Keuzemodel Achterbanraadpleging
drs. Esther van den Reek drs. Kitty Pardoel drs. Martien van Tits
Handreiking
Keuzemodel Achterbanraadpleging
1
voorwoord
Voorwoord Om op een goede manier de belangen van cliënten te vertegenwoordigen is het van belang dat cliëntenraden weten wat er leeft in hun achterban. Daarom streven cliëntenraden er naar een afspiegeling te vormen van het cliëntenbestand. Mannen, vrouwen, ouderen, jongeren, allochtonen, autochtonen, en maatschappelijke organisaties hebben zitting in cliëntenraden. Zo weten raden wat er onder de verschillende cliënten leeft. Echter dit ideale plaatje is niet altijd realiseerbaar; het ter discussie stellen van de representativiteit van een cliëntenraad c.q. of zij alle cliënten vertegenwoordigen is wel zinvol. Het op systematische wijze ervaringen bij cliënten ‘ophalen’ en het raadplegen van de zogenaamde achterban, draagt bij aan de representativiteit van een cliëntenraad. Het gaat er immers om dat de raad weet wat er onder de cliënten leeft. Het raadplegen van de achterban is dus van groot belang voor een cliëntenraad of belangenorganisatie van cliënten. Het uitvoeren van onderzoek onder cliënten heeft nog een aantal positieve neven effecten. Zo kunnen cliënten op deze manier vernemen dat er een cliëntenraad is en wat zij doen. Uit onderzoek blijkt dat slechts een klein deel van cliënten van de sociale zekerheid weet dat er cliëntenraden bestaan. Door een grotere bekendheid van de cliëntenraad kan het contact tussen cliëntenraad en cliënten worden verbeterd. Cliënten weten u dan te vinden en kunnen spontaan signalen over de uitvoering aan u geven. Ook kan een grotere bekendheid van de raad het werven van nieuwe leden eenvoudiger maken. Er bestaan vele vormen van achterbanraadpleging. De meest bekende vorm is het organiseren van een bijeenkomst met cliënten rond een bepaald thema. Er zijn meer methodes. Cliëntenraden zijn veelal niet goed bekend met deze methodes en voor welke vragen welke methode het meest geschikt is. Dat bracht de LCR er toe een handboek voor achterbanraadpleging te laten ontwikkelen. Met dit handboek voor achterbanraadpleging wil de LCR een handreiking bieden aan cliëntenraden en belangenorganisaties van cliënten. In het handboek wordt een aantal methodes voor achterbanraadpleging beschreven. Ook wordt aangegeven welke methode het beste past bij welke vraagstelling en welke stappen moeten worden gezet bij de verschillende methodes. Het uitvoeren van onderzoek onder de achterban lijkt misschien ingewikkeld. Echter u hoeft niet alles zelf te doen. Het kan zelfs raadzaam zijn om niet alles zelf te doen. Delen van zo’n onderzoek, met name op het gebied van het verwerken van informatie, kan ook worden uitbesteed. Dit heeft uiteraard wel financiële consequenties, en moet dus passen binnen de begroting of er moet apart budget worden aangevraagd bij de uitvoeringsorganisatie. Het handboek besteedt hier ook aandacht aan; zowel op organisatorisch als financieel vlak.
2
Als u nadenkt over het raadplegen van de achterban over een bepaald onderwerp kunt u dit handboek gebruiken om te bezien welke methode het meest geschikt is en wat er bij de uitvoering komt kijken. Vervolgens kunt u met elkaar bekijken wat u zelf kunt en wilt doen en waar u hulp bij wilt vragen. Op basis daarvan maakt u een plan van aanpak en als u assistentie wenst bij onderdelen van uw onderzoek bedenk dan goed welke assistentie. Als u weet welke assistente u wenst, kunt u gericht offertes vragen bij op dit terrein deskundige bureaus. Hoe u deze bureaus kunt vinden, wordt ook in het handboek aangegeven. Bedenk bij het maken van een plan van aanpak dat het handig kan zijn voor de verwerking van de opgehaalde informatie een bureau in te huren. Dit kan de waarde van de gepresenteerde gegevens verhogen. Denk bij het maken van een plan van aanpak ook na over de wijze waarop u na afloop van het onderzoek de rapportage wilt presenteren. Wilt u het rapport aanbieden, aan wie wilt het aanbieden, wilt u hierbij de pers uitnodigen, enz . . . Onderzoek doen onder de achterban roept al snel de vraag op: waar vind ik de cliënten. Ook hiervoor biedt het handboek een aantal handreikingen. Bedenk dat voor achterbanraadpleging veelal medewerking van de uitvoeringsorganisatie nodig is. Al genoemd is de mogelijkheid om assistentie te vragen bij de uitvoering van het onderzoek. Hiervoor hebt u financiële middelen nodig die u wellicht niet voor handen hebt. U zult dan geld moeten vragen aan de uitvoeringsorganisatie of fondsen. Als u gebruik wilt maken van de adressen van cliënten hebt u ook de uitvoeringsorganisatie nodig. Een argument om de uitvoeringsorganisatie te overtuigen van het belang van de door u gewenste vorm van achterbanraadpleging is dat daar waar uitvoeringsorganisaties soms twijfels hebben of cliëntenraden of belangenorganisaties namens alle cliënten spreken, zij cliëntenraden of belangenorganisaties in staat moeten stellen om de ervaring en mening van cliënten op te halen. Bij het tot stand komen van dit handboek is ook de achterban geraadpleegd in de vorm van tien groepsgesprekken waarbij feedback is gevraagd op de invulling/gebruikswaarde van het handboek. De LCR hoopt dat dit handboek een nieuw licht werpt op mogelijkheden voor achterbanraadpleging en u inspireert om met achterbanraadpleging aan de slag te gaan. Den Haag, Jan Laurier
3
Verantwoording Dit handboek is mede tot stand gekomen met behulp van een kritisch meelezende begeleidingscommissie. Leden van deze begeleidingscommissie waren Arnold den Hartog (FNV), Pieter Beerens (Cliëntenraad CWI), Loek Meijer (CG-Raad), Moniek Raemakers (LocSZ), Ton de Vries (LVT), Riny Smits (Cliëntenraad UWV), Ursula Sardjoe (LCR) en Else Roetering (LCR). Daarnaast is een conceptversie van het handboek in een tiental groepsgesprekken becommentarieerd op onder meer bruikbaarheid, volledigheid en leesbaarheid. Deelnemers aan deze groepsgesprekken hadden wisselende ervaringen met het doen van onderzoek en waren leden van cliëntenraden (zoals van CWI, UWV, WWB, SVB) en cliëntenorganisaties (zoals FNV, CG-Raad, LVT, LocSZ).
4
Inhoud 1. Een inleidend woord 1.1 Inleiding
7
1.2 Leeswijzer
9
1.3 De eerste stap: formuleren van de onderzoeksvraag 2. Kwalitatief versus kwantitatief onderzoek
inhoud
6
10 12
2.1 Inleiding
13
2.2 Verschillen tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek
14
2.3 Hoe komt een cliëntenraad aan deelnemers voor een onderzoek?
16
2.4 Methodes van kwalitatief en kwantitatief onderzoek
20
3. Kwalitatief onderzoek
21
3.1 Inleiding
22
3.2 Individuele interviews
23
3.3 Groepsinterviews, focusgroepen
31
3.4 Elektronische Vergader Ruimte (EVR)
38
4. Kwantitatief onderzoek
42
4.1 Inleiding
43
4.2 Vragenlijsten: schriftelijk, face to face, telefonisch
44
4.3 Quickscan
55
4.4 Digitaal onderzoek
59
4.5 Panelonderzoek
66
4.6 Benchmark
73
Bronvermelding
80
Verklarende woordenlijst en gebruikte afkortingen
81
Bijlagen 1
82
Bijlagen 2
83
5
hoofdstuk 1
6
Een inleidend woord
inleiding
1.1 Inleiding Cliëntenraden hebben formeel als primaire taak het behartigen van de belangen van cliënten. Echter, afhankelijk van het type cliëntenraad (zoals van CWI, UWV, WWB, SVB) of cliëntenorganisaties (zoals FNV, CG-Raad, LVT, LocSZ) bestaat in de praktijk niet altijd in gelijke mate de mogelijkheid om individuele of collectieve belangen te behartigen. Er is sprake van een achterban, maar men kent deze niet altijd. Het cliëntenbestand van bijvoorbeeld gemeentelijke sociale diensten of een dak- en thuislozenorganisatie verschilt op veel punten van dat van bijvoorbeeld een CWI of de CG-Raad. De mogelijkheid om onderzoek te doen naar meningen van cliënten wordt ook bepaald door de medewerking die een cliëntenraad krijgt van de betreffende instantie. Een vraag die zich in de praktijk van de activiteiten van de cliëntenraad kan voordoen, is wat precies de belangen van cliënten zijn. Wat leeft er bij cliënten? Om dit nauwkeurig in het oog te houden, staan de raden verscheidene middelen ter beschikking. Het is van belang om je daarbij te realiseren dat cliëntenraden bestaan uit vrijwilligers, cliëntenbestanden sterk verschillen in samenstelling en dat de (financiële) mogelijkheden en ondersteunende faciliteiten (zoals een eigen ruimte, computergebruik) van cliëntenraden variëren. Eén manier om te weten wat er leeft bij cliënten, is het uitvoeren van onderzoek. Verschillende onderzoeksmethodes worden daarom in dit handboek beschreven. Het betreft dan veelal onderzoeksmethodes waar de meeste leden van de raden naar verwachting niet (geheel) mee vertrouwd zijn. Om de toegankelijkheid van deze onderzoeksmethodes te vergroten, is dit handboek ontwikkeld. In dit handboek wordt beschreven welke methodes aan de raden ter beschikking staan. Daarbij wordt per methode een vaste volgorde gehanteerd: Figuur 1.1: overzicht methodebeschrijving ◆ wat houdt de methode in: een korte beschrijving; ◆ wanneer gebruik je de methode; ◆ wat zijn kosten en tijdsinvesteringen; ◆ welke voor- en nadelen heeft elke methode; ◆ wat zijn de stappen die worden doorlopen: een stappenplan; ◆ welke kennis of vaardigheden zijn vereist: zelf of laten doen.
7
Bij het schrijven van dit handboek is ervan uitgegaan dat de kennis bij de cliëntenraadsleden over het uitvoeren van een onderzoek gevarieerd is – van niet of nauwelijks aanwezig tot nagenoeg professionele kennis. Niet elke cliëntenraad beschikt over voldoende kennis en vaardigheden voor verschillende methodes. Echter, het niet in huis hebben van expertise hoeft niet te betekenen dat een cliëntenraad geen onderzoek kan uitvoeren. Dergelijk onderzoek hoeft ook niet altijd helemaal zelfstandig te worden gedaan. Ondersteuning kan nodig zijn bij bepaalde onderzoeksstappen. Inhuur van of uitbesteding aan professionele onafhankelijke bureaus kan ook tot de mogelijkheden behoren. De Vereniging voor Beleidsonderzoek heeft onder het kopje ‘beleidsonderzoek leden’ een zoekmachine opgenomen op haar website (www.beleidsonderzoek.nl) met een overzicht van alle aangesloten onderzoeksbureaus met een erkend keurmerk. Het handboek is dus een hulpmiddel voor cliëntenraden waarin suggesties worden gegeven voor methodes. Het handboek geeft de mogelijkheid om proactief (in plaats van reactief) als cliëntenraad op te treden. Het handboek is praktisch en informatief voor het (deels) zelf uitvoeren van een onderzoek. Als er twijfels bestaan over de wijze waarop een onderzoek het best kan worden uitgevoerd, kan het handboek worden geraadpleegd om de keuze van een cliëntenraad goed te onderbouwen.
8
leeswijzer
1.2 Leeswijzer Voorafgaand aan dit inleidende hoofdstuk geeft een overzichtsschema aan welke verschillende methodes besproken worden. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 in het kort ingegaan op het type onderzoek (meer kwalitatief of meer kwantitatief) dat geschikt is voor achterbanraadpleging. Ook komen steekproeftrekking en de vraag ‘hoe komt een cliëntenraad aan deelnemers voor een onderzoek?’ in dit hoofdstuk aan bod. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 en 4 achtereenvolgens een aantal kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethodes zeer uitgebreid beschreven, vergezeld van een stappenplan per methode. Een verklarende woordenlijst met o.a. afkortingen, en een bronvermelding sluiten dit handboek af. Een onderzoek kan nooit van start gaan zonder dat er is nagedacht over het waarom van het uitvoeren van onderzoek en wat het moet opleveren. In de volgende paragraaf wordt hier uitgebreid op ingegaan.
9
de eerste stap 10
1.3 De eerste stap: formuleren van de onderzoeksvraag Alvorens je kunt beginnen met het uitvoeren van een onderzoek, is het van belang om je als cliëntenraad af te vragen waarom je een onderzoek gaat opzetten. Waarom wil je iets weten en wat wil je precies weten? Elk onderzoek begint daarom met het opschrijven van een probleem en een centrale vraagstelling. We spreken in onderzoekstermen van een probleemstelling en een centrale vraagstelling. Een probleemstelling is, zoals het woord al zegt, een formulering van het probleem. Dat betekent dat je in je eigen woorden zegt waarom het onderzoek nodig is. De centrale vraagstelling van het onderzoek is in eigen woorden geformuleerd de belangrijkste vraag waar het onderzoek antwoord op moet geven. Enkele voorbeelden van probleemstellingen en centrale vraagstellingen worden weergegeven in figuur 1.2. Figuur 1.2: voorbeeld van probleemstelling en centrale vraagstelling Voorbeeld 1
Probleemstelling De cliëntenraad wil graag beginnen met een interactieve website. We denken dat onze achterban hier behoefte aan heeft en dat zij hier veel gebruik van zal maken. Dit weten we echter niet zeker. Centrale vraagstelling In hoeverre heeft onze achterban behoefte aan een interactieve website?
Voorbeeld 2
Probleemstelling De minister roept in een openbaar debat dat er een wetswijziging zou moeten komen. Er zitten positieve en negatieve kanten aan de wetswijziging. Eigenlijk willen we snel een reactie geven, maar we weten niet precies wat onze achterban vindt. Centrale vraagstelling Wat is de mening van onze achterban over de uitspraak van de minister dat er een wetswijziging zou moeten komen?
Als de probleemstelling en de vraagstelling zijn geformuleerd, kun je gaan nadenken over de invulling van je onderzoek. Heb je voor de beantwoording van je vraag harde cijfers nodig, zoals bij het eerste voorbeeld? Of misschien ben je juist op zoek naar meningen, zoals in het tweede voorbeeld? Afhankelijk van de vraagstelling van je cliëntenraad maak je een keuze voor een onderzoek op een meer kwantitatieve of een meer kwalitatieve manier. Ook een combinatie van beide onderzoeksmethodes is mogelijk. Kwalitatief, kwantitatief of een combinatie van beide methodes worden in het volgende hoofdstuk besproken.
11
hoofdstuk 2
12
Kwalitatief versus kwantitatief onderzoek
inleiding
2.1 Inleiding De eerste keuze die gemaakt wordt als het gaat om de uitvoering van een onderzoek, is of het op een kwalitatieve of een kwantitatieve manier uitgevoerd wordt. Ook een combinatie van beide methodes is mogelijk. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de kenmerken zijn van zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek, wat de verschillen zijn, en welke specifieke methodes er onder vallen. Ook wordt ingegaan op ‘hoe komt ik als cliëntenraad aan deelnemers voor een onderzoek?’ en wordt het trekken van een steekproef uitgelegd.
13
verschillen
2.2 Verschillen tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek Eenvoudig gezegd is kwantitatief onderzoek, onderzoek met cijfers als resultaat en is kwalitatief onderzoek, onderzoek met woorden als resultaat. Dit is duidelijk als het onderwerp over cijfers gaat (bijvoorbeeld bij financiële onderzoeksvragen), maar ook de mening van mensen kan in cijfers uitgedrukt worden (bijvoorbeeld bij vragen over bejegening). Denk hierbij bijvoorbeeld aan de schalen die vaak in vragenlijsten worden gebruikt, lopend van uiterste 1 (bijvoorbeeld: helemaal niet mee eens) tot uiterste 5 (bijvoorbeeld: helemaal mee eens). Kwalitatief onderzoek is vooral gericht op het beschrijven van bevindingen. Zogezegd richt kwantitatief onderzoek zich op de vraag hoeveel mensen iets vinden, en gaat het bij kwalitatief onderzoek meer om de vraag waarom mensen iets vinden. Al naar gelang de onderzoeksvraag wordt dan vervolgens gekozen voor kwantitatief of kwalitatief onderzoek, of een combinatie. Kwalitatief onderzoek kan heel goed op zichzelf staan, maar wordt ook vaak gebruikt in de voorbereiding of ter verdieping van kwantitatief onderzoek. Vaak wordt een combinatie van beide typen onderzoek toegepast. In figuur 2.1 worden de twee vormen naast elkaar gezet en worden er voorbeelden gegeven.
Figuur 2.1: kwantitatief versus kwalitatief onderzoek
Vorm
Uitleg
Kwantitatief
◆
◆ ◆
Kwalitatief
◆
◆ ◆
14
Voorbeeld
Richt zich op de vraag hoeveel mensen iets vinden. Eenvoudige en gesloten vragen. Onderzoek onder veel mensen met als doel om uiteindelijk antwoorden op vragen in percentages of cijfers te kunnen uitdrukken
◆
Richt zich op de vraag waarom mensen iets vinden. Open en wat moeilijkere vragen. Onderzoek onder een kleine groep mensen met als doel het beschrijven en begrijpen van situaties, gebeurtenissen en personen: interpreteren in plaats van tellen.
◆
◆
87 procent van de cliënten is tevreden over de genomen beslissing. Gemiddeld geven cliënten een rapportcijfer van 8,6 voor de bereikbaarheid van de organisatie.
De tevredenheid is hoog, omdat de medewerkers altijd vriendelijk zijn, de organisatie bereikbaar is en de cliënten serieus worden genomen.
Als je kwantitatief onderzoek uitvoert, werk je met eenvoudige en veelal gesloten vragen (een keuze uit opgesomde antwoorden die je kunt aankruisen), gebruik je bijvoorbeeld een vragenlijst en werk je met een omvangrijke steekproef. Als je kwalitatief onderzoek uitvoert, werk je met open vragen, mogen de onderwerpen wat moeilijker zijn, werk je met een kleine steekproef (maximaal dertig mensen) en houd je bijvoorbeeld (groeps)interviews.
Voor de liefhebber: software pakketen voor analyses Met behulp van software pakketen zoals Excel (of een vergelijkbare digitaal rekenprogramma) kun je de resultaten van een kwantitatief onderzoek verwerken. Er zijn ook specialistische software pakketten zoals Nudist, Kwalitan en Atlas TI, waarmee kwalitatieve onderzoeken zijn te analyseren.
