Hoog/Laag-Uitvoering
Voorschriften voor de installateur
Buderus
GK 624 VR LowNOx
1
2
Inhoudsopgave: 1.0
Algemeen
3
2.0
Voorschriften
3
3.0
Montage 3.1 Algemeen 3.2 Aansluitingen 3.2.1 Aanvoer- en retouraansluiting 3.2.2 Niveaubeveiliging 3.2.3 Gasaansluiting 3.2.4 Rookgasaansluiting 3.2.5 Elektrische aansluiting 3.2.5.1 Storingssignalering
3 3 4 4 4 4 4 5 9
4.0
Werking
10
5.0
Eerste 5.1 5.2 5.3
10 10 11 11
6.0
Uit bedrijf nemen van de ketel
11
7.0
Onderhoud 7.1 Reiniging van de branders 7.2 Reiniging van de warmtewisselaar m.b.v. een borstel 7.3 Reiniging van de warmtewisselaar m.b.v. een chemisch reinigingsmiddel 7.4 Rookgasafvoersysteem
12 12 12 12 12
8.0
13
8.8
Storingsanalyse 8.1 Voeding13 8.2 Waterdruk en waterniveau 8.3 Maximaalthermostaat 8.4 Ketelthermostaat 8.5 Temperatuurregeling 8.6 Ontsteking, gasklep en ionisatie 8.6.1 Ontsteking 8.6.2 Gasklep 8.6.3 Ionisatie 8.7 Branderautomaat Algehele kontrole
9.0
Afmetingen, gewicht en waterinhoud
15
10.0
Technische gegegevens
16
11.0
Regel- en beveiligingsapparatuur
16
12.0
Waterzijdige weerstand
17
inbedrijfname Vullen en ontluchten van de installatie Kontrole Inbedrijfname
13 14 14 14 14 14 14 14 15 15
3
1.0
Algemeen.
Ketelbeschrijving GK 624 VR met Hoog/Laag branderregeling: De Buderus GK 624 VR is een CE-goedgekeurde, atmosferische, Verbeterd Rendement gasketel (Kategorie: I2L, type B11). De ketel is opgebouwd uit 2 keteldelen, welke voor de afvoer van de rookgassen gebruik maken van een rookgasverzamelstuk waardoor er slechts 1 afvoerleiding voor de keteldelen benodigd is. De 2 keteldelen zijn ketels uit de serie, Buderus GK 524 VR. Deze ketels zijn vervaardigd uit hoogwaardig korrosiebestendig gietijzer, met een natuurlijke afvoer van de rookgassen. De ketel kan worden toegepast tot een maximale overdruk van 4 bar en een nominale aanvoerwatertemperatuur van ca. 90°C. De warmtewisselaar van de ketel is opgebouwd uit gietijzeren leden, welke waterzijdig met elkaar verbonden zijn met behulp van konische nippels. De ketel is standaard geschikt voor het verstoken van aardgas (G25) met een voordruk van 25 mbar. Op verzoek kan de ketel ook geschikt gemaakt worden voor andere gassoorten. Onder het ketelblok is een roestvaststalen, zelfreinigende, atmosferische gasbrander gemonteerd. Bij elke rookgang tussen de leden is een branderstaaf geprojekteerd waardoor een gelijkmatige belasting van het gehele V.O. verkregen wordt met optimale verbrandingsresultaten. De branderstaven zijn voorzien van kanthal staven, waardoor de NOx-uitstoot drastisch verlaagd wordt. Regel- en beveiligingsapparatuur: In de voorgemonteerde en voorbedrade gasstraat is, volgens de CE-voorschriften, een aansteekgasklep en een gasregelkombinatie opgenomen. De aansteekbrander wordt elektrisch ontstoken, terwijl de vlambeveiliging is uitgevoerd volgens het ionisatie-principe. De hiervoor benodigde regel- en beveiligingsapparatuur is gemonteerd in de aansluitkast op de voorzijde van de ketel en in de schakelkast boven op de ketel. In de aansluitkast zijn opgenomen: de branderautomaat, ontsteektransformator en een klemmenstrook voor aansluiting van o.a. netvoeding, temperatuurregeling en niveaubeveiliging. De schakelkast is voorzien van een ketelregelthermostaat en maximaalthermostaat (mechanisch vergrendelend op 110 °C). Tevens is deze schakelkast voorbedraad voor het plaatsen van boilerbesturingsmodules. De Buderus GK 624 VR kan op verzoek worden uitgevoerd met aanvullende apparatuur ten behoeve van automatische gaslekkontrole (PLi(i)) en/of een bedrijfs- en storingssignalering.
2.0
Voorschriften.
Montage.
3.1
Algemeen.
