LEO Pharma Productbrochure
LEO Pharma werd meer dan honderd jaar geleden opgericht en is een onafhankelijke farmaceutische onderneming, gespecialiseerd in onderzoek en ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen op het gebied van dermatologie en trombose. LEO Pharma is eigendom van de LEO Stichting. www.leo-pharma.be
Het hoofdkantoor is gevestigd in Denemarken en we hebben medewerkers in 61 landen. Onze producten worden in meer dan 100 landen verkocht.
Onze producten en therapieën helpen mensen in onze 2 aandachtsgebieden:
TRO M B O S E
D E R M ATO LO GIE
Een van de aandachtsvelden van LEO Pharma is gericht op de ondersteuning van professionele zorgverleners over de gehele wereld om potentieel levensbeperkende en levensbedreigende ziekten als trombo-embolische verschijnselen, nierziekten en oedemen te voorkomen en te behandelen.
• Psoriasis • Actinische keratose • Huidinfecties
Voor de behandeling van psoriasis op het lichaam en de hoofdhuid
calcipotriol / betamethasondipropionaat Mensen helpen leven met psoriasis.
Unieke combinatie van: • Vitamine D (calcipotriol) • Corticosteroïd (betamethasondipropionaat) Deze combinatie is effectiever dan de beide bestanddelen in monotherapie1. Bovendien werkt vitamine D de mogelijke huidatrofie2, 3 tegen, waardoor de behandeling eveneens veiliger is. Na een initiële behandeling van 4 weken wordt een onderhoudstherapie (1-2x/week) aanbevolen.4 Voor een optimale werking dient het flesje met de lipofiele gel geschud te worden
Dovobet® Gel 60 g
Xamiol® Gel 60 g
Dovobet® Gel Applicator 60 g
Ref: 1: Fleming C, et al. Eur J Dermatol 2010;20(4):465-71. 2: Noorsgaard. Arch Dermatol Res 2014 Oct;306(8):719-293. 3: Segaert. J Drugs Dermatol.2013;12(8):e129-e137. 4: Augustin et al. J Dtsch Dermatol Ges. 2014;12(8):667-682
Dovobet® Zalf 60 g
Voor de behandeling van actinische keratosen
Picato® bestaat in 2 doseringen: • 150µg: gelaat en hoofdhuid • 500µg: romp en ledematen De korte behandelingsduur van 2 (500µg) of 3 (150µg) dagen heeft een gunstig effect op de therapietrouw1. De mediane reductie van het aantal actinische keratose letsels na 1 behandeling bedraagt: • 83%: gelaat en hoofdhuid • 75%: romp en ledematen1.
Picato® Gel
Picato® Gel
3 dagen, 1 x daags Gelaat en hoofdhuid
2 dagen, 1 x daags Romp en ledematen
150 mg/g
Ref: 1: Lebwohl et al, N Engl J Med 2012;366:1010-9
500 mg/g
Voor de behandeling van huidinfecties door Staphylococcus en Streptococcus
Fucidin
®
fusidinezuur / natriumfusidaat
Met het Fucidin® gamma beschikt u over een waaier van samenstellingen en galenische vormen waarbij u adequaat kan reageren op huidaandoeningen zoals huidinfecties. Het succes van een lokaal antibioticum hangt af van de goede penetratie van het actief bestanddeel en veronderstelt concentraties die de MIC voor de pathogene kiemen overschrijden. Fucidin® dringt snel tot in de diepste huidlagen door, om er concentraties te bereiken die: • 200 tot 1800 maal de MIC voor S. aureus (met inbegrip van MRSA) overtreffen • 27 maal de MIC van S. pyogenes overtreffen.
Fucidin® crème
Fucidin® zalf
Fucidin® intertulle
Nattende letsels, huidplooien, behaarde huid
Droge huidinfecties, korstige huid, kloven
Uitgebreidere huidinfecties
15 g en 30g
15 g en 30g
Geïmpregneerd gaasverband.
Voor de behandeling van geïnfecteerd eczeem en dermatitis
Patiënten met atopische dermatitis zijn haast allen door S.aureus gekoloniseerd.
5% kolonisatie1
91% kolonisatie in chronische gelichenifieerde plaques (n=66)2 78% kolonisatie op plaatsen waar de huid niet aangetast is (n=27)3
personen zonder AD
Fucidin® Hydrocortisone crème 15 g
Als een licht corticoïd gewenst is: • Huidzones met verhoogde resorptie • Kinderen
personen met AD
Fucicort® lipid crème 15 g en 30 g
• Uitgesproken inflammatie • Goed afgelijnde letsels • Korte behandeling
Ref: 1. Sampson HA, Clin Rev Allergy 1968; 4: 125-138 • 2. Leyden JJ, Marples RR and Kligman, AM. British Journl Derm1974; 90: 525-530 3. Goodyear HM, Watson PJ, Egan SA, Price EH, Kenny PA and Harper Jl, Clinical Experimental Derm 1993; 18: 300-3004
Voor de behandeling van een diep veneuze trombose of een longembool
innohep® biedt u een eenvoudige, doeltreffende oplossing, ook voor uw risicopatiënten. innohep® (tinzaparine natrium) is een laag moleculair gewicht heparine (LMGH) ontwikkeld voor de preventie en behandeling van trombo-embolische aandoeningen, zoals een diepe veneuze trombose of longembolie. Door het proces van enzymatische splitsing heeft innohep® meer langere ketens en een hoger moleculair gewicht in vergelijking met andere laag moleculair gewicht heparines.
innohep® 0,5 ml
innohep® 0,7 ml
innohep® 0,9 ml
10 spuiten van 0,5 ml 10 000 IE
10 spuiten van 0,7 ml 14 000 IE
10 spuiten van 0,9 ml 18 000 IE
Curatieve behandeling
Curatieve behandeling
Curatieve behandeling
De productiemethode maakt dat innohep® als enige over volgende eigenschappen beschikt: • Eliminatie gebeurt niet uitsluitend via de nieren waardoor er met innohep® geen accumulatie is bij een verminderde nierfunctie tot CrCl 20ml/min. • Neutralisatie tot 81% met Protaminesulfaat • Altijd 1x/dag. • Bewezen doeltreffendheid bij zwangeren, obese en oncologische patiënten.
innohep® 0,25 ml
innohep® 0,35 ml
innohep® 0,45 ml
innohep® 2 ml
10 spuiten van 0,25 ml 2 500 IE
10 spuiten van 0,35 ml 3 500 IE
10 spuiten van 0,45 ml 4 500 IE
10 flesjes van 2 ml 20 000 IE
Preventie
Preventie
Preventie
Intraveneus gebruik
LEO Pharma® Protaminesulfaat Heparine LEO®
LEO Pharma® Protaminesulfaat: in de geneeskunde wordt protamine gebruik om het effect van heparines op de bloedstolling te neutraliseren, bijvoorbeeld na operaties aan het hart of de grote vaten. Het vormt met heparine een complex dat geen antistollende werking heeft. Zelf heeft protamine een licht anticoagulerend effect. Protamine werd vroeger veel bereid uit hom van vissen zoals zalmen, maar tegenwoordig ook via recombinanttechnieken. Heparine LEO® wordt gebruikt om de stolbaarheid van het bloed snel te verminderen, bijvoorbeeld bij mensen met een bewezen bloedstolsel in de vorm van een trombose of een longembolie Hierdoor lost het stolsel op en wordt (ergere) schade voorkomen.Ook wordt het middel gebruikt ter voorkoming van bloedstolsels. Het middel wordt ook gebruikt tijdens hartchirurgie om bloedstolsels in de hart-longmachine te voorkomen.
LEO Pharma Protaminesulfaat 5 ampullen van 5 ml
Heparine LEO
10 flacons van 10 ml
Voor de behandeling van oedeem ten gevolge van congestief hartlijden of nierinsufficiëntie
Bumetanide
Burinex is een lisdiureticum. Dit is een waterafdrijvend geneesmiddel dat inwerkt op de opstijgende tak van de lis van Henle van het nierlichaampje. Lisdiuretica verlagen een hoge bloeddruk, en verminderen oedeem ten gevolge van congestief hartlijden of nierinsufficiëntie. Ze werken meer bepaald in op de Na-K-2Cl transporter in het bredere gedeelte van het stijgend been van de lis van Henle en verhinderen zo de heropname van natrium- en chloride-ionen in het bloed. Daarnaast vermindert ook de heropname van calcium en magnesium.
Burinex 1 mg
30 pillen van 1 mg
Burinex 5 mg
20 pillen van 5 mg
Voor de behandeling van patiënten waarbij de productie van vitamine D verstoord is.
1-Alpha alfacalcidol
1-alpha 0,25 mcg 30 capsules
1-Alpha® LEO is een vorm van vitamine D3, die de absorptie van calcium door het organisme verhoogt. Alpha® LEO is aangewezen voor de behandeling van beenderaandoeningen waarbij de productie van actieve derivaten van vitamine D verstoord is.
1-alpha 1 mcg 50 capsules
1-alpha druppels Flesje van 10 ml
1-alpha ampullen 10 ampullen van 0,5 ml
Patiënt ondersteunende activiteiten.
We streven ernaar om de patiënt te helpen hun ziekte te controleren en hun levenskwaliteit te verbeteren. QualityCare™ zorgt voor de nodige informatie en ondersteuning, zowel langs digitale weg als via duidelijke informatiebrochures. U kan deze service aanbieden aan uw patiënten met psoriasis of actinische keratosen.
Informatie brochure
Picato ®
Website
Gepersonaliseerd, online magazine, e-mails met informatie op maat, Gratis SMS-dienst met handige tips.
Smartphone app Beschikbaar in:
Brochures
Online coaching
D OVO B ET ® G E L
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: Dovobet 50 microgram/0,5 mg/g gel. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: Eén gram gel bevat 50 microgram calcipotriol (als monohydraat) en 0,5 mg betamethason (als dipropionaat). Hulpstof met bekend effect: Butylhydroxytolueen (E321) 160 microgram/g gel. FARMACEUTISCHE VORM: Gel. Een vrijwel transparante, kleurloze tot licht crèmekleurige gel. THERAPEUTISCHE INDICATIES: Lokale behandeling van psoriasis op de hoofdhuid bij volwassenen. Lokale behandeling van milde tot matig ernstige psoriasis vulgaris elders op het lichaam bij volwassenen. DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING: DOSERING: Dovobet gel dient éénmaal per dag te worden aangebracht op de aangedane plekken. De aanbevolen behandelingsperiode is 4 weken voor behandeling van de hoofdhuid en 8 weken voor behandeling van psoriasis elders op het lichaam. Als het nodig is om de behandeling voort te zetten of opnieuw te starten na deze periode, dan kan de behandeling worden voortgezet na medische evaluatie en onder regelmatig medisch toezicht. Bij het gebruik van calcipotriol bevattende geneesmiddelen, mag de maximale dosis per dag niet hoger zijn dan 15 g. Het lichaamsoppervlak dat wordt behandeld met calcipotriol bevattende geneesmiddelen mag niet groter zijn dan 30% (zie rubriek 4.4 in de uitgebreide SKP). Bij gebruik op de hoofdhuid. Alle aangedane plekken op de hoofdhuid mogen behandeld worden met Dovobet gel. Een hoeveelheid van 1 g tot 4 g per dag is meestal voldoende voor de behandeling van de hoofdhuid (4 g komt overeen met een theelepel). SPECIALE POPULATIES: Nier- en leverinsufficiëntie. De veiligheid en werkzaamheid van Dovobet gel bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie of ernstige leverstoornissen is niet onderzocht. PEDIATRISCHE PATIËNTEN: De veiligheid en werkzaamheid van Dovobet gel bij kinderen jonger dan 18 jaar is niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens bij kinderen van 12 tot 17 jaar worden beschreven in rubriek 4.8 en 5.1, maar er kan geen doseringsadvies worden gedaan. WIJZE VAN TOEDIENING: Dovobet gel mag niet rechtstreeks in het gezicht of in de ogen worden aangebracht. Om een optimaal effect te bereiken, is het niet aanbevolen direct na het aanbrengen van Dovobet gel te douchen, te baden of om het haar te wassen in het geval van behandeling van de hoofdhuid. Dovobet gel dient gedurende de nacht of de dag op de huid te blijven. Bij gebruik van de Applicator: Voor het eerste gebruik van de Applicator moeten de vulling en de kop van de Applicator in elkaar gezet worden. Na de voorbereiding levert één pompje 0,05 g Dovobet gel. Dovobet gel wordt aangebracht op de aangedane plekken met behulp van de Applicator. Na gebruik moeten de handen worden gewassen, als Dovobet gel op de vingers is gekomen. De Dovobet gel Applicator wordt geleverd met een bijsluiter met gedetailleerde gebruiksaanwijzing. Bij gebruik van het flesje: Het flesje moet worden geschud voor gebruik en Dovobet gel moet worden aangebracht op de aangedane plekken. Na gebruik moeten de handen worden gewassen. CONTRA-INDICATIES: Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen. Dovobet is gecontra-indiceerd bij psoriasis erythrodermica, exfoliatieve psoriasis en psoriasis pustulosa. Door de aanwezigheid van calcipotriol is Dovobet gecontra-indiceerd bij patiënten met bekende stoornissen van het calciummetabolisme (zie rubriek 4.4 in de uitgebreide SKP). Door de aanwezigheid van een corticosteroïd is Dovobet gecontra-indiceerd bij de volgende ziektes: virale (b.v. herpes of varicella) huidlaesies, huidinfecties veroorzaakt door schimmels of bacteriën, infecties door parasieten, huidaandoeningen in relatie tot tuberculose, peri-orale dermatitis, huidatrofie, striae atrophicae, fragiliteit van de huidvaten, ichtyosis, acne vulgaris, acne rosacea, rosacea, ulcera en wonden (zie rubriek 4.4 in de uitgebreide SKP). BIJWERKINGEN: De inschatting van de frequentie van de bijwerkingen is gebaseerd op de analyse van gegevens uit klinische studies met inbegrip van veiligheidsstudies na toekenning van de vergunning en spontane rapporten. De meest frequent gemelde bijwerking tijdens de behandeling is pruritus. De bijwerkingen zijn naar orgaansysteem volgens MedDRA gerangschikt en de individuele bijwerkingen zijn gerangschikt startend met de meest frequent gerapporteerde. Binnen elke frequentiegroep zijn de bijwerkingen naar afnemende ernst gerangschikt. Zeer vaak (≥1/10). Vaak (≥1/100 tot <1/10). Soms (≥1/1.000 tot <1/100). Zelden (≥1/10.000 tot <1/1.000). Zeer zelden (<1/10.000). Infecties en parasitaire aandoeningen: Soms ≥1/1.000 tot <1/100: Huidinfectie*. Folliculitis. Immuunsysteemaandoeningen: Zelden ≥1/10.000 tot <1/1.000: Overgevoeligheid. Oogaandoeningen: Soms ≥1/1.000 tot <1/100: Irritatie van het oog. Huid- en onderhuidaandoeningen: Vaak ≥1/100 tot <1/10: Pruritus. Soms ≥1/1.000 tot <1/100: Verergering van psoriasis. Dermatitis. Erytheem. Huiduitslag**. Acne. Branderig gevoel van de huid. Huidirritatie. Droge huid. Zelden ≥1/10.000 tot <1/1.000: Huidstriae. Huidexfoliatie. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: Soms ≥1/1.000 tot <1/100: Pijn op de toedieningsplaats***. Zelden ≥1/10.000 tot <1/1.000: Rebound effect. *Huidinfecties waaronder bacteriële, schimmel- en virale huidinfecties werden gemeld. **Diverse types huiduitslag zoals erythemateuze en pustulaire huiduitslag werden gemeld. ***Branderig gevoel op de toedieningsplaats is inbegrepen in pijn op de toedieningsplaats. De volgende bijwerkingen worden beschouwd als gerelateerd aan de farmacologische klassen van respectievelijk calcipotriol en betamethason: CALCIPOTRIOL: Bijwerkingen zijn onder meer toedieningsplaatsreacties, pruritus, huidirritatie, branderig en prikkelend gevoel, droge huid, erytheem, huiduitslag, dermatitis, eczeem, verergering van de psoriasis, fotosensitiviteit en overgevoeligheidsreacties, waaronder zeer zelden voorkomende gevallen van angio-oedeem en gezichtsoedeem. Systemische effecten na lokale toediening kunnen in zeer zeldzame gevallen voorkomen en hypercalciëmie of hypercalciurie veroorzaken (zie rubriek 4.4 in de uitgebreide SKP). BETAMETHASON (ALS DIPROPIONAAT): Lokale reacties kunnen voorkomen na topisch gebruik, vooral tijdens langdurige behandeling, zoals huidatrofie, telangiëctasieën, striae, folliculitis, hypertrichose, peri-orale dermatitis, allergische contactdermatitis, depigmentatie en colloïd milia. Bij behandeling van psoriasis met lokale corticosteroïden kan er een verhoogd risico zijn tot het ontwikkelen van een gegeneraliseerde psoriasis pustulosa. Systemische reacties door lokaal gebruik van corticosteroïden zijn zeldzaam bij volwassenen, ze kunnen echter ernstig zijn. Vooral na langdurige behandeling kunnen onderdrukking van de bijnierschors, cataract, infecties, effect op de metabolische controle van diabetes mellitus en een verhoogde intra-oculaire druk voorkomen. Systemische reacties komen vaker voor bij toepassing onder occlusie (plastic, huidplooien), toepassing op grote oppervlakken en bij langdurige behandeling (zie rubriek 4.4 in de uitgebreide SKP). PEDIATRISCHE PATIËNTEN: Er werden geen nieuwe ongewenste gebeurtenissen en geen nieuwe bijwerkingen gezien bij 109 jongeren tussen 12 en 17 jaar met psoriasis op de hoofdhuid die gedurende 8 weken met Dovobet gel werd behandeld. Echter, door de omvang van de studies, kan geen duidelijke conclusie getrokken worden betreffende het veiligheidsprofiel van Dovobet gel bij jongeren in vergelijking met volwassenen. Zie rubriek 5.1 in de uitgebreide SKP. MELDING VAN VERMOEDELIJKE BIJWERKINGEN: Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden in België via het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, Afdeling Vigilantie, EUROSTATION II, Victor Hortaplein, 40/40, B-1060 Brussel. Website: www.fagg.be, e-mail:
[email protected] en in Luxemburg via Direction de la Santé – Division de la Pharmacie et des Médicaments, Villa Louvigny – Allée Marconi, L-2120 Luxembourg - Site internet: http://www. ms.public.lu/fr/activites/pharmacie-medicament/index.html HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: LEO Pharma A/S. Industriparken 55, DK-2750 Ballerup. Denemarken. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: Flesje: BE325841. Applicator: BE462062. Geneesmiddel op medisch voorschrift. DATUM VAN GOEDKEURING VAN DE TEKST: JANUARI 2015. Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten in België: www.fagg-afmps.be
D OVO BET ® Z ALF
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: Dovobet 50 microgram/0,5 mg/g zalf. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: Eén gram zalf bevat 50 microgram calcipotriol (als monohydraat) en 0,5 mg betamethason (als dipropionaat). Hulpstoffen met bekend effect: Butylhydroxytolueen (E321) 50 microgram/g zalf. FARMACEUTISCHE VORM: Zalf. Gebroken wit tot geel.THERAPEUTISCHE INDICATIES: Lokale behandeling bij volwassenen, van chronische plaque psoriasis vulgaris, die behandelbaar is met lokale therapie. DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING: DOSERING: Dovobet zalf dient éénmaal per dag te worden aangebracht op de aangedane plekken. De aanbevolen behandelingsduur is 4 weken. Er is ervaring met herhaalde behandelingen met Dovobet gedurende tot 52 weken. Als het nodig is om de behandeling voort te zetten of opnieuw te starten na 4 weken, dan kan de
behandeling worden voortgezet na medische evaluatie en onder regelmatig medisch toezicht. Als calcipotriol bevattende geneesmiddelen worden gebruikt, dan mag de maximale dosis per dag niet meer zijn dan 15 g. Het lichaamsoppervlak dat wordt behandeld met calcipotriol bevattende geneesmiddelen mag niet groter zijn dan 30% (zie rubriek 4.4 in de uitgebreide SKP). SPECIALE POPULATIES: Nier- en leverinsufficiëntie: De veiligheid en werkzaamheid van Dovobet zalf bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie of ernstige leverstoornissen is niet onderzocht. PEDIATRISCHE PATIËNTEN: De veiligheid en werkzaamheid van Dovobet zalf bij kinderen jonger dan 18 jaar is niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens bij kinderen tussen 12 en 17 jaar worden beschreven in rubriek 4.8 in de uitgebreide SKP en 5.1 in de uitgebreide SKP, maar er kan geen doseringsadvies worden gedaan. WIJZE VAN TOEDIENING: Dovobet zalf moet worden aangebracht op de aangedane plaatsen. Om een optimaal effect te bereiken, wordt het niet aangeraden om direct na het aanbrengen van Dovobet zalf te douchen of te baden. CONTRA-INDICATIES: Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen in de uitgebreide SKP. Dovobet is gecontra-indiceerd bij psoriasis erythrodermica, exfoliatieve psoriasis en psoriasis pustulosa. Door de aanwezigheid van calcipotriol is Dovobet gecontra-indiceerd bij patiënten met bekende stoornissen van het calciummetabolisme (zie rubriek 4.4 in de uitgebreide SKP). Door de aanwezigheid van een corticosteroïd is Dovobet gecontra-indiceerd bij de volgende ziektes: virale (b.v. herpes of varicella) huidlaesies, huidinfecties veroorzaakt door schimmels of bacteriën, infecties door parasieten, huidaandoeningen in relatie tot tuberculose, peri-orale dermatitis, huidatrofie, striae atrophicae, fragiliteit van de huidvaten, ichtyosis, acne vulgaris, acne rosacea, rosacea, ulcera en wonden (zie rubriek 4.4 in de uitgebreide SKP). 4.8 BIJWERKINGEN: De inschatting van de frequentie van de bijwerkingen is gebaseerd op de analyse van gegevens uit klinische studies met inbegrip van veiligheidsstudies na toekenning van de vergunning en spontane rapporten. De meest frequent gemelde bijwerkingen tijdens de behandeling zijn diverse huidreacties, zoals pruritus en huidexfoliatie. Pustulaire psoriasis en hypercalciëmie werden gemeld. De bijwerkingen zijn naar orgaansysteem volgens MedDRA gerangschikt en de individuele bijwerkingen zijn gerangschikt, startend met de meest frequent gerapporteerde. Binnen elke frequentiegroep zijn de bijwerkingen naar afnemende ernst gerangschikt. Zeer vaak: (≥1/10). Vaak: (≥1/100 tot <1/10). Soms: (≥1/1.000 tot <1/100). Zelden: (≥1/10.000 tot <1/1.000). Zeer zelden: (<1/10.000). Infecties en parasitaire aandoeningen: Soms ≥1/1.000 tot <1/100. Huidinfectie*. Folliculitis. Zelden ≥1/10.000 tot <1/1.000: Furunkel. Immuunsysteemaandoeningen: Zelden ≥1/10.000 tot <1/1.000: Overgevoeligheid. Voedings- en stofwisselingsstoornissen: Zelden ≥1/10.000 tot <1/1.000: Hypercalciëmie. Huid- en onderhuidaandoeningen: Vaak ≥1/100 tot <1/10: Huidexfoliatie. Pruritus. Soms ≥1/1.000 tot <1/100: Huidatrofie. Verergering van psoriasis. Dermatitis. Erytheem. Huiduitslag**. Purpura of ecchymose. Branderig gevoel van de huid. Huidirritatie. Zelden ≥1/10.000 tot <1/1.000: Pustulaire psoriasis. Huidstriae. Fotosensitiviteitsreactie. Acne. Droge huid. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: Soms ≥1/1.000 tot <1/100: Pigmentatieveranderingen op de toedieningsplaats. Pijn op de toedieningsplaats***. Zelden ≥1/10.000 tot <1/1.000: Rebound effect. *Huidinfecties waaronder bacteriële, schimmel- en virale huidinfecties werden gemeld. **Diverse types huiduitslag zoals exfoliatieve uitslag, gewone uitslag en pustulaire huiduitslag werden gemeld. ***Branderig gevoel op de toedieningsplaats is inbegrepen in pijn op de toedieningsplaats. PEDIATRISCHE PATIËNTEN: In een ongecontroleerde open studie werden 33 adolescenten tussen 12 en 17 jaar behandeld voor psoriasis vulgaris met Dovobet zalf gedurende 4 weken met een maximum van 56 g per week. Er werden geen nieuwe bijwerkingen waargenomen en er werden geen noemenswaardige zaken geïdentificeerd betreffende het systemische corticoïde effect. De grootte van de studie laat echter niet toe om tot betrouwbare conclusies te komen betreffende het veiligheidsprofiel van Dovobet zalf bij kinderen en adolescenten. De volgende bijwerkingen worden beschouwd als gerelateerd aan de farmacologische klassen van respectievelijk calcipotriol en betamethason: CALCIPOTRIOL: Bijwerkingen zijn onder meer toedieningsplaatsreacties, pruritus, huidirritatie, branderig en prikkelend gevoel, droge huid, erytheem, huiduitslag, dermatitis, eczeem, verergering van de psoriasis, fotosensitiviteit en overgevoeligheidsreacties, waaronder zeer zelden voorkomende gevallen van angio-oedeem en gezichtsoedeem. Systemische effecten na lokale toediening kunnen in zeer zeldzame gevallen voorkomen en hypercalciëmie of hypercalciurie veroorzaken (zie rubriek 4.4 in de uitgebreide SKP). BETAMETHASON (ALS DIPROPIONAAT): Lokale reacties kunnen voorkomen na topisch gebruik, vooral tijdens langdurige behandeling, zoals huidatrofie, telangiëctasieën, striae, folliculitis, hypertrichose, peri-orale dermatitis, allergische contactdermatitis, depigmentatie en colloïd milia. Bij behandeling van psoriasis met lokale corticosteroïden kan er een verhoogd risico zijn tot het ontwikkelen van een gegeneraliseerde psoriasis pustulosa. Systemische reacties door lokaal gebruik van corticosteroïden zijn zeldzaam bij volwassenen, ze kunnen echter ernstig zijn. Vooral na langdurige behandeling kunnen onderdrukking van de bijnierschors, cataract, infecties, effect op de metabolische controle van diabetes mellitus en een verhoogde intra-oculaire druk voorkomen. Systemische reacties komen vaker voor bij toepassing onder occlusie (plastic, huidplooien), toepassing op grote oppervlakken en bij langdurige behandeling (zie rubriek 4.4 in de uitgebreide SKP). MELDING VAN VERMOEDELIJKE BIJWERKINGEN: Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden in België via het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, Afdeling Vigilantie, EUROSTATION II, Victor Hortaplein, 40/40, B-1060 Brussel. Website: www.fagg.be, e-mail:
[email protected] en in Luxemburg via Direction de la Santé – Division de la Pharmacie et des Médicaments, Villa Louvigny – Allée Marconi, L-2120 Luxembourg - Site internet: http://www.ms.public.lu/fr/activites/pharmacie-medicament/index.html HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: LEO Pharma A/S. Industriparken 55, DK-2750 Ballerup, Denemarken. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: BE239303. Geneesmiddel op medisch voorschrift. Datum van goedkeuring van de tekst: December 2014. Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Federaal Agentschap van de Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten in België: www.fagg-afmps.be NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: Xamiol 50 microgram/0,5 mg/g gel. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: Eén gram gel bevat 50 microgram calcipotriol (als monohydraat) en 0,5 mg betamethason (als dipropionaat). Hulpstof met bekend effect: Butylhydroxytolueen (E321) 160 microgram/g gel. FARMACEUTISCHE VORM: Gel. Een vrijwel transparante, kleurloze tot licht crèmekleurige gel. THERAPEUTISCHE INDICATIES: Lokale behandeling van psoriasis op de hoofdhuid bij volwassenen. DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING: DOSERING: Xamiol gel dient éénmaal per dag te worden aangebracht op de aangedane plekken. De aanbevolen behandelingsperiode is 4 weken. Indien het noodzakelijk is om de behandeling voort te zetten of opnieuw te starten na deze periode, kan de behandeling voortgezet worden na beoordeling door een arts en onder regelmatig medisch toezicht. Bij het gebruik van calcipotriol bevattende geneesmiddelen, mag de maximale dosis per dag niet hoger zijn dan 15 g. Het lichaamsoppervlak dat wordt behandeld met calcipotriol bevattende geneesmiddelen mag niet groter zijn dan 30% (zie rubriek 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik). Alle aangedane plekken op de hoofdhuid mogen behandeld worden met Xamiol gel. Een hoeveelheid van 1 g tot 4 g per dag is meestal voldoende voor de behandeling van de hoofdhuid (4 g komt overeen met 1 theelepel). SPECIALE PATIËNTGROEPEN: Nier- en leverinsufficiëntie. De veiligheid en werkzaamheid van Xamiol gel bij patiënten bij ernstige nierinsufficiëntie of ernstige leverstoornissen is niet onderzocht. PEDIATRISCHE PATIËNTEN: De veiligheid en werkzaamheid van Xamiol gel bij kinderen jonger dan 18 jaar is niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens bij kinderen van 12 tot 17 jaar worden beschreven in rubriek 4.8 Bijwerkingen en 5.1 Farmacodynamische eigenschappen, maar er kan geen doseringsadvies worden gedaan. WIJZE VAN TOEDIENING: Schud het flesje voor gebruik en breng Xamiol gel aan op de aangedane plekken. Xamiol gel mag niet rechtstreeks worden aangebracht op het gezicht of de ogen. Was de handen na gebruik. Om een optimaal effect te bereiken, is het aanbevolen de haren niet onmiddellijk te wassen na het aanbrengen van Xamiol gel. Xamiol gel dient gedurende de nacht of de dag op de hoofdhuid te blijven. CONTRA-INDICATIES: Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor één van de hulpstoffen. Xamiol gel is gecontra-indiceerd bij psoriasis erythrodermica, exfoliatieve psoriasis en psoriasis pustulosa. Door de aanwezigheid van
