KIEZEN VOOR GEZOND LEVEN
OP DE NOORD-VELUWE
Tweede nota gezondheidsbeleid 2008 – 2012
Gemeenten: Elburg Ermelo Harderwijk Nunspeet Oldebroek Putten 2008
1
Inhoudsopgave
1 2 3
4
5 6 7 8 9
Aanleiding Startnotitie gemeentelijk gezondheidsbeleid 2008 – 2011 Interactieve beleidsvorming en burgerparticipatie 3.1 Ondersteuningstraject SGBO
4 4 5 5
3.2
Interactieve regionale bijeenkomsten
5
3.3
Advisering over het beleid door professionele organisaties
5
Uitvoering van de Wcpv-taken 4.1 Gemeentelijke aansturing van Wcpv-taken
6 6
4.2
7
Wet Publieke Gezondheid vervangt Wcpv
Relatie tussen gezondheidsbeleid en ander gemeentelijke beleidsterreinen Resultaatmeting Middelen Plannen met betrekking tot de speerpunten voor lokaal gezondheidsbeleid Schadelijk alcoholgebruik 9.1 Probleemstelling
7 8 9 9 10 10
9.2
Cijfers (2001-2004)
10
9.3
Trends
10
9.4
Doelstelling
10
9.5
Doelgroepen en prioriteitstelling
10
9.6
Bereik doelgroepen
11
9.7
Werkwijze
11
9.8
Input interactieve bijeenkomsten
12
9.9
Financiën
12
9.10
Samenvatting
12
10 Drugs 10.1 Probleemstelling
13 13
10.2
Cijfers (2001-2004)
13
10.3
Trends
13
10.4
Doelstelling
13
10.5
Doelgroepen en prioriteitstelling
13
10.6
Bereik doelgroepen
14
10.7
Werkwijze
14
10.8
Input interactieve bijeenkomsten
14
10.9
Financiën
14
10.10 Samenvatting 11 Overgewicht en Diabetes 11.1 Probleemstelling
14 15 15
11.2
Cijfers (2001-2004)
15
11.3
Trends
15
2
11.4
Doelstelling
15
11.5
Doelgroepen en prioriteitstelling
16
11.6
Bereik doelgroepen
16
11.7
Werkwijze
16
11.8
Input interactieve bijeenkomsten
17
11.9
Financiën
17
11.10 Samenvatting 12 Depressie en psychische klachten 12.1 Probleemstelling
17 19 19
12.2
Cijfers (2001-2004)
19
12.3
Trends
19
12.4
Doelstelling
19
12.5
Doelgroepen en prioriteitstelling
19
12.6
Bereik doelgroepen
20
12.7
Werkwijze
20
12.8
Input van de interactieve bijeenkomsten
21
12.9
Financiën
21
12.10 Samenvatting
22
13 Roken 13.1 Probleemstelling
23 23
13.2
Cijfers (2001-2004)
23
13.3
Trends
23
13.4
Doelstelling
24
13.5
Doelgroepen en prioriteitstelling
24
13.6
Bereik doelgroepen
24
13.7
Werkwijze
25
13.8
Input interactieve bijeenkomsten
26
13.9
Financiën
26
13.10 Samenvatting 14 Bijlagen 14.1 Bijlage gezondheidsbeleid Kiezen voor Gezond Leven op de Noord-Veluwe
26 27 27
14.2
Lijst met afkortingen/begrippen
29
14.3
Bronvermelding
30
3
KIEZEN VOOR GEZOND LEVEN OP DE NOORD-VELUWE Tweede nota gezondheidsbeleid 2008 - 2012 1 Aanleiding De Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) regelt de verantwoordelijkheden van gemeentebesturen met betrekking tot de collectieve preventie op het gebied van de volksgezondheid. Op grond van de Wcpv moeten gemeenten één keer in de vier jaar hun ambities op het gebied van gemeentelijk gezondheidsbeleid formuleren in een gemeentelijke nota gezondheidsbeleid. De eerste nota gemeentelijk gezondheidsbeleid in de regio Noord-Veluwe (gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten) is in 2003 verschenen. Eind 2006 zijn de voorbereidingen gestart voor het opstellen van een nieuwe nota gemeentelijk gezondheidsbeleid. De kaders voor deze nieuwe nota is vastgelegd in een startnotitie, die door de regiogemeenten is vastgesteld. Deze startnotitie is als bijlage bij deze nota gevoegd. Onderstaand wordt kort op de inhoud van de startnotitie ingegaan.
2 Startnotitie gemeentelijk gezondheidsbeleid 2008 – 2011 De regiogemeenten hebben gezamenlijk een startnotitie voor de nieuwe nota gemeentelijk gezondheidsbeleid vastgesteld. In deze notitie wordt het wettelijke kader voor het gemeentelijk gezondheidsbeleid geschetst en wordt op het landelijk beleid ingegaan. Dit landelijk beleid is onder andere verwoord in de Rijkspreventienota ‘Kiezen voor Gezond Leven’ uit oktober 2006. Deze rijksnota vormt voor een belangrijk deel het referentiekader voor het gemeentelijk gezondheidsbeleid. In de Rijkspreventienota heeft het kabinet gekozen voor vijf speerpunten, te weten: - roken, - schadelijk alcoholgebruik, - overgewicht, - diabetes, - depressie. De startnotitie bevat verder een evaluatie van de totstandkoming van de eerste nota gezondheidbeleid. Op basis van deze evaluatie is aanbevolen uit te gaan van de landelijke speerpunten, zoals beschreven in de Rijkspreventienota. Ook is geconstateerd, dat in de eerste nota een te groot aantal onderwerpen is opgenomen. Gelet op vorenstaande is ervoor gekozen om in de tweede nota gemeentelijk gezondheidsbeleid aan te sluiten bij de landelijke speerpunten. In de startnotitie is voorts, voor zover mogelijk landelijk en regionaal, een schets gegeven van de gezondheidssituatie ten aanzien van deze speerpunten. Geconstateerd is, dat deze speerpunten ook voor onze regio van belang zijn. Op een aantal onderdelen scoort de regio beter dan het landelijk gemiddelde, hoewel zich op deze punten ook in onze regio zorgelijke ontwikkelingen voordoen. Na instemming door de regiogemeenten met de keuze om aan te sluiten bij de landelijke speerpunten is in september en oktober 2007 een proces van interactieve beleidsvorming en burgerparticipatie gestart met als doel om professionele organisaties, lokale (belangen)organisaties en burgers te betrekken bij het formuleren van het gezondheidsbeleid. Drie gemeenten, Ermelo, Harderwijk en Putten, hebben gekozen voor een zesde speerpunt: drugs.
4
3 Interactieve beleidsvorming en burgerparticipatie De zes regiogemeenten achten de inbreng van professionele organisaties, lokale (belangen)organisaties en burgers van groot belang bij het formuleren van het gezondheidsbeleid, zoals dit ook onderdeel is van de beleidsontwikkeling in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Hierdoor worden aan het gezondheidsbeleid activiteitenplannen gekoppeld.
3.1 Ondersteuningstraject SGBO De regiogemeenten hebben bij dit proces gebruik gemaakt van een ondersteuningstraject van SGBO, onderzoeks- en adviesbureau voor bestuurs- en organisatievraagstukken. SGBO voerde dit ondersteuningstraject uit in opdracht van de VNG. Het ondersteuningstraject liep van begin juni 2007 tot begin oktober 2007. Het ondersteuningstraject bestond uit het verzamelen van relevante gegevens over de vijf speerpunten, een inventarisatie van de huidige activiteiten en projecten, het beschrijven van trends en doelstellingen en het organiseren van drie bijeenkomsten, één voor regionale professionele instellingen en twee subregionale bijeenkomsten voor burgers en lokale (belangen)organisaties.
3.2 Interactieve regionale bijeenkomsten Het streven is de trends in gunstige zin om te buigen. Hierbij zijn de professionele instellingen belangrijke (mede)spelers om de doelstellingen te realiseren. Deze instellingen zijn dan ook uitgenodigd voor een bijeenkomst om actief mee te denken en oplossingsrichtingen aan te dragen. De organisaties kunnen zich vinden in de geformuleerde doelstellingen. Na de bijeenkomst met de professionele instellingen zijn twee subregionale bijeenkomsten gehouden in Ermelo en Oldebroek. Deze bijeenkomsten waren bestemd voor burgers en lokale (belangenorganisaties) en hadden vooral tot doel om mensen te informeren en mee te nemen in het beleidsvormingsproces. De aanwezigen hebben via een stickermethode aangegeven welk thema zij de hoogste prioriteit geven. Per persoon hadden zij meerdere stickers tot hun beschikking, zodat zij een gewicht aan hun keuze konden geven. Het resultaat hiervan is weergegeven in onderstaande tabel.
1. 2. 3. 4. 5.
Alcohol / Drugs Overgewicht Depressie Diabetes Roken Totaal
totaal
percentage
72 65 52 25 24 238
30% 27% 22% 11% 10% 100%
bijeenkomst in Ermelo 34 28 37 17 11 127
bijeenkomst in Oldebroek 38 37 15 8 13 111
Hoewel uit deze peiling geen harde conclusies mogen worden getrokken, kan wel gesteld worden dat schadelijk alcoholgebruik en overgewicht, zeker in combinatie met diabetes, bij de aanwezigen hoog scoren.
