Examen VMBO-GL
2010 tijdvak 1 woensdag 19 mei 13.30 - 15.30 uur
landbouw en natuurlijke omgeving verwerking agrarische producten CSE GL
Naam kandidaat _______________________________
Kandidaatnummer ______________
Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.
Dit examen bestaat uit 57 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 70 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.
GL-0961-a-10-1-o
Meerkeuzevragen − Omcirkel het goede antwoord (voorbeeld 1). − Geef verbeteringen aan volgens voorbeeld 2 of 3.
(1)
A B C D
{
(2)
A B C D
{ X {
B
(3)
A B C D
{ X { X
PH-meter 1p
1
Hier zie je een advertentie voor een digitale pH-meter.
pH-Meter
bereik resolutie nauwkeurig calibratie compensatie batterij afmetingen prijs
HI-98127 waterproof
pH 0,0 tot 14,0 0,0 tot + 60,0 °C 0,1 pH; 0,1 °C ± 0,1 pH; ± 0,5 °C automatisch op 1 of 2 punten naar geheugenbuffers automatisch maar kan ook handmatig indien gewenst 4 x 1,5 Volt met auto-off na 8 minuten 163 x 40 x 26 mm; gewicht 85 gram € 99,50 NB exclusief ijkvloeistoffen - inclusief batterijen
Wat betekent pH? A droge stof B osmose C refractie D zuurgraad
GL-0961-a-10-1-o
2
lees verder ►►►
1p
2
Het bereik van de pH-meter loopt van 0,0 tot 14,0. Hoe heet een pH-waarde van 10,5? A basisch B hard C neutraal D zuur E zacht
1p
3
De pH-meter heeft een nauwkeurigheid van ± 0,1 pH. Æ Tussen welke twee werkelijke waarden kan een gemeten pH-waarde van 8,15 variëren? onderwaarde: ..................................................... bovenwaarde: .....................................................
1p
4
De advertentie meldt over de batterij: 4 x 1,5 Volt met auto-off binnen 8 minuten. Æ Wat betekent auto-off na 8 minuten? ............................................................................................................................ ............................................................................................................................
1p
5
Uit de informatie blijkt dat de pH-meter niet voor elke toepassing geschikt is. Van welk product kan de pH met deze meter wél betrouwbaar worden gemeten? A van diepvriesfruit vóór ontdooien B van zojuist vers afgebakken brood C van sinaasappelsap tijdens pasteurisatie D van het vocht van de zuurkool tijdens de verzuring
1p
6
Uit de informatie blijkt dat de pH-meter, bijvoorbeeld na het verwisselen van een pH-elektrode, automatisch kalibreert. Wat betekent kalibreren? A afwegen B meten C opslaan D ijken
GL-0961-a-10-1-o
3
lees verder ►►►
M&M Hier zie je de productinformatie van een zakje M&M's. Pinda’s (23%) in melkchocolade (48%) in een krokant, gekleurd suikerlaagje Ingrediënten: suiker, pinda’s, cacaomassa, magere melkpoeder, botervet, cacaoboter, plantaardig vet, lactose, zetmeel, glucosesiroop, gehard plantaardig vet, emulgator (soja lecithine), geleermiddel (E414), dextrine, kleurstoffen (E104, E120, E133, E171), glansmiddel (carnaubawas), aroma’s, zout, plantaardige olie, (sporen: hazelnoot, amandel) Inhoud 300 g 2p
7
voedingswaarde per 100 g energie 2165 kJ (517kcal) eiwit 10,0 g koolhydraat 58,8 g waarvan suikers 51,9 g vet 26,9 g waarvan 10,9 g verzadigd vezel 2,7 g natrium 0,08 g
e
Hoeveel gram pinda’s zit er gemiddeld in een zakje M&M's? Schrijf de berekening op. ............................................................................................................................ ............................................................................................................................