15
deelnemers
2.3 Hoe komt een cliëntenraad aan deelnemers?
16
Hoe kom je als cliëntenraad aan deelnemers voor een onderzoek, is de belangrijkste vraag wanneer je een onderzoek wilt starten. Adressenbestanden, gewenste anonimiteit en privacy, de mate van medewerking van de betreffende instantie, en de beschikbare tijd bij cliëntenraadsleden spelen daarbij een belangrijke rol. Cliëntenraden (zoals van CWI, UWV, WWB, SVB) of cliëntenorganisaties (zoals FNV, CG-Raad, LVT, LocSZ) kunnen, om de anonimiteit van cliënten te handhaven, niet altijd zelf beschikken over adressen van de achterban. Soms ook zijn cliëntenraden in geringe mate bekend bij de cliënten of bij de achterban of is de medewerking van de betreffende instantie minimaal. Wanneer je hier als cliëntenraad mee te maken hebt, zijn, afhankelijk van de gekozen onderzoeksmethode, een aantal (combinaties van) oplossingen mogelijk. Niet alle mogelijkheden zijn te gebruiken voor elke cliëntenraad of cliëntenorganisatie. We noemen er een aantal: ◆ Cliënten kun je werven door een poster en antwoordkaartjes voor deelname aan onderzoek op 'strategische’ plekken te plaatsen, zoals een wachtruimte, een dagopvang of bij een receptie. ◆ Cliënten kunnen op locatie worden aangesproken voor het direct ter plekke invullen van een vragenlijst of voor een kort interview. Een voorbeeld is het wachtkameronderzoek van FNV. ◆ Cliënten kunnen op locatie worden aangesproken en er kan een afspraak worden gemaakt voor deelname aan een onderzoek op een later tijdstip elders. ◆ Gefrankeerde poststukken (waarin een enquête met uitleg of een verzoek om deelname aan een interview wordt gevraagd) kunnen kant-en-klaar worden aangeleverd bij de betreffende instantie, waarbij zij voor naamstickers en de verzending zorgt. Op deze manier hoeft de cliëntenraad niet over adressen te beschikken. Belangrijk is om het logo van de cliëntenraad op enveloppe en papier te vermelden en een begeleidende brief bij te sluiten. ◆ Een oproep voor deelname aan een onderzoek, bijvoorbeeld door middel van een groepsgesprek, kan geplaatst worden in een informatieblaadje dat instellingen of gemeenten verspreiden onder hun cliënten. ◆ Schriftelijke vragenlijsten kunnen, afhankelijk van het onderzoeksonderwerp en afhankelijk van de bereidheid van de instantie, meegestuurd worden met het maandelijkse ROF’je (rechtmatigheid onderzoeksformulier). Op het ROF’je geven mensen met een bijstandsuitkering of periodieke bijzondere bijstand eventuele wijzigingen in hun persoonlijke situatie aan. Bij het ROF’je kun je ook een uitnodiging met antwoordkaart (laten) meesturen voor bijvoorbeeld groepsgesprekken of individuele interviews. ◆ Informatie over een startend onderzoek kan verspreid worden onder bezoekende cliënten (van bijvoorbeeld een Banendag, bij een dagopvang of een themadag). Vragenlijsten kunnen op die manier ook direct uitgedeeld worden.
◆ Op de website van de LCR en websites van lokale cliëntenraden kan een aankondiging staan van een onderzoek. Contactgegevens voor deelname worden daarbij vermeld. ◆ Cliënten kunnen worden benaderd door een aankondiging in huis-aan-huis-bladen, waarbij zij zelf contact opnemen met een cliëntenraadslid voor deelname aan onderzoek. Een voorbeeld daarvan is de Meldtelefoon. ◆ Cliënten die deelnemen aan een specifieke doelgroepenbijeenkomst, zoals aan een praatochtend, een koffiehonk voor daklozen, een themamiddag vanuit een lidorganisatie aangesloten bij een cliëntenraad (zoals bijvoorbeeld de lidorganisatie aangeboren hartafwijkingen), moedercentra, of ouderenverenigingen, kunnen worden benaderd. ◆ Cliënten kunnen benaderd worden met medewerking van een hulploket, zoals bijvoorbeeld Bureau Sociale Raadslieden.
2.3.1 Een steekproef trekken Als je de mening of het gedrag van een groep in kaart wilt brengen, dan ligt het in eerste instantie voor de hand om je vragen aan elk lid van deze groep voor te leggen. Soms is dat niet mogelijk omdat je niet alle cliënten kent. Zeer veel mensen ondervragen kost bovendien veel tijd en geld, en ook zijn de meeste mensen er niet van gediend om vaak aan onderzoek mee te doen. Deze nadelen kun je verminderen door een steekproef (een deel van de totale groep) te onderzoeken. Op basis van onderzoek bij slechts een deel van de onderzoeksgroep, kun je ook conclusies trekken over de groep als geheel. Dit is echter alleen mogelijk als de steekproef representatief is. Dat wil zeggen dat de steekproef wat betreft belangrijke kenmerken (bijvoorbeeld leeftijd, geslacht) een goede afspiegeling moet vormen van de populatie (de groep als geheel). Dat is een voorwaarde om uitspraken te kunnen doen over deze populatie.
Zelf doen of laten doen? Ondersteuning van een professioneel onafhankelijk bureau kan nodig zijn bij het trekken van een steekproef. De Vereniging voor Beleidsonderzoek heeft onder het kopje ‘beleidsonderzoek leden’ een zoekmachine opgenomen op haar website (www.beleidsonderzoek.nl) met een overzicht van alle aangesloten onderzoeksbureaus met een erkend keurmerk.
A select of select? Afhankelijk van de onderzoeksvraag en de beschikbaarheid van cliëntenraden en -organisaties over een (e-mail)adressenbestand of namenlijst kan een a selecte of selecte steekproef worden getrokken.
17
Een probleem dat zich kan voordoen bij het trekken van een steekproef uit een adressenbestand is dat bestanden zijn verouderd, niet compleet zijn, of administratieve fouten bevatten. Controleer dit eerst wanneer je gebruik gaat maken van zo’n bestand. Er zijn verschillende manieren om een steekproef te trekken, namelijk de a selecte steekproef en de selecte steekproef. ◆ Bij een a selecte steekproef heeft elk persoon in de populatie eenzelfde kans om in de steekproef te worden opgenomen: de steekproef is helemaal willekeurig. Er zijn meerdere vormen van a select steekproeftrekken; we noemen er hier drie: ◆ enkelvoudige a selecte steekproef, ◆ systematische steekproef, ◆ gestratificeerde a selecte steekproef (zie kader ‘voor de liefhebber’). Bij een enkelvoudige a selecte steekproef heeft iedereen (we noemen dat: elk steekproefelement) een bekende en gelijke kans om in de steekproef terecht te komen. Bij een systematische steekproef wordt de hele populatie (dat is de gehele groep) op een bepaald kenmerk (bijvoorbeeld leeftijd) gesorteerd en bijvoorbeeld elke vijfde persoon geselecteerd. Je kunt een a selecte steekproef trekken op verschillende manieren: ◆ Neem in een bestaande (niet-alfabetische) adressenlijst een willekeurig beginpunt, en kies vervolgens bijvoorbeeld elke vijfde persoon. Je telt daarbij (met de hand) telkens door tot aan het einde van de lijst en vervolgt aan het begin van de lijst, net zolang tot je het gewenste aantal cliënten hebt. ◆ Een andere methode is om een digitaal adressenbestand te gebruiken (zie kader ‘voor de liefhebber’). Je kiest vervolgens bijvoorbeeld elke zevende persoon op die lijst met dat speciale kenmerk.
18
Voor de liefhebber: Excel en steekproeftrekken In Excel kun je door middel van de functie
gegevens uit één kolom op een bepaald kenmerk ordenen, bijvoorbeeld vrouwen of bepaalde woonplaatsen. Ga op de kolom staan die je wilt sorteren en klik op en vervolgens op . In Excel kun je ook de functie RAND() gebruiken om een willekeurige (random) steekproef te trekken. Bijvoorbeeld, in de A-kolom staan namen van respondenten. In B1 typ je =RAND (). Deze functie kopieer je vervolgens naar alle B-cellen behorende bij een respondent. In de cellen verschijnen willekeurige cijfers tussen 0 en 1. Selecteer deze kolom, en sorteer onder met de functie <sort> deze cijfers oplopend.
Voor de liefhebber: selecte steekproeven Er bestaan ook selecte steekproeven; daarbij wordt doorgaans op basis van de persoonlijke beoordeling van de onderzoeker bepaald of iemand in de steekproef terechtkomt. Bij een selecte steekproef komen meer methodologische aspecten en randvoorwaarden kijken.
Voor de liefhebber: de gestratificeerde a selecte steekproef Bij een gestratificeerde a selecte steekproef wordt de gehele onderzoekspopulatie in een aantal elkaar uitsluitende deelpopulaties verdeeld (strata). Uit elk van deze strata wordt dan een steekproef getrokken. Bij een gestratificeerde steekproef verdeel je juist de totale populatie eerst in groepen (als hulpmiddel kun je Excel gebruiken, zie daarvoor het kader ‘voor de liefhebber’) Daarna vindt er per groep een a selecte steekproef plaats. Dit betekent dat je bijvoorbeeld eerst een aantal woonplaatsen kiest en dan uit elke woonplaats steekproeven neemt met dezelfde omvang.
19
methodes
2.4 Methodes kwalitatief en kwantitatief onderzoek
20
Er zijn verschillende manieren om kwalitatief of kwantitatief onderzoek uit te voeren. In deze paragraaf worden die methodes die voor achterbanraadpleging te gebruiken zijn genoemd. Soms is het onderscheid niet zo scherp, maar is een combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek denkbaar. In de volgende hoofdstukken worden de methodes uitgebreid uitgelegd.
Kwalitatief ◆ ◆ ◆
Individuele interviews. Groepsinterviews, focusgroepen. Elektronische Vergader Ruimte (EVR).
Kwantitatief ◆ ◆ ◆ ◆ ◆
Vragenlijst: schriftelijk, mondeling, telefonisch. Quickscan. Digitaal onderzoek: via Internet (webenquête) of via e-mail. Panelonderzoek. Benchmark.
hoofdstuk 3
Kwalitatief onderzoek
21
inleiding
3.1 Inleiding Kwalitatief onderzoek richt zich op de vraag waarom mensen iets vinden. Kwalitatief onderzoek is gericht op beschrijven en begrijpen: interpreteren in plaats van tellen. Bij deze onderzoeksvorm wordt gewerkt met een kleine groep mensen (een kleine steekproef) en wat moeilijkere en open vragen (de respondent is vrij om zelf een antwoord op de vraag te verwoorden). Het resultaat is een beschrijving van alle mogelijke invalshoeken van een probleem of vraagstuk. Kwalitatief onderzoek kan heel goed op zichzelf staan, maar wordt ook vaak gebruikt in de voorbereiding van, ter verkenning van kwantitatief onderzoek (wie moeten we welke vragen stellen?) of ter verdieping van kwantitatieve onderzoeksresultaten (waarom vinden bepaalde groepen iets, wat zit daarachter?). Kwalitatieve onderzoeksmethodes die in dit hoofdstuk aan de orde komen zijn: ◆ individuele interviews, ◆ groepsinterviews en focusgroepen, ◆ elektronische vergaderruimte (EVR). Deze termen worden in dit hoofdstuk uitgelegd.
Onderdelen die per onderzoeksmethode aan de orde komen:
n
Wanneer gebruik je deze onderzoeksmethode?
3
Kosten en tijdsinvestering
☺
5 22
Kosten Tijd
Voordelen en nadelen Welke stappen moet je nemen? Zelf doen of laten doen?
individueel
3.2 Individuele interviews Een individueel interview is een gesprek tussen één respondent en één interviewer aan de hand van een checklist met globale aandachtspunten. Je houdt de onderwerpen in de gaten, maar stelt niet steeds korte vragen, zoals bij kwantitatief onderzoek wel gebeurt. Je laat de cliënt vooral vertellen en zorgt er dan wel voor dat alle onderwerpen op je checklist aan de orde zijn geweest. Deze manier van informatie verzamelen is heel direct en intensief. Je kunt interviews face to face (persoonlijk) afnemen (dit verdient de voorkeur), maar ook bijvoorbeeld telefonisch of via een interactief Internetprogramma (bijvoorbeeld MSN messenger).
n
Wanneer gebruik je een individueel interview?
Interviews worden gebruikt als je op zoek bent naar meningen van cliënten, of als je veel informatie nodig hebt, zonder dat je hier percentages aan hoeft te koppelen. Het gaat bij het houden van individuele interviews vooral om beschrijvingen en meningen, niet om cijfers. Het gaat niet om de vraag hoeveel mensen iets vinden, maar waarom mensen iets vinden.
Kosten en tijdsinvestering bij een individueel interview? Kosten
Als je een individueel interview gaat afnemen moet je rekening houden met de volgende kosten : ◆ Bij een face to face interview heb je te maken met reiskosten (van jezelf of van de cliënt). ◆ Ga je telefonisch te werk dan heb je te maken met de kosten van het bellen. De cliënten kunnen de interviewer bellen en vragen of er teruggebeld kan worden zodat de telefoonkosten niet voor de cliënt zijn. ◆ Bij een interview via een interactief Internetprogramma (zoals MSN messenger) hebben zowel de interviewer als de cliënt een computer en een vaste Internetverbinding nodig.
3
Tijd
Voor het afnemen van interviews is de volgende tijdsinvestering nodig. ◆ Het maken van de checklist. Hierin schrijf je kort de belangrijkste vragen of thema's die je wilt bespreken. Anders dan bij een kwantitatieve vragenlijst is het bij een checklist niet de bedoeling om de vragen letterlijk te stellen. Het is meer een geheugensteuntje voor de interviewer.
23
◆ De manier en mogelijkheden van het benaderen van cliënten is sterk afhankelijk van het type cliëntenraad (zoals van CWI, UWV, WWB, SVB) of cliëntenorganisaties (zoals FNV, CG-Raad, LVT, LocSZ). Het is het meest effectief om voordat je het werkelijke interview hebt eerst contact te leggen met de cliënt voor een afspraak. Dit kan per brief, telefonisch of per mail. Je weet dan zeker dat de cliënt tijd vrijmaakt om met jou een interview te houden. ◆ Het houden van individuele interviews is relatief arbeidsintensief. Afhankelijk van het onderwerp ben je met een interview ongeveer één tot anderhalf uur bezig: je stelt vragen, houdt in de gaten of alle vragen van je checklist beantwoord worden en maakt aantekeningen. Daarbij komt nog de reistijd als je de interviews face to face afneemt. ◆ Na het interviewen moet je de interviews uitwerken. Meestal is het niet nodig om dit letterlijk te doen, maar volstaat een globale uitwerking. Het kost de minste tijd als je de interviews vrij snel na het gesprek uitwerkt. Dan zit de meeste informatie van het gesprek nog in je hoofd. ◆ Het uitgewerkte interview kun je vervolgens voorleggen aan de cliënt.
Voor de liefhebber: MSN-gesprekken opslaan in een geschiedenisbestand Bij het interviewen via een interactief Internetprogramma zoals MSN messenger kun je gesprekken opslaan in een zogenaamd ‘geschiedenisbestand’. Klik daarvoor op , en vink onder de optie aan. Vraag hiervoor wel toestemming aan de cliënt.
◆ Nadat je alle individuele interviews hebt afgerond, ga je de resultaten analyseren. Het analyseren van kwalitatieve gegevens vergt meer tijd dan het analyseren van kwantitatieve gegevens. Bij kwalitatief onderzoek maak je op basis van de uitgewerkte interviews en analyse een overzichtstabel, waarin je per thema de antwoorden van geïnterviewde cliënten noteert. Hiervoor zijn ook software pakketen als Nudist, Kwalitan en Atlas TI beschikbaar. Op basis van de analyses schrijf je je rapportage.
24
☺ Voordelen en nadelen van een individueel interview? De voordelen van individuele interviews zijn: ◆ het levert veel achtergrondinformatie op, ◆ wanneer er direct contact bestaat (met name bij face to face (persoonlijke) interviews) levert het interview ook non-verbale informatie op. Niet alleen wat de cliënt feitelijk zegt, maar ook juist wat hij niet zegt is interessant. Deze non-verbale informatie (zoals houding, stemgebruik en gebaren) kan meegenomen worden in het onderzoek. Een voorbeeld hiervan wordt weergegeven in figuur 3.1,
Figuur 3.1: voorbeeld van non-verbale informatie. Dezelfde vraag wordt gesteld aan dezelfde cliënt, maar eerst kwantitatief en vervolgens kwalitatief. Bent u het eens met de volgende stelling: mensen die naast hun uitkering wat geld bijverdienen zouden harder moeten worden aangepakt. Kwantitatief Ja Nee
■ ■
Kwalitatief "Maar u weet niet hoe het is om van zo weinig geld rond te komen. Het is niet altijd genoeg. En je gunt je kinderen toch ook wat? Ik vind het fijn als ze ook naar de zwemles kunnen en op kamp met de rest van de klas." Mevrouw wordt emotioneel en begint nerveus aan haar trui te friemelen. " Wat ik je probeer te zeggen, is dat ik eigenlijk vind dat zwart werken niet hoort. Maar met die dertig euro die ik verdien in een ochtend schoonmaken, kunnen we wel net wat extra dingen doen voor de kinderen. Van mijn uitkering kan ik een boterham altijd wel betalen, maar iedereen wil toch ook wel eens een keer vlees op z’n brood?"
◆ er is persoonlijk contact met de cliënt; het is makkelijker de cliënt later nogmaals te raadplegen, ◆ er is geen beperking van gesloten vragen. Omdat er direct contact is en omdat er bij kwalitatief onderzoek meestal gebruik wordt gemaakt van weinig structuur en open vragen (vragen waarbij je de cliënt zoveel mogelijk zijn eigen verhaal laat vertellen) vindt er veel interactie plaats. Bij kwantitatief vragenlijstonderzoek
25
is er vaak maar beperkt ruimte voor de individuele ervaring van de cliënt, terwijl dit juist de kern is van kwalitatief onderzoek. De interviewer is vrij om te reageren op de woorden van de cliënt en andersom. Zo ontstaat er een interactief gesprek, ◆ je kunt het ook hebben over moeilijkere onderwerpen en als interviewer kun je doorvragen op zaken die je niet begrijpt. Het is ook mogelijk om wat gevoeliger onderwerpen te behandelen. De onderzoeker heeft direct contact met de cliënt en kan het onderwerp voorzichtig introduceren en peilen of de cliënt over dit onderwerp wil of kan praten. Een vraag over inkomen die gesteld wordt op papier kan erg direct overkomen, terwijl als je dit inleidt het misschien geen probleem voor de cliënt hoeft te zijn. Zie het voorbeeld in figuur 3.1.