3.3 Advisering over het beleid door professionele organisaties Vervolgens zijn per speerpunt enkele betrokken organisaties die op de betreffende terreinen actief zijn, voor een gesprek uitgenodigd. Daarbij zijn de speerpunten overgewicht en diabetes samengevoegd, aangezien de activiteiten gericht op het terugdringen van overgewicht ook positieve effecten hebben op het terugdringen van diabetes.
5
Aan de organisaties is vooral gevraagd wat op korte en (middel)lange termijn moet gebeuren om op een effectieve en efficiënte wijze de doelstellingen te realiseren. Tevens is hen gevraagd welke partijen daarbij betrokken moeten zijn en is een voorbehoud gemaakt voor wat betreft de financiële mogelijkheden en ambtelijke capaciteit. Op basis van de keuze voor de speerpunten, de geformuleerde doelstellingen, de prioritering van de thema’s en het advies van de professionele organisaties is dit plan opgesteld voor de periode 2008 – 2012. Voordat dit plan wordt gepresenteerd, wordt echter kort ingegaan op de uitvoering van de gemeentelijke taken op het terrein van de openbare gezondheidszorg, zoals deze vermeld staan in met name de Wcpv, en op de relatie tussen gezondheidsbeleid en overige gemeentelijke beleidsterreinen. Ook wordt in het kort ingegaan op de resultaatmeting.
4 Uitvoering van de Wcpv-taken Eerder is al aangegeven, dat de gemeentelijke nota’s gezondheidsbeleid de uitvoering van de Wcpv door de GGD moet bevatten. Daarnaast is duidelijk gemaakt dat in het kader van het gezondheidsbeleid gekozen wordt voor aansluiten bij de vijf speerpunten uit de Rijkspreventienota. Met de keuze voor de vijf speerpunten komen de Wcpv-taken dan ook niet expliciet aan de orde. Onderstaand wordt op deze taken in het kort ingegaan.
4.1 Gemeentelijke aansturing van Wcpv-taken Openbare gezondheidszorg is een breed begrip. Veel onderdelen van gemeentelijk beleid zijn op een of andere manier van invloed op de gezondheid van de inwoners. Elk verkeerslicht, elke uitkering, elke goed gebouwde woning, elke welzijnsactiviteit en elke school draagt bij aan de voorwaarden om zo gezond mogelijk te kunnen leven. Maar als de openbare gezondheidszorg (OGZ) op die manier wordt bekeken, laat dit beleidsterrein zich niet meer aansturen, want alles heeft dan met alles te maken. De OGZ richt zich daarom in eerste instantie op die taken die direct te maken hebben met het verbeteren van de volksgezondheid en op die taken die een groot effect hebben op die gezondheid (facetbeleid). Uit de WCPV vloeien de volgende taken voort: Taak
Toelichting
Epidemiologie
Verzamelen en analyseren van gezondheidsgegevens.
Onderlinge afstemming tussen collectieve preventie en curatieve gezondheidszorg
Gemeentelijke regie door het betrekken van zorgaanbieders, zorgverzekeraars en patiëntenorganisaties bij gemeentelijk gezondheidsbeleid.
Bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen
Burgemeester en wethouders moeten, alvorens besluiten te nemen die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de collectieve preventie, advies vragen aan de gemeentelijke gezondheidsdienst; een coördinerende en integrerende taak van de gemeente, met een adviestaak van de GGD, uitmondend in facetbeleid.
Gezondheidsbevordering
Op basis van inzicht in de gezondheid van de bevolking preventieprogramma’s uitvoeren.
6
Bevolkingsonderzoeken
Het laten oproepen van vrouwen, die in aanmerking komen voor onderzoeken naar borstkanker en baarmoederhalskanker.
Medische milieukunde
Onderzoek, advisering en signalering op het terrein van milieu en gezondheid, bijvoorbeeld onderzoek naar luchtkwaliteit, fijn stof, kwaliteit van zwemwater e.d.
Technische hygiënezorg
Hygiënezorg voor kindercentra en basisscholen, verordeningen voor tatoeëer- en piercingstudio's, grote evenementen en seksinrichtingen.
Openbare geestelijke gezondheidszorg
Valt sinds 1 januari 2007 onder de Wet maatschappelijke ondersteuning, maar heeft veel raakvlakken met de OGZ. OGZ zit aan het begin van de gezondheidszorgketen en OGGZ aan het eind.
Infectieziektebestrijding
Omvat onder andere onderzoek, bron- en contactopsporing en preventie (hieronder valt ook de reizigersvaccinatie).
Zorg voor de 0-19 jarigen (jeugdgezondheidszorg)
Sinds 1 januari 2003 hebben de gemeenten de regie over de zorg voor 0-19 jarigen.
Deze Wcpv-taken worden voor een belangrijk deel uitgevoerd door de GGD en gefinancierd door de regiogemeenten. Gemeenten stellen het beleid van de GGD vast via het vierjaarlijkse beleidsplan van de GGD en jaarlijks via de regiobegroting. Naast het uitvoering geven aan de Wcpv (en de Wmo), kiezen de gemeenten in het kader van het gemeentelijk gezondheidsbeleid expliciet voor de aanpak van de vijf landelijke speerpunten Roken, Schadelijk Alcoholgebruik, Overgewicht, Diabetes en Depressie. De beleidsvoornemens op deze terreinen zijn verwoord in een plan.
4.2 Wet Publieke Gezondheid vervangt Wcpv De ministerraad heeft ingestemd met het voorstel voor een Wet Publieke Gezondheid. In deze nieuwe wet worden de Wcpv, de Infectieziektewet en de Quarantainewet samengevoegd. Naast de verankering van internationale afspraken op het gebied van infectieziektebestrijding en het benoemen van de gemeentelijke taken op het terrein van de collectieve preventie volksgezondheid, wordt in deze wet het gebruik van het Elektronisch Kinddossier in de jeugdgezondheidszorg geregeld. 5 Relatie tussen gezondheidsbeleid en ander gemeentelijke beleidsterreinen Gemeentelijk gezondheidsbeleid staat niet op zichzelf. Het heeft raakvlakken met diverse andere beleidsterreinen. Een belangrijk beleidsterrein dat een relatie heeft met het gemeentelijk gezondheidsbeleid is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Overstijgend doel van zowel de Wcpv als de Wmo is het bevorderen van de kwaliteit van leven van burgers. Uit menig onderzoek is gebleken dat mensen die participeren in de maatschappij zich gezonder voelen. Andersom maakt een goede gezondheid in zowel psychisch, sociaal als fysiek opzicht deelname aan de maatschappij weer mogelijk. Gezondheid in brede zin speelt dus een belangrijke rol bij de Wmo. Bij het opstellen van de onderhavige nota gezondheidsbeleid heeft op ambtelijk niveau afstemming plaatsgevonden met de ontwikkelingen in het kader van de Wmo. Ook bij de 7
uitwerking van het beleid op beide beleidsterreinen zal nauwe afstemming plaatsvinden. Verder wordt deze nota ter advies voorgelegd aan de verschillende adviesraden in het kader van de Wmo. In het kader van het lokaal gezondheidsbeleid is het bovendien van belang rekening te houden met de vorming van Centra voor Jeugd en Gezin. Mogelijk spelen deze ontwikkelingen een rol bij de uitvoering van activiteiten. Verder dient rekening te worden gehouden met de ontwikkelingen in het kader van de uitwerking van het Sociaal Programma van Regio Noord-Veluwe. Het thema Jeugd en leefstijl heeft hierin een nadrukkelijke plaats. Daarnaast vinden op diverse andere gemeentelijke beleidsterreinen activiteiten plaats die gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid van de burgers. Voorbeelden zijn het jeugden welzijnsbeleid, voor zover dit al niet valt onder de Wmo of de Wcpv, het sportbeleid, beleid op het terrein van openbare orde en veiligheid, ruimtelijke ordening etc. Wanneer het aspect gezondheid deel uitmaakt van beleid van andere sectoren dan de sector Volksgezondheid wordt gesproken over integraal gezondheidsbeleid of facetbeleid. Het is beleid dat buiten de strikte gezondheidssfeer valt, waarbij het voorkómen van gezondheidsschade en/of het bevorderen van gezondheid een doel is.
Met het vorenstaande is duidelijk dat gezondheidsbeleid niet alleen een zaak is van de ambtenaar of wethouder volksgezondheid, maar het brede terrein van de gemeentelijke verantwoordelijkheden bestrijkt.
