Moederhart
Mariëtte Middelbeek
Moederhart roman
1
Het grind knerpt onder mijn voeten als ik over het paadje loop dat ik inmiddels beter ken dan me lief is. Ik laat mijn blik over het gras ernaast gaan. Keurig gemaaid, onberispelijk groen. Zoals papa het graag zag. Ik kijk omhoog, naar de strakblauwe lucht en de zon die haar stralen vrijuit over de boomtoppen en het gras laat gaan en ik ben blij met deze eerste mooie lentedag van het jaar. Alsof papa het zo heeft geregeld. Wat een vreemde gedachte voor mij is, want ik geloof helemaal niet in dat soort dingen. We lopen het paadje verder af, voorbij de oudere graven en langs de sectie waarnaar ik nu niet wil kijken. De kinderen. Natuurlijk kijk ik toch en ik moet slikken als ik de kleine graven en de vele bloemen erop zie. Allerlei gedachten komen in me op, maar ik geef ze geen kans. Te veel, te heftig. Ik pak Luca’s hand. Hij knijpt erin en zendt me een bemoedigende glimlach. In mijn andere hand houd ik de witte lelie stevig vast. – 5 –
We komen bij het veldje waar we vandaag precies drie maanden geleden in de striemende regen en de ijskoude wind ook stonden. Mama’s koude hand in de mijne, Luca aan de andere kant van mij. Achter ons stonden familie en vrienden, maar het enige wat ik me herinner is wij drieën, als een eenheid, en de tranen die maar over mijn gezicht bleven gaan. Terwijl de kist langzaam naar beneden zakte, wilde ik schreeuwen, gillen dat ze moesten stoppen. Ik kon hem niet laten gaan. Nog niet. Mijn vader. Papa. Het was bizar dat hij er ineens niet meer was. Natuurlijk wisten we dat we hem zouden verliezen, maar toch. In het begin niet, toen was er nog hoop. De kanker was beperkt tot zijn lever en met een operatie kon de tumor worden verwijderd. Daarna kreeg hij chemotherapie. De artsen waren helemaal niet moedeloos, er was zeker een behandeling mogelijk. Ik herinner me nog precies de opluchting die door me heen ging toen de arts kwam vertellen dat de operatie was geslaagd. Misschien was dat wel het moment dat ik me echt realiseerde dat ik papa niet kwijt wilde, dat we nog niet klaar waren samen. Dat er nog zoveel te zeggen, uit te leggen en misschien wel recht te zetten was. En het was ook zo: toen hij ziek was, groeiden we naar elkaar toe. Deden we allebei meer ons best? Zou kunnen. Of misschien maakte zijn ziekte hem opener, zachter zelfs. We voerden gesprekken die we niet eerder gevoerd hadden. Ik begreep hem beter, kwam er steeds meer achter waarom hij was hoe hij was. Een kind van net na de oorlog, opgegroeid in een gezin met weinig liefde. Hard werken, dat had hij van huis meegekregen, dat was de manier waarop hij het respect van zijn ouders had kunnen verdienen. Of had gehoopt te verdienen. En dat was misschien altijd wel zijn overlevingsstrategie gebleven. Als het moeilijk was, vluchtte hij in zijn werk. Of dat nu zijn – 6 –
