Keurmerkregeling Reinheid luchtbehandeling- en ventilatiesystemen van het Nederlands Verbond Reinigingspecialisten Luchtbehandelingsystemen
Deel A Stof en micro-organismen
5 February 2013
1
Voorwoord NVRL keurmerkregeling De keurmerkregeling bestaat uit deel A en deel B. Deel A van de NVRL- keurmerkregeling gaat over de hygiënische grenswaarden van de vervuiling door stof en microbiologische organismen. Deel B van de keurmerkregeling behandelt de hygiënische grenswaarden van vet. Het certificaat Op basis van de NVRL-keurmerkregeling is het mogelijk een Certificaat Goud, Zilver of Brons te ontvangen. Het certificaat dat wordt verstrekt, is afhankelijk van het voldoen aan deel A of deel B van de keurmerkregeling. Ook is een bepalende factor of het gehele ventilatie- en luchtbehandelingsysteem of een deel ervan aan de keurmerkregeling is getoetst. Hieronder volgt een toelichting op de drie certificaten. Certificaat Goud Dit certificaat garandeert de reinheid van de gehele ventilatie- en luchtbehandelings systeem. Certificaat Zilver Het Certificaat Zilver garandeert de reinheid van een gedeelte van het ventilatie- en luchtbehandelingsysteem. Dit certificaat wordt verstrekt als een deel van het systeem aan de normen van de keurmerkregeling voldoet. Certificaat Brons Dit certificaat garandeert de reinheid van ventilatiekanalen ten behoeve van de afvoer van vette lucht. Het Certificaat Brons is te verkrijgen als aan de normen van de keurmerkregeling wordt voldaan. De Certificaten kunnen door een bedrijf worden verstrekt dat aangesloten is bij het Nederlands Verbond Reinigingsspecialisten Luchtbehandelingsystemen. Voor meer informatie hieromtrent kunt u het secretariaat van de NVRL, via www.nvrl.nl, benaderen.
5 February 2013
2
Inleiding deel A Dit document van deel A van de keurmerkregeling van het Nederlands Verbond Reinigingsspecialisten Luchtbehandelingsystemen (NVRL). De NVRL-leden hebben besloten in eerste instantie de scope beperkt te houden. De regeling kan op basis van de eerste ervaringen nog worden aangepast. Gekozen is om te werken met een verschil in waardes tussen de situatie aan het begin van een systeem en het eind van een systeem. De stijging van de grenswaarden is de bepalende factor. Dit vergt een andere manier van denken. We spreken dus niet over een bepaalde grenswaarde om een installatie als ‘schoon’ te verklaren. Bepalend is de stijging tussen waardes van de in deze regeling vastgelegde genomen monsters. De keurmerkregeling is opgesteld door werkgroep bestaande uit: E. Piguillet NVRL E. van Dijk NVRL A. van Duin NVRL J. Wolters NVRL W.F. de Gids TNO Bouw en Ondergrond Voor meer informatie over de NVRL kunt u terecht op www.nvrl.nl. Een overzicht van alle leden van de NVRL treft u hier eveneens aan.
5 February 2013
3
Inhoud 1. Scope ................................................................................................................ 5 2. Doelstelling ....................................................................................................... 5 3. Geldigheid...........................................................................................................5 4. Voorwaarden..................................................................................................... 6 5. Definities ........................................................................................................... 6 6. Onderwerp van toetsing .................................................................................... 7 7. Bepaling van de microbiologische reinheid in toevoerinstallaties...................... 7 7.1 Functionele eis ............................................................................................ 7 7.2 Prestatie eis................................................................................................. 7 7.2.1 Grootheid .............................................................................................. 7 7.2.2 Grenswaarde ........................................................................................ 7 7.3 Bepalingsmethode....................................................................................... 8 7.3.1 Beginsel ................................................................................................ 8 7.3.2 Voorwaarden voor toepassing .............................................................. 8 7.3.3 Beproeving............................................................................................ 8 8. Bepaling van de fysieke reinheid van de kanaalwand..................................... 10 8.1 Functionele eis .......................................................................................... 10 8.2 Prestatie-eis .............................................................................................. 10 8.2.1 Grootheid ............................................................................................ 10 8.2.2 Grenswaarde ...................................................................................... 10 8.3 Bepalingsmethode gesedimenteerd stof ................................................... 11 8.3.1 Beginsel .............................................................................................. 11 8.3.2 Voorwaarden voor toepassing ............................................................ 11 8.3.3 Beproeving.......................................................................................... 11 9. Aantal monsters in de toevoer nabij de ruimte ................................................ 12 10. Visuele inspectie van afvoerkanalen ............................................................. 12 11. Rapportage ................................................................................................... 13 12. Relatie met andere reinheid voorschriften .................................................... 13
5 February 2013
4
1. Scope Deze regeling geeft voorwaarden, eisen en bepalingsmethoden die bij het reinigen van luchtbehandeling- en ventilatiesystemen in gebouwen kunnen worden gesteld. De regeling is van toepassing op systemen in gebouwen en andere omsloten ruimten met een vergelijkbare bestemming als kantoorgebouwen (als voor die bestemming een aparte installatie aanwezig is). Denk daarbij aan kantoorruimten binnen een fabriekshal, scholen, op schepen en op productieplatforms. Uitgesloten van de regeling zijn luchtbehandeling- en ventilatiesystemen waarin zich kanalen bevinden met: inwendige isolatie asbesthoudende materialen.