X AMI OL ®
calcipotriol is Xamiol gel gecontra-indiceerd bij patiënten met bekende stoornissen van het calciummetabolisme (zie rubriek 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik). Door de aanwezigheid van een corticosteroïd is Xamiol gel gecontra-indiceerd in de volgende situaties: bij virale (b.v. herpes of varicella) huidlaesies, huidinfecties veroorzaakt door schimmels of bacteriën, infecties door parasieten, huidaandoeningen in relatie tot tuberculose, peri-orale dermatitis, huidatrofie, striae atrophicae, fragiliteit van de huidvaten, ichtyosis, acne vulgaris, acne rosacea, rosacea, ulcera en wonden (zie rubriek 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik). BIJWERKINGEN: De inschatting van de frequentie van de bijwerkingen is gebaseerd op de analyse van gegevens uit klinische studies met inbegrip van veiligheidsstudies na toekenning van de vergunning en spontane rapporten. De meest frequent gemelde bijwerking tijdens de behandeling is pruritus. De bijwerkingen zijn naar orgaansysteem volgens MedDRA gerangschikt en de individuele bijwerkingen zijn gerangschikt startend met de meest frequent gerapporteerde. Binnen elke frequentiegroep worden de bijwerkingen naar aflopende ernst gerangschikt. Zeer vaak (≥1/10). Vaak (≥1/100 tot <1/10). Soms (≥1/1.000 tot <1/100). Zelden (≥1/10.000 tot <1/1.000). Zeer zelden (<1/10.000). Infecties en parasitaire aandoeningen: Soms ≥1/1.000 tot <1/100: Huidinfectie*. Folliculitis. Immuunsysteemaandoeningen: Zelden ≥1/10.000 tot <1/1.000: Overgevoeligheid. Oogaandoeningen: Soms ≥1/1.000 tot <1/100: Irritatie van het oog. Huid- en onderhuidaandoeningen: Vaak ≥1/100 tot <1/10: Pruritus. Soms ≥1/1.000 tot <1/100: Verergering van psoriasis. Dermatitis. Erytheem. Huiduitslag**. Acne. Branderig gevoel van de huid. Huidirritatie. Droge huid. Zelden ≥1/10.000 tot <1/1.000: Huidstriae. Huidexfoliatie. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: Soms ≥1/1.000 tot <1/100: Pijn op de toedieningsplaats***. Zelden ≥1/10.000 tot <1/1.000: Rebound effect. *Huidinfecties waaronder bacteriële, schimmel- en virale huidinfecties werden gemeld. **Diverse types huiduitslag zoals erythemateuze en pustulaire huiduitslag werden gemeld. ***Branderig gevoel op de toedieningsplaats is inbegrepen in pijn op de toedieningsplaats. De volgende bijwerkingen worden beschouwd als gerelateerd aan de farmacologische klassen van respectievelijk calcipotriol en betamethason: CALCIPOTRIOL: Bijwerkingen zijn onder meer toedieningsplaatsreacties, pruritus, huidirritatie, branderig en prikkelend gevoel, droge huid, erytheem, uitslag, dermatitis, eczeem, verergering van psoriasis, fotosensitiviteit en overgevoeligheidsreacties, waaronder zeer zelden voorkomende gevallen van angio-oedeem en gezichtsoedeem. Systemische effecten na lokale toediening kunnen in zeer zeldzame gevallen voorkomen en hypercalciëmie of hypercalciurie veroorzaken (zie rubriek 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik). BETAMETHASON (ALS DIPROPIONAAT): Lokale reacties kunnen voorkomen na topisch gebruik, vooral tijdens langdurige behandeling, zoals huidatrofie, telangiëctasieën, striae, folliculitis, hypertrichose, peri-orale dermatitis, allergische contactdermatitis, depigmentatie en colloid milia. Bij behandeling van psoriasis met lokale corticosteroïden kan er een verhoogd risico zijn tot het ontwikkelen van een gegeneraliseerde psoriasis pustulosa. Systemische reacties door lokaal gebruik van corticosteroïden zijn zeldzaam bij volwassenen, ze kunnen echter ernstig zijn. Vooral na langdurige behandeling kunnen onderdrukking van de bijnierschors, cataract, infecties, invloed op de metabole controle van diabetes mellitus en een verhoogde intra-oculaire druk voorkomen. Systemische reacties komen vaker voor bij toepassing onder occlusie (plastic, huidplooien), bij toepassing op grote oppervlakken en bij langdurige behandeling (zie rubriek 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik). PEDIATRISCHE PATIËNTEN: Er werden geen nieuwe ongewenste gebeurtenissen en geen nieuwe bijwerkingen gezien bij 109 jongeren tussen 12 en 17 jaar met psoriasis op de hoofdhuid die gedurende 8 weken met Xamiol gel werd behandeld. Echter, door de omvang van de studies, kan geen duidelijke conclusie getrokken worden betreffende het veiligheidsprofiel van Xamiol gel bij jongeren in vergelijking met volwassenen. Zie rubriek 5.1 Farmacodynamische eigenschappen. MELDING VAN VERMOEDELIJKE BIJWERKINGEN: Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden in België via het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, Afdeling Vigilantie, EUROSTATION II, Victor Hortaplein, 40/40, B-1060 Brussel. Website: www.fagg.be, e-mail:
[email protected] en in Luxemburg via Direction de la Santé – Division de la Pharmacie et des Médicaments, Villa Louvigny – Allée Marconi, L-2120 Luxembourg - Site internet: http://www.ms.public.lu/fr/activites/pharmacie-medicament/index.html HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: LEO Pharma A/S. Industriparken 55, DK-2750 Ballerup, Denemarken. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: BE325814. Geneesmiddel op medisch voorschrift. Datum van herziening van de tekst: november 2014 - Datum van goedkeuring van de tekst: 12/2014. Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Federaal agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten in België: www.fagg-afmps.be
P I CATO ®
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: Picato 150 microgram/gram gel. Picato 500 microgram/gram gel. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: Elke gram gel bevat 150 mcg ingenol-mebutaat. Elke tube bevat 70 mcg ingenol-mebutaat in 0,47 g gel. Elke gram gel bevat 500 mcg ingenol-mebutaat. Elke tube bevat 235 mcg ingenol-mebutaat in 0,47 g gel. FARMACEUTISCHE VORM: Gel. Heldere kleurloze gel. THERAPEUTISCHE INDICATIES: Picato is geïndiceerd voor de cutane behandeling van niet-hyperkeratotische, niet-hypertrofische actinische keratose bij volwassenen. DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING: DOSERING: Actinische keratose op het gezicht en de hoofdhuid bij volwassenen: Eén tube Picato 150 mcg/g gel (bevat 70 mcg ingenol-mebutaat) dient eenmaal daags gedurende 3 achtereenvolgende dagen op het aangedane gebied te worden aangebracht. Actinische keratose op de romp en ledematen bij volwassenen: Eén tube Picato 500 mcg/g gel (bevat 235 mcg ingenol-mebutaat) dient eenmaal daags gedurende 2 achtereenvolgende dagen op het aangedane gebied te worden aangebracht. Pediatrische patiënten: Er is geen relevante toepassing van Picato bij pediatrische patiënten. Oudere patiënten: Er is geen dosisaanpassing nodig. Voor meer gedetailleerde informatie, zie rubriek 5.1 van de Samenvatting van de Kenmerken van het Product. WIJZE VAN TOEDIENING: De inhoud van één tube is voldoende voor een te behandelen gebied van 25 cm2 (bijvoorbeeld 5 cm x 5 cm). De inhoud van de tube dient aangebracht te worden op één te behandelen gebied van 25 cm2. De tube is voor eenmalig gebruik en dient na gebruik te worden weggegooid. Voor gedetailleerde informatie, zie rubriek 6.6 van de Samenvatting van de Kenmerken van het Product. De gel dient uit de tube te worden geknepen op een vingertop en gelijkmatig uitgewreven te worden over het gehele te behandelen gebied; laat 15 minuten drogen. De inhoud van één tube dient gebruikt te worden voor één te behandelen gebied van 25 cm2. Uitsluitend voor eenmalig gebruik. Voor behandeling van de hals en nek: Als meer dan de helft van het te behandelen gebied in het bovenste deel van de hals of nek ligt, dient de dosering voor het gezicht en de hoofdhuid te worden gebruikt. Als meer dan de helft van het te behandelen gebied in het onderste gedeelte van de hals of nek ligt, dient de dosering voor de romp en ledematen te worden gebruikt. Patiënten dienen meteen na het aanbrengen van Picato hun handen te wassen met water en zeep. Als de handen worden behandeld mag alleen de vingertop worden gewassen waarmee de gel is aangebracht. Wassen en aanraken van het behandelde gebied dient vermeden te worden gedurende 6 uur na het aanbrengen van Picato. Na deze periode mag het behandelde gebied worden gewassen met milde zeep en water. Picato mag niet aangebracht worden direct na het douchen of minder dan 2 uur voor het slapen gaan. Na het aanbrengen van Picato mag het behandelde gebied niet worden bedekt met een afsluitend verband. Het beste therapeutische effect kan ongeveer 8 weken na de behandeling worden beoordeeld. Als het behandelde gebied een incomplete respons vertoont bij het follow-uponderzoek, dient de behandeling zorgvuldig opnieuw geëvalueerd te worden en het behandelplan opnieuw overwogen te worden. Er zijn geen klinische gegevens over meer dan één behandelkuur van 2 of 3 achtereenvolgende dagen. Er zijn geen klinische gegevens over behandeling van meer dan één gebied. Er zijn geen klinische gegevens over behandeling van immuungecompromitteerde patiënten, maar systemische risico’s worden niet verwacht aangezien ingenol-mebutaat niet systemisch geabsorbeerd wordt. CONTRA-INDICATIES: Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de hulpstoffen vermeld in de Samenvatting van de Kenmerken van Product. BIJWERKINGEN: SAMENVATTING VAN HET VEILIGHEIDSPROFIEL: De meest gemelde bijwerkingen zijn plaatselijke huidreacties, inclusief erytheem, schilferen/vervellen, korstvorming, zwelling, vesiculatie/pustulatie en erosie/ulceratie op de plek waar in-
genol-mebutaat-gel is aangebracht, zie tabel 1 voor de MedDRA-termen. Na aanbrengen van ingenol-mebutaat ondervonden de meeste patiënten (>95%) één of meer lokale huidreacties. Infectie op de aanbrengplaats is gemeld bij de behandeling van het gezicht en de hoofdhuid. TABEL MET BIJWERKINGEN: Tabel 1 geeft de blootstelling aan Picato 150 mcg/g of 500 mcg/g weer bij 499 patiënten met actinische keratose in vier vehiculumgecontroleerde fase 3-onderzoeken, waaraan in totaal 1002 patiënten deelnamen. De patiënten kregen een lokale behandeling (gebied van 25 cm2) met Picato in concentraties van 150 mcg/g of 500 mcg/g of het vehiculum eenmaal daags gedurende respectievelijk 3 of 2 achtereenvolgende dagen. In onderstaande tabel staan de bijwerkingen volgens MedDRA-systeem/orgaanklassen en anatomische locatie. De frequenties zijn ingedeeld op basis van onderstaande conventie: zeer vaak (≥1/10); vaak (≥1/100 tot <1/10); soms (≥1/1.000 tot <1/100); zelden (≥1/10.000 tot <1/1.000); zeer zelden (<1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke frequentiegroep zijn de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst. Tabel 1 Bijwerkingen volgens MedDRA-systeem/orgaanklassen: Gezicht en hoofdhuid: Infecties en parasitaire aandoeningen: Pustels op de toedieningsplaats: Zeer vaak. Infectie op de toedieningsplaats: Vaak. Zenuwstelselaandoeningen: Hoofdpijn:Vaak. Oogaandoeningen*:Ooglidoedeem:Vaak. Oogpijn: Soms. Periorbitaal oedeem:Vaak. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: Erosie op de toedieningsplaats: Zeer vaak. Blaasjes op de toedieningsplaats: Zeer vaak. Zwelling op de toedieningsplaats: Zeer vaak. Exfoliatie op de toedieningsplaats: Zeer vaak. Korstvorming op de toedieningsplaats: Zeer vaak. Erytheem op de toedieningsplaats: Zeer vaak. Pijn op de toedieningsplaats**: Zeer vaak. Pruritus op de toedieningsplaats: Vaak. Irritatie op de toedieningsplaats: Vaak. Afscheiding op de toedieningsplaats: Soms. Paresthesie op de toedieningsplaats: Soms. Ulcus op de toedieningsplaats: Soms. Romp en ledematen: Infecties en parasitaire aandoeningen: Pustels op de toedieningsplaats: Zeer vaak. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: Erosie op de toedieningsplaats: Zeer vaak. Blaasjes op de toedieningsplaats: Zeer vaak. Zwelling op de toedieningsplaats: Zeer vaak. Exfoliatie op de toedieningsplaats: Zeer vaak. Korstvorming op de toedieningsplaats: Zeer vaak. Erytheem op de toedieningsplaats: Zeer vaak. Pijn op de toedieningsplaats**: Vaak. Pruritus op de toedieningsplaats: Vaak. Irritatie op de toedieningsplaats: Vaak. Paresthesie op de toedieningsplaats: Soms. Ulcus op de toedieningsplaats: Soms. Warmte op de toedieningsplaats: Soms. *: Zwelling op de toedieningsplaats op het gezicht of de hoofdhuid kan uitzakken naar het gebied rond de ogen. **: Inclusief brandend gevoel op de toedieningsplaats. BESCHRIJVING VAN GESELECTEERDE BIJWERKINGEN: De incidentie van lokale huidreacties die optraden met een incidentie van >1/% bij zowel gezicht/hoofdhuid als romp/ledematen is respectievelijk: erytheem op de toedieningsplaats (94% en 92%), exfoliatie op de toedieningsplaats (85% en 90%), korstvorming op de toedieningsplaats (80% en 74%), zwelling op de toedieningsplaats (79% en 64%), blaasjes op de toedieningsplaats (13% en 20%), pustels op de toedieningsplaats (43% en 23%) en erosie op de toedieningsplaats (31% en 25%). Ernstige lokale huidreacties traden op met een incidentie van 29% op het gezicht en de hoofdhuid en met een incidentie van 17% op de romp en ledematen. De incidentie van ernstige lokale huidreacties die optraden met een incidentie van >1% bij zowel gezicht/hoofdhuid als romp/ledematen is respectievelijk: erytheem op de toedieningsplaats (24% en 15%), exfoliatie op de toedieningsplaats (9% en 8%), korstvorming op de toedieningsplaats (6% en 4%), zwelling op de toedieningsplaats (5% en 3%) en pustels op de toedieningsplaats (5% en 1%). LANGE-TERMIJN FOLLOW-UP: 198 patiënten die op dag 57 in complete remissie waren (184 behandeld met Picato en 14 met het vehiculum) werden nog 12 maanden gevolgd. De uitkomsten veranderden het veiligheidsprofiel van Picato niet. Voor gedetailleerde informatie, zie rubriek 5.1 in de SKP. Melding van vermoedelijke bijwerkingen: Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen in België te melden via het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, Afdeling Vigilantie,EUROSTATION II, Victor Hortaplein, 40/ 40, B-1060 Brussel - Website: www.fagg.be - e-mail:
[email protected] en in Luxemburg via Direction de la Santé – Division de la Pharmacie et des Médicaments, Villa Louvigny – Allée Marconi, L-2120 Luxembourg - Site internet: http://www.ms.public.lu/fr/activites/pharmacie-medicament/index.html HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: LEO Pharma A/S. Industriparken 55, 2750 Ballerup. Denemarken. +45 4494 5888. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: Picato 150 microgram/gram gel: EU/1/12/796/001. Picato 500 microgram/gram gel: EU/1/12/796/002. Geneesmiddel op medisch voorschrift. DATUM VAN GOEDKEURING VAN DE TEKST: November 2013. Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau (http://www.ema. europa.eu). NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: FUCIDIN 2%, Zalf. FUCIDIN 2%, crème. FUCIDIN Intertulle 2%, Geïmpregneerd verbandgaas. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: FUCIDIN 2%, Zalf: Natriumfusidaat 20 mg/g. FUCIDIN 2%, crème: Fusidinezuur (anhydrisch) 20 mg/g. FUCIDIN Intertulle 2%, Geïmpregneerd verbandgaas: Natriumfusidaat 20 mg/g. FARMACEUTISCHE VORM: FUCIDIN 2%, Zalf. FUCIDIN 2%, crème. FUCIDIN Intertulle 2%, Geïmpregneerd verbandgaas. THERAPEUTISCHE INDICATIES: FUCIDIN 2%, ZALF, FUCIDIN 2%, CRÈME: Huidinfecties door Staphylococcus spp en Streptococcus spp Staphylococcus infecties 1) Topische behandeling van beperkte letsels van impetigo en impetiginisatie o.a. van scabies en pediculosen (in associatie met een etiologische behandeling). 2) Bijkomende behandeling bij systemische antibiotica (indien deze nodig zijn) bij furunkel, Staphylococcus-impetigo met meerdere letsels. 3) Furunkels en furunculosis: voorgesteld bij preventie van verspreiding van Staphylococcus spp in geval van furunkel; voorgesteld bij desinfectie van microbiële situs na furunculosis. 4) Bij panaritium na heelkundige ingreep, sycosis door Staphylococcus spp folliculitis. Streptococcus infecties: Impetigo en ecthyma; als bijkomende behandeling van een ander antibioticum, gebruikt langs algemene weg. Profylaxe van infecties: Bij heelkunde en traumatologie: secundaire infectie van oppervlakkige brandwonden en wonden. Voorgesteld als behandeling van gezonde kiemdragers t.h.v. de neus (nasal carriers), in het bijzonder indien ze in contact zijn met voedingswaren of risicopatiënten. N.B. FUCIDIN 2%, zalf blijkt geen eerste keuze behandeling te zijn in deze indicatie. FUCIDIN 2%, crème is in het bijzonder aangewezen bij suppurerende, gemacereerde letsels alsook in huidplooien; de crème is esthetisch meer geschikt dan FUCIDIN Zalf voor toepassing in het gelaat. FUCIDIN INTERTULLE 2%, GEÏMPREGNEERD VERBANDGAAS: Oppervlakkige geïnfecteerde wonden en oppervlakkige infecties van de huid. Oppervlakkige traumatische of heelkundige wonden. Oppervlakkige brandwonden. (zie ook sectie 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik). DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING: FUCIDIN 2%, ZALF, FUCIDIN 2%, CRÈME: 1 tot 2 maal per dag op de aangetaste streken aanbrengen na reiniging van de besmette oppervlakte; de zalf kan met of zonder verband gebruikt worden. FUCIDIN INTERTULLE 2%, GEÏMPREGNEERD VERBANDGAAS: De aangetaste huidstreken bedekken. Op suppurerende wonden moet men het gaas gewoonlijk 1 maal per 24 u vervangen. In andere gevallen kunnen de toepassingen gespreid worden. CONTRA-INDICATIES: Overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen. Mamma-infectie tijdens de borstvoeding omwille van het risico van absorptie van het product door de zuigeling. FUCIDIN 2%, zalf niet aanbrengen op nattende, gemacereerde letsels, in huidplooien of bij ulcus cruris. BIJWERKINGEN: Een inschatting van de frequentie van bijwerkingen is gebaseerd op een gecombineerde data-analyse van klinische studies en van spontane rapportering. Gebaseerd op gecombineerde data van klinische studies betreffende 4724 patiënten die FUCIDIN crème of FUCIDIN zalf kregen, bedroeg de frequentie van bijwerkingen 2.3 %. De meest voorkomende bijwerkingen tijdens de behandeling zijn huidreacties zoals pruritus en rash, gevolgd door verscheidene reacties ter hoogte van de toedieningsplaats zoals pijn en irritatie, deze vonden plaats bij minder dan 1% van de patiënten. Overgevoeligheidsreactie en angio-oedeem werden gerapporteerd. De bijwerkingen worden naar orgaansysteem volgens MedDRA gerangschikt. Per orgaansysteem worden de bijwerkingen naar aflopende frequentie gerangschikt. Binnen elke frequentiegroep worden bijwerkingen opgenoemd naar afnemende ernst. Zeer vaak≥1/10. Vaak≥1/100 en <1/10. Soms≥1/1000 en <1/100. Zelden≥1/10000 en <1/1000. Zeer zelden <1/10000. Immuunsysteemaandoeningen: Zelden: (≥1/10000 en <1/1000): Overgevoe-
FU C I DI N ®
FUC I DIN ®
ligheidsreactie. Oogaandoeningen: Zelden: (≥1/10000 en <1/1000): Irritatie van de conjunctivae. Huid- en onderhuidaandoeningen: Soms: (≥1/1000 en <1/100): Dermatitis (incl. contact dermatitis, eczeem), rash*, pruritus, erytheem. * Diverse types van rash werden gemeld zoals erythemateus, pustulair, vesiculair, maculopapulair en papulair. Algemene rash kwam ook voor. Zelden: (≥1/10000 en <1/1000): Angio-oedeem, urticaria, blaar. Algemene aandoeningen en aandoeningen ter hoogte van de toedieningsplaats. Soms: (≥1/1000 en <1/100): pijn ter hoogte van de toedieningsplaats (incl. branderig gevoel van de huid), irritatie ter hoogte van de toedieningsplaats. PEDIATRISCHE POPULATIE: Frequentie, type en ernstigheid van bijwerkingen bij kinderen worden verwacht dezelfde te zijn als bij volwassenen. MELDING VAN VERMOEDELIJKE BIJWERKINGEN: Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden in België via: Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, Afdeling Vigilantie, EUROSTATION II, Victor Hortaplein, 40/40, B-1060 Brussel. Website: www.fagg.be, e-mail: adversedrugreactions@ fagg-afmps.be en in Luxemburg via Direction de la Santé – Division de la Pharmacie et des Médicaments, Villa Louvigny – Allée Marconi, L-2120 Luxembourg – Site internet: http://www.ms.public.lu/fr/activites/pharmacie-medicament/index.html HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: LEO Pharma nv/sa. Duwijckstraat 17, B-2500 Lier. Tel: +32 (0)3 740 78 68. Fax: +32 (0)3 740 78 69. E-mail:
[email protected]. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL TE BRENGEN: FUCIDIN 2%, Zalf: BE014682. FUCIDIN 2%, crème: BE146465. FUCIDIN Intertulle 2%, Geïmpregneerd verbandgaas: BE013641. Vrije aflevering. Datum van de laatste goedkeuring van de SKP: 08/2014
FUC I DIN ® HYDROCORTISONE
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: FUCIDIN HYDROCORTISONE 20 mg/g + 10 mg/g, crème. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: Watervrij fusidinezuur 20 mg/g, hydrocortisone acetaat 10 mg/g. FARMACEUTISCHE VORM: Crème. THERAPEUTISCHE INDICATIES: Aangewezen voor de behandeling van geïnfecteerd eczeem en dermatitis. DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING: Driemaal per dag aanbrengen op de aangetaste huid. Vóór de applicatie van de crème moet de te behandelen huid zorgvuldig worden gereinigd. Bij aanwending van de crème, de huid niet beschadigen door overdreven of te krachtig wrijven. CONTRA-INDICATIES: Overgevoeligheid voor fusidinezuur, hydrocortisone of voor één van de hulpstoffen. Fucidin Hydrocortisone crème is, zoals andere lokale bereidingen met corticosteroïden, tegenaangewezen in primaire bacteriële, virale (zoals herpes simplex, varicella, zona) en fungale huidinfecties. Huidaandoeningen in relatie met tuberculose of syfilis. Periorale dermatitis. Huidatrofie. Acne vulgaris, acne rosacea. Huidwonden en zweren. BIJWERKINGEN: Zeer vaak: >1/10. Vaak: >1/100 en <1/10. Soms: >1/1000 en <1/100. Zelden: >1/10.000 en <1/1000.Zeer zelden: <1/10.000. De meest voorkomende bijwerkingen zijn reacties ter hoogte van de toedieningsplaats. Allergische reacties werden gemeld. Gebaseerd op klinische studiegegevens voor Fucidin Hydrocortisone verwacht men bijwerkingen bij 5 % van de patiënten. Pruritus, huidirritatie, huiduitslag, verergering van eczema, een voorbijgaand branderig en prikkelend gevoel kwamen soms voor. Hoewel dit niet waargenomen werd in klinische studies met Fucidin Hydrocortisone, kunnen lokale corticosteroïden huidatrofie, teliangiectasieën of huidstriemen veroorzaken, vooral bij langdurige toepassing. Zoals met alle corticosteroïden kunnen de volgende bijwerkingen in zeldzame gevallen voorkomen: folliculitis, hypertrichose, periorale dermatitis, allergische contactdermatitis, depigmentatie en systemische effecten. Gebaseerd op post-marketing gegevens, is het totale aantal gemelde ongewenste effecten zeer laag; ongeveer 1 per 1.000.000 behandelingskuren. De bijwerkingen worden naar orgaansysteem volgens MedDRA gerangschikt. Per orgaansysteem worden de bijwerkingen naar aflopende frequentie gerangschikt. Huid- en onderhuidaandoeningen: SOMS: Verergering van eczeem. Rash. Huidirritatie. Branderig gevoel van de huid. Prikkelend gevoel van de huid. Pruritus. ZEER ZELDEN: Allergische contact dermatitis. Depigmentatie. Immuunsysteemaandoeningen: ZEER ZELDEN: Overgevoeligheidsreactie. Zoals voor alle antibiotica bestaat er een risico op secundaire infectie door niet-gevoelige kiemen. De volgende bijwerkingen van lokaal aangewende corticosteroïden, vooral onder occlusieverbanden, zijn gemeld : branderig gevoel, jeuk, irritatie, droogheid, folliculitis, hypertrichosis, acneïforme uitslag, hypopigmentatie, periorale dermatitis, allergische contactdermatitis, huidverweking, secundaire infectie, huidatrofie, striae, miliaria. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: LEO Pharma nv/sa. Duwijckstraat 17, B-2500 Lier. Tel: +32 (0)3 740 78 68. Fax: +32 (0)3 740 78 69. E-mail:
[email protected]. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: BE189612. Op medisch voorschrift. Datum van de goedkeuring van de SKP is 28 april 2011
FUC I CO RT ® L I P ID
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: Fucicort Lipid 20mg/g + 1mg/g crème.KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: Fusidinezuur hemihydraat, overeenkomend met anhydrisch fusidinezuur 20mg/g. Betamethasone valeraat, overeenkomend met betamethasone 1 mg/g. FARMACEUTISCHE VORM: Crème. THERAPEUTISCHE INDICATIES: Fucicort Lipid is aangewezen bij klinisch geïnfecteerde atopische dermatitis waar een Grampositieve infectieuze component aanwezig is. DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING: De gebruikelijke dosis voor volwassenen en kinderen ouder dan 6 jaar is de volgende: 1 à 2 maal per dag, een klein hoeveelheid aanbrengen op de aangedane huid met of zonder verband. Een behandeling mag niet langer dan 2 weken duren. Na het verdwijnen van de infectieuze component is het aan te raden over te schakelen naar een product dat enkel een corticoïd bevat. CONTRA-INDICATIES: Overgevoeligheid voor fusidinezuur, betamethasone valeraat of voor één van de hulpstoffen van Fucicort Lipid. Lokale glucocorticoïden zijn tegenaangewezen bij huidinfecties van tuberculeuze aard of syfilis, virale (zoals herpes simplex, varicella, zona) of fungale infecties, primair purulente bacteriële huidinfecties, acne vulgaris, rosacea en periorale dermatitis. Fucicort Lipid mag niet gebruikt worden op wonden en op een atrofische huid. BIJWERKINGEN: Zeer vaak: >1/10. Vaak: >1/100 en <1/10. Soms: >1/1000 en <1/100. Zelden: >1/10.000 en <1/1000. Zeer zelden: <1/10.000. De meest voorkomende bijwerking is irritatie op de toedieningsplaats. Overgevoeligheidsreacties werden gemeld. Gebaseerd op verzamelde studieresultaten van klinische studies kan men bij 5% van de patiënten bijwerkingen verwachten. Voorbijgaande huidirritatie, prikkelend of branderig gevoel, pruritus, rash en verergering van eczeem kwamen soms voor. Lokale corticosteroïden kunnen huidatrofie, teleangiectasieën of striae veroorzaken, vooral na langdurige toepassing. Studies naar het langdurig gebruik van Fucicort Lipid zijn niet verricht. Met corticosteroïden kunnen zelden folliculitis, hypertrichose, periorale dermatitis, allergische contactdermatitis, depigmentatie en systemische effecten optreden. Bij belangrijke resorptie kan een onderdrukking van de HHA-as voorkomen. De bijwerkingen worden naar orgaansysteem volgens MedDRA gerangschikt. Per orgaansysteem worden de bijwerkingen naar aflopende frequentie gerangschikt. Immuunsysteemaandoeningen: ZEER ZELDEN. Overgevoeligheidsreactie. Huid- en onderhuidaandoeningen: VAAK: Pruritus. Huidirritatie. Branderig gevoel van de huid. Prikkelend gevoel van de huid. SOMS: Droge huid. Rash. Contactdermatitis. Erytheem. Verergering van eczeem. Urticaria. ZEER ZELDEN: Huidatrofie. Teleangiectasiën. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: LEO Pharma nv/ sa. Duwijckstraat 17, B-2500 Lier. Tel.: 03/740 78 68. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: BE413585. Geneesmiddel op medisch voorschrift. Datum van de laatste goedkeuring van de SKP: januari 2015
