Handel in Bouwmaterialen Vervroegde Uittreding 2004/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID BESLUIT VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID VAN 27 JULI 2004 TOT ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE VERVROEGDE UITTREDING VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN UAW Nr. 10207 Bijvoegsel Stcrt. d.d. 29-07-2004, nr. 143 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelezen het verzoek van de Stichting Vervroegde Uittreding voor de Handel in Bouwmaterialen namens namens de partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Partij(en) te ener zijde: de Vereniging van Handelaren in Bouwmaterialen in Nederland; Partij(en) te anderer zijde: FNV Bondgenoten, de Dienstenbond CNV en De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening. Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Besluit: Dictum I Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 2004 CAO2659
CAO102072004
1
Artikel 1 Definities 1. Onder werkgever wordt verstaan: a. de door een natuurlijke of rechtspersoon gedreven onderneming of afdeling daarvan welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezig houdt met de groothandel in bouwmaterialen en aanverwante artikelen met dien verstande dat de omzet van bouwmaterialen ten minste 1/3 van de totale handelsomzet van de onderneming of afdeling daarvan moet bedragen. b. de onderneming die in organisatorisch verband deel uitmaakt van de onder a. bedoelde groothandel en zich uitsluitend of in hoofdzaak bezig houdt met de verkoop en levering van bouwmaterialen en aanverwante artikelen in een bouwmarkt of showroom aan bedrijfsmatige c.q. particuliere afnemers, met dien verstande dat de omzet van de bouwmaterialen ten minste 1/3 van de totale handelsomzet van de onderneming of afdeling daarvan moet bedragen. Deze CAO is niet van toepassing indien de detailhandelsomzet in inbouwkeukens, losse keukenkasten en -blokken met bijbehorende inbouwapparatuur, alsmede het daarmee samenhangende uitoefenen van werkzaamheden van technische en dienstverlenende aard meer bedraagt dan de helft van de totale handelsomzet van de onderneming of afdeling daarvan. 2. Onder werknemer wordt verstaan: Iedere mannelijke of vrouwelijke werknemer die op grond van een arbeidsovereenkomst arbeid verricht bij de in lid 1 bedoelde werkgever, met uitzondering van de niet (langer) voor de verplichte werknemersverzekeringen verzekerde directeurengrootaandeelhouder van een N.V. of een B.V. hun echtgeno(o)t(e) en familieleden die evenmin in vorenbedoelde zin verzekerd zijn. 3. Verder zijn in deze VUHIB-CAO de definities van toepassing als geformuleerd in het Uitvoeringsreglement. Artikel 2 Werkingssfeer 1. De bepalingen van deze VUHIB-CAO zijn van toepassing op alle werkgevers, welke in Nederland zijn gevestigd, en werknemers als bedoeld in artikel 1, Definities. 2. Nadere omschrijving van hetgeen bedoeld wordt met enkele begrippen in de definitie van werkgever (artikel 1, Definities, lid 1, sub a en b). 2
Handel in Bouwmaterialen Vervroegde Uittreding 2004/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
A. Onder groothandel wordt verstaan de bedrijfsuitoefening waarbij de onderneming voor eigen rekening en risico goederen betrekt, naar behoefte in voorraad houdt en verkoopt aan bedrijfsmatige verbruikers c.q. verwerkers, dan wel groot- of kleinhandelaren. Deze goederen kunnen worden verkocht in dezelfde staat of na in de groothandel gebruikelijke installatie, verwerking, behandeling of verpakking. Daarbij wordt onder bedrijfsmatig verbruiken of verwerken verstaan het gebruik als input van te leveren goederen en/of diensten. B. Onder in hoofdzaak wordt verstaan: a. Een onderneming of afdeling daarvan wordt geacht zich in hoofdzaak bezig te houden met de groothandel in bouwmaterialen en aanverwante artikelen indien het daarbij betrokken percentage werkuren hoger is dan 50. b. In het geval het niet mogelijk is te bepalen dat het onder a. bedoelde percentage hoger is dan 50 zal de omzet in bouwmaterialen en aanverwante artikelen bepalend zijn. Indien deze omzet 2/3 of meer bedraagt van de totale omzet van de onderneming of afdeling daarvan wordt de onderneming of afdeling daarvan geacht zich in hoofdzaak bezig te houden met de handel in bouwmaterialen en aanverwante artikelen. c. Indien de omzet in bouwmaterialen en aanverwante artikelen minder bedraagt dan 2/3 van de totale omzet van de onderneming of afdeling daarvan is deze VUHIB-CAO van toepassing voor zover geen andere CAO of regeling door of namens een bevoegd publiekrechtelijk orgaan de toepassing van die CAO of regeling opeist. C. Een organisatorisch verband kan onder andere bestaan in de gevallen zoals bepaald in de artikelen 24a tot en met 24c van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. D. Onder bouwmaterialen wordt verstaan: 1. Grove bouwmaterialen – Grof bouwaardewerk, bijvoorbeeld: straatsteen, metselsteen, lateien e.d.; vloerelementen; vuurvaste steen; dakpannen en hulpstukken; plavuizen; kannen-, gres- en draineerbuizen; schoorsteenblokken,elementen en -potten; steengaas; zuurvast- en gresmateriaal voor trap-, raam- en gevelbekleding; stalartikelen; gres- en dergelijk bouwaardewerk; – de voor metselsteen ontwikkelde alternatieven in de vorm van blokken, platen, elementen en dergelijke; 3
2.
3.
4. 5. 6.