6 Resultaatmeting Op vrijwel geen enkel beleidsterrein is het zo lastig om resultaten te meten als op het terrein van de preventieve gezondheidszorg. De effecten van activiteiten worden veelal pas na verloop van vele jaren zichtbaar. Bovendien is het na zo lange tijd niet eenvoudig om aan te tonen dat de resultaten ook daadwerkelijk te danken zijn aan de ingezette activiteiten of aan andere omstandigheden. Desondanks is ervoor gekozen om in het kader van het gezondheidsbeleid uit te gaan van bepaalde trends, zoals nader bij de diverse speerpunten omschreven. Al was het alleen maar om aan te geven in welke richting de ambities van de gemeente liggen. Daarom zal, om de trends in positieve zin om te buigen, bij het (doen) uitvoeren van activiteiten waar mogelijk gefocust worden op wetenschappelijk onderbouwde activiteiten (evidence-based). Wanneer deze niet voorhanden zijn wordt uitgegaan van goede praktijkvoorbeelden (best practices). Hoewel resultaatmeting dus lastig is, wordt wel periodiek onderzoek uitgevoerd om na te gaan wat de stand van zaken is rondom de gezondheidssituatie van de bevolking. Belangrijke bronnen voor deze informatie zijn de gezondheidsmonitoren die door de GGD worden uitgevoerd. In een cyclus van vier jaar worden door de GGD het E-MOVOonderzoek, een monitor Volwassenen, een Jeugdmonitor 0 – 12 jaar en een Ouderenmonitor uitgevoerd. Desgewenst kunnen de gemeenten de GGD verzoeken extra onderzoek op specifieke onderwerpen uit te voeren of gebruik maken van ander beschikbaar (landelijk) cijfermateriaal. Deze onderzoeken geven niet alleen de stand van zaken van de gezondheid van de bevolking aan, maar kunnen tegelijkertijd input zijn voor nieuw gemeentelijk beleid op het terrein van de volksgezondheid en aanpalende beleidsterreinen.
8
Voor de komende vier jaar is monitoring een belangrijk aandachtspunt. Hierover moeten duidelijke afspraken gemaakt worden met de GGD. Ten behoeve van de onderhavige nota is het jammer dat de resultaten van het E-MOVO-onderzoek in 2007 nog niet meegenomen konden worden. Het is de bedoeling dat in 2010 een evaluatie plaatsvindt met betrekking tot de vorderingen van het lokaal gezondheidsbeleid. Op basis van deze evaluatie en eventuele andere gegevens kan een bijstelling van het beleid plaatsvinden.
7 Middelen In het algemeen kan worden gesteld dat nieuw beleid extra inzet van menskracht en middelen vraagt. Een aantal gemeenten heeft al extra budget beschikbaar gesteld voor de uitvoering van deze tweede nota gezondheidsbeleid. In een aantal gemeenten wacht men eerst de plannen af alvorens hierover een besluit te nemen. Omdat gezondheidsbeleid raakvlakken heeft met vele andere beleidsterreinen, integraal beleid en facetbeleid, vraagt de beleidsvorming en de uitvoering veel voorbereidingstijd en afstemming. Wanneer zaken in RNV-verband en integraal worden uitgevoerd kan verdieping en efficiencywinst verwacht worden.
8 Plannen met betrekking tot de speerpunten voor lokaal gezondheidsbeleid Het in het voorgaande geschetste proces heeft geleid tot de ontwikkeling van plannen voor de gekozen speerpunten. Het ene speerpunt kon daarbij al wat meer uitgewerkt worden dan het andere. De plannen geven vooral de richting en de kaders aan waarbinnen het lokaal gezondheidsbeleid zich zal ontwikkelen. In de komende tijd zullen de plannen samen met betrokken organisaties verder uitgewerkt worden. Het wordt als een voordeel gezien wanneer daarbij samengewerkt wordt; niet alleen door de betrokken organisaties, maar ook door de gemeenten. Wanneer een bepaalde problematiek in gezamenlijkheid wordt aangepakt is vaak efficiencywinst te behalen. Onderstaand worden de plannen voor de diverse speerpunten weergegeven. Daarbij wordt allereerst in het kort de problematiek geschetst, zowel kwalitatief als kwantitatief, en worden de doelstellingen geformuleerd. Vervolgens worden binnen de mogelijk te onderscheiden doelgroepen prioriteiten voor (een) specifieke doelgroep(en) gemaakt en aangegeven hoe deze te bereiken zijn. Vervolgens wordt de beoogde werkwijze geschetst die moet leiden tot het bereiken van de doelstellingen. Tenslotte wordt nog kort ingegaan op de resultaten van de interactieve bijeenkomsten met betrekking tot het betreffende speerpunt.
9
9
Schadelijk alcoholgebruik
9.1 Probleemstelling Er wordt te veel, te vaak en te vroeg alcohol gedronken in de regio Noord Veluwe. Het is een cultuurproblematiek. In het algemeen vinden ouders het prima indien hun kinderen alcohol drinken, ze doen het zelf ook. De nadelige gezondheidsaspecten van alcohol en de effecten op school- en werkprestaties zijn onvoldoende bekend bij ouders en kinderen. 9.2
Cijfers (2001-2004)
E-MOVO 2003
Noord-Veluwe
Scholieren (klas 2) die wel eens alcohol drinken
55%
Scholieren (klas 4) die wel eens alcohol drinken
58%
Scholieren (klas 2) die op weekenddagen meer dan 5 glazen alcohol drinken
18%
Scholieren (klas 4) die op weekenddagen meer dan 5 glazen alcohol drinken
48%
Scholieren (klas 2) die wel eens dronken zijn geweest
50%
Scholieren (klas 4) die wel eens dronken zijn geweest
76%
9.3 Trends Bij extrapolatie van bovenstaande cijfers is de verwachting voor 2010 dat de percentages zullen stijgen. 9.4 Doelstelling De toename van alcoholgebruik van de laatste 10 jaar moet worden gestopt. Daarom is het streven dat in 2010 het alcoholgebruik ten opzichte van 2004 gelijk is gebleven of verminderd is. Door dit doel van het tot stilstand brengen van de toename van het alcoholgebruik, is er sprake van een ombuiging van de huidige gedragslijn. De positieve zijden van een gezonde leefstijl moeten duidelijk worden. Om de doelstelling meetbaar te kunnen maken is daartoe het volgende geformuleerd: 1. Het percentage drinkers (ouder dan 12 jaar die 3 glazen of meer consumeren) is in 2010 met 20% afgenomen t.o.v. 2004; 2. Het percentage jongeren tussen de 12 en 16 jaar dat alcohol drinkt is in 2010 verminderd ten opzichte van 2004.
9.5 Doelgroepen en prioriteitstelling De doelgroepen bestaan uit: 1) -9 maanden – geboorte 2) 0 - 4 jaar 3) 4 - 12 jaar 4) 12 - 18 jaar 5) 18 - 55 jaar 6) 55 jaar en ouder. Voorgesteld wordt om in te zetten op de doelgroep minderjarige jongeren tot 18 jaar en hun ouders, met de focus op de jongste jeugd en de beginnende veel drinkers. Bij deze doelgroep kan veel effect worden bereikt voor het drinkgedrag op latere leeftijd. Door een preventieve aanpak worden op latere leeftijd gezondheidsproblemen voorkomen.
10
Hoewel de aanpak niet primair gericht is op volwassenen, is voor hen wel een belangrijke rol weggelegd. De tolerantie van ouders is een belangrijke en willicht zelfs de belangrijkste risicofactor. Zij vormen het voorbeeld voor de jeugd en zijn de eerstverantwoordelijken voor de opvoeding en het opgroeien van de kinderen. Uiteraard sluit dit niet uit dat er ook de nodige aandacht besteed moet worden aan de andere doelgroepen. Voor de andere doelgroepen wordt voorgesteld de landelijke interventies/acties te volgen en hierbij aan te sluiten. Bij het realiseren van de doelstelling gaan we uit van drie niveaus: 1. Voorwaarden scheppen voor gedragsverandering (korte termijn 2008-2009). 2. Gedrag positief beïnvloeden (middellange termijn 2009-2010). 3. Gezondheidseffecten bereiken (2010 en later). De volgende inspanningen kunnen hierbij geformuleerd worden: - Uiterlijk eind 2008 hebben alle gemeenten in de regio Noord-Veluwe het thema alcoholmatiging jeugd onderdeel gemaakt van het veiligheidsbeleid, het jeugdbeleid en het gezondheidsbeleid; - Uiterlijk 2009 is in alle RNV gemeenten aan alle scholen voor basisonderwijs het programma "De Gezonde School en Genotmiddelen" of " Op tijd Voorbereid" aangeboden; - Uiterlijk 2010 is in alle RNV gemeenten aan alle scholen voor voortgezet onderwijs het programma "De gezonde school en Genotmiddelen" aangeboden; - Eind 2009 is in alle gemeenten in de Regio Noord Veluwe de methodiek waarbij binnen het preventief gezondheidsonderzoek in klas 2 van het voortgezet onderwijs structureel en specifiek aandacht besteed wordt aan (de gevaren van) alcoholgebruik geïmplementeerd; - Eind 2009 is in alle gemeenten in de Regio Noord Veluwe de methodiek waarbij binnen het preventief gezondheidsonderzoek in groep 7 van het basis onderwijs met name richting ouders structureel aandacht besteed wordt aan (de gevaren van) alcoholgebruik geïmplementeerd; - In 2011 hebben alle bestaande jeugd(zorg)netwerken (12-18/23 jaar) en de zorgadviesteams in het voortgezet onderwijs binnen de RNV indien nodig de training signalering van alcoholproblematiek aangeboden gekregen.