I N N O H EP ®
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: innohep 2.500 I.E. anti-Xa/0,25 ml, oplossing voor injectie. innohep 3.500 I.E. anti-Xa/0,35 ml, oplossing voor injectie. innohep 4.500 I.E. anti-Xa/0,45 ml, oplossing voor injectie. innohep 10.000 I.E. anti-Xa/0,5 ml, oplossing voor injectie. innohep 14.000 I.E. anti-Xa/0,7 ml, oplossing voor injectie. innohep 18.000 I.E. anti-Xa/0,9 ml, oplossing voor injectie. innohep 20.000 I.E. anti-Xa/2 ml, oplossing voor injectie. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: innohep 2.500 I.E. anti-Xa/0,25 ml: Tinzaparine natrium 2.500 I.E. anti-Xa. innohep 3.500 I.E. anti-Xa/0,35 ml: Tinzaparine natrium 3.500 I.E. anti-Xa. innohep 4.500 I.E. anti-Xa/0,45 ml: Tinzaparine natrium 4.500 I.E. anti-Xa. innohep 10.000 I.E. anti-Xa/0,5 ml: Tinzaparine natrium 10.000 I.E. anti-Xa. innohep 14.000 I.E. anti-Xa/0,7 ml: Tinzaparine natrium 14.000 I.E. anti-Xa. innohep 18.000 I.E. anti-Xa/0,9 ml: Tinzaparine natrium
18.000 I.E. anti-Xa. innohep 20.000 I.E. anti-Xa/2ml: Tinzaparine natrium 20.000 I.E. anti-Xa. Anti-Xa activiteit 65 I.E./mg. Hulpstoffen met bekend effect: innohep in injectieflacons (20.000 IE anti-Xa/ 2 ml) bevat 10 mg/ml van het conserveermiddel benzylalcohol. innohep 10.000 I.E. anti-Xa/0,5 ml, innohep 14.000 I.E. anti-Xa/0,7 ml en innohep 18.000 I.E. anti-Xa/0,9 ml wegwerpspuiten bevat natriumbisulfiet. FARMACEUTISCHE VORM: Oplossing voor injectie. Therapeutische indicaties: Profylactische behandeling van trombo embolieën van veneuze oorsprong bij algemene en orthopedische heelkunde bij volwassenen. Behandeling van veneuze trombose en van trombo-embolische aandoeningen bij volwassenen, waaronder diep veneuze trombose en behandeling van patiënten met matig ernstige longembolie die niet in aanmerking komen voor trombolyse, embolectomie en/of vena cava filter. Voorkomen van bloedklonters in ingaande intraveneuze bloedlijnen bij extracorporale bloedsomloop en hemodialyse bij volwassenen. Dosering en wijze van toediening: Dosering: PROFYLACTISCHE BEHANDELING VAN TROMBO-EMBOLIEËN VAN VENEUZE OORSPRONG BIJ ALGEMENE CHIRURGIE: De gebruikelijke posologie bedraagt 50 I.E. anti-Xa/kg lichaamsgewicht via s.c.-weg, gewoonlijk toegediend 2 uur vóór de operatie en daarna 1 x / 24 h totdat de patiënt ambulant is of gedurende 7 à 10 dagen. PROFYLACTISCHE BEHANDELING VAN TROMBO-EMBOLIEËN VAN VENEUZE OORSPRONG BIJ ORTHOPEDISCHE CHIRURGIE: De gebruikelijke posologie bedraagt 50 I.E. anti-Xa/kg lichaamsgewicht via s.c. weg 2 uur vóór de operatie en daarna 1 x / 24 h totdat de patiënt ambulant is of gedurende 7 à 10 dagen. Als alternatief kan een vaste dosis van 4.500 I.E. anti-Xa toegediend worden 12 uur vóór de orthopedische ingreep en daarna 1 x / 24h. CURATIEVE BEHANDELING VAN DVT EN MATIG ERNSTIGE LONGEMBOLIE: De gebruikelijke posologie bedraagt 175 I.E. anti-Xa/kg lichaamsgewicht 1 x/dag via subcutane inspuiting. OUDEREN: innohep dient in standaarddoseringen gebruikt te worden bij ouderen. Voorzichtigheid is geboden bij ouderen met nierfunctiestoornissen. Bij vermoeden van nierfunctiestoornissen, zie rubriek Nierfunctiestoornissen. NIERFUNCTIESTOORNISSEN: Bij vermoeden van nierfunctiestoornissen dient de nierfunctie gemeten te worden met een formule gebaseerd op serumcreatinine om de creatinineklaring te bepalen. De beschikbare gegevens laten geen accumulatie zien bij patiënten met ernstige nierfunctiestoornissen (creatinineklaring tot 20 ml/minuut). Voorzichtigheid is echter geboden bij de behandeling van patiënten met ernstige nierfunctiestoornissen (creatinineklaring < 30 ml/minuut). Er is een beperkte hoeveelheid gegevens beschikbaar over patiënten met een creatinineklaring lager dan 20 ml/minuut. Zie rubriek Nierfunctiestoornissen. PEDIATRISCHE PATIËNTEN: De veiligheid en werkzaamheid van innohep bij kinderen onder de 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.2 Farmacokinetische eigenschappen van de wetenschappelijke bijsluiter, maar er kan geen doseringsadvies worden gedaan. Wijze van toediening: Subcutaan gebruik. TECHNIEK VAN INSPUITING: Was uw handen vooraleer u het geneesmiddel injecteert. Maak de huid rond de injectieplaats met ontsmettingsalcohol schoon en laat drogen. Subcutane injectie van innohep moet volgens de volgende stappen uitgevoerd worden: 1. Open het buisje door het gekleurde deksel volledig naar achteren te buigen en haal de spuit eruit. Inspecteer de inhoud van de spuit vooraleer u dit gebruikt. Indien de oplossing troebel is of er heeft zich een neerslag gevormd, gebruik dit geneesmiddel niet en neem een andere spuit. Het geneesmiddel kan geel worden tijdens bewaring, maar kan nog gebruikt worden indien de oplossing helder is. 2. Buig het veiligheidsklepje weg van de beschermkap op de naald. 3. Verwijder de beschermkap zonder de naald te buigen. Verminder de hoeveelheid vloeistof in de spuit tot aan de dosis voorgeschreven door uw arts. Verwijder de oplossing door op de zuiger te duwen. Trek de zuiger niet terug en druk de luchtbel er niet uit. Indien de luchtbel niet goed geplaatst is door de zuiger, tik dan zachtjes op de spuit totdat de luchtbel op zijn plaats is. 4. Neem een huidplooi losjes tussen duim en wijsvinger van de ene hand en steek met de andere hand de naald verticaal in de huidplooi, dit wil zeggen loodrecht ten opzichte van de huid. 5. Injecteer langzaam de vereiste dosis in het vetweefsel van bv. de buikhuid, de buitenzijden van de dij, onderrug of bovenarm. Wacht enkele seconden om de oplossing de tijd te geven om zich te verdelen vooraleer u de naald verwijdert en de huidplooi loslaat. 6. Veeg eventueel bloed af met een doekje – wrijf niet. Kies de volgende keer een andere injectieplaats (bijvoorbeeld, beurtelings aan de linker- en de rechterkant van de buik). 7. Buig het veiligheidsklepje terug naar zijn oorspronkelijke positie zodanig dat het zich nu onder de naald bevindt. Duw vervolgens het veiligheidsklepje plat tegen een hard oppervlak naar beneden toe totdat de naald in het klepje geblokkeerd zit. 8. U kan ofwel de gebruikte spuit in het buisje plaatsen met de naald naar beneden ofwel kan u de gebruikte spuit in een naaldencontainer steken. De spuit is nu beveiligd en het buisje of de naaldencontainer kan doorgegeven worden aan het ziekenhuis of apotheker voor vernietiging. Bij gebruik van de kunstnier zal een startdosis toegediend worden langs het apparaat of langs intraveneuze weg bij de patiënt. Bij de daarop volgende dialysesessies zal de dosis voor elke patiënt individueel geoptimaliseerd worden door de geneesheer afhankelijk van de respons op de startdosis. GEBRUIK BIJ HEMODIALYSE: Bij aanvang van de dialyse wordt een bolus innohep toegediend langs de arteriële bloedlijn van het extra-corporale circuit (of bij de patiënt langs intraveneuze weg). Optimalisatie van de dosis is voor iedere patiënt vereist en zal individueel bepaald worden, rekening houdende met ondermeer patiëntkarakteristieken en technische omstandigheden van de dialyse. Aanbevolen startdosis: een bolus van 4 500 anti-Xa I.E. Optimalisatie van de dosis: in geval van een onvoldoend anticoagulerend effect (klontervorming in de veneuze luchtkamer) kan de bolusdosis voor de daarop volgende dialysesessies verhoogd worden met 500 anti-Xa I.E. per keer en dit tot een geschikte dosis bereikt wordt; in geval van verlengde bloeding langs de canulatiezijde kan de bolusdosis voor de daaropvolgende dialysesessies verlaagd worden met 500 anti-Xa I.E. per keer en dit tot een geschikte dosis bereikt wordt. Indien bovenvermeld dosis-schema gevolgd wordt, moet bij het voorspoelen van het dialysecircuit geen anticoagulant meer toegediend worden aan de zoutoplossing. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de hulpstoffen. Actuele of doorgemaakte immuun-gemedieerde heparine-geïnduceerde trombocytopenie (type II) (zie rubriek Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik). Actieve ernstige bloeding of predisponerende condities voor een ernstige bloeding. Een ernstige bloeding wordt gedefinieerd als deze voldoet aan één van de volgende drie criteria: a) treedt op in een kritieke locatie of orgaan (bv. intracraniaal, intra spinaal, intra-oculair, retroperitoneaal, intra-articulair of pericardiaal, intra-uterien of intramusculair met compartiment syndroom), b) veroorzaakt een daling in hemoglobinewaarden van 20 g/l (1,24 mmol/l) of meer, of c) leidt tot transfusie van 2 of meer eenheden met volbloed of rode bloedcellen. Septische endocarditis. De multidose formuleringen innohep in injectieflacons bevatten het conserveermiddel benzylalcohol. Deze formulering mag niet gegeven worden aan pasgeboren - of premature babies vanwege het risico op toxische reacties (‘gasping syndroom’). Behandeldoseringen van innohep (175 IE/kg) zijn gecontra-indiceerd bij patiënten die neuraxiale anesthesie krijgen. Bij geplande neuraxiale anesthesie moet de behandeling met innohep gedurende ten minste 24 uur voordat de procedure uitgevoerd wordt gestaakt worden. De behandeling met innohep mag niet hervat worden tot ten minste 4 – 6 uur na de spinale anesthesie of verwijdering van de katheter. Patiënten moeten zorgvuldig gecontroleerd worden op tekenen en symptomen van neurologische schade. Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik: NEURAXIALE ANESTHESIE: Voorzichtigheid is geboden wanneer neuraxiale anesthesie of lumbaalpunctie wordt uitgevoerd bij patiënten die profylactische doseringen innohep krijgen, vanwege het risico op spinale hematomen die kunnen leiden tot langdurige of permanente paralyse. Er moet een periode van minimaal 12 uur in acht worden genomen tussen de laatste profylactische dosis en de plaatsing van de naald of de katheter. Bij continue technieken moet een zelfde periode in acht worden genomen voordat de katheter verwijderd wordt. Tevens mag de behandeling van innohep niet hervat worden tot ten minste 4 – 6 uur na de spinale anesthesie of verwijdering van de katheter. Patiënten moeten zorgvuldig gecontroleerd worden op tekenen en symptomen van neurologische schade. BLOEDING: Voorzichtigheid is geboden wanneer innohep wordt toegediend aan patiënten met een verhoogd bloedingsrisico. Zie rubriek Contra-indicaties voor patiënten met een risico op ernstige bloeding. Combinatie met andere geneesmiddelen, die invloed hebben op de bloedplaatjesfunctie of het bloedstollingssysteem, moet worden vermeden of zorgvuldig gecontroleerd worden (zie rubriek 4.5 in de uitgebreide SKP). INTRAMUSCULAIRE INJECTIES: innohep dient niet intramusculair toegediend te worden vanwege het risico op hematomen. Vanwege het risico op hematomen moeten ook gelijktijdige intramusculaire injecties vermeden worden. HEPARINE-GEÏNDUCEERDE TROMBOCYTOPENIE: Vanwege het risico op immuun-gemedieerde heparine-geïnduceerde trombocytopenie (type II) dient het aantal trombocyten bepaald te worden voor de start van de behandeling en regelmatig daarna. Behandeling met innohep dient te worden gestaakt bij patiënten die immuun-gemedieerde heparine-geïnduceerde trombocytopenie ontwikkelen (type II) (zie rubriek 4.3 Contra-indicaties en 4.8 Bijwerkin-