7. 4
– cement- en betonwaren, bijvoorbeeld: tegels; dakpannen en hulpstukken; buizen; putten en ringen; roosters; prefabvloeren enelementen e.d.; gasbetonartikelen; sierbeton. Afbouwmaterialen – Fijn bouw-aardewerk, bijvoorbeeld: wand- en vloertegels; splijttegels; badceltegels en -stenen; raamdorpelstenen; muur-, gevel- en balkonafdekstenen; vloer- en wandplaten; verglaasd en onverglaasd fijn bouwaardewerk; mozaïekwerk; – natuursteen, bijvoorbeeld: basalt-, kwartsiet en leisteentegels; dakleien, kalksteen (waaronder travertintegels, platen), hardsteen, marmer, zandsteen (flagstones voor tuinen), – tufsteen, serpentinoplaten. Bouwplaten – Bouwplaten gebonden met gips, cement, kalk of magnesiet, bijvoorbeeld: gipskartonplaten; gipsplaten; asbestcementplaten; houtwolcementplaten; vlasvezelplaten; vlasvezelcementplaten; houtspaancementplaten, houtwolmagnesietplaten; – andere bouwplaten, bijvoorbeeld: kunsthars gebonden houtwolplaten; stroplaten; rietplaten; spaanplaten; harden zachtboard; meubelplaten; triplex; stalen vloer-, wand-, gevel- en dakplaten. Isolatiematerialen in de vorm van platen, dekens, schalen, korrels enz. Kunststoffen in de vorm van foliën, schuimen, buizen, goten, platen, diversen (waaronder koepels, lichtstraten, ontluchtingskappen). Bindmiddelen, mortels en morteltoeslagen, bijvoorbeeld: – cement, en verder al die bindmiddelen welke met de naam ,,cement’’ op de Nederlandse markt worden gebracht, zoals: aluminiumcement, marmercement, bitumineuze cement, metaalcement, vuurvaste species; – kalk: kluitkalk, poederkalk, schelpkalk, schelpkalkbloem, gebluste of gegoten kalk, carbidkalk, traskalk en dergelijke kalksoorten en mengsels. – gips: stukadoorgips, model- of vormgips en dergelijke soorten; – mortels: cementmortels, betonmortels, kalkmortels, kant en klaar mortels, kunsthars- en andere mortels; – morteltoeslagen: natuur- en kunstpuzzolanen, tras, kieselguhr, hoogovenslakkenmeel, baksteenpoeders en dergelijke; – gebroken basalt, porfiersplit, gebroken grint, bims, metselen betonzand; vormzand, grint, grintzand, filtergrint en dergelijke. Chemische preparaten Vochtwerende en waterdichte prepara-
Handel in Bouwmaterialen Vervroegde Uittreding 2004/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
ten; verhardingsmiddelen en kleurmiddelen voor cementen betonmortels; plastificeerders, versnellers en vertragers; ontkistingsmiddelen; brandwerende middelen; houtbeschermings(conserverings)middelen; bescherming tegen corrosie van metalen; zuurvaste kitten. 8. Diverse bouwmaterialen Glazen bouwstenen en -tegels; glasmozaïek en dergelijke; producten voor de afwerking van wanden; plafond-, wand- en vloersystemen, niet eerder genoemd; ribbenstrek; (plat)dakbedekkingsmaterialen en hulpstoffen. E. Onder aanverwante artikelen wordt verstaan: – gereed- of halfproducten voor de bouw, zoals: ramen, kozijnen en vensters; binnen- en buitendeuren; garagedeuren; – openhaarden en bijbehorende materialen, alsmede accessoires; – sanitaire producten, zoals: wastafels, closetpotten, douchebakken, baden, scheidingswanden en andere accessoires behorende bij sanitaire inrichtingen; – inbouwkeukens, losse keukenkasten en -blokken met bijbehorende inbouwapparatuur; – gereedschappen die nodig zijn voor het aanbrengen of samenvoegen van bouwmaterialen en aanverwante artikelen; – materialen die kunnen dienen als afscheiding tussen woningen of als windkering. Artikel 3 Uitvoering van de regeling Voor de uitvoering van de regeling is de Stichting VUHIB opgericht. Deze Stichting heeft krachtens statuten het geldelijk en administratief beheer, – onder verantwoordelijkheid van het bestuur – opgedragen aan PVF Nederland N.V. te Amsterdam. De uitvoering geschiedt volgens de statuten en het uitvoeringsreglement van de Stichting VUHIB, die aan deze overeenkomst zijn gehecht en geacht worden daarvan deel uit te maken. Artikel 4 Financiering 1. Ter financiering van de VUHIB-regeling is de werkgever jaarlijks 5
een bijdrage verschuldigd. Deze bijdrage bedraagt met ingang van 1 juli 1998 5,65% van het heffingsloon. Het heffingsloon is gelijk aan het voor de onderneming van de werkgever geldende brutoloon SV voor het betreffende kalenderjaar tot maximaal 1,5 x het maximumdagloon voor de premieheffing ingevolge de Werkloosheidswet, herleid tot een jaarbedrag, dat geldt voor de onderneming van de werkgever. Op dit dagloon wordt niet in mindering gebracht het bedrag dat bij de premieheffing ingevolge de Werkloosheidswet buiten aanmerking blijft ingevolge het bepaalde in artikel 9, derde en vierde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering. 2. De werkgever is verplicht deze bijdrage aan de Stichting te voldoen door betaling van de door de administrateur – PVF Nederland N.V. te Amsterdam – uit te brengen premienota. 3. Van de in het eerste genoemde bijdrage wordt met ingang van 1 januari 2003 0,575% ingehouden op het loon van de werknemer. 4. De werkgever en werknemers zijn verplicht de inlichtingen te verschaffen die de stichting noodzakelijk acht voor een goede uitvoering van de regeling. Indien de werkgever of de werknemers, ook na aanmaning niet aan deze verplichting voldoen, dan is de Stichting bevoegd bedoelde gegevens naar beste weten vast te stellen.
