Kinderen en veilig fietsen. Voorbereiding juiste fiets:
Koop altijd een fiets die past bij de lengte van je kind. Een fiets 'op de groei' kopen is niet slim. Van een te grote fiets wordt een kind onzeker. Bovendien is het gevaarlijk, het kind moet bijvoorbeeld met zijn voeten plat op de grond kunnen staan.
Het veiligst is een fiets met twee soorten remmen: een terugtraprem én een handrem. Niet elk kind heeft al voldoende kracht om terug te trappen of beschikt over de motorische vaardigheden die nodig zijn voor een handrem. Kies je toch voor een fiets met één rem, dan is een terugtraprem de beste optie.
Nog zijwieltjes? Laat ze in de winkel zo afstellen dat ze bij het rijden de grond niet raken. Op die manier leren ze extra snel op twee wielen fietsen. Het verschilt per kind hoe lang zijwieltjes nodig zijn.
Zorg voor verlichting en reflectoren op het achterspatbord en de trappers.
Fietsen met wielen van 20 inch (50,8 centimeter) en kleiner vallen onder de noemer 'speelgoed' en worden daarom niet gecontroleerd op de veiligheidsnormen voor fietsen. Check zelf of de fiets deugt.
Monteer een lange stang met een vlaggetje op de fiets. Een fietsende kleuter wordt nog wel eens over het hoofd gezien.
Voorbereiden op het verkeer:
Probeer de auto te laten staan en ga lopen of fietsen. Zo doet je kind de meeste verkeerservaring op.
Wees 'een heer in het verkeer' en probeer het goede voorbeeld te geven. Kinderen leren veel door gedrag van anderen te imiteren.
Ga op tijd de deur uit, dan is het makkelijker om je aan de verkeersregels te houden.
Fiets eens achter je kind aan en bespreek achteraf wat er goed of fout ging.
Gaat je kind een nieuwe route fietsen? Oefen dan een aantal keer samen, zodat je kind weet wat hij of zij op onveilige plekken moet doen.
Stimuleer altijd om de veiligste route te nemen. Dit is niet per definitie de kortste route! Verken de veilige route(s) samen met je kind(eren).
Leer je kind om bij een verkeerslicht altijd áchter een bus of vrachtwagen te gaan staan, nooit ernaast. Hiermee voorkom je dat je kind in de gevaarlijke dode hoek terechtkomt.
Als jullie samen in de auto zitten, kijk dan eens naar het effect van fietsers zonder verlichting. Praat ook over wat je verder tegenkomt onderweg.
Fris samen met uw kind de verkeersregels op.
Van lagere naar de middelbare school:
Verken samen met uw kind de route naar de nieuwe school. Begin daar nu al mee. Herhaal de verkenning nog eens tijdens de zomervakantie en vlak voor de eerste schooldag.
Stap onderweg af bij moeilijke of lastige verkeerssituaties. Bespreek die ter plekke.
Een goede bagagedager met stevige snelbinders voor de schooltas.
Zorg voor goede fietsverlichting. Vuistregel: straatlantaarns aan, dan ook je fietslicht aan.
Veel kinderen doen graag stoer, ook in het verkeer. Snel nog even door rood, rijden met losse handen, elkaar trekken en duwen. Spreek uw kind aan op zijn of haar verantwoordelijkheid.
Praat over groepsgedrag. Het komt al te vaak voor dat scholieren blindelings achter elkaar aan fietsen zonder zelf uit te kijken.
Zorg dat uw kind zich 's morgens niet hoeft te haasten. Sta op tijd op en zorg dat de schooltas de avond tevoren is ingepakt. Haast in het verkeer vermindert het opmerkingsvermogen.
Op de volgende bladzijden volgen een aantal belangrijke verkeersafspraken. Ze staan per verkeersdeelnemer. Handig om als ouder met je kind door te nemen of om te gebruiken om te oefenen voor het (praktisch) verkeersexamen.
Zo zit dat als je voetganger bent Je bent voetganger:
als je loopt; als je speelt; als je skate; als je stept; als je op je skelter rijdt; als je loopt met je fiets aan de hand.
De goede plaats als je loopt
Als je loopt hoor je op de stoep/het trottoir. Is er geen stoep/trottoir? Loop dan op het fietspad of de fietsstrook. Is er ook geen fietspad/fietsstrook? Dan mag je ook op de rijweg lopen. Je mag zelf weten of je links of rechts loopt als er geen stoep/trottoir of fietspad/fietsstrook is. Kies wel de veiligste kant.