9.6 Bereik doelgroepen De jongeren tot 18 jaar en hun opvoeders zijn in belangrijke mate te bereiken via scholen, bij het uitgaan en bij de (sport)verenigingen en voor een klein gedeelte op straat. Lokaal gemeentelijk beleid is van grote invloed op de leefomgeving. Voor een adequate aanpak van alcoholgebruik is het noodzakelijk dat diverse beleidssectoren binnen de gemeente een bijdrage leveren. Het gaat hier om jeugdgezondheidszorg, welzijn, sport, onderwijs, horecabeleid, verkeer en vervoer en veiligheid (integrale aanpak). De lokale aanpak is een kwestie van samenwerking tussen lokale (en soms regionale) partijen. De gemeente heeft hierin een regierol en is geen uitvoerder. Belangrijke actoren bij het ontwikkelen van deze plannen voor de prioritaire doelgroepen zijn in eerste instantie de verslavingszorg, GGD, Politie, Onderwijs (basis en voortgezet). STAP (Stichting Alcohol Preventie) kan ons vanuit hun deskundigheid en ervaring ondersteuning bieden. 9.7 Werkwijze Alcoholmatiging is niet te bereiken via één oplossing. Een pakket van maatregelen is nodig. Voor de beïnvloeding van houding en gedrag zullen meerdere instrumenten na én naast elkaar worden ingezet om zodoende tot een elkaar versterkend effect te komen. Alcoholmatigingsmaatregelen moeten zich richten op de leefgebieden, waar jongeren te 11
vinden zijn: thuis, onderwijs en vrije tijd. Uit onderzoek blijkt dat alleen wanneer een combinatie van activiteiten gericht op deze leefgebieden in samenhang wordt aangeboden en dit gecombineerd wordt met handhaving er effect kan worden bereikt. De gemeente heeft de regierol om door coördinatie te werken aan draagvlak bij verstrekkers en gebruikers van alcohol en met vele partners inzetten op voorlichting, bewustwording om houding en gedrag te beïnvloeden. Er liggen op het gebied van alcoholmatiging diverse voorbeelden van werkwijzen en aanpakken op de plank. Waaronder: - handleiding lokaal alcoholmatigingbeleid van STAP - alcoholmatigingbeleid Jeugd in de Achterhoek (samenwerkingsverband) - alcoholmatiging Jeugd Noord-Veluwe (politie, GGD, Tactus) - alcoholmatigingsprogramma jeugd 2007-2011 Regio IJsselland Het programma van Regio IJsselland is het meest recent. Het gebied dat deze nota bestrijkt is vergelijkbaar qua problematiek met de Regio Noord Veluwe. Het geeft ook op een juiste wijze invulling aan het behalen van gestelde streefwaarden. Het kent de vorm van een cafetariasysteem waarbij iedere gemeente uit een interventieboek bepaalde interventies kan kiezen die lokaal het meeste effect hebben en/of (financieel) haalbaar zijn.
9.8 Input interactieve bijeenkomsten Tijdens de interactieve bijeenkomst van 2 oktober 2007 in Ermelo en 4 oktober 2007 in Oldebroek kwam het volgende naar voren: - Belang van mentaliteitsverandering bij ouders - Breed insteken, brede samenwerking (betrek kerken, ondernemers) - Conventanten met horeca werken niet, geen sancties op niet naleven. - Meer inzetten op handhaving - Op basisonderwijs beginnen met voorlichting. 9.9 Financiën Voor het inzetten op alcoholmatigingbeleid is de inzet van gemeentelijke middelen nodig. De kosten zijn vooraf moeilijk in te schatten. Niet alle producten zullen geld kosten, omdat er aangesloten kan worden bij andere beleidsterreinen. Daarnaast zal per gemeente de inzet van de activiteiten verschillen, dit heeft te maken met het feit dat sommige activiteiten in gemeenten al worden uitgevoerd. Daarnaast zijn er vanuit Zwolle middelen beschikbaar voor verslavingspreventie Als er wordt ingezet op integraal alcoholmatigingbeleid zoals voorgesteld bij de werkwijze dan bedragen de kosten per gemeente minimaal € 10.000,00 per jaar voor de periode van 2008-2012. 9.10 Samenvatting 1. De doelstelling, zoals geformuleerd in hoofdstuk 9.4, vaststellen. 2. De doelgroep minderjarige jongeren tot 18 jaar prioriteit geven. Voor de andere doelgroepen de landelijke interventies te volgen en hierbij aansluiten. 3. Betrokkenheid van de relevante taakvelden binnen de eigen organisatie trachten te verbreden. 4. Formuleren van een regionaal integraal alcoholmatigingbeleid.
12
10 Drugs De gemeenten Ermelo, Harderwijk en Putten hebben aangegeven naast het voeren van een alcoholmatigingsbeleid ook in te zetten op een drugsmatigingsbeleid. Onderstaand wordt hierop ingegaan.
10.1 Probleemstelling Er is onvoldoende duidelijk hoeveel jongeren drugs gebruiken en welke soorten. Er wordt wel een tendens geconstateerd dat er meer cocaïne gebruik plaatsvindt door jongeren in de regio. Om inzicht te krijgen over in te zetten strategieën is nader onderzoek gewenst. Dit zal in ieder geval plaatsvinden door middel van het EMOVO onderzoek dat in 2008 plaatsvindt. 10.2
Cijfers (2001-2004)
E-MOVO 2003 Ooit hasj/wiet gebruikt
Noord-Veluwe 13%
10.3 Trends Bij gebrek aan cijfermateriaal kunnen nog geen trends genoemd worden. 10.4 Doelstelling De opgestelde doelstelling voor het thema drugsmatigingbeleid is dat het percentage jongeren dat in 2010 hasj/wiet heeft gebruikt gelijk of minder is dan 13%. Er moet meer inzicht komen in het gebruik van drugs. De huidige gegevens zijn summier; met uitgebreidere gegevens in de hand kunnen nadere doelen worden gesteld.
10.5 Doelgroepen en prioriteitstelling De doelgroepen bestaan uit: 1) -9 maanden – geboorte 2) 0 - 4 jaar 3) 4 - 12 jaar 4) 12 - 18 jaar 5) 18 - 55 jaar 6) 55 jaar en ouder. Het drugsmatigingbeleid richt zich op de jongeren onder de 23 jaar en hun ouders/ opvoeders. Het gaat bij drugsgebruik primair om preventie. Er moet dan ingezet worden op de doelgroep tot 23 jaar: jongeren die problematisch drugs gebruiken, maar ook de potentiële drugsgebruikers. De prioriteit ligt bij preventieve maatregelen. Maatregelen gericht op de omgeving van jongeren zijn effectief. Door een preventieve aanpak worden op latere leeftijd gezondheidsproblemen voorkomen. Hoewel de aanpak niet primair gericht is op volwassenen, is voor hen wel een belangrijke rol weggelegd. Zij vormen het voorbeeld voor de jeugd en zijn de eerstverantwoordelijken voor de opvoeding en het opgroeien van de kinderen.
13
Uiteraard sluit dit niet uit dat er ook de nodige aandacht besteed moet worden aan de andere doelgroepen. Voor de andere doelgroepen de landelijke interventies/acties te volgen en hierbij aansluiten.
10.6 Bereik doelgroepen De doelgroep jongeren tot 23 jaar zijn in belangrijke mate te bereiken via de ouders, leerkrachten, coffeeshoppersoneel, politie, sporttrainers en jongerenwerkers. Lokaal gemeentelijk beleid is van grote invloed op de leefomgeving. Voor een adequate aanpak van drugsgebruik is het noodzakelijk dat diverse beleidssectoren binnen de gemeente een bijdrage leveren. Het gaat hier om jeugdgezondheidszorg, welzijn, sport, onderwijs, ruimtelijke ontwikkeling en veiligheid. De lokale aanpak is een kwestie van samenwerking tussen lokale (en soms regionale) partijen. De gemeente heeft hierin een regierol en is geen uitvoerder. Belangrijke actoren bij het ontwikkelen van deze plannen voor de prioritaire doelgroepen zijn in eerste instantie de GGD en Icare. 10.7 Werkwijze Er zal aan de hand van een specifieker E-MOVO onderzoek meer helderheid komen in het aantal gebruikers, de soorten drugs en de gebruiksintensiteit. Aan de hand van deze gegevens kan gericht actie ondernomen worden. Op dit moment kan daarom volstaan worden met algehele opvoedingsondersteuning, waar dit nodig is en een voortzetting of het opstarten van het project "Gezonde School en Genotmiddelen". 10.8 Input interactieve bijeenkomsten Tijdens de interactieve bijeenkomsten van 2 oktober 2007 in Ermelo en 4 oktober 2007 in Oldebroek kwam het volgende naar voren: - Richt de voorlichting op groep 7 en 8 van het basisonderwijs - Drugsproblemen worden zwaar onderschat - Aandacht voor kwetsbare jongeren - Aandacht voor combinatie gebruik van alcohol en drugs bij jongeren. - Veel onwetendheid bij ouders (signaleren). 10.9 Financiën Voor het inzetten op drugsmatigingbeleid is de inzet van gemeentelijke middelen nodig. De kosten zijn vooraf moeilijk in te schatten. Niet alle producten zullen geld kosten, dit omdat er aangesloten kan worden bij andere beleidsterreinen. Er kan met name worden aangesloten bij alcoholmatigingsbeleid. Voorgesteld wordt voor dit speerpunt de kosten per gemeente te ramen op € 5.000,-- voor de periode van 2008-2012. 10.10 Samenvatting 1. De doelstelling is geen stijging van het percentage hasj en wiet gebruikers en meer inzicht krijgen in het gebruik van drugs. 2. De doelgroep vaststellen conform bovengenoemd voorstel . 3. Betrokkenheid van de relevante taakvelden binnen de eigen organisatie trachten te verbreden.
