Locatie ‘Liedeweg 32-33', gemeente Haarlemmerliede-Spaarnwoude. Een archeologisch bureauonderzoek.
STAR 277 2010
E. Jacobs
Colofon Opdrachtgever Van Riezen & Partners Datum april 2010 Versie definitief Auteur E. Jacobs Bestandsnaam 10002.bureauonderzoek.def.wpd Projectcode Jacobs & Burnier 10002 ISBN-nummer 978-90-8762-169-8
Jacobs & Burnier archeologisch projectbureau adres Veemarkt 186 1019 DG Amsterdam telefoon 020 - 4637300 fax 020 - 4637277 e-mail
[email protected]
Jacobs & Burnier, archeologisch projectbureau V.O.F. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Inhoudsopgave Administratieve gegevens
1
1.
Inleiding
2
2.
Onderzoeksopdracht en werkwijze
3
3.
Onderzoeksgebied
4
3.1 3.2 4.
Afbakening onderzoeksgebied Huidige en toekomstige situatie plangebied Landschappelijke en aardwetenschappelijke context
4.1 4.2 5.
Huidig grondgebruik Geologische, geomorfologische en bodemkundige kenmerken
4 4 5 5 5
Historisch gebruik en bekende archeologische waarden
7
Historisch gebruik Bekende archeologische en cultuurhistorische waarden
7 8
5.1 5.2 6.
Verwachte archeologische waarden
10
7.
Advies
11
8.
Samenvatting
13
Literatuur
14
Verantwoording
15
Afbeeldingen Bestanden
15 15
Jaren 1500
Archeologische perioden
Geologische perioden
Nieuwe tijd Middeleeuwen
450 na Chr.
Laat Vroeg Laat
Romeinse Tijd Midden
12 voor Chr.
Vroeg Laat
IJzertijd 800
Midden Vroeg
Bronstijd
Laat Midden
H O L O C E E N
Vroeg
2000
Neolithicum
Laat Midden
5300
Vroeg
Mesolithicum
Laat Midden
8800
Vroeg
Paleolithicum
Laat
Midden
voor 300.000
Vroeg
P L E I S T O C E E N
Archeologische perioden en aanvang tijdvakken in jaren
Administratieve gegevens Opdrachtgever Van Riezen & Partners Bureau voor planologie en planontwikkeling bv Frederiksplein 1 1017 XK Amsterdam contactpersoon Dhr. F. Abendroth Tel.: 020 - 6257025 Uitvoerder Jacobs & Burnier, archeologisch projectbureau Veemarkt 186 1019 DG Amsterdam contactpersoon Dhr. E. Jacobs Tel.: 020 - 4637300 Bevoegd gezag Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude Postbus 83 1160 AB Zwanenburg contactpersoon Mw. C. Zwaan Tel.: 020 - 4079000 Locatie gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude plaats Haarlemmerliede toponiem Liedeweg 32-33 Kaartblad 25A Coördinaten NW 107691 NO 107959 ZO 107544 ZW 107204
/ / / /
489904 489558 489083 489331
Archisnummers monumentnr.: 13900 meldingsnr: 39096 onderzoeksnr: 29771 J&B-projectgegevens projectnr.: 10002 uitwerking: E. Jacobs & H.W. van Klaveren verslaglegging: E. Jacobs
10002.bureauonderzoek.def.wpd/pag. 1 van 15
1.
Inleiding
In opdracht van ‘Van Riezen & Partners’ is ten behoeve van het plangebied ‘Liedeweg 32 - 33' te Haarlemmerliede, gemeente Haarlemmerliede-Spaarnwoude, provincie Noord-Holland in januari 2010 door Jacobs & Burnier archeologisch projectbureau een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (afb. 1 & 2). Aanleiding voor het onderzoek vormen de voorgenomen wijzigingen van het bestaande bestemmingsplannen voor het gebied. Op basis van de per 1 september 2007 doorgevoerde wijziging van de Monumentenwet 1988 dient de gemeente bij de vaststelling van een bestemmingsplan evenwel rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit geldt zeker voor het hier besproken plangebied aangezien de zuidoostzijde ervan deel uitmaakt van een monument van hoge archeologische waarde. Het gaat daarbij om de historische dorpskern van Haarlemmerliede. Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) maakt de zuidwesthoek van het plangebied verder deel uit van een zone waar een hoge kans op het aantreffen van archeologische waarden aan is toegekend, terwijl voor het resterende deel een middelhoge kans geldt (afb. 5). Voor een juiste invulling van het nieuwe bestemmingsplan is het verwerven van aanvullende kennis over de binnen het plangebied aanwezige dan wel verwachte archeologische waarden dan ook noodzakelijk. Het voorliggende rapport beschrijft de resultaten van het naar aanleiding van deze noodzaak uitgevoerde bureauonderzoek.
10002.bureauonderzoek.def.wpd/pag. 2 van 15
2.
Onderzoeksopdracht en werkwijze
Doel van het uitgevoerde bureauonderzoek betreft het aan de hand van bestaande bronnen verwerven van inzicht in de binnen het plangebied aanwezige bekende alsook verwachte archeologische waarden. Tevens is het bureauonderzoek gericht op het verkrijgen van inzicht in de geologische, geomorfologische en bodemkundige opbouw van het gebied. Bij het uitvoeren van het bureauonderzoek is gebruik gemaakt van de door de opdrachtgever verstrekte informatie, de beleidsnota Archeologie1, gemeente Haarlemmerliede Spaarnwoude (Van der Berg & Nyst 2009), de Cultuurhistorische Waardenkaart, provincie Noord-Holland, gegevens uit het Archeologisch Informatiesysteem (Archis II), het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) en relevante literatuur. Aan de hand van de verkregen gegevens is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Op basis daarvan is vervolgens een advies geformuleerd m.b.t. de mogelijkheden die openstaan om middels het nieuw op te stellen bestemmingsplannen bij te dragen aan een adequaat beheer en behoud van het archeologisch erfgoed binnen het plangebied. In overeenstemming met de in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 3.1 (KNA 2006) genoemde specificaties is het onderzoek aangemeld bij het Centraal Archeologisch Informatiesysteem (Archis II). Op basis van deze aanmelding zijn de resultaten van het onderzoek binnen dit systeem geregistreerd onder onderzoeksnummer 29771.