2. Doelstelling De doelstelling van deze regeling is het vaststellen van hygiënische grenswaarden waaraan een luchtbehandeling- en ventilatiesysteem dient te voldoen, zowel ten aanzien van eventueel ingrijpen als ten aanzien van het reinigingsresultaat. De heeft twee doelen: de gezondheidsrisico’s van de in de gebouwen verblijvende personen ten gevolge van vervuiling die in de luchtbehandeling- en ventilatiesystemen kunnen voorkomen, zo veel mogelijk te beperken; de capaciteitsafname ten gevolge van vervuiling te minimaliseren. Indien aan de hygiënische grenswaarden wordt voldaan, wordt een keurmerk afgegeven voor de duur van 1 jaar.
3. Geldigheid Indien aan de hygiënische grenswaarden wordt voldaan, wordt een keurmerk afgegeven. De geldigheid van het keurmerk bedraagt 4 jaar indien de 3 opvolgende jaren de luchtbehandelingkast chemisch/technisch wordt gereinigd door een NVRL gelieerd bedrijf. Met andere woorden. In het 1e jaar wordt een onderzoek uitgevoerd conform de in het keurmerk beschreven methoden, en in de 3 jaren daarna wordt de luchtbehandelingkast chemisch/technisch gereinigd door een NVRL gelieerde onderneming.
5 February 2013
5
4. Voorwaarden Uitsluitend bedrijven die lid zijn van het Nederlands Verbond Reinigingspecialisten Luchtbehandelingsystemen kunnen inspecties en reiniging uitvoeren in het kader van deze keurmerkregeling. Daardoor kan dit keurmerk uitsluitend worden verstrekt door NVRLgelieerde bedrijven. Het keurmerk kan alleen van toepassing zijn op systemen die onder verantwoordelijkheid van een NVRL-gelieerd bedrijf, dan wel door hun zelf worden gereinigd. Het keurmerk is geldig onder de omstandigheid dat de reinheid van de installatie niet wordt beïnvloed door omstandigheden zoals brand, doorgeslagen filter enz. Opmerking: De voorwaarden waaraan een NVRL-gelieerd bedrijf dient te voldoen staan vermeld in het kringreglement NVRL, dat onder de statuten van de Vereniging Leveranciers van Luchttechnische apparaten valt.
5. Definities Onder luchtbehandeling- en ventilatiesystemen wordt conform de Europese CEN normen verstaan: Het totaal van installatiecomponenten dat ervoor zorg draagt dat lucht van buiten via binnen weer naar buiten wordt afgevoerd. Dit betekent de gehele toevoerinstallatie inclusief recirculatie en de afvoerinstallatie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen toevoerinstallaties en afvoerinstallaties. Recirculatiesystemen of delen van de installatie die als recirculatie van lucht dienen, worden hetzelfde behandeld als toevoerinstallaties. Bij afvoerinstallaties spelen branduitbreiding en teruggang in capaciteit een rol. Bij toevoerinstallaties speelt voornamelijk de hygiënische kwaliteit van de binnenlucht een rol en slechts in beperkte mate de capaciteit. De volgende installatiecomponenten worden beschouwd: aanzuigrooster of aanzuigplenum kanalensysteem inclusief aftakkingen en hulpstukken, zoals bochten, aftakkingen, Tstukken, vernauwingen en verwijdingen regelorganen zoals kleppen luchtfilters luchtbehandelingkast inclusief de bevochtigingsectie warmtewisselaars eventuele nabehandelingornamenten zoals naverwarmers en nakoelers ornament voor luchttoevoer naar de ruimte ornament voor de luchtafvoer afvoerkap of afvoerrooster ventilatoren Onder vervuiling wordt in deze regeling verstaan: opeenhopingen van stofdeeltjes waarin zich ziekteverwekkende verontreinigingen kunnen vormen. De verontreinigingen kunnen zowel in stofdeeltjes als in microbiologische organismen voorkomen. Vervuiling betreft ook vet- of olieafzetting waardoor brandgevaar kan ontstaan en de hygiëne van voedingsmiddelen niet gegarandeerd kan worden. Dit laatste wordt met name in deel B behandeld.
