BuitenWijs samen sterk in NME BuitenWijs brengt mensen actief met het buiten in aanraking, zodat zij wijs omgaan met hun eigen leefomgeving
Leskist THEMA-handleiding
Bezige Bijen Groep 5 en 6
Dit is een NME – product van BuitenWijs. BuitenWijs is een samenwerkingverband, waarbij de gemeenten Houten, Lopik, Nieuwegein en IJsselstein samen sterk in NME zijn. BuitenWijs brengt mensen actief met het buiten in aanraking, zodat zij wijs omgaan met hun eigen leefomgeving. BuitenWijs Houten NME Houten Postbus 30 3990 DA Houten
[email protected] BuitenWijs IJsselstein Gemeente IJsselstein Postbus 21 3400 AA IJsselstein
[email protected] BuitenWijs Lopik Gemeente Lopik 3411 CH Lopik
[email protected] BuitenWijs Nieuwegein Gemeente Nieuwegein Postbus 1 3430 AA Nieuwegein
[email protected] Colofon Copyrights Jaar van uitgave Eindredactie Illustratie Grafische vormgeving Met dank aan
BuitenWijs – Bezige Bijen
BuitenWijs 2012 Erna Bod, Tjeerd Mijnster en Nicky Mertens Olivier Rijken Maaike de Laat Eduniek / CED-groep
2
Inhoudsopgave
BuitenWijs – Bezige Bijen
1
In het kort
4
2
Overzicht van de activiteiten
5
3
Beschrijving van de lessen
6
4
Achtergrondinformatie
5
Bijlagen
10
3
1
In het kort Inleiding De leerlingen leren denkend en samenwerkend de bij kennen en vooral de zorg die het dier nodig heeft
Doelgroep Groep 5 en 6
Leerdoelen De leerlingen: » weten dat er drie typen bijen zijn namelijk de koningin, de dar en de werkster. » kunnen bij een tekening van een honingbij de kop, het borststuk, het achterlijf, de poten, de angel, de vleugels, de facetogen en de voelsprieten aangeven. » weten de relatie tussen een imker en een fruitteler( bestuiving van bloemen). » weten hoe een imker een bijenvolk vangt. » weten hoe een imker zich beschermt tegen bijensteken. » weten hoe een imker voor de gezondheid van de honingbijen zorgt.
Aansluiting kerndoelen 40 De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. 41 De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen.
Duur van het thema De activiteiten en lessen zijn zo ontworpen dat ze gedurende een periode van vier weken gelijkmatig verdeeld over de week aandacht vragen van de leerlingen. De leskist wordt drie weken uitgeleend. In de structuur is daar rekening mee gehouden. De eerste week besteedt u als leerkracht aandacht aan de introductie, voorkennis ophalen en de vooruitblik met doelen.
Structuur Het thema is opgezet volgens een vaste structuur 1. Introductie 2. Voorkennis ophalen 3. Vooruitblik met lesdoelen 4. Onderzoeken en verwerken volgens doe denk doe model 5. Afsluiten/ evalueren
BuitenWijs – Bezige Bijen
4
2
Overzicht van de activiteiten
WEEK 0 Voorbereiding voor de leerkracht
WEEK 1 1. Introductie: De proeverij 2. Voorkennis ophalen 3. Vooruitblik met doelen
WEEK 2 4. Activiteiten 4.1 Bijen en bijen 4.2 De imker 4.3 Bijenzorg
WEEK 3 Controleopdracht
WEEK 4 5. Afsluiting/reflectie: Wat heb ik geleerd?
BuitenWijs – Bezige Bijen
5
3
Beschrijving van de lessen 1. Introductie: De proeverij Doel: Kinderen enthousiast maken voor het thema. Voorbereiding Koop een aantal verschillende soorten honing (ten minste vijf potjes). Voor elke tafelgroep evenveel schoteltjes met een klodder honing en evenveel honing naambordjes. Vaasjes met roerstokjes. Notitieblaadjes / potlood per kind. Activiteit » Geordend lopen: van elke tafelgroep lopen de kinderen naar de ‘honingtafel’ om de verschillende schoteltjes met naambordjes en een ‘vaasje ’met roerstokjes te halen » Geordende tafel: de leerlingen zetten de schoteltjes met naambordjes in het midden van de tafelgroep » Laat de kinderen in stilte proeven: » Leerlingen proeven de honingsoorten » Noteren wat zij ‘proeven’ » Maken een eigen smaakvolgorde / geven een cijfer onder 10 aan elke honingsoort » Keuren, overleg: » Elke leerling vertelt in de tafelgroep zijn ervaringen / smaak. Om en om en om. (Rondpraat) » Per honingsoort worden de punten geteld » Zet de soorten op volgorde, maak er een kaartje 1, 2, 3,enz bij. En de winnaar is » De totalen per honingsoort van elke tafelgroep worden op het bord verzameld en opgeteld. » Wat is de tophoning van de klas?