De ketel dient opgesteld te worden overeenkomstig de hiervoor geldende voorschriften, zoals genoemd in hoofdstuk 2.0. Het verdient aanbeveling de ketel op een gemetselde of betonnen ketelfundatie te plaatsen, met een hoogte van 5 - 7 cm. De Buderus GK 624 VR wordt geleverd in losse leden. Het ter plaatse samenbouwen van de ketel kan door de technische dienst van CHV Meppel worden verricht. Bij CHV-Meppel zijn samenbouwinstrukties verkrijgbaar indien besloten wordt om zelf de ketel samen te bouwen. Volgens de in hoofdstuk 2.0 genoemde voorschriften dient de ketel te worden opgesteld volgens de afmetingen in nevenstaande afbeelding (in mm). In overleg met de technische dienst van CHV-Meppel en het gasleverend bedrijf is afwijking van deze maten mogelijk. 4
500
500 1000
3.0
1000
Het installeren van de Buderus GK 624 VR dient te geschieden door een erkende installateur, overeenkomstig de geldende voorschriften en de daarop van kracht zijnde aanvullingen NEN 1078 (GAVO 1987), NEN 3028 en NEN 1010 . Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de eventueel plaatselijk geldende voorschriften. Het toestel moet worden opgesteld in een ruimte die ook bij strenge kou vorstvrij blijft. Indien de gekozen ruimte hieraan niet voldoet, dienen maatregelen getroffen te worden om vorstgevaarlijke situaties te voorkomen.
3.2
Aansluitingen.
De installatie moet worden uitgevoerd met een gesloten expansievat en een overstortventiel. De ketel is geschikt voor een maximale overdruk van 4 bar. De ketelregelthermostaat kan worden ingesteld op een maximale waarde van 90 °C.
3.2.1
Aanvoer- en retouraansluiting.
De aanvoer- en retouraansluitingen worden aan de linker- en rechterzijde van de ketel gemonteerd. Voor aansluiting worden tegenflenzen meegeleverd met een diameter van DN 50, 65 of 80 naar keuze. De meegeleverde aftapkranen kunnen gemonteerd worden in de meegeleverde blindflenzen. Deze is voorzien van een 3/4" aansluiting. Wisselzijdige aansluiting van de aanvoer en de retour is niet mogelijk.
3.2.2
Niveaubeveiliging.
Bij de Buderus GK 624 VR moet overeenkomstig de voorschriften een niveaubeveiliging worden toegepast. Deze beveiliging wordt apart verpakt meegeleverd en dient op een vertikale aanvoerleiding boven de ketel gemonteerd te worden. Indien boven de ketel geen aanvoerleiding voorhanden is, dan dient bij de aanvoeraansluiting van de ketel een extra aansluitstomp te worden geprojekteerd. Hierop dient de niveaubeveiliging te worden gemonteerd. Deze aansluitstomp dient te zijn voorzien van een goede ontluchtingsmogelijkheid (bij voorkeur een automatische ontluchter). Voor de montage kan gebruik gemaakt worden van het boorsjabloon, welke een deel vormt van de verpakking. De vlotter kan gemonteerd worden, nadat het gietijzeren vlotterhuis op de leiding is bevestigd. N.B. Tussen de niveaubeveiliging en de ketel mogen geen afsluiters worden gemonteerd.
3.2.3
Gasaansluiting.
Alle Buderus GK 624 VR ketels zijn voorzien van een gasregelkombinatie. In deze gasregelkombinatie is opgenomen: een drukregelaar, een hoofdgasmagneetafsluiter (klasse 1) en een veiligheidsafsluiter (klasse 1). De gasaansluiting van de gasregelkombinatie is 11/4".
3.2.4
Rookgasaansluiting.
De Buderus GK 624 VR is ontworpen voor bovendakse rookgasafvoer. De aansluiting en uitmondingspositie moet voldoen aan NEN 1078 (GAVO 1987) en de aanvullingen hierop. Mogelijke kondensvorming in de rookgasafvoer: Van de Buderus GK 624 VR zijn de rookgastemperaturen relatief laag. Volgens de indeling in NEN 1078 (GAVO 1987) is het schoorsteen-verlies ≥17%, hetgeen betekent dat rookgasafvoerkanalen niet zonder meer van een voering voorzien behoeven te worden (om de hinderlijke gevolgen van kondensaat te voorkomen). Het genoemde schoorsteenverlies is echter niet veel meer dan de genoemde 17%. Om aan te geven tot welke lengten afvoerleidingen/kanalen kunnen worden toegepast, zonder dat er onder normale omstandigheden kondensatie zal optreden, zijn de in de tabel weergegeven maximale lengtes opgenomen. Hierin zijn aangegeven de maximaal toelaatbare schoorsteenhoogtes voor de verschillende keteltypes bij _EQJPEHL diverse schoorsteen-uitvoeringen. HLFNKL Voor het bepalen van de maximale lengte is uitgegaan van: `aHNLFG - 1,5 m aansluitleiding tussen de afvoerstomp van het toestel en NbEcJLd het rookgasafvoersysteem. De middellijn van deze aansluitleiding is gelijk aan de middellijn van de afvoerstomp van het toestel. - een afvoersysteem van konstrukties met een K*M-waarde zoals DEFGHIJKHLJMJFN vermeld in de figuren 54 en 55 van de aanvulling op NEN 1078 OPEQRSTUVSPW (GAVO 1987). Volledigheidshalve refereren we aan het artikel 17.2 (sektie 7) van NEN 1078 (GAVO 1987) en de aanvulling hierop; afvoersystemen voor toestellen met natuurlijke afvoer, welke zeggen dat: - de middellijn van een afvoerleiding moet gelijk zijn aan die van XLKLHSYXS de uitlaatstomp van het toestel. Z[\S]^ Bij een middellijn boven 200 mm en: - een trekhoogte tussen 3m en 7m, dan is een vernauwing met ten hoogste 10% van de middellijn toegestaan. - en een trekhoogte groter dan 7 m, dan is een vernauwing met ten hoogste 20% van de middellijn toegestaan. 5
Het rookgasafvoersysteem dient onverminderd te voldoen aan NEN 1078 en de aanvulling hierop, alsmede de eventuele plaatselijke voorschriften. Eveneens dient rekening gehouden te worden met de lengte-/hoogteverhoudingen van het rookgasafvoersysteem. De afmetingen van de in de tabel genoemde konstrukties zijn voor wat betreft de middellijn vermeld in mm en de bouwkundige konstrukties in cm.