5 February 2013
6
6. Onderwerp van toetsing Aspecten die worden bepaald als toets om de vervuiling aan te tonen zijn microbiologische reinheid fysieke reinheid (afzetting van stofdeeltjes) Er wordt onderscheid gemaakt tussen ingrijpwaarde en prestatiewaarde na reiniging. Toelichting: Veel marktpartijen hebben bij de NVRL aangegeven ook de controle mee te nemen van bijvoorbeeld de vervangingsfrequentie van het filter, de juiste keuze van het filter, etc. De NVRL heeft ervoor gekozen in de rapportage ruimte voor opmerkingen op te nemen. Echter, deze aspecten zijn geen onderdeel van deze keurmerkregeling.
7. Bepaling van de microbiologische reinheid in toevoerinstallaties 7.1 Functionele eis De installatie moet zo rein mogelijk worden gehouden zodat de kans op microbiologische groei zoveel mogelijk beperkt blijft.
7.2 Prestatie-eis De prestatie-eis waarin de te testen grootheid wordt uitgedrukt, is de toename van het aantal micro-organismen in de installatie. Het totaal kiemgetal is het totaal aantal bacteriën plus het totaal aantal schimmels en gisten. (Zie bijlage 1).
7.2.1 Grootheid De grootheid waarin de microbiologische activiteit wordt uitgedrukt is het aantal koloniën vormende eenheden per kubieke meter lucht (kve/m3).
7.2.2 Grenswaarde Voor zowel de ingrijpwaarde als prestatiewaarde na reiniging geldt dat vanaf het buitenlucht-aanzuigrooster tot aan het luchttoevoerornament er geen significante toename van het totaal aantal bacteriën, schimmels en/of gisten (kve/m3) mag worden gemeten, rekening houdende met een ondergrens van 100 kve/ m3.
Figuur 1
Schematische weergave van de eis voor microbiologische reinheid van kanalen
buitenlucht aanzuigrooster
luchtbehandelingskast
luchttoevoerrooster naar de ruimte
toename microbiologische activiteit van component tot component niet significant Pijltjes
5 February 2013
geven de richting van de luchtstroom aan.
7
7.3 Bepalingsmethode 7.3.1 Beginsel De bepalingsmethode is het vaststellen van de microbiologische activiteit (bacteriën, schimmels en gisten) op vooraf vastgestelde plaatsen. Het aantal plaatsen is afhankelijk van de grootte van het gebouwgedeelte waarvoor de installatie is bedoeld en/of de complexiteit van de installatie (aantal vertakkingen).
7.3.2 Voorwaarden voor toepassing Om te bepalen hoe rein de installatie is, worden de plaats en aantal van de microbiologische monstername vastgelegd overeenkomstig artikel 6.3.3. De monstername wordt uitgevoerd conform norm NEN-EN 13098: 2000 ‘werkplekatmosfeer - richtlijnen voor meting van micro-organismen en endotoxine in de lucht’. De analyse moet worden uitgevoerd door een RvA ISO-17025 geaccrediteerd laboratorium. De lijst van geaccrediteerde laboratoria is te vinden op de site van de Raad voor Accreditatie (www.rva.nl). Bij het vaststellen van de reinheid mag er geen zichtbare corrosie aan de binnenzijde van de aanwezig zijn. Na reiniging en vóór inbedrijfstelling moeten de filters van het luchtbehandeling- of ventilatiesysteem worden vervangen door schone, nieuwe filters alvorens monstername kan plaatsvinden. Er wordt vanuit gegaan dat een vervuild filter na reiniging niet wordt teruggeplaatst.