baan was of wat hij in huis of in de tuin allemaal deed. Repareren, nieuwe dingen maken, desnoods sleutelen aan zijn fiets. Als hij maar bezig kon zijn. Alsof hij bang was om stil te vallen. Uiteindelijk overleed hij toch nog relatief onverwacht. Na de operatie en chemotherapie, toen we goede hoop hadden dat de ziekte bedwongen was, was uit een scan de vernietigende uitslag naar voren gekomen: de kanker was op meerdere plekken uitgezaaid. Het was agressief en onbehandelbaar. Vanaf dat moment had papa het duidelijk opgegeven, nog geen twee weken later was hij dood. Het verdoofde gevoel dat ik had net nadat hij was overleden, kan ik nog precies terughalen. Ik voelde verdriet en pijn, maar ook de afstand die we niet helemaal hadden kunnen overwinnen. Mijn tranen stonden misschien wel voor een deel voor wat we nooit hadden gehad. Ik weet niet meer hoe ik het voor elkaar heb gekregen, maar ik bleef kalm toen we bij zijn graf stonden. Al mijn emoties vonden hun uitweg in mijn tranen. Ik bleef strak naar die donkere kist in dat diepe graf kijken en toen ik net als mama en Luca een witte lelie – papa’s lievelingsbloem – erop gooide, voelde het alsof er letterlijk een stukje van mijn hart afbrak. Een stukje dat ik niet meer kan repareren en dat verder gaat dan het gemis van een vader. Een stukje dat staat voor wat we samen hadden en voor wat we niet hadden, en hoe dat nooit meer zal veranderen. Vandaag is anders. Vandaag is het niet guur en koud, vandaag komt de regen niet met bakken naar beneden, vandaag is er geen gapend gat in de grond en geen kist die daar veel te diep in verdwijnt. Vandaag is er een graf met verse bloemen, omdat mama hier elke paar dagen komt. Vandaag is er een steen die simpelweg de naam van mijn vader vermeldt, met daaronder zijn geboorte- en sterfdatum. Gewoon, zonder opsmuk. Net als hij. Vandaag is er de blijdschap in mij die zich vermengt – 7 –
met verdriet en die maakt dat ik moet slikken. Vandaag is er de witte lelie, met een klein kaartje eraan waarop ik heb geschreven wat ik papa wil laten weten. Ik hurk en leg de witte bloem op het met grijs grind bedekte graf, het kaartje met de voorkant naar boven en de tekst naar beneden, naar hem toe. ‘Lieve papa’, fluister ik met mijn keel dichtgesnoerd. ‘Je wordt opa.’ Eigenlijk weet ik niet waarom ik zo zenuwachtig ben. We gaan nota bene naar mijn eigen moeder, die natuurlijk blij zal zijn. En ongetwijfeld ontroerd. We zijn geen familie die elkaar huilend van geluk in de armen valt, maar ik weet zeker dat ze het geweldig vindt als ze het hoort. Luca kijkt me aan, zijn handen losjes op het stuur. ‘Wat is er?’ Ik staar naar mijn handen in mijn schoot. Zonder het te merken heb ik mijn vingers verstrengeld. ‘Niks’, zeg ik zo luchtig mogelijk. Hij richt zijn blik weer naar voren. ‘Je bent nerveus, hè?’ Ik knik langzaam. Hij kent me langer dan vandaag. Soms is het irritant dat hij zo dwars door me heen kijkt. ‘Dat is toch idioot?’ zeg ik met een zucht. ‘Mijn moeder vindt het vast geweldig.’ ‘Natuurlijk, maar het is nogal een moment. Logisch dat je zenuwachtig bent.’ Ik knik een beetje. Mijn vingers plukken nu aan het cellofaan van de ingepakte beker op mijn schoot. Voor de allerliefste oma Eigenlijk is het best fout, maar ik wil niet met lege handen aankomen. Dan is het ook zo kaal: ‘Nou mam, je wordt dus oma.’ Punt. Klaar. Ik heb op internet allerlei ideeën opgezocht om op – 8 –