De nadelen van individuele interviews zijn: ◆ de relatief grote tijdsinvestering, zeker vergeleken met groepsinterviews of het uitzetten van een schriftelijke vragenlijst onder veel cliënten. Het onderzoek is erg arbeidsintensief. Je moet afspraken maken met cliënten en zelf de interviews afnemen. Afhankelijk van het onderwerp ben je met alleen het interview gemiddeld een uur tot anderhalf uur bezig. Vooraf moet je het interview nog voorbereiden en achteraf uitwerken en heb je meestal nog wat reistijd, ◆ het is lastig een representatief beeld te krijgen wanneer je een kleine groep mensen interviewt. Representatief wil zeggen dat de resultaten uit het onderzoek ook gelden voor de personen die niet in de steekproef zaten, maar wel in de populatie. Een voorbeeld: de totale populatie bestaat uit vijfhonderd cliënten; hieruit wordt een steekproef van vijftig getrokken. Als je een representatieve steekproef hebt, mag je wat je hebt gevonden bij je steekproef ook gebruiken voor het totale aantal cliënten. Dus als negentig procent van de steekproef tevreden is over de klachtenafhandeling door medewerkers (dit zijn feitelijk maar vijfenveertig personen), mag je ook zeggen dat negentig procent van alle leden tevreden is over de klachtenafhandeling. Dit kan natuurlijk niet als je maar een kleine steekproef hebt, wat veelal het geval is bij individuele interviews, ◆ privacy kan een ander nadeel zijn: je hebt telefoon, e-mail of adresgegevens nodig om een interview te kunnen afnemen en bovendien zie en/of spreek je de geïnterviewde persoon, ◆ de interviewer kan de cliënt bewust of onbewust beïnvloeden. Het gesprek is vaak open en weinig gestructureerd en het risico bestaat dat de interviewer de cliënt stuurt bijvoorbeeld door voorbeelden te geven. Dit kan de cliënt op ideeën brengen waar hij uit zichzelf niet op gekomen was. Hier speelt ook mee dat het van belang is wie de interviewer is en of er een relatie is met de betreffende instantie. Geeft de cliënt eerlijk of ‘gewenst’ antwoord. Heeft het meedoen aan het onderzoek eventuele negatieve (of positieve) gevolgen?
26
5
Welke stappen moet je nemen bij een individueel interview?
Stap 1 Formuleer je onderzoeksvraag. Waarom voer je het onderzoek uit en wat moet het onderzoek opleveren? Zie voor het opstellen van de probleemstelling en de centrale vraagstelling ook paragraaf 1.3.
Stap 2 Maak een checklist. Bedenk voor jezelf welke thema's van belang zijn in het gesprek met de cliënt. Over welke informatie wil je beschikken wanneer je het gesprek hebt afgerond? Een checklist wordt meestal puntsgewijs opgesteld, alleen de globale thema's worden benoemd.
Stap 3 Bepaal je respondenten (de cliënten waarmee je een individueel interview wilt). Het kan zijn dat je cliënten bepaalt aan de hand van een willekeurige steekproef (voor informatie hierover zie paragraaf 2.3). Dan worden de cliënten willekeurig geselecteerd. Meestal is het echter zo dat je specifieke cliënten, sleutelfiguren, wilt hebben. Je wilt bijvoorbeeld alleen praten met mensen die een bepaalde ervaring hebben, of die in een bepaalde functie zitten. Zorg ervoor dat je niet teveel cliënten in je onderzoek betrekt. Bij meer dan dertig interviews is de verwerking zo complex, dat het zonder professionele hulp bijna niet te doen is.
Stap 4 Maak een afspraak met de cliënten. Dit zorgt ervoor dat de cliënten op het afgesproken tijdstip ook daadwerkelijk tijd inplannen om met jou te praten. Let daarbij op de keuze van de ontmoetingsplek: bij een vertrouwelijk gespreksonderwerp is afspreken in een volle publieke ruimte niet verstandig. Bovendien dien je rekening te houden met eventuele reistijd en de vergoeding voor reiskosten. Je kunt cliënten telefonisch benaderen voor het maken van afspraken, maar dit kan ook per brief of per e-mail. Zorg ervoor dat je de cliënten uitlegt wat het doel is van het onderzoek en waarom je juist met deze cliënt een gesprek wilt hebben.
Stap 5 Het interviewen. ◆ De entree Maak contact met de cliënt. Zorg dat je vertrouwen wekt. Dit kun je doen, in het geval van face to face interviews, door een open houding aan te nemen. Ben vriendelijk en besef dat je te gast bent bij de cliënt. Zorg dat er helderheid is over de verwachtingen over en weer. Het moet duidelijk zijn wie jij bent, wat je hier komt doen
27
en wat de cliënt hiervan mag verwachten. Als je gebruik maakt van pen en papier om wat trefwoorden op te schrijven of aantekeningen te maken tijdens het gesprek, let er dan op dat je op een gemakkelijke plaats zit. Je kunt er ook voor kiezen om gebruik te maken van opnameapparatuur. Vraag toestemming van de cliënt als je gebruikmaakt van dergelijke apparatuur. Zorg ervoor dat je bekend bent met het apparaat, zodat je het vlekkeloos aan kunt sluiten als je bij de cliënt bent. Hetzelfde geldt voor het gebruik van MSN messenger: zorg dat je bekend bent met dit programma en de mogelijkheid om een gesprek in een geschiedenisbestand op te slaan. ◆ Inleiding Vertel even kort de bedoeling van het onderzoek en de bedoeling van het gesprek. Meestal is het zo dat je de cliënt alle vrijheid gunt. Dit wil zeggen dat er geen goede of slechte antwoorden zijn. Als je de gesprekken anoniem verwerkt, meldt dit dan aan de cliënt. Met anoniem verwerken wordt bedoeld dat in het uiteindelijke eindrapport niet te herleiden is welke cliënt wat gezegd heeft. ◆ Het gesprek Het is van belang dat je als interviewer de thema's op de checklist uit je hoofd kent. Op deze manier kun je eenvoudig inschatten welke thema's er in het gesprek al aan de orde zijn geweest en welke thema's nog moeten volgen. Zorg dat je vragen formuleert in je eigen woorden. De volgorde van de vragen is in interviews doorgaans flexibel: aan het einde van het interview moeten alle thema's aan de orde zijn geweest, maar in welke volgorde maakt niet uit. Als je vragen stelt, let er dan op dat dit open vragen zijn. Open vragen zijn vragen die beginnen met wie, wat, waar, waarom, wanneer of hoe. Je kunt de cliënt zowel verbaal als non-verbaal stimuleren om zijn verhaal te vertellen. Met verbaal stimuleren wordt bedoeld dat je kunt doorvragen op een bepaald thema, dat je informatie van de cliënt herhaalt in je eigen woorden en dat je samenvat wat de cliënt heeft gezegd. Op deze manier weet de cliënt dat je actief aan het luisteren bent en kun jij zelf controleren of je de belangrijkste dingen uit het verhaal van de cliënt hebt geplukt. Je kunt iemand, bij face to face of telefonische interviews, verbaal stimuleren door bijvoorbeeld te zwijgen, door een open en aandachtige houding aan te nemen en door te ‘hummen’ (door middel van kleine geluidjes laten merken dat je luistert, doorgaans een ‘mm’-geluid). Let op: het is van belang dat de interviewer de doelgroep (bijvoorbeeld gehandicapten, verslaafden, uitkeringsgerechtigden) kent: degene die de vragen stelt, moet bekend zijn met de onderzoeksmaterie, met jargon en afkortingen. ◆ De afsluiting Sluit het gesprek af met de mededeling dat jij verder geen vragen meer hebt en met de vraag of de cliënt verder nog iets mee willen geven. Je kunt de cliënt aanbieden het resultaat van het interview ter goedkeuring, bijvoorbeeld via e-mail, voor te leggen. Bedank de cliënten voor het gesprek en geef aan wat er gaat gebeuren met de resultaten. Krijgen de cliënten bijvoorbeeld het interviewverslag te lezen? Volgt er nog een presentatie en wanneer?
28
Stap 6 Verwerk de gegevens. Werk je interviews bij voorkeur kort na het gesprek uit. De meeste informatie zit dan nog in je hoofd.
Stap 7 Analyseer de gegevens. Geef in een tabel per thema aan wat de antwoorden van alle geïnterviewde cliënten zijn. Groepeer dezelfde antwoorden en bekijk waar accenten liggen.
Voor de liefhebber: kwalitatieve onderzoeken analyseren Er zijn ook software pakketten zoals Nudist, Kwalitan, of Atlas TI, waarmee kwalitatieve onderzoeken zijn te analyseren.
Stap 8 Schrijf je rapportage. Een rapport wordt meestal ingedeeld als volgt: ◆ Eerst beschrijf je de probleemstelling en centrale vraagstelling (zie daarvoor paragraaf 1.3) aan de hand van achtergrondinformatie (wat is het probleem, wat wil je weten, wat is er al gebeurd en wat nog niet), ◆ Daarna benoem je de onderzoeksmethode die je hebt gekozen, ◆ Beschrijf je steekproef (hoe groot is deze, hoe is de samenstelling, hoe zijn cliënten benaderd). Geef ook aan hoe hoog de respons was, ◆ Geef vervolgens een overzicht van de resultaten en zorg ervoor dat in de rapportage zeker de centrale vraagstelling wordt beantwoord. Ter verduidelijking neem je een overzichtelijke tabel op, ◆ Sluit af met een conclusie en aanbevelingen. Je verwijst daarbij naar het probleem, de centrale vraagstelling en de bevindingen die je koppelt aan je conclusie. Let op: soms is het mogelijk om cliënten te herleiden vanwege functie of vanwege andere karakteristieke kenmerken. Dit kan de anonimiteit bedreigen. Ben je hiervan bewust als je de eindrapportage schrijft.
29
Zelf doen of laten doen?
Voor het houden van individuele interviews is een aantal zaken van belang. De interviewer moet de respondent zo min mogelijk beïnvloeden en zo vrij mogelijk zijn verhaal laten vertellen. Ook is het van belang de onafhankelijkheid te benadrukken: de respondent moet het vertrouwen hebben dat het onderzoek geen consequenties heeft. De interviewer moet er ook voor zorgen dat alle onderwerpen van zijn checklist behandeld worden. Om dit voor elkaar te krijgen is het van groot belang dat je als interviewer oplettend luistert en de thema's van de checklist goed in je hoofd hebt zitten. Op deze manier kun je bepalen of een uitweiding van een cliënt van belang is, of dat het beter is dat je de cliënt richting een ander thema stuurt. Wanneer je interviewt via een interactief Internetprogramma zoals MSN messenger is het belangrijk dat je het programma beheerst en redelijk snel kunt typen. Verder is het van belang dat je de kwalitatieve informatie op een goede manier kunt analyseren. Kennis van analyseprogramma’s (zoals Excel of Nudist, Kwalitan, Atlas TI) is niet direct nodig.
30
3.3 Groepsinterviews, focusgroepen
groepen
Groepsgesprekken zijn bijeenkomsten met verschillende cliënten gelijkertijd onder leiding van een gespreksleider. Een groepsgesprek wordt gevoerd in kleine groepen. Groepsgesprekken zijn geschikt om binnen relatief korte tijd te achterhalen welke meningen en opvattingen er binnen bepaalde groepen bestaan over een probleem, vraagstuk of ter verdieping bij kwantitatieve resultaten. Je interviewt aan de hand van een checklist met globale aandachtspunten. De cliënten laat je vooral vertellen en je zorgt ervoor dat alle onderwerpen op je checklist aan de orde komen. Er bestaan verschillende soorten groepsgesprekken. We beschrijven hier: ◆ groepsinterviews ◆ focusgroepen. Een groepsinterview is een bijeenkomst die bestaat uit een gestructureerde discussie die plaatsvindt tussen meerdere cliënten, minimaal vijf en maximaal twaalf, over vooraf bepaalde onderwerpen. Een onderzoeker stelt als gespreksleider vragen over verschillende onderwerpen; cliënten geven hun mening of vertellen hun persoonlijke verhaal ten aanzien van zo’n onderwerp. Bij een groepsinterview weet je op welke vragen je een antwoord wilt hebben. De onderzoeker stuurt het gesprek, zorgt ervoor dat alle onderwerpen besproken worden en dat er niet te veel wordt afgeweken van de vooraf opgestelde thema’s. Focusgroepen zijn ook groepsgesprekken waarin met kleine groepen, minimaal vijf en maximaal twaalf personen, om een tafel wordt gesproken. Echter, anders dan bij groepsinterviews staat de groepsinteractie centraal. In een focusgroep reikt de onderzoeker onderwerpen aan, iedereen reageert op ideeën en onderwerpen die hun worden gepresenteerd en de data-inzameling gebeurt via de observatie van de groepsinteractie die daarop volgt. Een focusgroep is dus een onderzoekstechniek waarmee, door groepsinteractie, gegevens verzameld worden over een bepaald thema. In een focusgroep wordt vooral veel informatie (vaak in de eerste bijeenkomst) en mogelijke oplossingen (vaak in de tweede bijeenkomst) verkregen omdat de deelnemers sterk op elkaars meningen reageren; het is een groepsproces.
31
n
Wanneer gebruik je een groepsinterview of een focusgroep?
Sociaal gevoelige onderwerpen lenen zich door de sociale context juist niet voor een groepsgesprek. Groepsgesprekken zijn vooral geschikt voor onderzoek waarbij opinies, associaties, belevingen en barrières onder de doelgroep worden achterhaald. Deze methode is ideaal om snel een idee te krijgen van de mening van de cliënten over bepaalde ideeën. Een groepsinterview is gestructureerder dan een focusgroep: bij een groepsinterview weet je op welke vragen je een antwoord wilt hebben.
Kosten en tijdsinvestering van een groepsinterview of een focusgroep? Kosten
Als je een groepsgesprek gaat uitzetten moet je rekening houden met de volgende kosten : ◆ Kosten voor een uitnodiging per brief, per telefoon of per e-mail. ◆ Zaalhuur, waarbij rekening wordt gehouden met voldoende ruimte voor een maximaal aantal personen om ongestoord te kunnen praten. ◆ Kosten voor koffie en thee.
3
Tijd
Voor het organiseren van een groepsinterview is de volgende tijdsinvestering nodig: ◆ Het vaststellen van een ‘missie’, een gespreksthema. Je moet goed nadenken over wat je eigenlijk wilt weten. ◆ Het maken van de checklist. Hierin schrijf je kort de belangrijkste vragen of thema's op die je wilt bespreken. Bij een checklist is het niet de bedoeling om de vragen letterlijk te stellen. Het is meer een geheugensteuntje voor de onderzoeker. ◆ Het selecteren van de deelnemers. Welke cliënten worden uitgenodigd? Het uitnodigen kan per e-mail, post of telefonisch gebeuren. Vooraf bespreek je met een contactpersoon of iemand die de cliënten goed kent , hoe de samenstelling van de groep is. ◆ Het reserveren van een zaal en benodigde materialen, zoals een whiteboard of flip-over en pen, koffie en thee. ◆ Het vaststellen van een ‘draaiboek’, een agenda. ◆ Het houden van een groepsinterview is relatief arbeidsintensief. Afhankelijk van het onderwerp ben je als gespreksleider per interview ongeveer één tot anderhalf uur bezig. Belangrijk is te benoemen dat cliënten
32
bereid zijn naar elkaars mening te luisteren en het niet eens hoeven te worden: ieders mening telt. Je stelt vragen, zorgt ervoor dat al je vragen op je checklist beantwoord worden en maakt aantekeningen. Daarbij komt nog de reistijd. ◆ Het uitwerken en analyseren van de gegevens. Als tijdens de groepsgesprekken aantekeningen worden gemaakt, moeten die nog worden uitgewerkt. Tijdens de gesprekken kan, naast de onderzoeker, ook een notulist aantekeningen maken. Hoeveel tijd voor de uitwerking en analyse nodig is, is afhankelijk van de complexiteit van de besproken onderwerpen. Bij kwalitatief onderzoek maak je op basis van de uitgewerkte interviews en analyse een tabel. Op basis van deze tabel schrijf je je rapportage. Voor het organiseren van een focusgroep is de volgende tijdsinvestering nodig: ◆ Het vaststellen van een ‘missie’, een gesprekthema. Ook al reageren in een focusgroep de cliënten sterk op elkaar en is het gesprek niet gestructureerd zoals bij een groepsinterview, toch moet je goed nadenken over wat je eigenlijk wilt weten. ◆ Het trekken van een steekproef. Welke cliënten worden uitgenodigd? Het uitnodigen kan per e-mail, post of telefonisch gebeuren. Vooraf bespreek je met een contactpersoon of iemand die de deelnemers kent de samenstelling van de groep. ◆ Het reserveren van een zaal en benodigde materialen. ◆ Het toesturen aan alle cliënten van een inputdocument met informatie over het gespreksonderwerp, het doel van de focusgroep en wat er met de resultaten gebeurt. ◆ Het vaststellen van een ‘draaiboek’, een agenda. ◆ Het organiseren van een focusgroep is relatief arbeidsintensief. Afhankelijk van het onderwerp ben je per bijeenkomst (en er vinden er meestal twee plaats) ongeveer twee uur bezig: je reikt ideeën en ontwerpen aan, cliënten reageren daarop en de data-inzameling gebeurt via de observatie van de groepsinteractie die daarop volgt. Daarbij komt nog de reistijd. ◆ Het uitwerken en analyseren van de gegevens. Als tijdens de focusgroepbijeenkomst aantekeningen worden gemaakt, moeten die nog worden uitgewerkt. Tijdens de gesprekken kan, naast de onderzoeker, ook een notulist aantekeningen maken. Hoeveel tijd voor de uitwerking en analyse nodig is, is afhankelijk van de complexiteit van de besproken onderwerpen. Vindt na de eerste focusgroep (gericht op krijgen van brede informatie) een tweede focusbijeenkomst plaats (gericht op oplossingen), dan dien je na de eerste bijeenkomst de belangrijkste informatie te ordenen. Bij kwalitatief onderzoek maak je op basis van de uitgewerkte interviews en analyse een overzichtstabel. Op basis van deze tabel schrijf je je rapportage.
33
☺ Voordelen en nadelen van een groepsinterview of een focusgroep? Voordelen van groepsgesprekken zijn: ◆ cliënten kunnen, anders dan bij schriftelijke enquêtes, vrijuit spreken zonder de restricties van gesloten vragen en je kunt doorvragen wanneer iets onduidelijk is, ◆ de groep kan op elkaar reageren en elkaar stimuleren, waardoor nieuwe ideeën snel kunnen ontstaan, ◆ binnen een korte tijd en op een goedkope manier kun je veel informatie krijgen, ◆ personen die minder geletterd zijn kunnen ook deelnemen, ◆ door de grootte van de groep, anders dan bij een individueel gesprek, kunnen de groepsgesprekken ook gevolgd worden door observatoren: zij mengen zich niet in het gesprek, maar evalueren later het groepsproces. Nadelen van groepsgesprekken zijn: ◆ groepsdruk kan leiden tot sociaal wenselijke antwoorden, ◆ door de sociale context zijn groepsgesprekken minder geschikt voor gevoelige onderwerpen.