2. Voorkennis ophalen Doel: Het doel van de voorkennis ophalen is dat kinderen betrokken raken bij het onderwerp en voor de leerkracht is het doel dat de aanwezige voorkennis van de kinderen gepeild kan worden. Voorbereiding » Voor elke leerling een kant en klaar woordweb » En een web voor de tafelgroep » Zie voorbeeld in bijlagen Activiteit Vraag de kinderen “ wat weet je al van bijen? Wat kan de bij? Wat heeft een bij nodig heeft en wat geeft de omgeving hem?” Lees de woorden op je woordweb en kleur groen waar je over kunt vertellen. » Over welke woorden weten jullie allemaal iets? Kleur groen op jullie teamwoordweb. » Over welke niet allemaal? Geef die op je teamwoordweb een geel randje en vertel elkaar daar over. » Over welke weten jullie nu nog niets? Rood randje geven op het teamwoordweb » Is er een ander groepje dat daar iets over weet?
BuitenWijs – Bezige Bijen
6
3. Vooruitblik met doelen Doel: De vooruitblik geeft kinderen overzicht over wat ze gaan leren. Het richt hen op wat belangrijk is om te onthouden en laat hen zien dat de opdrachten die ze gaan maken, de proeven die ze gaan doen, de onderzoeken allemaal gericht zijn op het bereiken van de leerdoelen. Kinderen worden zich bewust van wat ze gaan leren en hoe ze dat gaan doen. Ze zullen hierdoor de informatie beter verwerken en beter in staat zijn verbanden leggen. Laat ze de leerdoelen zien en bespreek de doelen. Hang de doelen goed zichtbaar op in de klas en reflecteer hier regelmatig op. Hier geeft u ook aan wanneer er een les of activiteit is die antwoord geeft aan ‘restvragen’ uit de voorkennis activiteit.
4. Activiteiten 4.1 Bijen en Bijen Doel De leerlingen leren dat er verschillende soorten bijen zijn en de anatomie van de bij kennen. Introductie » Laat de leerlingen tegenover elkaar staan » Wijs bij elkaar aan: » Hand » Wijsvinger » Vingerkootje » Neus » Neusvleugel » Oor » Oorlelletje » Welke heb je geleerd? Instructie Vertel de kinderen dat de les gaat over soorten bijen en over de anatomie van de bij. U vertelt over die soorten bijen en de leerlingen maken op werkblad 1 aantekeningen. Kerninformatie voor de les De koningin is de grootste en legt de eitjes. De dar komt de eitjes bevruchten. Verder hoeft die niets meer te doen. Zij legt ongeveer 2000 eitjes per dag. Dat doet zij in een speciale cel, de moerdop. Zij krijgt een speciale gelei te eten. De werkster zorgt voor eigenlijk alles. Zie voor uw vertelling ook: » de bijlage achtergrondinformatie » de site: www.imkersverenigingterapel.nl met een mooie beschrijving van de bij. » Indien een digibord aanwezig is: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20050224_bij01 Laat de leerlingen de aantekeningen vergelijken. En laat hen een teamkaart maken waarop staat wat zij geleerd hebben over de verschillende soorten bijen. Daarna gaan de leerlingen zelf aan de slag met het tweede deel van het werkblad; de anatomie.
