Moslims? Ketters en vooral onbekeerlijk 10-03-2011 09:08 | Jacob Hoekman |
Lullius APELDOORN – De christelijke middeleeuwen kunnen voor moslims nog zo donker zijn geweest, er waren ook mensen die koste wat het kost het licht wilden verspreiden. Zoals Raymundus Lullius. Hij noemde de islam vals en duivels, maar gaf wel zijn leven in een poging moslims tot Christus te leiden. Het is rond het jaar 1310. Onrust in Noord-Afrika. Aan de Middellandse Zeekust, in het noorden van Algerije, rapen woedende moslims stenen van de grond. Ze treffen een hoogbejaarde man, die zwaargewond ineenzijgt. Als dood ligt hij op de grond; korte tijd later sterft hij. De reden van zijn straf: hij preekte hun Christus. De oude man is Raymundus Lullius, een begaafd wetenschapper en monnik uit Mallorca. Hij heeft in de jaren daarvoor vaker door Noord-Afrika gereisd, steeds met hetzelfde doel: een schakel zijn voor de bekering van moslims. Die bekering moet wat hem betreft niet met het zwaard worden afgedwongen. De islam mag dan zonder twijfel een „valse en duivelse religie” zijn, moslims moeten tot geloof komen door de geweldloze prediking van het Evangelie – hoewel hij die visie later nuanceert. Een opmerkelijk ideaal, waarvoor hij het hele Middellandse Zeegebied bereist. Hij klopt aan bij vorsten, bezoekt universiteiten en geeft overal tekst en uitleg om medestanders te vinden.
Die laten zich echter niet zo gemakkelijk vinden. Lullius’ visie op de islam als ketters en duivels wordt breed gedeeld, dat is het probleem niet. Maar dat moslims te redden zouden zijn, is een ander verhaal. Een verhaal met een geschiedenis. Nog geen twintig jaar voor de steniging van Lullius valt Akko in handen van islamitische troepen. Nota bene Akko, het laatste verdedigingsbolwerk van de kruisvaarders in het huidige Israël. De klap in het Westen is groot. Het kruis is verslagen in het Beloofde Land! In deze periode wint de gedachte snel terrein dat het bekeren van moslims onbegonnen werk is. Ze zijn te vleselijk, te dierlijk zelfs om het geestelijke te kunnen begrijpen. Die opvatting plaveit de weg voor nog meer gewelddadige confrontaties. Niet de lijn van het Evangelie, maar de lijn van de macht wint veelal. Daarvan zijn trouwens niet alleen moslims het slachtoffer; onder anderen Joden hebben het ook geweten. Tegen die overheersende opvatting moet Lullius opboksen. De algemene benadering van de islam in zijn dagen is er een van antithese en controverse. Waar in het Oosten nog geluiden klonken van optimisme en zelfs bevrijding ten aanzien van de vreemde godsdient van Mohammed, zijn die in de middeleeuwen van het Westen nauwelijks te horen. Lullius, die een sterk afwijzende houding ten opzichte van de islam combineert met een bewogen manier van schrijven over de islamitische mens, is een uitzondering. Datzelfde geldt voor het werk van de Franse abt Petrus Venerabilis, die in 1143 vanuit missionair motief een van de allereerste Koranvertalingen in het Latijn het licht doet zien. Venerabilis trekt in zijn theologische positiebepaling een lijn van Mohammed naar de antichrist. Het werk van Mohammed bestond er voornamelijk in om de komst van de antichrist voor te bereiden, denkt de abt van Cluny. In die hoedanigheid schetst hij de islam als „een pestilentie die bestreden” moet worden. Deze visie van Mohammed als voorloper van de antichrist wint in de late middeleeuwen snel terrein, zeker wanneer vanaf de dertiende eeuw steeds meer theologen aanwijzingen vinden om de eigenlijke antichrist niet in het islamitische oosten, maar in Rome te zoeken. Vooral vanaf Luther zou die visie niet meer weg te denken zijn – maar dan zijn de middeleeuwen definitief voorbij en breken nieuwe tijden aan.