6
Handel in Bouwmaterialen Vervroegde Uittreding 2004/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
STATUTEN Artikel 1 Naam en zetel De stichting draagt de naam: Stichting Vervroegde Uittreding voor de Handel in Bouwmaterialen (VUHIB), verder te noemen de stichting. De stichting is gevestigd te Amsterdam. Artikel 2 Doel Het doel van de stichting is om aan en ten behoeve van werknemers, die gebruik maken van de mogelijkheid om vervroegd uit het arbeidsproces te treden, uitkeringen te doen. Artikel 3 Financiële middelen De financiële middelen van de stichting bestaan uit: 1. de door werkgevers te storten bijdragen als bepaald in de Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake Vervroegde Uittreding voor de Handel in Bouwmaterialen; 2. de te kweken rente; 3. andere baten. Artikel 4 Bestuur 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit zes leden, waarvan worden aangewezen – drie leden door de Vereniging van Handelaren in Bouwmaterialen in Nederland, gevestigd te Arnhem; – één lid door FNV Bondgenoten, gevestigd te Amsterdam; – één lid door de Dienstenbond CNV, gevestigd te Amsterdam; en – één lid door De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, gevestigd te Houten.
7
2. De genoemde organisaties benoemen voor elk bestuurslid een plaatsvervangend lid dat zitting zal nemen in het bestuur bij verhindering van het zittend bestuurslid. 3. De leden en plaatsvervangende leden worden voor onbepaalde tijd aangewezen. 4. De in het eerste lid genoemde organisaties hebben te allen tijde het recht de door haar aangewezen bestuursleden en plaatsvervangende bestuursleden te vervangen door anderen. 5. Het bestuurslidmaatschap eindigt door: a. bedanken; b. vervanging overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van dit artikel. Artikel 5 Bevoegdheden van het bestuur 1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en een plaatsvervangend secretaris. 2. De functies van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter worden in de even kalenderjaren vervuld door werkgeversleden en in de oneven kalenderjaren door werknemersleden. Omgekeerd worden de functies van secretaris en plaatsvervangend secretaris in de oneven kalenderjaren vervuld door werkgeversleden en in de even kalenderjaren door werknemersleden. 3. De voorzitter en de secretaris vertegenwoordigen gezamenlijk de stichting in en buiten rechte. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter respectievelijk de secretaris treedt in zijn plaats de plaatsvervangende voorzitter respectievelijk de plaatsvervangende secretaris op. 4. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het reglement van de stichting. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van de stichting. 5. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur en met inachtneming van een door het bestuur vastgestelde instructie gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur. Als administrateur wordt benoemd PVF Nederland NV. 6. Het bestuur draagt zorg dat de gelden op solide wijze worden belegd.
8
Handel in Bouwmaterialen Vervroegde Uittreding 2004/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
7. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen. Artikel 6 Vergaderingen 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee bestuursleden dit nodig achten. 2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld. 3. Bestuursleden genieten als zodanig geen bezoldiging. Wel worden de reis- en verblijfkosten, door hen in hun functie gemaakt, vergoed, terwijl ook vacatiegeld wordt toegekend. Artikel 7 Besluitvorming 1. Het bestuur kan geen besluiten nemen indien niet ten minste twee van de door de werkgeversorganisaties aangewezen bestuursleden en twee van de door de werknemersorganisaties aangewezen bestuursleden, als genoemd in artikel 4, aanwezig zijn. 2. De besluiten van het bestuur worden, voor zover in deze statuten niet anders is bepaald, genomen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd. Elk werkgeverslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werknemersleden. Elk werknemerslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werkgeversleden. 3. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. 4. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk gestemd. Het bestuur is evenwel bevoegd, indien de meerderheid daartoe besluit, de stemming op een andere wijze te houden.
9
5. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden kan besluitvorming door het bestuur ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen. Het bepaalde in de voorgaande leden is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voorstel in de eerstkomende vergadering aan de orde wordt gesteld. Artikel 8 Begroting, verslag, rekening en verantwoording, en boekjaar 1. Voorafgaand aan ieder kalenderjaar stelt het bestuur een begroting voor het eerstvolgende boekjaar vast. De begroting is beschikbaar voor de bij de stichting betrokken (organisaties van) werkgevers en werknemers. 2. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde balans, een rekening van baten en lasten over dat boekjaar en een verslag over de financiële toestand van de stichting vast. Uit het verslag en de accountantsverklaring moet blijken dat de uitgaven conform het in artikel 2 genoemde bestedingsdoel zijn gedaan. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris van de stichting ondertekend. 3. De in het vorige lid bedoelde registeraccountant of accountantadministratieconsulent met certificerende bevoegdheid wordt door het bestuur benoemd. 4. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid. 5. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar. 6. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de stichting betrokken (organisaties van) werkgevers en werknemers neergelegd: a. ten kantore van de stichting; b. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen. 7. Het verslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij de stichting betrokken (organisaties van) werkgevers en werknemers toegezonden tegen vergoeding van de daaraan verbonden kosten.
10
Handel in Bouwmaterialen Vervroegde Uittreding 2004/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 9 Beheer geldmiddelen 1. Voor zover gelden van de stichting voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling. 2. Gerede gelden worden in rekening courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur. 3. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken. 4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen. Artikel 10 Statutenwijziging en ontbinding 1. Besluiten tot wijziging van de statuten, respectievelijk ontbinding van de stichting, kunnen slechts worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin ten minste vier bestuursleden aanwezig zijn. 2. Het ontbindingsbesluit duidt tevens de bestemming van een eventueel batig saldo van de vereffening aan. Deze bestemming zal zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met het doel van de stichting. Artikel 11 Reglement 1. Het bestuur stelt een reglement vast. De bepalingen van het reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten. 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van het reglement is het bepaalde in artikel 10, eerste lid van toepassing. 11
Artikel 12 Deponering bij de griffie van het kantongerecht De in statuten en reglement aangebrachte wijzigingen zullen eerst in werking treden als een door het bestuur ondertekend volledig exemplaar van die stukken onderscheidenlijk de wijzigingen daarin voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam. Artikel 13 Slotbepaling In alle gevallen waarin de statuten niet voorzien beslist het bestuur.
