Vliegen Met mijn bagage sta ik op de lopende band op weg naar mijn vlucht HV5765, gate D81. Vanaf Schiphol vlieg ik naar Girona in Spanje voor een wandelvakantie. Voor mij staan twee vrouwen in zomerse kleding. Zij zullen ook wel naar de zon gaan. Een stewardess snelt me voorbij. Hopelijk is zij op tijd vertrokken. Voordat mijn vliegtuig vertrekt, heb ik nog tijd voor een koffie. Aan de bar staand, zie ik mannen met tulbanden en baarden, vrouwen met een rode stip op hun voorhoofd, mensen met hoofdtelefoons op en vermoeide reizigers met hun ogen dicht op ligstoelen. Waar zijn de andere avonturiers met wandelschoenen en ferm tikkende stokken? Is het vandaag vrijdag 8 juni 2012, de dag van vertrek? Terug naar huis gaan kan nu niet meer en ga verder. Bij D81 aangekomen zie ik de volle wachtruimte. Ik kijk naar de grond op zoek naar wandelschoenen. Tussen de sandalen, gympen, hoge hakken onder blote rode nagellakken, teenslippers en laarzen zie ik ze: wandelschoenen. Ze stellen me gerust. Ze heten Linda en gaan ook naar Girona. Ja, het is vrijdag 8 juni. In de wachtruimte zit ik tegenover de grondstewardess. Ze heeft grote ogen en slanke vingers. Later controleert zij daarmee de tickets en de paspoorten. Tussen de wachtende mensen zie ik plotseling enige mensen zelfverzekerd richting de stewardess benen. Het zijn de piloten en de bemanningsleden. Gaat zo’n jongen mij naar Spanje vliegen? Teruggaan wil ik nu niet meer. De slanke vingers halen het lint bij de ingang weg. Een rij is dan snel gevormd. Mensen hebben hun tickets en paspoorten bij de hand. Ik wacht rustig; mijn stoel in het vliegtuig is immers gereserveerd. De één na de ander verdwijnt in de slurf. Nu word ik nieuwsgierig naar het vliegtuig. Ik schuifel de rij in en precies op dat punt staat een echtpaar. Hij zit in een rolstoel en zij duwt hem; ik laat ze voor gaan. Via de slurf kom ik aan bij mijn stoel. “Ik was naar u op zoek”, hoor ik tegen me zeggen. “Uw stoel heeft juist voldoende beenruimte voor meneer. Hij heeft hulp nodig bij het in de stoel gaan zitten”, zegt de luchtstewardess. Ik herken hem. Het is de man in de rolstoel. Ik kan alleen maar beamen dat het een ruime zitplaats is. Ik schuif twee stoelen op naar het raam en deze plaats bevalt me ook prima. Wanneer iedereen zijn seat-belts om heeft, taxiet het vliegtuig naar zijn startbaan. De vlucht heeft vertraging opgelopen. De piloot meent het oponthoud in te moeten halen. Hij stijgt met een scherpe hoek. Kinderen achter me gaan huilen. Niemand beweegt. Het wordt muisstil in het vliegtuig. De brullende motoren vullen mijn oren en mijn maag voelt ongemakkelijk. Wanneer het toestel horizontaal vliegt, gaat mijn gordel los. Buiten me schuiven de wolken voorbij. De akkers en de wegen onder me zijn duidelijk te zien. Na een ongeveer een uur vliegen, landen we in Girona. Hier in Spanje gaan de passagiers via een trap het vliegtuig uit. Met een bus worden we over de landingsbaan naar de aankomsthal gereden. Even later zie ik mijn koffer op de band liggen. Tijdens het wachten kom ik de andere wandelaars tegen. Ik stel me aan hen voor.