3.2.5
Elektrische aansluiting.
De Buderus GK 624 VR-serie is geschikt voor aansluiting op een wisselstroomnet 230 V-50 Hz; aansluiting d.m.v. een stekerverbinding is niet toegestaan. De schakelkast van de ketel is voor wat betreft de interne apparatuur volledig bedraad. Voor aansluiting van netvoeding, temperatuurregeling en niveaubeveiliging zijn aansluitklemmen beschikbaar. Zie bijgevoegd aansluitschema schakelkast Buderus HS-serie, tekeningnr. 31511 - . . - Netvoeding: De branderautomaar is fase-gevoelig, zodat erop gelet moet worden, dat fase en nul korrekt worden aangesloten (resp. klem L en N van de schakelkast). Bij een wisselstroomnet met 230 Volt tussen de fasen dient een scheidingstrafo in de voeding naar de ketel toegepast te worden. - Ruimtetemperatuurregeling: De ruimtetemperatuurregeling, welke is opgenomen in het 230 Volt circuit, kan worden aangesloten op de klemmen X2:15 en X2:16 van de aansluitkast. Het schakelkontakt van de regeling dient potentiaalvrij te zijn geschikt voor max. 230 V, 3 A. - Niveaubeveiliging: a. Sasserath Syr 933.1 Verwijder in de aansluitkast de doorverbinding tussen de klemmen X2:1 en X2:2 en sluit vervolgens de bedrading van de niveaubeveiliging op de volgende wijze aan: X2:1 = zwarte draad X5:2 = bruine draad (alleen bij toepassing print t.b.v. storingssignalering) X2:2 = blauwe draad aardklem = geel/groene draad. b. EURO INDEX ELT69-2 X2:1 = bruine draad (5 en 7) X1:10 = blauwe draad (8) X2:2 = zwarte draad (4) X5:2 = zwarte draad (6, alleen bij toepassing print t.b.v. storingssignalering) Zorg ervoor dat de aansluitkabel van de niveaubeveiliging zo wordt gelegd, dat deze niet in aanraking kan komen met hete delen van de ketel of de installatie.
6
- Bij aansluiting van een gebouw beheers systeem (GBS) dienen de draad bruggen verwijderd te worden en daartussen een schakelkontakt monteren die minimaal geschikt is voor 220 V 5A !
Verklaring codering BA BUT DB GB1 GB2 GBS
GK1 GK2 IE ILB K10 K5
Branderautomaat Satronic MMI 815 model: 5 (schakelkast Buderus HS-serie) Bedrijfsurenteller Draadbrug Aansteekgasbrander Dungs AZ2 spuitstuk 3 x Ø0, 6 Furigas Hoofdgasbrander Gebouw beheers systeem (e.v.t. aan te sluiten door installateur) Schakelkontakten GBS moeten minimaal geschikt zijn voor: 220V 5A !! Aansteekgasklep Dungs MV 502 5VA Dungs gasmultiblok MB-ZRDLE 74VA Hoofdgasklep Ionisatieelektrode Dungs Phoenix Inlegbrug OMRON type: MY4 3A 230V AC Relais Relais OMRON type MK 2PN-S 230V AC
KR KT LDS maxGDS minGDS MT NB OT OE Pli SL VS Z
(levering op bestelling) Ketelregeling Ketelthermostaat Jumo type: EMF-13 (2-traps) Luchtdrukschakelaar Dungs LGW 10B of 10 Maximum gasdrukschakelaar Dungs UB-A4 50/1 Minimum gasdrukschakelaar Dungs GW50 A2 2,5-50 mbar Maximaalthermostaat Landis en Gyr TAK 67.4/3165 Niveau Beveiliging Sasseroth Syr type 933 of 933.1 of EURO INDEX type: ELT69-2 Satronic ZT 812 50VA Ontstekingstrafo Onstekingselektrode Dungs (zie GK1) Dungs VDK 301 serie 02 Gasdruklektester (extern) Storingslamp (levering op bestelling) Vlamstroring Zekering 5A traag (zandgevuld)
kleurcodering Ø
-- --
Klemmenstrook schakelkast Schuifstekkerverbinding Printconnector Niet standaard geleverd
bl
blauw (N)
br
bruin (L)
7
- Bij aansluiting van een gebouw beheers systeem (GBS) dienen de draad bruggen verwijderd te worden en daartussen een schakelkontakt monteren die minimaal geschikt is voor 220V 5A !