7.3.3 Beproeving Omstandigheden De installatie is in normaal bedrijf op de nominale capaciteit. De te onderzoeken luchtmonsters zijn in de regel niet direct gevaarlijk voor de gezondheid van de mens. Daarom hoeven in het laboratorium geen specifieke voorzorgsmaatregelen te worden genomen. Men dient zich in het laboratorium te houden aan de algemene veiligheidsvoorschriften. De volgende onderdelen van de beproeving dienen te worden uitgevoerd volgens een geaccrediteerde methode: - Toestellen en hulpmiddelen - Voedingsmedia - Werkwijze - Monstername - Transport - Analyse - Berekening - Kwaliteit
5 February 2013
8
Monstername De monstername moet worden verricht met apparatuur met de grootste meetnauwkeurigheid. Significante toename Onder significante toename wordt verstaan een toename van minimaal 100% ten opzichte van elk stroomopwaarts gemeten meetpunt, rekening houdende met de meetnauwkeurigheid. Aantal monsters Het aantal monsters is afhankelijk van de grootte van het gebouw of gebouwdeel dat door een installatie wordt bediend en/of van de gecompliceerdheid van het kanalensysteem. De volgende monsternamepunten dienen altijd te worden uitgevoerd: een monster van de buitenlucht binnen een afstand van 10 meter van het buitenlucht-aanzuigrooster. een monster direct achter het filter (achter is in dit geval ten opzichte van het buitenluchtaanzuigrooster). een monster in de luchttoevoerventilatorsectie van de luchtbehandelingskast. een aantal monsters (n) afhankelijk van het bruto-volume van het gebouw of gebouwdeel, waarvoor de installatie is bedoeld en/of het aantal aftakkingen in de installatie. Deze worden genomen aan het einde van het luchttoevoerkanaal en zo dicht mogelijk bij het luchttoevoerrooster., m.a.w. op die plaatsen waar de lucht de ruimte instroomt. Het aantal monsters (n) aan het einde van de installatie wordt bepaald volgens artikel 8.
5 February 2013
9
8. Bepaling van de fysieke reinheid van het luchtbehandelingsysteem 8.1 Functionele eis De installatie moet zo rein mogelijk worden gehouden zodat de kans op stofverplaatsing door het luchtbehandelingssysteem naar de diverse ruimte zo klein mogelijk is.
8.2 Prestatie-eis De prestatie-eis waarin de te testen grootheid wordt uitgedrukt is de mate waarin een oppervlakte is bedekt met stofdeeltjes.
8.2.1 Grootheid De grootheid waarin de hoeveelheid gesedimenteerd stof wordt uitgedrukt is het percentage van het oppervlak dat bedekt is met stofdeeltjes.
8.2.2 Grenswaarde Als ingrijpwaarde bij inspectie wordt verwezen naar onderstaande foto’s. Deze foto’s dienen als referentiekader voor de mate van vervuiling waarop actie moet worden ondernomen. Mocht vervuiling worden aangetoond, dan moet de installatie binnen een maand worden gereinigd, anders vervalt de keurmerkregeling. Als prestatiewaarde geldt dat na reiniging het kanaalstuk een beeld moet geven overeenkomstig de onderstaande foto’s van schone luchtkanalen.
Schoon luchtkanaal
Schoon luchtkanaal
Vervuild kanaal
Vervuild kanaal
5 February 2013
10
8.3 Bepalingsmethode gesedimenteerd stof 8.3.1 Beginsel De bepalingsmethode is het vaststellen van de hoeveelheid gesedimenteerd stof in toevoer- of recirculatiekanalen op vooraf vastgestelde plaatsen. Het aantal plaatsen is afhankelijk van de grootte van het gebouwgedeelte waarvoor de installatie is bedoeld en /of complexiteit van de installatie (aantal vertakkingen). De foto dient een goed beeld te geven van de mate van vervuiling en van de omtrekken van het kanaal. Na eventuele reiniging moet op dezelfde plaats als voor reiniging een foto worden genomen
8.3.2 Voorwaarden voor toepassing Voor het bepalen van de reinheid van de installatie worden de plaats en aantal van de foto’s vastgelegd overeenkomstig artikel 7.3.3. De monstername en analyse moeten plaatsvinden door een NVRL-gelieerde onderneming. Bij het vaststellen van de reinheid mag er geen zichtbare corrosie aan de binnenzijde van de luchtkanalen aanwezig zijn. Na reiniging en vóór inbedrijfstelling moeten de filters van het luchtbehandeling- of ventilatiesysteem worden vervangen door schone nieuwe filters voordat de monstername kan plaatsvinden. Er wordt vanuit gegaan dat een vervuild filter na reiniging niet wordt teruggeplaatst.