-1-
Monnikenklooster Bij de bagageband op het vliegveld van Girona stellen we ons aan elkaar voor. Ingrid, Emmy, Sjaak, Ella, Fred, Linda en zo hoor ik nog meer namen. Het zijn er te veel om te onthouden. Met de bagage lopen we naar de uitgang. “Zoek parkeerplaats 32 op. Daar staat de bus.” Ze wijst met haar linkerhand naar de uitgang. Haar gezicht straalt en ik denk dat ze blij is om ons te helpen. Ik loop naar de bus. Mijn tassen schuif ik in het onderruim. Vanaf het vliegveld rijdt de bus door het Spaanse land. Martina heet onze begeleidster. Met haar voelde ik me zorgeloos worden. Ik krijg steeds meer vertrouwen in de organisatie van de wandelweek. Ze is Belgische en legt uit. Martina woont met haar twee kindjes en ezelman in Spanje. Ze vertelt hoe de week gaat verlopen vanaf de eerste tot de laatste dag. Ik luister met een half oor, kijk naar buiten en praat ondertussen met de anderen. Heuvels en huizen flitsen voorbij. Na een half uur stopt de bus in Lloret de Mar. Het hotel voor de komende week ligt verderop. Links van me zie ik blauwe lucht. Ik hoor krijsende meeuwen. Achter me raast morrend het verkeer. We lopen zonder bagage naar het hotel Gran Garbi; een kleine pick-up van het hotel rijdt met de bagage naar de entree. Een trap op naar de receptie. Rechts van de hoofdingang van het hotel lokt het zwembad met enkele gasten die erin dobberen. Ik wil er ook in gaan. Bij de balie staan andere wandelaars reeds met bagage. Ik ga terug. Voorbij het buitenbad om mijn spullen te halen bij de pick-up onder aan de trap. Drie keer ben ik voorbij het zwembad gelopen. En nog steeds niet ben ik er in geweest. Met mijn sleutelcard open ik mijn kamer. Gelukkig heeft hij airco. Geen idee hoe dat ding aan moet. Van Sjaak hoor ik dat je weer een andere card nodig hebt om de airco aan te zetten. Die card haal ik later wel op en mijn tassen op de kamer achterlatend loop ik naar het terras bij het bad. Daar trakteert Martina ons op sangria. Drinken en klinken. Het Spaanse wandelverbond is gesloten. De volgende dag begint de wandeling bij het hotel. We gaan naar het oude monnikenklooster St. Pere del Bosc. Ik ben benieuwd hoe het eruit ziet. Ik moet wennen aan de Zuid-Europese omgeving. Hier zijn geen maïsvelden en geen trottoirtegels. Hier zijn dennenbossen en zandpaden. Geen vlakke maar stijgende paden. Door het bos lopen we verder. We moeten af en toe ruimte maken voor crossende quads. De bestuurders dragen leren pakken en helmen. Wij lopen in korte broeken en T-shirts. De coureurs zijn niet te benijden met hun warme outfit. Tussen de bomen door vangen we af en toe een glimp op van het oude klooster. Dat stimuleert me door te gaan. Ik ben nieuwsgierig. Bij het klooster dat nu een hotel is, pauzeren we bij palmbomen. Op deze hoogte kunnen we her en der het pad zien waarover we omhoog zijn gelopen. Het gebouw komt degelijk over zoals dat vaak is bij een klooster. Bij de hoofdingang een toren; in de zijbeuken hebben de kamers bogen. Op de eerste verdieping zie je de kamers met rechthoekige ramen. De kamers zullen vroeger wel de cellen van de monniken zijn geweest.
-2-
Wanneer ik aan een klooster denk, zie ik blije monniken in bruine habijten erbij. Nu zie ik kelners in commerciële pijen met professionele glimlachen. Het kopje koffie gebracht door de ober vind ik lekker. Ik mis wel een belangstellend praatje van de kelner. Ik denk dat een echte monnik wel geïnteresseerd in mij zou zijn. Even wat geschiedenis over het klooster. Het was van de Bennedikten en stamt uit de 10e eeuw. Het was bewoond tot 1694. In dat jaar staken de Franse bezetters het in brand. In 1789 werd het herbouwd. Pas in 1860 werd het omgebouwd tot wat het nu is: een vorstelijk landgoed. Het bijbehorende hotel is gestart rond de jaren zeventig van de vorige eeuw. Eigenlijk is het maar goed dat het nu een hotel is zodat we koffie kunnen drinken en ons verbazen over de luxe. Buiten ligt een zwembad gevuld met zout water. Lekker overdreven. “Iedere kamer heeft een eigen jacuzzi. Buiten.” hoor ik Ingrid zeggen. Onder de sterren. In de jacuzzi. Ik droom over jou en mij. In de jacuzzi. Bubbelend. “We lopen terug naar Gran Garbi” roept Martina. Mijn droom spat uiteen. De namen van de andere wandelaars begin ik nu te onthouden Emmy, Loes, Sjaak, Gert, Ella, Thea, Marjan, Ingrid, Dorothy, Muriël, Ellen.