5
Welke stappen moet je nemen bij een groepsinterview of een focusgroep?
Stap 1 Formuleer je onderzoeksvraag. Waarom voer je het onderzoek uit en wat moet het onderzoek opleveren? Zie voor de formulering van je probleemstellingen centrale vraagstelling ook paragraaf 1.3.
Stap 2 Maak een checklist. Bedenk voor je zelf welke thema's van belang zijn in groepsgesprekken. Als je het gesprek hebt afgerond, over welke informatie wil je dan beschikken? Een checklist wordt meestal puntsgewijs opgesteld, de globale thema's worden benoemd.
Stap 3 Bepaal je deelnemers. Voor een groepsgesprek bepaal je de deelnemers meestal niet willekeurig maar op basis van specifieke kenmerken, zoals cliënten die een bepaalde ervaring hebben of die in een bepaalde functie zitten. Vooraf overleg je met een contactpersoon die de cliënten goed kent, over wie aan de groepsgesprekken deel kunnen nemen. Zorg voor minimaal vijf en maximaal twaalf personen anders kun je als onderzoeker het proces nauwelijks nog begeleiden.
34
Stap 4 Maak een afspraak met de cliënten. Dit zorgt ervoor dat cliënten op het afgesproken tijdstip ook daadwerkelijk tijd inplannen om met jou te praten. Je kunt cliënten telefonisch, per brief of per mail benaderen voor het maken van een afspraak. Hoe je cliënten benaderd is sterk afhankelijk van het type cliëntenraad. Geef een korte uitleg aan de cliënt waarin je het doel uitlegt, de vergoeding bespreekt voor eventuele reiskosten en aangeeft waarom je juist met deze cliënt een groepsgesprek wilt hebben. Let op: leg ook de onderzoeksmethode kort uit; het maakt voor cliënten verschil of ze deelnemen aan een focusgroep of een groepsinterview.
Stap 5 Voer het groepsgesprek ◆ De entree Zorg dat je vertrouwen wekt bij de cliënten. Dit kun je doen door een open houding aan te nemen. Zorg dat er helderheid is over de verwachtingen over en weer. Het moet duidelijk zijn wie jij bent, wat je hier komt doen en wat de deelnemers van de bijeenkomst mogen verwachten. Zorg ervoor dat je op een strategische plek aan tafel zit (bij voorkeur aan het hoofd). Is er een notulist aanwezig, stel deze dan voor. ◆ Inleiding Vertel kort de bedoeling van het onderzoek en het waarom van een groepsgesprek. Meestal is het zo dat je de cliënten alle vrijheid gunt. Dit wil zeggen dat er geen goede of slechte antwoorden zijn. Als je de gesprekken anoniem verwerkt, meldt dit dan aan de cliënten. Met anoniem verwerken wordt bedoeld dat in het uiteindelijke eindrapport niet te herleiden is welke cliënt wat gezegd heeft. ◆ Het gesprek Zorg dat je vragen formuleert in je eigen woorden. Let op dat aan het einde van het groepsgesprek alle thema's aan de orde zijn geweest. Als je vragen stelt, let er dan op dat dit open vragen zijn. Stimuleer de deelnemers zowel verbaal als non-verbaal om hun verhaal te vertellen. Bij een groepsinterview is het gesprek wat gestructureerder: alle thema’s dienen besproken te worden. Bij een focusgroep staat vooral de groepsinteractie centraal. Let op: het is van belang dat de interviewer de doelgroep (bijvoorbeeld gehandicapten, verslaafden, uitkeringsgerechtigden) kent: degene die de vragen stelt, moet bekend zijn met de onderzoeksmaterie, met jargon en afkortingen. ◆ De afsluiting Sluit het gesprek af met de mededeling dat jij verder geen vragen meer hebt en met de vraag of de cliënten verder nog iets mee willen geven. Je kunt de cliënten aanbieden het resultaat van het groepsgesprek ter goedkeuring, bijvoorbeeld via e-mail, voor te leggen. Bedank de cliënten voor het gesprek en geef aan wat
35
er gaat gebeuren met de resultaten. Krijgen de cliënten bijvoorbeeld het gespreksverslag te lezen? Wanneer is (bij een focusgroep) het tweede groepsgesprek, waarin vooral naar oplossingen gezocht wordt? Krijgen de cliënten ook automatisch een eindrapportage?
Stap 6 Verwerk de gegevens. Werk de gesprekken bij voorkeur kort na de groepsbijeenkomst uit. De meeste informatie zit dan nog in je hoofd.
Stap 7 Analyseer de gegevens. Geef in een tabel per thema aan wat de antwoorden van alle geïnterviewde cliënten zijn. Groepeer dezelfde antwoorden en bekijk waar accenten liggen. Stel vast (bij een focusgroep) wat de belangrijkste thema’s zijn waarbij in het vervolggesprek naar oplossingen gezocht wordt.
Voor de liefhebber: kwalitatieve onderzoeken analyseren Er zijn ook software pakketten zoals Nudist, Kwalitan, of Atlas TI, waarmee kwalitatieve onderzoeken zijn te analyseren.
Stap 8 Schrijf een compacte rapportage. Een rapport wordt meestal als volgt ingedeeld: ◆ Eerst beschrijf je de probleemstelling en centrale vraagstelling (zie daarvoor paragraaf 1.3) aan de hand van achtergrondinformatie (wat is het probleem, wat wil je weten, wat is er al gebeurd en wat nog niet), ◆ Daarna benoem je de onderzoeksmethode die je hebt gekozen, ◆ Beschrijf kort je steekproef (hoe groot is deze, hoe is de samenstelling, hoe zijn cliënten benaderd). Geef ook aan hoe hoog de respons was, ◆ Geef vervolgens een compact overzicht van de resultaten en zorg ervoor dat in de rapportage zeker de centrale vraagstelling wordt beantwoord. Ter verduidelijking neem je een overzichtelijke tabel op, ◆ Sluit af met een conclusie en aanbevelingen. Je verwijst daarbij naar het probleem, de centrale vraagstelling en de bevindingen die je koppelt aan je conclusie. Let op: soms is het mogelijk om cliënten te herleiden vanwege functie of vanwege andere karakteristieke kenmerken. Dit kan de anonimiteit bedreigen. Ben je hiervan bewust als je de eindrapportage schrijft.
36
Zelf doen of laten doen?
Voor het leiden van een groepsgesprek is een gespreksleider nodig. Wil de discussie met de gehele groep mogelijk zijn, dan is het nodig dat het aantal deelnemers aan het groepsgesprek minimaal vijf en maximaal twaalf personen is. De gespreksleider is bij grotere groepen anders nauwelijks in staat het proces goed te leiden, en aan de voorwaarde te voldoen dat iedereen voldoende aan het woord komt. Bij een focusgroep is bovendien inzicht in groepsprocessen een vereiste.
37
elektronisch
3.4 Elektronische Vergader Ruimte (EVR)
38
Tijdens een EVR vindt – net zoals bij groepsinterviews en focusgroepen (paragraaf 3.3) een ‘gesprek’ in een groep plaats. Een EVR bestaat uit een vergaderruimte met daarin een aantal centraal aangestuurde computers, een printer en een beamer (projector) met projectiescherm. Iedere respondent (minimaal vijf en maximaal twintig is wenselijk) zit achter een computer en kan via deze computer zijn mening geven over een aantal onderwerpen. De deelnemers zijn gelijktijdig en anoniem ‘aan het woord’. Vooraf wordt een elektronische agenda (met vragen, standpunten en stellingen) geprogrammeerd die aangesloten is op een lokaal netwerk. Het systeem biedt de mogelijkheid om op locatie in een tijdsbestek van enkele uren effectieve vergadertijd, de mening van alle betrokkenen (i.p.v. veelal dezelfde personen die hun mening geven) elektronisch in kaart te brengen. Dit kan op een manier waarbij de deelnemers niet van elkaar weten wie welk standpunt inneemt en wie welk commentaar geeft. Via de beamer kun je de resultaten direct visualiseren, zodat tijdens de sessie nog een discussie mogelijk is. Na afloop van de sessie zijn de resultaten meteen ook elektronisch beschikbaar.
n
Wanneer gebruik je een EVR?
Sociaal gevoelige onderwerpen lenen zich door de sociale context meestal niet voor een groepsgesprek. Omdat bij een EVR de antwoorden anoniem kunnen worden ingegeven op een computer, kunnen ook gevoelige onderwerpen worden ‘besproken’. Deze methode is ideaal om snel een idee te krijgen van de mening van een groep cliënten over bepaalde onderwerpen.
Kosten en tijdsinvestering bij een EVR? Kosten
Als je een EVR organiseert moet je rekening houden met de volgende kosten: ◆ Kosten voor een uitnodiging per brief, per telefoon of per e-mail. ◆ Zaalhuur, waarbij rekening wordt gehouden met voldoende ruimte voor een maximaal aantal personen om ongestoord te kunnen ‘spreken’.
◆ Kosten voor moderne informatietechnologie-omgeving (zoals computers, een printer, een netwerkverbinding, een beamer en een projectiescherm) en software. Het huren van deze apparatuur is prijzig, maar veelal goedkoper dan de aanschaf ervan. ◆ Een technische ondersteuner.
3
Tijd
Voor het organiseren van een EVR is de volgende tijdsinvestering nodig: ◆ Het vaststellen van een ‘missie’, een gespreksthema. Je moet goed nadenken over wat je eigenlijk wilt weten. ◆ Het selecteren van deelnemers. Welke cliënten worden uitgenodigd? Het uitnodigen kan per e-mail, post of telefonisch gebeuren. ◆ Het samenstellen van een voorgeprogrammeerde elektronische agenda (met vragen, standpunten en stellingen) op iedere computer. ◆ Het reserveren van een zaal en benodigde moderne informatietechnologie-omgeving, zoals hardware (computers, een printer, een netwerkverbinding, een beamer en een projectiescherm) en software. ◆ Afhankelijk van het onderwerp ben je per ‘groepsgesprek’ ongeveer een middag bezig: je begeleidt als onderzoeker het proces, deelnemers reageren anoniem en allemaal gelijktijdig op de onderwerpen die hen digitaal worden gepresenteerd. Vervolgens kan direct een discussie over de resultaten plaatsvinden. Daarbij komt nog de reistijd. ◆ Het uitwerken en analyseren van de gegevens. Tijdens de EVR zijn alle computers door middel van een lokaal netwerk met elkaar verbonden. Antwoorden, meningen en stemmen zijn daarom direct voor discussie bruikbaar. De resultaten en ideeën van deelnemers kunnen ook meteen, met behulp van de ingehuurde specialistische software, grafisch worden weergegeven, geordend en geanalyseerd. Op basis van deze gegevens en op basis van de daarna eventueel gevoerde discussie kan later een rapportage worden gemaakt.
☺ Voordelen en nadelen van een EVR? Voordelen van een EVR zijn: ◆ cliënten kunnen allen tegelijkertijd en anoniem deelnemen: groepsdruk, die kan leiden tot sociaal wenselijke antwoorden, is daardoor nagenoeg afwezig, ◆ door het anoniem ingeven van antwoorden zijn ook sociaal gevoelige onderwerpen ‘bespreekbaar’, ◆ iedereen komt aan het ‘woord’.
39
Een nadeel van een EVR is: ◆ technische en software kennis is nodig, ◆ inhuur van apparatuur is nodig: dit is prijzig.
5
Welke stappen moet je nemen bij een EVR?
Stap 1 Formuleer je onderzoeksvraag. Waarom voer je het onderzoek uit en wat moet het onderzoek opleveren? Zie voor de formulering van je probleemstellingen centrale vraagstelling ook paragraaf 1.3.
Stap 2 Bedenk voor jezelf welke thema's van belang zijn in het ‘groepsgesprek’ met de cliënten. Stel op basis daarvan een voorgeprogrammeerde elektronische agenda (met vragen, standpunten en stellingen) samen op iedere computer.
Stap 3 Selecteer je deelnemers. Het kan zijn dat je dit doet aan de hand van een willekeurige steekproef (voor informatie hierover zie paragraaf 2.3), maar meer voor de hand ligt dat je cliënten met bepaalde kennis of een specifieke functie uitnodigt. Zorg voor minimaal vijf en maximaal twintig personen anders kun je als onderzoeker het proces, met name bij een eventueel groepsgesprek na de EVR-sessie, nauwelijks nog begeleiden.
Stap 4 Maak een afspraak met de cliënten. Dit zorgt ervoor dat de cliënten op het afgesproken tijdstip ook daadwerkelijk tijd inplannen om op locatie te zijn. Je kunt cliënten telefonisch, per brief of per mail benaderen voor het maken van een afspraak. Geef een korte uitleg waarin je het doel uitlegt, de vergoeding van eventuele reiskosten bespreekt en aangeeft waarom je juist met deze cliënt een ‘groepgesprek’ wilt hebben. Het is belangrijk om ook de methode EVR uit te leggen.
Stap 5 Start de EVR. ◆ Zorg voordat je start dat de bedoeling van de EVR helder is. Het moet duidelijk zijn wie jij bent, wat je doel is en wat de deelnemers van de bijeenkomst mogen verwachten,
40
◆ Geef een korte uitleg over het gebruik van de computer. Zorg ervoor dat je bekend bent met de hard- en software of zorg dat er technische ondersteuning is, zodat je een en ander vlekkeloos kunt starten, ◆ Ken de volgorde van de voorgeprogrammeerde agenda. Zo kun je inspringen op eventuele vragen. ◆ Vertel de cliënten dat de gegeven antwoorden anoniem zijn: er valt niet te achterhalen wie welk antwoord heeft gegeven, ook niet in het uiteindelijke eindrapport. ◆ Sluit het EVR af met de mededeling dat er verder geen digitale vragen zijn en met de vraag of de cliënten nog iets mee willen geven. Bij een EVR kun je cliënten direct een overzichtje met resultaten mee geven. ◆ Dit resultatenoverzichtje biedt eventueel de mogelijkheid om meteen na de EVR, aan de hand van de resultaten, nog een kort groepsgesprek te houden. ◆ Bedank vervolgens de cliënten voor het ‘gesprek’ en geef aan wat er gaat gebeuren met de resultaten.
Stap 6 Verwerk de digitale gegevens tot een verslag bij voorkeur kort na de EVR. De meeste informatie zit dan nog in je hoofd.
Stap 7 Schrijf een compacte rapportage. Een rapport wordt meestal als volgt ingedeeld: ◆ Eerst beschrijf je de probleemstelling en centrale vraagstelling (zie daarvoor paragraaf 1.3) aan de hand van achtergrondinformatie (wat is het probleem, wat wil je weten, wat is er al gebeurd en wat nog niet), ◆ Daarna benoem je de onderzoeksmethode die je hebt gekozen, ◆ Beschrijf je steekproef (hoe groot is deze, hoe is de samenstelling, hoe zijn cliënten benaderd), ◆ Geef vervolgens een compact overzicht van de resultaten en zorg ervoor dat in de rapportage zeker de centrale vraagstelling wordt beantwoord. Ter verduidelijking neem je een overzichtelijke tabel op, ◆ Sluit af met een conclusie en aanbevelingen. Je verwijst daarbij naar het probleem, de centrale vraagstelling en de bevindingen die je koppelt aan je conclusie.
Zelf doen of laten doen?
Voor het leiden van een EVR is een procesbegeleider nodig. Wil na het EVR-gedeelte nog een discussie mogelijk zijn met de gehele groep,dan is het nodig dat het aantal deelnemers maximaal twaalf personen is. Voor het organiseren van een EVR is technische kennis en softwarekennis vereist.
41
hoofdstuk 2
42
kwantitatief onderzoek
inleiding
4.1 Inleiding Kwantitatieve onderzoeksmethodes richten zich op de vraag hoeveel mensen iets vinden. Dit type onderzoek gebruik je met als doel om antwoorden op vragen in cijfers te kunnen uitdrukken. Bij deze onderzoeksvorm wordt meestal met grote steekproeven gewerkt en worden veel mensen tegelijk ondervraagd. Wat ‘groot’ is, is mede afhankelijk van de totale groepsgrootte. Vaak worden bij kwantitatief onderzoek vragenlijsten gebruikt die vooral bestaan uit gesloten en eenvoudige vragen. De resultaten worden uitgedrukt in gemiddelden of percentages. Bijvoorbeeld tachtig procent van de cliënten geeft de website van de CG-Raad een voldoende. Om de percentages overzichtelijk te presenteren kun je ze weergeven in tabellen en grafieken. Kwantitatieve onderzoeksmethodes die in dit hoofdstuk aan de orde komen zijn: ◆ vragenlijsten: schriftelijk, mondeling, telefonisch, ◆ quickscan, ◆ digitaal onderzoek: via Internet (webenquête) of via e-mail, ◆ panelonderzoek, ◆ benchmark (vergelijkend onderzoek). Deze (Engelse) termen worden in dit hoofdstuk uitgelegd. Onderdelen die per onderzoeksmethode aan de orde komen:
n
Wanneer gebruik je deze onderzoeksmethode?
3
Kosten en tijdsinvestering
☺
5
Kosten Tijd
Voordelen en nadelen Welke stappen moet je nemen? Zelf doen of laten doen? 43
vragenlijsten
4.2 Vragenlijsten: schriftelijk, face to face, telefonisch
44
Een vragenlijst of enquête is simpel gezegd een lijst met vragen. Het is gebruikelijk dat de antwoordcategorieën gesloten zijn, dit wil zeggen dat de cliënt (of: de respondent: dat is diegene die de vragenlijst invult) een keuze kan maken uit vooraf opgestelde antwoorden. De cliënt heeft geen of weinig ruimte om een vraag met woorden te beantwoorden. Elke vraag wordt beantwoord door het aankruisen van het meest passende antwoord. Een voorbeeld van gesloten antwoordcategorieën is hieronder weergegeven. Figuur 4.1: voorbeeldvragen in een kwantitatieve vragenlijst. 1. Wat is uw leefsituatie?
■ ■ ■ ■ ■
Alleenstaand zonder kinderen. Alleenstaand met kinderen. Samenwonend/getrouwd zonder kinderen. Samenwonend/getrouwd met kinderen. Anders, namelijk...
2. In welke mate beperkt uw aandoening u bij uw dagelijkse activiteiten?
■ Zeer ernstig, ik ben nagenoeg geheel afhankelijk van anderen. ■ Ernstig, ik ben gedeeltelijk afhankelijk van anderen. ■ Weinig, ik kan met aanpassingen bijna alles nog zelf doen. ■ Ik ben niet of nauwelijks beperkt.