14
11 Overgewicht en Diabetes
11.1 Probleemstelling Overgewicht is de veroorzaker van veel (lichamelijke- en geestelijke) gezondheidsproblemen en heeft een nadelige invloed op de kwaliteit van het leven. Overgewicht is een kwestie van gedrag, omgeving (school, wijk en werk) en voorzieningen. Het is een hardnekkig complex probleem dat de komende tijd alleen maar zal toenemen. Ook steeds meer jongeren onder de twintig jaar hebben overgewicht. We spreken van een overgewicht als er sprake is van een Body Mass Index (BMI) van 25,0 en hoger (gewicht gedeeld door de lengte x lengte). Bij een BMI van 30,0 en hoger is sprake van ernstig overgewicht (obesitas). De kern van het probleem is de verstoring van de energiebalans: er wordt teveel gegeten en gedronken (energie-inname) en te weinig bewogen (energieverbruik). Preventie en bestrijding van overgewicht dienen gericht te zijn op het terugdringen van de verstoorde energiebalans. 11.2
Cijfers (2001-2004) Landelijk
Noord-Veluwe
Mensen met overgewicht (>20 jaar, BMI >25)
45,0 %
47,0 %
Mensen met ernstig overgewicht (>20 jaar, BMI >30)
7,0 %
9,8 %
Kinderen met overgewicht (4-15 jaar, BMI >25)
15,1 %
onbekend
Kinderen met ernstig overgewicht (4-15 jaar, BMI >30)
3,1 %
onbekend
11.3 Trends Bij extrapolatie van bovenstaande cijfers worden in 2010 de volgende (stijgende) cijfers verwacht: Landelijk
Noord-Veluwe
Mensen met overgewicht (>20 jaar, BMI >25)
47,7 %
49,8 %
Mensen met ernstig overgewicht (>20 jaar, BMI >30)
12,7 %
17,7 %
Kinderen met overgewicht (4-15 jaar, BMI >25)
stijging
stijging
Kinderen met ernstig overgewicht (4-15 jaar, BMI >30)
stijging
stijging
11.4 Doelstelling Een stabilisatie van de huidige cijfers is voor de komende jaren al erg ambitieus. Het verlagen van de huidige percentages overgewicht zou een dubbele taakstelling betekenen. De professionele organisaties hebben sterk benadrukt dat dit niet realistisch is. Op advies van deze organisaties is er dan ook voor gekozen als doelstelling te formuleren om op langere termijn (4 jaar en langer) het overgewichtpercentage voor jongeren om te buigen naar een neerwaartse trend en deze voor ouderen te stabiliseren. Dit dient te worden bewerkstelligd door gedrag- en omgevingsverandering. Wel is het daarbij van belang de cijfers met betrekking tot overgewicht van jongeren in de toekomst beter inzichtelijk te maken. Bij het realiseren van deze doelstelling wordt uitgegaan van drie niveaus: 1. Voorwaarden scheppen voor gedragsverandering (korte termijn 2008-2009).
15
2. Gedrag positief beïnvloeden (middellange termijn 2009-2010). 3. Gezondheidseffecten bereiken (2010 en later).
11.5 Doelgroepen en prioriteitstelling De volgende indeling naar leeftijdscategorieën wordt voorgesteld: 1) -9 maanden – geboorte 2) 0 - 4 jaar 3) 4 - 12 jaar 4) 12 - 18 jaar 5) 18 - 55 jaar 6) 55 jaar en ouder. Voorgesteld wordt de komende jaren voor wat betreft overgewicht met name in te zetten op de eerste drie doelgroepen (-9 maanden – 12 jaar). Uit onderzoek is gebleken dat gedragsinterventies bij volwassenen minder effectief zijn, omdat ongezond gedrag moeilijk is af te leren. Hoewel de aanpak niet primair gericht is op volwassenen, is voor hen wel een belangrijke rol weggelegd. Zij vormen het voorbeeld voor de jeugd en zijn de eerstverantwoordelijken voor de opvoeding en het opgroeien van de kinderen. Uiteraard sluit dit niet uit dat ook de nodige aandacht besteed moet worden aan de andere doelgroepen. Voor de andere doelgroepen wordt aangesloten bij de landelijke interventies/acties. Ten aanzien van diabetes kan gesteld worden dat daarop maar een geringe directe invloed kan worden uitgeoefend. Interventies op andere terreinen (roken, overgewicht en alcohol) kunnen wel een positieve indirecte invloed hebben op het percentage mensen met diabetes.
11.6 Bereik doelgroepen Bij de eerste doelgroep gaat het om zwangere vrouwen. Voor de 0- tot 4-jarigen geldt de thuissituatie, de peuterspeelzaal en kinderopvang als belangrijkste setting. Voor de jeugd van 4 – 12 jaar is dat de basisschool. Lokaal gemeentelijk beleid is van grote invloed op de leefomgeving. Voor een adequate aanpak van overgewicht is het noodzakelijk dat diverse beleidssectoren binnen de gemeente een bijdrage leveren. Het gaat hier om jeugdgezondheidszorg, welzijn, sport, onderwijs, ruimtelijke ontwikkeling, verkeer en vervoer, veiligheid en milieu. De lokale aanpak is een kwestie van samenwerking tussen lokale (en soms regionale) partijen. De gemeente heeft hierin een regierol en is geen uitvoerder. Belangrijke actoren bij het ontwikkelen van deze plannen voor de prioritaire doelgroepen zijn in eerste instantie de GGD en Icare. Het Nederlands Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) kan vanuit hun deskundigheid en ervaring ondersteuning bieden. 11.7 Werkwijze Het NIGZ heeft een structurele collectieve aanpak van overgewicht bij de jeugd ontwikkeld rond voeding en bewegen, zowel gericht op het individu als op de omgeving. Het uitgangspunt van deze aanpak is het perspectief van een in Nederland anno 2006 opgroeiend kind in verschillende levensfasen en leefomgevingen. In het kader hiervan zijn 15 normen ontwikkeld voor opgroeien met een gezond gewicht. Het gaat hier om gedragsnormen, en niet over door de overheid opgelegde wettelijke regelgeving. De uitdaging is om deze aanpak met 15 normen voor alle betrokkenen aantrekkelijk te maken,
16
zodat deze makkelijk is in te passen in het leven van alledag en ook eenvoudig, structureel en praktisch uitvoerbaar is. De normen zijn: Doelgroep 1. Fit en gezond zwanger worden 1 2. Fit en gezond zwanger zijn 1 3. Borstvoeding geven 2 4. Elke dag ontbijten 2 en 3 5. Geen frisdrank onder de 5 jaar 2 en 3 6. Kinderen verwennen door samen te spelen 2 en 3 7. Maximaal twee uur per dag TV/PC 2 en 3 8. (Buiten)spelen en bewegen 2 en 3 9. Kennis van voeding, bereiding en smaken 3 10. Snack met mate 3 11. Water drinken 3 12. Lopen en fietsen naar school 3 13. Lid zijn van sportvereniging 3 14. Je eigen lichaam kennen 3 15. Geen alcohol onder de 16 jaar 3 Het gaat om zeven normen die gericht zijn op voeding, vijf gericht op bewegen en drie normen zijn gericht op zowel voeding als bewegen. Dit alles betekent een structurele, langdurige en samenhangende aanpak. Het plan is om hiertoe beleid uit te werken met de GGD en met Icare. Bij het gefaseerd uitwerken van de normen zal ook vooral worden gekeken naar wat er al gebeurt op dit terrein in de deelnemende gemeenten.
11.8 Input interactieve bijeenkomsten Het is belangrijk de op- en aanmerkingen die gemaakt zijn tijdens de interactieve bijeenkomsten zo veel mogelijk in te bedden in het te formuleren beleid voor de komende jaren. Ondanks dat niet alle op- en/of aanmerkingen tot tevredenheid kunnen worden afgehandeld, blijkt bij bovengenoemde aanpak dat veel van de gemaakte op- en/of aanmerkingen aan de orde komen bij de 15 normen. Het is belangrijk om gedurende het hele proces dit goed te bewaken. 11.9 Financiën Om op langere termijn (4 jaar en langer) het overgewichtpercentage voor jongeren om te buigen naar een neerwaartse trend en deze voor ouderen te stabiliseren is de inzet van gemeentelijke middelen nodig. De totale kosten zijn vooraf moeilijk in te schatten. Niet alle producten zullen geld kosten, omdat er aangesloten kan worden bij andere beleidsterreinen. Daarnaast zal per gemeente de inzet van de activiteiten verschillen. Dit heeft te maken met het feit dat sommige activiteiten in gemeenten al worden uitgevoerd. De 15 normen worden gefaseerd ingevoerd. Naar verwachting bedragen de kosten per gemeente € 7.500,-- per jaar. 11.10 Samenvatting 1. De doelstelling formuleren, zoals aangegeven bij hoofdstuk 11.4. 2. De doelgroepen conform bovengenoemd voorstel indelen.