een leuke manier mee te delen dat je zwanger bent, maar van de meeste kreeg ik lach- of braakneigingen. Of beide. Een print van de echo met ‘See you op...’ en dan de uitgerekende datum was nog het meest acceptabele idee geweest, maar ik heb nog geen echo. Even voel ik een kriebel in mijn buik waarvan ik me verbeeld dat het piepkleine wezentje dat sinds een week of negen in mij groeit hem veroorzaakt. Maar dat zal wel niet. Het is geloof ik hooguit een centimeter en lijkt nauwelijks op een kind. Wel op een garnaal, heb ik op internet gelezen. We zullen het volgende week zien, dan hebben we een echo. Eigenlijk had ik willen wachten met het nieuws aan de familie vertellen tot na de echo, maar uiteindelijk had ik daar toch niet zo’n goed gevoel over. Zo’n belangrijke afspraak, zo’n bepalend moment, daarvan wil ik dat mama het weet. Luca was maar wat blij dat ik van gedachten veranderde. Hij had het al na een week – om niet te zeggen: gelijk al – aan de hele wereld willen vertellen. Ik kijk naar hem terwijl hij de auto door de woonwijk stuurt. Hij lijkt voortdurend te stralen. Zelf heb ik ook het gevoel dat ik tegenwoordig licht geef. In feite is het een wonder dat nog niemand van onze blije gezichten heeft afgelezen wat er aan de hand is. Ik kijk weer naar de beker. Gek eigenlijk dat na vandaag alles anders is. Dat een groot deel van onze gesprekken de komende maanden – en heel lang daarna – bepaald zal worden door één belangrijk onderwerp. Dat onze rollen zullen veranderen, dat ik naast dochter ook moeder zal zijn en mama naast moeder ook oma. Ik kijk even om naar de achterbank. Daar staat nog zo’n zelfde beker voor Luca’s moeder. Natuurlijk, ook zijn band met zijn moeder zal veranderen. Maar dat zij – moeder van zes kinderen – al zes kleinkinderen heeft, maakt het wel anders. Ik glimlach als ik aan mijn grote, Italiaanse schoonfamilie denk. – 9 –
Aan neefjes en nichtjes zal ons kind geen gebrek hebben. Gelukkig maar, want als enig kind heb ik zelf op dat vlak weinig te bieden. Mijn blik blijft hangen bij de beker die ernaast staat. Voor de allerliefste opa. Luca draait een parkeervak in en ik open het portier. We staan voor het hoekhuis dat ik zo goed ken, waar ik mijn hele jeugd heb doorgebracht. Het is rustig in de straat, zoals altijd. In deze buurt gebeurt zelden iets. Ik herinner me nog precies het gevoel van de eerste avond op mijn studentenkamer in hartje Utrecht. Achttien jaar was ik, student aan de Hogeschool Utrecht en supertrots op mijn nieuwe, stadse leven. Pas toen ik om drie uur ’s nachts nog niet sliep, gek van het almaar doorgaande autoverkeer in de straat, het stemgeluid van voetgangers en fietsers voor mijn deur en de sirenes die elk uur wel voorbij kwamen, besefte ik dat de rust van het kleine stadje waar ik ben opgegroeid zo gek nog niet was. Gelukkig was ik na een paar weken gewend aan de geluiden en sliep ik prima. Toen had ik juist bij mijn ouders wakker gelegen van de stilte. ‘Anna?’ Luca haalt me uit mijn gedachten. Ik knipper en kijk naar hem. Hij sluit onze kleine, donkerblauwe Polo af, loopt naar me toe en pakt mijn hand. Even knijpt hij erin. ‘Ze zal het geweldig vinden’, zegt hij glunderend. ‘Ik kan niet wachten om haar gezicht te zien.’ Ik knik. Opnieuw voel ik de kriebel iets onder mijn navel. Ik lach terug naar Luca. ‘Kom mee. Dan gaan we oma verrassen.’ Het klinkt onwennig, oma, bedenk ik als we het steegje naast het huis in lopen. De gewoonte om achterom te gaan is nooit verdwenen, ook niet nu ik al twaalf jaar het huis uit ben. Ik doe de poort open en loop via de gewassen grindtegels naar – 10 –