De veiligste kant om te lopen als er geen stoep/trottoir is
Kies de kant, waar je van de rijweg af kunt, omdat er gras is of een berm. Kies die kant, waar je het verkeer goed kunt zien aankomen. En waar het verkeer jou ziet aankomen! Loop rechts als de weg een bocht naar links maakt. Loop links als de weg een bocht naar rechts maakt. Steek niet onnodig over! Blijf dus lopen aan de kant die je hebt gekozen.
Oversteken bij voetgangerslichten
Loop nooit door rood licht. Ben je al aan het oversteken en het licht springt op rood, loop dan gewoon door. Is er een vluchtheuvel in het midden van de weg, wacht daar dan tot het licht weer groen wordt.
Zo zit dat als je bestuurder bent Je bent bestuurder:
als je fietst; als je paardrijdt of loopt met een paard aan de teugel.
Als je fietst
Kijk altijd eerst achterom voor je afslaat. Geef duidelijk richting aan. Maak bij rechts afslaan een kleine bocht. Maak bij links afslaan een grote bocht. Rijd nooit met meer dan twee naast elkaar.
De goede plaats als je fietst
Rijd altijd zoveel mogelijk rechts. Als er een fietsstrook is, moet je daarop fietsen. Als er een fietspad is, moet je daarop fietsen. Je mag niet op een busbaan fietsen.
Met z'n tweeën naast elkaar
Fiets alleen met twee naast elkaar als dat veilig is. Ga achter elkaar rijden: - als de weg smal wordt; - als er tegenliggers aankomen en je in de knel kunt raken; - als je wilt inhalen; - als je ingehaald wordt; - als je om een hindernis heen wilt; - als je bij een bocht komt waar je niet omheen kunt kijken.
Voorsorteren als je linksaf wilt Als er een fietspad of fietsstrook is:
Je moet op het fietspad of de fietsstrook rijden. Je mag niet in de vakken voor auto's komen.
Als er voorsorteervakken zijn, maar geen fietspad of fietsstrook:
Je mag in het linker voorsorteervak gaan fietsen. Kijk over je linkerschouder achterom voordat je naar het linker voorsorteervak gaat. Blijf rechts in het linker voorsorteervak.
Als er geen voorsorteervakken zijn en ook geen fietspad of fietsstrook:
Je mag tegen het midden van de weg gaan fietsen. Kijk altijd eerst over je linkerschouder achterom. Is het onoverzichtelijk? Blijf rechts!
Bij verkeerslichten
Stop altijd voor oranje en rood licht. Springt het verkeerslicht vlak voor je neus op oranje en je kunt niet meer stoppen, dan mag je doorrijden.
Bagage meenemen op de fiets
Neem je bagage mee in een fietstas of rugzak. Hang niets aan je stuur. Houd geen bagage in je hand. Een sporttas of schooltas kan goed onder je snelbinder. Zorg dat die niet kan scheefzakken en dat er niets uit kan vallen. Sommige dingen kunnen ook in een mandje voorop. Gebruik dan wel een speciaal fietsmandje. Stop daar geen zware dingen in en geen dingen die eruit kunnen vliegen.
Als je fietst in een groep
Fiets nooit met meer dan twee naast elkaar. Blijf in de groep fietsen. Ga achter elkaar fietsen als iemand belt of toetert om jou in te halen. Fiets ook achter elkaar op smalle, drukke wegen en fietspaden. Fiets niet te dicht achter en naast elkaar. Rem niet plotseling, maar waarschuw even. Houd twee handen aan het stuur, fiets nooit met losse handen. Let goed op je voorganger en sluit bij hem aan. Blijf zelf ook goed uitkijken. Kijk niet te vaak achterom. Ga vooral niet stoeien op de fiets. Slingeren en inhalen? Niet doen! Let op de tekens van de begeleiders, als die er zijn. De voorste fietsers roepen "paaltje!" als ze op het fietspad een paaltje zien.
Zo zit dat met voorrang Voorrang geven en voorrang krijgen.
Voorrang krijgen: jij mag eerst. Voorrang geven: de ander mag eerst Neem nooit voorrang! Wacht altijd met verdergaan tot je voorrang krijgt.