12
Handel in Bouwmaterialen Vervroegde Uittreding 2004/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
REGLEMENT Artikel 1 Definities 1. CAO: de CAO voor de Handel in Bouwmaterialen. 2. VUHIB-CAO: de CAO inzake Vervroegde Uittreding voor de Handel in Bouwmaterialen. 3. Stichting: de Stichting Vervroegde Uittreding voor de Handel in Bouwmaterialen. 4. Bestuur: het Bestuur van de Stichting. 5. Reglement: het Uitvoeringsreglement inzake Vervroegde Uittreding voor de Handel in Bouwmaterialen. 6. Regeling: de regeling inzake Vervroegde Uittreding voor de Handel in Bouwmaterialen, zoals omschreven in CAO, VUHIB-CAO, -Statuten en -Reglement. 7. Administrateur: de naamloze vennootschap PVF Nederland N.V. te Amsterdam. 8. Werkgever: de werkgever zoals omschreven in de VUHIB-CAO. 9. Werknemer: de werknemer zoals omschreven in de VUHIB-CAO. 10. Deelnemer: de werknemer op wie de regeling van toepassing is en wiens verzoek om aan de regeling te mogen deelnemen door de Stichting is ingewilligd. 13
11. Bedrijfstakpensioenfonds: de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen te Amsterdam. 12. Pensioendatum: de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. 13. SV-uitkering: een uitkering krachtens de ZW, WAO/AAW, WAZ en WW, dan wel een combinatie van genoemde uitkeringen, een en ander eventueel aangevuld met (een) uitkering(en) ingevolge de Toeslagenwet of de RWW, of een vergelijkbare uitkering op grond van een vrijwillige verzekering. 14. Pré-vut-regeling: Een door een werkgever met een werknemer van 55 jaar of ouder overeengekomen non-activiteitsregeling van ten hoogste drie jaar direct voorafgaand aan deelneming aan de regeling van de Stichting, waarbij op het moment van deelname aan de pré-vut-regeling reeds beoordeeld zal worden op welk tijdstip de werknemer zal gaan deelnemen aan de regeling van de Stichting. De pré-vut-regeling dient te voldoen aan nader door het bestuur van de Stichting te stellen voorwaarden. Artikel 2 Voorwaarden van deelneming 1. Om aan de regeling te kunnen deelnemen moet de werknemer op het moment dat hij gaat deelnemen a. – de leeftijd van 61 jaar hebben bereikt, of – de leeftijd van 58, 59 dan wel 60 jaar hebben bereikt en in de periode voorafgaand aan de deelneming ten minste 40 jaar aantoonbaar op grond van een arbeidsovereenkomst als werknemer arbeid hebben verricht bij één of meer werkgevers als bedoeld in artikel 1, achtste lid; b. gedurende de laatste vijf jaar, direct voorafgaande aan het moment van deelneming, ononderbroken als werknemer op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn geweest bij één of meer werkgevers, als bedoeld in artikel 1, achtste lid, behoudens: – een onderbreking van 1 jaar of minder wegens arbeidsongeschiktheid of werkloosheid; – andere onderbrekingen van beperkte duur, ter beoordeling van het bestuur; c. niet in aanmerking komen voor een volledige SV-uitkering; d. niet in aanmerking komen voor loondoorbetaling tijdens ziekte als bedoeld in artikel 7:629, van het Burgerlijk Wetboek; 14
Handel in Bouwmaterialen Vervroegde Uittreding 2004/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
e. niet onder een afvloeiingsregeling of non-activiteitsregeling vallen; f. de arbeidsovereenkomst beëindigd hebben; g. ook overigens voldoen aan alle in dit reglement gestelde voorwaarden. 2. a. De werknemer die gebruik wenst te maken van de regeling dient zich daartoe ten minste drie maanden voor de gevraagde uittredingsdatum bij de werkgever aan te melden onder opzegging van zijn arbeidsovereenkomst conform de CAO. Indien zijn verzoek om uitkering door de Stichting niet wordt ingewilligd zal de arbeidsovereenkomst ongewijzigd worden voortgezet; b. de werkgever dient er voor te zorgen dat binnen een maand na indiening van het sub 2a van dit artikel bedoelde verzoek, het daartoe bestemde aanvraagformulier bij de administrateur wordt ingediend; c. indien de benodigde gegevens niet ten minste twee maanden voor de gevraagde uittredingsdatum in het bezit zijn van de administrateur, kan dit een latere uittreding ten gevolge hebben; d. de deelneming kan uitsluitend aanvangen aan het begin van een kalendermaand, nadat aan alle voorwaarden is voldaan; e. de laatst mogelijke uittredingsdatum is drie maanden voor de pensioendatum; f. de deelneming eindigt automatisch bij het bereiken van de pensioendatum. Artikel 3A Deelneming na gebruikmaking van de pré-vut-regeling 1. Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op de werknemer van 55 jaar en ouder die deelneemt aan de pré-vut-regeling en direct aansluitend aan deze pré-vut-regeling gaat deelnemen aan de regeling van de Stichting. 2. De werknemer die gebruik maakt van de pré-vut-regeling, wordt voor de regeling van de Stichting, gedurende de pré-vut-periode, beschouwd als werknemer als bedoeld in artikel 1, lid 9, van het reglement van de Stichting. 3. De in het eerste lid bedoelde werknemer zal bij het bereiken van de voor hem geldende vroegst mogelijke uittredingsdatum als bedoeld 15
in artikel 2 van dit reglement deelnemen aan de regeling van de Stichting indien: a. de mogelijkheid van deelneming aan de regeling van de Stichting aansluitend aan een periode waarin gebruik is gemaakt van de pré-vut-regeling, wordt vastgelegd in een overeenkomst te sluiten tussen de betreffende werknemer, zijn werkgever en de Stichting en aan de voorwaarden opgenomen in deze overeenkomst wordt voldaan; c. voldaan wordt aan de overige voorwaarden opgenomen in dit reglement, voorzover daar in dit artikel en in de onder a bedoelde overeenkomst niet van wordt afgeweken. 4. Grondslag voor de verschuldigde bijdrage, als bedoeld in het derde lid onder b, gedurende de periode dat de werknemer deelneemt in de pré-vut-regeling, is het brutoloon SV tot maximaal 1,5 x het maximum-dagloon voor de premieheffing ingevolge de Werkloosheidswet, herleid tot een jaarbedrag, als bedoeld in artikel 4 van de VUHIB-CAO, dat voor de betreffende werknemer gold op het tijdstip direct voorafgaande aan het ingaan van de pré-vut-regeling. De aldus vastgestelde heffingsgrondslag wordt gedurende de pré-vutperiode aangepast aan de algemene salarisstijgingen in de bedrijfstak. 