Calella de Palagrugell Wanneer ik in Gran Garbi voorbij de bar richting het buitenbad loop, zie ik de wandelaars bezig met rek- en strekoefeningen. Ik kan nog net de laatste bewegingen meedraaien. Heb ik me toch nog een beetje opgewarmd voordat we gaan lopen. Rechts van ons is de Middellandse Zee. Blauw. Rimpelig van jeugdigheid. Boten dragend en duwend. De rondborstigheid van de aarde aan de horizon blootleggend. We mogen van haar genieten. Verderop glimlacht ze een baai. Een vissersdorp heeft zich hierin genesteld; er wonen mensen in de tevredenheid van de kalme zee. We lopen er naar toe. Het is Palamos. In plaats van auto’s voor de deur liggen hier vissersboten in de tuin. Kinderen klimmen over rotsen. Verder zijn er niet veel mensen. We vullen het dorp met onze stemmen en voetstappen. Lang kunnen we hier niet blijven. We gaan door. Zoals de kinderen over de rotsen klauterden zo gaan we over de rotspaden. Gestapelde stenen maken het ons makkelijker omhoog te lopen. We gaan nog hoger met een stevig trap. Bovenaan staan we tussen de huizen van een dorp. Over mijn schouder zie ik de zee glinsteren. De weidsheid van de natuur ligt aan mijn voeten. Door het dorp dalen we af naar het strand. Over het zand langs de zee. We klimmen door openingen in rotsen. Plotseling lopen we voorbij naakte zonaanbidders. Zij kijken verwonderd op over zoveel kleding van ons. Ik zie op een handdoek een mooi gebruinde vrouw liggen. Ze is egaal bruin. Geen enkel wit stukje te zien. Ondertussen loop ik voorbij een vooruitstekende harige mannenbuik en zie alweer een rots voor me. Wanneer we daar overheen zijn, komen we in een baai waar we gaan picknicken. In een baai aan de Middellandse Zee picknicken. Dat doe ik niet elke dag. Ik trek mijn schoenen uit en zet ze naast me neer. Terwijl ik mijn sokken uittrek, voel ik iets in mij gebeuren. De oorsprong van mijn leven kabbelt in mij naar boven. Alles valt samen: het
-3-
zoute water, de kalm deinende boten, de warme zon, het broodje kaas in mijn hand, de kalme uitstraling van de anderen om mij heen. Met mijn blote voeten en opgerolde broekspijpen loop ik het water in. De geluiden op het strand nemen af. Het wordt stiller om me heen wanneer ik tot mijn knieën in het water sta. Alsof ik een ogenblik in mijn baarmoeder zweef. Ik ben verblind en verwarmd door de zon. Mijn lichaam ervaar ik niet. Het is alsof ik me niet bewust ben van mijn leven; net als een kind zich niet bewust is van zichzelf. Ik ben één met de natuur. Ik voel blijdschap. Mijn adem stokt omdat ik me verbaas over deze sensatie. Ik kijk om en zie iedereen. Geluiden dringen weer tot me door. De broodjes en het fruit zijn op. We gaan weer lopen. Terug naar ons hotel in Lloret de Mar. Het rumoer rondom de winkeltjes ervaar ik glimlachend. De winkeliers houden zich maar bezig met hun handel en het binnenlokken van klanten. Hun bedrijvigheid doet me na mijn wedergeboorte in de zee niets. ’s-Avonds verzorgt ons hotel een avond met levende muziek van de jaren 70 en 80 uit de vorige eeuw. Het zaaltje zit vol met gasten die wel van een deuntje en een drankje houden. Even aankijken hoe het gaat. Een paar vrouwen staan te deinen op het ritme van de muziek. Ik voel er wel wat voor om de vloer op te gaan. Zwierend en draaiend, springend en klappend beleef ik mijn jonge jaren weer. De muzikanten stoppen. Dat is nou jammer. De avond gaf me na een intensieve dag wandelen weer energie.
