MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP D E P A RT EM E NT O N DE R WI JS
- I N SP E C TI E B A SI SON D ER WI JS
Veiligheid en welzijn op school Dynamisch risicobeheersingsbeleid van scholen
1 september 2002 Herwerkte versie september 2006
Veilig en wel naar school ...
Veiligheid en gezondheid op school is altijd al een probleemgebied geweest. Nu en dan komt het extra in de belangstelling wanneer zich bijvoorbeeld een ongeval of een voedselvergiftiging voordoet. Schoolbesturen en schoolteams kunnen veel leed voorkomen als ze alert blijven voor veiligheid en hygiëne en steeds oog hebben voor mogelijke gevolgen van tekorten inzake preventie en bescherming. Een onderwijsinstelling heeft een belangrijke taak inzake veiligheids- en gezondheidszorg. Deze opdracht heeft een grote verantwoordelijkheid tot gevolg. Herhaaldelijk stellen we vast dat teamleden en/of ouders, die op school geconfronteerd worden met veiligheidsproblemen, nood hebben aan de juiste informatie en hulpmiddelen. Tijdens schooldoorlichtingen baseert de inspectie zich nu reeds op richtlijnen bij de controle van aspecten van veiligheid, hygiëne en bewoonbaarheid op school. Ze beoordeelt daarmee het interne veiligheidszorgsysteem van de onderwijsinstelling. De onderwijsinspectie oefent hiermede vooral een functie van signaalgever uit in het kader van een totaal veiligheidszorgbeleid. Toch blijft er de nood aan een dynamisch risicobeheersingsbeleid. Tegen deze achtergrond werd ten behoeve van de basisscholen een specifieke controlelijst ontwikkeld die de scholen moet toelaten zelf de aspecten van haar veiligheidsbeleid te screenen en te beoordelen. Het is geenszins de bedoeling directies hiermede extra last of werkdruk te bezorgen maar wel een document ter hand te stellen opdat de verantwoordelijkheid terzake maximaal gedekt zou zijn.
De inspectie basisonderwijs
Controlelijst RBB versie september 2006 deel 1
1/27
Opzet, structuur en gebruik van de controlelijst Dit instrument heeft tot doel om volgens een uniforme procedure via een beperkte controle een eerste evaluatie te maken van ‘veiligheid en welzijn’ in de school. Hiervoor hanteren we de volgende vier indicatoren: 1 2 3 4
organisatie van het veiligheids- en welzijnsbeleid bewoonbaarheid van de schoolinfrastructuur veiligheid van de leer- en werkomgeving hygiëne, gezondheid en milieuzorg
Iedere indicator bestaat uit een aantal variabelen. De cursief gedrukte variabelen gelden voor de scholen van het buitengewoon onderwijs. Elke cluster van variabelen waarderen we volgens één van de vijf niveaus. Het niveau 0 vraagt op korte of op middellange termijn, maatregelen vanwege de school (i.c. schoolbestuur) waarvan de realisatie door de inspectie wordt opgevolgd (opvolgingscontrole). Niveaus 1 en 2 leiden tot aanbevelingen. niveau
waardering
0
Onaanvaardbaar
1
Tijdelijk aanvaardbaar
2
Dient verder uitgewerkt
3
Voldoet
4
Voorbeeld van goede praktijk en integratie in het schoolbeleid
(a)
actie Tekort(en) binnen beperkte tijd weg te werken (a) Maatregelen integreren in het beleidsplan en verbeteracties opnemen in het jaaractieplan (b) Aandachtspunten integreren in het beleidsplan (c)
niveau 0
(b)
voor tekorten inzake het risicobeheersingsbeleid (organisatie, bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne) waarvoor een strikte regelgeving geldt en die de school binnen een beperkte tijd moet wegwerken. Voor deze tekorten krijgt de school een gunstig advies beperkt in de tijd en volgt er een opvolgingscontrole. niveau 1
(c)
Voor situaties die tijdelijk aanvaardbaar zijn en waarbij de veiligheid en het welzijn van kinderen en personeel niet onmiddellijk in gevaar komen, maar waarvoor de school maatregelen dient te integreren in het beleidsplan en verbeteracties moet opnemen in het jaaractieplan. De inspectie zal de realisatie van beleidsplan en jaaractieplan opvolgen. niveau 2
Voor gebreken waarbij de veiligheid en het welzijn van kinderen en personeel niet onmiddellijk in gevaar komen en die de school kan integreren in een eigen prioriteiten- of actieplan.