5. Grondslag voor de door de Stichting te betalen uitkering voor de werknemer die gebruik heeft gemaakt van een pré-vut-regeling, is de volgens artikel 4 van dit reglement vastgestelde uitkeringsgrondslag, die voor de betreffende werknemer gegolden zou hebben wanneer hij op het moment waarop hij gebruik is gaan maken van een pré-vutregeling, zou zijn gaan deelnemen in de regeling van de Stichting. De aldus vastgestelde uitkeringsgrondslag wordt gedurende de prévut-periode aangepast aan de algemene salarisstijgingen in de bedrijfstak. 6. Het bepaalde in artikel 2, eerste lid, onder d, is niet van toepassing op werknemers die gebruik maken van een pré-vut-regeling. 7. De periode waarin wordt deelgenomen in de pré-vut-regeling telt als diensttijd als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, eerste volzin, van het reglement. Artikel 3B Deelneming aan de deeltijd-vut-regeling 1. Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op de werknemers die na 1 januari 1996 de leeftijd van 61 jaar bereiken en bij het bereiken van de 61-jarige leeftijd voldoen aan de voorwaarden in artikel 2, eerste lid, onder b, c, d, e en f. 16
Handel in Bouwmaterialen Vervroegde Uittreding 2004/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. Van de deeltijd-vut-regeling kan gebruik worden gemaakt gedurende maximaal zes maanden en met ingang van 1 januari 1998 maximaal twaalf maanden voorafgaande aan de maand volgende op die waarin de 61-jarige leeftijd wordt bereikt. De werkgever en de werknemer komen hiertoe overeen dat de voor de aanvang van de deeltijd-vutregeling geldende arbeidstijd van de werknemer met 50% wordt verminderd, voor de resterende 50% gaat de werknemer gebruik maken van de deeltijd-vut-regeling van de stichting. 3. De werknemer die van de deeltijd-vut-regeling gebruik wenst te maken, dient zich daartoe minstens drie maanden voor de gewenste uittredingsdatum aan de deeltijd-vut-regeling bij de werkgever aan te melden. De werkgever dient er voor zorg te dragen dat het aanvraagformulier twee maanden voor de gewenste uittredingsdatum bij de administrateur wordt ingediend. 4. Bij de aanvang van deelname aan de deeltijd-vut-regeling wordt de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst omgezet in een deeltijd arbeidsovereenkomst voor het resterende aantal uren. Indien de VUHIB niet akkoord gaat met het deelnemen aan de deeltijd-vut-regeling wordt de arbeidsovereenkomst ongewijzigd voortgezet. 5. De uitkeringsgrondslag en de hoogte van de uitkering van de deelnemer aan de deeltijd-vut-regeling worden vastgesteld op de wijze als bedoeld in artikel 4 en 5 van het reglement en vervolgens met de helft verminderd. Hierbij wordt onder laatstgenoten vaste salaris verstaan het vaste salaris op jaarbasis, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, direct voorafgaande aan de deelneming aan de deeltijd-vut-regeling. 6. De artikelen 6, 6a en 7 worden toegepast voor dat deel dat deelgenomen wordt aan de deeltijd-vut-regeling. 7. In afwijking van artikel 9 mag de deelnemer aan de deeltijd-vutregeling niet meer uren werkzaam zijn dan is overeengekomen op basis van het vierde lid. Indien de deelnemer meer dan deze uren werkzaam is, wordt de daarvoor ontvangen vergoeding in mindering gebracht op de door de VUHIB te verstrekken uitkering. 8. Bij het bereiken van de 61-jarige leeftijd wordt de deeltijd-vutregeling omgezet in de voltijd-vut-regeling als bedoeld in artikel 2. Hiertoe wordt de laatstelijk tijdens de deelname in de deeltijd-vutregeling vastgestelde bruto-uitkering vermenigvuldigd met 2. 17
Artikel 4 Uitkeringsgrondslag 1. Als grondslag voor de uitkering geldt het laatstgenoten vaste salaris op jaarbasis, inclusief vakantiebijslag, waarderingspremie, prestatiebeloning en vaste gratificatie. 2. Indien de beloning van de deelnemer ten dele uit provisie bestond, wordt het volgens het eerste lid vastgestelde bedrag verhoogd met de provisiebedragen over de 12 maanden voorafgaande aan de datum van uittreding. 3. Indien de uitkeringsgrondslag vastgesteld volgens het eerste lid, respectievelijk volgens het eerste en tweede lid meer zou bedragen dan 115% van het bedrag dat als uitkeringsgrondslag zou zijn vastgesteld, indien de datum van uittreding één jaar eerder zou liggen, wordt die grondslag tot dit maximale verhogingspercentage beperkt. 4. b. Bij uittreding op of na 1 januari 1990 is de uitkeringsgrondslag maximaal gelijk aan 1,5 x het maximumdagloon voor de premieheffing ingevolge de Werkloosheidswet, herleid tot een jaarbedrag, dat geldt ten tijde van ingang van de uitkering. Artikel 5 Uitkering 1. De Stichting willigt het verzoek tot deelneming in als naar het oordeel van de Stichting aan alle voorwaarden is voldaan. De deelneming zal steeds beginnen op de eerste van een kalendermaand. 2. a. De deelnemer heeft bij aanvang van de deelneming recht op een netto- uitkering van 90% van het netto-loon dat hij zou ontvangen als hij nog bij zijn laatste werkgever in dienst zou zijn met een bruto-loon dat gelijk is aan 1/12 deel van de uitkeringsgrondslag, met inachtneming van het bepaalde in lid 5 van dit artikel. Indien de werkgever geen ZW-, WAO- en WW-premies op het loon inhield omdat de betrokken werknemer niet verplicht verzekerd was voor de werknemersverzekeringen, moeten bij de vaststelling van het netto-loon de ZW-, WAO- en WW-premies op het brutoloon van deze werknemer in mindering gebracht worden die in mindering gebracht zouden worden indien deze werknemer wel verplicht verzekerd zou zijn ingevolge de werknemersverzekeringen. b. Telkens wanneer daartoe tijdens de looptijd van de uitkering aanleiding bestaat, wordt de bruto-uitkering van de deelnemer aangepast en wel zodanig, dat de netto-uitkering op het tijdstip van 18