Tossa de Mar Het pad waar we lopen, is in de rotsen uitgehouwen. Wanneer ik de helling van de rotsen boven me doortrek naar de rotsen onder me realiseer ik de massa’s stenen die ooit zijn weggehakt om hier te kunnen lopen. De weg is net zo grillig als de rots die in de zee ligt. Rechts van ons de Middellandse Zee. Ze is weer prachtig. Vandaag lopen we naar het dorp verderop Tossa de Mar. Een kustwandeling. Soms begeleidt een veerboot ons. Zij vaart in dezelfde richting als die van ons. Het wandelpad ligt er mooi bij. Geen gaten, hobbels of laaghangende takken om het hoofd tegen te stoten. Na enige tijd stopt het pad. We gaan verder over een zandstrand. Dat is wel even wennen: lopen op een rulle ondergrond. Na een koffie en een drankje in een strandtent gaan we weer verder. Het strand aflopend het volgend pad op. Aan het pad waar we lopen grenzen diverse poortjes. Achter die deurtjes liggen villa’s. Hun uitzicht is de zee. Dagelijks. Zo’n uitzicht lijkt me wel wat. We lopen nu met de begeleiding van Luutz. Ze is een Belgische die in Spanje woont en werkt. Luutz is een beetje kleiner dan ik. Regelmatig heeft ze een zonnebril op. Zo’n stoere. De donkere glazen steken scherp af tegen haar blonde haren. Die vallen net niet op haar schouders. Ze loopt met stevige passen door. Ik denk dat ze door het wandelen op deze rotsen en over het strand niet snel moe wordt. Haar Belgische tongval charmeert me. In Tossa de Mar ga ik op een terras bij het strand zitten; dat doen er meer. Wat smaakt het biertje me goed. Anderen gaan in Tossa op zoek naar dat ene tasje of juist naar dat ene paar schoenen. Wellicht komen ze die ene jurk tegen waar ze al jaren naar op zoek zijn. Wij vermaken ons met een drankje. We praten over waar we wonen in Nederland en wat voor werk we hebben gedaan. Naast me zit Gert. Hij is een gepensioneerde vrachtbotenontwerper en -bouwer. Regelmatig ziet hij op de Waal schepen varen die hij
-4-
heeft gebouwd. Voordat we gaan zitten of shoppen heeft Luutz voor ons geregeld dat we met de veerboot terug varen naar Lloret. Het is één van de boten die ons inhaalde tijdens onze wandeling. De idee dat we gaan varen vind ik aangenaam. Daar nemen we er nog één op. Eenmaal op de boot zien we het grillige pad waarover we zojuist hebben gelopen. De villa’s achter de deurtjes zien we van boven tot onder. Wat zijn ze kolossaal en dat gezien vanaf een tamelijk grote afstand. In Lloret de Mar is net als in Tossa de Mar geen steiger die aansluit op de boulevard. Vanaf de loopplank direct het strand op. Ik beeld me in hoe een soldaat zich zou hebben gevoeld tijdens de landing op D-Day in Normandië in juni 1944. Ik denk dat hij de kogels van de vijand op zich af hoorde komen. Angstzweet op zijn rug. Zware bepakking bij zich. Mijn landing is van korte duur. De boulevard trakteert ons op gelach en Spanjaarden die met elkaar praten over wat ze vanavond eens zullen gaan eten. Nu ga ik mee naar de strandbar. Het is de bar achter het reusachtig beeld van de vrouw die dag en nacht over de zee tuurt. Het is Dona Marinera. Ze is een vissersvrouw en herinnert aan de visserij. Het is gemaakt in 1966 door Ernest Maragall. Voorbij het beeld zie ik verderop palmbomen en rotsblokken, tafeltjes en stoeltjes. Rustige muziek speelt. Het lijkt wel een piratennest waar we nu zijn. Uitzicht over de nachtelijke zee. Zacht verlicht. Ik waan me in de film Blue Lagoon waarin ik samen met Brooke Shields de hoofdrol speel. Ik leef totaal onwetend van de rest van de wereld. Ik weet niet waar ik ben. Snel kom ik weer terug in de werkelijkheid wanneer een ober me vraagt wat ik wil drinken. We gaan weer terug; ik zoek het beeld van de vissersvrouw. Voorbij haar zie ik de boulevard van Lloret de Mar en de straat naar het hotel. Mijn bed staat op me te wachten.