1
De nota is op 21 april 2009 door de Raad goedgekeurd.
10002.bureauonderzoek.def.wpd/pag. 3 van 15
3.
Onderzoeksgebied
3.1
Afbakening onderzoeksgebied
Het plangebied betreft het gebied ‘Liedeweg 32 - 33' te Haarlemmerliede, gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude, provincie Noord-Holland. Het gaat daarbij om de ‘Liedehoeve’, een boerenbedrijf dat behalve agrarische activiteiten ook recreatieve arrangementen aanbiedt. De omvang ervan bedraagt circa 32 hectare, waarvan 3 hectare in particulier eigendom is en 29 hectare langdurig gepacht wordt van het Recreatieschap Spaarnwoude. Na afronding van de voorgenomen ruilverkaveling zal de omvang van het bedrijf met circa 1,5 hectare toenemen. Op basis van de ligging kunnen binnen het plangebied twee delen onderscheiden worden. Het noordelijk en grootste deel van het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de bebouwing langs de Liedeweg, aan oostzijde door de Molenwatering, aan de noordzijde door de watergang langs de Kerkweg en aan de westzijde door aangrenzende agrarische percelen. Het zuidelijk en kleinste deel bevindt zich aan de zuidzijde van de Molenwatering en wordt aan de zuidzijde begrensd door de Liedeweg en aan noord- en westzijde door aangrenzende agrarische percelen (afb. 2.1 & 2.2). 3.2
Huidige en toekomstige situatie plangebied
Op dit moment is binnen het plangebied de ‘Liedehoeve’ gevestigd, een bedrijf waarvan de activiteiten gerelateerd zijn aan landbouw, natuur en recreatie. Het bedrijf telt circa 40 melkkoeien, 40 stuks jongvee, 50 schapen en 80 lammeren. Om de economische basis van het bedrijf te verbreden, wordt sinds 2005 het noordelijk deel van het plangebied gebruikt voor het spelen van ‘boerengolf’, een vereenvoudigde versie van het gewone golf. Zo is geen sprake van ‘holes’, maar worden de ballen, die groter zijn dan gewone golfballen, ‘gevangen’ in een op het gras gelegen emmer. Het spel wordt vooral gespeeld in de zomermaanden. De voorgenomen ontwikkeling omvat een verdere verbreding van de recreatieve activiteiten van de Liedehoeve. Het gaat daarbij om: - een verbetering van de boerengolf middels aanleg van een goede ontvangstruimte, uitbreiding toiletruimtes, aanleg parkeerplaatsen op het erf, aanleg eenvoudige houten bruggetjes over sloten en gebruik van een mobiel tuinhuisje; - aanleg van een minicamping (15 plaatsen) achter het bestaande Hooihuis/werktuigenberging. Bijbehorende douches en toiletruimten zullen in het Hooihuis gevestigd worden; - inzet mobiele trekkershutten - aanleg paardenstallen, circa 6 tot 8 stuks, in de bestaande schuren achter de Liedehoeve; - opzetten van een verkooppunt voor streekproducten; - aanbieden van evenementen en verhuur van ruimten. In het kader van laatsgenoemde activiteiten zijn aanpassingen voorzien binnen bestaande bebouwing; - uitbreiding en aanpassing van beplanting rondom de gebouwen en voorzieningen. Opgemerkt kan worden dat vrijwel alle bovengenoemde voorgenomen wijzigingen betrekking hebben op het zuidelijke en kleinste deel van het plangebied. Binnen het noordelijk deel, dat vrijwel geheel uit onbebouwd grasland bestaat en waar de boerengolf gespeeld wordt, zijn vrijwel geen wijzigingen voorzien anders dan het aanbrengen van de bruggetjes over de sloten (afb. 2.3). Bovengenoemde ontwikkelingen vallen evenwel niet binnen de bestaande bestemmingsplannen ‘Haarlemmerliede-Penningsveer 1998' en ‘Vereenigde Binnenpolder 2005'.
10002.bureauonderzoek.def.wpd/pag. 4 van 15
4.