8.3.3 Beproeving Omstandigheden De installatie is uit bedrijf. Toestellen en hulpmiddelen Visuele (endoscopische/ digitale) zal worden toegepast. Nauwkeurigheid De NVRL-leden hebben ervaring opgedaan met visuele (endoscopische/digitale) inspecties. Werkwijze Zo snel mogelijk na reiniging en tenminste binnen maximaal 24 uur na reiniging worden monsters genomen overeenkomstig de in dit artikel beschreven wijze. Monstername Het aantal monsters is afhankelijk van de grootte van het gebouw of gebouwdeel dat door een installatie wordt bediend en / of van de gecompliceerdheid van het kanalensysteem. De volgende monstername-punten worden altijd uitgevoerd: een aantal monsters (n) afhankelijk van de grootte van het gebouw en of het aantal aftakkingen in de installatie worden genomen in het kanaal op een afstand van maximaal 5 meter vanaf het luchttoevoerrooster of luchttoevoerornament. Het aantal monsters aan het einde van de installatie n wordt bepaald volgens artikel 8. Analyse De monsters worden daarna geanalyseerd door een NVRL -aangesloten onderneming.
5 February 2013
11
9. Aantal monsters in de toevoer nabij de ruimte Het aantal monsters aan het einde van de installatie n bij de bepaling zoals genoemd in de artikelen 6 en 7 bedraagt de kleinste van de volgende te bepalen waarde: n = V/5000 of n = T/50 waarin n= aantal plaatsen waar bemonstering moet plaatsvinden, afgerond naar boven op gehele getallen. V= bruto volume van het gebouw of gedeelte van het gebouw waarvoor de installatie is bedoeld in m3 T= aantal aftakkingen in de installatie, afgerond naar boven op gehele getallen Onder aftakking wordt hier verstaan een opsplitsing van het hoofdkanaal naar andere kanaaldelen met een lengte van minimaal 5 meter.
10. Visuele inspectie van afvoerkanalen Op basis van visuele inspectie zal worden nagegaan of de kans op reductie van de capaciteit van de installatie ten gevolge van vervuiling minder zal bedragen dan maximaal 15 %. Dus, bij een rendementsvermindering ten gevolge van vervuiling van meer dan 15% is ingrijpen noodzakelijk. Opmerking: Het is in de literatuur bekend dat door slecht onderhoud en gebrek aan reiniging de capaciteit van de installatie in de eerste twee à drie jaren kan teruglopen met 30 à 40 %. Bij regelmatig onderhoud en reiniging zou dit beperkt moeten kunnen blijven tot maximaal 15%.
5 February 2013
12
11. Rapportage De rapportage dient tenminste de volgende gegevens te bevatten: beschrijving van het gebouw o gebouwtype en gebouwvolume beschrijving van de installatie o type installatie en globale capaciteit plaats en datum van inspectie en/of reiniging plaats en datum van monstername naam van het reinigings- of inspectiebedrijf type beproeving o microbiologisch o visueel m.b.v. endoscopische / digitaal bijzonderheden tijdens de monstername naam van het laboratorium voor analyse de resultaten van de analyses de uiteindelijke toetsing aan de grenswaarde de conclusie(s) naam van de rapporteur Indien door een laboratoriumrapportage stoffen worden aangetroffen die als schadelijke stoffen worden aangemerkt, dan kan er geen keurmerk worden afgegeven. In de rapportage wordt melding gemaakt als er meldingsplichtige micro-organismen gevonden worden. In dat geval kan er geen een NVRL-keurmerk worden afgegeven. Uit ervaring blijkt dat een sterk vervuilde installatie na reiniging energiebesparing oplevert.
12. Relatie met andere reinheid voorschriften Voor de bepaling van legionella in luchtbehandelingsystemen met adiabatische bevochtiging of koeling wordt verwezen naar publicatie AI 32 van de Arbeidsinspectie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De bevochtiging dient aan dit voorschrift te voldoen teneinde onder deze keurmerkregeling te kunnen vallen. De analyses moeten plaatsvinden volgens NEN 6265.