Barcelona Wanneer ik aan een bus denk dan is het er één van het openbaar vervoer die me na een werkdag van het station naar huis rijdt. De andere forenzen in de bus hebben muziek op hun oren. Ze staren met een lege blik in hun ogen naar buiten. De tassen knellen ze tussen hun handen. Na me te hebben uitgecheckt, stap ik uit en loop naar huis. Alweer zit een werkdag erop. Vandaag niet, vandaag is het anders. We rijden met een luxe bus van ons hotel naar Barcelona de hoofdstad van de Spaanse regio Catalonië. Ik hoor de stem van Luutz. Ze zit voorin naast de chauffeur. Met een professionele toon vertelt ze over Barcelona. Haar Belgische tongval klinkt als muziek in mijn oren. In de stad rijden we naar het hoogste punt. De stad ligt loom in de zon te baden. Zelfs de zee houd haar machtige golven in voor Barcelona. In de haven liggen vier cruiseschepen voor anker. Per boot ongeveer 3.000 mensen. De meeste zijn op dit moment in de stad aan het passagieren. Ze lopen, kijken, eten en drinken, voelen op dit moment de stad. De torens van de kathedraal Sagrade Familia zijn op deze hoogte duidelijk te zien. Luutz heeft ons buiten de kerk rondgeleid. `Gaudí heeft als drager onder de zuil bij de hoofdingang aan de zeekant een zeeschildpad gezet en een landschildpad aan de landzijde.´ Luutz weet alles over de kerk; ze wijst ons op de details.
-5-
Met de bus gaan we naar Parc Guell eveneens aangelegd door Gaudí. ´Hij wilde voor zijn vrienden een villapark bouwen tegen de flanken van de stad met uitzicht op zee. Hij kwam niet verder dan twee villa´s omdat niet alle vrienden een villa kochten. Gaudí had wel reeds een plein ontworpen en gebouwd ten behoeve van het opvangen en verwerken van hemelwater. Dat had hij ingenieus gedaan.’ Ik houd van Belgische accent van de stem van Luutz. Het park staat sinds 1984 op de UNESCO Werelderfgoedlijst. We worden aan het eind van de middag verwacht bij het Hard Rock Café aan de Placa de Catalunya. Daar worden we weer opgehaald. Nu kunnen we de stad op eigen benen bekijken. We lopen de Ramblas op. Het is er druk. We lopen een zijstraat in en duiken op het terras van een tapas bar. We gaan na de tapas de overdekte markt op. Ze zijn hem aan het schoonmaken. Dat is niet leuk en we gaan terug naar het Hard Rock Café. Het is beter even te wachten op de bus dan dat de bus op ons moet wachten. Na het buffet lopen we vanuit het hotel over de boulevard van Lloret de Mar naar het strand. Met een trapje komen we op het terras van een strandtent. Een groep jonge Russen zit naar de wedstrijd Polen - Rusland te kijken; het Europees Kampioenschap voetbal 2012 is bezig. Eerder deze week, zaterdag 9 juni, zag ik op terrassen en in bars mensen in het oranje gekleed. Aanvankelijk had ik ook iets van oranje aan gedaan. Nadat ik het legioen had gezien, vond ik mijn oranje teenslippers niet meer nodig en heb ze in mijn koffer gedaan. Tegen de Polen hadden de Russen met 1-1 gelijk gespeeld. De Russen in Lloret hebben met wodka drinken het hele terras overwonnen. Zij zijn voor ons geen partij. Waar wij wel goed in zijn, is het tappen van moppen. Op het terras aan de zee werd het na verloop van tijd koud. Met dekens van de strandtent hielden we ons warm. Samen op een bank dicht tegen elkaar en met de handen onder de dekens was het goed vol te houden. Maar we moeten door: morgen weer wandelen.