Controlelijst RBB versie september 2006 deel 1
2/27
Contextuele gegevens en situationele factoren Naast de indicatoren en variabelen opgenomen in deze controlelijst, houdt het inspectieteam rekening met contextuele factoren en met situationele factoren bij de controle van organisatie, bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne. - Contextuele gegevens worden in rekening gebracht wanneer er aanwijzingen of vaststellingen zijn die aanleiding geven tot een genuanceerd interpreteren van de strikte regelgeving (tijdelijke situaties, reeds genomen initiatieven van het schoolbestuur, voorziene acties, …). - Een situationele factor wordt bij de controle in rekening gebracht wanneer blijkt dat er zich in de school een ernstig veiligheids- of welzijnsprobleem voordoet dat niet het voorwerp is van de onderzoekspunten van de verschillende indicatoren of variabelen uit de controlelijst, maar dat zo ernstig is dat het leidt tot een gunstig advies beperkt in de tijd.
De preventieadviseur als aanspreekpunt Het voornaamste aanspreekpunt om de controlelijst in te vullen is de 'lokale' preventieadviseur of contactpersoon die zich uiteraard mag laten bijstaan door preventieadviseurs van de scholengemeenschap of scholengroep (i.c. stad of gemeente, samenwerkende scholen of scholengroepen, …).
Gebruik van de controlelijst De controlelijst ‘Veiligheid en welzijn op school’ is het instrument van de inspectie basisonderwijs voor de controle van het veiligheidszorgbeleid van de scholen. De controlelijst wordt gebruikt tijdens de schooldoorlichtingen of bij controlebezoeken gericht op veiligheid, hygiëne en bewoonbaarheid van de school (dus ook voor de controle van de erkenningsvoorwaarden). Daarnaast kan de directeur (de preventieadviseur, de preventiecoördinator, …) de controlelijst hanteren als vorm van zelfcontrole inzake het veiligheidszorgsysteem van de school. Uiteraard is het dan niet noodzakelijk om de beoordelingsschaal van de inspectie in te vullen. De cursief gedrukte variabelen zijn specifiek voor het buitengewoon onderwijs. Deze beschrijvingen zijn echter ook van toepassing in scholen waar leerlingen met motorische, visuele of auditieve problemen aanwezig zijn in het kader van geïntegreerd en/of inclusief onderwijs. Zijn er ook leraren- of ouders-rolstoelgebruikers in de school aanwezig, dan beschouwt de inspectie dat als een contextueel gegeven. De verschillende variabelen zijn zo geformuleerd dat door aanvinken het veiligheidszorgbeleid van een school wordt weergegeven. Een meer genuanceerde aanduiding en/of specifieke situaties worden met ‘+’, ‘±’ of ‘-‘ weergegeven. De controlelijst wordt in principe op schoolniveau ingevuld. De tweede kolom kan evenwel worden gebruikt voor verschillende vestigingsplaatsen, voor specifieke situaties of opmerkingen en voor de aanduiding ‘NVT’, ‘niet van toepassing’.
Controlelijst RBB versie september 2006 deel 1
3/27
Inhoud Veilig en wel naar school ... Opzet, structuur en gebruik van deze controlelijst Deel 1 1 2 3 4 5
Deel 2 1
Verantwoordelijkheid en veiligheidsbeleid Comité Preventie en Bescherming op het Werk/overlegcomité Interne dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk Samenwerking met externen / externe dienst(en) / CLB Attitude van personeel en leerlingen
Contextuele gegevens en situationele factoren Conclusie
Lokalen Schoolomgeving
Contextuele gegevens en situationele factoren Conclusie
De veiligheid van de leer- en werkomgeving 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
4
Controlelijst
De bewoonbaarheid van de schoolinfrastructuur 2.1 2.2 2.3 2.4
3
Erkenning, financiering en subsidiëring van scholen De wijze waarop de onderwijsinspectie haar bevoegdheid t.a.v. veiligheid en welzijn op school uitvoert De reglementering inzake veiligheid en welzijn op het werk Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van schoolbestuur, directie, andere personeelsleden Documentatie
De organisatie van het veiligheids- en welzijnsbeleid 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
2
Verantwoording en wettelijk kader
Algemene veiligheid en elektrische installaties Brandveiligheid Attesten en keuringsverslagen Verkeersveiligheid
Contextuele gegevens en situationele factoren Conclusie
Hygiëne, gezondheid en milieuzorg 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Infrastructurele voorzieningen Sanitair Milieu/afval EHBO
Contextuele gegevens en situationele factoren Conclusie
Controlelijst RBB versie september 2006 deel 1
4/27
Deel 1 1
Verantwoording en wettelijk kader
Erkenning, financiering en subsidiëring van scholen Een school kan erkend worden indien zij gevestigd is in gebouwen en lokalen die voldoen aan de voorwaarden inzake hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid (Decreet basisonderwijs 25.02.1997, art. 62, 2°). De regering kent de erkenning toe op advies van de inspectie (art. 63).
