeleidsprogramma gemeente Katwijk 2011-2014
Bijlage 4.
Bijlage 4. Mogelijke financiële bijdragen
Mogelijke financiële bijdragen
Bodembeleidsprogramma gemeente Katwijk 2011-2014
ISV-gelden nazorglocaties Voor één onderdeel van het bodembeleidsprogramma is reeds een medefinanciering op basis van het ISV is aangevraagd bij de provincie. Het gaat hierbij om de nazorglocatie Synthese, waarvoor in het verleden reeds eerder een uitkering is verstrekt. In Katwijk geldt dit voor het gebied Synthese, alwaar een restverontreiniging in het grondwater aanwezig is waarvoor een monitoringsverplichting geldt. Daarnaast wordt in het najaar van 2011 in samenspraak met de provincie Zuid-Holland besproken in hoeverre een bestuursovereenkomst kan worden gesloten met betrekking tot de aanpak van de spoedlocaties binnen de gemeente en de financiering hiervan (inclusief bijdragen van de provincie). Gasfabriekenregeling Het voormalige gasfabrieksterrein maakt deel uit van het convenant gasfabieken van de provincie ZuidHolland. Inmiddels is voor de bodemsanering die plaatsvindt in het kader van de herontwikkeling een aanvraag voor de verlening van subsidie voor de sanering van het gasfabrieksterrein bij de provincie ingediend. BOSATEX-regeling Voor de textielreinigingsbranche is een collectieve aanpak voor bodemsanering, genaamd Bosatex, in het leven geroepen. Ter plaatse van onder andere stomerijen zijn in het verleden vaak grootschalige verontreinigingen ontstaan door het weglekken van oplosmiddelen in de bodem. Het ministerie van VROM wil bereiken dat verontreinigde bedrijventerreinen op afzienbare termijn worden gesaneerd. Daarmee zijn hoge kosten gemoeid die door de meeste stomerijen niet kunnen worden opgebracht. De collectieve aanpak van de Bosatexregeling maakt het mogelijk de kosten voor deelnemers zo laag mogelijk te houden door middel van subsidiegelden. Bedrijven of eigenaren van grond welke is verontreinigd door chemische textielreiniging kunnen deelnemen aan deze regeling. Bedrijvenregling Sinds 1 januari 2006 is het Besluit financiële bepalingen met betrekking tot bodemsanering van kracht. Op grond van dit besluit kan een bedrijf dat de bodem moet saneren subsidie aanvragen, mits deze zich heeft aangemeld voor 1 januari 2008. De bedrijvenregeling heeft betrekking op de sanering van in gebruik zijnde bedrijfsterreinen, voor zover deze ernstig zijn verontreinigd en sprake is van spoedeisendheid tot sanering. De hoofdlijn van de regeling is dat eigenaren of erfpachters van een bedrijfsterrein, dat als zodanig in gebruik is, een saneringsplicht hebben die rechtstreeks uit de wet voortvloeit. Daartegenover staat een aanspraak op een bijdrage van de overheid in de kosten indien zij aan bepaalde voorwaarden voldoen, onder andere dat het terrein een bedrijfsmatig gebruik blijft kennen. De hoogte van de bijdrage, uit te drukken in een percentage van de kosten, zal afhangen van de omstandigheden van het betreffende geval.
Bijlage 4. Mogelijke financiële bijdragen