Waterval We gaan wandelen naar Rupit. Dit middeleeuwse plaatsje ligt net over de grens met Frankrijk aan de voet van de Pyreneeën. Rupit ligt centraal in de Vall de Sau Collsacabra op ongeveer 860 meter hoogte in een gebied met bergen, gorges, meren en watervallen. Voordat we het oude gedeelte van de stad in gaan, lopen we over een smalle brug boven een rivier. In sommige straten moeten we klimmen dan weer dalen. Vanuit het dorpje lopen we richting het binnenland. Martina loods ons over smalle richels parallel aan een smal kabbelend beekje. Even later lopen we over een plateau tussen hoge bergen en diepe dalen. Een boer is bezig met werken op zijn land. Hij doet iets met het gras. Hij kijk op wanneer we voorbij lopen net als zijn hond. Ze zijn beide verbaasd. Wanneer we achterom kijken zien we de 80 meter hoge waterval Sallent. Vanwege de droogte valt er nu niet veel water naar beneden. Ik vergaap me aan de vergezichten. Ruige bergen met daartussen wegen waarop kleine auto’s. We lopen verder over het plateau. We worden verwacht bij de pastoor van de Maria El Far kapel. De pastoor heb ik bij ons bezoek niet eens gezien. Ik ben wel in de kapel geweest met het Mariabeeld waarvan één borst is ontbloot. In het restaurant van de pastoor hebben we een stevige middagmaaltijd hebben gegeten. Het is een maal met soep, Spaanse wijnen en stukken vlees. Alles werd ons geserveerd; niets hoefden we te doen behalve het opeten.
-6-
’s-Middags zijn teruggelopen via het joodse middeleeuwse bergdorp Besalu. Wat me het meest opviel aan dit dorp was de brug over de rivier Fluvià. De kerk is van 1003. Het dorpje heeft restanten van een middeleeuwse synagoge. Op één dag hebben we een waterval gezien, de voorlopers van de Pyreneeën, de meid van de pastoor die ons bediende met de soep en heerlijk buiten gelopen.
Blanes De geschiedenis van Blanes gaat terug naar het Romeinse rijk, enige eeuwen voor Christus. De Romeinen overheersten de stad en de omgeving rond 300 voor Christus. Na de Romeinse heerschappij werd de stad overheerst door arabieren en katholieken. In de 13-de eeuw herstelde de christenen wederom hun macht over de stad. Zij bouwden paleizen, kerken en stadsmuren. Blanes heeft twee grote botanische tuinen: De Mar i Murtra en de Pinya de Rosa. De Mar i Murtra heeft meer dan 4.000 verschillende soorten planten. De andere tuin Pinya de Rosa heeft meer dan 7.000 verschillende soorten planten. We lopen voorbij één van de tuinen. Bij de ingang zitten twee papegaaien op een stokje. Het lukt me niet om één van de twee op mijn arm te laten springen. Maar we gaan door. Voordat we in Blanes zijn, lopen we eerst langs het strand van Santa Christina. We lezen op een informatiebord dat hier op dit strand een processie ter ere van Maria op zee wordt gehouden. Met mijn gedachten ben ik er niet helemaal bij. Dit is de laatste dag van de wandelweek. Morgen vertrekken we richting Nederland.
Naar huis Voor Martina en Luutz zamelen we geld in om aan Martina te geven wanneer we haar voor het laatst zien. Mijn koffer inpakken en in de tussenkamer zetten. Zodoende is de kamer leeg gereed voor de schoonmakers. Een laatste blik vanaf mijn balkon over de straten van Lloret de Mar. Een ontbijt met de anderen. Ontheemd ga ik aan een tafeltje zitten. Martina krijgt haar dank je wel in een enveloppe; Luutz krijgt later haar deel. Ik zie haar zwaaien terwijl we met de bus wegrijden. Verdorie, Martina wordt steeds kleiner. Ik zie haar niet meer. Ingrid telt de wandelaars in de bus. Dat deed Martina ook altijd. Niet 25 maar 24 mensen. Nog eens tellen. Echt 24. Wie missen we? Nog eens tellen. Nu 25; ze zat achter de rugleuning van de stoel verborgen. Op vliegveld Girona wachten. Onder parasol in zon. Heet. Dan maar naar binnen.
-7-
Naar de wachtruimte dicht bij het vertrekpunt van de bus. Lopen over de betonnen baan. Trap op en vliegtuig in. Even later gaat vliegtuig taxiën en stijgt op. De horizon helt schuin als een treurig hoofd. Achter me zit een gezin man, vrouw en kind. Ze praten en hebben een dialect; een Amsterdams dialect. De man en vrouw ruziën. Ik sluit mijn ogen. Luutz, Barcelona, Salt de Sallient. Costa Brava. Landen en bagage ophalen. Naar perron. Wachten op trein. Gert. Toch nog een beetje Spanje om me heen. Thuis. Nog even niet de tassen uitpakken. Zo houd ik mijn vakantiegevoel zichtbaar.
-8-