‘Moet je wel of niet naar het stadion gaan?’ Nieuwe generatie sportjournalisten Van wat tweets van 140 tekens word je als verslaggever niet gelukkig.
Drie of vier alinea’s op de website van je krant… mwah. Maar als de voetbalfans zaterdag en zondag alles al hebben gezien en gehoord over de
topwedstrijden van het weekend, hoe origineel moet je dan zijn om je lezer
maandag nog te boeien met een driekolommer in het papieren sportkatern? Op zoek naar de nieuwe lichting sportjournalisten.
Bij het afscheid komt de ware aard van de sportverslaggevers nog even naar boven. ‘Ga jij volgende week ook naar die uitwedstrijd van PSV in de Champions League?’, vraagt de een, opgetogen over het vooruitzicht van weer een leuk tripje naar een mooi evenement. ‘Nee, die laten we helaas aan ons voorbijgaan’, treurt de ander. Nog geen kwartier eerder waren beiden het erover eens dat het misschien wel helemaal anders moet. Waarom zou de sportpers nog naar de stadions gaan, als televisie en social media al het nieuws brengen, lang vóór de papieren krant op de deurmat valt? Maar ja, als een Nederlandse ploeg dan wat verder weet door te dringen in de hoogste regionen van het internationale clubvoetbal, wil je daar natuurlijk wel graag zelf bij zijn. Want daarvoor heb je tenslotte voor dit mooie vak gekozen. Dat blijkt in ieder geval in het gesprek met drie van die hedendaagse sportverslaggevers: Mark Misérus (de Volkskrant), Fabian van der Poll (NRC Handelsblad) en Anne Joldersma (ex NU.nl en Helden). Goed moment Liefhebbers zijn het dus, maar ook sportverslaggevers. ‘Ik ben bij de Volkskrant
‘Moet je wel of niet naar het stadion gaan?’
169
‘Aan de onderkant zie ik vooral sporters en sporten die om aandacht schreeuwen.’
begonnen in 2004, kort na de Olympische Spelen van Athene’, zegt Misérus (32). ‘Dat was een goed moment, want er was ontzettend veel te doen en veel collega’s gingen met vakantie. Ik ben eigenlijk nooit meer weggegaan, met uitzondering van een halfjaar op de politieke redactie en drie maanden op de eindredactie. Dat had te maken met het feit dat ik een soort opleidingscontract tekende, waarbij je met verschillende delen van het journalistieke werk moest kennismaken. Maar ik ben de sport altijd trouw gebleven. Ik heb mijn opleiding aan de School voor Journalistiek nog wel afgerond. Mijn toenmalige chef Paul Onkenhout vond dat niet echt nodig, maar ik heb het diploma toch maar gehaald.’ Misérus wilde altijd vooral sportjournalist worden. ‘De grote toernooien bezoeken, de belangrijkste sporters en coaches interviewen’, dat stond hem voor ogen. En dat heeft hij in de afgelopen tien jaar ook kunnen doen, tot zijn grote voldoening. ‘Maar ik kon toen niet bevroeden dat ik binnen de sport onderzoeksjournalist zou worden en daardoor nog eens bij Sepp Blatter zou uitkomen.’ Fabian van der Poll is met zijn 24 jaar nog een jonkie, al werkte hij tijdens zijn opleiding aan de School voor Journalistiek al wel voor regionale dagbladen. Anderhalf jaar geleden kwam hij tijdens een stage bij NRC Handelsblad terecht. Die stage werd verlengd en daarna stroomde hij door naar een betaalde baan bij de krant. ‘Ik wil ook die grote toernooien en wedstrijden kunnen doen’, zegt hij. ‘Ik ben een echte sportliefhebber en dan wil je daar zo dicht mogelijk op zitten. Als ik de Eredivisie heb gedaan, wil ik eigenlijk ook naar het EK of WK. Daar kan ik mezelf moeilijk in temperen. Tegelijkertijd had ik tijdens mijn opleiding wel last van het pessimisme over de journalistiek. Er zou nergens meer geld voor zijn en zeker geen baan. “Er is meer werk in de mijnen”, hoorde ik een collega een keer zeggen toen ik nog stage liep. Maar uiteindelijk is het tot nu toe, ook door een beetje geluk, heel goed verlopen.’