BuitenWijs – Bezige Bijen
7
4.2. De imker Doel De leerlingen leren het werk van de imker kennen. Voorbereiding Controleer de site: www.bijenhouders.nl (/homepage_voorlichting.php?content_id286). Daar is een filmpje te zien over “De bij en wij”(20 minuten). Eventueel downloaden. Zorg dat het filmpje niet alleen via het digibord te zien is, maar ook beschikbaar is op een computer zodat de kinderen er nog eens naar kunnen kijken. Per groepje een lege kaart, waarop de filmvraag kan worden gezet. Introductie Laat de leerlingen de volgende zin afmaken: “Een bij steekt………………………………….” Laat de leerlingen hun antwoord om en m aan de buurman geven. (Tweepraat) Vraag een paar voorbeelden klassikaal terug. Kern Vertel de kinderen dat ze een filmpje gaan zien over de imker. We gaan het filmpje een keer met z’n allen bekijken; daarna kun je in de loop van de week het filmpje met je groepje nog eens bekijken met als opdracht er één goeie vraag over te maken. Het mogen er ook drie zijn. De vragen gaan we aan het eind van de week aan elkaar geven en beantwoorden. Daar krijgt iedereen een leeg kaartje voor. De vragenkaartjes worden verzameld en kunnen op diverse momenten tevoorschijn komen. (Werkvorm: Breng een vraag).
4.3. Bijenzorg Doel De leerlingen leren de relatie tussen bij- en fruitteelt kennen en raken bekend met de sterfte van de bijen(volken) en de zorg die dat behoeft. Voorbereiding Zie www.bijenstichting.nl. Werkblad “zonder bij geen appel”kopiëren. Materiaal voor een bijenhotel verzamelen Introductie Stel de leerlingen de vraag: Wat heb jij elke dag nodig? Laat de leerlingen in hun groepje om de beurt snel een antwoord geven. (Rondpraat op tempo) Instructie Geef alle kinderen het werkblad. Vertel over wat de bijen nodig hebben en dat zij bedreigd worden in het bestaan door pesticiden. Dat is slecht voor de fruitteler en hoe de bij geholpen kan worden. Eventueel gebruikt u daar digiplaatjes bij. Maak twee kringen, binnen en buitenkring. Kinderen staan tegenover elkaar.
BuitenWijs – Bezige Bijen
8
U stelt de vraag, één kind antwoord, ander geeft feedback. Na elke vraag draait de buitenkring twee plaatsen door: Vragen die gesteld kunnen worden: » wat heeft een bij elke dag nodig? » wat is een goeie plek voor een bijenkast? » moet de boer het gras met de bloemen maaien? » Wat brengt de bij rond? » Waardoor wordt de bij bedreigd? » Hoe kun je de bij helpen? Verwerkingsopdracht: Maken een bijenhotel. Materiaal ook van thuis meenemen.
5. Afsluiting/reflectie: Wat heb ik geleerd? Doel De leerlingen leren verwoorden wat zij geleerd hebben. Opdracht Vraag de kinderen wat ze thuis gaan vertellen over de bij? Bedenk zelf, maak aantekeningen, laat horen aan een ander, welke tip heeft die voor jou?
BuitenWijs – Bezige Bijen
9
4
Achtergrondinformatie Honingbijen Oorspronkelijk woonden honingbijen in holle bomen. Daarin bouwden zij de raten. Onze bijen leefden eerst in korven, nu in bijenkasten. Bijen zijn sociaal levende dieren. Ze vormen goed georganiseerde leefgemeenschappen, die soms wel uit zo'n 50.000 individuen kunnen bestaan. Binnen zo'n gemeenschap heeft elke bij een eigen taak. Er zijn drie verschillende typen: koninginnen, werksters en darren. Binnen elke gemeenschap is steeds maar één koningin. Zij is de grootste en heeft een lang en slank achterlijf. Zij is de enige die eitjes kan leggen. Ze doet dat dan ook haar hele leven lang; een periode van ongeveer vier of vijf jaar. Dan legt zij meer dan 1.000.000 eitjes. In een bijenvolk leven ongeveer 10% mannelijke bijen, darren genoemd. De taak van de darren is het bevruchten van de koningin. Na de koningin zijn de darren de grootste bijen. De grootste groep bijen zijn de werksters: deze zijn de kleinste bijen. Door het jaar heen Honing is het reservevoedsel voor de bijen in de winter. Om zo weinig mogelijk voedsel te gebruiken, zullen de werksters hun best doen zo weinig mogelijk