1p
8
Er zit veel suiker in M&M's. Welke suiker zal vooral gebruikt zijn? A fructose B glucose C lactose D sacharose
2p
9
De koolhydraten in M&M's bestaan hoofdzakelijk uit suikers. Æ Hoeveel gram overige koolhydraten bevat een zakje M&M's? Schrijf de berekening op en rond af op een heel getal. ............................................................................................................................ ............................................................................................................................
1p
10
Er zitten plantaardige producten in M&M's. Wat geldt in het algemeen voor plantaardige producten vergeleken met dierlijke producten? A plantaardige producten bevatten meer verzadigde vetten B plantaardige producten bevatten minder verzadigde vetten C plantaardige producten bevatten geen verzadigde vetten
GL-0961-a-10-1-o
4
lees verder ►►►
1p
11
Er zitten vezels in M&M's. In welke grondstof van M&M's zitten vezels? A botervet B magere melkpoeder C pinda's D zetmeel
1p
12
Er zit 0,08 gram natrium in 100 gram M&M's. Æ Uit welk ingrediënt van M&M’s zal dit natrium vooral afkomstig zijn? ............................................................................................................................
1p
13
In de productinformatie staat dat M&M's sporen van hazelnoot en amandel bevatten. Æ Waarom is het voor de volksgezondheid belangrijk dat deze informatie op het product staat? ............................................................................................................................ ............................................................................................................................
GL-0961-a-10-1-o
5
lees verder ►►►
Actimel Hier zie je de productinformatie van Actimel.
Consumentenservice Danone Nederland bv Antwoordnummer 10414 / 4800 VB Breda Bel gratis 0800-3266831. Ingrediënten: yoghurt, water, afgeroomde melk, dextrose, verdikkingsmiddel (pectine), zoetstoffen (aspartaam, acesulfaam K), Lactobacillus caseï Defensis, aroma. Bevat een bron van fenylalanine. Bevat melk.
4 x 100 g
℮
voedingswaarde per 100 g energiewaarde 117 kJ (28 kcal) eiwitten 2,8 g koolhydraten 3,3 g vetten 0,1 g
schudden voor gebruik gekoeld bewaren, max. +7 °C tenminste houdbaar tot: zie bovenzijde
Zonder kleurstoffen en conserveermiddelen
1p
14
Actimel helpt de weerstand te verhogen. Æ Waarom is het nuttig om de weerstand te verhogen? ............................................................................................................................ ............................................................................................................................
1p
15
Men deelt voedingsmiddelen in verschillende productgroepen in. Tot welke productgroep behoort Actimel? A tot de akkerbouwproducten B tot de frisdranken C tot de geneesmiddelen D tot de zuivelproducten
GL-0961-a-10-1-o
6
lees verder ►►►
1p
16
In Actimel zit de reincultuur Lactobacillus caseï Defensis. Æ Wat is een reincultuur? ............................................................................................................................ ............................................................................................................................
1p
17
Er zit afgeroomde melk in Actimel. Welk bestanddeel haalt men bij ontromen uit de melk? A eiwit B melksuiker C vet D water
1p
18
Op de verpakking van Actimel staat het bewaaradvies: gekoeld bewaren. Welke groep micro-organismen groeit dan toch het meeste door? A de anaerobe micro-organismen B de mesofiele micro-organismen C de psychrofiele micro-organismen D de thermofiele micro-organismen
2p
19
Op de verpakking is de energiewaarde gegeven per 100 gram product. Æ Bereken met de gegevens uit de productinformatie hoeveel kJ gelijk is aan 1 kcal. Schrijf de berekening op en rond af op één decimaal. ............................................................................................................................ ............................................................................................................................