170
vliegtuig en hetzelfde hotel zaten als de ploegen die ze volgden, lijkt de afstand nu groter. Misérus: ‘Voor de top van de sport en dan vooral het voetbal, geldt dat zeker. Daar wordt de kloof breder. Maar aan de onderkant zie ik vooral sporters en sporten die om aandacht schreeuwen. Tien jaar geleden kreeg ik op een perspresentatie van de Rabo-wielerploeg een persbericht met de mobiele nummers en huisadressen van de renners. Dat kun je je nu niet meer voorstellen.’ ‘Tegenwoordig moet je een van de perswoordvoerders van de ploeg bellen. Er is zelfs een tijd geweest dat ze je interviews voor publicatie wilden lezen, maar dat heeft het niet gehaald – gelukkig maar, want dat past ook niet bij de cultuur van het wielrennen.’ ‘In het voetbal is dat totaal anders. Daar loopt alles via de woordvoerders en daar willen ze alles lezen – en dan gaat het echt om de punten en komma’s. Dat belemmert me in mijn werk, maar het is wel de realiteit. Daar staat tegenover dat je wel heel goede afspraken kunt maken en je weet waar je aan toe bent. Als een interview is toegezegd, krijg je ook dat kwartier om met een speler te praten.’
Andere weg Anne Joldersma (32) kwam langs een andere weg in de sportverslaggeving terecht. ‘Ik heb economie gestudeerd en kwam in 2005 op de redactie van NU.nl terecht. Daarnaast deed ik dingen voor Het Parool. Maar in 2007, in het derde jaar van mijn studie, kreeg ik een vast contract aangeboden bij uitgever Sanoma, die met NUSport wilde beginnen. In 2010 kwam Sportweek erbij en gingen we naast digitaal ook op papier. Vier mooie jaren gehad, drie keer bij de Olympische Spelen en bij de Tour de France geweest. En toen werd de stekker eruit getrokken.’ Joldersma ging voor Helden werken, stuurde ook daar de digitale redactie aan en ontwikkelde commerciële projecten. Eind 2015 maakt hij de overstap naar televisie. ‘Maar daar mag ik nu nog niets over zeggen’, klinkt het wat geheimzinnig. En dat heeft alles te maken met de concurrentie tussen de drie grote spelers op deze markt. Zijn de contacten met sporters veranderd? Waar vroeger journalisten in hetzelfde
Voorrang Waar dagbladen als de Volkskrant en NRC Handelsblad ook mee geconfronteerd worden, is de voorrang die media als Voetbal International en De Telegraaf krijgen. ‘Dan is de redenering dat wij niet tot de vaste volgers behoren’, aldus Van der Poll. ‘Daardoor konden we bijvoorbeeld een trainer als Phillip Cocu vorig jaar niet te spreken krijgen. Clubs zitten niet te wachten op ons. De huidige generatie spelers vindt bijvoorbeeld websites als Voetbalprimeur en Voetbalzone veel interessanter. Die kennen ze en die volgen ze zelf ook.’ ‘Voetbal heeft niet over aandacht te klagen’, zegt Misérus. ‘Bovendien tuigen ze hun eigen media op. Als je na een wedstrijd staat te wachten op een speler, heeft die vaak al vier, vijf cameraploegen gehad, waaronder Fox, de NOS en de verslaggever van de website van de club. Als schrijvende journalist was je altijd al als laatste aan de beurt, maar er zit nu steeds meer vóór je.’ Joldersma: ‘Mijn ervaring met andere sporten is juist dat sporters bijna altijd openstaan voor je vragen of om een interview af te spreken. Je kunt ze zelf bellen. Zijn ze niet bereikbaar, dan bellen ze je terug. Ik heb niet het gevoel dat dit minder wordt, tenzij het om iemand als Dafne Schippers gaat, die nu ook een manager heeft die de perscontacten regelt.’ Van der Poll: ‘Van de meeste voetballers krijg je hun mobiele nummer niet eens. En als je het wel hebt en hen belt, krijg je even later de persvoorlichter aan de lijn die vraagt waarom je die speler rechtstreeks hebt gebeld. Want dat moet toch via hem lopen.’ Misérus: ‘Logisch natuurlijk, want die voorlichter dankt zijn baan aan het feit dat
Ontwikkelingen in de sportjournalistiek
‘Moet je wel of niet naar het stadion gaan?’
‘Clubs zitten niet te wachten op ons.’
171
Verplichtingen Sporters krijgen het steeds drukker door allerlei verplichtingen die het gevolg zijn van sponsoring. Presentaties verzorgen bij bedrijven, na een wedstrijd de VIPlounge bezoeken voor een meet and greet. ‘Daarmee wordt de ruimte die ze voor ons hebben kleiner’, zegt Misérus. ‘Bij Feyenoord staat zelfs aangekondigd welke spelers niet beschikbaar zijn wegens sponsorverplichtingen. En dat gaat dan soms om de belangrijkste spelers. Hoe belangrijk vind je het als club dan nog dat je in de krant komt?’