Verklaring codering BA BUT DB GB1 GB2 GBS
GK1 GK2 IE ILB K10 K5
Branderautomaat Satronic MMI 815 model: 5 (schakelkast Buderus HS-serie) Bedrijfsurenteller Draadbrug Aansteekgasbrander Dungs AZ2 spuitstuk 3 x Ø0, 6 Furigas Hoofdgasbrander Gebouw beheers systeem (e.v.t. aan te sluiten door installateur) Schakelkontakten GBS moeten minimaal geschikt zijn voor: 220V 5A !! Aansteekgasklep Dungs MV 502 5VA Dungs gasmultiblok MB-ZRDLE 74VA Hoofdgasklep Ionisatieelektrode Dungs Phoenix Inlegbrug OMRON type: MY4 3A 230V AC Relais Relais OMRON type MK 2PN-S 230V AC
KR KT LDS maxGDS minGDS MT NB OT OE Pli SL VS Z
(levering op bestelling) Ketelregeling Ketelthermostaat Jumo type:EMF-13 (2-traps) Luchtdrukschakelaar Dungs LGW 10B of 10 Maximum gasdrukschakelaar Dungs UB-A4 50/1 Minimum gasdrukschakelaar Dungs GW50 A2 2,5-50 mbar Maximaalthermostaat Landis en Gyr TAK 67.4/3163 Niveau Beveiliging Sasseroth Syr type 933 of 933.1 of EURO INDEX type: ELT69-2 Satronic ZT 812 50VA Ontstekingstrafo Onstekingselektrode Dungs (zie GK1) Dungs VDK 301 serie 2 Gasdruklektester (extern) Storingslamp (levering op bestelling) Vlamstoring Zekering 5A traag (zandgevuld)
kleurcodering Ø
-- --
8
Klemmenstrook schakelkast Schuifstekkerverbinding Printconnector Niet standaard geleverd
bl
blauw (N)
br
bruin (L)
Aansluitschema schakelkast
* Deze kabels zijn reeds gemonteerd door de CHV ketelsamenbouwploegen, alleen wanneer men de ketel zelf samenbouwd, hoeft men de meegeleverde kabels alleen nog aan te sluiten in de Buderus schakelkast boven op de ketel.
- Worden pompen gebruikt met afwijkende spanningen, of is de totaalstroom groter dan 4A, dan dienen de uitgangen van de pompen als besturingsuitgangen gebruikt te worden, waarop magneetschakelaars kunnen worden aangesloten.
Verklaring codering BF BR BUT DB ILB KT MT NB SI SL
Tapwatertemperatuurvoeler (levering op bestelling) Aansluiting naar aansluitkast (levering op bestelling) Bedrijfsurenteller Draadbrug op klemmenstrook Inlegbrug Landis en Gyr RAK 53.4/3141 Ketelthermostaat Landis en Gyr RAK 67.4/3163 Maximaalthermostaat Sasserath Syr type: 933 of 933.1 Niveau beveiliging of: EURO INDEX type: ELT69 - 2 (bv: laagwaterstandbeveiliging) Beveiligingsapparatuur Storingslamp
Ø
-- --
Klemmenstrook schakelkast Schuifstekkerverbinding Printconnector Niet standaard geleverd
kleurcodering bl
blauw (N)
br
bruin
z
zwart
(L)
9
3.2.5.1 Storingssignalering. De Buderus GK 624 VR-serie kan op verzoek worden uitgevoerd met een aanvullende print t.b.v. storingssignalering. Deze print is eventueel ook achteraf aan te brengen. Afhankelijk van de bestelde uitvoering van de ketel kunnen er minimaal 3 en maximaal 6 storingen gesignaleerd worden, nl.: - Branderautomaat - Max. thermostaat - Niveaubeveiliging - Min. gasdrukschakelaar (alleen bij speciale uitvoeringen met automatische gaslekkontrole; PLi) - Max. gasdrukschakelaar (alleen bij speciale uitvoeringen met automatische gaslekkontrole; PLi) - Gaslekkontrole (alleen bij speciale uitvoeringen met automatische gaslekkontrole; PLi) Bij toepassing van deze print is tevens een potentiaalvrij wisselkontakt (kontaktbelasting max. 230 Volt, 2 Amp.) beschikbaar voor externe signalering op de klemmen X5:7, X5:8 en X5:9 (zie hiertoe bovenstaand principe-schema).
Verklaring codering C1-C7 D1-D14 K1 L1-L7 R1-R7 minGDS maxGDS MT NB Pli VS
10
Kondensator 0,22 µF 250V AC steek: 22,5 mm Diode IN4007 1000V 1A Relais NEAF SMITT type: SK4 220 ac Led rond 5 mm Rood Weerstand 0,25W 270 Ω Minimum Gasdrukschakelaar (levering op bestelling) Maximum Gasdrukschakelaar (levering op bestelling) Maximaal thermostaat (zie schakelkast HS-serie) Niveau Beveiliging Sasserath Syr type: 933 of 933.1 Gasdruktester (levering op bestelling) Vlamstroring (levering op bestelling)
Ø
-- --
Klemmenstrook schakelkast Schuifstekkerverbinding Printconnector Niet standaard geleverd
kleurcodering bl
blauw (N)
br
bruin (L)
4.0
Werking.