17
3. Bij overgewicht met name in te zetten op de eerste drie doelgroepen (-9 maanden – 12 jaar). Voor de andere doelgroepen de landelijke interventies te volgen en hierbij aansluiten. 4. Als uitgangspunt nemen de 15 normen van het NIGZ. 5. Betrokkenheid van de relevante taakvelden binnen de eigen gemeentelijke organisatie trachten te verbreden.
18
12 Depressie en psychische klachten
12.1 Probleemstelling Depressie is een stoornis die wordt gekenmerkt door een sombere stemming en interesseverlies. Het lusteloze gevoel is voor het grootste deel van de dag aanwezig, gedurende meerdere dagen, minimaal gedurende twee weken; het verlamt elke motivatie. Daarnaast zijn er meerdere klachten met een verstorende invloed op iemands functioneren, zoals een ontregelde slaap, energiegebrek, problemen met concentratie, toename of verlies van eetlust, piekeren over dood en suïcide. De gezondheidsrisico’s bij depressie zijn groot. Mensen met een depressieve stoornis zijn ernstig beperkt in hun sociaal en maatschappelijk functioneren. Depressie is een ziekte die hoge maatschappelijke kosten met zich mee brengt. In totaal maken de kosten voor depressie 1,4% uit van de totale kosten voor gezondheidszorg. Preventie van depressie voorkomt niet alleen menselijk leed maar bespaart ook veel geld. 12.2 Cijfers (2001-2004) De stoornis komt veel voor; in Nederland lijden jaarlijks ongeveer 737.000 personen tussen de 12 en 75 jaar aan depressie. In de Regio Noord Veluwe is alleen van de inwoners ouder dan 12 jaar bekend dat 7,6% psychische klachten heeft gehad. Andere cijfers zijn niet voorhanden. 12.3 Trends Bij gebrek aan cijfermateriaal kunnen nog geen trends genoemd worden. 12.4 Doelstelling Ook in de gemeenten op de Noord-Veluwe heeft een belangrijk aantal mensen psychische klachten. In navolging van het ministerie van VWS is depressie een van de speerpunten voor het lokaal gezondheidsbeleid. De doelstelling voor het lokaal gezondheidsbeleid is dan ook het vergroten van het bereik van depressiepreventie en het bevorderen van het gebruik van preventieve ondersteuning of programma’s gericht op geestelijke gezondheidsbevordering. Voor gemeenten is preventie van depressie nog een relatief nieuw terrein. Er is nog weinig zicht op de activiteiten die hiervoor ingezet kunnen worden. Door het uiteindelijke activiteitenprogramma zal de doelstelling meer concreet kunnen worden gemaakt.
12.5 Doelgroepen en prioriteitstelling Op advies van de professionele organisaties is bij de doelgroepindeling gekozen voor de volgende doelgroepen: 1) – 9 maanden tot 4 jaar 2) 4 tot 12 jaar 3) 12 tot 19 jaar (volwassen leeftijd, veelal overgang naar ander onderwijs of werk, overgang van jeugd GGZ naar GGZ) 4) 19 – 65 jaar 5) 65 jaar en ouder (andere vindplaatsen zoals verpleeg- en verzorgingshuizen, risico bij eenzame ouderen, pensioengerechtigde leeftijd en daardoor een andere daginvulling moeten zoeken)
19
Het voorstel is om de prioriteit te leggen bij preventie, dit kan ingezet worden voor alle doelgroepen. Op deze manier kan men eerder en doeltreffender hulp bieden aan de diverse leeftijds- en doelgroepen. Binnen deze doelgroepen kan extra aandacht besteed worden aan mensen met een grotere kans op psychische klachten: mantelzorgers.
12.6 Bereik doelgroepen Voor het bereiken van de doelgroepen kan gebruik gemaakt worden van reeds bestaande laagdrempelige voorzieningen, zoals consultatiebureau, scholen, thuiszorg, ouderenadviseur. Om de verschillende doelgroepen te bereiken zullen binnen de gemeenten diverse beleidsterreinen een bijdrage moeten leveren. Het gaat om o.a. jeugdgezondheidszorg, Wmo, onderwijs, educatiebeleid, Sociale agenda, mantelzorg en sport. Belangrijke partners bij het ontwikkelen van de plannen zijn RIAGGz, Meerkanten, Maatschappelijke Dienstverlening Veluwe, welzijnsinstellingen, Icare en GGD. 12.7 Werkwijze Preventie van depressie richt zich in de regel op het versterken van vaardigheden en activiteiten. Preventie richt zich primair op het vergroten van de zelfredzaamheid en controle van mensen, waardoor de kans op depressie afneemt. Het basispakket depressiepreventie moet minimaal de volgende vier elementen bevatten: - voorlichting en bewustwording - signalering en advies - preventieve ondersteuning - maatregelen gericht op de omgeving. Voorgesteld wordt het lokaal gezondheidsbeleid te richten op volgende twee strategieën: 1. Preventie richten op mensen die nog geen klachten hebben. Algemene Publieksvoorlichting. Op lokaal niveau kunnen gemeenten bevorderen, dat enerzijds depressies worden voorkomen en anderzijds mensen met depressieve klachten eerder hulp zoeken. Bij effectieve depressiepreventie worden interventies gericht op voorlichting, vroegsignalering & advies, preventieve ondersteuningsprogramma’s en maatregelen gericht op de omgeving gecombineerd. Zo’n samenhangende aanpak kan worden ingezet voor doelgroepen met een sterk verhoogd risico op depressie. 2. Preventie richten op mensen met lichte depressieve klachten. Preventie gericht op risicogroepen: Voorlichtingsbijeenkomsten voor mantelzorgers Met de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) hebben gemeenten per 1 januari 2007 nog sterker de regie gekregen voor integratie van preventie en maatschappelijke ondersteuning. De Wmo staat voor ‘meedoen’: mensen moeten in een vroeg stadium actief betrokken worden bij de samenleving. Depressie is een belangrijke oorzaak van schooluitval, arbeidsverzuim en eenzaamheid. Daarentegen dragen sociale en maatschappelijke participatie bij aan preventie van depressie. Op lokaal niveau zijn er daarom volop mogelijkheden die benut kunnen worden. Het gaat daarbij niet zozeer om nieuwe, kostbare, additionele voorzieningen
20
maar om het creëren van meer samenhang tussen zorgaanbieders enerzijds en zorg en beleidsterreinen (welzijn, sociaal, veiligheid en sport en bewegen) anderzijds. Het speerpunt depressie hangt nauw samen met de speerpunten van het lokaal gezondheidsbeleid: overgewicht, alcohol, diabetes en roken. Daarom is het goed om een koppeling te maken met andere keuzes. Voorgesteld wordt in te zetten op: -
Samenhang in het netwerk (elkaar leren kennen en over organisatiegrenzen heen kijken) ofwel inzet op ontwikkeling keten; Ondersteuningsorganisaties voor de eerste lijn: Bureau Raedelijn en ProGez worden gevraagd om de gemeenten hierin te ondersteunen. Een vergelijkbaar project in Drenthe: ‘Beweeg je leven’ is hiervan een goed voorbeeld. De samenwerking tussen de eerste en nulde lijn (sportverenigingen etc.) staat in deze aanpak centraal. Met een dergelijk project wordt ingezet op: a. Versterken van de signaleringsfunctie van verschillende organisaties en meewerken aan deskundigheidsbevordering van hulpverleners om cliënten een ‘op maat gesneden’ vorm van begeleiding te geven die aansluit bij hun mogelijkheden, wensen en behoeften; b. Het inzichtelijk maken welke partij welk aanbod heeft gerelateerd aan verschillende onderwerpen – symptomen die samenhangen met het ontstaan van depressieve klachten.
-
Aandacht voor de (oudere maar ook jonge) mantelzorger bij mensen die al depressieve klachten hebben maar ook bij chronisch zieken. Zij lopen een groot risico om zelf depressieve klachten te ontwikkelen. Hiervoor wordt aangesloten bij ontwikkelingen voor mantelzorg ondersteuning in het kader van de Wmo.
-
Het meeliften met landelijke campagnes (bijv. bewustwordingscampagne).
12.8 Input van de interactieve bijeenkomsten Tijdens de interactieve bijeenkomst van 2 oktober 2007 in Ermelo en 4 oktober 2007 in Oldebroek kwam het volgende naar voren: - Belang van vroegtijdig signaleren - Bij preventie gaat het om het stadia vooraf aan depressie, zoals ‘somberheid’ en ‘eenzaamheid’ - Behoefte aan laagdrempelig aanbod op wijkniveau - Signaleren verbeteren - Netwerkvorming, samenhang in aanbod. 12.9 Financiën Voor het inzetten op preventie van depressie is de inzet van gemeentelijke middelen nodig. De totale kosten voor inzet op preventie van depressie is vooraf moeilijk in te schatten. Niet alle producten zullen geld kosten, omdat er aangesloten kan worden bij andere beleidsterreinen. Daarnaast zal per gemeente de inzet van de activiteiten verschillen. Dit heeft te maken met het feit dat sommige activiteiten in gemeenten al worden uitgevoerd. Als wordt ingezet op Algemene Publieksvoorlichting, ontwikkeling netwerk met maatschappelijke organisaties, voorlichtingsbijeenkomsten voor mantelzorgers en eventueel voorlichting op scholen worden de kosten geschat op een bedrag van € 4.000,-- per gemeente per jaar.