1p
20
Er zit dextrose in Actimel. Wat voor soort voedingsstof is dextrose? A een eiwit B een koolhydraat C een vet D een vitamine
1p
21
In Actimel zit het verdikkingsmiddel pectine. Uit welke grondstof wordt pectine vooral gewonnen? A uit fruit B uit groente C uit vleeswaren D uit zuivelproducten
GL-0961-a-10-1-o
7
lees verder ►►►
Kaas
Er zitten meerdere bestanddelen in kaas. Kaas wordt op diverse manieren gebruikt: op de boterham, geraspt over gerechten, op toast of gewoon uit het vuistje. In de meeste kaassoorten zit (veel) verzadigd vet. Er zijn kaassoorten met minder vet. Zo zijn 20+- of 30+-kazen veel minder vet dan 48+-kaas. Het plusteken heeft te maken met het vetgehalte. Hoe hoger het getal hoe vetter de kaas. Ter vergelijking: een plak volvette 48 +-kaas levert 6 gram vet. Een plak 30+-kaas levert 4 gram vet. Wie per dag tweemaal een boterham met 30+-kaas eet en ’s avonds enkele blokjes 30 +-kaas in plaats van volvette kaas, eet minder vet. Behalve harde gele kazen zijn er zachte kazen en schimmelkazen uit binnen- en buitenland. Deze kazen zijn vaak erg vet, namelijk 50 + en 60+. Magere alternatieven zijn Cottage cheese, magere smeerkazen, magere kwark met kruiden, 30 +-buitenlandse kaas en Zwitserse strooikaas. per 100 gram Amsterdammer 48 Leidse 20
+
Edammer 40
+
+
kJ
koolhydraten
eiwit
vet totaal
water
1427
0
23
28
43
1003
0
33
12
46
1332
0
26
24
42
1p
22
Welk bestanddeel zit er in kaas het meest? A eiwit B koolhydraten C vet D water
2p
23
Het grootste deel van de kaas die men in Nederland verkoopt, bestaat uit Edammer 40+-kaas. Deze aanduiding gaat over het vetgehalte in de droge stof. Æ Hoeveel gram vet bevat de droge stof in 100 gram Edammer 40+-kaas minimaal? Schrijf de berekening op en rond af op één decimaal. ............................................................................................................................ ............................................................................................................................
1p
24
Er zitten verzadigde en onverzadigde vetten in kaas. Welk soort vetten zit er het meest in kaas? A onverzadigde vetten B verzadigde vetten C evenveel verzadigde als onverzadigde vetten
GL-0961-a-10-1-o
8
lees verder ►►►
2p
1p
25
26
Er vinden meerdere bewerkingen plaats om kaas uit melk te maken. Elke bewerking beïnvloedt een levensvoorwaarde voor micro-organismen. Æ Welke levensvoorwaarden zijn dat? Vul de tabel verder in. bewerkingen melk
levensvoorwaarden
1
pasteuriseren van melk
temperatuur
2
toevoegen van melkzuurbacteriën
3
toevoegen van kaliumnitraat
4
persen van de kaas
5
pekelen van de kaas
Kaas wordt gemaakt uit melk waaraan zuursel wordt toegevoegd. Æ Welke reactie vindt door het zuursel plaats? ............................................................................................................................ ............................................................................................................................