Landschappelijke en aardwetenschappelijke context
4.1
Huidig grondgebruik
Op dit moment kent het plangebied hoofdzakelijk een agrarische en recreatieve bestemming. Tevens vindt natuurbeheer plaats. Het deel ten noorden van de Molenwetering bestaat voornamelijk uit weiland. Achter Liedeweg 38 is verder sprake van een stal. Sinds 2005 wordt op dit deel van het plangebied boerengolf gespeeld. Het deel ten zuiden van de Molenwetering is aan de straatzijde voorzien van bebouwing in de vorm van een woonhuis, een machineberging en een Hooihuis met bijbehorend erf. De terreinen daarachter betreffen weilanden. NAP-hoogte maaiveld: Grondwatertrap: 4.2
circa 0,7 m tot 1,5 m - NAP (www.ahn.nl). voornamelijk II, plaatselijk IV (Archis II)
Geologische, geomorfologische en bodemkundige kenmerken
In de kustzone van Noord- en Zuid-Holland strekken zich noord-zuid georiënteerde strandwallen uit. Deze zijn gevormd in de loop van het Holoceen, toen het tempo van de zeespiegelstijging steeds verder afnam en de aanvoer van zand naar de kust gelijke tred kon houden met de zeespiegelstijging (De Mulder et al. 2003). Vanaf circa 5600 jaar geleden resulteerde deze ontwikkeling in de opbouw van een rij van lage zandbanken voor de Hollandse kust, strandwallen genaamd, waardoor het achterland grotendeels werd afgeschermd van de zee (Berendsen 2004). De door verschillende zeegaten, waaronder het zogenoemde Oer-IJ, onderbroken ‘open’ kust veranderde in een grotendeels ‘gesloten’ kust. In de hier besproken regio had de zee alleen vanuit het Oer-IJ nog toegang tot het achterland, waar zich een waddengebied met getijdegeulen kon handhaven. Dat het Oer-IJ open bleef had te maken met de afwateringsfunctie van dit zeegat voor de Vecht, een neventak van de Rijn (Rappol & Soonius 1994, Lange e.a 2004). In perioden waarin de opbouw van de strandwallen stagneerde, ontwikkelde zich een lage vlakte, strandvlakte genaamd, tussen de strandwal en de zee. Een hierop volgende periode van verhoogde aanvoer van zand leidde tot de vorming van nieuwe zandbanken op de overgang tussen de zee en de strandvlakte. Op deze manier bouwde de kust zich westwaarts uit en ontstond een afwisseling van hoger en lager gelegen zandstroken. De ouderdom van de individuele strandwallen neemt van oost naar west af, terwijl de hoogteligging in verband met de stijgende zeespiegel in die richting toeneemt. De oudste strandwal betreft een naar het noorden toe steeds smaller wordende rug, die van Heemstede naar Spaarnwoude loopt (Rijks Geologische Dienst 1995). Deze werd omtrent 5600 jaar geleden opgeworpen. Omstreeks 4800 jaar geleden werd ten westen van de bovengenoemde strandwal een veel bredere strandwal gevormd, de zogenoemde strandwal van Haarlem. Een paar eeuwen later werd de strandwal van Aerdenhout-Bloemendaal opgeworpen. Tijdens de vorming van de strandwal van Haarlem en de meer westelijk gelegen strandwallen, schoof de monding van het Oer-IJ steeds verder op in noordelijke richting (Rijks Geologische Dienst 1995). Omstreeks 2500 jaar geleden lag de monding van dit estuarium ter hoogte van Castricum, waarmee de invloed van zee verder afnam. Vlak voor de aanvang van de Romeinse Tijd verzande de monding en het sloot het zich.
10002.bureauonderzoek.def.wpd/pag. 5 van 15
De opbouw van strandwallen ging gepaard met duinvorming. Wind zorgde ervoor dat op de strandwallen vanaf het strand aangevoerd zand werd afgezet. De lage, naast elkaar gelegen duinenrijen, die als gevolg hiervan tussen 5000 en 2000 jaar geleden tot stand kwamen, worden tegenwoordig aangeduid als Oude Duinen. Kenmerkend voor Oud Duin afzettingen is het onregelmatig voorkomen van humeuze bodemhorizonten en dunne veenlagen (De Mulder et al. 2003). Door verzoeting van het milieu en een stagnerende waterafvoer in de achter en tussen de duinen gelegen lagere delen van het landschap ontstonden uitgestrekte moerassen waar sprake was van veenvorming (Berendsen 2000). Dit veen wordt aangeduid als ‘Hollandveen’. In de strandvlakte ten oosten van Haarlem zorgden de veenstroompjes Spaarne en Liede voor de afwatering van de Haarlemse duinrug en het veengebied van de Haarlemmermeer (Rijks Geologische Dienst 1995). De westelijke strandvlakte van Haarlem waterde oorspronkelijk ook in noordelijke richting af. Vanaf de Middeleeuwen vonden min of meer gelijktijdig enkele ontwikkelingen plaats, die deels door de mens in gang werden gezet. Zo werd het veen in het gebied ten oosten van de strandwallen geëxploiteerd om als brandstof te dienen (Rijks Geologische Dienst 1995). De meren in het veengebied werden daardoor sterk vergroot en uiteindelijk sloeg het resterende veen weg door golfafslag van de oevers. Ten zuidoosten van Haarlem groeiden zo verschillende meren uit tot het circa 20.000 ha grote Haarlemmermeer, dat in het midden van de 19de eeuw werd drooggelegd. Een tweede ontwikkeling vond plaats in het voormalige Oer-IJ estuarium, waarvan inmiddels alleen een reeks van min of meer aaneengesloten meren resten, waaronder het Wijkermeer. In de loop van de Middeleeuwen kreeg de zee opnieuw invloed in dit gebied, overwegend vanuit oostelijke richting, via het Flevomeer en de latere Zuiderzee (Rijks Geologische Dienst 1995). In het Wijkermeer werd daarbij een 1 tot 2 meter dikke ‘Laag van IJe’ gevormd. Deze bestaat uit zwak tot matig siltige groen tot bruingrijze, stugge klei die zwak tot matig humeus is. Ook de kleien die in deze periode op het omringende veengebied, waaronder het plangebied werden afgezet, worden hiertoe gerekend. Op de Vereenvoudigde Geologische Kaart van Haarlem en omgeving (Rijks Geologische Dienst 1995) alsook de Geomorfologische Kaart van Nederland, blad 24 en 25 DLO-Staring Centrum/RGD 1993) bestaat de bodem uit IJ-klei op veen op strandwalzand. Laatstgenoemde behoord geologisch gezien tot het Laagpakket van Zandvoort, Formatie van Naaldwijk. Het veen behoort geologisch gezien tot het Hollandveen Laagpakket, Formatie van Nieuwkoop en de klei tot het Walcheren Laagpakket, Formatie van Naaldwijk. Op de geomorfologische kaart binnen in Archis (afb. 3.1) is het overgrote deel van het plangebied gekarteerd als ‘ontgonnen veenvlakte’ (1M46). De zuidwestzijde van het plangebied maakt nog net deel uit van het zuidelijk deel van de strandwal van HeemstedeSpaarnwoude (3K28). Verder staat de huidige Liedeweg, die aan de zuidzijde de begrenzing van het plangebeid vormt, aangegeven als ‘lage dijk’ (D1, zie hoofdstuk 5). Op de bodemkaart in Archis II (afb. 3.2) zijn de zuid- en noordzijde van het plangebied aangegeven als weideveengronden (pVc) en het middendeel als koopveengronden (hVc). Een weideveengrond betreft daarbij een veenbodem met een mineraal (niet-venig) kleidek, dat dunner is dan 40 cm. Een koopveengrond is een veengrond met een dek van kleiig veen of venige klei, dunner dan 50 cm (De Bakker) Aan de noordwestzijde, net buiten het plangebied, bevindt zich een zone die gekarteerd is als een ‘hoge zwarte enkeerdgrond’ op leemarm en zwak lemig zand. Een enkeerdgrond heeft een humeuze bovengrond, die minstens 50 cm dik is en ontstaan is door langdurige bemesting. Een dergelijke bodem is kenmerkend voor zandgronden. De hier gekarteerde bodem is gelegen op het noordelijk deel van de strandwal van Heemstede-Spaarnwoude. Opvallend is de zuidwestzijde van het plangebied, die volgens de geomorfologische kaart gelegen is op het zuidelijk deel van de strandwal van Heemstede-Spaarnwoude geclassificeerd staat als weideveengrond en dat de aanwezigheid ervan zich niet net als het noordelijk deel vertaalt in de aanwezigheid van een ‘enkeerdgrond’. Waarschijnlijk liggen de strandwal/Oud Duin afzettingen hier dieper in de ondergrond en worden afgedekt door jongere afzettingen.