En veel sporters geven hun reacties liever op Twitter of Facebook, merken de verslaggevers. Ze reageren er wat dubbel op. Als een sporter daarna niet meer wil praten met de pers, deugt het niet. Maar anderzijds zijn social media wel een bron van ideeën. ‘En van gratis quotes’, zegt Van der Poll. ‘Als een speler op een brancard van het veld gaat en even later al vanuit het ziekenhuis twittert hoe het met hem gaat, krijg je dat zomaar in je schoot geworpen.’ ‘Het helpt me soms ook om contact te leggen met sporters die in het buitenland zitten. De helft van de keren reageren ze niet, maar vaak ook wel. Als je dat via zaakwaarnemers moet regelen, ben je veel meer tijd kwijt’, zo ervaart Misérus. Maar hoe kunnen de kranten zelf internet en social media gebruiken om die concurrentie aan te gaan? Die vraag houdt veel redacties bezig. Is de krant een relict uit het stenen tijdperk, zoals Misérus wat mistroostig opmerkt. Op hun websites brengen de kranten kort na een belangrijke wedstrijd al een verslag. Maar wat schotel je de lezer dan de volgende ochtend of middag nog voor? En wat betekent het voor de journalist zelf? Misérus geeft daarvan een voorbeeld. Als hij op zaterdagavond bij een wedstrijd in de Eredivisie zit, wil hij wel eens wat twitteren. Andere collega’s doen dat veel meer, hij is zelf niet zo’n liefhebber van die 140 tekens. Na het laatste fluitsignaal maakt hij snel drie of vier alinea’s voor de website, liefst met een eigen invalshoek. De internetredactie plaatst dat en voegt foto’s, tweets van elders en andere elementen toe. Een paar duizend mensen lezen dat. Dan daalt hij af van de perstribune om in de catacomben spelers te spreken en de persconferentie van de coaches bij te wonen. Daarvan moet hij zondag een verhaal maken dat de veel grotere groep lezers van de papieren krant op maandagochtend nog interessant genoeg vindt om het sportkatern op te slaan – en om abonnee te blijven. Van der Poll werkt op een vergelijkbare wijze. ‘Onze internetredactie maakt zelf soms ook sportnieuws voor de site. Maar soms is dat zó slecht, dat ik dan liever zelf maar een stuk aanlever, want nieuws op de website straalt toch af op je krant. Maar hoever ga je daarmee, vraagt hij zich af? ‘Ik heb niets tegen hard werken, maar het vergt ook veel originaliteit om voor de maandagkrant nóg een stuk te maken over dezelfde wedstrijd.’ Misérus: ‘Je balanceert op een dun koord, want je wilt je lezers snel informeren, maar tegelijkertijd niet alles weggeven. Daar kom ik nog niet helemaal uit.’ Joldersma: ‘Bij NU.nl hadden we het anders ingericht. Daar volgde de bureauredactie alles via tv en andere kanalen en maakte zij korte, feitelijke berichten. We gingen ervan uit dat de mensen dát willen lezen op internet. De verslaggevers in het veld hoefden daar weinig of niets aan toe te voegen. Die maakten de verhalen voor het blad. Maar wij werkten altijd voor doelgroepen die honderd procent online zijn.’
Ontwikkelingen in de sportjournalistiek
‘Moet je wel of niet naar het stadion gaan?’
V.l.n.r.: Anne Joldersma, Mark Misérus en Fabian van der Poll.
hij dat moet regelen. Zulke mensen bellen ons als een speler op de foto staat met het verkeerde merk sokken, omdat dan de sponsor boos wordt. Maar je moet die U-bocht wel maken. Met wielrenners heb ik overigens andere ervaringen. Die staan je zelfs te woord terwijl ze op de fiets zitten voor een training.’ Joldersma: ‘De invloed van de sponsors wordt groter. Dat merkte ik bij Helden heel goed. Ze plaatsen advertenties en daar maken wij verhalen omheen. Ze bepalen niet wát er geschreven wordt, maar wel waarover geschreven wordt.’
‘Nieuws op de website straalt af op je krant.’
172
‘We zullen ons veel meer moeten bezighouden met onderzoeksjournalistiek.’
173
‘Mensen zoeken vooral de korte berichten, de nieuwtjes.’