3. Wat voor rapportcijfer geeft u in het algemeen voor de website van het UWV? (1 is het laagste en 10 is het hoogste cijfer)
■ 1 ■ 2 ■ 3 ■ 4 ■ 5 ■ 6 ■ 7 ■ 8 ■ 9 ■ 10
4. In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: de cliëntenraad behartigt mijn belangen op een goede manier.
■ ■ ■ ■ ■
Helemaal mee eens. Mee eens. Niet mee eens, maar ook niet mee oneens. Mee oneens. Helemaal mee oneens.
Een kwantitatieve vragenlijst kan op verschillende manieren afgenomen worden: ◆ schriftelijk: je kunt ervoor kiezen om de vragenlijst per post te versturen naar de cliënt. ◆ face to face: de vragenlijst kan persoonlijk worden afgenomen. Je gaat dan met de vragenlijst naar de cliënt toe, leest de vragenlijst voor en kruist het antwoord aan. We spreken dan van face to face-afname. ◆ telefonisch: een andere vorm die vaak wordt gebruikt, is het afnemen van vragenlijsten over de telefoon. Jij stelt de vragen telefonisch aan de cliënt en kruist zijn antwoorden aan. Deze methode is met name geschikt voor visueel gehandicapten en analfabeten. ◆ digitaal afnemen: De vragenlijst digitaal afnemen is overigens een vierde mogelijkheid. Deze digitale werkwijze wordt in paragraaf 4.4 onder het kopje ‘digitaal onderzoek’ uitvoerig uitgelegd.
n
Wanneer gebruik je een vragenlijst?
Een kwantitatieve vragenlijst wordt afgenomen als je iets wilt weten van veel mensen of wanneer anonimiteit wenselijk is. Het is een eenvoudige manier om de mening of het standpunt van veel mensen te vragen op (veel) eenvoudige vragen.
Kosten en tijdsinvestering bij een vragenlijst? Kosten
Als je een schriftelijke vragenlijst gaat verspreiden moet je rekening houden met de volgende kosten : ◆ Drukkosten (vragenlijsten, begeleidende brief, herinneringskaart). ◆ Enveloppen (verzend en antwoordenveloppen). ◆ Portokosten (verzendporto en antwoordporto). ◆ Eventuele kosten voor inhuur van verwerking van de vragenlijsten.
45
Als je een vragenlijst face to face, dus persoonlijk, gaat afnemen heb je de volgende kosten: ◆ Drukkosten of de kosten voor het printen van de vragenlijsten. ◆ De reiskosten van de interviewers. ◆ Kosten voor het gebruik van telefoon of voor het verzenden van brieven om afspraken te maken met cliënten. ◆ Huur van locatie indien je daar niet over beschikt of wanneer je niet af spreekt in een openbare gelegenheid of bij de cliënt thuis. ◆ Eventuele kosten voor inhuur van verwerking van de vragenlijsten. Als je een telefonische vragenlijst gaat uitzetten moet je rekening houden met de volgende kosten: ◆ Gebruik van telefoon. ◆ Eventueel het drukken of printen van de vragenlijsten (deze kunnen ook direct digitaal verwerkt worden). ◆ Eventuele kosten voor inhuur van verwerking van de vragenlijsten.
3
Tijd
Voor een vragenlijstonderzoek is de volgende tijdsinvestering nodig: ◆ Het maken van de vragenlijst. Je moet goed nadenken over wat je precies wilt weten. Er zijn echter ook standaardvragenlijsten beschikbaar op het Internet, dan heb je veel minder tijd nodig voor de ontwikkeling. We noemen hier geen Internetadressen (www…) omdat deze sterk aan verandering onderhevig zijn. Het in een zoekmachine, zoals Google, intypen van de zoekwoorden ‘vragenlijst’ gevolgd door het onderwerp van onderzoek, levert tal van hits op. ◆ Wanneer je niet zelf over een adressenbestand beschikt, dien je toestemming te vragen voor het gebruik van zo’n adressenbestand. ◆ Wanneer je aanvullingen en commentaar op je vragenlijst wilt, kun je eerst een proefenquête houden onder een klein aantal personen. ◆ Het trekken van de steekproef (zie paragraaf 2.3). Tegenwoordig zijn de meeste adressenbestanden digitaal, en kost het steekproeftrekken minder tijd (gemiddeld een uur). Als je echter niet in het bezit bent van een digitaal adressenbestand, kost het veel meer tijd. Je moet dan met de hand adressen gaan selecteren. ◆ Het veldwerk. voor een schriftelijk vragenlijst onderzoek kun je zo’n vier weken rekenen voor: het verzenden van de vragenlijst (week 1) en de herinnering (week 3). Wanneer je geen toestemming hebt om een adressenbestand zelf te gebruiken en verplicht bent tot het laten verzenden van enquêtes moet je ook rekening houden met een tijdschema van derden,
46
-
-
voor een face to face onderzoek ben je al snel enkele maanden bezig met het organiseren en afnemen van vragenlijsten. Elke vragenlijst wordt persoonlijk en mondeling door een interviewer afgenomen. Je kunt ervoor kiezen om onaangekondigd naar cliënten te gaan om de vragenlijst af te nemen (indien dat al mogelijk is), maar het is verstandig om van tevoren per brief of telefoon een afspraak te maken met cliënten. Dit zorgt ook voor minder tijdverlies, voor een telefonisch onderzoek reken je één tot twee weken voor het maken van een telefonische afspraak en het telefonische interview. Elke vragenlijst wordt door een interviewer telefonisch afgenomen. Het kost echter minder tijd dan bij het face to face afnemen van vragenlijsten, want je hebt bijvoorbeeld niet te maken met reistijd.
◆ Het verwerken van gegevens. Als je de ingevulde vragenlijsten hebt, worden de gegevens in een databestand gezet. Dit betekent dat elke vraag en elk antwoord gecodeerd moet worden (voor een uitgebreide beschrijving zie stap 5 op pagina 50). Hoeveel tijd dit kost hangt af van de handigheid die je hebt voor het invoeren (je kunt ervan uitgaan dat het verwerken steeds sneller gaat naarmate je meer ervaring hebt), de omvang van de vragenlijsten en de hoeveelheid vragenlijsten die je moet invoeren. ◆ Het draaien van analyses (bijvoorbeeld het berekenen van gemiddelden in Excel) en rapporteren (het beschrijven van de cijfers en daaraan gekoppelde conclusies en aanbevelingen) van de resultaten. Hoeveel tijd hiervoor nodig is, is afhankelijk van de omvang van de vragenlijst en de complexiteit van analyses.
☺ Voordelen en nadelen van een vragenlijstonderzoek? De voordelen van een vragenlijstonderzoek zijn: ◆ het kan veel informatie opleveren, ◆ het is relatief eenvoudig uit te voeren, ◆ het is weinig arbeidsintensief vergeleken met kwalitatieve onderzoeksmethodes, ◆ de cliënt kan de vragenlijst op een zelfgekozen tijdstip invullen (bij schriftelijke vragenlijsten), ◆ er treedt, anders dan bij bijvoorbeeld groepsinterviews, geen interactie op tussen cliënten, ◆ er treedt geen interactie op tussen de onderzoeker en de cliënt (bij schriftelijke vragenlijsten), ◆ er worden –vergeleken met bijvoorbeeld groepsgesprekken- minder sociaal wenselijke antwoorden gegeven.
47
De nadelen van een vragenlijstonderzoek zijn: ◆ de respons (dit is het totaal aantal vragenlijsten dat teruggestuurd wordt) is veelal laag (vooral bij schriftelijke vragenlijsten), ◆ er is geen zicht op de volgorde waarin de vragenlijst wordt ingevuld (bij schriftelijke vragenlijsten), ◆ alleen eenvoudige doorverwijzingen (bijvoorbeeld: indien ja, ga naar vraag 3) zijn te gebruiken (bij schriftelijke vragenlijsten), ◆ de mogelijke beïnvloeding van de cliënt door de onderzoeker is aanwezig (bij face to face vragenlijsten), ◆ de doorlooptijd van het veldwerk. Het ontwikkelen van een vragenlijst, het versturen van, telefoneren of afspreken met cliënten, het versturen van de herinnering en het verwerken van resultaten is relatief lang. Je moet rekenen op minstens een maand bij schriftelijke vragenlijsten: een week voor het maken van de vragenlijst en de verzending, twee weken voor cliënten om de vragenlijst in te sturen en een week voor de verwerking. ◆ alleen mogelijk bij beschikbaarheid over adressen of telefoonnummers.
5
Welke stappen moet je nemen bij een vragenlijstonderzoek?
Stap 1 Formuleer je onderzoeksvraag. Waarom voer je het onderzoek uit, wat wil je weten van cliënten en wat moet het onderzoek opleveren? Zie ook paragraaf 1.3 daarvoor.
Stap 2 Maak een vragenlijst. Baseer je op de centrale onderzoeksvraag. Maak de vragenlijst niet te lang, anders wordt het voor cliënten vervelend om in te vullen. Zorg ervoor dat de vragen eenvoudig en helder zijn, dat het voor de cliënt duidelijk is wat je met een vraag bedoelt. Je kunt dit controleren door de vragenlijst, als deze klaar is, in te laten vullen door iemand die niet bij de ontwikkeling betrokken is en die geen kennis heeft van het onderwerp. Wanneer je van meerdere personen een reactie wilt, kun je een proefenquête verspreiden en laten voorzien van commentaar. Maak bij een vragenlijst voornamelijk gebruik van gesloten vragen.
Stap 3 Trek een steekproef. Voordat je de vragenlijst uit gaat zetten, moet je nadenken over de vraag van wie je antwoorden wilt krijgen. Zijn dat leden van de cliëntenvereniging? Ongeorganiseerde cliënten? Of zijn dat alleen cliënten met specifieke kenmerken bijvoorbeeld leeftijd (alleen mensen die ouder zijn dan vijftig jaar), gezinssituatie (alleen
48
alleenstaanden) of woonplaats (alleen mensen die in een bepaalde stad wonen). Deze groep noem je de populatie. Je kunt ervoor kiezen om de hele populatie mee te nemen in het onderzoek. Er kunnen echter ook redenen zijn om dit niet te doen, bijvoorbeeld uit kostenoverweging. Dan zou je ervoor kunnen kiezen om uit de populatie een steekproef te trekken. Dit gebeurt meestal a select (zie paragraaf 2.3).
Stap 4 Voer het veldwerk uit. Hieronder wordt per methode (schriftelijk, face to face en telefonisch) uitgelegd welke veldwerkstappen je moet doorlopen. Bij schriftelijke vragenlijsten: ◆ Verzend in de eerste week je vragenlijst. In de enveloppe met het logo van de cliëntenraad zit naast de vragenlijst, ook een begeleidende brief met logo waarin wordt beschreven wat: het doel van het onderzoek is, wanneer de cliënt de vragenlijst uiterlijk moet terugsturen, de naam van een contactpersoon, diens telefoonnummer en e-mailadres, een opmerking omtrent de privacybescherming, maak je gebruik van een adressenbestand van een ander, dan vermeld je dit ook in de brief, noem je onafhankelijkheid: het onderzoek is niet van bijvoorbeeld een uitkeringsverstrekkende instantie ook al kan hun hulp nodig zijn geweest om aan adressen te komen. Het moet voor de cliënten duidelijk zijn dat wel of geen deelname aan de enquête geen gevolgen heeft. ◆ Het is raadzaam om ook een antwoordenveloppe mee te sturen. De cliënt hoeft dan geen enveloppe en postzegels te kopen. Dit zal de respons verhogen. ◆ Verzend in de derde week een herinneringsbrief. Dit is niet noodzakelijk maar kan er wel voor zorgen dat de respons hoger wordt. In de herinnering bedank je de mensen die de vragenlijst al hebben teruggestuurd en verzoek je de mensen die dat nog niet gedaan hebben om dat alsnog te doen. ◆ Aan het einde van de vierde week sluit het veldwerk. Bij een face to face onderzoek: ◆ Het is het meest effectief om van te voren een afspraak te maken met de cliënt. Dit kan telefonisch of per brief. ◆ De afspraak kun je schriftelijk bevestigen. In deze brief geef je aan wanneer, waar en met wie het onderzoek plaatsvindt. ◆ Op de afgesproken dag ga je met de vragenlijst naar de cliënt en stelt daar in een vaste volgorde de vragen. Je kruist de antwoorden van de cliënt aan op de vragenlijst.
49
Bij een telefonisch vragenlijstonderzoek: ◆ Het is het meest effectief om van te voren een afspraak te maken met de cliënt. Dit kan telefonisch of per brief. ◆ De afspraak kun je schriftelijk bevestigen. In deze brief geef je aan wanneer en met wie het onderzoek plaatsvindt. ◆ Je belt op een afgesproken tijdstip de cliënt. Je hebt de vragenlijst bij de hand en stelt de vragen stuk voor stuk in een vaste volgorde. De antwoorden van de cliënt noteer je. Als afgesproken is dat cliënten de onderzoeker bellen kun je voorstellen om hen terug te bellen zodat de meeste kosten voor de onderzoeker en niet voor de cliënt zijn.
Stap 5 Codeer de vragenlijst. De aangekruiste antwoorden van de cliënten moeten uiteindelijk in een digitaal bestand terechtkomen. Om ervoor te zorgen dat je uitspraken kunt doen als "zestig procent van de cliënten is het eens met ons voorstel", moet je de vragenlijst coderen (zie kader).
Voor de liefhebber: coderen in Excel Met coderen wordt bedoeld dat elke vraag en elk antwoord wordt voorzien van een cijfer. Hiervoor kun je Excel gebruiken. In figuur 4.2 wordt een voorbeeld gegeven.
50
Figuur 4.2. Voorbeeld van codering van een vragenlijst: code is vetgedrukt 1 Wat is uw leefsituatie?
2 In welke mate beperkt uw aandoening u bij uw dagelijkse activiteiten?
1 2 3 4 5
■ Alleenstaand zonder kinderen. ■ Alleenstaand met kinderen. ■ Samenwonend/getrouwd zonder kinderen. ■ Samenwonend/getrouwd met kinderen. ■ Anders, namelijk...
1 2 3 4
■ Zeer ernstig, ik ben nagenoeg geheel afhankelijk van anderen. ■ Ernstig, ik ben gedeeltelijk afhankelijk van anderen. ■ Weinig, ik kan met aanpassingen bijna alles nog zelf doen. ■ Ik ben niet of nauwelijks beperkt.
3 Wat voor rapportcijfer geeft u in het algemeen voor de website van het UWV? (1 is het laagste en 10 is het hoogste cijfer) 4
In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: de cliëntenraad behartigt mijn belangen op een goede manier.
■ 1 ■ 2 ■ 3 ■ 4 ■ 5 ■ 6 ■ 7 ■ 8 ■ 9 ■ 10 ■ 1 ■ 2 ■ 3 ■ 4 ■ 5 ■ 6 ■ 7 ■ 8 ■ 9 ■ 10
1 2 3 4 5
■ ■ ■ ■ ■
Helemaal mee eens. Mee eens. Niet mee eens, maar ook niet mee oneens. Mee oneens. Helemaal mee oneens.
51
Voor de liefhebber: een databestand in Excel Het totaal van alle vragen voorzien van een cijfer wordt een databestand genoemd. Hiervoor kun je Excel gebruiken. In figuur 4.3 wordt een voorbeeld gegeven. Als een respondent op de eerste vraag antwoordt dat hij alleenstaand is met kinderen, wordt in het databestand bij vraag 1, code 2 ingevuld. Als je de tabel bekijkt, kun je zien dat respondent 2 samenwonend en/of getrouwd is zonder kinderen, dat de respondent weinig beperkingen ondervindt in het dagelijks leven, dat hij de website van het UWV beoordeeld met een rapportcijfer zes en dat hij het helemaal eens is met de stelling dat de cliëntenraad zijn belangen goed behartigt.
Figuur 4.3. Voorbeeld gecodeerd bestand
Respondentnummer
Vraag 1: anders, namelijk niet/nauwelijks beperkt
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4
1
7
1
1
2
2
3
3
6
1
3
4
8
3
3
6
4
3 4
52
Vraag 1
Samenwonend/ getrouwd zonder kinderen
5
Om de week de kinderen
5
4
2
8
5
6
1
4
7
2
7
4
4
7
3
8
4
1
8
2
Stap 6 Draai de analyses. Hiermee wordt bedoeld dat je bepaalde berekeningen kunt uitvoeren in Excel. Je kunt bijvoorbeeld gemiddelden en percentages laten berekenen. Bij rapportcijfers volstaat het meestal om gemiddelden te berekenen (zie bijlage 1 voor een voorbeeld in Excel). Als de vraag niet wordt beantwoord met een cijfer, maar met een antwoordcategorie (zoals in voorbeeldvraag 4), wil je niet het gemiddelde weten, maar wil je weten hoeveel procent van de cliënten voor welke antwoordcategorie heeft gekozen (zie bijlage 2 voor een voorbeeld in Excel).
Stap 7 Schrijf de rapportage. Een rapport wordt meestal als volgt ingedeeld: ◆ Eerst beschrijf je de probleemstelling en centrale vraagstelling (zie paragraaf 1.3) aan de hand van achtergrondinformatie (wat is het probleem, wat wil je weten, wat is er al gebeurd en wat nog niet), ◆ Daarna benoem en beargumenteer je de onderzoeksmethode die je hebt gekozen, ◆ Beschrijf je steekproef (hoe groot is deze, hoe is de samenstelling, hoe zijn cliënten benaderd). Geef ook aan hoe hoog de respons was. ◆ Benoem vervolgens de resultaten en zorg ervoor dat in de rapportage zeker de centrale vraagstelling wordt beantwoord. Zorg ervoor dat je de resultaten op een heldere manier beschrijft en houd daarbij rekening met de doelgroep. Ter verduidelijking kun je tabellen in bijvoorbeeld Word of een ander tekstverwerkingsprogramma opnemen met een compact overzicht van de resultaten, ◆ Sluit af met een conclusie en aanbevelingen. Je verwijst daarbij naar het probleem, de centrale vraagstelling en de bevindingen die je koppelt aan je conclusie. Pas je rapportage altijd aan het doel dat bereikt moet worden aan. Bijvoorbeeld: Hoe denken uitkeringsgerechtigden over de kwaliteit van dienstverlening van de gemeente? Of, wat vinden gehandicapten van de bejegening door medewerkers? Het maakt veel verschil of je schrijft met als doel meer financiën aan een grote organisatie te vragen of dat je schrijft ter informatie aan cliënten.
53
Zelf doen of laten doen?