Uitspraken „Bijna alle uitwerpselen van de oude ketterijen uitbrakend (die hij opdronk toen de duivel ze uitgoot), ontkent Mohammed de drie-eenheid met Sabellius, verwerpt hij de godheid van Christus met Nestorius en verloochent hij de dood van de Heere met Mani, hoewel hij Christus’ hemelvaart niet ontkent.” Petrus Venerabilis (1092-1156), benedictijns theoloog en abt van de orde van Cluny. „In ogenschouw genomen moet worden dat de spot waarmee moslims ons benaderen –alsof God een echtgenote zou hebben omdat wij stellen dat Christus de Zoon van God is– belachelijk is. Want omdat zij zelf mensen van het vlees zijn, kunnen zij slechts denken in termen van vlees en bloed.”
Thomas van Aquino (1225-1274), invloedrijkste middeleeuwse theoloog. „De Moren zijn mensen die geloven dat Mohammed de profeet en boodschapper van God was (...) terwijl zijn religie als het ware een belediging van God is. (...) Het is een dwaas geloof waardoor de Moren denken gered te kunnen worden.” Alfons de Wijze (1221-1284), koning van Castilië en Leon.
Maleisië houdt 30.000 Bijbels vast 15-03-2011 09:14 | Kerkredactie
KUALA LUMPUR – De christelijke gemeenschap in Maleisië is „zeer teleurgesteld” omdat de autoriteiten 30.000 geïmporteerde Bijbels vasthouden. De reden: er komen woorden in voor die ook in de Koran staan. Dat meldde de Amerikaanse nieuwsdienst Compass Direct maandag. De Bijbels, die het Nieuwe Testament, de Psalmen en Spreuken in het Maleis bevatten, worden sinds januari vastgehouden in de haven van de stad Kuching. De boeken waren vanuit Indonesië geïmporteerd door de lokale afdeling van Gideons International. Op 12 januari deelden de autoriteiten een medewerker van de importeur mee dat de Bijbels niet verspreid mochten worden, omdat „er woorden in voorkomen die ook in de Koran staan.” In het overwegend islamitische Maleisië woedt al jarenlang een strijd over het gebruik van de naam ”Allah” door christenen. De nationale islamitische raad bepaalde in 2008 dat alleen moslims de godsnaam ”Allah” mogen gebruiken. Vorige week deed dezelfde medewerker navraag naar de status van de Bijbels. Hij kreeg als antwoord dat de autoriteiten nog geen instructies hadden ontvangen wat er met de boeken moest gebeuren. Dit is niet de eerste keer dat de Maleisische overheid de import van Bijbels belemmert. In maart 2009 werden 5100 Groot Nieuws Bijbels in beslag genomen die geïmporteerd waren door het Maleisisch Bijbelgenootschap. Ook vóór 2009 heeft de overheid diverse keren partijen Bijbels vastgehouden. Christenen konden die toen met veel moeite weer loskrijgen.
Christenen zijn boos over de actie. „We zijn de herhaalde inbeslagneming van Bijbels in onze nationale taal door de overheid zat”, aldus bisschop Ng Moon Hing, voorzitter van de Christelijke Federatie van Maleisië. De plaatsvervangend gouverneur van de staat Sarawak, dr. George Chan, heeft gezegd dat de lokale overheid welwillend is om de Bijbels lokaal te laten drukken. Hishammuddin Hussein, minister van Binnenlandse Zaken van Maleisië, zei maandag dat „de kwestie vriendschappelijk wordt opgelost”, zonder nadere details te geven. De minister heeft herhaaldelijk gezegd dat de Bijbels worden vastgehouden zolang een rechtszaak tegen de rooms-katholieke krant The Herald over het gebruik van het woord ”Allah” nog loopt. Op 31 december 2009 stond een rechtbank de krant het gebruik van de Maleisische godsnaam toe. Het ministerie van Binnenlandse Zaken ging in hoger beroep, maar het is nog steeds niet bekend wanneer dat dient. Van de 28 miljoen Maleisiërs is ruim 9 procent christen. De meesten van hen zijn afkomstig uit inheemse Maleissprekende bevolkingsgroepen in de staten Sabah en Sarawak op het eiland Borneo.
Patrick, zendeling van Ierland: Ik ben Patrick, een zondaar 15-03-2011 07:45 | Maarten Stolk | reacties (0) Sint-Patrick „Ik ben Patrick, een zondaar, ongeleerd en de minste van alle gelovigen, veracht in de ogen van velen.” Toch was Sint-Patrick in de donkere vijfde eeuw het middel tot de bekering van duizenden heidense Ieren. Over het leven van Patrick valt eigenlijk niet veel met zekerheid te zeggen. Historici tasten nog steeds in het duister over zijn geboortedatum. Ook het sterfjaar van de patroonheilige van Ierland is in nevelen gehuld, de meeste geleerden houden het maar op 461 – nu 1550 jaar geleden.