De werking van de GK 624 VR kan verklaard worden aan de hand van onderstaand diagram.
t w TC
Schakeldiagram Satronic MMI - 815
ts 3 sec
tv
to
tw ts tv to
= wachttijd (15 sekonden) = veiligheidstijd (5 sekonden) = vertraging hoofdgasklep (12 sekonden) = openingstijd hoofdgasklep (12 sekonden)
Bij warmtevraag van ketelthermostaat en eventueel aangesloten temperatuurregeling met een potentiaalvrij schakelkontakt geschikt voor 230 V, zal na een wachttijd (tw) van 15 sekonden de ontstekingstransformator worden ingeschakeld. 3 Sekonden later wordt de aansteekgasklep geopend. Nadat de ontsteking is ingeschakeld dient binnen de veiligheidstijd (ts) van 5 sekonden vlamvorming plaats te vinden. De branderautomaat zal hiertoe een minimale ionisatiestroom van 3 µA moeten meten. Ca. 15 sekonden nadat de ontsteking is ingeschakeld zal, bij voldoende ionisatiestroom, de hoofdgasklep langzaam openen en gaat de brander op de nominale branderdruk/kapaciteit in bedrijf. Bij beëindiging van de warmtevraag van ketelthermostaat en/of temperatuurregeling wordt het stuurstroomcircuit verbroken en sluiten de gaskleppen. Indien tijdens de startfase bij beëindiging van de veiligheidstijd geen of onvoldoende ionisatiestroom (3 µA) wordt waargenomen, dan wordt de aansteekgasklep gesloten. De branderautomaat vergrendelt (storingslamp aan) en kan weer ontgrendeld worden door het indrukken van de storingslamp/resetknop. Wanneer tijdens bedrijf vlamstoring optreedt, wordt de gasklep direkt gesloten en gaat de automaat in storing. Als om een of andere reden (bijv. defekte ketelthermostaat, onvoldoende watercirkulatie of watergebrek) het kontakt van de maximaalthermostaat bij een temperatuur van 110 °C verbroken wordt, dan wordt het stuurstroomcircuit onderbroken en zal de gasklep sluiten. De maximaalthermostaat is mechanisch vergrendelend uitgevoerd. Nadat de watertemperatuur voldoende gedaald is kan de ketel, na het verhelpen van de storingsoorzaak, weer in bedrijf genomen worden door het indrukken van de resetknop op de maximaalthermostaat. Bij de ketel wordt een separate niveaubeveiliging meegeleverd, welke op een vertikale aanvoerleiding boven de ketel dient te worden gemonteerd. De beveiliging is mechanisch vergrendelend uitgevoerd en voorzien van een reset- en testknop.
5.0
Eerste inbedrijfname.
5.1
Vullen en ontluchten van de installatie.
Vul de installatie met water en ontlucht de ketel en overige delen van de installatie middels de daarvoor aangebrachte ontluchters (voor het ontluchten van de niveaubeveiliging dienen de hierbij bijbehorende voorschriften aangehouden te worden). De minimale overdruk in de installatie dient 1 bar te zijn.
5.2
Kontrole.
Kontroleer alle verbindingen, zowel water- als gaszijdig op eventuele lekkage. Kontroleer ook de werking van de cirkulatiepomp(en), zodat voldoende watercirkulatie over de ketel mogelijk is.
11
5.3
Inbedrijfname. 2
1 3
6.0
a. Zet de ketelregelthermostaat zo laag mogelijk en de eventueel aangesloten temperatuurregeling zo hoog mogelijk. b. Open de gasafsluiter. c. Bij de eerste inbedrijfname kan de gasleiding ontlucht worden via de meetnippel voor de gasdrukregelaar. d. Schakel de netvoeding van de ketel in. e. Zet de ketelthermostaat op de gewenste waarde en druk op de resetknop van de niveaubeveiliging f. Na een wachttijd van ca. 15 sekonden wordt de ontsteking ingeschakeld en 3 sekonden later wordt de aansteekgasklep geopend (zie 4.0 werking). g. Indien binnen de veiligheidstijd van 5 sekonden geen vlamvorming plaatsvindt (bijv. door lucht in de gasleiding) gaat de branderautomaat in storing en vergrendelt (storingslamp aan). De startprocedure kan herhaald worden door het indrukken van de resetknop. Wanneer de branderautomaat daarna weer vergrendelt, dan de gasleiding nogmaals ontluchten, zoals beschreven bij punt c. h. Kontroleer de branderdruk (vollast 11 mbar) en stel deze zonodig op de juiste waarde in d.m.v. de gasdrukregelaar van de gasregelkombinatie (zie afb. pos 1). De branderdruk op deellast dient ingesteld te worden op 4 mbar. Dit dient te geschieden middels de instelring (zie afb. pos 2). Hiervoor de borgschroef (zie afb. pos 3) enkele slagen losdraaien. Na het instellen van de juiste branderdruk op deellast deze borgschroef weer aandraaien. i. Zet de eventueel aangesloten temperatuurregeling op de gewenste waarde. k. Tijdens het proefstoken kan gedurende korte tijd een schroeiof brandlucht waargenomen worden; dit heeft niets te betekenen en verdwijnt spoedig.