2
De wijze waarop de onderwijsinspectie haar bevoegdheid t.a.v. veiligheid en welzijn op school uitvoert De onderwijsinspectie steunt voor de controle van het veiligheidszorgbeleid van de school op art. 7 § 4 van het Besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 1999, betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd. Art. 7. § 4. De inspectie zal een marginale controle uitoefenen op de voorwaarden inzake hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid. Tevens zal zij onderzoeken of de materieel bevoegde overheden geen tekortkomingen hebben vastgesteld en of alle wettelijk vereiste veiligheidsattesten zijn afgeleverd. De school stelt bij de doorlichting het dossier ‘veiligheid en welzijn op school’ (preventieregister, welzijnsregister,…) ter beschikking van de inspectie. Dit dossier bevat de documenten, die de overheden bevoegd voor deze materie eisen en documenten, waarmee de school kan aantonen dat zij een welzijnsbeleid voert conform de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (de welzijnswet). De wetgeving voorziet dat de werkgever i.c. het schoolbestuur, de nodige deskundigheid in huis heeft om het welzijnsbeleid uit te voeren zoals de wet voorschrijft. De nodige deskundigheid dient aanwezig te zijn in de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk (Interne Dienst PBW). Voor die veiligheidsaspecten waarvoor de deskundigheid niet aanwezig is in de Interne Dienst PBW dient de werkgever een beroep te doen op een Externe Dienst PBW, erkend door het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. Aan de hand van de verschillende indicatoren van de controlelijst toont het schoolbestuur aan de inspectie dat het een welzijnsbeleid voert conform de wet van 4 augustus 1996 (de welzijnswet) en welke de effecten zijn van dit beleid. De bewijslast ligt bij het schoolbestuur en niet bij de onderwijsinspectie.
3
De reglementering inzake veiligheid en welzijn op het werk Inzake veiligheid en welzijn op het werk (i.c. bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne) zijn er enerzijds wettelijk en reglementair vastgelegde verplichtingen, maar anderzijds ook verplichtingen gebaseerd op de algemene ‘voorzorgsnorm’ of ‘voorzichtigheidsplicht’ (art. 1382 e.v. van het Burgerlijk Wetboek en art. 418 e.v. van het Strafwetboek).
Controlelijst RBB versie september 2006 deel 1
5/27
3.1
Het algemeen geldende recht
Het ‘Gemeen Recht’ heeft een algemene voorzichtigheidsplicht opgelegd door de artikelen 1382 e.v. van het Burgerlijk Wetboek en artikel 418 van het Strafwetboek. Deze regelgeving houdt in dat iedereen, in alle omstandigheden, dus ook wanneer er geen uitdrukkelijke voorschriften bestaan, voorzichtig moet zijn en de nodige maatregelen dient te treffen inzake veiligheid, gezondheid en hygiëne. Dit geldt voor de schoolwerking in het algemeen, maar ook voor schoolfeesten, schoolreizen, extramuros- of andere activiteiten die worden georganiseerd en waarvoor geen specifieke verplichtingen of verboden bestaan. 3.2
De belangrijkste bronnen in verband met veiligheid en welzijn op het werk zijn:
Het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB)
De veiligheid en gezondheid in scholen wordt in het ARAB voornamelijk geregeld via wetgeving omwille van de aanwezigheid van het personeel en met personeel gelijkgestelde personen. Een school die veilig, gezond en hygiënisch wil zijn, ook voor de leerlingen, zal direct en indirect veel informatie vinden in deze reglementering. Heel wat beschikkingen (onder meer in verband met evacuatie, temperatuur, pictogrammen, …) gelden immers evengoed voor het personeel als voor de leerlingen. De arbeidsinspectie houdt zich voornamelijk bezig met de toepassing van het ARAB op werknemers en hun werkgevers. Elk schoolbestuur moet inzagemogelijkheid hebben in een uitgave van de ARABreglementering.
De welzijnswet op het werk
De zogenaamde ‘Welzijnswet’ is de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Deze wet vervangt de wet van 10 juni 1952 (‘de veiligheidswet’) betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de salubriteit (dit is de ‘gezonde gesteldheid’) van het werk en van de werkplaatsen.