Waar wel iedereen het over eens is, is de betekenis van Patrick voor het christendom in Ierland en Europa. Hoewel hij niet de eerste was die het Evangelie in Ierland verkondigde, was hij zonder twijfel de invloedrijkste. Patrick stichtte honderden kerken, wijdde duizenden priesters en het duurde niet lang voordat Ierse zendelingen als „pelgrims voor Christus” door heel Europa trokken. Patrick wordt aan het einde van de vierde eeuw geboren in een welgestelde, christelijke familie uit de Romeinse provincie Britannia. Zijn vader bekleedt een kerkelijk ambt –dat van diaken– en is eigenaar van een klein landgoed in de buurt van Bannavem Taberniae. Niemand weet precies waar deze plaats lag, maar waarschijnlijk was het ergens aan de westkust van het huidige Engeland. Dan verandert Patricks leven drastisch. Ierse piraten nemen hem op zestienjarige leeftijd gevangen en verkopen hem in Ierland als slaaf aan een stamhoofd, Miliuc. Die laat hem zijn schapen hoeden. Zes jaar zwerft Patrick met zijn kudde door bergen en bossen. Tijdens deze jaren van slavernij komt hij tot inkeer. „Ik bad iedere dag meerdere keren”, weet hij zich later te herinneren. „Meer en meer kwam de liefde van God en de eerbied voor God in mij. Het geloof groeide en mijn geest werd geoefend, totdat ik wel honderd keer per dag bad en in de nacht bijna evenveel.” Op een nacht hoort hij een stem die zegt dat hij moet vluchten. Patrick gaat naar de kust, waarna een schip hem in Gallië brengt. Na allerlei omzwervingen volgt hij in Auxerre een priesteropleiding en keert dan terug naar Ierland om daar de Keltische volken het Evangelie te brengen. Ierland is dan nog een land van bossen en moerassen, van boeren, krijgsheren en koningen. Maar helemaal onontgonnen is het eiland niet als Patrick er rond het jaar 432 weer voet aan wal zet. Uit oude kronieken blijkt dat de vijfde-eeuwse paus Celestinus I al een zekere Palladius had benoemd tot bisschop van „de Ieren die in Christus geloofden.” Toch moet Patrick nog heel wat pionierswerk verrichten. „Het Evangelie”, zo schrijft hij aan het einde van zijn leven, „werd verkondigd tot in plaatsen waarbuiten men niemand meer aantreft” – alleen maar oceaan. En het is ook niet ongevaarlijk om heidense Ieren tot bekering te manen. Maar de zendeling is bereid voor het Evangelie te sterven. „Elke dag ben ik gereed om vermoord te worden, verraden, tot slaaf gemaakt – wat er ook op mijn weg komt. Maar ik heb geen vrees voor deze zaken vanwege de beloften uit de hemel; want ik heb mij overgegeven aan de almachtige God.” Patrick gaat voortvarend te werk. In het hele land gaan Keltische stamhoofden (en daarmee ook hun onderdanen) over tot het christendom. Een middeleeuws document vermeldt dat Patrick 700 kerken stichtte en 1000 priesters wijdde. Zelf wordt hij aartsbisschop van Ard Macha, het huidige Armagh in Noord-Ierland. Een kwart van de 150 stammen keert het heidendom de rug toe. De rest zou later volgen.