10002.bureauonderzoek.def.wpd/pag. 6 van 15
5.
Historisch gebruik en bekende archeologische waarden
5.1
Historisch gebruik
Op de strandwal van Heemstede-Spaarnwoude, die direct ten zuidwesten en noordwesten van het plangebied is gelegen, zijn sporen uit het Laat Neolithicum aangetroffen (Jacobs 1995, de Jong 1995). Deze sporen vormen een bewijs dat de strandwallen en de daarop gelegen Oude Duinen in de regio al spoedig na hun vorming door de mens in gebruik werd genomen. Ook uit de Bronstijd, de IJzertijd en de Romeinse tijd zijn in de regio verschillende vindplaatsen bekend. In deze perioden werden de tussen en achter de strandwallen gelegen veengebieden, waartoe ook het hier besproken plangebied behoord, vanwege hun natte karakter over het algemeen als vestigingslocatie gemeden. Alleen in perioden dat sprake was van een verbeterde waterafvoer, zoals met name in de periode van de IJzertijd-Romeinse Tijd, werden de randen van de geulen die het gebied doorsneden in gebruik genomen. Aan het eind van de 3de eeuw na Christus was, als gevolg van politieke onrust in combinatie met klimatologische veranderingen, sprake van een breuk in de bewoningsgeschiedenis. Sporen, die in de Vroege Middeleeuwen gedateerd kunnen worden zijn tot op heden in ieder geval in de regio nog niet aangetroffen. In de loop van de 10de eeuw moet op de strandwal van Haarlem evenwel sprake zijn geweest van bewoning, die later zou uitgroeien tot de stad Haarlem. De oudste kern van Spaarndam is op de westelijke oever van het Spaarne gelegen en ontstond rond een in 1285 door Graaf Floris V van Holland in het Spaarne aangelegde dam. Tolheffing en visserij vormden de voornaamste bronnen van inkomsten voor de bewoners. De naam Spaarnwoude wordt al in 1063 AD voor het eerst als Spinrewald en later als Spernerewald in de bronnen genoemd en verwijst dan naar bos van of nabij het Spaarne. (Van Gelder 1965, Van der Aart 1983). Een periode van grootschalige overstromingen in de loop van de 12de eeuw leidde tot landverlies en de noodzaak het land tegen verdere overstromingen te beschermen middels de aanleg van dijken. De aanleg van de zogenoemde Lage Dijk langs de (noord)oostzijde van de Binnen Liede dateert uit deze periode. Ook Spaarnwoude werd middels de aanleg van een dijk beschermd (Van der Aart). De loop van deze oudste dijk wordt vandaag de dag aangegeven door de Inlaagse dijk. In de 14de en 15de eeuw was evenwel ook nog meerdere malen sprake van overstromingen. Beroemd is de St. Elisabethsvloed van 1421 waarbij ook de Inlaagse dijk bezweek en een groot deel van Holland tot aan Leiden onder water kwam te staan. De schade aan de dijk bleek ter hoogte van Spaarnwoude zo groot dat besloten werd om vanaf de Uiterdijken het dijktrace rechtdoor naar Spaarndam te trekken, de zogenoemde Spaarndammerdijk. Hierdoor ontstond een Spaarnwoude binnen, d.w.z. aan de zuidzijde van de dijk, en een Spaarnwoude buiten, d.w.z. aan de noordzijde van de dijk. Ondanks de aanleg van de nieuwe dijk zou ook in de daarop volgende eeuwen nog meerdere malen sprake zijn dijkdoorbraken (van den Beldt 2006). De ouderdom van het dijkdorp Haarlemmerliede is niet exact bekend, maar dateert waarschijnlijk uit de Late Middeleeuwen Op de kaart van Joost Janszoon Beeldsnijder uit 1573-1575 is de dijk, de huidige Liedeweg, langs de Liede afgebeeld (afb. 4.1). De kaart is echter niet nauwkeurig genoeg om te bepalen of dan ook binnen het plangebied al sprake is van bebouwing. Op de Kadastrale minuut van 1811 - 1832 is langs de huidige Liedeweg sprake van een verspreidde bebouwing (afb. 4.2). Ook de kaart van Nautz uit 1857 en (afb 4.3) en de Bonnekaart van circa 1900 (afb. 4.4) geven eenzelfde beeld. Op basis van de kaarten lijkt gesteld te kunnen worden dat in de Nieuwe tijd alleen direct langs de Liedeweg zelf sprake was van een verspreidde bebouwing. Binnen het zuidelijk deel
10002.bureauonderzoek.def.wpd/pag. 7 van 15
van het plangebied kunnen sporen hiervan aanwezig zijn. Het noordelijk en grootste deel van het plangebied valt buiten deze bebouwde zone en lijkt in de Nieuwe tijd alleen in gebruik te zijn geweest als weide. 5.2
Bekende archeologische en cultuurhistorische waarden