De Codex welzijn op het werk
Onder invloed van de recente Europese reglementering op het vlak van veiligheid en welzijn op het werk en de ontwikkelingen op het vlak van de preventieprincipes was het noodzakelijk dat de ARAB reglementering zou worden herwerkt. De Codex over het welzijn op het werk1, waarvan de structuur werd vastgelegd in de omzendbrief van 28 september 1993 van de minister van Tewerkstelling en Arbeid, vervangt geleidelijk het ARAB. De Codex verzamelt en ordent de reglementering, die voortvloeit uit de welzijnswet en de verschillende KB’s en uitvoeringsbesluiten.
het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI)
Het AREI verplicht de vijfjaarlijkse keuring van de laagspanningsinstallaties van een school, de jaarlijkse keuring van de hoogspanning en het driemaandelijkse toezicht. 1
Zie www.meta.fgov.be van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid voor meer informatie
Controlelijst RBB versie september 2006 deel 1
6/27
Daarnaast is het belangrijk te weten dat in het AREI beschikkingen staan voor lokalen waarin kinderen vertoeven. Daar zijn immers kindveilige stopcontacten verplicht. Elektriciteit is overigens een van de vele en misschien wel het belangrijkste domein waaraan kleuters en leerlingen (en hun ouders) kunnen merken dat de school zelf toepast wat zij aanleert in de technologische opvoeding.
VLAREM of de Vlaamse milieureglementering
VLAREM 1, VLAREM 2, VLAREA en VLAREBO zijn vier uitvoeringsbesluiten van enkele belangrijke milieudecreten. Decreet Milieuvergunningsdecreet (28.06.85)
Uitvoeringsbesluit VLAREM 1 (Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning)
-
VLAREM 2
-
Afvalstoffendecreet VLAREA (Vlaams reglement (02.07.81)
-
inzake afvalvoorkoming en -beheer)
Bodemsaneringsdecreet (22.02.95)
VLAREBO (Vlaams reglement betreffende de bodemsanering)
-
Doel van het uitvoeringsbesluit geeft de indelingenlijst van inrichtingen waarvoor een milieuvergunning verplicht is; bevat de procedures om een milieuvergunning aan te vragen. geeft de voorwaarden en eisen voor installaties, opslagplaatsen, … waarvoor een milieuvergunning werd verkregen; bevat een overzicht van de diverse soorten afval en de bijbehorende regelgeving in verband met onder meer het ophalen; bevat onder meer de procedure voor sanering van verontreinigde gronden en de regelgeving in verband met bodemonderzoek.
Enkele concrete voorbeelden uit deze milieureglementering: o De school moet de nodige aandacht besteden aan rationeel watergebruik. o De school moet (ten laatste op 1 januari 2003) voldoen aan de voorwaarden in verband met de constructie van de inkuiping van opslagplaatsen voor stookolie. o De school moet minstens gevaarlijk afval, glasafval en papier- en kartonafval gescheiden inzamelen en laten ophalen voor verwerking. o De school moet als producent van bedrijfsafval een afvalstoffenregister bijhouden. o Indien in de school een grootkeuken aanwezig is, moet ook een vetvanger voorzien zijn om de lozingsnormen te halen. Integrale teksten van de vermelde uitvoeringsbesluiten kan je raadplegen via de Vlaamse milieunavigator www.emis.vito.be en via www.mina.vlaanderen.be. Zie ook de brochure ‘Vlarempel, ik snap het!’, een uitgave van het Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid. De basisscholen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten rekening houden met de overeenkomstige Brusselse reglementering. 3.3
Andere wetten en reglementering -
KB van 28.02.1991 betreffende inrichtingen die onder de toepassing vallen van hoofdstuk II van de wet van 30.07.1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerlijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen
Controlelijst RBB versie september 2006 deel 1
7/27
3.4
-
KB van 07.07.1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen in uitvoering van de wet van 30.07.1979. Schoolbesturen dienen erover te waken dat de architecten bij bouw of verbouwing van schoollokalen met dit besluit rekening houden.
-
KB van 15.05.1990 betreffende het verbieden van het roken in bepaalde openbare plaatsen (gewijzigd bij KB van 02.01.91 en van 07.02.1991).
-
KB van 4.12.1995 tot onderwerping aan vergunning van plaatsen waar voedingsmiddelen gefabriceerd of in de handel worden gebracht. KB van 7.02.1997 inzake algemene voedingsmiddelenhygiëne. MB van 24.10.2005.
-
KB van 28.03.2001 betreffende veiligheid van speeltoestellen. KB van 28.03.2001 betreffende de uitbating van speelterreinen.