De schaarse gegevens over het leven van Patrick komen voornamelijk uit twee documenten van zijn hand: de ”Belijdenis” (”Confessio”) en de ”Brief aan Coroticus” (”Epistola ad Coroticus”). De ”Belijdenis” van Patrick lijkt een beetje op de ”Belijdenissen” (”Confessiones”) die zijn tijdgenoot Augustinus schreef. Beiden blikken terug op de loop van hun leven, hoewel Patricks beschrijving toch wat afstandelijker aandoet. Een kerkvader of groot theoloog is Patrick nooit geworden. Hij was een mysticus, zegt de schrijver Thomas Cahill, „die de tegenwoordigheid van God voelde bij iedere bocht in de weg.” De kerkhervormers in de zestiende eeuw waren zeker niet de eersten die oog kregen voor de voorzienigheid en soevereiniteit van God. Patrick schrijft in zijn ”Belijdenis” (34a) over de leiding en aanwezigheid van de „Schepper der schepping” in de heilige wereld –het Boek van God– en daarom ook in alle gebeurtenissen van zijn leven: „Daarom dank ik God zonder ophouden, Die mij staande hield gedurende de dag van mijn beproeving, zodat ik nu vol vertrouwen het offer van mijn leven mag brengen – aan Jezus Christus, mijn Heere, Die mij bewaarde in al mijn moeilijkheden. Daarom kan ik zeggen: Wie ben ik, Heere, en waartoe hebt U mij geroepen? U Die mij met Uw goddelijke macht hebt bijgestaan, zodat ik nu zonder ophouden Uw naam onder de heidenen groot maak en verheerlijk, waar ik ook ben, en dat niet alleen in goede dagen, maar ook in kwade dagen. Daarom zeg ik in alles wat mij overkomt, of het nu goed is of kwaad: dank aan God, Die mij geleerd heeft steeds zonder aarzelen op Hem te vertrouwen.” Uit het tweede document van Patrick dat bewaard is gebleven, de ”Brief aan Coroticus”, blijkt diens zorg voor pasbekeerde christenen. Coroticus is een Engelse krijgsheer die een rooftocht naar de Ierse kust organiseert. De plunderaars stuiten op een doopceremonie. Zonder pardon vermoorden ze de pasgedoopte christenen, die hun witte gewaden nog aanhebben; het kruisteken nog op hun voorhoofd. De soldaten nemen een aantal van hen gevangen. Meteen stuurt Patrick een gezant naar Coroticus om uitleg te vragen, maar die keert onverrichter zake terug. Dan schrijft Patrick een woedende brief naar de christenen die op het domein van Coroticus wonen. Hij vraagt hun zich niet in te laten met „de tiran en zijn soldaten”, niet met hen te eten of te drinken – totdat ze tot inkeer komen en de gevangenen vrijlaten. Patrick sterft rond het jaar 461, nauwelijks vijftien jaar voor de dood van de laatste WestRomeinse keizer. Waarschijnlijk in Saul, de plaats waar hij ook voet aan wal zette om in Ierland het Evangelie te gaan prediken. In het nabijgelegen Downpatrick ligt naast de kathedraal een grote platte steen, met de naam ”Patric” erop. Maar of dit echt de plaats is waar de Ierse zendeling begraven ligt, is niet zeker. Vandaag geldt Patrick als de Ierse heilige bij uitstek. Al in de achtste eeuw vieren monniken op 17 maart zijn naamdag. En zoals bij heiligen meestal het geval is, ontstaan er allerlei legendes rond Patrick. In Ierland leven geen slangen, maar dat komt niet doordat Patrick ze allemaal wegjaagde. Het klaverblad is een van de belangrijkste symbolen van Ierland, hoewel lang niet zeker is of de zendeling de ”shamrock” echt gebruikte om de Ieren de Drie-eenheid uit te leggen. En de paasvuren die ook nog in Nederland worden ontstoken? Sint-Patrick herdacht de opstanding van Christus met een vreugdevuur – tenminste, misschien.
Duiding islam vanuit Bijbels licht is geen uitgemaakte zaak 16-04-2011 15:17 | Jacob Hoekman
Discussiegesprek over de islam met vlnr: dhr. Reitsma, dr. Op 't Hof en dhr. Rentier.
In het kantoor van de stichting Evangelie & Moslims in Amersfoort ontmoeten ze elkaar; drie deskundigen die zich op verzoek van deze krant buigen over het karakter van de islam. Een gesprek tussen prof. Reitsma, prof. Op ’t Hof en ds. Rentier. I Beoordeling: wat is de islam en wie is Allah? Hoe is het Bijbels gezien mogelijk dat er na de komst van Christus nog zo’n grote religie is ontstaan die de kruisdood van Christus miskent? Prof. Reitsma: „Ik heb niet zo’n groot inzicht in het godsbestuur; ik ben heel terughoudend met deze vraag. Zelf ervaar ik de islam deels als een gevolg van falend christendom. In die zin houdt de islam me een spiegel voor; de islam dwingt me om na te denken hoe het mogelijk is dat een christelijke gemeenschap kan verdwijnen.” Prof. Op ’t Hof: „Ik wil die vraag ontzettend relativeren, omdat er in het vroege christendom ook al heel weinig orthodoxie was. Veel zogenaamde christenen onthaalden moslims weliswaar als bevrijders, maar die mensen geloofden zelf ook niet in de godheid van Christus. Jezus zegt Zelf dat er altijd een brede weg zal zijn tegenover een smal pad. Dat was toen niet anders dan nu.” Ds. Rentier relativeert eveneens: „Het raadsel van de islam is geen ander raadsel dan dat van het volk in de woestijn. Waarom komen er maar twee families in het Beloofde Land en verlangt de rest terug naar Egypte? Andere religies blijken steeds weer aantrekkelijk. Dat geldt ook voor de islam. De islam is aantrekkelijk omdat de ergernis van het kruis ontbreekt.”