1p
27
Hier zie je de samenstelling van belegen kaas 30 +. belegen kaas 30+ Ingrediënten: melk, keukenzout, zuursel, stremsel, kleurstof: E160b
voedingswaarde per 100 g energie 1380 kJ (330 kcal) eiwit 33 g koolhydraten 0g vet 22 g natrium 0,6 g keukenzout 1,6 g calcium 1100 mg
De energie-inhoud van vet is 9 kcal/g en die van eiwit 4 kcal/g. Vet levert een bepaald percentage van de totale energie-inhoud van belegen 30+-kaas. Welk percentage is dat? A 22% B 33% C 40% D 60%
GL-0961-a-10-1-o
9
lees verder ►►►
Evergreen Hier is de tekst van de verpakking van Evergreen afgebeeld. Evergreen productinformatie voedingswaarde
per 100 g
per biscuit (= ca 21 g)
energie
1570 kJ (370 kcal)
325 kJ (77 kcal)
eiwitten
5,4 g
1,1 g
koolhydraten waarvan suikers waarvan zetmeel vet waarvan verzadigd enkelvoudig onverzadigd meervoudig onverzadigd
70 33,4 35 7,8 0,9 4,4 2,4
voedingsvezels
g g g g g g g
14,7 7,0 7,4 1,6 0,2 0,9 0,5
g g g g g g g
5,6 g
1,2 g
natrium
0,180 g
0,038 g
calcium
310 mg (=39% ADH)
65 mg (=8% ADH)
45 mg (=15% ADH)
9,5 mg (=3% ADH)
fosfor
130 mg (=16% ADH)
27 mg (=3% ADH)
ijzer
7,0 mg (=50% ADH)
1,5 mg (=11% ADH)
vitamine B6
1,2 mg (=60% ADH)
0,25 mg (12% ADH)
magnesium
ADH = Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid Ingrediënten: granen 46% (waarvan volkorenhavermeel 37%, volkorentarwemeel 14%, tarwebloem 49%), vruchtenvulling 35% (waarvan rozijnen 63%, appelblokjes 19,5% (waarvan fructose-glucosestroop, geconcentreerde appelpuree 33%, suiker, stabilisator (glycerol), vezels, plantaardig vet, geleermiddel (pectine), appelaroma, antioxidant (ascorbinezuur)), krenten 14,5%, rijstbloem), suiker, plantaardige olie (koolzaad), glucosestroop, calciumcarbonaat, rijsmiddel (ammoniumwaterstofcarbonaat), kaneel, zout, appelaroma, erwteneiwit, emulgator (sojalecithine), ijzer, vitamine B6. Bevat: gluten, soja Gemaakt in een bedrijf waar ook ei, melk en sesam worden verwerkt.
1p
28
Verpakte biscuits zijn lang houdbaar. Welke levensvoorwaarde voor micro-organismen ontbreekt in de biscuits, waardoor deze lang houdbaar zijn? A osmose B voedingsstoffen C water D zuurgraad
GL-0961-a-10-1-o
10
lees verder ►►►
1p
29
Er zit tarwemeel en tarwebloem in Evergreen. Æ Wat is het belangrijkste verschil tussen meel en bloem? ............................................................................................................................ ............................................................................................................................
1p
30
Er zitten verschillende bestanddelen in Evergreen die gemaakt zijn van vruchten. Æ Welke twee bestanddelen zijn gemaakt van druiven? ............................................................................................................................
1p
31
Uit de productinformatie op de verpakking blijkt dat er weinig verzadigd vet zit in Evergreen. Æ Welke welvaartsziekte brengt men vaak in verband met de consumptie van te veel verzadigde vetten? ............................................................................................................................
1p
32
Uit de productinformatie op de verpakking van Evergreen blijkt dat het product veel voedingsvezels bevat. Voedingsvezels hebben een positieve invloed op een lichaamsfunctie. Welke lichaamsfunctie is dat? A de darmwerking B de haargroei C de hartfunctie D de hormoonhuishouding
1p
33
Er zit keukenzout in Evergreen. Æ Wat is de functie van keukenzout in Evergreen? ............................................................................................................................
1p
34
Er zit 0,18 g zout in Evergreen. Welke groep mensen zal om medische redenen in ieder geval het advies krijgen hun zoutgebruik te verminderen? A mensen met botontkalking B mensen met hoge bloeddruk C mensen met suikerziekte D mensen met obesitas
2p
35
Evergreen bevat vruchtenvulling. Æ Hoeveel gram rozijnen zit er in de vruchtenvulling van één biscuit? Schrijf de berekening op en rond af op één decimaal. ............................................................................................................................ ............................................................................................................................
GL-0961-a-10-1-o
11
lees verder ►►►
2p
36
Evergreen bevat grondstoffen bereid uit granen zoals tarwe. Æ Voor hoeveel procent bestaat Evergreen uit grondstoffen bereid uit tarwe? Schrijf de berekening op en rond af op één decimaal. ............................................................................................................................ ............................................................................................................................
1p
37
Uit de ingrediëntenlijst van Evergreen blijkt dat er een emulgator in zit. Æ Wat is de functie van een emulgator in levensmiddelen? ............................................................................................................................