warmte (energie) te verliezen. De bijen die overwinteren kruipen zo dicht mogelijk tegen elkaar aan. Zo vormen ze op de raten een soort tros. In het centrum van die tros zit de koningin. Darren zijn er niet in de winter. Voordat de winter start, wordt de darren de kast uitgejaagd. Dit wordt ‘darrenslacht’ genoemd. Als er in de lente stuifmeel binnenkomt in de bijenkast zorgt de koningin ook voor eitjes waaruit de darren geboren worden. Als het volk te groot is voor de bijenkast, stopt de koningin met het leggen van de eitjes. De werksters geven een aantal eitjes speciale voeding: koninginne-gelei. Vóór de geboorte van de nieuwe koningin verlaat de oude koningin samen met een groep haalbijen de kast. Dit noemen we ‘zwermen’. Op enige afstand van de kast wachten zij op enkele verkenners, die op zoek zijn geweest naar geschikte woonruimte. In de oude kast is inmiddels de nieuwe koningin geboren. Als er nog voldoende werkbijen over zijn, zal ook zijn uitzwermen wanneer een andere koningin op het punt staat uit te komen. De nieuwe koningin zal niet meer uitzwermen en de koninginnen die nu nog geboren worden, steekt zij dood. De koningin moet om bevruchte eieren te kunnen leggen eerst paren met een tiental darren. Dit gebeurt buiten de kast tijdens de zogenaamde ‘bruidsvlucht’. De bouw van een bij Bijen hebben een driedelig lichaam: kop, borststuk en achterlijf. In de kop zitten de zintuigen; de ogen en de sprieten met hun reuk en tastzintuigen. Een bij kan niet bijten; zij heeft een zuigsnuit. Het sterk gespierde borststuk draagt die lichaamsdelen die voor de voortbeweging zorgen: de vleugels en de poten. Bijen hebben twee paar vliezige vleugels. De voorvleugels zijn groter dan de achtervleugels. Als een bij vliegt, grijpen voor- en achtervleugels met haakjes in elkaar. Ze hebben drie paar poten. Aan de poten zitten klauwtjes en zuignappen. Handige hulpmiddelen bij het klimmen. Op de achterste poten zit het stuifmeelkorfje. Een bij is enorm behaard, zodat het stuifmeel op de haalbij blijft zitten. Na het poetsen van het lijf wordt het stuifmeel in het stuifmeelkorfje gestopt en meegenomen. De tong werkt als een rietje: de haalbij zuigt de nectar uit de bloem. De werkster De meeste bijen in een volk zijn werkster. Elke werkster krijgt al die taken te doen gedurende haar betrekkelijk korte leven en allemaal in dezelfde volgorde. Bij het ouder worden ondergaat het lichaam van een werkster bepaalde veranderingen. Elke verandering
BuitenWijs – Bezige Bijen
10
brengt een nieuwe taak met zich mee. De werkster fungeert de eerste weken van haar bestaan als poetsbij en voedbij: zij maakt cellen schoon en voedt de larven met voedersap (honing en stuifmeel). Na de ongeveer tien dagen begint ze met het bouwen van de prachtige raten met de zeskantige cellen. Ze is bouwbij, ook wel wasbij genoemd. Na zeventien dagen wordt ze bewaakbij en houdt ze indringers op afstand. Na drie weken vliegt zij uit – eerst nog aarzelend, later doelgericht – en wordt zij haalbij. Ze verzamelt o.a. nectar en stuifmeel. Door onder andere enzymatische inwerking in haar maag waar zij de nectar bewaard, verandert nectar in honing. Het stuifmeel wordt in kleine korfjes aan beide achterpoten naar de kast vervoerd. Zij verzamelt ook propolis, een soort hars uit bloemknoppen van de kastanje en naaldbomen, en water. Bang voor steken? Bijen steken niet zomaar! Een bij steekt alleen als ze zich bedreigd voelt. Bijvoorbeeld wanneer ze wordt aangevallen door een vijand (wesp, spin, libel). Wanneer een bij een ander insect steekt, kan zij de angel ongedeerd weer terugtrekken. Maar in de leerachtige huid van de mens blijft de angel steken en breekt af (weerhaakjes), wanneer de bij de angel probeert terug te trekken. De bij gaat dan onherroepelijk dood. Een bij steekt dus alleen als hij bang is. Zorg ervoor dat een bij niet schrikt. Als je heel wild doet, kan een bij steken. Niet