gen). De trombocytenwaarden normaliseren gewoonlijk binnen 2 tot 4 weken na het staken van de behandeling. HYPERKALIËMIE: Heparine producten kunnen de productie van aldosteron door de bijnieren onderdrukken, wat kan leiden tot hyperkaliëmie. Risicofactoren zijn diabetes mellitus, chronisch nierfalen, bestaande metabole acidose, verhoogde plasma kaliumwaarden voorafgaand aan de behandeling, gelijktijdige behandeling met geneesmiddelen die de plasma kaliumwaarden kunnen verhogen en langdurig gebruik van innohep. Bij risicopatiënten moet de plasma kaliumwaarde worden gemeten voor aanvang van de behandeling met innohep en regelmatig daarna. Heparine-gerelateerde hyperkaliëmie is meestal reversibel na het staken van de behandeling, hoewel een andere aanpak overwogen moet worden wanneer het gebruik van innohep levensreddend is (bv. de kaliuminname verminderen, stoppen met geneesmiddelen die de kaliumbalans beïnvloeden). KUNSTHARTKLEPPEN: Er zijn geen geschikte studies gedaan naar de veiligheid en effectiviteit van innohep voor de preventie van trombose bij patiënten met kunsthartkleppen. Gebruik van innohep wordt niet aanbevolen voor deze indicatie. NIERFUNCTIESTOORNISSEN: De beschikbare gegevens laten geen accumulatie zien bij patiënten met een creatinineklaring tot 20 ml/minuut. Hoewel controle van anti-Xa activiteit de meest geschikte manier is om farmacodynamische activiteit van innohep te meten, blijft het een slechte voorspeller van bloedingsrisico. Desondanks dient controle van anti-Xa activiteit overwogen te worden bij patiënten met ernstige nierfunctiestoornissen (creatinineklaring < 30 ml/minuut). Voorzichtigheid is geboden bij de behandeling van patiënten met ernstige nierfunctiestoornissen (creatinineklaring < 30 ml/minuut). Er is een beperkte hoeveelheid gegevens beschikbaar over patiënten met een creatinineklaring lager dan 20 ml/minuut. OUDEREN: Ouderen hebben meer kans op een verminderde nierfunctie (zie rubriek Nierfunctiestoornissen), daarom is voorzichtigheid geboden wanneer innohep wordt voorgeschreven aan ouderen. WAARSCHUWINGEN VOOR HULPSTOFFEN: Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, d.w.z. in wezen ‘natriumvrij’. De multidose formuleringen innohep in injectieflacons bevatten 10 mg/ml van het conserveermiddel benzylalcohol. Benzylalcohol kan toxische en anafylactoïde reactie veroorzaken bij baby’s en kinderen jonger dan 3 jaar. Sommige formuleringen innohep bevatten natriumbisulfiet. Dit kan in zeldzame gevallen ernstige overgevoeligheidsreacties en bronchospasme veroorzaken. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van deze formuleringen bij patiënten met astma. Bijwerkingen: De meest gerapporteerde bijwerkingen zijn bloeding, anemie als gevolg van bloeding en reacties op de injectieplaats. Een bloeding kan elk orgaan betreffen en kan van verschillende ernst zijn. Complicaties treden vooral op indien hoge doseringen worden toegediend. Hoewel ernstige bloedingen niet vaak voorkomen, is overlijden of permanente invaliditeit in een aantal gevallen gemeld. Immuun-gemedieerde heparine-geïnduceerde trombocytopenie (type II) manifesteert zich meestal binnen 5 tot 14 dagen na ontvangst van de eerste dosis. Verder is een ‘rapid-onset’ vorm beschreven bij patiënten die eerder aan heparine zijn blootgesteld. Immuun-gemedieerde heparine-geïnduceerde trombocytopenie (type II) kan samenhangen met arteriële en veneuze trombose. innohep dient gestaakt te worden in alle gevallen van immuun-gemedieerde heparine-geïnduceerde trombocytopenie (zie rubriek Bijzondere waarschuwing en voorzorgen voor gebruik). In zeldzame gevallen kan innohep hyperkaliëmie veroorzaken als gevolg van hypoaldosteronisme. Risicopatiënten zijn patiënten met diabetes mellitus of met nierfunctiestoornissen (zie rubriek Bijzondere waarschuwing en voorzorgen voor gebruik). Ernstige allergische reacties komen soms voor. Hieronder vallen zeldzame gevallen van huidnecrose, toxische huiderupties (bv. Stevens-Johnson syndroom), angio-oedeem en anafylaxie. Behandeling dient meteen gestaakt te worden bij het minste vermoeden van zulke ernstige reacties. De schatting van de frequentie van bijwerkingen is gebaseerd op een gegroepeerde analyse van data uit klinisch onderzoek en spontane meldingen. De bijwerkingen worden naar orgaansysteem volgens MedDRA gerangschikt. Per orgaansysteem worden de bijwerkingen naar aflopende frequentie gerangschikt. Binnen elke frequentiegroep worden bijwerkingen weergegeven in volgorde van afnemende ernst. Zeer vaak ≥1/10. Vaak ≥1/100, <1/10. Soms ≥1/1.000, <1/100. Zelden ≥1/10.000, <1/1.000. Zeer zelden, <1/10.000. Bloed- en lymfestelselaandoeningen: Vaak ≥1/100 en < 1/10: Anemie (waaronder hemoglobine verlaagd). Soms ≥1/1.000 en <1/100: Trombocytopenie (type I) (waaronder aantal bloedplaatjes verlaagd). Zelden ≥1/10.000 en <1/1.000: Heparine-geïnduceerde trombocytopenie (type II) Trombocytose. Immuunsysteemaandoeningen: Soms ≥1/1.000 en <1/100: Overgevoeligheid. Zelden ≥1/10.000 en <1/1.000: Anafylactische reactie. Voedings- en stofwisselingsstoornissen: Zelden ≥1/10.000 en <1/1.000: Hyperkaliëmie. Bloedvataandoeningen: Vaak ≥1/100 en < 1/10: Bloeding. Hematoom: Soms ≥1/1.000 en <1/100:Kneuzing, ecchymose en purpura. Lever- en galaandoeningen: Soms ≥1/1.000 en <1/100: Leverenzymen verhoogd (waaronder verhoogde transaminases, ALT, AST en GGT). Huid- en onderhuidaandoeningen: Soms ≥1/1.000 en <1/100: Dermatitis (waaronder allergische en bulleuze dermatitis). Rash. Pruritus. Zelden ≥1/10.000 en <1/1.000: Toxische huiderupties (waaronder Stevens-Johnson syndroom). Huidnecrose. Angio-oedeem. Urticaria. Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen: Zelden ≥1/10.000 en <1/1.000: Osteoporose (bij langdurige behandeling). Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen: Zelden ≥1/10.000 en <1/1.000: Priapisme. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: Vaak ≥1/100 en < 1/10: Reacties op de injectieplaats (waaronder. hematoom op de injectieplaats, bloeding, pijn, pruritus, nodulus, erytheem en extravasatie). PEDIATRISCHE PATIËNTEN: Beperkte informatie afkomstig van één studie en postmarketing gegevens geven aan dat het bijwerkingenpatroon bij kinderen en adolescenten vergelijkbaar is met dat van volwassenen. MELDING VAN VERMOEDELIJKE BIJWERKINGEN: Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden in België via het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, Afdeling Vigilantie, EUROSTATION II, Victor Hortaplein, 40/ 40, B-1060 Brussel - Website: www.fagg.be - e-mail:
[email protected] en in Luxemburg via Direction de la Santé – Division de la Pharmacie et des Médicaments, Villa Louvigny – Allée Marconi, L-2120 Luxembourg – Site internet: http://www.ms.public.lu/fr/activites/pharmacie-medicament/index.html HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: LEO Pharma N.V./S.A. Duwijckstraat 17, B-2500 Lier. Tel: 03/740 78 68. e-mail:
[email protected]. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: innohep 2.500 I.E. anti-Xa/0,25 ml: BE184353. innohep 3.500 I.E. anti-Xa/0,35 ml: BE184344. innohep 4.500 I.E. anti-Xa/0,45 ml: BE184335. innohep 10.000 I.E. anti-Xa/0,5 ml: BE184326. innohep 14.000 I.E. anti-Xa/0,7 ml: BE184317. innohep 18.000 I.E. anti-Xa /0,9 ml: BE184301. innohep 20.000 I.E. anti-Xa/2 ml: BE160526. Geneesmiddel op medisch voorschrift. Datum van goedkeuring van de SKP: januari 2015
P ROTA MIN E SU L FA AT L EO ®
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: Protamine sulfaat LEO Pharma 1400 anti-heparine IE/ml oplossing voor injectie en infusie. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: Protamine sulfaat 1400 anti-heparine IE/ml (stemt overeen met 10 mg/ml) geëxtraheerd uit de hom van de Onchorhynchus keta (zalm). 1 ml bevat 1400 anti-heparine IE protamine sulfaat (10 mg). 5 ml bevat 7000 anti-heparine IE protamine sulfaat (50 mg). FARMACEUTISCHE VORM: Oplossing voor injectie en infusie. Heldere, kleurloze oplossing. THERAPEUTISCHE INDICATIES: Protamine sulfaat kan worden gebruikt: ter behandeling van overdosis of hemorragie tijdens heparine- of Laag Moleculair Gewicht Heparine (LMGH) therapieën; voor het neutraliseren van de anticoagulerende effecten van heparine of LMGH voor een chirurgische spoedingreep; voor het neutraliseren van de anticoagulerende effecten van heparine tijdens cardiopulmonaire bypass ingrepen. DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING: DOSERING: Protamine sulfaat wordt toegediend als langzame intraveneuze injectie over een periode van ongeveer 10 minuten of als een continu, langzaam intraveneus infuus. De grootste eenmalige injectie (bolus dosis) mag niet groter zijn dan 5 ml (7000 anti-heparine I.E./50 mg protamine sulfaat). Idealiter dient de dosis geleid te worden door bloedcoagulatiestudies. De geactiveerde partiële thromboplastinetijd (APTT), de geactiveerde stollingstijd (activated clotting time - ACT), anti Xa en protamine neutralisatietesten aan het ziekbed zijn hiervoor geschikt. Coagulatietesten worden doorgaans 5 tot 15 minuten na het toedienen van protamine sulfaat uitgevoerd. Bijkomende dosissen kunnen nodig zijn omdat protamine sulfaat sneller uit het bloed verdwijnt dan heparine en LMGH in het bijzonder. De verlengde absorptie na subcutane toediening van heparine of LMGH kan ook aanwijzen dat herhaaldosissen moeten worden gegeven. Neutralisatie van heparine: 1 ml Protamine sulfaat LEO Phar-
ma (10 mg protamine sulfaat) neutraliseert ongeveer 1400 I.E. heparine. Vermits heparine bij intraveneuze toediening een relatief korte halfwaardetijd heeft (30 minuten - 2 uren) moet de dosis protamine sulfaat aangepast worden al naargelang de tijd die verstreken is sinds de intraveneuze toediening van heparine werd gestaakt. De dosis protamine sulfaat die in verhouding staat tot de toegediende hoeveelheid heparine moet worden verminderd indien meer dan 15 minuten verstreken zijn sinds de stopzetting van de intraveneuze heparine-injectie. Neutralisatie van Laag Moleculair Gewicht Heparine (LMGH): De gebruikelijk aanbevolen dosis Protamine sulfaat LEO Pharma (10 mg protamine sulfaat) is 1 ml per 1000 anti Xa I.E. LMGH. Protamine sulfaat neutraliseert de verschillende LMGH’s op een verschillende manier; daarom moeten in geval van overdosis de specifieke richtlijnen van elke LMGH fabrikant geraadpleegd worden (zie rubriek 5.1 van de SKP). Protamine sulfaat neutraliseert slechts gedeeltelijk de anti-Xa activiteit van de LMGH, en de neutralisatie wordt niet versterkt indien hogere dosissen protamine sulfaat dan aanbevolen toegediend worden. Er bestaat een risico op onvolledige neutralisatie met slechts één injectie protamine sulfaat bij de neutralisatie van subcutaan toegediende LMGH. De absorptie fase vanuit de plaats van injectie leidt ertoe dat bijkomende LMGH aan de circulatie wordt toegevoegd (het zogenaamde “depot-effect”). In deze gevallen kan het herhaaldelijk toedienen van protamine sulfaat noodzakelijk zijn of kan men gebruik maken van een continu, langzaam intraveneus infuus. Er moet ook rekening worden gehouden met de halfwaardetijd van LMGH’s bij het bepalen van de vereiste dosis protamine sulfaat in verhouding tot de tijd die verstreken is sinds de laatste dosis LMGH. Cardiopulmonaire bypass procedures: Het wordt aanbevolen de dosis protamine sulfaat aan de hand van bloedcoagulatiestudies te bepalen. De geactiveerde partiële thromboplastinetijd (APTT), de geactiveerde stollingstijd (activated clotting time - ACT), anti Xa en protamine neutralisatietesten aan het ziekbed zijn hiervoor geschikt. Coagulatietesten worden doorgaans 5 tot 15 minuten na het toedienen van protamine sulfaat uitgevoerd. In de meeste gevallen wordt een dosis van 0,1 ml tot 0,2 ml (1 – 2 mg) Protamine sulfaat LEO Pharma intraveneus toegediend voor elke 100 gekregen heparine eenheden. PEDIATRISCHE PATIËNTEN: De veiligheid en werkzaamheid van protamine sulfaat bij kinderen jonger dan 18 jaar is niet vastgesteld (zie rubriek 4.8 van de SKP). PATIËNTEN MET LEVER- OF NIERFUNCTIESTOORNISSEN: Er is geen informatie beschikbaar over het gebruik van protamine sulfaat bij patiënten met lever-of nierfunctiestoornissen. OUDEREN: Er is geen informatie beschikbaar over het gebruik van protamine sulfaat bij ouderen. WIJZE VAN TOEDIENING: Voor instructies over verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6 van de SKP. CONTRA-INDICATIES: Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de hulpstoffen. BIJWERKINGEN: De frequentie van de bijwerkingen is niet bekend en kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald. De meest ernstige gemelde bijwerkingen zijn hypotensie, pulmonaire hypertensie en anafylactische reacties. De bijwerkingen worden volgens MedDRA Soc naar orgaansysteem gerangschikt. Binnen elke frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt volgens ernst. Maagdarmstelselaandoeningen: Braken. Immuunsysteemaandoeningen: Anafylactische reacties (waaronder anafylactische shock, soms fataal). Overgevoeligheid. Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen: Rugpijn.Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen: Pulmonaire hypertensie. Bloedvataandoeningen: Hypotensie (waaronder bloeddruk verlaagd)*. Hemorragie. * Sommige van de hypotensiemeldingen kunnen een anafylactische oorzaak hebben. BESCHRIJVING VAN GESELECTEERDE BIJWERKINGEN: Overgevoeligheid waaronder immuun-gemedieerde allergische reacties (zie rubriek 4.4 van de SKP). Symptomen zoals urticaria of andere huiduitslag, perifere vasodilatatie, dyspneu of angio-oedeem zijn waargenomen. Meer ernstige reacties zijn bronchospasme, hypotensie met cardiale of circulatie stoornissen, bewustzijnsverlies en krampen. Fatale anafylactische shock is waargenomen na toediening van protamine sulfaat. Verlengde hypotensie, geassocieerd met bradycardie, cyanose, stupor, syncope, verlies van bewustzijn of kortstondige hartstilstand. Te snelle toediening van protamine kan hypotensie (voorbijgaande of ernstige) of bradycardie en een verhoogde kans of anafylactische reacties veroorzaken. PEDIATRISCHE PATIËNTEN: Het veiligheidsprofiel bij kinderen is gelijk aan dit bij volwassenen. MELDING VAN VERMOEDELIJKE BIJWERKINGEN: Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden in België via het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, Afdeling Vigilantie, EUROSTATION II, Victor Hortaplein, 40/ 40, B-1060 Brussel - Website: www. fagg.be - e-mail:
[email protected] en in Luxemburg via Direction de la Santé – Division de la Pharmacie et des Médicaments, Villa Louvigny – Allée Marconi, L-2120 Luxembourg – Site internet: http://www.ms.public.lu/fr/activites/pharmacie-medicament/index.html HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: LEO Pharma A/S. Industriparken 55, DK-2750 Ballerup, Denemarken. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: BE316985. GENEESMIDDEL OP MEDISCH VOORSCHRIFT. DATUM VAN GOEDKEURING VAN DE TEKST: 11/2014 NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: Heparine LEO 100 I.E./ml, oplossing voor injectie. Heparine LEO 5.000 I.E./ml, oplossing voor injectie. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: Heparine LEO 100 I.E./ml, oplossing voor injectie: iedere injectieflacon bevat 1.000 I.E. Heparine Natrium. Heparine 5.000 I.E./ml, oplossing voor injectie: iedere injectieflacon bevat 25.000 I.E. Heparine Natrium. FARMACEUTISCHE VORM: Heparine LEO 100 I.E./ml, oplossing voor injectie. Heldere, kleurloze tot strokleurige vloeistof. Heparine LEO 5.000 I.E./ml, oplossing voor injectie. Heldere, kleurloze tot strokleurige vloeistof. THERAPEUTISCHE INDICATIES: HEPARINETHERAPIE MET HOGE DOSIS: Diepe veneuze trombose. Longembolie. HEPARINETHERAPIE MET LAGE DOSIS: Preventie van postoperatieve diepe veneuze trombose. Behandeling van diffuse intravasculaire stolling. Extracorporale bloedsomloop bij hartchirurgie. Extracorporale dialyse. In vitro anticoagulatie. Vrijhouden van ingaande intraveneuze canulae en catheters. DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING: Heparine LEO 5.000 I.E./ml moet intraveneus worden ingespoten. Oplossingen met heparine mogen niet I.M. worden toegediend omwille van de frequentie van lokale secundaire bijwerkingen (pijn, prikkeling, bloeding rond de plaats van injectie). Toediening van hoge doses moet bij voorkeur gebeuren via continu intraveneus infuus i.p.v. via intermitterende intraveneuze inspuiting aangezien in het eerste geval de antistollingsactiviteit stabieler blijft en er een vermindering is in hemorragische complicaties. Bij voorkeur moet een infusiepomp gebruikt worden. Bij heparinetherapie met hoge dosis zijn de eisen m.b.t. de posologie onderworpen aan interindividuele variaties en moet de dosering zorgvuldig aangepast worden op basis van het lichaamsgewicht, het klinische onderzoek en de labotesten, teneinde een optimaal therapeutisch effect te bekomen zonder risico op hemorragie. De geactiveerde partiële tromboplastinetijd (APTT) is de meest gebruikte labotest voor de monitoring van heparinetherapie met hoge dosis. De geactiveerde stollingstijd (ACT) kan ook gebruikt worden en is bijzonder geschikt om toezicht te houden op de antistollingsactiviteit bij patiënten bij wie een extracorporale bloedsomloop toegepast wordt, aangezien deze test aan het bed van de patiënt kan worden uitgevoerd. De therapeutische streefwaarde van de APTT bij heparinetherapie met hoge dosis ligt tussen 1,5 tot 2,5 maal de controlewaarde. Voor de geactiveerde stollingstijd is de therapeutische streefwaarde 2 tot 3 maal de controlewaarde. Bij toediening via continu intraveneus infuus moeten de coagulatietesten worden uitgevoerd vóór het begin van de therapie, om de 4 uur gedurende de eerste 2 dagen van het begin van de behandeling en daarna om de 24 uur. Bij intermitterende intraveneuze toediening moeten de coagulatietesten worden uitgevoerd vóór het begin van de therapie, vóór de toediening van elke volgende inspuiting gedurende ± 2 dagen in het begin van de behandeling en daarna elke dag. Het is niet nodig toezicht te houden op de coagulatietesten bij heparinetherapie met lage dosis aangezien de coagulatieparameters over het algemeen niet worden beïnvloed. A. HEPARINETHERAPIE MET HOGE DOSIS: TOEDIENING VIA CONTINU I.V.-INFUUS: Een inspuiting van 5.000 I.E. via I.V. weg, gevolgd door een continu infuus van 20.000 tot 40.000 I.E., verdund in een liter fysiologische oplossing, toegediend in 24 uur. TOEDIENING VIA INTERMITTERENDE I.V.-INSPUITING: De gebruikelijke aanvangsdosis is 10.000 I.E. via I.V. weg, gevolgd door 5.000 tot 10.000 I.E. om de 4 tot 6 uur. De I.V.-inspuitingen mogen onverdund of verdund in 50 tot 100 ml fysiologische oplossing worden toegediend. KINDEREN: Bij toediening via continu intraveneus infuus is de aanbevolen aanvangsdosis 50 I.E. per kg, gevolgd door een infuus van 100 I.E. per kg om de 4 uur. Men kan ook om de 24 uur 20.000 I.E. per m² lichaamsoppervlakte toedie-
H EPARI NE L EO ®
nen via continu infuus. Heparinetherapie met hoge dosis wordt over het algemeen gedurende 7 tot 8 dagen toegediend zowel bij diepe veneuze trombose als voor preventie van trombo-embolieën als gevolg van immobilisatie. Gewoonlijk wordt een coumarinederivaat toegediend als aflossing voor de heparine¬therapie met hoge dosis. Gelijktijdige toediening van de twee producten is noodzakelijk tot een bevredigende respons op de coumarinederivaten wordt verkregen (verlenging van de protrombinetijd (PTT)). B. HEPARINETHERAPIE MET LAGE DOSIS: BEHANDELING VAN EEN DIFFUSE INTRAVASCULAIRE STOLLING: de gebruikelijke aanbevolen dosis bedraagt 50 tot 100 I.E. per kg voor volwassenen en 25 tot 50 I.E. per kg voor kinderen, toegediend via continu intraveneus infuus of intraveneuze injecties om de 4 uur. Indien na 4 tot 8 uur geen enkele verbetering wordt vastgesteld, moet de toediening stopgezet worden. EXTRACORPORALE BLOEDSOMLOOP BIJ HARTCHIRURGIE: de gebruikelijke aanvangsdosis is voor volwassenen gelijk aan of hoger dan 150 I.E. heparine per kg. Een dosis van 300 I.E. per kg wordt dikwijls toegediend voor ingrepen van minder dan 1 uur, en 400 I.E. per kg voor ingrepen die langer dan 1 uur zullen duren. EXTRACORPORALE DIALYSE: de instructies van de fabrikant van de uitrusting moeten zorgvuldig opgevolgd worden. IN VITRO ANTICOAGULATIE: a. Bij bloedtransfusies worden gewoonlijk 7.500 I.E. heparine toegevoegd aan 100 ml van een 0,9 % natriumchloride-oplossing; 6 tot 8 ml van deze oplossing worden aan 100 ml bloed toegevoegd. b. Bij bloedafnamen worden 70 tot 150 I.E. gevoegd bij 10 tot 20 ml totaal bloed. VRIJHOUDEN VAN INGAANDE INTRAVENEUZE CANULAE OF CATHETER: Voor routine gebruik wordt 1 à 2 ml van Heparine 100 I.E./ml oplossing toegediend in de canula of catheter 2 à 3 maal per dag. CONTRA-INDICATIES: Overgevoeligheid voor heparine of voor één van de hulpstoffen. Heparine-geïnduceerde thrombocytopenie. Hemorragische diathese (met uitzondering van bloedingen bij consumptie coagulopathieën). Ongecontroleerde ernstige hypertensie. Ulcus en geülcereerde tumor van het maagdarmkanaal. Acute of subacute bacteriële endocarditis. Heelkundige ingreep (of verwondingen) van het centrale zenuwstelsel, ogen en oren. Cerebrale of retinale hemorragie. Abortus imminens. Retinitis Diabetica. Ernstige nier- of leverinsufficiëntie. Actieve tuberculose. Chronisch alcoholisme. BIJWERKINGEN: Zeer vaak: >1/10. Vaak: >1/100 en <1/10. Soms: >1/1000 en <1/100. Zelden: >1/10.000 en <1/1000. Zeer zelden: <1/10.000. De meest voorkomende bijwerkingen zijn bloedingen, een omkeerbare verhoging van leverenzymen, omkeerbare thrombocytopenie en allerlei huidreacties. Geïsoleerde gevallen van allergische reacties, huidnecrose en priapisme werden eveneens gerapporteerd. Gebaseerd op post-marketing gegevens is de totale rapporteringsfrequentie van bijwerkingen zeer zelden, zijnde ongeveer 4 per 100.000 behandelingen/profylactische toepassingen. Bloed- en lymfestelselaandoeningen: Vaak: Thrombocytopenie Type I. Heparine kan trombocytopenie veroorzaken (milde, voorbijgaande trombopenie, ofwel zeer zelden ernstige en zeer gevaarlijke trombopenie) door een direct effect of door een immuuneffect dat bloedplaatjes-aggregatie veroorzakende antilichamen produceert, zie rubriek 4.4. Omkeerbaar na het stopzetten van de medicatie. Immuunsysteemaandoeningen: Zelden: Allergische reacties (erytheem, bronchiaal astma, koorts). Zeer zelden: Anafylactische reacties (anafylactische shock). Bloedvataandoeningen: Vaak: Hemorragie. Hemorragische complicaties, met mogelijke invloed op de organen, kunnen optreden, vooral wanneer hoge dosissen worden toegediend. Hemorragieën kunnen voorkomen onder vorm van hematurie en subcutane hematomen op drukplaatsen. Indien normale doses (heparinetherapie met lage dosis) worden gebruikt, zijn de risico’s echter beperkt. In uitzonderlijke gevallen werden vaatspasmen beschreven. Lever- en galaandoeningen: Vaak: Verhoogde transaminasen, gamma-GT, LDH en lipase. Meestal omkeerbaar na stopzetten van de medicatie. Huid- en onderhuidaandoeningen: Uitslag. Urticaria. Pruritus. Huidnecrose. Verschillende soorten uitslag zoals erythemateuse en maculopapulaire werden gemeld. Mogelijk subcutane verharding. Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen: Zeer zelden: priapisme. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: Vaak: Reacties ter hoogte van de injectieplaats. Plaatselijke irritatie kan voorkomen bij subcutane injectie. KLASSE-EFFECTEN, AANVAARD ALS ZIJNDE VAN TOEPASSING VOOR ALLE PRODUCTEN VAN DEZE GROEP: Zelden: Hypoaldosteronisme, geassocieerd met hyperkaliëmie en metabole acidose (vooral bij patiënten met een verminderde nierfunctie en diabetes mellitus) kan optreden bij niet-gefractioneerde heparines. Soms: Voorbijgaand haarverlies en osteoporose werden gemeld bij behandeling met niet-gefractioneerde heparines. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: LEO Pharma N.V./S.A. Duwijckstraat 17, B - 2500 LIER. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: Heparine LEO 100 I.E./ml, oplossing voor injectie: BE183942. Heparine LEO 5.000 I.E./ml, oplossing voor injectie: BE013587. Op medisch voorschrift. Datum van de laatste goedkeuring van de SKP: 04/2012
BUR I N E X ®
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: BURINEX LEO 1 mg tabletten. BURINEX LEO 5 mg tabletten. BURINEX LEO 0,5 mg/ml oplossing voor injectie. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: BURINEX LEO 1 mg tabletten bevat 1 mg bumetanide per tablet. BURINEX LEO 5 mg tabletten bevat 5 mg bumetanide per tablet. BURINEX LEO 0,5 mg/ml oplossing voor injectie bevat 2 mg bumetanide per ampul. FARMACEUTISCHE VORM: Tabletten van 1 mg en 5 mg voor oraal gebruik. Oplossing voor injectie, 0,5 mg/ml in ampullen voor intraveneus of intramusculair gebruik. THERAPEUTISCHE INDICATIES: BURINEX LEO 1 mg tabletten zijn aangewezen voor de behandeling van oedemen van renale, hepatische of cardiale oorsprong. BURINEX LEO 5 mg tabletten zijn aangewezen voor de behandeling van oedemen van renale, hepatische of cardiale oorsprong wanneer hoge doses van een krachtig diureticum van korte werkingsduur noodzakelijk zijn. Inspuitbare oplossingen BURINEX LEO zijn aangewezen voor de behandeling van decompensatio cordis, acuut longoedeem, ernstige natriumretentie en ernstige hypertensieve opstoten. DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING: De orale weg wordt gebruikt voor ambulante en langdurige behandelingen. De parenterale weg wordt gebruikt in spoedgevallen wanneer men een krachtig en snel effect wil bereiken of bij verminderde mogelijkheid van gastro-intestinale absorptie. Bij nierinsufficiëntie is een hogere dosering nodig. Orale weg: BURINEX LEO 1 MG TABLETTEN: de meerderheid van de patiënten vereisen een dagdosis van 1 mg die als eenmalige inname kan toegediend worden, hetzij ’s morgens vroeg hetzij vroeg in de namiddag. In functie van de respons kan een tweede dosis toegediend worden 6 à 8 uur later. In moeilijke gevallen kan de dosis hetzij verhoogd worden tot dat een voldoende diuretisch effect verkregen wordt, hetzij een IV infuus toegediend worden. BURINEX LEO 5 MG TABLETTEN: de dosis moet zorgvuldig bepaald worden voor iedere patiënt op basis van de verkregen respons en het verlangde therapeutische effect. In het algemeen, bij patiënten die niet onder controle zijn met lagere dosissen kan een aanvangsdosis van 5 mg toegediend worden en daarna indien nodig trapsgewijs verhoogd worden tot het verkrijgen van een voldoende respons of tot het verschijnen van ongewenste effecten. Een posologie met 2 dagelijkse innamen moet verkozen worden boven een eenmalige dagdosis. Parenterale weg: ACUUT LONGOEDEEM: aanvangsdosis 1 à 2 mg als intraveneuze inspuiting; na 20 minuten herhalen indien nodig. In de gevallen waarbij een intraveneus infuus aangewezen is, kunnen 2 à 5 mg toegediend worden in 500 ml glucose-oplossing in 30 à 60 minuten. Indien de IM toediening van toepassing is, bedraagt de aanvangsdosis 1 mg en daarna wordt de dosis aangepast volgens de diuretische respons. CONTRA-INDICATIES: Overgevoeligheid voor sulfonamiden of één van de bestanddelen. Niet behandelde elektrolytenstoornissen. Hepatische encefalopathie. Anurie. Het gebruik van de inspuitbare vorm is tegenaangewezen bij urinewegobstructie. Zeldzame erfelijke problemen van galactose intolerantie, Lapp lactase deficiëntie of glucose-galactose malabsorptie (Burinex LEO tabletten 1 mg en 5 mg bevat lactose). BIJWERKINGEN: Zeer vaak: ≥1/10. Vaak: ≥1/100, <1/10. Soms: ≥1/1.000, <1/100. Zelden: ≥1/10.000, <1/1.000. Zeer zelden: <1/10.000. Onbekende frequentie: kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald. De meest gerapporteerde bijwerkingen zijn hoofdpijn, hypokaliëmie en myalgie. Elektrolytenstoornissen kunnen optreden, vooral bij langdurige behandeling. Diverse huidreacties, fotosensitiviteitsreacties en metabole stoornissen, waar onder verminderde glucosetolerantie komen minder vaak voor. In het bijzonder bij hoge doses kan bumetanide myalgie veroorzaken. Reversibele gehoorstoornissen, allergische reacties en bloeddyscrasieën, vooral de bloedplaatjes betreffend, werden gerapporteerd. Nierfalen en nierfunctiestoornissen werden gerapporteerd in post-marketing veiligheids surveillance. Op basis van de klinische data kan verwacht worden dat ongeveer 19% van de patiënten een bijwerking van bumetanide zal ondervinden, voornamelijk niet-ernstig en dosis-afhankelijk. De bijwerkingen hieronder zijn gerangschikt per MedDRA Systeem Orgaan Klasse en de individuele bijwerkingen zijn gerangschikt, startend met de meest frequent gerapporteerde. BLOED- EN LYMFESTELSEL AANDOENINGEN: Onbekende frequentie: thrombocytopenie, neutropeniën, anemiën, leukopenie.