Voorrangsborden en voorrangsregels
Voorrang bij gewone kruispunten Een gewoon kruispunt is een kruispunt zonder Voorrangsborden en voorrangsregels gelden alleen voor bestuurders. Ze gelden voorrangsborden. Bij een gewoon kruispunt: niet voor voetgangers. Bestuurders moeten bij een kruispunt moet je voorrang geven aan iedereen die soms voorrang geven en soms voorrang van rechts komt rijden; krijgen. moet je voorrang krijgen van iedereen die Als je loopt, skate, skeltert, stept of rijdt op van links komt rijden. je skateboard op de stoep, gelden de voorrangsborden en voorrangsafspraken Deze afspraken gelden voor jou als je fietst of als niet voor jou. je met je paard bent. Je moet verkeer uit de zijwegen dan altijd Verder geldt: de weg en het fietspad moeten voor laten gaan! verhard zijn (dus van steen of asfalt).
De voorrangsborden Voorrangskruisingen Voorrangsweg: Als je rijdt of fietst, moet Op voorrangskruisingen staan voorrangsborden. je voorrang krijgen van iedereen die uit de zijweg komt rijden. Bij sommige voorrangsborden moet je voorrang geven.
Einde voorrangsweg.
Bij andere voorrangsborden moet je voorrang krijgen. Soms moet je stoppen.
Als je rijdt (fietst) moet je voorrang krijgen van iedereen die uit de zijstraat komt rijden. Je moet voorrang geven aan iedereen die van links of rechts komt rijden. Bij dit bord staan er ook altijd haaientanden op het wegdek. Als ze met de punt naar jou toe wijzen betekent dat: je moet voorrang geven.
Stopbord. Als je rijdt (fietst), moet je stoppen voor de stopstreep. Ook als er niets aan komt rijden. Geef voorrang aan iedereen die van links of rechts komt rijden.
Verharde of onverharde weg Een weg of fietspad zonder steen of asfalt heet onverhard. Op een kruispunt van een verharde weg met een onverharde weg gelden de volgende voorrangsafspraken:
Rijd je op de onverharde weg: je moet voorrang geven aan bestuurders op de verharde weg. Rijd je op de verharde weg: je moet voorrang krijgen van de bestuurders op de onverharde weg.
Voor voetgangers geldt: je moet altijd voorrang geven aan iedereen die uit de zijweg komt rijden. Het maakt niet uit of die weg verhard of onverhard is.
Zo zit dat met verkeersborden Vorm en kleur. Verkeersborden hebben niet zomaar een vorm en een kleur. Aan de vorm én kleur én het teken zie je wat het bord betekent. Zo kun je de borden verdelen in soorten. Elke soort heeft een vast begin. Vijf soorten borden Vier soorten hebben een vaste beginzin. Je moet hier... borden Ze zijn rond en blauw.
Een bordje eronder Soms hangt er onder een verkeersbord een klein wit bordje. Daarop staat bijvoorbeeld dat het verkeersbord niet geldt voor jou als je fietst.
Je moet hier... lopen.
Je mag hier niet... borden Ze zijn rond en hebben een rode rand.
Je mag hier niet... fietsen.
Onderborden zijn klein en wit. Onderborden zeggen altijd iets over het verkeersbord dat erboven hangt. Soms vertelt een onderbord dat een verkeersbord niet geldt voor jou als je fietst.
Kijk hier is... borden Ze zijn vierkant of rechthoekig en blauw.
Kijk hier is... een erf.
Voor wie geldt het verkeersbord? Voorrangsborden Deze hebben geen vaste vorm of kleur. En ook geen vaste beginzin.
Zo zit dat met voorgaan en doorgaan Voorrangsafspraken gelden
Voorgaan- en doorgaanafspraken gelden
voor bestuurders; als je als fietser te maken krijgt met verkeer dat uit een zijweg komt rijden.
voor bestuurders en voetgangers; als je te maken krijgt met verkeer dat niet uit een zijweg komt.