Toch is de vraag naar het wezen van de islam in de kerkgeschiedenis vaak heel stellig beantwoord: de islam als antichrist, als natuurlijke religie, als alternatieve weg tot God zelfs. Waar gaan uw gedachten naar uit? Prof. Op ’t Hof: „Ik durf niet te zeggen dat de islam de antichrist is. Onze vaders hebben onderscheid gemaakt tussen de oosterse en de westerse antichrist, respectievelijk de islam en de paus. Dat zeg ik zo niet. Ik ben wél zeker van die westerse antichrist, want de paus is dezelfde gebleven en stelt zich in de plaats van Christus. Maar als het over de islam gaat, denk ik in de eerste plaats aan een heidense religie, die in feite veel gevaarlijker is dan andere heidense religies vanwege de politieke aspiraties. De islam is begonnen met meer politiek dan religie, en zo zou het ook wel eens kunnen eindigen in de eindtijd.” Ds. Rentier: „Ik ga het specifieke karakter van de islam hier niet definiëren, omdat het mij niet om die vraag gaat. Het gaat er mij om het Evangelie zo helder mogelijk te positioneren.” Maar dan is het toch nog steeds mogelijk de vraag te beantwoorden? Ds. Rentier: „Ik zie in elk geval dat de islam zich heeft ontwikkeld tot een godsdienst die zich nadrukkelijk als alternatief in de plaats stelt van het Evangelie. Al sinds Mohammed is de islam theologisch gezien een spiegel geworden, een tegenover. Aanvankelijk in Mekka tegenover het polytheïsme, in Medina al snel tegenover de Joodse traditie vanaf Abraham, en vervolgens zowel politiek als theologisch tegenover het christelijke Byzantijnse Rijk. Vandaag is de islam niet anders te typeren dan als kritiek op het hart van het Evangelie. Dat zie ik mede als een oordeel van God over de kerk. Maar als ik op grond daarvan de islam zou bestempelen als satanisch, helpt dat niet zo veel. De satan is blij met élke manier waarop mensen zich vervreemden van God.” Prof. Reitsma: „In de werkelijkheid zijn meerdere krachten aanwezig. God werkt, de mens maakt zijn eigen keuzes en de boze is actief. Dat geldt ook voor religies. Je kunt moeilijk zeggen dat moslims God óf satan aanbidden. Die moeilijkheid geldt voor heel veel dingen. Je kunt stellen dat als dit gesprek uit de satan is, we er onmiddellijk mee moeten stoppen. Maar als het uit God is, moeten we het opnemen in de Bijbel. Zo simpel zit de werkelijkheid echter niet in elkaar; tussen die uitersten zit nog heel veel.” Door de eeuwen heen is steeds weer gediscussieerd over de vraag of de God van de Bijbel dezelfde is als Allah van de Koran. Die vraag laat zich blijkbaar niet wegstoppen. Prof. Reitsma: „Maar met moslims heb ik nog nooit gediscussieerd over de vraag of we het wel dezelfde God hebben. Het gaat veel meer om de vraag wie God ten diepste is.” Ds. Rentier, instemmend: „Het is een typisch binnenkerkelijke vraag.” Prof. Op ’t Hof veert op: „Nou, nou. Als je theologie ziet als een redelijke reflectie op de openbaring, zul je toch ook andere godsdiensten moeten waarderen.” Ds. Rentier: „Dat klopt, maar daarmee is die vraag nog steeds binnenkerkelijk. Als ik daadwerkelijk met moslims te maken heb, gaat het om een andere vraag: de vraag of zij God in Christus erkennen. Die is veel wezenlijker. De diversiteit zit niet in God, maar in de erkenning van Zijn openbaring. Op dat punt gaat het bij moslims mis.”