5 February 2013
13
Bijlage 1
Micro-organisemen, pathogene, allergenen en indicatoren
Bacteriën Bacillus soorten Enterobacteriaceae Micrococcus soorten Pseudomonas soorten Staphylococcus aureus Overige Staphylococcen Thermofiele Actinomyceten Micro (mono-/bi-)spora soorten Schimmels Aspergillus fumigatus Aspergillus flavus Aspergillus niger Overige Aspergillus soorten Alternaria soorten Mucor soorten Rhizopus soorten Penicillium soorten (monoverticilate) Penicillium soorten (non monoverticilate) Cladosporium soorten Fusarium soorten Scopulariopsis soorten Aureobasidium soorten Chaetomium soorten Stachybotrys soorten Phoma soorten Gisten Rhodutorula soorten Candida soorten Watermonsters van bevochtigingswater wordt onderzocht Legionella bacteriën Legionella pneumophila sero type 1 Legionella pneumophila sero type 2-15 Legionella species
Toelichting op Bijlage I Bacteriën 1
Bacillus soorten: Zijn alom aanwezig; in de grond, in de lucht en in water. Kunnen alléén infecties veroorzaken bij mensen met een verzwakte weerstand. Kunnen bij ‘gezonde’ mensen wel irritaties veroorzaken. 1
Enterobacteriaceae: Zijn over het algemeen darmbewoners van mens en dier. Is een indicator voor faecale besmetting en daarmee voor hygiëne. Enkele soorten staan ook bekend om hun zuren- en gassenproductie zoals een 'rotte eieren' lucht. Bij het afsterven komen endotoxinen vrij, die tot een aantal klachten kunnen leiden.
5 February 2013
14
Micrococcus soorten: 1 Behoren tot de normale huidflora van mens en dier. Geven maar zelden infecties en dan alléén bij verzwakte weerstand. Kunnen irritaties veroorzaken in de neus, aan de slijmvliezen en ogen, vooral bij het dragen van contactlenzen. 1
Pseudomonas soorten: Zijn (pot)grond- en waterbewoners. Veroorzaken vooral ziekte bij verminderde weerstand. Infecteert vooral brandwonden, maar veroorzaakt ook oog- en oorinfecties. Bij het afsterven komen endotoxinen vrij, die tot een aantal klachten kunnen leiden. . Staphylococcus aureus:1 Is pathogeen (ziekmakend), sommige mensen kunnen drager zijn zonder zelf ziek te worden. Kan veroorzaker zijn van wondinfecties, huidinfecties, steenpuisten, longontstekingen, bronchitis, oorontsteking en oogontsteking. Wordt verspreid door mens en dier. Kan toxinen produceren in voedingsmiddelen. Wordt in artikel 4.84 van het Arbobesluit gerekend tot groep micro-organismen die bij mensen een ziekte kunnen veroorzaken, maar waarvan het onwaarschijnlijk is dat het zich onder de bevolking verspreidt en waar een goede behandeling tegen bestaat. Overige Staphylococcen: 1 Komen voor op de huid van mens en dier. Kunnen irritaties veroorzaken in de neus, aan de slijmvliezen en ogen, vooral bij het dragen van contactlenzen. 2, 3
Thermofiele actinomyceten: Ontwikkelen zich bij temperaturen boven 50 °C, kunnen daardoor gedijen in een verwarmingsinstallatie. Zij kunnen een allergische reactie veroorzaken, genaamd "Farmers Lung" of "Humidifier Lung". Het ziektebeeld bestaat uit koorts, gebrek aan eetlust, hoest, benauwdheid en later longbeschadigingen. Micro(mono-/bi-)spora: 2, 3 Geven dezelfde klachten als Thermofiele actinomyceten. Ze kunnen echter ook bij lagere temperaturen groeien. Groeien tussen de 20 °C en 60 °C. Legionella soorten:* Legionella pneumophila is de veroorzaker van de Veteranenziekte en Pontiackoorts (ook legionellagriep genoemd) De verschijnselen van de Veteranenziekte zijn: longontsteking, koorts, hoofdpijn, hoesten, diarree en buikpijn. De tijd tussen besmetting en eerste ziekteverschijnselen is 2 tot 10 dagen. Legionella pneumophila wordt in 14 typen verdeeld. Type 1 hiervan is het meest agressief en de ziekte is dodelijk in 15% van de gevallen. Indien direct de juiste antibiotica wordt toegediend, is de ziekte goed te behandelen. Legionellagriep is een minder ernstige vorm. De incubatieperiode is 1 tot 2 dagen. De verschijnselen lijken op griep en is minder gevaarlijk. De klachten kunnen veelal zonder behandeling overgaan. Legionella micdadei komt naast Legionella pneumophila het meest voor en