Op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) maakt de zuidzijde deel uit van een monument van hoge archeologische waarde (monumentnr. 13900). Het gaat daarbij om de historische dorpskern van Haarlemmerliede, die ook op de Cultuurhistorische kaart van de provincie Noord-Holland is aangemerkt als monument van hoge archeologische waarde (nr. 25A-027). Ook binnen de beleidsnota Archeologie van de gemeente (Van der Berg & Nyst 2009) wordt deze zone aangemerkt als een waardevol archeologisch gebied (HASP02A), waar bij alle ontwikkelingen waarbij de bodem geroerd wordt archeologisch (voor)onderzoek verplicht is (afb. 5). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) maakt het overgrote deel van het plangebied verder deel uit van een zone waar een middelhoge kans ten aanzien van de aanwezigheid van archeologische waarden aan is toegekend. Deze waarde is gebaseerd op de ligging op (ontgonnen) veengronden, die in de loop van de 13de eeuw door de aanleg van een bedijking beschermd werden tegen overstromingen vanuit het IJ, het Spaarne en de Liede. Uitzondering hierop vormt de (zuid)west hoek van het plangebied. Voor dit deel van het plangebied geldt vanwege de ligging op strandwal-afzettingen een hoge kans op de aanwezigheid van archeologische waarden (afb. 5) Binnen het Archeologisch Informatiesysteem (Archis II, januari 2010) staan binnen het plangebied zelf geen archeologische onderzoeken, waarnemingen of vondstmeldingen geregistreerd. Voor het gebied rondom het plangebied staan wel diverse archeologische waarden geregistreerd. In het onderstaande worden deze kort besproken, voor zover ze gelegen zijn in de Spaarnwouder polders, ten oosten van het Spaarne en de Binnen-Liede. De nummers tussen haakjes refereren daarbij naar de codes waaronder deze in Archis II geregistreerd staan (afb. 5). Zo staat circa 1000 m ten noorden van het plangebied, op de strandwal van HeemstedeSpaarnwoude, een terrein aangeven als monument van hoge archeologische waarden (monumentnr. 11119). Het gaat daarbij om de historische kern van Spaarnwoude, waar sporen uit de periode van de Romeinse Tijd tot en met de Nieuwe Tijd verwacht worden, waaronder resten van ‘Kasteel Sparenwoude’ (waarneming 30953 & 23229, meldingsnr. 33186/onderzoeksnr. 25130, meldingsnr. 1808, meldingsnr. 8718/onderzoeksnr. 4483). In 2008 is op het terrein van een jachthaven aan de Liede, ongeveer 700 m ten noordwesten van het plangebied een bureauonderzoek plus inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (meldingsnr. 26410/onderzoeksnr. 20011 & meldingsnr. 28066/onderzoeksnr. 21994). Vastgesteld kon worden dat binnen het plangebied sprake is van resten van een verhoogde huisplaats, die vermoedelijk uit de 17de of de 18de eeuw dateert. In 2008 is op 1700 m ten noordwesten van het plangebied ten behoeve van het bouwplan ‘Spaarnebuiten’ onderzoek uitgevoerd naar o.a. het verloop en de opbouw van de Lage Dijk (meldingsnr. 22921/onderzoeksnr. 23183, meldingsnr. 26100). Nog niet alle informatie over de uitkomsten van dit onderzoek is evenwel in Archis II opgenomen. Bij de aanleg van een fietspad is ter hoogte van ‘Lage Dijk 7', door de Archeologische werkgroep Haarlem in de ondergrond een zandkop aangetroffen. Mogelijk gaat het daarbij om een duin. Op de locatie is een grote hoeveelheid materiaal uit de IJzertijd aangetroffen. Mogelijk is ook sprake van materiaal uit andere perioden. De vindplaats is in de beleidsnota van de gemeente aangemerkt als een archeologisch waardevol terrein (HASP 26A), waar bij alle ontwikkelingen die groter zijn als 50 m2 en dieper reiken als 0,40 m - mv archeologisch (voor)onderzoek verplicht is.
10002.bureauonderzoek.def.wpd/pag. 8 van 15
Op de Cultuurhistorische waardenkaart, provincie Noord-Holland zijn verder zowel het traject van de Lage Dijk, aangegeven door de huidige Liedeweg, als dat van de Molenwetering aangegeven als cultuurhistorisch monument van waarde (respectievelijk KEN28G & KEN301G). Ook binnen de beleidsnota van de gemeente is de Lage Dijk aangemerkt als een archeologisch waardevol terrein (HASP 07A), waar bij alle ontwikkelingen die groter zijn als 50 m2 en dieper reiken als 0,40 m - mv, archeologisch (voor)onderzoek verplicht is (afb. 6).
10002.bureauonderzoek.def.wpd/pag. 9 van 15
6.