Voor het uitvoeren van een vragenlijstonderzoek is het van belang dat je bekend bent met het trekken van een representatieve steekproef indien dat nodig is (zie paragraaf 2.3). Voor het maken van de vragenlijst is wat kennis vereist. Je kunt ook gebruikmaken van bestaande vragenlijsten die op Internet beschikbaar zijn. Als je een bestaande vragenlijst gebruikt, moet je wel goed controleren of de vragenlijst precies aansluit bij de centrale vraagstelling (zie paragraaf 1.3 voor een uitleg over probleem- en vraagstelling) van je onderzoek. Zorg dat je toestemming hebt van de makers van de vragenlijst, zodat je geen problemen krijgt met het ongevraagd overnemen van (delen van) de lijst. We noemen hier geen Internetadressen (www…) omdat deze sterk aan verandering onderhevig zijn. Het in een zoekmachine, zoals bijvoorbeeld Google, intypen van de zoekwoorden ‘vragenlijst’ gevolgd door het onderwerp van onderzoek, levert tal van hits op. Verder is het belangrijk dat je kennis hebt van een verwerkingsprogramma, zoals bijvoorbeeld Excel.
54
4.3 Quickscan
quickscan
Een quickscan is, zoals het woord al zegt, een 'snel' onderzoek. Deze methode is minder diepgaand dan een grondig onderzoek: een quickscan geeft snel een achtergrondplaatje. In veel gevallen is een quickscan een voorbereiding op een uitgebreid onderzoek. In andere gevallen zet je een quickscan in om snel wat verbeterpunten boven tafel te krijgen. Voor een quickscan gebruik je verschillende onderzoeksmethode, meestal in verkorte vorm, en meestal een combinatie van kwantitatieve methode (zoals een (web)literatuuronderzoek of een korte enquête onder de doelgroep) en kwalitatieve methodes (zoals interviews met enkele sleutelfiguren). Afhankelijk van de vraagstelling die je hebt, kies je de best passende methodes om je onderzoeksvraag beantwoord te krijgen. Bijvoorbeeld, je oriënteert je op het onderwerp via een webliteratuuronderzoek, je voert daarbij een aantal gesprekken met sleutelfiguren en zet een mini-enquête met een paar vragen uit. De informatie uit deze verschillende onderzoeksmethodes voeg je vervolgens samen om alvast een globaal overzicht van een probleem te hebben. Een quickscan is dus niet louter kwantitatief onderzoek. Het kan, afhankelijk van de methodes die je kiest, een combinatie zijn tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek. We bespreken de quickscan evenwel in dit hoofdstuk.
n
Wanneer gebruik je een quickscan?
Een quickscan voer je uit wanneer je in een korte tijd globaal een antwoord wilt krijgen op een bepaalde vraagstelling. Het beperken van kosten of tijd kan ook een argument zijn om voor een quickscan te kiezen.
Kosten en tijdsinvestering van een quickscan? Kosten
◆ Als je een quickscan gaat uitvoeren, worden de kosten bepaald door de onderzoeksmethodes die je kiest. Bijvoorbeeld: wanneer je een korte enquête uitvoert aangevuld met een groepsinterview heb je minder kosten dan wanneer je een digitaal onderzoek uitzet voorafgegaan door enkele telefonische enquêtes.
55
3
Tijd
◆ Ook de tijd die je nodig hebt voor een quickscan is afhankelijk van de gekozen onderzoeksmethodes. Het uitgangspunt bij een quickscan is wel dat je snel informatie en resultaten wilt verzamelen. De gekozen onderzoeksmethodes voer je daarom in een minimale versie uit: bijvoorbeeld een korte vragenlijst of een groepsgesprek met één thema. Om een beeld te krijgen van de kosten en tijd die zijn verbonden aan de verschillende onderzoeksmethodes, kun je de paragrafen kosten en tijdsinvestering van de verschillende method in dit handboek bekijken.
☺ Voordelen en nadelen van een quickscan? Het voordeel van een quickscan is: ◆ je hebt snel informatie en resultaten, ◆ je hebt relatief weinig kosten. Nadelen van een quickscan zijn: ◆ je dient een keuze te maken uit mogelijke onderzoeksmethodes. Voor in dit handboek is een kaart toegevoegd met een overzicht van onderzoeksmethodes waarin hun voor- en nadelen staan, ◆ je hebt verschillende vaardigheden nodig per gekozen methode. Dit kan betekenen dat je ook meerdere cliëntenraadsleden, elk met hun eigen kennis en mogelijkheden, moet inzetten, ◆ de snel verkregen informatie is nog erg globaal en niet diepgaand. Andere voor- en nadelen zijn afhankelijk van de onderzoeksmethodes die je kiest. Om een beeld te krijgen daarvan, lees je de paragrafen voordelen en nadelen van de verschillende methodes.
5
Welke stappen moet je nemen bij een quickscan?
Stap 1 Formuleer je onderzoeksvraag. Waarom voer je het onderzoek uit, wat wil je weten van cliënten en wat moet het onderzoek opleveren? Zie ook paragraaf 1.3.
56
Belangrijk is om stil te staan bij: ◆ de vraag wat de quickscan moet opleveren, ◆ hoe snel de resultaten er moeten zijn, ◆ voor wie de gegevens zijn, ◆ van wie je de antwoorden wilt krijgen en of deze personen binnen een (veelal korte) periode bereikbaar zijn.
Stap 2 Kies de onderzoeksmethodes. Afhankelijk van de vraagstelling die je hebt, kies je bijvoorbeeld voor enkele interviews aangevuld met het doorlezen van wat informatie of kies je voor een focusgroep waarin je één onderwerp bespreekt. Vervolgstappen. De stappen die je vervolgens neemt, worden bepaald door de onderzoeksmethodes die je kiest. Kies dus eerst aan de hand van de overzichtskaart voorin dit handboek de onderzoeksmethodes en lees daarna de verschillende stappenplannen bij de onderzoeksmethodes in dit handboek.
De laatste stap Schrijf je rapportage. Deze is bij een quickscan kort en bondig (enkele A-4’s). Je beschrijft achtereenvolgens: ◆ De probleemstelling en de centrale vraagstelling (zie paragraaf 1.3), ◆ Daarna geef je aan welke onderzoeksmethodes je voor de quickscan hebt gekozen, ◆ Vervolgens beschrijf je voor deze onderzoeksmethodes je steekproef, ◆ Benoem vervolgens de resultaten per onderzoeksmethodes. Het is overzichtelijk om een tabel op te nemen in je rapport, waarin je in één oogopslag de resultaten ziet, ◆ Sluit af met de belangrijkste conclusies. Eén van de aanbevelingen is vaak dat een quickscan alvast een globaal overzicht geeft en een uitgebreider onderzoek nodig kan zijn. Pas je rapportage altijd aan aan het doel dat bereikt moet worden. Bijvoorbeeld: Hoe denken gehandicapten over de kwaliteit van dienstverlening van de gemeente? Wat vinden daklozen van de bereikbaarheid van de instantie? Het maakt verschil of je schrijft ter informatie aan deze cliënten of dat je resultaten gebruikt om subsidie aan te vragen bij een gemeente.
57
Zelf doen of laten doen?
Voor het uitvoeren van een quickscan is het van belang dat je een overzicht hebt van de mogelijkheden van verschillende onderzoeksmethodes, de kosten en de tijdsinvestering daarvan. Afhankelijk van de keuze van de methodes is het van belang dat je kennis hebt van een verwerkingsprogramma als Excel, het maken van een kwantitatieve vragenlijst of het beheren van een website. Je kunt dit ook uitbesteden. Om een beeld te krijgen van de vereiste kennis en vaardigheden die zijn verbonden aan de verschillende onderzoeksmethodes bekijk je de paragrafen Zelf of laten doen? van de verschillende methodes in dit handboek.
58
4.4 Digitaal onderzoek
digitaal
Een digitaal onderzoek is een specifieke toepassing van vragenlijstonderzoek. Digitaal onderzoek kan op twee manieren worden uitgevoerd: ◆ via Internet (een webenquête), ◆ via e-mail.
Voor de liefhebber: een webenquête Bij een webenquête ontvangt de cliënt een e-mail of brief met een uitleg over het onderzoek, het verzoek om daaraan mee te doen en een Internetlink (www…) naar de vragenlijst. Voor het beheren en verwerken van een webenquête is specialistische kennis nodig.
Bij digitaal onderzoek via e-mail krijgt de respondent een e-mail met uitleg en een bestand. Het bestand bevat een vragenlijst, die dus digitaal wordt aangeboden, ingevuld en terug gemaild.
n
Wanneer gebruik je een digitaal onderzoek?
Een digitaal onderzoek wordt afgenomen als je de mening wilt weten van veel mensen op (veel) eenvoudige vragen, binnen korte tijd. Digitaal onderzoek is een snel groeiende onderzoeksmethode: steeds meer mensen hebben een Internetverbinding en zijn via e-mail te bereiken. Een digitaal onderzoek is met name ook geschikt voor blinden.
Kosten en tijdsinvestering bij een digitaal onderzoek? Kosten
Als je een digitaal onderzoek via Internet (een webenquête) gaat uitvoeren moet je rekening houden met de volgende kosten: ◆ Je hebt een computer nodig met een vaste Internetverbinding,
59
Voor de liefhebber: kosten bij webenquête ◆ Je hebt een website nodig waarop de enquête kan worden geplaatst. Daarvoor is specialistische kennis nodig, ◆ Je hebt iemand nodig die de binnenkomende enquêtegegevens (automatisch) kan verwerken. Hiervoor is specialistische kennis nodig. Bij een digitaal onderzoek via e-mail moet je rekening houden met de volgende kosten : ◆ Je hebt een computer nodig met bij voorkeur een vaste Internetverbinding. ◆ Eventuele kosten voor inhuur van verwerking van de vragenlijsten.
3
Tijd
Voor het uitvoeren van een digitaal onderzoek via Internet (een webenquête) is de volgende tijdsinvestering nodig: ◆ Het verzamelen van e-mailadressen. ◆ Het maken van de vragenlijst. Je moet goed nadenken over wat je precies wilt weten. Om minder tijd kwijt te zijn aan de ontwikkeling van een vragenlijst, zijn op Internet standaardvragenlijsten beschikbaar. Zorg dan dat je toestemming hebt van de makers van de vragenlijst, zodat je geen problemen krijgt met het ongevraagd overnemen van vragen. We noemen hier geen Internetadressen (www…) omdat deze sterk aan veranderingen onderhevig zijn. Het in een zoekmachine, zoals bijvoorbeeld Google, intypen van de zoekwoorden ‘vragenlijst’ gevolgd door het onderwerp van onderzoek, levert tal van hits op. ◆ Maak een website (of laat deze maken) waarop de webenquête geplaatst wordt. Het automatisch verzenden en verwerken van ingevulde enquêtes vereist kennis en tijd van een programmeur. ◆ Vraag toestemming voor het gebruik van e-mailadressen. Wanneer je niet zelf over een dergelijk adressen bestand beschikt, dien je toestemming te vragen voor het gebruik van zo’n adressenbestand. Wanneer je geen toestemming krijgt om zelf een adressenbestand te gebruiken en toch een digitaal onderzoek wilt uitvoeren, kun je de e-mails laten verzenden door de betreffende instantie. Bij het laten verzenden daarvan moet je rekening houden met een tijdschema van derden. ◆ Test je vragenlijst. Wanneer je aanvullingen en commentaar op de webenquête wilt, kun je een klein aantal personen vragen om de lijst in te vullen en er commentaar op te geven. ◆ Kies je respondenten (dit zijn de cliënten wiens mening je wilt weten). Omdat het verzenden van één e-mail met weblink evenveel tijd kost als het verzenden van honderden e-mails, trek je geen steekproef. Alle cliënten waar je iets van wilt weten stuur je of laat je een e-mail sturen. (overigens kost het verwerken van veel gegevens wel meer tijd).
60
◆ Verwerk je gegevens. Als je de ingevulde vragenlijsten hebt, worden de gegevens in een databestand gezet. Dit betekent dat elke vraag en elk antwoord gecodeerd moet worden (voor een uitgebreide beschrijving zie stap 5 op pagina 50). Bij een webenquête wordt dit onderdeel (coderen en analyseren) automatisch uitgevoerd. Hiervoor is specialistische software en kennis van een professional nodig. ◆ Schrijf de rapportage. Bij een webenquête krijg je de geanalyseerde gegevens (bijvoorbeeld in tabellen) kant en klaar aangeleverd van de expert. De tijd die je vervolgens kwijt bent aan het rapporteren (het beschrijven van de cijfers en daaraan gekoppelde conclusies en aanbevelingen), is afhankelijk van de omvang van de vragenlijst en de complexiteit van de analyses.
De volgende tijdsinvestering voor een digitaal onderzoek via e-mail is nodig: ◆ Het verzamelen van e-mailadressen. ◆ Het maken van de vragenlijst. Je moet goed nadenken over wat je precies wilt weten. Om minder tijd kwijt te zijn aan de ontwikkeling van een vragenlijst, zijn op Internet standaardvragenlijsten beschikbaar. Zorg dan dat je toestemming hebt van de makers van de vragenlijst, zodat je geen problemen krijgt met het ongevraagd overnemen van vragen. We noemen hier geen Internetadressen (www…) omdat deze sterk aan verandering onderhevig zijn. Het in een zoekmachine, zoals bijvoorbeeld Google, intypen van de zoekwoorden ‘vragenlijst’ gevolgd door het onderwerp van onderzoek, levert tal van hits op. ◆ Het laten maken van een website waarop de webenquête geplaatst wordt, vereist kennis en tijd van een programmeur. ◆ Vraag toestemming voor gebruik adressen. Wanneer je niet zelf over een e-mailadressenbestand beschikt, dien je toestemming te vragen voor het gebruik van zo’n adressenbestand. Wanneer je geen toestemming krijgt om zelf een adressenbestand te gebruiken en toch een digitaal onderzoek wilt uitvoeren, kun je de e-mails laten verzenden door de betreffende instantie. Bij het laten verzenden daarvan moet je rekening houden met een tijdschema van derden. ◆ Test je vragenlijst. Wanneer je aanvullingen en commentaar op de enquête wilt, kun je een klein aantal personen vragen om de lijst in te vullen en er commentaar op te geven. ◆ Kies je respondenten (dit zijn de cliënten wiens mening je wilt weten). Omdat het verzenden van één e-mail met weblink of bijlage evenveel tijd kost als het verzenden van honderden e-mails, hoef je geen steekproef te trekken Alle cliënten waar je iets van wilt weten stuur je of laat je een e-mail sturen. (omdat het verwerken van honderden resultaten veel werk is, kun je ervoor kiezen toch een steekproef te trekken). ◆ Verwerk je gegevens. Als je de ingevulde vragenlijsten hebt, zet je de gegevens in een databestand. Dit betekent dat elke vraag en elk antwoord gecodeerd moet worden (voor een uitgebreide beschrijving zie
61
stap 5 op pagina 50). Bij een webenquête wordt dit onderdeel (coderen en analyseren) automatisch uitgevoerd. Hiervoor is specialistische software en kennis van een professional nodig. ◆ Schrijf de rapportage. De tijd die je kwijt bent aan het draaien van analyses (bijvoorbeeld het berekenen van gemiddelden en percentages in Excel) en het rapporteren (het beschrijven van de cijfers en daaraan gekoppelde conclusies en aanbevelingen) van de resultaten, is afhankelijk van de omvang van de vragenlijst en de complexiteit van analyses.
☺ Voordelen en nadelen van een digitaal onderzoek? De voordelen van digitaal onderzoek via Internet (een webenquête) zijn: ◆ je kunt veel cliënten tegelijkertijd bereiken, ◆ je hebt geen reistijd en daardoor minder onkosten, ◆ het levert veel informatie op binnen een korte tijd, ◆ het verzenden van een e-mail met een weblink is relatief eenvoudig uit te voeren, ◆ anders dan bij groepsinterviews, kan geen interactie optreden tussen cliënten en ook niet met de interviewer, ◆ de cliënt hoeft niet de hele webenquête te doorlopen: de vragenlijst is door een expert zo te programmeren dat de vragen die niet van toepassing zijn onzichtbaar blijven; dit scheelt tijd bij het invullen, ◆ digitaal onderzoek is een groeiende onderzoeksmethode: steeds meer mensen hebben een Internetverbinding, ◆ de cliënt kan de webenquête thuis in zijn eigen tempo en op een zelf gekozen moment invullen. De nadelen van digitaal onderzoek via Internet (een webenquête) zijn: ◆ je hebt specialistische software en kennis (of inhuur daarvan) nodig voor het automatisch coderen en analyseren van de webenquête. Zonder professionele hulp kan een webenquête bijna niet worden uitgevoerd. ◆ je moet beschikken over (e-mail)adressen. Dit kan een e-mailadres zijn, maar ook een gewoon adres waar een brief met daarin inloggegevens naartoe wordt gestuurd. ◆ Je kunt minder goed gevoelige en complexe vragen stellen. De voordelen van digitaal onderzoek via e-mail komen deels overeen met die van een webenquête : ◆ je kunt veel cliënten tegelijkertijd bereiken, ◆ je hebt geen reistijd en daardoor minder onkosten, ◆ het levert veel informatie op binnen een korte tijd, ◆ het verzenden van een e-mail met een bijlage is relatief eenvoudig uit te voeren,
62
◆ anders dan bij groepsinterviews, kan geen interactie optreden tussen cliënten en ook niet met de interviewer, ◆ digitaal onderzoek is een groeiende onderzoeksmethode: steeds meer mensen hebben een Internetverbinding, ◆ de cliënt kan de digitale enquête thuis in zijn eigen tempo en op een zelf gekozen moment invullen. De nadelen van digitaal onderzoek via e-mail zijn: ◆ je moet beschikken over adressen. Je kunt alleen die cliënten benaderen die een e-mail adres hebben en waarvan je zelf een e-mailadres hebt of bekend is bij de betreffende instantie. ◆ e-mailadressen zijn vaak herleidbaar waardoor er minder anonimiteit bij het invullen van de digitale enquête is, ◆ je kunt minder goed gevoelige en complexe vragen stellen.
5
Welke stappen moet je nemen bij een digitaal onderzoek?
Stap 1 Formuleer je onderzoeksvraag. Waarom voer je het onderzoek uit en wat moet het onderzoek opleveren? Wat wil je weten van cliënten? Zie ook paragraaf 1.3 voor het opstellen van de probleemstelling en de centrale vraagstelling.
Stap 2 Maak een vragenlijst. Baseer je op de centrale onderzoeksvraag. Maak de vragenlijst niet te lang, anders wordt het voor cliënten vervelend om in te vullen. Zorg ervoor dat de vragen eenvoudig en helder zijn, dat het voor de cliënt duidelijk is wat je met een vraag bedoeld. Maak voornamelijk gebruik van gesloten vragen. Vooraf kun je een proefversie op een website zetten die beperkt toegankelijk is, waarmee je de bruikbaarheid van de enquête test.
Stap 3 Kies je respondenten (dit zijn de cliënten wiens mening je wilt weten). Voordat je de vragenlijst uit gaat zetten, moet je nadenken van wie je antwoorden wilt krijgen. Bijvoorbeeld: zijn dat mannen van achttien tot dertig, zijn dat mensen die langer dan drie jaar een uitkering hebben of wil je een antwoord van zoveel mogelijk cliënten? Omdat het versturen van één e-mail of honderden e-mails niet veel meer tijd kost, stuur je alle personen waarvan je een antwoord wilt een e-mail.