Specifieke regelgeving voor het onderwijs: -
4
OB van 11.02.1985 betreffende de verkeersveiligheid en –leefbaarheid van de school. OB van 20.03.1991 betreffende de verkeersveiligheid (onder meer aan de scholen). OB van 08.10.1997 betreffende veiligheid, gezondheid, hygiëne en milieuzorg in de onderwijsinstellingen.
Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van schoolbestuur, directie, andere personeelsleden De woorden ‘verantwoordelijkheid’ en ‘aansprakelijkheid’ worden veelal door elkaar gebruikt. Het is nochtans belangrijk er rekening mee te houden dat beide termen in feite een verschillende juridische betekenis dekken. Bij ‘verantwoordelijkheid’ gaat het om de aanduiding van de persoon die een fout heeft gemaakt; - bij ‘aansprakelijkheid’ gaat het om de persoon die de schade, veroorzaakt door de fout, moet vergoeden. ‘Aansprakelijkheid’ veronderstelt dus een fout, schade door een fout en een oorzakelijk verband tussen beide. De juridische definitie van een fout is veelomvattend en heeft in het algemeen te maken met wat men geacht wordt te doen of niet te doen. -
In het strafrecht en het burgerlijk recht is met betrekking tot het onderwijs ‘fout’ al datgene wat een goed schoolbestuur, directeur of ander personeelslid niet zou doen. ‘Goede schoolleiding en teamleden’ zijn immers familie van ‘de goede huisvader’, met name de persoon die op het juiste ogenblik weet wat moet en niet mag gebeuren en het ook doet of niet doet. De rol van het personeel (als lid van de hiërarchische lijn) is zeer belangrijk voor de realisatie van het veiligheidsbeleid. De veiligheidsreglementering gaat ervan uit dat het schoolbestuur (de werkgever) de eindverantwoordelijke is voor de veiligheid, maar verwacht dat er een taakverdeling is waarbij de directeur van de school een kernfunctie heeft. Het is de Controlelijst RBB versie september 2006 deel 1
8/27
schoolleiding die met de medewerking van de hiërarchische lijn en de dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk ervoor zorgt dat veiligheid en welzijn op school in orde zijn. De leraren en andere teamleden zijn echter wel gehouden om mankementen te signaleren of er minstens rekening mee te houden. Bovendien hebben alle personeelsleden een belangrijke voorbeeldfunctie. Belangrijke aspecten van deze aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid zijn onder meer:
5
-
de organisatieverantwoordelijkheid van de school: het veiligheidsbeleid van een school moet aangepast zijn aan de reële klas- en schoolorganisatie; regels en afspraken kunnen dit ondersteunen;
-
de toezichtsplicht van de school: de wijze van uitoefenen van toezicht houdt rekening met de leeftijd en de ontwikkeling van de leerlingen; toezicht kan ook aan derden (i.c. niet-onderwijsgevenden) worden toevertrouwd.
Documentatie
Het Federaal Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid werkt mee aan de uitgave van een gecoördineerde tekst waarin de bepalingen van het ARAB (Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming), de Codex over het welzijn op het werk en het AREI (Algemeen Reglement op de elektrische installaties) zijn opgenomen. Deze uitgave wordt verzorgd door de uitgeverij UGA-Die Keure en komt tot stand in samenwerking met Prevent, het PVI (Provinciaal Veiligheidsinstituut te Antwerpen) en de PreBes. Codex over het welzijn op het werk en uittreksels uit het ARAB (algemeen reglement voor de arbeidsbescherming), Federaal Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, Belliardstraat 51 te 1040 Brussel, mei 2000. Ook de brochure ‘Veiligheidsbeleid in het onderwijs’ is een uitgave van het Federaal Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid (december 2000). Bestellingen kunnen telefonisch op nummer 02/233 42 11 of rechtstreeks op de website van het ministerie: http://www.meta.fgov.be, e-mail
[email protected] Brochure "Thuis Pluis?.. - Giftige planten" - Een uitgave van het Belgische Rode Kruis, dienst Gezondheidsopvoeding, in samenwerking met de Gemeenschapsminister van volksgezondheid en Leefmilieu - Het Belgische Rode Kruis - Vleurgatsesteenweg 98 1050 Brussel - Index GI.12 - D/1986/0665/11 ‘Vlug erbij. Doeltreffend handelen bij ongelukken met kinderen’ (brochure EHBO) nv Felicitas, Xavier de Cocklaan 42 in 9831 Deurle (tel. 09 / 280 94 40) ‘Vlarempel, ik snap het!’, Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Koning Albert II-laan 20/8, 1000 Brussel (tel. 02 / 553 80 56)
Controlelijst RBB versie september 2006 deel 1
9/27