Verwachte archeologische waarden
Ten aanzien van de verwachtte archeologische waarden binnen het plangebied kunnen op basis van de geomorfologische, bodemkundige alsook de archeologische en historische gegevens verschillende deelgebieden onderscheiden worden. Het overgrote deel van het het plangebied maakt deel uit van de Vereenigde Binnenpolder (zie afb. 6, HASP19A). Het gaat daarbij om een relatief laag gelegen gebied ten oosten van de strandwal van Heemstede-Spaarnwoude waar in de Late Prehistorie sprake was van een omvangrijke veengroei waardoor het in zijn algemeenheid geen goede vestigingslocatie vormde. Wel is het zo dat in de Late IJzertijd en de eerste helft van de Romeinse Tijd sprake was van een verbeterde waterafvoer en dat de iets hoger gelegen oevers van de geulen die het gebied doorsneden door de mens als woonlocatie in gebruik genomen werden. Aan deze bewoning kwam in de 2de helft van de 3de eeuw na Chr. een eind waarna opnieuw sprake was van veengroei. Vanaf circa de 10de eeuw AD werd de ontginning van het veen opnieuw en nu op grote schaal ter hand genomen. Opgemerkt moet worden dat tijdens een door de Archeologische Werkgroep Haarlem uitgevoerde veldkartering in de regio binnen het hier besproken plangebied geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Dit sluit hun aanwezigheid evenwel niet uit en vooralsnog moet daarom voor deze zone uitgegaan worden van een middelhoge kans op de aanwezigheid van archeologische waarden uit de IJzertijd/Romeinse Tijd en Late Middeleeuwen. De zuidwestzijde van het plangebied bevindt zich nog net op afzettingen behorend tot de strandwal van Heemstede-Spaarnwoude (afb. 6, HASP28A). In principe geldt hiervoor een hoge verwachting ten aanzien van de aanwezigheid van archeologische waarden uit de periode vanaf het Laat Neolithicum. Opgemerkt kan worden dat deze strandwal-afzettingen zich niet op de bodemkaart laten herkennen (zie afb. 3.2). Dit geeft aan dat de top ervan zich in de diepere ondergrond bevindt en afgedekt wordt door latere afzettingen. Juist vanwege deze aanwezigheid van jongere afzettingen is de kans groot dat eventueel aanwezige archeologische waarden relatief goed geconserveerd zijn. Hoger op de strandwal, waar jongere afzettingen ontbreken, is als gevolg van recente bodemingrepen namelijk veelal sprake geweest van een meer of minder grote verstoring. Voor deze zone kan dan ook uitgegaan worden van een hoge kans op de aanwezigheid van archeologische waarden. De zuidoostzijde van het plangebied maakt deel uit van de historische kern van Haarlemmerliede (afb. 6, HASP02A). Op basis van de bekende historische gegevens moet binnen dit gebied rekening gehouden worden met de aanwezigheid van archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd.
10002.bureauonderzoek.def.wpd/pag. 10 van 15
7.
Advies
Het zuidoostelijk deel van het plangebied maakt deel uit van een monument van hoge archeologische waarde. Het gaat daarbij om de historische dorpskern van Haarlemmerliede. Binnen dit gebied bestaat een zeer grote kans op de aanwezigheid van archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Aanbevolen wordt om aan dit deel van het plangebied een dubbelbestemming als ‘archeologisch waardevol gebied’ toe te kennen. Aan de als ‘archeologisch waardevol gebied’ aangemerkte bestemming dient een aanlegvergunningstelsel gekoppeld te worden dat zich richt op werken, die schade kunnen veroorzaken aan de eventueel aanwezige archeologische waarden. In de planvoorschriften moeten de voor de archeologische waarden schadelijk geachte en daarom vergunningplichtige werkzaamheden worden opgesomd. Voorbeelden daarvan zijn: egaliseren, het ophogen of afgraven van grond, het rooien of vellen van houtopstanden, de aanleg van wegen, het ingraven van leidingen, het bebossen van gronden, het graven, verbreden of dempen van greppels of sloten, het op andere wijze wijzigen van het grondwaterpeil, aanbrengen van natuurvriendelijke oevers, uitgraven van poelen en vijvers, het bouwrijp maken van een gebied, het aanbrengen van funderingen of kelders, de sloop van bestaande bebouwing, het scheuren van grasland, diepploegen, diepwoelen, het aanleggen en intensiveren van drainage e.d. In de voorschriften ten behoeve van het verkrijgen van een aanlegvergunning dient bepaald te worden dat de aanvrager van een vergunning minimaal een rapport dient te overleggen, waarin de aard, omvang en datering van de eventueel aanwezige archeologische waarden is vastgesteld. Dit rapport dient tevens een antwoord te geven op de vraag in hoeverre eventueel aanwezige archeologische waarden door de voorgenomen ontwikkeling bedreigd worden. Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek en de waarde, die aan de vindplaats gehecht wordt, kan vervolgens plan-inpassing of het behoud van de archeologische waarden ex-situ geëist worden. Aanbevolen wordt ook om in het aanlegvergunningenstelsel vrijstellingen op te nemen voor werkzaamheden waarvan aangenomen mag worden dat deze vanwege hun aard of omvang niet zullen leiden tot een verstoring van verwachte of aanwezige archeologische waarden. Hierbij kan aangesloten worden op de bepalingen die reeds in de concept-beleidsnota Archeologie (Van der Berg & Nyst 2009) voor dit gebied geformuleerd zijn. Deze houden in dat een vrijstelling verleend kan worden indien de voorgenomen ontwikkeling niet dieper reikt dan 0,35 m - maaiveld en/of de omvang van de ontwikkeling niet groter is dan 50 m2. Met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling binnen dit deel van plangebied kan opgemerkt worden deze slechts een beperkte bodemverstoring met zich zullen meebrengen. Zo bestaat een groot deel uit aanpassingen van bestaande bebouwing en zullen andere voorgenomen activiteiten, zoals een gebruik als campingplaats geen of nauwelijks bodemverstoring met zich meebrengen. Aanbevolen wordt om de voorgenomen ontwikkeling in het zuidwestelijk deel van het plangebied alleen archeologisch te begeleiden. Het noordelijk en grootste deel van het plangebied maakt deel uit van de Vereenigde Binnenpolder waarvoor vooralsnog uitgegaan moet worden van een middelhoge kans op de aanwezigheid van archeologische waarden uit de IJzertijd/Romeinse Tijd en Late Middeleeuwen (afb. 6: HASP19A). Aanbevolen wordt om ook aan dit deel van het plangebied een dubbelbestemming als ‘archeologisch waardevol gebied’ toe te kennen. Ten aanzien van de in het aanlegvergunningenstelsel op te nemen vrijstellingen kan ook in dit geval aangesloten worden op het in de beleidsnota Archeologie (Van der Berg & Nyst