kan eveneens Iongontsteking en griepachtige verschijnselen veroorzaken. Omdat deze voor meer antibiotica gevoelig is, verloopt de ziekte vaak minder ernstig. Legionella species Naast de reeds genoemde soorten zijn er nog zo’n 40 soorten bekend, hiervan is de helft in staat longontsteking en /of legionellagriep te veroorzaken. Infectie ontstaat door inademing van fijne druppeltjes die Legionella bacteriën bevatten. Deze druppeltjes kunnen afkomstig zijn van besmette douches, koeltorens, luchtbevochtigers en kranen. Koeltorens hebben een groot verspreidingsgebied, dit bleek uit een geval in Amerika. Hier waren 29 mensen ziek geworden in een straal van 3 km rond een koeltoren waar 1.000.000 KVE/liter Legionella werden aangetroffen Risicogroepen zijn ouderen, rokers, verzwakte mensen door aandoeningen als diabetes, kanker en aids en mensen die medicijnen gebruiken die het immuunsysteem onderdrukken Besmetting van watersystemen met Legionella bacteriën vindt plaats door groei van een enkele bacterie die met
5 February 2013
15
leidingwater is meegekomen. Groei vindt plaats bij een temperatuur tussen 25 en 45 °C vooral op plaatsen waar het water langere tijd stil staat. Boven 62 °C sterven ze af. Indien Legionella aangetoond wordt ongeacht welk soort wijst dit op omstandigheden waar de Legionella bacterie goed kan groeien en zijn maatregelen noodzakelijk. Schimmels 2, 3
Aspergillus fumigatus: Veroorzaker van longmycose (aspergillose) of aspergillaire bronchitis. Kan vooral bij verzwakte weerstand of bij gebruik van antibiotica zeer ernstig verlopen. Kan ook oor- en hoornvliesontstekingen veroorzaken. Veroorzaker van Longmycose (Aspergilose) of in de bronchiën Aspergillaire Bronchitis. Is ook veroorzaker van de "Farmer's Lung". Dit is een allergische reactie die bestaat uit koorts, gebrek aan eetlust, hoest en benauwdheid, later kan longfibrose (toename van bindweefsel in de long) en emfyseem (blijvende uitzetting van de long door verminderde elasticiteit) ontstaan. Komt vooral in de grond voor. Wordt in artikel 4.84 van het Arbobesluit gerekend tot groep microorganismen die bij mensen een ziekte kunnen veroorzaken, maar waarvan het onwaarschijnlijk is dat het zich onder de bevolking verspreidt en waar een goede behandeling tegen bestaat. 2, 3
Aspergillus flavus: Produceert in voedsel een kankerverwekkende- en giftige stof. Kan aspergillose en aspergillaire bronchitis veroorzaken in minder ernstige vorm dan Aspergillus fumigatus. Ook een allergische reactie is mogelijk. Komt vooral in de grond voor. Aspergillus niger: 2, 3 Kan aspergillose en aspergillaire bronchitis veroorzaken maar in minder ernstige vorm dan Aspergillus fumigatus. Kan ook oorontstekingen en allergische reacties veroorzaken. Groeit vooral op plantenafval. 2, 3, 4
Overige Aspergillus soorten: Kunnen allergische klachten veroorzaken. Alternaria soorten: 2, 3, 4 Kunnen allergische klachten veroorzaken, zoals niezen, tranende ogen, een loopneus en astmatische klachten. 3, 4
Mucor soorten: Kunnen allergische klachten veroorzaken. Leven meestal als saprofiet maar kunnen bij verminderde weerstand long- of neusholte- infecties veroorzaken (een saprofiet leeft uitsluitend op organisch afval). 3, 4
Rhizopus soorten: Kunnen allergische klachten veroorzaken. Leven meestal als saprofiet, maar kunnen bij verminderde weerstand longinfecties of infectie van de neusholte veroorzaken. Penicillium (mono) soorten: 2, 3, 4 Dit zijn Penicillium soorten die behoren tot de monoverticilate groep. Hierbij hoort Penicillium frequentans, welke veroorzaker is van een allergie. Deze allergie heet suberose en bestaat uit ademhalingsproblemen. Komen voor op planten- en fruitafval, papier, kurk en hout. Overige Penicillium soorten: 2, 3, 4 Geven zelden aanleiding tot irritaties of allergieën. Cladosporium soorten: 2, 3, 4 Kunnen allergische klachten geven zoals niezen, tranende ogen, een loopneus en astmatische klachten. Saprofietaire schimmel die donkere vlekken kan geven op vochtig pleisterwerk, papier en plantenbladeren.