63
Stap 4 Voer het veldwerk uit. ◆ ◆ ◆ ◆
Maak een keuze voor een: een e-mail met een weblink naar een webenquête, of een e-mail met een bijlage. Verzend de e-mails (met weblink of bijlage). Houd daarbij rekening met de privacy door bcc te gebruiken (zie kader ‘voor de liefhebber’),
Voor de liefhebber: het gebruik van bcc in e-mails Het gebruik van bcc zorgt ervoor dat bij het verzenden van een e-mail naar meerdere personen de e-mailadressen niet zichtbaar zijn. Je kunt dit in je e-mailprogramma doen door alle e-mailadressen in het bcc (blind carbon copy) veld en jezelf in het aan-veld te zetten.
◆ Zorg ervoor dat er bij de e-mail een begeleidende tekst zit. Houd deze kort: lange e-mails worden minder snel gelezen. In de begeleidende tekst beschrijf je: het doel van het onderzoek, wanneer de cliënt de (web)enquête uiterlijk moet terugsturen (en hoe, indien het een bijlage bij een e-mail betreft), de naam van een contactpersoon en diens telefoonnummer en e-mailadres, een opmerking omtrent de privacybescherming, maak je gebruik van een adressenbestand van een ander, dan vermeld je dit ook in de begeleidende tekst, noem je onafhankelijkheid: ook al kan de hulp van een instantie nodig zijn geweest om aan adressen te komen. Het moet voor de cliënten duidelijk zijn dat wel of geen deelname aan de enquête geen gevolgen heeft. Het sturen van een herinnering per e-mail kan ervoor zorgen dat de respons hoger wordt. In de herinnering bedank je de mensen die de vragenlijst al hebben teruggestuurd en verzoek je de mensen die dat nog niet gedaan hebben om dat alsnog te doen.
64
Stap 5 Codeer de vragenlijst. De antwoorden van cliënten moeten uiteindelijk in een databestand terechtkomen. Dat wil zeggen dat elke vraag en elk antwoord moeten worden voorzien van een cijfer (voor een uitgebreide beschrijving zie stap 5 op pagina 50). Vragenlijsten die via een web-enquête zijn ingevuld worden (door een professional) automatisch gecodeerd.
Stap 6 Draai analyses. Hiermee wordt bedoeld dat je bepaalde berekeningen kunt uitvoeren in Excel. Je kunt bijvoorbeeld gemiddelden en percentages laten berekenen. In de bijlagen 1 en 2 wordt uitgelegd hoe je dit moet doen. Wanneer je kiest voor digitaal onderzoek via Internet (een webenquête) met professionele hulp, kunnen de analyses worden aangeleverd.
Stap 7 Schrijf je rapportage. Op basis van de uitkomsten van de tabellen, geef je een compact overzicht van de resultaten. Houdt daarbij rekening met de doelgroep en zorg ervoor dat je de resultaten op een heldere manier beschrijft. Let erop dat je in de rapportage de centrale vraagstelling beantwoordt.
Zelf doen of laten doen?
Voor het maken van de vragenlijst is wat kennis vereist. Je kunt ook gebruikmaken van bestaande vragenlijsten. Let dan goed op of het onderwerp aansluit bij je onderzoeksvraag en vraag om toestemming van het gebruik van de lijst.
Voor de liefhebber: het beheren en verwerken van een webenquête Bij een webenquête is voor het beheren en verwerken daarvan specialistische kennis nodig. De ingevulde gegevens worden automatisch gecodeerd en geanalyseerd. Voor dit automatisch analyseren van gegevens is aparte software beschikbaar en specialistische kennis nodig. Er zijn bureaus die zich hierin hebben gespecialiseerd. Met behulp van jouw vragenlijst wordt dan een geautomatiseerd proces opgezet, waardoor jij de ingevulde vragenlijsten al gecodeerd in een digitaal bestand aangeleverd krijgt.
65
panelonderzoek
66
4.5 Panelonderzoek Bij een panelonderzoek geeft een vaste groep cliënten periodiek – bijvoorbeeld elke maand of een paar keer per jaar ◆ over verschillende onderwerpen zijn mening. Omdat bij een vaste groep cliënten op verschillende tijdsmomenten steeds dezelfde soort informatie wordt verzameld, krijg je inzicht in veranderingen. Panelonderzoek gebeurt meestal met een vragenlijst: een schriftelijke enquête (zie paragraaf 4.2) of een digitaal onderzoek zoals een web-enquête (zie paragraaf 4.4). Lees beide paragrafen door om een beeld te krijgen van deze twee methodes.
n
Wanneer gebruik je een panelonderzoek?
Een panelonderzoek wordt gebruikt als je op zoek bent naar inzicht in (veranderende) meningen van cliënten over verschillende onderwerpen op verschillende tijdsstippen. Een panel betekent een vlot bereikbare, vaste groep cliënten.
Kosten en tijdsinvestering bij een panelonderzoek? Kosten
Als je een panelonderzoek gaat organiseren moet je rekening houden met de volgende kosten: ◆ Ga je te werk met schriftelijke vragenlijsten, dan heb je te maken met de kosten van: ◆ Drukkosten (vragenlijsten, begeleidende brief), ◆ Enveloppen (verzend en antwoordenveloppen), ◆ Portokosten (verzendporto en antwoordporto), ◆ Eventuele kosten voor inhuur van verwerking van de vragenlijsten. Bij een webenquête heb je de volgende kosten: ◆ Computer met een vaste Internetverbinding, ◆ Inhuur voor het maken en beheren van een website waarop de enquête kan worden geplaatst, ◆ Inhuur voor het (automatisch) verwerken van binnenkomende enquêtegegevens. Hiervoor is specialistische kennis nodig.
3
Tijd
Bij een panelonderzoek heb je een aantal algemene tijdsinvesteringen: ◆ Het up-to-date houden van je (web)enquête. Het kan zijn dat je in de loop van de tijd nieuwe onderwerpen wilt bevragen. Deze moeten dan worden toegevoegd aan je vragenlijst; andere vragen kunnen worden geschrapt. ◆ Het verversen van je panel. Paneldeelnemers kunnen onderzoeks-moe worden. Voor het uitvoeren van panelonderzoek is, bij de keuze voor schriftelijke vragenlijsten, de volgende aanvullende tijdsinvestering nodig: ◆ Het maken van de vragenlijst. Je moet goed nadenken over wat je precies wilt weten. Er zijn echter ook standaardvragenlijsten beschikbaar op het Internet, dan heb je veel minder tijd nodig voor de ontwikkeling. We noemen hier geen Internetadressen (www…) omdat deze sterk aan verandering onderhevig zijn. Het in een zoekmachine zoals Google intypen van de zoekwoorden ‘vragenlijst’ gevolgd door het onderwerp van onderzoek, levert tal van hits op. ◆ Wanneer je niet zelf over een adressenbestand beschikt, dien je toestemming te vragen voor het gebruik van zo’n adressenbestand. ◆ Wanneer je aanvullingen en commentaar op je vragenlijst wilt, kun je eerst een proefenquête houden onder een klein aantal personen. ◆ Stel een groep respondenten samen (dit zijn vaste cliënten wiens mening je regelmatig wilt weten). Van wie wil je iets weten en zijn deze personen ook regelmatig bereikbaar? ◆ Het veldwerk omvat de verzending van de vragenlijsten. Wanneer je geen toestemming hebt om een adressenbestand zelf te gebruiken en verplicht bent tot het laten verzenden van enquêtes, moet je rekening houden met een tijdschema van derden. ◆ Het verwerken van gegevens. Als je de ingevulde vragenlijsten hebt, worden de gegevens in een databestand gezet. Dit betekent dat elke vraag en elk antwoord gecodeerd moet worden (voor uitgebreide beschrijving zie stap 5 op pagina 50). Hoeveel tijd dit kost hangt af van de handigheid die je hebt voor het invoeren (je kunt ervan uitgaan dat het verwerken steeds sneller gaat naarmate je meer ervaring hebt), de omvang van de vragenlijsten en de hoeveelheid vragenlijsten die je moet invoeren. ◆ Het draaien van analyses (bijvoorbeeld het berekenen van gemiddelden en percentages; zie voor een uitleg ook bijlagen 1 en 2 voor een voorbeeld in Excel) en rapporteren (het beschrijven van de cijfers en daaraan gekoppelde conclusies en aanbevelingen) van de resultaten. Hoeveel tijd hiervoor nodig is, is afhankelijk van de omvang van de vragenlijst en de complexiteit van analyses. ◆ Herhaal je onderzoek op regelmatige tijden bij een vaste groep cliënten.
67
Voor het uitvoeren van panelonderzoek, bij de keuze voor een webenquête, is de volgende aanvullende tijdsinvestering nodig: ◆ Het maken van de vragenlijst. Je moet goed nadenken over wat je precies wilt weten. Om minder tijd kwijt te zijn aan de ontwikkeling van een vragenlijst, zijn op Internet standaardvragenlijsten beschikbaar. Zorg dan dat je toestemming hebt van de makers van de vragenlijst, zodat je geen problemen krijgt met het ongevraagd overnemen van (delen) ervan. We noemen hier geen Internetadressen (www…) omdat deze sterk aan verandering onderhevig zijn. Het in een zoekmachine, zoals bijvoorbeeld Google, intypen van de zoekwoorden ‘vragenlijst’ gevolgd door het onderwerp van onderzoek, levert tal van hits op. ◆ Vraag toestemming voor gebruik van adressen. Wanneer je niet zelf over een e-mailadressenbestand beschikt, dien je toestemming te vragen voor het gebruik van zo’n adressenbestand. Wanneer je geen toestemming krijgt om zelf een adressenbestand te gebruiken en toch een digitaal onderzoek wilt uitvoeren, kun je de e-mails laten verzenden door de betreffende instantie. Bij het laten verzenden daarvan moet je rekening houden met een tijdschema van derden. ◆ Test je vragenlijst. Wanneer je aanvullingen en commentaar op de webenquête wilt, kun je een klein aantal personen vragen om de lijst in te vullen en er commentaar op te geven. ◆ Stel een vaste groep respondenten samen (dit zijn vaste cliënten wiens mening je regelmatig wilt weten). Deze groep dient regelmatig beschikbaar te zijn. ◆ Het veldwerk omvat het versturen van een e-mail of brief met inlogcodes naar de cliënten. ◆ Verwerk je gegevens. Als je de ingevulde vragenlijsten hebt, worden de gegevens in een databestand gezet. Dit betekent dat elke vraag en elk antwoord gecodeerd moet worden. Bij een webenquête wordt dit onderdeel (coderen en analyseren) automatisch uitgevoerd. Hiervoor is specialistische software en kennis van een professional nodig. ◆ Schrijf de rapportage. Bij een webenquête krijg je de geanalyseerde gegevens (bijvoorbeeld in tabellen) kant en klaar aangeleverd van de expert. De tijd die je vervolgens kwijt bent aan het rapporteren (het beschrijven van de cijfers en daaraan gekoppelde conclusies en aanbevelingen), is afhankelijk van de omvang van de vragenlijst en de complexiteit van de analyses. ◆ Herhaal je onderzoek op regelmatige tijden bij een vaste groep cliënten.
68
☺ Voordelen en nadelen van een panelonderzoek? De voordelen van panelonderzoek zijn: ◆ op termijn (je herhaalt immers je onderzoek telkens) kan het met relatief weinig inspanning veel informatie opleveren, ◆ anders dan bij groepsinterviews kan er geen interactie optreden tussen cliënten onderling en met de onderzoeker, ◆ het is goed mogelijk ontwikkelingen in de tijd te volgen. De nadelen van panelonderzoek zijn: ◆ met zekerheid dient een vlot bereikbare vaste groep cliënten beschikbaar te zijn, ◆ niet direct – maar pas na herhaalde onderzoeksrondes – zijn resultaten beschikbaar, ◆ na een aantal onderzoeksrondes treedt panelverloop op (cliënten haken af of zijn om andere redenen niet beschikbaar) en op termijn ook een deel van het panel ververst moet worden (om panelmoeheid te voorkomen), ◆ de discussie rondom de steekproef: hebben paneldeelnemers andere kenmerken dan mensen die niet aan een panel zouden deelnemen? ◆ alleen mogelijk bij beschikbaarheid over adressen.
5
Welke stappen moet je nemen bij een panelonderzoek?
De stappen die je neemt, worden deels bepaald door de onderzoeksmethode (schriftelijke vragenlijst of een webenquête) die je kiest:
Stap 1 Formuleer je onderzoeksvraag. Waarom voer je het onderzoek uit, wat wil je weten van cliënten en wat moet het onderzoek opleveren? Zie ook paragraaf 1.3 voor een uitleg over de probleemstelling en de centrale vraagstelling. Omdat een vaste groep cliënten periodiek over verschillende onderwerpen zijn mening geeft, start je bij een panelonderzoek altijd met het vaststellen van een aantal thema’s die je wilt bevragen. Deze thema’s komen op de verschillende tijdsmomenten waarop je de vragenlijst afneemt terug.
Stap 2 Maak een enquête. Baseer je op de centrale onderzoeksvraag. Maak de enquête niet te lang, anders wordt het voor cliënten vervelend om in te vullen. Zorg ervoor dat de vragen eenvoudig en helder zijn, dat het voor de cliënt
69
duidelijk is wat je met een vraag bedoeld. Laat de enquête ter controle invullen door iemand die geen kennis heeft van het onderwerp. Maak bij de enquête voornamelijk gebruik van gesloten vragen.
Stap 3 Stel een groep respondenten samen (dit zijn vaste cliënten wiens mening je regelmatig wilt weten). Je moet goed nadenken over de vraag van wie je antwoorden wilt krijgen en of deze cliënten ook over een langere tijd vlot beschikbaar zijn.
Stap 4 Informeer de vaste groep cliënten, bijvoorbeeld per brief of telefoon, over het panelonderzoek. Vraag hen vooraf toestemming voor een regelmatige benadering gedurende enige periode. Zorg ervoor dat zij de naam van een contactpersoon, diens telefoonnummer en e-mailadres hebben en op de hoogte zijn van de privacybescherming.
Stap 5 Voer het veldwerk uit. ◆ Verzend de (web)enquête. De cliënten maken deel uit van een vast panel: zij zijn hier over voorgelicht. Zij zijn dus op de hoogte van terugkerende (web)enquêtes en een uitgebreide begeleidende brief is niet nodig. Zorg bij een schriftelijke enquête wel voor een antwoordenveloppe (bij een webenquête is dit uiteraard niet nodig). ◆ Geef de cliënten af en toe feedback: zorg bijvoorbeeld voor een bedankbrief of e-mail en voor terugkoppeling van resultaten.
Stap 6 Codeer de enquête. De aangekruiste antwoorden van de cliënten moeten uiteindelijk in een digitaal bestand terechtkomen. Om ervoor te zorgen dat je uiteindelijk uitspraken kunt doen als bijvoorbeeld "een derde van de cliënten is ontevreden over de wijze waarop vragen worden afgehandeld", moet je de vragenlijst coderen (zie stap 5 op pagina 50). Coderen is niet nodig wanneer je kiest voor een webenquête. De gegevens worden dan automatisch gecodeerd door een (ingehuurde) expert.
Stap 7 Draai analyses. Hiermee wordt bedoeld dat je bepaalde berekeningen kunt uitvoeren in Excel. Je kunt in bijvoorbeeld
70
gemiddelden en percentages laten berekenen (zie bijlagen 1 en 2 voor een uitgebreide uitleg). Analyseren is niet nodig wanneer je kiest voor een webenquête. Dit kan automatisch gebeuren door een (ingehuurde) expert.
Stap 8 Schrijf je rapportage. Een rapport wordt meestal ingedeeld als volgt: ◆ Eerst beschrijf je de probleemstelling en centrale vraagstelling (zie paragraaf 1.3) aan de hand van achtergrondinformatie (wat is het probleem, wat wil je weten, wat is er al gebeurd en wat nog niet), ◆ Daarna benoem en beargumenteer je de onderzoeksmethod die je hebt gekozen, ◆ Beschrijf je vaste cliëntenpanel (hoe groot is dit, hoe is de samenstelling, hoe wordt het panel ‘ververst’). Geef ook aan hoe hoog de respons is. ◆ Benoem vervolgens kort en bondig de resultaten en zorg ervoor dat in de rapportage de centrale vraagstelling wordt beantwoord. Zorg ervoor dat je de resultaten op een heldere manier beschrijft en houdt daarbij rekening met de doelgroep. Ter verduidelijking kun je tabellen opnemen met een compact overzicht van de resultaten, ◆ Sluit af met een compacte conclusie en aanbevelingen. Je verwijst daarbij naar het probleem, de centrale vraagstelling en de (veranderingen ten opzichte van eerdere) bevindingen die je koppelt aan je conclusie.
Zelf doen of laten doen?
Voor het uitvoeren van een panelonderzoek is het van belang dat je kennis hebt van een verwerkingsprogramma, zoals Excel. In bijlagen 1 en 2 wordt een voorbeeld gegeven van het berekenen van gemiddelden en percentages. Voor het maken van de vragenlijst is wat kennis vereist en je kunt gebruikmaken van bestaande vragenlijsten op Internet. Controleer, wanneer je een bestaande vragenlijst gebruikt, of de vragenlijst aansluit bij je centrale vraagstelling. Vraag om toestemming van het gebruik van een bestaande lijst. We noemen hier geen Internetadressen (www…) omdat deze sterk aan verandering onderhevig zijn. Het in een zoekmachine, zoals bijvoorbeeld Google, intypen van de zoekwoorden ‘vragenlijst’ gevolgd door het onderwerp van onderzoek, levert tal van hits op.
71
Voor de liefhebber: het beheren en verwerken van een webenquête Bij een webenquête is voor het beheren en verwerken van gegevens specialistische kennis nodig. De ingevulde gegevens worden automatisch gecodeerd en geanalyseerd. Voor dit automatisch analyseren van gegevens is aparte software beschikbaar en specialistische kennis nodig. Er zijn bureaus die zich hierin hebben gespecialiseerd. Met behulp van jouw vragenlijst wordt dan een geautomatiseerd proces opgezet, waardoor jij de ingevulde vragenlijsten al gecodeerd in een digitaal bestand aangeleverd krijgt.
72
benchmark
4.6 Benchmark Benchmarken is meten, vergelijken en verbeteren. Een benchmark is een vergelijkend onderzoek. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om organisaties, personen of functies. Vergelijken is daarbij echter nooit het doel op zich, maar een middel om de eigen resultaten te verbeteren.
Voor de liefhebber: de benchmark Een benchmark is vergelijkend onderzoek en wordt vooral gebruikt bij doelmatigheidsonderzoeken. Op basis van je onderzoeksresultaten worden op bepaalde onderdelen/thema ‘s vergelijkingen gemaakt tussen verschillende groepen (of personen of functies) uit dezelfde branche. Daarop volgt een verbetertraject en wordt vervolgens het onderzoek herhaald om te kijken of verbeteringen ook meetbaar zijn.