Je bent bestuurder
Voorgaan- en doorgaanafspraken Je mag voorgaan als er iemand uit een uitrit komt. Je mag voorgaan als iemand achteruitrijdt. Je mag voorgaan als iemand van een parkeerplaats komt. Je moet de bus voor laten gaan als die binnen de bebouwde kom wil wegrijden bij de halte. Je mag voorgaan als een bus buiten de bebouwde kom wil wegrijden bij de halte. Je moet voertuigen met een blauw zwaailicht en sirene voor laten gaan. Je moet mensen die slecht zien of blind zijn voor laten gaan bij het oversteken. Je moet mensen die slecht kunnen lopen voor laten gaan bij het oversteken. Mensen die op het zebrapad (willen) oversteken moet je voor laten gaan. Je mag voorgaan als je wilt oversteken bij het zebrapad. Kleine bocht gaat voor grote bocht. Je mag voorgaan als er iemand uit een onverharde weg (zandweg) komt rijden. Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.
als je fietst; als je paardrijdt of loopt met je paard aan de teugel.
Geldt voor voetganger bestuurder X X X X X X X X X
X X
X
X X
X X X X
X
Bij het zebrapad
Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor Als je op een zebrapad oversteekt, mag je Deze afspraak geldt als je te maken krijgt met verkeer dat niet uit een zijweg komt. voorgaan. Als je op het zebrapad wilt oversteken en Het is verkeer dat jou tegemoet of achterop komt. Dat verkeer is met jou op dezelfde weg. er al vlak voor bent, mag je voorgaan. Kijk goed voordat je het zebrapad opgaat. Stap pas het zebrapad op als er niks aan Tegemoetkomers: je bent met elkaar op dezelfde weg en je gaat naar elkaar toe. komt of als je zeker weet dat auto's, Achteropkomers: je bent met elkaar op dezelfde brommers en fietsers nog gemakkelijk weg en je gaat dezelfde kant op. voor je kunnen stoppen! De afspraak 'Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor' geldt ook voor voetgangers. Bij deze afspraak geldt:
Je bent met iemand op dezelfde weg. Jij gaat rechtdoor, de ander slaat af. Jij mag voor. Je bent met iemand op dezelfde weg. Jij slaat af, de ander gaat rechtdoor. Jij moet de ander voor laten gaan.
Let op: fietspaden en stoepen/trottoirs horen ook bij de weg! Bij uitritten Een uitrit is een uitgang
uit een tuin; uit een garage of oprit voor een garage; uit een woonerf; uit een parkeerplaats; van een straat als je daarbij over een uitritconstructie komt.
Uitritconstructrie: Bij een uitritconstructie hebben ze aan het eind van een straat de stoep van de zijweg verhoogd. Daar moet je dan overheen rijden (fietsen). Er is dan ook een schuine stoeprand.
Bij uitritten geldt:
Kom je uit een uitrit, dan moet je bestuurders en voetgangers van links en rechts voor laten gaan. Krijg je, als je fietst of loopt, te maken met iemand die uit een uitrit komt rijden, dan mag jij voorgaan.
Zo zit dat met bijzondere voertuigen Voorrangsvoertuigen
Een voorrangsvoertuig herken je aan een blauw zwaailicht en loeiende sirene. Voorrangsvoertuigen kunnen zijn:
politieauto ambulance brandweerauto
Let op Politie, brandweer en ambulance zijn pas voorrangsvoertuigen als ze met blauw zwaailicht rijden én je hun sirene hoort. In alle andere gevallen zijn het gewone voertuigen en moeten zij zich, net als iedereen, aan de verkeersafspraken houden.
Als je met een voorrangsvoertuig te maken krijgt, geldt: laat het voertuig voorgaan en ga ervoor aan de kant.
Zo zit dat als je skate: Als je skate
ben je voetganger; hoor je op de stoep; ben je vaak sneller dan andere voetgangers; laat je andere voetgangers voorgaan; laat je bestuurders altijd voorgaan; rem je op tijd af bij bochten en kruispunten.
Nog meer tips voor goed en veilig skaten
Draag altijd een helm en knie-, pols- en elleboogbeschermers. Neem skatelessen bij een skateschool. Daar leer je goed remmen, rijden en vallen. Oefen op rustige plekken. Skate niet op plekken waar veel fietsers en bromfietsers zijn. Houd je aan de verkeersregels. Skate rechts en ga iemand links voorbij. Kijk altijd in de richting waarin je skate. Let op losliggende stoeptegels, plassen en kuilen. Is er geen stoep, skate dan op het fietspad. Is er ook geen fietspad, skate dan aan de rechterkant op de rijbaan.