174
Stadionbezoek ‘Moet je dan nog wel naar het stadion gaan?’, zo houdt Joldersma zijn collega’s voor. Op tv zie je alles veel beter en wordt het ook nog eens uit alle hoeken herhaald. Misérus “gebruikt” zijn vriendin, die thuis op de bank zit te kijken, soms als bron om te checken wat er nu echt is gebeurd. Ook hij twijfelt wel aan het nut van het stadionbezoek. ‘Wij zullen, zoals de Volkskrant, niet herinnerd worden vanwege het nieuws, de verslagen en de interviews. Wat mij betreft gaan we minder naar wedstrijden die uitgebreid op tv komen. We zullen ons veel meer moeten bezighouden met onderzoeksjournalistiek. Doping, match fixing, de FIFA, daar moeten we op duiken om lezers naar ons toe te trekken. Maar daar moet wel geld voor zijn, want je moet er veel tijd in investeren. Gelukkig hebben we bij ons een speciaal potje, maar daar zou dit niet afhankelijk van moeten zijn.’ Van der Poll: ‘Ik voel me in een spagaat zitten. Ik heb het druk genoeg met de waan van de dag en de onderzoeksgroep binnen de algemene redactie doet weinig of niets aan sport. Maar moet ik nu minder naar de stadions? Ik lees zelf graag mooie verhalen over wedstrijden. Daar kun je je mee onderscheiden.’ Misérus: ‘Lezers verwachten dat ook. Als we een wedstrijd overslaan, krijgen we kritische vragen, al zal dat minder worden. Jongere lezers klagen straks eerder als we die verslagen niet al op zaterdag op de website hebben staan.’ Joldersma: ‘Zelfs verslagen op websites zijn achterhaald. Mensen zoeken vooral de korte berichten, de nieuwtjes. Die moet je brengen.’ Van der Poll: ‘Het blijft lastig kiezen. Bij ons sneuvelt wel eens een mooie reportage, omdat we op het laatste moment toch dat opmerkelijke nieuwsbericht nog mee willen nemen. Ik ben op de School voor Journalistiek opgevoed met het idee dat elk verhaal een thema moet hebben en dat je niet zomaar een verslag moet maken. Maar daar is ruimte voor nodig en het betekent dat je niet alles kunt brengen.’ Joldersma: ‘De plek waar mensen hun informatie halen, verandert voortdurend. Daar moet je niet negatief over doen. Die ontwikkeling zal toch wel doorgaan.’
Ontwikkelingen in de sportjournalistiek
De invloed van voetbalcommentaar op een miljoenenpubliek Jacco van Sterkenburg Acht jaar geleden deed Jacco van Sterkenburg onderzoek naar etnische stereotypen in het tv-commentaar bij wedstrijden in de eredivisie. Nog altijd wordt hij aangesproken op dat onderzoek. Dat is niet altijd prettig, zeker
niet als hem conclusies worden toegeschreven die hij zelf niet heeft getrokken. Maar anderzijds wil de promovendus van toen – en onderzoeker van
nu – graag dat het onderwerp op de agenda blijft staan. Want er is nog wel het een en ander uit te zoeken, ook over de manier waarop het publiek omgaat met etniciteit in de sport.
Van Sterkenburg is als onderzoeker werkzaam aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en als gastonderzoeker verbonden aan het Mulier Instituut, dat veel wetenschappelijk onderzoek doet op het terrein van de sport. Een deel van zijn eerdere onderzoekswerk werd gefinancierd met geld van de FIFA en van het UEFA Research Grant Programme. Maar eerst terug naar zijn promotieonderzoek, dat hij in 2011 met succes verdedigde aan de Universiteit Utrecht. Een van de studies binnen het promotieonderzoek vond plaats in 2007/2008, het seizoen dat RTL de uitzendrechten had van de Eredivisie. Tien weekenden lang volgde Van Sterkenburg, samen met enkele studenten, de uitzendingen van de wedstrijden. De teksten van de commentatoren werden uitgeschreven en geanalyseerd. De belangrijkste conclusie toen: bij spelers van Surinaamse afkomst wordt vaak gewezen op hun fysieke kwaliteiten, Latijns-Amerikaanse spelers werden vaak negatief beschreven als het ging om hun cognitieve en psychologische kwalitei-
De invloed van voetbalcommentaar op een miljoenenpubliek
175
Sport en Kennis
Deze preview is een gedeelte uit het boek:
En... wat ging er door je heen? Ontwikkeling van de Nederlandse sportjournalistiek Meer informatie
Voor meer artikelen en andere uitgaven kunt u terecht op www.sportenkennis.nl