Handel in Bouwmaterialen Vervroegde Uittreding 2004/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
aanpassing gelijk is aan 90% van het netto-loon. Hierbij wordt onder netto-loon verstaan het netto-loon behorende bij een brutoloon dat gelijk is aan 1/12 deel van de uitkeringsgrondslag die voor de deelnemer op het tijdstip van aanpassing zou gelden, indien zijn deelneming op dat moment zou aanvangen, met dien verstande dat de maximum- uitkeringsgrondslag voor de deelnemers die zijn uitgetreden gelijk is aan het maximum als bedoeld in artikel 4 lid 4 onder a of b. Het bepaalde in lid 6 wordt hierbij in acht genomen. Het bepaalde in de laatste volzin van onderdeel a is hierbij van overeenkomstige toepassing. 3. De uitkering zal – onverminderd het bepaalde in het vorige lid – worden aangepast overeenkomstig de algemene loonwijzigingen op grond van de CAO. De aanpassingen worden door het bestuur van de Stichting vastgesteld met inachtneming van de hiervoor bedoelde algemene wijzigingen en met inachtneming van eventuele overheidsmaatregelen. 4. De netto-uitkering bedraagt ten minste 100% van het netto-bedrag dat de deelnemer zou ontvangen indien deze een loon zou hebben ontvangen gelijk aan het wettelijk minimumloon voor een werknemer die de 57-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt, vermeerderd met het percentage van de vakantietoeslag dat geldt in de bedrijfstak. Indien minder is gewerkt dan de gebruikelijke arbeidsduur wordt de minimumuitkering in verhouding verlaagd. Een eventuele maatregel van de overheid zal prevaleren, in welk geval het minimumbedrag overeenkomstig wordt aangepast. 5. De uitkering wordt in maandelijkse termijnen (in de tweede helft van de maand) uitbetaald. De betaling van de uitkering vangt aan in de maand waarin de deelname is begonnen en blijft – behoudens het elders in dit reglement bepaalde – voortduren tot de pensioendatum. Artikel 6 Inhoudingen Door de Stichting worden op de uitkeringen ingehouden: – de verschuldigde loonheffing; – het werknemersaandeel in de premie voor de Ziekenfondswet, indien de deelnemer krachtens deze wet verzekerd is; – het eventuele werknemersaandeel in de verplichte regeling van het 19
Bedrijfstakpensioenfonds respectievelijk in de voor de deelnemer bij zijn laatste werkgever geldende pensioenregeling. Artikel 6a Voortzetting pensioenopbouw 1. Voor werknemers die voor hun uittredingsdatum deelnamen in de verplichte regeling van het Bedrijfstakpensioenfonds, wordt deze deelname tot de pensioendatum voortgezet. De premie komt voor rekening van de Stichting. 2. Werknemers die niet deelnemen in de verplichte regeling van het Bedrijfstakpensioenfonds, maar in een ten minste gelijkwaardige pensioenregeling, hebben eveneens recht op voortzetting van hun pensioenopbouw tot de pensioendatum, echter met dien verstande dat de Stichting de premie vergoedt tot maximaal de in het eerste lid bedoelde premie. Artikel 7 Financiële verplichtingen De Stichting neemt de volgende financiële verplichtingen voor haar rekening: – het werkgeversaandeel in de premie voor de Ziekenfondswet of, indien de deelnemer niet verzekerd is krachtens de Ziekenfondswet, de werkgeversbijdrage in de particuliere ziektekostenverzekering of in een collectieve ziektekostenverzekering, met als maximum de maximale werkgeversbijdrage in de premie voor de Ziekenfondswet; – het werkgeversaandeel in de premie voor de verplichte regeling van het Bedrijfstakpensioenfonds. Indien de deelnemer niet verzekerd is bij het Bedrijfstakpensioenfonds, zal de Stichting het werkgeversaandeel in de voor hem geldende pensioenverzekering voor haar rekening nemen tot maximaal het bedrag dat als werkgeversaandeel verschuldigd zou zijn indien de deelnemer verzekerd was geweest volgens de verplichte pensioenregeling van het Bedrijfstakpensioenfonds. Artikel 8 Vermindering respectievelijk wijziging van rechten Wanneer de deelnemer bij het begin van of tijdens zijn deelnemerschap in aanmerking komt voor een SV-uitkering, dan dient hij zulks te melden aan de Stichting. De SV-uitkering wordt in mindering gebracht op de door de Stichting te verstrekken uitkering. De deelnemer is verplicht elke wijziging in de SV-uitkering direct aan de Stichting te melden. 20
Handel in Bouwmaterialen Vervroegde Uittreding 2004/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 9 Verrichten van arbeid 1. Bij voortzetting van nevenwerkzaamheden die de deelnemer placht te verrichten voor het moment van uittreden, zullen de daaruit voortvloeiende inkomsten niet op de uitkering in mindering worden gebracht, mits deze nevenwerkzaamheden en -inkomsten gelijktijdig met het indienen van het aanvraagformulier voor een uitkering worden opgegeven aan de Stichting. 2. Indien de deelnemer tegen beloning werkzaamheden gaat verrichten of de in lid 1 bedoelde werkzaamheden uitbreidt, hetzij op grond van een arbeidsovereenkomst hetzij anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst, is hij verplicht dit te melden bij de Stichting. 3. De uit deze werkzaamheden anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst genoten inkomsten worden in mindering gebracht op de door de Stichting te verstrekken uitkering, voorzover de som van deze inkomsten en de uitkering tezamen meer zouden bedragen dan 100% van de uitkeringsgrondslag. 4. De deelnemer is verplicht wijzigingen in de hiervoor in dit artikel bedoelde inkomsten onverwijld aan de Stichting te melden. 5. Bij het voortzetten van nevenwerkzaamheden die de deelnemer is aangevangen tijdens de pré-vut-regeling zullen de daaruit voortvloeiende inkomsten die tijdens deelneming, als bedoeld in artikel 3A, worden genoten in mindering worden gebracht op de uitkering overeenkomstig het derde lid. Artikel 10 Beëindiging/terugvordering van de uitkering 1. De a. b. c.