Uit bedrijf nemen van de ketel.
a. Zet de ketelregelthermostaat op 0. b. Sluit de gaskraan. c. Schakel de stroomtoevoer naar de ketel af. N.B. Indien de ketel gedurende een lange periode, waarin bevriezingsgevaar aanwezig is, wordt uitgeschakeld, dan dient de gehele installatie te worden afgetapt. Het aftappen dient op de ketel (middels de aftapkraan) en op het laagste punt van de installatie plaats te vinden. Nadat de aftapkraan geopend is dienen ook de ontluchters in de installatie te worden geopend.
12
7.0
Onderhoud.
De ketel en het rookgasafvoersysteem dienen jaarlijks gekontroleerd te worden. CHV adviseert om zowel voor als na het onderhoud van de ketel een stookrapport op te maken.
7.1
Reiniging van de branders.
a. Schakel de ketel uit (gas- en stroomtoevoer afsluiten). b. De verbindingsleiding tussen aansteekgasklep en de aansteekbrander losdraaien. Vervolgens de gasregelkombinatie verwijderen. c. De M12 bouten op de voeten van de beide eindleden losdraaien. Branderbed met de M8 bouten door de omgezette branderplaat demonteren. De M12 bouten en de branderbedkonsole verwijderen. d. De branders uitwendig met een zachte borstel schoonmaken. Inwendige reiniging van de branderstaven is mogelijk met perslucht door de branders vertikaal te houden met de mengbuizen naar onderen. Blaas daarbij de branders vanaf de buitenzijde schoon. Let er hierbij op dat de inspuiters niet vervuild raken. e. Monteer het branderbed. Vervolgens kan de ketel weer in bedrijf worden genomen (zie 5.0). f. Kontroleer de regel- en beveiligingsapparatuur op goede werking. g. Kontroleer de branderdruk en stel deze zonodig opnieuw af.
7.2
Reiniging van de warmtewisselaar m.b.v. een borstel.
a. Schakel de ketel uit (gas- en stroomtoevoer afsluiten). b. Demonteer de achterste bovenplaat (B) van de bemanteling en verwijder de isolatie (G). c. Demonteer de inspektiedeksels (C). d. Om te voorkomen dat er vuil op de branders valt, dient het branderbed (J) gedemonteerd te worden (zie 7.1). e. Het ketelblok met een ketelborstel schoonmaken. f. Nadat het ketelblok schoongemaakt is, dient de uitbrandruimte schoon te worden gezogen met een stofzuiger. g. Monteer de inspektiedeksels in de rookkap. h. Monteer het branderbed. i. Breng de isolatie van de rookkap weer op de juiste plaats. j. Monteer de bovenplaat van de bemanteling. k. Nadat alles weer gemonteerd is kan de ketel weer in bedrijf worden genomen (zie 5.0). l. Kontroleer de regel- en beveiligingsapparatuur op goede werking. m. Kontroleer de branderdruk en stel deze zonodig opnieuw af.
A. B. B1. C. E. F. G. J. K. L.
7.3
Voorplaat Achterste bovenplaat Voorste bovenplaat Inspektiedeksel Rookgasverzamelkap Reinigingsborstel Isolatiedeken Branderbed Konsole Eindlidvoeten
Reiniging van de warmtewisselaar m.b.v. een chemisch reinigingsmiddel.
Er zijn verschillende reinigingsmiddelen in de handel verkrijgbaar om de gietijzeren warmtewisselaar te reinigen. Bij het gebruik van deze middelen dienen de aanwijzingen van de betreffende fabrikant nauwkeurig te worden opgevolgd. Ook bij gebruik van chemische middelen de brander verwijderen i.v.m. losgeraakt vuil en dergelijke.
7.4
Rookgasafvoersysteem.
Kontroleer het rookgasafvoersysteem op eventuele lekkage, vervuiling en op een goede werking. 13
8.0
Storingsanalyse.
De algemene werking is omschreven onder punt 4.0. Bij het oplossen van eventuele storingen is het raadzaam deze op te sporen aan de hand van onderstaand diagram. Vanuit het diagram wordt vervolgens verwezen naar de punten 8.1 t/m 8.9. Voor een goede analyse is het noodzakelijk e.e.a. overeenkomstig de genoemde volgorde uit te voeren.
8.1
Voeding.
Voeding: - Kontroleer of er 230 V op de klemmen L-N aanwezig is. I.v.m. fase-gevoeligheid moet de fase op klem L en de nul op klem N aangesloten worden. Indien een net met 220 V tussen de fasen aanwezig is dient een scheidingstrafo te worden toegepast. Zie 3.3.5. - Kontroleer/vervang de zekering (5 A traag).
8.2
Waterdruk en waterniveau.
Kontroleer waterdruk/niveau in de installatie. Vul, indien nodig, de installatie bij en ontlucht de installatie. Let op: bij het bijvullen van de installatie mag de maximale ketelwatertemperatuur ca. 40 °C bedragen. Als niveaubeveiliging is hier een vlotterniveauschakelaar toegepast. Bij het onderschrijden van het niveau zal de niveaubeveiliging de brander uitschakelen en zichzelf vergrendelen. Nadat de installatie is bijgevuld en ontlucht, dient de testknop omhoog getrokken te worden, waarna de resetknop ingedrukt kan worden.