2p
38
Op de verpakking staat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) voor een aantal stoffen. Æ Wat is de ADH van calcium in mg? Schrijf de berekening op en rond af op een heel getal. ............................................................................................................................ ............................................................................................................................
2p
39
Evergreen bevat vitamine B6. Æ Hoeveel (gehele) biscuits moet je minimaal eten om ook de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid vitamine B6 binnen te krijgen? Schrijf de berekening op. ............................................................................................................................ ............................................................................................................................
GL-0961-a-10-1-o
12
lees verder ►►►
Microbiologie 2p
40
Hier zie je een microscoop.
Een microscoop heeft drie oculairen: 5x, 10x en 20x en vier objectieven: 5x, 20x, 40x en 60x. Æ Op welke twee manieren kan de microscoop 400x vergroten? ............................................................................................................................ ............................................................................................................................ 1p
41
Men gebruikt vaak een entnaald voor het maken van een microscopisch preparaat. Æ Waarom gloeit men de entnaald vóór gebruik uit? ............................................................................................................................ ............................................................................................................................
1p
42
Men bepaalt het algemeen kiemgetal van een product vaak op een voedingsbodem van PCA. Æ Waarvoor staat de afkorting PCA? ............................................................................................................................
1p
43
Bij microbiologisch onderzoek gebruikt men soms een Rodac-schaaltje. Voor welk microbiologisch onderzoek is een Rodac-schaaltje het meest geschikt? A voor het bepalen van de optimumtemperatuur van schimmels B voor het bepalen van het kiemgetal van snijplankjes C voor onderzoek naar de groeifactoren van gisten D voor onderzoek naar de vorm van micro-organismen
GL-0961-a-10-1-o
13
lees verder ►►►
1p
44
Na het gieten van een voedingsbodem zet men deze meestal ondersteboven neer. Waarom doet men dat? A om te snelle afkoeling te voorkomen B om condensvorming op de voedingsbodem te voorkomen C om uitzakken van de voedingsbodem te voorkomen D om luchtinfectie te voorkomen
1p
45
Soms verdunt men het monster om het kiemgetal van producten op een betrouwbare wijze te bepalen. Wanneer moet men het monster verdunnen? A als het kiemgetal te hoog is B als het monster ondoorzichtig is C als het monster stroperig is D als het monster kleurstof bevat
1p
46
Men plaatst de petrischaal bij voorkeur in een broedstoof om de micro-organismen op een petrischaal te laten uitgroeien tot kolonies. Welke combinatie van tijd en temperatuur is het meest geschikt om het algemeen kiemgetal te bepalen? A één dag bij 20 °C B drie dagen bij 10 °C C drie dagen bij 30 °C D twee weken bij 45 °C
1p
47
Soms giet men voedingsbodems met een ‘dubbele bodem’. monster
bodem 2 bodem 1
Voor welke bepaling gebruikt men zo’n dubbele bodem? A de bepaling van het aeroob kiemgetal B de bepaling van het anaeroob kiemgetal C de bepaling van het aantal coli-achtigen D de bepaling van het aantal melkzuurbacteriën
GL-0961-a-10-1-o
14
lees verder ►►►
Hygiënisch werken 2p
48
Hieronder staan tips die betrekking hebben op de hygiëne voor, tijdens en na de bereiding van een maaltijd. 1
2 3 4
5 6 7
Was je handen met zeep, voor en na, maar ook tijdens de bereiding van een maaltijd. Bijvoorbeeld nadat je een biefstukje in de pan hebt gelegd en daarna tomaten wilt snijden. Gebruik keukengerei dat is schoongemaakt met heet water en een afwasmiddel. Ontdooi voedingsmiddelen bij voorkeur in de magnetron of in de koelkast. Laat nooit iets op kamertemperatuur ontdooien. Houd steeds rauwe en bereide producten uit elkaar. Gebruik bijvoorbeeld niet dezelfde snijplank voor rauwe en gebakken kip, behalve als je die snijplank tussendoor goed schoonmaakt. Ruim afval meteen op. Zet restjes eten direct in de koelkast en houd de vuile vaat apart van schoon servies. Let erop dat de voedingsmiddelen voldoende worden verhit: minimaal 75 °C tot in de kern. Dit geldt ook voor producten die je opwarmt in de magnetron. Houd de tijd tussen de bereiding en de consumptie zo kort mogelijk.