uitkering wordt beëindigd: indien de deelnemer opnieuw een arbeidsovereenkomst aangaat; op de pensioendatum van de deelnemer; bij overlijden van de deelnemer.
2. In geval van overlijden van de deelnemer eindigt de uitkering op de laatste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvond. In dit 21
geval wordt aan de nagelaten betrekkingen zoals omschreven in artikel 7:674 BW een overlijdensuitkering verstrekt. Deze uitkering is gelijk aan een bedrag van twee maal de hoogte van de uitkering over de maand waarin het overlijden van de deelnemer plaatsvond. 3. Indien ten onrechte een uitkering is betaald, of indien te veel is betaald, kan het bestuur de uitkering beëindigen of verminderen en het te veel betaalde terugvorderen. Artikel 11 Vaststelling en betaling van de bijdrage 1. De werkgever is verplicht op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door de Stichting is bepaald, de gegevens te verstrekken die het bestuur nodig acht om de door de werkgever volgens de VUHIB-CAO verschuldigde bijdrage of de door de Stichting te vorderen voorschotbijdrage vast te stellen. Indien de werkgever geen, niet tijdig of onvolledige gegevens verstrekt aan de stichting, is de stichting bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten vast te stellen. 2. De werkgever is verplicht de bijdrage die volgens de VUHIB-CAO verschuldigd is, bij vooruitbetaling binnen 14 dagen na de dagtekening van de desbetreffende nota van de Stichting te voldoen. De Stichting is bevoegd van de werkgever te vorderen dat hij op de door de Stichting te bepalen tijdstippen en tot door de Stichting te bepalen bedragen, voorschotten op de verschuldigde bijdrage zal betalen. De werkgever is de eerste voorschottermijn verschuldigd binnen 28 dagen na het opleggen van de voorschotnota. 3. De werkgever houdt het werknemersaandeel in de bijdrage in op het loon van de werknemer overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de VUHIB-CAO. Het werknemersaandeel in de bijdrage bedraagt met ingang van 1 januari 2003 0,575%. Artikel 12 Sancties bij niet-tijdige betaling van de bijdrage Bij niet-tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of het verschuldigde voorschot is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim. Het bestuur is dan bevoegd te vorderen: – de rente over het verschuldigde bedrag vanaf de dag volgend op de dag dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn; – vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub c van het Burgerlijk Wetboek, onver22
Handel in Bouwmaterialen Vervroegde Uittreding 2004/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
minderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet. De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 juncto 120 van het Burgerlijk Wetboek. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van € 50,–. Artikel 13 Verplichting tot opgave van gegevens en controle 1. De werknemer, die een verzoek tot vervroegde uittreding indient en de werkgever zijn verplicht de door de administrateur voor de behandeling van de aanvrage benodigde gegevens te verstrekken. 2. De werknemer die een uitkering volgens de regeling geniet, is verplicht om aan de administrateur opgave te doen van de gegevens, die de administrateur voor de uitvoering van dit reglement behoeft. 3. De Stichting zal controle uitoefenen op de naleving van alle voorwaarden van dit reglement. Artikel 14 Commissie van Beroep 1. Belanghebbenden kunnen tegen een beslissing van het bestuur, welke betrekking heeft op het deelnemerschap of de aan de deelneming te ontlenen rechten, binnen dertig dagen na dagtekening van de beslissing in beroep gaan bij de Commissie van Beroep. Op verzoek wordt de beslissing van het bestuur met redenen omkleed schriftelijk ter kennis gebracht van de belanghebbende. 2. De behandeling van het beroep geschiedt volgens het reglement van de Commissie van Beroep dat als bijlage aan de VUHIB-CAO is gehecht.
23
Artikel 15 Wijziging reglement Een beslissing van het bestuur van de Stichting tot wijziging van dit reglement behoeft de goedkeuring van partijen betrokken bij de VUHIBCAO. Artikel 16 Slotbepalingen 1. In gevallen waarin toepassing van de regeling tot onbillijkheden leidt, kan het bestuur een beslissing nemen die afwijkt van de bepalingen van dit reglement. 2. In onvoorziene gevallen beslist het bestuur. 3. Dit reglement vormt een onafscheidelijk geheel met de VUHIBStatuten.
24
Handel in Bouwmaterialen Vervroegde Uittreding 2004/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
REGLEMENT VOOR DE COMMISSIE VAN BEROEP bedoeld in artikel 14 van het reglement behorende bij de CAO inzake Stichting Vervroegde Uittreding voor de Handel in Bouwmaterialen Artikel 1 De Commissie van Beroep zal hierna genoemd worden ,,de Commissie’’. Artikel 2 Samenstelling van de Commissie 1. De Commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden. Van de beide leden vertegenwoordigt één lid de werkgeversorganisatie en één lid de werknemersorganisatie(s). De voorzitter dient jurist te zijn. Voor de voorzitter en voor ieder lid wordt een plaatsvervanger aangewezen. De plaatsvervangend voorzitter dient tevens jurist te zijn. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden benoemd door de werkgeversorganisatie en werknemersorganisaties gezamenlijk. 2. De benoemingen geschieden telkens voor een tijdvak van vijf jaren. Bij een benoeming in een tussentijdse vacature heeft de nieuwbenoemde zitting gedurende de tijd, die door zijn voorganger nog vervuld moest worden. Artikel 3 Beëindiging van het lidmaatschap 1. Het lidmaatschap der Commissie eindigt door: a. bedanken; b. overlijden; c. ondercuratelestelling; d. faillissement of surseance van betaling van het lid; e. de verklaring van de organisatie, welke de benoeming deed, dat de betrokkene niet langer als lid fungeert. 2. Na het ontstaan van een vacature voorziet de benoemende organisatie binnen twee maanden in de vervulling ervan.