>?@A?
pLKSqaaNr sSdEPLbKqLbPaGKEEK sSdLKLHKqLbPaGKEEK
bLGLK ubEFMLbEIKaPEEK
{E GKabJFNt FLL
{E
ubEFMLbEIKaPEEK FESZ|SGLdRSKLS aFKNbLFMLHLFt FLL `Lb`EFNSMLS ubEFMLbEIKaPEEK
{E
daPK ubEFMLbSFE T[SGLdRSJFt
FLL pJLSxRz
FLL
GvEFFJFN EEFwLpJNt
{E FLL
{E pJLSxRT
pJLSxRZ
{E
wEKLbs FJ`LEISqaaNt
KaLGKLH FabPEEHSJF uLMbJ{ct
GKabJFNSFE EcHaavS `LJHJNqLJMGKJ{Mt {E
FLL
FLL pJLSxR[
pJLSxRV
bIJPKLs KqLbPaGKEEK JFt
{E {E PEQRSKqLbs PaGKEEK JFt
FLL FLL
pJLSxRy
pJLSxR\
{E
pJLSxRx
BCDEB 14
dLKLHs KqLbPaGKEEK JFt
{E
8.3
Maximaalthermostaat.
Maximaalthermostaat: deze werkt als thermische droogkookbeveiliging, zoals omschreven onder 8.2 en als maximaalthermostaat, welke de installatie uitschakelt en vergrendelt bij ketelwatertemperaturen >100 °C. Nadat de ketelwatertemperatuur voldoende is gedaald (<90 °C), kan, nadat de storingsoorzaak is weggenomen, de maximaalthermostaat gereset worden. Naast de onder 8.2 genoemde mogelijkheden kan de maximaalthermostaat defekt zijn als gevolg van breuk/lekkage van het kapillair/opnemer. Hierbij schakelt de maximaalthermostaat uit en vergrendelt zichzelf. Resetten is niet meer mogelijk en de maximaalthermostaat dient vervangen te worden.
8.4
Ketelthermostaat.
Ketelthermostaat: stel deze op een hogere waarde in. Kontroleer of het schakelpunt in overeenstemming is met de ketelwatertemperatuur. Indien niet korrekt, dan kan de kapillair/opnemer van de ketelthermostaat t.g.v. breuk/lekkage uitgeschakeld zijn resp. niet meer op het juiste schakelpunt funktioneren. Vervanging is dan noodzakelijk.
8.5
Temperatuurregeling.
Temperatuurregeling (kamerthermostaat): stel deze op een hogere waarde in, zodat er warmtevraag ontstaat. Desgewenst kunnen de klemmen 15-16 doorverbonden worden. De temperatuurregeling is nu overbrugd en er kan op de ketelthermostaat gestookt worden. Nadat de temperatuurregeling weer korrekt funktioneert, dient de doorverbinding 15-16 verwijderd te worden.
8.6
Ontsteking, gasklep en ionisatie.
Kontroleer achtereenvolgens: - ontsteking : ga naar 8.6.1 - gasklep : ga naar 8.6.2 - ionisatie : ga naar 8.6.3
8.6.1
Ontsteking.
Ontsteking. Na ontgrendeling van de branderautomaat zal een nieuwe startpoging ondernomen worden, welke na 15 sekonden aanvangt met de ontsteking. Is er ontsteking ga dan naar 8.6.2. Is er geen ontsteking kontroleer dan of de ontsteektrafo spanning krijgt. Indien niet; breng rechtstreeks 230 V op de ontsteektrafo. Is er een ontsteekvonk van voldoende kwaliteit vervang dan de branderautomaat. Komt er wel spanning op de ontsteektrafo maar is er geen of een slechte ontsteekvonk, kontroleer dan achtereenvolgens: - de aarding van het branderbed. - de afstand van de punt van elektrode tot de rand van de ring van de aansteekbrander (deze behoort 2 mm +0/-0,5 mm te zijn) - de ontsteekelektrode op haarscheuren en/of vervuiling. Vervang zonodig de elektrode. - de ontsteekkabel op zijn elektrische aansluitingen, uitdroging, haarscheuren en vervuiling. Vervang deze indien nodig.
8.6.2
Gasklep.
Gasklep. Deze krijgt een spanning zodra de ontsteektrafo spanning krijgt. Krijgt de gasklep nu geen spanning kontroleer dan de branderautomaat, welke eventueel vervangen dient te worden. Krijgt de gasklep wel spanning kontroleer dan of er gas aanwezig is. De voordruk dient 25 mbar (250 mmwk) te zijn. Als er gas aanwezig is en de gasklep spanning krijgt dan loopt deze langzaam open en zal het gas dat doorgelaten wordt ontstoken worden. Zo ja, ga dan naar 8.6.3. Zo nee, kontroleer dan de gasklep en vervang deze als dit nodig blijkt te zijn. Let op: de gasklep is pas na ca. 12 sek. volledig open.