de donkergroene achterdeur. In de keuken zie ik mama zitten, met de krant voor zich op tafel. Ze kijkt op en zwaait als ze ons ziet. Ik verberg de beker achter mijn rug. ‘Hai mam’, zeg ik iets te enthousiast als we de keuken binnenstappen. Ze lijkt niet te merken dat ik anders dan anders doe. ‘Dag lieverds. Laat de deur maar open. Het begint eindelijk wat meer lente te worden.’ Ik glimlach. Typisch mijn moeder, het weer blijft nooit lang onbesproken. Ik geef haar drie zoenen en kijk toe hoe Luca hetzelfde doet. Even schiet het door me heen dat het eigenlijk best bijzonder is dat die twee het goed kunnen vinden. Luca met zijn extraverte karakter, zijn Italiaanse gepassioneerdheid en zijn megasociale aard. The more, the merrier. Al binnen een week nadat ik hem had ontmoet, begreep ik dat dat zijn leven is. Vrienden, familie – hij vindt het heerlijk om mensen om zich heen te hebben. En dan mijn moeder. Mijn degelijke, oer-Hollandse moeder voor wie normaal al gek genoeg is en die haar wekelijkse avond met de leesclub heel gezellig vindt, maar die er net zo van kan genieten om urenlang geconcentreerd aan de keukentafel een puzzel van duizend stukjes te maken. Maar toch, vanaf het begin hebben mama en Luca op een bepaalde manier een klik. Tot mijn opluchting, want ik vind mijn moeders mening belangrijk. Niet dat ik Luca had laten gaan als zij hem niks zou had gevonden, maar het maakt het een stuk makkelijker dat ze met elkaar overweg kunnen. ‘Willen jullie thee?’ Mama draait zich om en begint bij het aanrecht te rommelen. ‘Koffie misschien?’ ‘Thee graag’, zegt Luca snel. Hij is een enorme koffiefan, maar als ware Italiaan kan espresso hem niet sterk genoeg zijn. Mijn moeder serveert al jaren Senseo, waar Luca naar eigen – 11 –
zeggen maagpijn van krijgt. Italianen en hun koffie... Toch heb ik wel wat van hem geleerd en nu we thuis zo’n echt espresso- apparaat hebben, drink ik niet graag iets anders. ‘Voor mij ook’, zeg ik daarom. Mama vult de waterkoker en zet drie theeglazen klaar. Daarna pakt ze de theedoos, zet die op tafel en loopt naar de voorraadkast om koekjes te pakken. Ondertussen babbelt ze met Luca. Ik hoop dat het niet opvalt dat ik zelf een beetje stil ben. Ik ben bang dat ik me verspreek voor we het nieuws hebben verteld. Uiteindelijk zet mama de thee op tafel. Ik ga zitten en zet onopvallend de beker onder mijn stoel. Luca neemt naast me plaats, mama tegenover ons. Ze schuift de krant opzij. ‘En vertel, hoe...’ begint ze. ‘Mam’, zeg ik, dwars door haar vraag heen. Ze kijkt een beetje verbaasd door de plotselinge onderbreking. Daarna houdt ze haar hoofd schuin en kijkt me aan. ‘We moeten je iets vertellen.’ Ik kijk naar Luca, die alweer zit te glunderen. Daarna pak ik de beker die ik onder mijn stoel heb verstopt en zet hem op tafel. ‘Dit is voor jou.’ Het kwartje lijkt nog niet echt te vallen en mijn moeder pakt met verbazing de verpakte mok aan. ‘Nou... Wat leuk’, zegt ze. ‘Dank je wel.’ Ik heb mijn vingers weer verstrengeld, mijn hart bonst. Ik kijk mijn moeder afwachtend aan. ‘Je moet wel lezen.’ ‘O.’ Ze pakt de beker nu op en strijkt het cellofaan glad. Ik zie haar gezicht veranderen als ze de tekst lees. Mijn hartslag versnelt nog een beetje meer. Er schiet een brok in mijn keel. Mama kijkt ongelovig op, naar mij, naar Luca en dan terug naar mij. ‘Is dit...’ vraagt ze met een vreemde stem. ‘Ben je...’ Ik knik en slik. ‘Ja.’ Mijn stem klinkt ook vreemd. ‘Ik ben zwanger.’ – 12 –