IMMUUNSYSTEEMAANDOENINGEN: Onbekende frequentie: allergische reacties. VOEDINGS- EN STOFWISSELINGSSTOORNISSEN: Vaak: hypokaliëmie. Soms: hyponatriëmie, hyperkaliëmie, dehydratie, hypomagnesiëmie. Onbekende frequentie: jicht, stoornissen in het glucose metabolisme, hyperuricemie, zuur-base stoornissen, elektrolytenonbalans, ZENUWSTELSELAANDOENINGEN: Vaak: hoofdpijn. Soms: duizeligheid, vertigo, posturale hypotensie. Onbekende frequentie: syncope. EVENWICHTSORGAAN-EN OORAANDOENINGEN: Soms: gehoorstoornissen. HARTAANDOENINGEN: Onbekende frequentie: bradycadie, tachycardie. BLOEDVATAANDOENINGEN: Onbekende frequentie: hypotensie. MAAGDARMSTELSELAANDOENINGEN: Soms: nausea, irritatie van de maag, constipatie, flatulentie, braken. Onbekende frequentie: diarree. LEVER-EN GALAANDOENINGEN: Onbekende frequentie: cholestase en geelzucht. HUID- EN ONDERHUIDAANDOENINGEN: Soms: huiduitslag (zoals erythemateus, maculo-papulair en pustulair), urticaria. Onbekende frequentie: dermatitis en eczeem, pruritus, fotosensitiviteit. SKELETSPIERSTELSEL- EN BINDWEEFSELAANDOENINGEN: Vaak: myalgie. Soms: Pijn in de benen, spierkramp. NIER- EN URINEWEGAANDOENINGEN: Onbekende frequentie: Nierfalen en nierfunctiestoornissen. ALGEMENE AANDOENINGEN EN TOEDIENINGSPLAATSSTOORNISSEN: Soms: vermoeidheid, asthenie. Onbekende frequentie: malaise. HOUDER VAN DE VERGUNNING: LEO Pharma nv/sa. Duwijckstraat 17, B-2500 Lier. NUMMERS VAN DE VERGUNNING: Burinex LEO 1 mg tabletten: BE090404. Burinex LEO 5 mg tabletten: BE145171. Burinex LEO 0,5 mg/ml oplossing voor injectie: BE145187. Op medisch voorschrift. Datum van de laatste goedkeuring van SKP: 02/2011 NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: 1-Alpha LEO 0,25 µg capsules, zacht. 1-Alpha LEO 1 µg capsules, zacht. 1-Alpha LEO 2 µg/ml druppels voor oraal gebruik, oplossing. 1-Alpha LEO I.V. 1 µg/0,5 ml, oplossing voor injectie. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: 1-Alpha LEO 0,25 µg capsules, zacht: iedere capsule bevat 0,25 µg alfacalcidol. 1-Alpha LEO 1 µg capsules, zacht: iedere capsule bevat 1 µg alfacalcidol. 1-Alpha LEO 2 µg/ ml druppels voor oraal gebruik, oplossing: 1 ml bevat 2 µg alfacalcidol. 1-Alpha LEO I.V. 1 µg/0,5 ml, oplossing voor injectie: iedere ampul bevat 1 µg alfacalcidol. FARMACEUTISCHE VORM: Capsules, zacht. Crèmekleurige, ondoorschijnende, ellipsvormige capsules van 0,25 µg en bruine, ondoorschijnende, ellipsvormige capsules van 1 µg. Druppels voor oraal gebruik, oplossing. Licht troebele tot heldere, kleurloze oplossing. Oplossing voor injectie, voor intraveneus gebruik. Heldere, kleurloze oplossing. THERAPEUTISCHE INDICATIES: CAPSULES, DRUPPELS: Botaandoeningen waarbij een vermindering van de productie van 1,25-dihydroxy vitamine D in de nieren een oorzakelijke factor kan zijn, zoals:. Renale osteodystrofie. Hypofosfatemische vitamine D resistente rachitis. Profylaxe van renale osteodystrofie bij het kind met nierinsufficiëntie (maar niet bij de volwassene). Profylaxe van hypocalciëmie na parathyreoïdectomie bij primaire of secundaire hyperparathyreoïdie. Hypoparathyreoïdie en pseudohypoparathyreoïdie. Neonataal rachitisme (1-Alpha LEO 2 µg/ml druppels). Behandeling van osteoporose: post-menopausale-, seniele-, en osteoporose veroorzaakt door corticoïden. OPLOSSING VOOR INJECTIE: Storingen in het calcium-fosfor metabolisme als gevolg van een verminderde productie van 1,25- dihydroxy vitamine D bij patiënten die langdurige hemodialyse ondergaan. De intraveneuze oplossing is enkel bedoeld voor gebruik bij storing in het calcium-fosfor metabolisme als gevolg van een verminderde productie van 1,25-dihydroxy vitamine D bij patiënten die langdurige hemodialyse ondergaan. DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING: De optimale dagdosis van 1-Alpha LEO moet voor iedere patiënt individueel worden vastgesteld, afhankelijk van de calcium- en fosfaatplasmaspiegels. De biochemische reactie op de behandeling bestaat uit een verhoging van het calciumplasmagehalte, een daling van het PTH-gehalte en een geleidelijk afnemen van het alkalische fosfatasegehalte (bij aandoeningen met verstoring van deze parameters). De normalisering van de biochemische parameters kan enkele maanden vragen, en lange behandelingsperiodes kunnen eveneens nodig zijn vooraleer een verbetering van de beenderletsels radiologisch of histologisch kan worden aangetoond. De verbetering van klinische symptomen zoals myalgieën en beender¬pijn komt meestal voor gedurende de eerste weken van de behandeling. Volwassenen: CAPSULES EN DRUPPELS: Renale osteodystrofie: De gebruikelijke aanvangsdosis bedraagt 0,5 tot 1 µg per dag. De gebruikelijke onderhoudsdosis (bepaald in functie van calcium- en fosfaatplasmawaarden) ligt tussen 0,5 en 2 µg per dag. Een evenwicht wordt bereikt na 7 dagen tot 3 weken. Het is aangewezen dan de calcium- en fosfaatplasmaspiegels en de alkalische fosfatasen te bepalen. Bij normalisering van deze waarden moet de posologie verminderd worden. Hypoparathyreoïdie en pseudohypoparathyreoïdie: 1 tot 3 µg per dag. Osteoporose: De gebruikelijke aanvangsdosis is 0,5 µg per dag. De gebruikelijke onderhoudsdosis (bepaald volgens de klinische respons, de calcium- en fosfaatplasmaspiegels) is minder dan 1 µg per dag. De aanbevolen dosis van 0,5 tot 1 µg per dag mag niet overschreden worden. OPLOSSING VOOR INJECTIE: Bij het instellen van een behandeling met 1-Alpha LEO I.V. is het noodzakelijk dat een zeer frequente controle van de biochemische parameters en in het bijzonder van de calciëmie en fosfatemie gebeurt ten einde voor elke individuele patiënt een veilige dosering vast te stellen. De ampullen goed schudden voor gebruik. Hemodialyse. De dosis moet op het einde van elke dialyse toegediend worden via de terugkerende leiding van het hemodialyse apparaat. De gebruikelijke aanvangsdosis is 1 µg per dialyse. De maximale aanbevolen dosis is 6 µg per dialyse met een maximum van 12 µg per week. Kinderen: CAPSULES EN DRUPPELS: Renale osteodystrofie: De gebruikelijke aanvangsdosis ligt tussen 0,04 en 0,08 µg per kg gewicht, per dag. Daarna wordt de onderhoudsdosis aangepast aan de biochemische parameters. Deze ligt over het algemeen tussen 0,25 en 1 µg per dag. Kinderen blijken relatief hogere doses te verdragen dan volwassenen en kunnen soms de volledige dosis voor volwassenen nodig hebben. Profylaxe van renale osteodystrofie: Kinderen boven 20 kg: 0,5 tot 1 µg per dag. Kinderen van minder dan 20 kg: 0,05 µg/kg/dag. Hypoparathyreoïdie en pseudohypoparathyreoïdie: De gebruikelijke aanvangsdosis ligt tussen 2 en 4 µg per dag. De onderhoudsdosis, gebaseerd op de biochemische parameters ligt rond 1 µg per dag. Hypofosfatemische vitamine D resistente rachitis: De gebruikelijke aanvangsdosis ligt tussen 0,04 en 0,08 µg per kg gewicht per dag. De onderhoudsdosis, gebaseerd op de biochemische parameters ligt tussen 1 en 6 µg per dag. De behandeling wordt gewoonlijk geassocieerd met een fosfaat-supplement. Bij geassocieerde alopecia ligt de dosis hoger: tot 8 µg per dag. Neonataal rachitisme (1-Alpha LEO 2 µg/ml druppels). De gebruikelijke dosis is 2 tot 4 µg per dag. CONTRA-INDICATIES: Hypercalciëmie. Hypermagnesiëmie. Hyperfosfatemie (behalve deze gebonden aan hypoparathyreoïdieën). Overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel of voor één van de hulpstoffen. Oplossing voor injectie:. Niet gebruiken bij patiënten onder chronische hemodialyse met een zogenaamde tertiaire vorm van hyperparathyreoïdie (secundaire hyperparathyreoïdie met evolutie naar autonomie van de parathyreoïdfunctie). Gekende overgevoeligheid voor propyleenglycol. BIJWERKINGEN: De meest voorkomende gemelde ongewenste effecten zijn hypercalciëmie en verschillende huidreacties zoals rash. Symptomen en tekenen die kunnen voorkomen in verband met hypercalciëmie zijn diarree, constipatie, nausea, braken, droge mond, metaalsmaak, hypercalciurie, polyurie, polydipsie, hoofdpijn, duizeligheid, verwarde toestand, myalgie, botpijn, onregelmatige hartslag, pruritus en moeheid. Langdurige hypercalciëmie kan leiden tot nefrocalcinose en verminderde nierfunctie. Bij nierinsufficiëntie vormen hypercalciëmie en hyperfosfatemie de grootste risico’s, waarbij verkalkingen van de weke weefsels kunnen ontstaan (cornea, conjunctiva, huid, vaten). Bij hypoparathyreoïdie en hypofosfatemische vitamine D resistente rachitis met normale nierfunctie, bestaat er een risico van hypercalciëmie en hypercalciurie met nefrocalcinose. Dit ongewenste effect kan voorkomen worden door het stopzetten van de behandeling wanneer de calciurie 6 mg/kg/24 u overschrijdt. Overdoseringssymptomen zijn deze van hypervitaminose D. Gebaseerd op post-marketing gegevens is het totale rapporteringspercentage klein of zeer klein, zijnde ongeveer 1:10.000 patiënt behandelingsjaren. VOEDINGS- EN STOFWISSELINGSSTOORNISSEN: Hypercalciëmie. Hyperfosfatemie. HUID- EN ONDERHUIDAANDOENINGEN: Pruritus. Rash. Urticaria. NIER- EN URINEWEGAANDOENINGEN: Nefroclacinose. Verminderde nierfunctie. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: LEO PHARMA N.V./S.A. Duwijckstraat 17, B-2500 LIER. België. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: 1-Alpha LEO 0,25 µg capsules, zacht: BE118456. 1-Alpha LEO 1 µg capsules, zacht: BE233834. 1-Alpha LEO 2 µg/ml druppels voor oraal gebruik, oplossing: BE159187. 1-Alpha LEO I.V. 1 µg/0,5 ml, oplossing voor injectie: BE164595. Op medisch voorschrift. Datum van de laatste goedkeuring van de SKP: 01/2012
1- ALPHA ®
All LEO trademarks are registered trademarks of LEO Pharma A/S. ©2015 LEO Pharma A/S BE2015LEO017. All rights reserved. December 2015