8.6.3
Ionisatie.
Bij onvoldoende ionisatie gaat de branderautomaat in vergrendeling. Kontroleer achtereenvolgens: - aansluiting fase en nul. Zie 8.1. - meet de ionisatiestroom. Deze dient minimaal 3 µA te zijn en is de branderautomaat korrekt aangesloten vervang dan de branderautomaat. Is de ionisatiestroom <3 µA, kontroleer dan: - de aarding van het branderbed. - of de elektrode goed in de vlam zit. - de ionisatie elektrode op haarscheuren en/of vervuiling. Vervang desgewenst de ionisatie-elektrode.
15
8.7
Branderautomaat.
Vervang de branderautomaat (type branderautomaat, Satronic 815 mod 5).
8.8
Algehele kontrole.
Algehele kontrole na het opheffen van de storing. Het verdient aanbeveling het volgende te kontroleren: - branderdruk op nominale kapaciteit. - werking maximaalthermostaat, ketelthermostaat, niveaubeveiliging en de eventuele aangebrachte regel- en beveiligingsorganen. - de werking van de branderautomaat alsmede de grootte van de ionisatiestroom (>3 µA ).
9.0
Afmetingen, gewicht en waterinhoud.
bovenaanzicht
vooraanzicht
16
zijaanzicht
10.0
Technische gegevens.
Type GK 624 VR
Aantal leden
Nominaal vermogen Nominale belasting Gasverbruik op bovenwaarde kW Mcal/h kW Mcal/h m30/h m3s/h
768 836 906
4 x 12 4 x 13 4 x 14
767.8 837.2 906.8
660.3 720.0 779.8
947.6 1030.2 1115.8
814.9 886.0 959.6
97.6 106.4 115.2
102.8 112.4 121.6
976 1046 1116
4 x 15 4 x 16 4 x 17
976.8 1046.8 1116.4
840.0 900.2 960.1
1199.4 1283.8 1366.2
1031.5 1104.1 1174.9
124.0 132.8 141.6
138.8 140.0 149.2
1186 1256 1326
4 x 18 4 x 19 4 x 20
1186.0 1256.0 1326.0
1020.0 1080.2 1140.4
1449.8 1533.6 1615.6
1246.8 1318.9 1389.4
150.0 158.8 167.6
158.4 167.6 176.8
1396 1466
4 x 21 4 x 22
1395.6 1465.2
1200.2 1260.1
1695.6 1779.4
1458.2 1530.3
176.4 184.8
186.0 194.8
De branderdruk en de diameter van de inspuiters zijn voor elk type identiek en bedragen respektievelijk: 11 mbar bij vollast en 4 mbar bij deelast (belasting 60%). De diameter van de inspuiter is 4,2 mm.
11.0
Regel- en beveiligingsapparatuur.
Benaming
Alternatief Fabrikaat
Type
Opmerking
Dungs Dungs
MBZRDLE 410B01 MBZRDLE 412B01
Type GK 624 VR - 768 t/m 976 Type GK 624 VR - 1046 t/m 1466
Satronic Landis & Gyr
MMI - 815 Mod. 5 LGB 41.258A27
Aansteekbrander
Dungs
AZ 2 Spruitstuk 3 x 0.6
Aansteekgasklep
Dungs
MV 502
Satronic AEG
ZT 812 ZE 30/7 T35E
Ketelthermostaat
Jumo
EMF 13
HS 3221
Maximaalthermostaat
Landis & Gyr
RAK 67.4/3165
HS 3221
Sasserath EURO INDEX
Syr 933.1 ELT 69-2
Gasregelkombinatie (Multiblock) Branderautomaat X
Ontstekingstrafo X
Niveaubeveiliging X
13 17
12.0
Waterzijdige weerstand.
In de nevenstaande grafiek is de waterzijdige weerstand per ketel weergegeven in relatie tot de doorstromende waterhoeveelheid. mwk kPa 1.0 10 De doorstromende waterhoeveelheid kan worden bepaald 0.8 8 m.b.v. één van de volgende formules:
Waterhoeveelheid (kg/s) =
Nominaal vermogen (kW) 4,186 x ∆T (K)
0.5 0.4
5 4
0.3
3
0.2
2
0.1
1
0.05 0.04
0.5 0.4
0.03
0.3
0.02
0.2
0.01
0.1
Nominaal vermogen (Mcal/h) Waterhoeveelheid (m3/h) = ∆T (K)
Waterzijdige weerstand
(∆T = verschil tussen aanvoer- en retourtemperatuur bij ontwerpkondities).
De minimale waterhoeveelheid, welke door de ketel moet stromen, dient te worden gebaseerd op een ∆T van 30 K, terwijl de maximale waterhoeveelheid overeen moet komen met een∆T van 10 K.
2 0.56
3
. 20 30 40 50 60 m3/h
4 5 6 7 8 9 10 1
2
3
4 5
Waterhoeveelheid
18 Onder voorbehoud van technische wijzigingen
kg/s
19
Paradijsweg 6a, 7942 HB, Postbus 46, 7940 AA Meppel Telefoon: 0522-267922, Telefax: 0522-267222 e-mail:
[email protected]
20
GK624VRHL/voorl/983