‘O, jeetje.’ Even is het stil. Ze is duidelijk overdonderd. Ik wacht tot het nieuws een beetje landt en de verbazing plaatsmaakt voor blijdschap. Ik zoek naar een spoor daarvan op mijn moeders gezicht, maar ze blijft vertwijfeld kijken. ‘Jeetje’, zegt ze opnieuw. ‘Wat een nieuws.’ ‘Mam, je wordt oma.’ Ik reik over tafel en pak haar hand. ‘Je krijgt een kleinkind.’ ‘Ik ben...’ Ze kijkt op, vangt mijn blik. ‘Wauw. Ik ben compleet overvallen. Dit had ik echt niet verwacht.’ Ze kijkt van mij naar Luca en weer terug. ‘Wat geweldig voor jullie.’ Ze staat op. Luca en ik doen hetzelfde. Mama omhelst eerst mij en daarna Luca. En dan mij nog een keer. ‘Geweldig’, zegt ze opnieuw. Er valt een stilte. Ik kijk hulpzoekend naar Luca. ‘Ze is eind november uitgerekend’, zegt hij. ‘Althans, dat hebben we zelf vastgesteld. Maar pas volgende week is de eerste echo.’ ‘Eind november. Oké.’ Mama lijkt nog steeds overdonderd. Ze gaat weer zitten, Luca en ik volgen haar voorbeeld. ‘Goh, nou, dat duurt nog even. Gelukkig maar, hè. Dan kun je nog even aan het idee wennen.’ Ik knik. ‘Ja, dat is wel goed. Het is nu allemaal nog best onwerkelijk. Ik bedoel: de test liet geen ruimte voor twijfel, maar ik voel me niet anders.’ ‘Nee? Niet misselijk?’ Ik schud mijn hoofd. ‘Niet echt. Soms heb ik een beetje een flauw gevoel, maar ik weet niet of dat door de zwangerschap komt. En ik ben snel moe, maar het is ook een drukke tijd op het werk.’ De kleine uitgeverij van vakboeken waar ik als marketeer werk, brengt deze zomer maar liefst zes nieuwe titels uit. Voor ons doen erg veel en Cynthia, onze stagiaire, en ik hebben ons een ongeluk gewerkt. Manon, de marketingassistente, zit – 13 –
al maanden ziek thuis. Het is de bedoeling dat ze binnenkort weer begint en daarom wordt ze niet vervangen, maar vooralsnog zit er weinig schot in de zaak. Doordat ik het zo druk had, merkte ik in eerste instantie niet eens dat ik over tijd was. Pas toen Luca er een opmerking over maakte, realiseerde ik me dat ik allang ongesteld had moeten worden. Met de zwangerschapstest, die al maanden in de kast lag, in mijn hand, keek ik Luca die avond even verbijsterd als gelukkig aan. Hij had zelfs tranen in zijn ogen bij het zien van die twee streepjes. Natuurlijk spurtte ik de volgende dag naar de drogist om nog drie testen te kopen, die allemaal hetzelfde uitwezen. ‘Nog thee?’ Mama staat op om het te maken. Ik leg mijn handen om mijn glas. ‘Ik heb nog, mam.’ ‘O.’ Ze kijkt en gaat weer zitten. Ik bijt op mijn lip. Ze lijkt verward in plaats van uitzinnig blij, zoals ik had gehoopt. Ik slik even. Eerlijk gezegd ben ik een beetje teleurgesteld. Vindt ze het eigenlijk wel leuk? Mama kijkt langs me heen. ‘Sjonge, ik ben een beetje... Een kleinkind. Zo jammer dat je vader dit niet meer kan mee maken...’ Ik knik en weet niet echt wat ik moet zeggen. ‘Ja’, antwoord ik uiteindelijk. ‘We zijn net bij zijn graf geweest.’ Ik wil zeggen dat ik het hem al heb verteld, maar ineens klinkt dat heel stom. Dus houd ik mijn mond maar. Het is ook ingewikkeld. Ik voel een steek van spijt en pijn, maar ik wil die nu niet voelen. Ik pers er een glimlach uit. ‘Hij zou het vast geweldig hebben gevonden.’ ‘Ja.’ Mama staart langs me heen uit het raam, naar het schuurtje waar papa altijd bezig was. Ik kan hem uittekenen in zijn overall, bij de werkbank, werkend aan weer iets nieuws voor in huis of in de tuin. Papa was een doener, geen prater. Ik lijk niet op hem, ik lijk op mama. Gezellig kletsen was aan – 14 –