25
Artikel 4 Vergoedingsregelingen Commissieleden 1. De leden van de Commissie ontvangen vacatiegeld voor elke door hen bijgewoonde zitting van de Commissie. Reis- en verblijfkosten, door de leden van de Commissie in hun functie gemaakt, worden eveneens vergoed. 2. De in lid 1 bedoelde vergoedingsregelingen zijn vastgesteld overeenkomstig de regelingen zoals deze op enig moment gelden voor de leden van het bestuur van de Stichting Vervroegde Uittreding voor de Handel in Bouwmaterialen (hierna: de stichting). 3. De kosten gemaakt voor de in lid 1 bedoelde vergoedingsregelingen komen ten laste van de stichting. Artikel 5 Secretariaat 1. De Commissie benoemt een secretaris. De secretaris maakt geen deel uit van de Commissie. 2. Het secretariaat van de Commissie is gevestigd: Molenwerf 2-8, Postbus 9251, 1006 AG Amsterdam. 3. De kosten van het secretariaat komen ten laste van de stichting. Artikel 6 Behandeling van geschillen 1. Geschillen, als bedoeld in artikel 14 van het reglement behorende bij de CAO inzake vervroegde uittreding voor de Handel in Bouwmaterialen, worden door de meest gerede partij schriftelijk bij het secretariaat van de Commissie aanhangig gemaakt binnen 30 dagen na dagtekening van de beslissing. 2. Dit schrijven dient te zijn voorzien van een behoorlijke toelichting waarin is vermeld de naam en het adres van de wederpartij, de feiten en omstandigheden die tot het geschil aanleiding hebben gegeven, de conclusies die daaruit naar de mening van klager getrokken moeten worden en het advies dat op grond daarvan van de Commissie wordt gevraagd. 3. Het secretariaat stelt terstond de wederpartij op de hoogte van het
26
Handel in Bouwmaterialen Vervroegde Uittreding 2004/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
geschil, door toezending van een afschrift van het schrijven van de klagende partij. 4. De wederpartij is bevoegd binnen 14 dagen na verzending door het secretariaat van het in het voorgaande lid bedoelde schrijven, schriftelijk van zijn zienswijze kennis te geven, daarbij aangevende de gronden waarop het gevraagd advies wordt betwist. 5. Het secretariaat zendt terstond een afschrift van het in het voorgaande lid bedoelde verweerschrift aan de partij die het geschil aanhangig heeft gemaakt. Artikel 7 Partijen in het geschil zijn bevoegd na de wisseling van de in het voorgaande artikel bedoelde stukken nogmaals met inachtneming van de termijn van 14 dagen hun zienswijze aan het secretariaat kenbaar te maken, waarna de schriftelijke uiteenzetting van het wederzijdse standpunt wordt gesloten. Artikel 8 De Commissie is bevoegd afwijkingen toe te staan van de in de artikelen 6 en 7 genoemde termijnen. Artikel 9 1. Elk der partijen in het geschil heeft het recht binnen 14 dagen na de beëindiging van de uitwisseling der schriftelijke stukken aan de Commissie mede te delen, dat hij prijs stelt op een nadere mondelinge toelichting van het ingenomen standpunt. 2. In dat geval stelt de Commissie plaats, datum en uur voor de mondelinge behandeling vast. Het secretariaat geeft daarvan kennis aan beide partijen, alsmede aan de leden en plaatsvervangende leden der Commissie. Artikel 10 Elk der partijen in het geschil is bevoegd een of meer getuigen en/of deskundigen bij de mondelinge behandeling van het geschil mede te brengen, opdat dezen door de Commissie kunnen worden gehoord. De 27
naam, woonplaats en functie van de getuigen of deskundigen dienen ten minste 6 dagen voor de mondelinge behandeling aan het secretariaat te worden bericht. Artikel 11 De Commissie is bevoegd, alvorens een beslissing te nemen, nadere inlichtingen in te winnen bij partijen en derden. Zij is bevoegd partijen, getuigen en deskundigen voor een nadere toelichting op te roepen om in haar vergadering te verschijnen. Een dergelijke oproep dient te geschieden met inachtneming van een termijn van een week. Artikel 12 Een lid van de Commissie die rechtstreeks bij het geschil is betrokken, neemt niet aan de behandeling van het geschil deel. In zijn plaats treedt alsdan één der plaatsvervangende leden op. Artikel 13 Het advies 1. De Commissie is slechts bevoegd tot het uitbrengen van een advies, indien de voltallige Commissie in zitting bijeen is. 2. De Commissie neemt haar besluit bij meerderheid van stemmen en geeft adviezen schriftelijk en met redenen omkleed. De leden handelen daarbij als goede mannen naar billijkheid. 3. Het advies van de Commissie wordt schriftelijk ter kennis van partijen gebracht, ondertekend door de voorzitter der Commissie en mede ondertekend door de secretaris. Een afschrift van het advies wordt toegezonden aan de leden en plaatsvervangende leden der Commissie.
28
Handel in Bouwmaterialen Vervroegde Uittreding 2004/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Dictum II De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2008. Dictum III Voorzover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dictum IV Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2009 en heeft geen terugwerkende kracht. Dictum V Dit besluit zal in een bijvoegsel bij de Staatscourant worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant. ’s-Gravenhage, 27 juli 2004 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, Mr. M. H. M. van der Goes.
29