Æ Welke vier van bovenstaande tips hebben betrekking op het tegengaan van kruisbesmetting? Vermeld de nummers. ............................................................................................................................
Afwas en milieu Vaatwassers zijn de afgelopen jaren veel minder water en energie gaan gebruiken. In 1978 was zeventig liter water voor een machine-afwas nog heel normaal. Een nieuwe vaatwasser gebruikt gemiddeld twintig liter water en 1,5 kWh elektriciteit per keer. Een gemiddeld gezin gebruikt de vaatwasser vier keer per week. 2p
49
Met hoeveel procent is het waterverbruik per machine-afwas afgenomen? Schrijf de berekening op en rond af op één decimaal. ............................................................................................................................ ............................................................................................................................
2p
50
Hoeveel kWh elektriciteit gebruikt een gemiddeld gezin voor de vaatwasser op jaarbasis? Vermeld ook de berekening. ............................................................................................................................ ............................................................................................................................
GL-0961-a-10-1-o
15
lees verder ►►►
Steriel huis onnodig Goed schoonmaken met een gewoon reinigingsmiddel beperkt besmettingen met micro-organismen. Door een goede reiniging wordt het voor micro-organismen een stuk moeilijker zich te vermeerderen. 1p
51
1p
52
Over welke levensvoorwaarde voor micro-organismen gaat het in bovenstaande tekst? A over osmose B over voeding C over water D over zuurstof Welke van onderstaande schoonmaakmiddelen zijn desinfectiemiddelen? afwasmiddel en soda alcohol en soda chloor en schoonmaakazijn schoonmaakazijn en alcohol
A B C D 1p
53
Om iets goed schoon te maken, moet je hard boenen. Welke eigenschap of eigenschappen van het reinigingsmiddel is of zijn ook belangrijk om iets goed schoon te krijgen? A de concentratie B de temperatuur C zowel de concentratie als de temperatuur
Het vaatdoekje In verschillende onderzoeken is aangetoond dat in de keuken veel ziekmakende bacteriën en virussen voorkomen. Rauwe levensmiddelen, vooral rauw vlees en rauwe kip, kunnen die ziekmakers afleveren. De bacteriën en virussen kunnen enige tijd overleven, vooral in een warme en vochtige ruimte. Regelmatig slagen ze er dan ook in iemand ziek te maken. De vochtige vaatdoek is bij uitstek een plaats waar bacteriën en virussen makkelijk kunnen overleven. 1p
54
Hoe kan je het risico op besmetting door vaatdoekjes het best voorkomen? A de vaatdoekjes altijd direct drogen op een radiator B de vaatdoekjes altijd vochtig ophangen C de vaatdoekjes vaak en bij 30 °C wassen D de vaatdoekjes vaak en bij 60 °C wassen
1p
55
In bovenstaande tekst gaat het over ziekmakende bacteriën. Hoe noemt men ziekmakende bacteriën ook wel? A aeroob B anaeroob C pathogeen D zuurstofminnend
GL-0961-a-10-1-o
16
lees verder ►►►
1p
56
Men gebruikt veel reinigings- en desinfectiemiddelen voor het schoonmaken van de hulpmiddelen in de keuken. Welk product is het minst belastend voor het milieu? A ammonia B chloor C groene zeep D soda-oplossing
1p
57
Welk product is het meest geschikt voor het verwijderen van kalkaanslag? A soda B alcohol C schoonmaakazijn D schuurmiddel
GL-0961-a-10-1-o GL-0961-a-10-1-o*
17
lees verdereinde ►►►