papa niet besteed. Hij had een hekel aan sociaal gedoe, aan verjaardagen of etentjes. Het liefst was hij bezig, in zijn eentje. Een binnenvetter. Ik heb weleens gedacht dat al die gevoelens die hij voor zichzelf hield uiteindelijk naar binnen zijn geslagen, al weet ik ook wel dat het nergens op slaat. Zijn ziekte was een kwestie van dikke pech. Kanker slaat met grote willekeur om zich heen. Het is dan ook een stomme gedachte, maar toch heb ik die nooit helemaal van me af kunnen zetten. Ik kan amper geloven dat zijn overlijden al drie maanden geleden is. Het lijkt vorige week. In het begin was het alsof de uren voorbij kropen. De dagen tussen het overlijden en de begrafenis leken in een vacuüm voorbij te gaan. Misschien kwam het nog wel het meest door de verandering in mijn moeder. Alsof de sprankeling in haar ogen was gedimd. Eerst viel het me nog niet eens echt op, maar toen de begrafenis achter de rug was en het gewone leven langzaamaan weer zijn intrede begon te doen, realiseerde ik me dat met papa ook een stukje van mama’s levensgeluk was gestorven. Het is precies dat uitgedoofde dat ik nu in mama’s ogen zie. Blijdschap is voor altijd omrand met pijn. Ik voel de tranen prikken en knipper stevig. Ik wil niet huilen. Dat papa niet zal meemaken dat ik moeder word en dat ons kind aan mijn kant van de familie geen opa zal hebben, dat doet pijn. Als ik denk aan hoe het had kunnen zijn, word ik verdrietig. Misschien waren we door de komst van de baby naar elkaar toe gegroeid, hadden we elkaar beter begrepen. Misschien had opa worden hem zachter gemaakt. Had, zou, als... Woorden die pijn doen. Maar ik wil die pijn nu niet de blijdschap laten overschaduwen. Ik hoor mama en Luca praten, maar het gesprek gaat langs me heen. Ik heb in de afgelopen weken ook aan papa gedacht en het moeilijk gehad met zijn dood, maar ik was óók blij. Twee uitersten die naast elkaar – 15 –
konden bestaan, en soms om voorrang streden. Wat ik nu bij mama zie, wakkert het verdriet aan. Misschien is het wel logisch dat ze niet door de kamer danst van geluk. Misschien is dat dat randje van pijn. Ik zet mijn gedachten opzij en luister naar het gesprek tussen Luca en mama. Ik hoor Luca vertellen dat we zo naar zijn ouders gaan en hoe dol zijn moeder is op baby’s, hoe blij ze elke keer weer is met een kleinkind. Zijn bruine ogen schitteren. Ik prijs mezelf gelukkig. Ik heb vriendinnen die zo’n beetje om een baby moeten bedelen en hun man er uiteindelijk aan zijn haren bij moeten slepen als de baby er eenmaal is. Luca is niet zo. Die was het liefst al jaren geleden een gezin begonnen. Ik lach als ik hem dat aan mama hoor vertellen. ‘Wat mij betreft nemen we er vijf’, zegt hij enthousiast. ‘Of nog meer. Een groot gezin, dat lijkt me geweldig.’ Ik rol met mijn ogen. ‘Zullen we lekker met één beginnen?’ ‘Ik vind het gewoon gezellig’, zegt Luca, niet in het minst uit het veld geslagen. ‘Een beetje reuring in de tent.’ Ik werp een blik op mijn moeder. Die kijkt naar haar theekopje. Ik probeer van haar gezicht af te lezen wat er door haar heen gaat, maar ik kom er niet achter. ‘Volgens mij vindt ze het moeilijk vanwege papa’, zeg ik een halfuur later in de auto. Luca rijdt de woonwijk uit en draait de asfaltweg op die het stadje uitloopt. Hij neuriet mee met de radio. ‘Wat?’ ‘Dat mama niet zo blij reageerde. Ik denk dat ze mijn vader mist.’ ‘Ze was toch blij?’ Luca remt voor een stoplicht en draait zijn gezicht naar me toe. ‘Volgens mij vond ze het hartstikke leuk.’ ‘Ik vond haar anders niet echt enthousiast. Het leek wel alsof ze niet wist wat ze moest zeggen.’ – 16 –
‘Ze was overvallen. Blijkbaar had ze het niet verwacht.’ ‘Maar dan nog.’ Nu ik er weer aan denk, voel ik teleurstelling opkomen. ‘Ik had wel verwacht dat ze ontroerd zou zijn. Of iets blijer. Ze reageerde best lauw.’ Luca trekt op en denkt na. ‘Ik denk dat ze het leuk vindt, maar ze moet aan het idee wennen. En ze zei toch ook dat ze het graag met je vader gedeeld zou hebben.’ ‘Ja.’ Ik staar naar buiten via de voorruit. ‘Je moeder mist hem. Opa en oma worden is vast iets wat ze weleens hebben besproken. Weet jij veel, misschien verheugde hij zich er ontzettend op.’ Ik zwijg. Luca heeft wel gelijk, maar ik kan de teleurstelling niet goed van me afzetten. ‘Wees niet zo streng voor haar, Anna’, zegt Luca, alsof hij mijn gedachten kan raden. ‘Bel haar morgen gewoon, je zult zien dat ze dan aan het idee is gewend.’ Ik geef geen antwoord. Luca’s immer positieve instelling is een van de redenen dat ik van hem houd en tegelijkertijd kan het bloedirritant zijn, zoals nu. Ik ben misschien onredelijk, maar ik baal gewoon. Luca neuriet weer. We hebben de bebouwde kom inmiddels verlaten en rijden over de provinciale weg naar de plek waar Luca is opgegroeid: een verbouwde boerderij net buiten de stad. Het huis is oud en enig achterstallig onderhoud kan niet worden ontkend, maar ik ben de eerste keer dat ik het zag verliefd geworden op het huis van de familie Cerruti. Het straalt warmte uit, gezelligheid, leven. Luca’s ouders hebben, toen ze twintig jaar geleden Italië verlieten, tijden gezocht naar dé perfecte plek. Het huis moest hen aan hun vaderland doen denken en dat is gelukt. De tuin met grote bomen, waar in de zomer een lange tafel onder staat, zou zó in Toscane kunnen staan. Als we er met z’n allen aan zitten te eten, waan ik me – 17 –
nog steeds in zo’n clichéachtige Bertolli-reclame. Eigenlijk is de hele familie cliché-Italiaans en soms word ik doodmoe van de opgewonden discussies en de eeuwige drukte, maar net zo vaak geniet ik ervan. Saai is het in elk geval nooit. Ik voel Luca’s hand op mijn been. Hij knijpt even in mijn knie. ‘Wacht maar tot we het aan mijn moeder vertellen’, zegt hij met een scheef glimlachje. ‘Dan zou je willen dat ze meer op jouw moeder leek.’ Het is lief bedoeld, maar toch doet die opmerking een beetje pijn. Want dat is precies het probleem. Mijn schoonmoeder zal door het dolle heen zijn. Zij wel. Twintig minuten later zet ik me inderdaad schrap voor een explosie aan blijdschap, tranen en omhelzingen. Luca heeft het verteld. Al is het haar zevende kleinkind, zijn moeder drukt me tegen zich aan en blijft maar herhalen hoe blij ze is. Ik lach en maak me een beetje los uit haar wurggreep. Mijn schoonvader neemt meteen haar plek in en slaat zijn armen om me heen. ‘Weer een Cerruti erbij’, zegt hij, terwijl hij mij op mijn rug slaat. ‘Wat een mooi nieuws.’ ‘Laat mij nou even.’ Dat is mijn schoonmoeder weer. Ze duwt haar man zo’n beetje aan de kant en pakt mijn hand. ‘Luister, je moet je niks laten wijsmaken. Wat ze er ook over zeggen: bevallen is de hel. En je bent het al helemaal niet zo weer vergeten. Mensen die dat zeggen, liegen dat ze barsten.’ Ik schiet in de lach. ‘Goed dat ik het weet.’ ‘Tegenwoordig hebben ze allemaal zo’n ruggenprik en dat is terecht ook. Het zou verboden moeten worden om zonder zoiets te bevallen.’ ‘Dat was ik ook niet van plan.’ Cristina kijkt me aan. Er is iets zachtst over haar gekomen en er wellen weer tranen op in haar ogen. ‘Een baby...’ zegt ze zacht. ‘Wat fantastisch.’ – 18 –
Zoals bij alle grote en kleine gebeurtenissen in de familie, loopt Toni Cerruti naar zijn wijnrek. Hij gaat met zijn vinger de flessen langs. Ik ben er al jaren van overtuigd dat hij niet zozeer van mening is dat je goed nieuws met wijn moet vieren en dat slecht nieuws beter te behappen is met een glas in je hand, maar dat hij in zo’n beetje elke gelegenheid gewoon een excuus ziet om zijn collectie weer eens langs te lopen en een flesje te openen. ‘Jullie blijven toch wel eten?’ Wat Toni heeft met wijn, heeft Cristina met eten. Ik knik. ‘Als we jullie niet tot last zijn.’ Ik zeg het uit beleefdheid, maar ik weet dat ik Cristina beledig als we nee zeggen. Haar antwoord ken ik al. ‘Natuurlijk niet, ik heb toevallig toch erg veel in huis gehaald. Ga zitten, dan ga ik aan de slag.’ In het begin heb ik braaf aangeboden Cristina in de keuken te helpen, maar die gewoonte heb ik snel afgeleerd. Ze duldt niemand in de buurt van haar gasfornuis. Niet dat ik dat erg vind. Ik ben in staat sperziebonen te laten mislukken en pasta saus kwam tot ik Luca leerde kennen standaard uit een pot. Toen ik dat tegen Luca zei, verbood hij me om in de supermarkt ooit zelfs nog maar in de buurt van het schap met de kant-en-klare sauzen te komen. Sindsdien komt pastasaus niet meer uit een pot, maar uit de vriezer. Soms maakt hij het zelf, vaker is het Cristina die onze voorraad op peil houdt. En daar klaag ik niet over. Ik vind koken niet eens leuk. Toni zet de wijnglazen op tafel. Ik schuif dat van mij aan de kant. In Italië is het blijkbaar niet ongewoon dat zwangere vrouwen wijn drinken – of dat was het in elk geval vroeger niet. Ook al heeft Toni twee schoondochters en een dochter die me voor zijn gegaan en ook geen druppel hebben gedronken tijdens hun zwangerschap, hij blijft maar teruggrijpen op de – 19 –
tijd dat zijn eigen kinderen werden geboren. Volgens hem zijn het allemaal leuke mensen geworden, levensgenieters, doordat ze de geneugten van goede wijn al voor de geboorte hebben meegekregen. Ik laat hem kletsen. De discussie aangaan heeft bij Toni weinig zin. Hij schenkt in, slaat mijn glas na een lichte aarzeling over en roept daarna zijn vrouw. ‘Ik toost op de nieuwe Cerruti!’ roept hij met een gevoel voor drama dat alleen Italianen tentoon kunnen spreiden. Ik hef mijn lege glas en voel een warmte door me heen gaan.
– 20 –