10002.bureauonderzoek.def.wpd/pag. 11 van 15
2009) voor dit gebied geformuleerde voorstel. Deze houdt in dat een vrijstelling verleend kan worden indien de voorgenomen ontwikkeling niet dieper reikt dan 0,40 m - maaiveld en/of de omvang van de ontwikkeling niet groter is dan 2500 m2. De zuidwestzijde van het plangebied bevindt zich nog net op afzettingen behorend tot de strandwal van Heemstede-Spaarnwoude (afb. 6, HASP28A). In principe geldt hiervoor een hoge verwachting ten aanzien van de aanwezigheid van archeologische waarden uit de periode vanaf het Laat Neolithicum. Aanbevolen wordt om ook aan dit deel van het plangebied een dubbelbestemming als ‘archeologisch waardevol gebied’ toe te kennen. Ten aanzien van de in het aanlegvergunningenstelsel op te nemen vrijstellingen kan ook in dit geval aangesloten worden op het in de beleidsnota Archeologie (Van der Berg & Nyst 2009) voor dit gebied geformuleerde voorstel. Deze houdt in dat een vrijstelling verleend kan worden indien de voorgenomen ontwikkeling niet dieper reikt dan 0,40 m - maaiveld en/of de omvang van de ontwikkeling niet groter is dan 500 m2. Voor zover bekend zijn in het plangebied ten noorden van de Molenwetering evenwel geen ontwikkelingen gepland, die een bedreiging zouden kunnen vormen voor de eventueel aanwezige archeologische waarden. Aanbevolen wordt om in het kader van de voorgenomen ontwikkeling ten noorden van de Molenwetering geen verder archeologisch onderzoek uit te voeren.
10002.bureauonderzoek.def.wpd/pag. 12 van 15
8.
Samenvatting
Binnen het plangebied kunnen ten aanzien van de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden op basis van de geomorfologische, bodemkundige alsook de archeologische en historische gegevens verschillende deelgebieden onderscheiden worden. Deze deelgebieden worden ook binnen de archeologische beleidsnota als aparte deelgebieden onderscheiden, namelijk: HASP02A: Historische kern Haarlemmerliede HASP19A: Inlaagpolder/Vereenigde Binnenpolder HASP28A: strandwal Heemstede-Spaarnwoude Aanbevolen wordt om aan deze deelgebieden een dubbelbestemming als ‘archeologisch waardevol gebied’ toe te kennen. Ten aanzien van de in het aanlegvergunningenstelsel op te nemen vrijstellingen kan voor elk deelgebied aangesloten worden op de reeds in de beleidsnota Archeologie (Van der Berg & Nyst 2009) voor elk deelgebied geformuleerde voorstellen. Op basis van de voorhanden zijnde informatie lijken binnen het hier besproken plangebied alleen in het zuidwestelijk deel grondverstorende activiteiten gepland te zijn. Voor zover het zich laat aanzien zullen deze echter slechts een beperkte bodemverstoring met zich meebrengen. Zo bestaat een groot deel uit aanpassingen van bestaande bebouwing en zullen andere voorgenomen activiteiten, zoals een gebruik als campingplaats geen of nauwelijks bodemverstoring met zich meebrengen. Aanbevolen wordt om alleen de in het zuidwestelijk deel van het plangebied voorgenomen ontwikkeling archeologisch te begeleiden. Verder onderzoek binnen het plangebied ten noorden van de Molenwetering wordt niet noodzakelijk geacht.
10002.bureauonderzoek.def.wpd/pag. 13 van 15
Literatuur Aar, J.M., van der, 1983: 550 jaar Vereenigde Binnenpolder onder Haarlemmerliede en Spaarnwoude 1434 - 1984, Haarlem. ANWB, 2002: Topografische Atlas Noord-Holland 1:50.000, ANWB bv, Den Haag. Beldt, G., van den, 2006: Het land rond de Stompe Toren, de geschiedenis van Spaarnwoude, Enkele hoofdstukken uit het boek: Spaarnwoude en de Spaarndammerdijk, www.ijdijken.nl. Berg, F., van der & C.L. Nyst, 2009: Beleidsnota Archeologie, gemeente Haarlemmerliede & Spaarnwoude, Stichting Cultureel Erfgoed, Haarlem. Berendsen, H.J.A., 2000: Landschappelijk Nederland, Assen. Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Assen. Berg, M.W. van den & S.J. Kluiving, 1993: Toelichting op kaartblad 24-25, ZandvoortAmsterdam, Geomorfologische kaart van Nederland 1:50 000, DLO-Staring Centrum/Rijks Geologische Dienst, Wageningen/Haarlem. DLO-Staring centrum/RGD, 1993: Geomorfologische Kaart van Nederland 1:50.000, blad 24 -25, Zandvoort-Amsterdam, Wageningen/Haarlem. Geldrop, F., van, 1965: Negen eeuwen Spaarnwoude, Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Jacobs, E., 1995: Catalogus van archeologisch onderzoek in Haarlem, In: Haarlems Bodemonderzoek nr. 27, Haarlem, p. 6 - 56. Jacobs, E., 2009: Locatie ‘Hofambacht 2009', gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Een bureauonderzoek. STAR 236. Amsterdam. Jong, J. de, 1995: Kaart prehistorische bewoning, In: Haarlems Bodemonderzoek nr. 27, Haarlem. KNA, 2006: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1, SIKB, Gouda. Lange, S, E.A. Besselsen & H. van London, 2004: Het oer-IJ estuarium, Archeologische Kennisinventarisatie (AKI), Amsterdams Archeologisch Centrum Publicatie 12, Amsterdam. Mulder de, E.E.J., Geluk, M.C., Ritsema, I.L., Westerhoff, W.E., Wong, T.E., 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen/Houten. Numan, A.M. & J.M. Poldermans, 1987: Kroniek 1987; Vereenigde Binnenpolder, Spaarnwoude, In: Haarlems Bodemonderzoek 21, Haarlem, p. 69. Numan, A.M. & J.M. Poldermans, 1988: Kroniek 1988; Vereenigde Binnenpolder, In: Haarlems Bodemonderzoek 22, Haarlem, p. 60. Rappol, M. & Soonius, C.M., 1994: In de bodem van Noord-Holland, Geologie en archeologie, Amsterdam. Rijks Geologische Dienst, 1995: Vereenvoudigde Geologische Kaart van Haarlem en omgeving. Schaal 1:50 000, Rijks Geologische Dienst, Haarlem.