21
12.10 Samenvatting 1. Geen prioritering binnen doelgroepen, maar inzetten op brede preventie met extra aandacht voor mensen met een grote kans op psychische klachten/ depressie. 2. Preventie moet voldoen aan de vier genoemde elementen. 3. Preventie richten op mensen die nog geen klachten hebben en mensen met lichte depressieve klachten. 4. Bij de interventies zetten we in op samenhang in het netwerk, aandacht voor mantelzorgers en liften we mee op landelijke campagnes. 5. Vervolg van het beleid wordt uitgewerkt met o.a. Icare, GGD, RIAGGz, Meerkanten, Maatschappelijke Dienstverlening Veluwe, Bureau Raedelijn en Progez. 6. Betrokkenheid van de relevante taakvelden binnen de eigen organisatie trachten te verbreden.
22
13 Roken
13.1 Probleemstelling In de huidige leefstijl van mensen vormt Roken een serieuze bedreiging voor de volksgezondheid. Het is de belangrijkste vermijdbare (dus onnodige) oorzaak van ziekte en overlijden. Ook meeroken leidt jaarlijks tot naar schatting duizenden doden en tot tienduizenden gevallen van luchtwegaandoeningen bij kinderen (longkanker, hartaandoeningen, wiegendood, luchtwegaandoeningen). Bij mensen boven de twintig jaar kan ongeveer de helft van de totale sterfte aan longkanker, chronische obstructieve (= aanhoudende/langdurige verstopping van kanaal) longziekte, coronaire hartziekten (= betrekking hebbend op de kransslagader van het hart) en beroerte aan roken worden toegeschreven. Roken is verantwoordelijk voor meer dan 20.000 sterfgevallen per jaar in Nederland. In een gemiddelde Nederlandse gemeente met 100.000 inwoners overlijden jaarlijks 123 mensen aan de gevolgen van roken en 22 inwoners aan de gevolgen van meeroken (12 %). Roken is vooral een verslaving. Dat maakt stoppen-met-roken tot een moeilijke opgave, waar rokers hulp bij nodig hebben. 13.2
Cijfers (2001-2004) Landelijk
Noord-Veluwe
Percentage rokers (> 12 jaar)
31,5 %
29,2 %
Percentage zware rokers (> 12 jaar, > 20 sigaretten)
8,5 %
5,4 %
Percentage jongeren dat rookt
17,3 %
E-MOVO 2003: Percentage rokers klas 2 voortgezet onderwijs
6,0 %
Percentage rokers klas 4 voortgezet onderwijs
19,0 %
13.3 Trends Extrapolatie van bovenstaande cijfers naar 2010 laat de volgende trend zien. Landelijk
Noord-Veluwe
Percentage rokers (> 12 jaar)
25,6 %
23,7 %
Percentage zware rokers (> 12 jaar, > 20 sigaretten)
5,1 %
3,2 %
Percentage jongeren dat rookt
10,2 %
E-MOVO 2003: Percentage rokers klas 2 voortgezet onderwijs
dalend
Percentage rokers klas 4 voortgezet onderwijs
dalend
De gehele regio Noord Veluwe heeft in totaal ongeveer 163.027 inwoners (november 2007).
23
13.4 Doelstelling Als doelstelling wordt het volgende voorgesteld: 1. Het percentage rokers woonachtig in de regio Noord-Veluwe ouder dan 12 jaar bedraagt in 2010 10,2 %. 2. Het percentage rokers tussen 12 en 16 jaar woonachtig in de regio Noord-Veluwe is in 2010 lager dan het niveau van 2004. Daarbij dient te worden erkend, dat wanneer gemeenten geen extra inspanningen op dit terrein leveren, het percentage rokers naar verwachting ook zal dalen. Bij het streven naar het behalen van deze doelstelling is het belangrijk aan een goede nulmeting en monitoring aandacht te besteden.
13.5 Doelgroepen en prioriteitstelling De doelgroepen 1 bestaan uit: 1) Gericht op niet meeroken/voorkomen/weerstand bieden: a. 0 – 4 jaar /zwangere vrouwen b. 5-12 jaar c. 12-15 jaar 2) Gericht op niet beginnen met roken of stoppen met roken a. 15 – 19 jaar 3) Gericht op stoppen met roken a. 18 -65 + jaar Voor alle doelgroepen worden gericht acties opgezet. Hiervoor heeft STIVORO een leeflijn tabakspreventie opgesteld. In het bijzonder is over de doelgroepen aan te geven dat er verschillen bestaan in rookgedrag bij verschillende bevolkingsgroepen. De bevolkingsgroepen die opvallen in hun rookgedrag zijn volwassenen en jongeren uit achterstandsgroepen. Het aantal rokers is groter. Men begint jong met roken en rookt vaak shag meet een hoger teergehalte. Ook is er vaak sprake van een combinatie van ongezonde leefstijlfactoren. Bij de leeftijdscategorie van 30 – 39 jaar komt het verschil in rookgedrag en opleiding het sterkst tot uiting. Daarnaast is uit onderzoek bekend, dat onder mannelijke Nederlanders van Turkse afkomst bijzonder veel gerookt wordt. Ook is bekend, dat kinderen extra gevoelig zijn voor de gevolgen van meeroken. Deze groepen worden bij het thema roken als aandachtsgroepen aangemerkt.
13.6 Bereik doelgroepen Voor het bereik van de doelgroepen is een indeling gemaakt in leefgebieden die onderscheiden kunnen worden. Afhankelijk van activiteit die wordt ingezet zal samenwerking met partijen gezocht worden, samenwerking tussen partijen gevraagd worden en medewerking van partijen gevraagd worden. Ook de diverse beleidssectoren binnen de gemeente kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. Het bereik van de doelgroepen vindt zo veel mogelijk plaats via bestaande netwerken/overlegstructuren per leefgebied. - Thuis o Thuiszorg (18-65+ jaar) o Consultatiebureau/ICARE (zwangere vrouwen) - Voorschoolse voorzieningen (0 – 4 jaar) o Peuterspeelzalen/kinderdagverblijven/gastouderbureau´s o ICARE 1
Indeling volgens de Leeflijn Tabakspreventie van STIVORO
24
-
-
-
Onderwijs (5-12, 12-15, 15-29 jaar en een deel van de doelgroep 18-65+ jaar) o primair onderwijs o voortgezet onderwijs o middelbaar- en hoger onderwijs o GGD Vrije tijd (alle doelgroepen) o Horeca (rookvrij per 1 juli 2008) o Verenigingen (sport) o Bibliotheek o Jeugd- en jongerenwerk Werk (deel doelgroep 15 – 19 jaar en doelgroep 18 - 65+) o Werkgevers/Arbo gezondheidszorg (alle doelgroepen) o Verloskundige o Apotheek o Verslavingszorg o Huisarts (ROS) o Ziekenhuis (cardioloog/longarts/-verpleegkundige
13.7 Werkwijze Algemeen Activiteiten op lokaal en regionaal niveau zijn door hun eigen dynamiek onmisbaar bij het halen van de landelijke ambitie. Bewezen is dat een aanpak die rekening houdt met meer factoren tegelijkertijd het best resultaat geeft. De effecten van de ene interventie kunnen die van een ander versterken. Van een breed samenhangend pakket zijn dan ook de meeste effecten te verwachten. Specifiek De richtlijn tabakspreventie van STIVORO, het landelijk expertisecentrum voor Tabakspreventie, biedt een goede aanpak zowel gericht op groepen, op het individu en op de omgeving. De richtlijn is tot stand gekomen in samenwerking met gemeenten, GGD en het Nederlands Instituut voor Gezondheidsbevordering Ziektepreventie (NIGZ). Voorgesteld wordt regionaal een zelfde basisaanpak te hanteren. In verhouding worden de kosten hierdoor per gemeente lager. Voor organisaties als de GGD is deze aanpak eenvoudiger hanteerbaar. Met een basisaanpak garanderen de regiogemeente een minimale aanpak binnen de gehele regio Noord Veluwe. Het basispakket bevat een selectie van interventies om: - ervoor te zorgen dat de jeugd niet gaat roken - meeroken te voorkomen - stoppen met roken te bevorderen. Bij deze aanpak wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheden om mee te liften met de initiatieven die STIVORO landelijk beschikbaar heeft en krijgt (foldermateriaal, sociale kaart etc.). De gemeentelijke taak zal zich concreet toespitsen op voorlichting en promotie. Dit betekent het verstrekken van voorlichting via plaatselijke huis-aan huisbladen en via internet. Veel materiaal kan via vaste punten verspreid worden (bibliotheek etc.) De GGD wordt verzocht een aantal activiteiten binnen het basispakket tabakpreventie uit te voeren. In een concreet plan wordt het basispakket tabakspreventie uitgewerkt. Naast het basispakket kunnen individuele gemeenten ervoor kiezen om extra activiteiten uit te (laten) voeren.