slaan dus! Een bij heeft facetogen en ziet voornamelijk beweging. Als je langzaam beweegt, ziet een bij je niet eens. Ben je gestoken wrijf dan met je nagel de angel eruit. Knijp de angel er niet uit, want dan knijp je juist het gif uit het gifblaasje in je lijf. Bijen en de fruitteelt Bijen hebben in de fruitteelt met betrekking tot de bestuiving een belangrijke rol. Doordat bijen de bloemen bezoeken om er nectar of stuifmeel te verzamelen, brengen ze stuifmeel over van de ene bloem naar de andere waardoor er bevruchting en vruchtvorming kan plaatsvinden. Sommige soorten zijn voor de overdracht van stuifmeel bijna geheel afhankelijk van bijen en andere insecten. Deze soorten hebben vaak grote, gekleurde en geurende bloemen en produceren nectar om een bezoek aan de bloem zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Bestuiving door de wind komt ook veel voor. Denkt u bijvoorbeeld aan maïs. In de fruitteelt zijn veel soorten (appel, kers, pruim, braam, framboos, blauwe bes) afhankelijk van bijen en andere insecten voor een optimale bestuiving. Ook de wind speelt een rol bij de bestuiving, maar het plaatsen van bijen geeft aantoonbaar betere resultaten. Bij teelt onder glas (aardbei, meloen) zijn bijen, hommels en andere insecten van buiten de kas geheel verantwoordelijk voor de bestuiving. Op de foto hieronder ziet u een bij op een appelbloesem. De bloem van de appel is aantrekkelijk voor bijen. De nectar heeft een hoge suikerconcentratie (45%) en het stuifmeel is van goede kwaliteit. De meeste appel soorten hebben kruisbestuiving nodig. Dit wil zeggen dat stuifmeel van een ander ras nodig is voor een optimale vruchtzetting. De bijen dragen daar aan bij. Het inzetten van een beebooster is in de fruitteelt mogelijk. Hierdoor krijgen uitvliegende bijen kunstmatig een extra lading stuifmeel mee. Dit om de bestuiving te verbeteren.
BuitenWijs – Bezige Bijen
11
5.1
Bijlage 1: Lesdoelen We leren dat er drie typen bijen zijn. bij een tekening van een honingbij de verschillende delen aangeven. wat de relatie tussen een imker en een fruitteler is. hoe een imker een bijenvolk vangt. hoe een imker zich beschermt tegen bijensteken. hoe een imker voor de gezondheid van de honingbijen zorgt.
BuitenWijs – Bezige Bijen
12
4.2
BuitenWijs – Bezige Bijen
Bijlage 2: Woordweb
13
4.3
Bijlage 3: Infoblad 1: Bijen en bijen Drie bijen:
werkster
koningin
dar
Maak aantekeningen over de verschillende bijen tijdens de vertelles. Werkster
BuitenWijs – Bezige Bijen
Koningin
Dar
14
Teken en leer: Twee plaatjes van de bij met ‘de onderdelen’; de anatomie van de bij. Teken een grote, gekleurde bij. Kopieer de tekening en schrijf op de kopie de namen van de onderdelen erbij. Maak losse naamkaartjes van verschillende onderdelen. Niet allemaal, alleen die jij kiest. Vraag iemand anders de naamkaartjes op de plaats op de gekleurde bij te leggen. Met de kopie kan hij/zij het controleren.
BuitenWijs – Bezige Bijen
15
4.4
Bijlage 4: Werkblad 2: De imker
De filmvraag: Schrijf hier de vraag die jullie aan de klas wilt stellen over de imker na het zien van de film “De bij en wij”. Zet het antwoord hieronder in het vak.
BuitenWijs – Bezige Bijen
16
4.5
Bijlage 5: Bijenhotel Twee manieren om een bijenhotel te maken.
BuitenWijs – Bezige Bijen
17
4.6
Bijlage 6: Zonder bij geen appel
Bijen hebben elke dag in elk geval wat nectar nodig. De bij vliegt daarvoor door de boomgaard langs de bloemen. Zo brengt hij ongemerkt stuifmeel van bloem tot bloem en zorgt ervoor dat de bloem vrucht gaat geven. Bijvoorbeeld een appel of een peer. De bijen worden bedreigd en er sterven te veel bijenvolken. Dat is erg slecht voor de fruitteler, want zonder bijen worden de bloemen niet bevrucht en komen er geen verse vruchten aan de boom. Je kunt de bijen helpen door en hotel voor ze maken of de bloementuin lekker laten groeien. Wat kun jij doen?
BuitenWijs – Bezige Bijen
18