10002.bureauonderzoek.def.wpd/pag. 14 van 15
Verantwoording Afbeeldingen afb. 1: Locatie plangebied, Jacobs & Burnier, archeologisch projectbureau & ANWB 2002 afb. 2.1: Bestaande situatie plangebied, bron: www.maps.google.nl afb. 2.2: bestaande bebouwing binnen plangebied, bron: kaartmateriaal opdrachtgever afb. 2.3: Schetsontwerp (2006) voorgenomen ontwikkeling zuidelijk deel plangebied, bron: kaartmateriaal opdrachtgever afb. 3.1: Uitsnede geomorfologische kaart, bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed afb. 3.2: Uitsnede bodemkaart, bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed afb. 4.1: Uitsnede kaart Joost Janszoon Beeldsnijder 1573 - 1575, bron: www.dpc.uba.uva.nl afb. 4.2: Uitsnede kadastrale kaart 1811 - 1832, bron: www.watwaswaar.nl afb. 4.3: Uitsnede kaart Nautz, 1857, bron: www.library.tudelft.nl afb. 4.4: Uitsnede Bonnekaart 1900, bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed afb. 5: Uitsnede Archis II, bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed afb. 6: Uitsnede Archeologische beleidskaart gemeente, bron: Van der Berg & Nyst 2009 Bestanden 10002.bureauonderzoek.def.wpd 10002.bureauonderzoek.afbeelding01.def.wpd 10002.bureauonderzoek.afbeelding02.def.wpd 10002.bureauonderzoek.afbeelding03.def.wpd 10002.bureauonderzoek.afbeelding04.def.wpd 10002.bureauonderzoek.afbeelding05.def.pdf 10002.bureauonderzoek.afbeelding06.def.wpd
10002.bureauonderzoek.def.wpd/pag. 15 van 15
Afb. 1: Het plangebied is op beide kaarten in rood aangegeven.
Afb. 2.1: Huidige inrichting plangebied. Omtrek plangebied in rood aangegeven.
Afb. 2.2: Bestaande bebouwing plangebied. De bebouwing die binnen het plangebied valt is rood omkaderd.
Afb. 2.3: Schetsontwerp (2006) voorgenomen ontwikkeling zuidelijk deel plangebied.
Afb. 3.1: Uitsnede geomorfologische kaart. Omtrek plangebied in blauw aangegeven.
Afb. 3.2: Uitsnede Bodemkaart. Omtrek plangebied is in rood aangegeven.
Afb. 4.1: Detail kaart Jan Jansz, Beeldsnijder 1573 - 1575. De positie van het plangebied is globaal aangegeven met een rood vierkant.
Afb. 4.2: Uitsnede kadastrale Minuut 1811-1832. Omtrek plangebied in rood aangegeven.
Afb. 4.3: Uitsnede kaart Nautz 1857. Locatie plangebied globaal aangegeven met een rode cirkel.
Afb. 4.4: Uitsnede Bonnekaart 1900. Omtrek plangebied in blauw aangegeven.
Afb. 5: Uitsnede Archis II
februari 2010
Locatie ’Liedeweg 32 - 33’, gemeente Haarlemmerliede-Spaarnwoude (meldingsnr. 39096)
108516 / 490513
Legenda VONDSTMELDINGEN WAARNEMINGEN ONDERZOEKEN ONDERZOEKSMELDINGEN TOP10 ((c)TDN)
MONUMENTEN archeologische waarde hoge archeologische waarde zeer hoge archeologische waarde zeer hoge arch waarde, beschermd
413353 26410 28066
IKAW zeer lage trefkans lage trefkans middelhoge trefkans hoge trefkans
39096
211450 13914
lage trefkans (water) middelhoge trefkans (water) hoge trefkans (water) water niet gekarteerd
43035 13900
5836 37823
35713
211052 43008 0
211434
106244 / 488657
500 m
N
Archis2
Afb. 6: Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Haarlemmerliede-Spaarnwoude (Van der Berg & Nyst 2009). De blauwe kleur geeft het gebied van de Inlaagpolder/Vereenigde Binnenpolder (HASP19A) aan. De gele kleur die van het gebied aan waar afzettingen van de strandwal van Heemstede-Spaarnwoude in de ondergrond aanwezig zijn (HASP28A). HASP02A verwijst naar de historische dorpskern van Haarlemmerliede (groen). HASP08A verwijst naar de Liedemolen. Deze is aan de huidige Liedeweg gelegen, buiten het hier besproken plangebied. HASP15A verwijst eveneens naar een buiten het plangebied gelegen molenplaats. De groene lijn die het traject van de huidige Liedeweg volgt geeft het traject van de Lage Dijk aan (HASP07A).