25
De activiteiten die voorgesteld worden om de doelstellingen roken te behalen zijn ingedeeld in drie niveaus. 1. Voorwaarden scheppen voor gedragsverandering (korte termijn 2008-2009). 2. Gedrag positief beïnvloeden (middellange termijn (2009/2010). 3. Het bereiken van gezondheidseffecten (2011 en later). (Advies STIVORO: Doelen op lokaal niveau kunnen het beste op middellange of korte termijn worden geformuleerd omdat hier een sterk verband tussen ligt. Deze doelstellingen kunnen tegen betrekkelijk geringe kosten lokaal gemeten worden.)
13.8 Input interactieve bijeenkomsten Met deze werkwijze wordt voor het overgrote deel invulling gegeven aan de adviezen en suggesties die over het onderwerp roken naar voren zijn gekomen bij de interactieve bijeenkomsten op 19 september 2007 voor de professionals en op 2 en 4 oktober 2007 voor de lokale instellingen en burgers . De bestaande activiteiten zijn voor een deel inpasbaar in het basispakket en deels zijn deze activiteiten aanvullend op het basispakket. De omvang hiervan is echter minimaal omdat er tot nu toe niet structureel met een basispakket is ingezet op het thema roken. 13.9 Financiën Voor een structurele invulling van anti-roken promotie via voorlichting/advies en het verstrekken van informatie is de inzet van gemeentelijke middelen onontbeerlijk. Op basis van zo´n 12-tal interventies binnen het basispakket tabakspreventie bedragen de totale kosten per gemeente ongeveer € 3.000,00 voor de periode 2008-2012. In praktijk is het uitvoeren van alle interventies niet allemaal op korte termijn te organiseren. Er zal dus geprioriteerd/gefaseerd moeten worden. Bij voorkeur wordt aangesloten bij landelijke ijkmomenten, zoals de horeca rookvrij per 1 juli 2008. N.B. De activiteit De Gezonde School en Genotmiddelen maakt onderdeel uit van het basispakket tabakspreventie. Deze activiteit wordt reeds uitgevoerd in de gemeenten Harderwijk, Elburg, Nunspeet, Oldebroek en Putten. Het bewustwordingsproces van ouders van kinderen tussen de 9 en 12 jaar en hun rol en verantwoordelijkheid wordt hierbij in relatie tot rookgedrag, alcohol en drugs aan de orde gesteld en heeft dus ook een relatie met het thema alcohol. Eventuele extra externe financieringsbronnen die voorzover mogelijk benut zullen worden kunnen een positief effect hebben op de hoogte van dit bedrag. 13.10 Samenvatting 1. De doelstellingen voor het speerpunt roken vaststellen, zoals bovenstaand geformuleerd. 2. Conform voorstel de doelgroepen en prioritering voor de periode 2008 tot 2012 vaststellen. 3. De werkwijze garandeert dat aan de input uit de interactieve bijeenkomsten van september en oktober 2008 wordt voor het overgrote deel invulling gegeven. Ook is er een koppeling gemaakt met de beperkte bestaande activiteiten gericht op het speerpunt roken.
26
14 Bijlagen
14.1
Bijlage gezondheidsbeleid Kiezen voor Gezond Leven op de Noord-Veluwe
Doelstellingen
Schadelijk alcoholgebruik
Drugs
Overgewicht en diabetes
Percentage drinkers ouder dan 12 jaar is in 2010 met 20% afgenomen t.o.v. 2004.
Percentage jongeren dat in 2010 hasj/wiet heeft gebruikt is gelijk of minder dan 13%.
Op langere termijn (4 jaar en langer) het overgewichtpercentage voor jongeren ombuigen naar een neerwaartse trend en deze voor ouderen te stabiliseren.
Percentage jongeren tussen de 12 en 16 jaar dat alcohol drinkt is in 2010 verminderd ten opzichte van 2004.
Depressie
Roken
Vergroten van het bereik van depressiepreventie.
Het percentage rokers woonachtig in de regio Noord-Veluwe ouder dan 12 jaar bedraagt in 2010 10,2%.
Bevorderen van het gebruik van preventieve ondersteuning of programma’s gericht op geestelijke gezondheidsbevordering.
Het percentage rokers tussen 12 en 16 jaar in de regio Noord-Veluwe is in 2010 lager dan het niveau van 2004.
Doelgroepen
Minderjarige jongeren tot 18 jaar en hun ouders, met de focus op de jongste jeugd en beginnende veeldrinkers.
Jongeren tot 23 jaar en hun ouders/opvoeders.
- 9 maanden – 12 jaar
Totale bevolking; risicogroepen (mantelzorgers)
Totale bevolking.
Bereik
Ouders, scholen, uitgaansleven, sportverenigingen en een klein gedeelte op straat.
Ouders, leerkrachten, jongerenwerkers, coffeeshop-personeel, politie, sporttrainers.
Zwangere vrouwen; thuissituatie, peuterspeelzalen, kinderopvang, basisschool.
Consultatiebureau, scholen, thuiszorg, ouderenadviseur.
Bibliotheken, huis-aanhuisbladen, internet.
27
Schadelijk alcoholgebruik Werkwijze
Opstellen regionaal interventieboek; lokale uitvoering van beleid.
Drugs Algehele opvoedingsondersteuning en voortzetting of opstarten project ‘Gezonde school en genotmiddelen’.
Overgewicht en diabetes Realiseren van een structurele, langdurige en samenhangende aanpak op voorstel van Icare en GGD.
Depressie
Roken
Algemene publieksvoorlichting door het laten organiseren van bijeenkomsten.
Selectie van interventies uit de richtlijn tabakspreventie om te zorgen dat: - de jeugd niet gaat roken; - meeroken wordt voorkomen; - stoppen met roken wordt bevorderd.
Voorlichtingsbijeenkomsten voor mantelzorgers
Voorlichting en promotie door de gemeenten.
Versterken van de signaleringsfunctie van organisaties.
Activiteiten door de GGD.
Samenwerking tussen organisaties. Meeliften met landelijke campagnes.
Betrokken instanties
Geschatte kosten per gemeente per jaar
Gemeente, Tactus, GGD, Politie, Onderwijs, STAP
€10.000,--
Gemeente, Tactus, Icare en GGD
€ 1.250,--
Gemeente, Icare en GGD
Gemeente, GGZ, Maatschappelijke Dienstverlening Veluwe, RIAGGz, GGD, thuiszorg, huisartsenpraktijken, Bureau Raedelijn en ProGez.
€ 7.500,--
€ 4.000,--
Gemeente, GGD, STIVORO
€ 750,--
28
14.2
Lijst met afkortingen/begrippen
AWBZ BMI COPD E-MOVO GEDRAG GGD JGZ NIGZ OGGZ OGZ ProGez RIVM RNV RUP VMBO SGBO STAP STIVORO VNG VWS Wcpv Wmo Wvg
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Body Mass Index Chronic Obstructive Pulmonary Disease Elektronische Monitoring en Voorlichting Programma over drugs, roken, alcoholgebruik en gokken Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Jeugd gezondheidszorg Nederlands Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Openbare Gezondheidszorg Onafhankelijke organisatie voor de versterking van de eerstelijns zorg Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Regio Noord Veluwe Regionaal Uitvoeringsprogramma Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs Onderzoeks- en adviesbureau van de VNG Stichting Alcohol Preventie Onafhankelijke expertisecentrum voor tabakspreventie Vereniging Nederlandse Gemeenten Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet collectieve preventie volksgezondheid Wet maatschappelijke ondersteuning Wet voorzieningen gehandicapten
29
14.3
Bronvermelding
1. Gemeentelijk Gezondheidsbeleid in de praktijk, deel 01 Versterking, GGD Nederland 2003 2. Invoering Wmo, Implementatie Wmo, algemene handreiking, juli 2006, versie 3 3. Welke prioriteit krijgt preventie? – Evaluatie naar de totstandkoming van de eerste gemeentelijke nota’s gezondheidsbeleid in de regio Noord-Veluwe, E.E.A. Oldemaat, Radboud Universiteit Nijmegen 4. Kiezen voor Gezond Leven, Preventienota van het Ministerie van VWS. 5. Nationaal Kompas Volksgezondheid, RIVM, Bilthoven, 2006 6. Nationale Atlas Volksgezondheid, RIVM, Bilthoven, 2006 7. E-MOVO-onderzoek, GGD Noordwest-Veluwe, Harderwijk, 2003 8. Gezond Beleid, eerste nota gemeentelijk gezondheidsbeleid Noordwest-Veluwe, 2002 9. Handleiding lokaal alcoholbeleid, een integrale benadering, Voedsel en Waren Autoriteit, Den Haag, 2007 10. Handleiding preventie van depressie in lokaal gezondheidsbeleid, Trimbos-instituut, Utrecht, 2007 11. Tabakspreventie in Lokaal Gezondheidsbeleid, STIVORO, Den Haag, 2006 12. Factsheet Overgewicht – 15 normen voor opgroeien met een gezond gewicht: ingrediënten voor een lokale aanpak, NIGZ, Woerden 2005
30