Prof. Op ’t Hof: „Dat vraag ik me af. Het Bijbels spreken over afgoden is niet afhankelijk van hoe mensen die afgoden definiëren. Allah en de God van het Nieuwe Testament openbaren zich op een tegengestelde wijze. Moslims miskennen God, en dus is Allah een andere god.” Prof. Reitsma: „Maar er is toch maar één God? Wie is die andere dan?” Prof. Op ’t Hof: „Een afgod, zoals de Bijbel over afgoden spreekt.” Ds. Rentier: „Maar dat is juist het punt waar het hier om gaat. Volgens de Bijbel kan een afgod alles zijn wat tussen ons en God in komt te staan, tot een vervorming van Gods openbaring –zoals in de Koran– aan toe. Precies daarom stel ik liever de vraag aan een moslim of hij God eigenlijk wel kent, in plaats van te vragen of hij wel de juiste God dient.” II Benadering: wat moet een christen doen? In de kerkgeschiedenis, zeker ook in de tijd van de Reformatie en de Nadere Reformatie, zijn Mohammed en zijn volgelingen met behulp van polemisch woordgebruik vaak gitzwart afgeschilderd. Terecht? Prof. Op ’t Hof: „Iemand als ds. Oomius was in de zeventiende eeuw inderdaad zeer scherp. Maar Mohammed heeft dan ook geen vlekkeloos leven geleid, onder meer op zedelijk gebied. Bovendien komen Oomius en anderen met de beschuldiging dat moslims dubbelhartig mogen worden als het zo uitkomt voor hun zaak. Als dat waar is, kan ik me goed voorstellen dat deze theologen zulke scherpe uitspraken deden.” Ds. Rentier: „Als kerk moeten we niet doen alsof de islam geen bedreiging meer vormt als we Mohammed maar belachelijk genoeg maken. Ik kan moslims gemakkelijk kwetsen, maar daarmee heb ik niets gezegd over het gelijk van het Evangelie. Waar het om gaat is: zijn er goede gronden om Jezus te aanbidden als Redder en Heer of niet?” Prof. Op ’t Hof: „Ik neem altijd een voorbeeld aan Voetius, die heel fel kon zijn, maar tegelijkertijd mild als het om personen ging.” Hebben Voetius en anderen in de geschiedenis van de Reformatie voldoende oog gehad voor de noodzaak van zending onder moslims? Ds. Rentier: „Een van de theologische tekorten in de Reformatie en de Nadere Reformatie is toch dat er te weinig aandacht voor de missionaire roeping bestond. Er waren maar weinig mensen die in het spoor van Paulus de Arabieren opzochten. Dat vind ik opmerkelijk. Als je het verlangen hebt om moslims tot Christus te brengen, komt er een andere toon.” Prof. Op ’t Hof: „Dat denk ik niet. Juist iemand als Hoornbeeck heeft gezegd dat het nodig was om naar de mohammedanen uit te gaan. Als die noodzaak érgens werd gevoeld, was het wel bij deze mannen.” Ds. Rentier: „Toch blijft de verbinding tussen hen en de zending onder moslims uiterst zwak, vergeleken met de grote nadruk die de zendingsopdracht in het Nieuwe Testament krijgt. Er was in de tijd van de Reformatie en de Nadere Reformatie maar weinig visie en weinig verwachting dat moslims überhaupt tot geloof zouden kunnen komen, terwijl het voor een gezonde theologie noodzakelijk is dat je als kerk ook missionair actief bent.”