Bijvoorbeeld: Je kunt de tevredenheid van cliënten van het CWI in de ene stad bijvoorbeeld vergelijken met de tevredenheid van cliënten van een CWI in een andere stad en een verbeterproces starten door een kijkje in elkaars keuken te nemen.
n
Wanneer gebruik je een benchmark?
Een benchmark wordt gebruikt als je iets met iets anders wilt vergelijken en een verbetertraject (dat is het doel) wilt opzetten; een benchmark als basis voor verbetering. Voorwaarde voor de uitvoering van een benchmark is dat er voldoende vergelijkbare gegevens beschikbaar zijn (bij voorkeur gemeten met dezelfde methode, met dezelfde vragenlijsten), zodat je een vergelijking kunt maken. Voorbeelden zijn het vergelijken van armoede- of reïntegratiebeleid van verschillende gemeenten, of het vergelijken of uitkeringen op tijd uitbetaald worden. Een ander voorbeeld is een benchmark onder arbeidsadviseurs op diverse locaties.
73
Voor de liefhebber: de hoofdelementen van een benchmark De drie hoofdelementen van een benchmark zijn meten
74
◆
het meten: er wordt een beoordeling gegeven van organisaties (of personen of functies) op basis van de verzamelde gegevens. Dit is een beoordeling die betrekking heeft op die ene individuele organisatie en die los staat van de andere deelnemende organisaties. De individuele organisatie krijgt dus antwoord op de vraag: Hoe doen wij het nu ten opzichte van onze benchmarkpartners?
◆
het vergelijken: de resultaten van die ene organisatie worden vergeleken met de resultaten van de branchegenoten. Elke individuele organisatie krijgt antwoord op de vraag: Hoe doen wij het nu ten opzichte van onze collega-organisaties? De positie van die ene organisatie wordt dus bepaald ten opzichte van de andere organisaties. Dit doe je aan de hand van benchmark-profielen (zie figuur 4.6 voor een voorbeeld van een benchmark-profiel van een denkbeeldige organisatie D) die je per organisatie maakt.
◆
het verbeteren: met behulp van benchmark-profielen zie je in één oogopslag welke organisatie het op welk onderdeel beter doet dan jij. De primaire focus van een benchmark is het zoeken van verbeterpunten. Het resultaat van je analyse kan zijn dat er één ‘best-practice’ tevoorschijn komt. Dit is een organisatie of persoon die op alle onderdelen betere resultaten heeft dan de anderen. Vaak gebeurt dat niet en zijn er per onderdeel één of meer 'good-practices' aan te wijzen. Organisaties kunnen dan op onderdelen afspraken maken om van elkaar te leren: good-practices helpen dan de andere organisaties door een kijkje in elkaars keuken te nemen. Uitwisseling van informatie over de organisatie, praktijkervaring en aanpak kan dan leiden tot een verbetering van de situatie voor de deelnemende organisaties.
◆
de herhaling: een herhaalde meting volgt om kwaliteitsverbetering vast te stellen.
Figuur 4.6: voorbeeld van een gedeelte (twee thema’s: personeel en informatievoorziening) van een benchmark-profiel van een denkbeeldige organisatie D, met categorieën van 1 (laagste score) tot en met 9 (hoogste score) bij 9 organisaties (A t/m I).
ORGANISATIE D
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Personeel ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆
vriendelijkheid van het personeel voldoende tijd nemen voor cliënt correct te woord staan bij telefonisch gesprek op gemak stellen vragen kwijt kunnen vertrouwen in medewerkers medewerkers zien er netjes en verzorgd uit afspraken nakomen medewerkers ondernemen snel actie bereidheid luisteren naar vragen;helpen bij problemen begrijpelijkheid adviezen en antwoorden bruikbaarheid adviezen
◆ deskundigheid personeel ◆ rekening houden met persoonlijke omstandigheden ◆ omgaan met privacy van cliënt
Informatievoorziening ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆
inhoud van folders voorlichting over financiële onderwerpen duidelijkheid afspraken als resultaten binnen zijn ........... ........... ........... ........... ...........
75
In deze benchmark worden negen (A t/m I) organisaties met elkaar vergeleken. In dit benchmark-profiel zie je dat één van die organisaties (D) op ‘voorlichting over financiële onderwerpen’ het laagste scoort (cijfer 1) en daarom het laagste cijfer van de negen organisaties krijgt toegewezen op deze vraag. De acht benchmarkpartners scoren hoger op deze vraag dan de denkbeeldige organisatie D en wellicht kan organisatie D hiervan leren. Het omgekeerde geldt voor ‘omgaan met privacy van cliënt’. Op dit onderdeel scoort organisatie D hoog (cijfer 8, er is maar één organisatie met een hogere score) en kan een voorbeeld zijn voor anderen.
Kosten en tijdsinvestering bij een benchmark? Kosten
Als je een benchmark gaat uitvoeren moet je rekening houden met de volgende kosten: ◆ Het meten: het verzamelen van voldoende kwantitatieve gegevens bij alle organisaties die je wilt vergelijken. Deze gegevens kun je verzamelen door middel van een vragenlijst (zie daarvoor paragraaf 4.2). Hiervoor gelden dezelfde kosten als op pagina 45. ◆ Het vergelijken: voor het tweede deel van de benchmark (het vergelijken van organisaties binnen een branche) zijn geen extra kosten. ◆ Het verbeteren: afhankelijk van op welke onderdelen je minder goed scoort, een kijkje bij een andere organisatie wenst te nemen en vervolgens een verbetertraject wilt (laten) opzetten, zijn hieraan kosten verbonden.
3
Tijd
Voor het uitvoeren van een benchmark is de volgende tijdsinvestering nodig: ◆ Het meten: voor het verzamelen van de gegevens is dezelfde tijdsinvestering nodig als bij een vragenlijst, zie daarvoor pagina 46. ◆ Het vergelijken: voor alle organisaties bereken je per vraag een gemiddelde. Hiervoor gebruik je bijvoorbeeld Excel (zie voor een uitleg bijlage 1). Vervolgens rapporteer (het beschrijven van de cijfers en daaraan gekoppelde conclusies en aanbevelingen) je de resultaten. Hoeveel tijd hiervoor nodig is, is afhankelijk van het aantal onderdelen en organisaties. ◆ Het verbeteren/een aanbeveling doen voor een verbetering: Het kost uiteraard meer tijd om op meerdere
76
onderdelen te verbeteren dan op een enkel onderdeel. Dit hangt ook van het onderwerp af. Wanneer je bovendien de best- of good-practice bent, kost het ook tijd om andere organisaties een kijkje in jouw keuken te laten nemen. ◆ De herhaling: om zicht te krijgen op verbeteringen per organisaties of op onderdelen herhaal je de benchmark na enige tijd en spreek je organisaties aan op eventuele verbeteringen.
☺ Voordelen en nadelen van een benchmark? Voordelen van een benchmark zijn: ◆ de vergelijking vindt plaats op basis van reële praktijksituaties en niet op basis van theoretische situaties die in de praktijk niet haalbaar hoeven te zijn. Een benchmark is dus gebaseerd op een rangordening van de gegevens. Hoe hoger de rangorde, hoe beter de score. Sterkten en zwakten zijn meteen zichtbaar, ◆ het opdoen van nieuwe ideeën – omdat er wordt vergeleken met hoe een andere organisatie het doet kan in een versneld tempo gaan. Nadelen van een benchmark zijn: ◆ het vergelijken op basis van reële praktijksituaties is gelijktijdig ook een nadeel: scores die bijna hetzelfde zijn (zoals bijvoorbeeld de rapportcijfers variërend tussen 8,0 en 8,7) krijgen toch een duidelijke rangorde, ◆ benchmarking is arbeidsintensief en legt een groot tijdsbeslag op een organisatie (op persoon of functie), ◆ een valkuil bij benchmarking kan zijn dat het soms moeilijk is informatie over de andere organisatie (de concurrentie?) te bemachtigen.
5
Welke stappen moet je nemen bij een benchmark?
Stap 1 Formuleer je onderzoeksvraag. Waarom voer je het onderzoek uit en wat moet het onderzoek opleveren? Ga niet benchmarken om het benchmarken, maar heb een duidelijke vraag (met daaraan gekoppeld een verbeterwens) voor ogen. Het benchmarken is niet het doel op zich, dat is het opzetten van een verbetertraject.
Stap 2 Het meten: voordat je een vragenlijst uit gaat zetten, moet je nadenken over de vraag van wie je antwoorden wilt krijgen: wie zijn je cliënten? Maar ook: wie zijn je benchmark-partners, met wie wil je jezelf in een bepaalde functie, je
77
organisatie of onderdelen van een organisatie vergelijken? Houdt in je achterhoofd dat de gegevens van verschillende organisaties vergelijkbaar moeten zijn en gebruik daarom bij voorkeur gesloten vragen.
Stap 3 Het vergelijken: vergelijk de gegevens van je benchmark-partners (alle organisaties, of personen of functies). In Excel bereken je bij alle organisaties gemiddelden voor alle vragen (zie daarvoor bijlage 1) en maak je per organisatie een rangorde op basis van dat gemiddelde voor elk van die vragen. Vervolgens maak je – om direct een duidelijk overzicht te hebben - de benchmark-profielen (zie figuur 4.6).
Stap 4 Schrijf je rapportage. Een rapport wordt meestal ingedeeld als volgt: ◆ Eerst beschrijf je de probleemstelling en centrale vraagstelling (zie paragraaf 1.3) aan de hand van achtergrondinformatie (wat is het probleem, wat wil je weten, wat is er al gebeurd en wat nog niet), ◆ Benoem je benchmark-partners, ◆ Daarna benoem je de onderzoeksmethode die je hebt gekozen, ◆ Beschrijf je steekproef (hoe groot is deze, hoe is de samenstelling, hoe zijn cliënten benaderd). Geef ook aan hoe hoog de respons was, ◆ Geef vervolgens een compact overzicht van de resultaten en zorg ervoor dat in de rapportage zeker de centrale vraagstelling wordt beantwoord. Je laat een vergelijking zien tussen de verschillende organisaties op alle onderdelen. Geef daarbij ook duidelijk aan welke organisatie op welk onderdeel een good-practice is. Ter verduidelijking neem je de benchmark-profielen op, ◆ Sluit af met een conclusie en aanbevelingen. Je verwijst daarbij naar het probleem, de centrale vraagstelling en de bevindingen die je koppelt aan je conclusie.
Stap 5 Het verbeteren: bespreek de kloof tussen je eigen resultaten en die van andere organisaties in de benchmark. Vergelijk vervolgens met het gewenst niveau en stel je nieuwe doelen vast. Ontwikkel een actieplan om je nieuwe doelen te realiseren.
Stap 6 Het herhalen: om verbeteringen meetbaar te kunnen maken, herhaal je na enige tijd de benchmark.
78
Zelf doen of laten doen?
Voor het uitvoeren van een vragenlijstonderzoek is het van belang dat je kennis hebt van een verwerkingsprogramma, zoals bijvoorbeeld Excel. Voor het maken van de vragenlijst is wat kennis vereist. Je kunt ook gebruikmaken van bestaande vragenlijsten die op Internet beschikbaar zijn. Als je een bestaande vragenlijst gebruikt, moet je wel goed controleren of de vragenlijst precies aansluit bij de centrale vraagstelling (zie paragraaf 1.3 voor een uitleg over probleem- en vraagstelling) van je onderzoek. Zorg dat je toestemming hebt van de makers van de vragenlijst, zodat je geen problemen krijgt met het ongevraagd overnemen van (delen van) de lijst. We noemen hier geen Internetadressen (www…) omdat deze sterk aan verandering onderhevig zijn. Het in een zoekmachine, zoals bijvoorbeeld Google, intypen van de zoekwoorden ‘vragenlijst’ gevolgd door het onderwerp van onderzoek, levert tal van hits op. Verder is het belangrijk dat je bekend bent met het trekken van een representatieve steekproef (zie paragraaf 2.3) bij alle organisaties waarmee je wilt vergelijken.
Voor de liefhebber: het vergelijken Een benchmark is gebaseerd op een rangordening van de gegevens. Hoe hoger de rangorde, hoe beter de score. De organisatie die het laagste scoort, krijgt rangorde 1; de organisatie die het hoogste scoort, krijgt het hoogste nummer (bijvoorbeeld 9 wanneer er negen organisaties met elkaar worden vergeleken). Hiervoor wordt een verwerkingsprogramma zoals SPSS of Excel gebruikt.
79
bronnen
Bronvermelding
80
◆ Baarda, D. B. en De Goede, M. P. M. (2006). Basisboek methoden en technieken. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwantitatief onderzoek. Groningen/ Houten: Wolters-Noordhoff bv. ◆ Baarda, D. B., De Goede, M. P. M. en Kalmijn. M. (2006). Basisboek kwalitatief onderzoek. Groningen/ Houten: Wolters-Noordhoff bv. ◆ Baarda, D. B., De Goede, M. P. M. en Kalmijn. M. (2007). Basisboek enquêteren. Handleiding voor het maken van een vragenlijst en het voorbereiden en afnemen van enquêtes. Groningen/ Houten: Wolters-Noordhoff bv. ◆ Baarda, D. B., De Goede, M. P. M. en Van der Meer-Middelburg, A. G, E. (2007). Basisboek interviewen. Handleiding voor het voorbereiden en afnemen van interviews. Groningen/ Houten: Wolters-Noordhoff bv. ◆ Oudenampsen, D. en Kortenhoeven, P. (2002). Meer weten van de achterban. Handboek voor patiëntenorganisaties. Amersfoort/ Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. ◆ Segers, J. (2002). Methoden voor de maatschappijwetenschappen. Assen: Koninklijke Van Gorcum BV.
◆ ◆ ◆ ◆
www.npcf.nl/uploads/files////achterbanraad.pdf www.verwey-jonker.nl/images/dynamisch/D9453372-5_024E_IL.pdf www.raadopmaat.org/handboek/welkom.php www.hivnet.org/HVN/Publicaties/meerjarenbeleidsplan_2006/meerjarenbeleid_2006_achterban.htm
◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆
www.kwaliteitsmeter.nl/waarom_benchmarken.html www.os.amsterdam.nl/onderzoek/ www.strabo.nl/?lang=nl&url=detailhandelspecialist/groeppanel.html www.its-nijmegen.nl/beleid_onderzoek/panelonderzoek.html www.platformkwaliteit.nl/infokwal/specinfo/specinfosite/meetinstrumenten/#1055938285 www.tns-nipo.com/sub_ext.asp?i013
woordenlijst
Verklarende woordenlijst en gebruikte afkortingen ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆
CG-Raad CWI Excel FNV gesloten vragen LCR LocSZ LVT MSN
◆ Nudist, Kwalitan en Atlas TI ◆ open vragen ◆ populatie ◆ steekproef ◆ representatief ◆ respondent ◆ respons ◆ Rof-je ◆ SPSS ◆ SVB ◆ UWV ◆ WWB
Chronisch Zieken en Gehandicapten Raad Nederland Centrum voor Werk en Inkomen voorbeeld van een digitaal rekenprogramma voor analyse van onderzoeksresultaten Federatie Nederlands Vakverbond er is een keuze uit opgesomde antwoorden die een cliënt kan aankruisen Landelijke Cliëntenraad landelijke netwerkorganisatie van lokale cliëntenraden Landelijke Vereniging Thuislozen messenger interactief Internetprogramma; online met anderen ‘praten’ door middel van het intypen van tekst specialistische software voor analyseren van kwalitatieve onderzoeken er is geen keuze uit opgesomde antwoorden zoals bij gesloten vragen; geen beperking van de antwoordmogelijkheden de gehele groep van alle cliënten een deelverzameling van de populatie; een steekproef hoort representatief te zijn voor de gehele groep; dit zijn de cliënten wiens mening je wilt weten een steekproef moet een goede afspiegeling vormen van de populatie. Dat is een voorwaarde om uitspraken te kunnen doen over deze populatie. één persoon uit de steekproef wiens mening je wilt weten; dit is een cliënt die meedoet aan het onderzoek het totaal aantal reacties bij een onderzoek rechtmatigheid onderzoeksformulier; hierop geven mensen met een bijstandsuitkering of periodieke bijzondere bijstand wijzigingen in hun persoonlijke situatie aan. software voor geavanceerde statistische analyses; Statistical Package for the Social Sciences Sociale Verzekeringsbank Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen Wet werk en bijstand
81
gemiddelde
Bijlage 1
82
Voorbeeld van het berekenen van een gemiddelde in Excel
Voor de liefhebber: een gemiddelde berekenen in Excel In Excel bereken je een gemiddelde door gebruik te maken van de functie average of (bij de Nederlandse versie gemiddelde). In bijlage 1 wordt hiervan een voorbeeld gegeven. Ga onder de laatste rij in cel E10 staan. In deze cel ga je het gemiddelde berekenen op vraag 3. Je typt in de formulebalk het ‘=’-teken. Zo ‘weet’ Excel dat er een formule aankomt. De formule (average(e2:e9) laat zien dat het gemiddelde wordt berekend van kolom E de tweede rij tot en met kolom E de negende rij. Het gemiddelde rapportcijfer dat wordt gegeven door de cliënten is dus een 7,125.
Bijlage 2
percentage
Voorbeeld van het berekenen van percentages in Excel
Voor de liefhebber: percentages berekenen in Excel Je kunt percentages in Excel berekenen door gebruik te maken van de functie percentage (het %-teken). In figuur 3.5 wordt hiervan een voorbeeld gegeven. Bijvoorbeeld: score 1 ‘geheel mee eens’ wordt door twee van de acht cliënten gegeven. In de cel waarin je het percentage wilt bereken van score 2, typ je in de formulebalk het ‘=’-teken. Zo ‘weet’ Excel dat er een formule aankomt. Na het ‘=’-teken typ je vervolgens het aantal malen dat een bepaalde score werd aangekruist (in ons voorbeeld is dat 2, gedeeld door het aantal cliënten, is 8). Op de formulebalk staat dan: =2/8. Klik vervolgens op Enter, ga op de betreffende cel (in ons voorbeeld D15) staan en klik op het percentageteken. Van de cliënten is 25% het eens met de stelling ‘de cliëntenraad behartigt mijn belangen op een goede manier’.
83
84
Uitgever IVA, beleidsonderzoek en advies Warandelaan 2 Postbus 90153, 5000 LE, Tilburg T 013-4668466 F 013-4668477 [email protected] www.iva.nl Het project is uitgevoerd in opdracht van Landelijke Cliëntenraad Oranjestraat 4 2514 JB Den Haag T 070-7890770 F 070-7890774 [email protected] www.landelijkeclientenraad.nl
© 2008 IVA Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of worden openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het IVA, LCR en bij het LCR aangesloten verenigingen. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning bij artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.