Prof. Op ’t Hof: „De vraag of er genoeg aandacht is voor de missionaire context is in wezen heel modern. Iedere keer wordt er weer iets anders bedacht waar te weinig aandacht voor is. Dat spijt me zeer, maar ik heb maar één leven.” Prof. Reitsma: „Het gaat er mij niet om hoeveel tijd er aan evangelisatie onder moslims wordt besteed, maar wat er van ons uitgaat. Als wij zeggen dat God liefde is terwijl alles wat moslims uit onze mond horen haat is, klopt er iets niet.” Prof. Op ’t Hof: „Dat God liefde is, is zeer eenzijdig. God is net zo goed rechtvaardigheid.” Prof. Reitsma: „Zeker, maar als christen sta ik veel dichter bij moslims dan dat ik tegenover hen sta. Paulus zegt tegen de Romeinen dat ze geen enkele reden hebben om zich te verheffen boven de Joden, want ze staan in wezen heel dicht bij hen. Dat is ten aanzien van moslims net zo. Ik weet als geen ander dat ik van genade moet leven. Laat dan de liefde van Christus in mij voor moslims maar onthullen wat de weg naar God is.” III Toekomst: welke rol gaat de islam spelen? Zijn er speciale beloften voor islamitische volkeren te ontwaren in de Bijbel? Prof. Op ’t Hof: „Ik kan ze zo gauw niet zien. Die beloften zijn er wel voor het Joodse volk, kijk bijvoorbeeld naar Romeinen 9 tot 11, maar op dezelfde lijn zie ik ze niet voor aanhangers van andere religies.” Ds. Rentier: „Sowieso zijn beloftes in de Bijbel nooit voor religies, maar voor mensen; voor volken. Centraal staat sinds de pinksterdag de belofte uit Joël, die in Handelingen 2 wordt herhaald, dat God Zijn Geest zal uitstorten op alle vlees. Dat sluit alle volken in, dus ook de mensen die we tegenkomen in Libië, Tunesië, Egypte, Iran. Tegelijkertijd blijkt uit Openbaring steeds weer dat de werkelijkheid van die belofte altijd gepaard zal gaan met tegenstand, zelfs tot het laatst. Ik deel dan ook niet het optimisme van de vorige eeuw, toen rond de zendingsconferentie van 1910 werd gedacht dat de islam op zijn laatste benen liep.” Sommige mensen verwijzen in deze tijden van onrust in de Arabische wereld onder meer naar Jesaja 19, waar Egypte als Gods volk wordt aangewezen. Prof. Op ’t Hof, met een lach: „Dat is wishful thinking.” Prof. Reitsma: „Het is een heel creatieve manier van Bijbellezen. Gods handelen heeft verband met de geschiedenis van deze wereld. Je kunt niet zomaar losse teksten uit de Bijbel op allerlei willekeurige gebeurtenissen plakken. Ik kan niet zo veel met al die apocalyptische visies die nu heel populair zijn. Dat is ook onze roeping niet, om uit te stippelen hoe het gaan zal en om te kijken waar we nu op de kalender zijn. Mijn roeping is het Evangelie te verkondigen.” Ds. Rentier: „Maar toch, Egypte is wel het volk dat na Israël het meest voorkomt in de Bijbel, dat op momenten een bijzondere rol heeft vervuld. Ik houd het voor mogelijk dat God op een verrassende manier doorgaat op dat spoor. Maar wat óns te doen staat, is inderdaad duidelijk genoeg: heengaan, alle volken onderwijzen en hen dopen in de Naam van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest.”
Prof. Op ’t Hof: „We kunnen niets voorspellen, maar aan de andere kant: het is ook niet zo dat we niets weten. De krant naast de Bijbel leggen is een legitieme, voluit gereformeerde zaak. Vanuit het Bijbelboek Openbaring gezien zou het wel eens zó kunnen zijn dat uiteindelijk alles en iedereen zich tegen Israël keert. Het zou mij niet verbazen als dadelijk, als de rook in het Midden-Oosten is opgetrokken, blijkt dat de strijdbare islam gewonnen heeft. Het is mogelijk dat er dan een fase komt waarin alles zich keert tegen Joden en christenen. Uiteindelijk zal God dan door de onmogelijkheid heen ingrijpen.”
Om de tafel bij Evangelie & Moslims In het kantoor van de stichting Evangelie & Moslims in Amersfoort ontmoeten ze elkaar; de drie deskundigen die zich op verzoek van deze krant buigen over het karakter van de islam. Prof. dr. B. J. G. Reitsma, bijzonder hoogleraar kerk in de context van de islam aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij schreef onder meer de islamnota zoals die november vorig jaar door de Protestantse Kerk in Nederland werd aangenomen. Prof. dr. W. J. op ’t Hof, bijzonder hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam vanwege de Hersteld Hervormde Kerk en predikant van de hersteld hervormde gemeente te Urk. Hij verdiepte zich onder meer in de visie van voormannen van de Nadere Reformatie op de islam. Ds. C. W. Rentier, predikant-directeur van de stichting Evangelie & Moslims. Hij schreef onder meer tal van artikelen over de uitdaging waarvoor de islam de kerk stelt.