5 February 2013
16
Fusarium soorten: 3, 4 Kunnen allergische klachten veroorzaken. Vormt een toxine in voedingsmiddelen. Kan mogelijk ook toxine aan de lucht afstaan. 2, 4
Phoma soorten: Kunnen allergische klachten veroorzaken met als klachten: niezen, tranende ogen, een loopneus en astmatische klachten. Komen voor op plantenafval. 3
Scopulariopsis soorten: Ontbinden vaste stoffen in gasvormige stoffen. Indien in de voedingsbodem gevaarlijke stoffen voorkomen kunnen ook de gassen (zeer) schadelijk zijn. Geen allergische klachten van bekend. Komen voor op plantenafval, maar ook op behang en pleisterwerk. Aureobasidium soorten: 2 Kunnen een allergie veroorzaken. Veroorzaken klachten als niezen, tranende ogen, een loopneus en astmatische klachten. Chaetomium soorten: 4 Kunnen allergische klachten veroorzaken. Uit onze eigen onderzoeken blijkt dat deze schimmels vooral huidirritaties zoals eczeem kunnen veroorzaken. Stachybotrys soorten: 4 Komen voor op planten en grassen en produceren een toxine. Inhalatie of absorptie door de huid van dit toxine kan o.a. de volgende klachten geven: huiduitslag vooral in de oksels en luchtwegontsteking. Gisten Rhodutorula soorten: 2 Kunnen een allergie veroorzaken. Komen voor op plantenafval. Candida soorten: 1, 2, 3 Zijn veroorzakers van ontstekingen in mond en longen. Meestal zijn deze gisten al in zeer geringe hoeveelheden aanwezig op de slijmvliezen voor infectie ontstaat. 1 2 3 4 5 6
Koneman E.W., Allen S.D. et al Colar Atlas and textbook of diagnostic microbiology.J.B. Lippincott Company Philadelphia, Pennsylvania, 1992 Wessels J.G.W., Leven met schimmels Pudoc Wageningen, 1985 Dart R.K., Stretton R.J.Microbiological aspects of pollution control. Elsevier Amsterdam, 1977 Emmons C.W., Binford C.H. et al Medical mycology Lea en Febiger, Philadelphia, Pennsylvania, 1977 Teeuw K.B., Sick Building Syndrome, the role of airborne microrganisms and endotoxin Addix Wijk bij Duurstede, 1993 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Arboinformatie nr 9 Biologische Agentia Sdu Uitgevers, 1998
5 February 2013
17
Bijlage 2
Onderbouwende stukken
RIVM Gezondheidskundige advieswaarden binnenmilieu - A. Dusseldorp, e.a. Report 609021029/2004 Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid - AI-32 Legionella 4 Risicobeheersing in koelwatersystemen met koeltorens British Airport Authority - Rapport vetdikten en branduitbreiding Rijksgebouwendienst - Rapport specificatie van microbiologische eisen Bouwbesluit 2003 Besluit van 7 augustus 2001, houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen van bouwwerken uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu (Bouwbesluit ), Stb. 2001, 410, zoals deze luidt na verwerking van: Besluit van 17 april 2002 houdende wijziging van het Bouwbesluit en enige andere algemene maatregelen van bestuur (correcties en aanvullingen van het Bouwbesluit en aanpassing van andere besluiten aan het Bouwbesluit), Stb. 2002, 203, gepubliceerd 7 mei 2002 Besluit van 16 oktober 2002 houdende wijziging van het Bouwbesluit en van het besluit van 17 april 2002, Stb. 203, houdende wijziging van het Bouwbesluit en enige andere algemene maatregelen van bestuur (correcties en aanvullingen van het Bouwbesluit en aanpassing van andere besluiten aan het Bouwbesluit) (wijziging in verband met gelijktijdige inwerkingtreding van alle wijzigingen van het Bouwbesluit en enkele andere wijzigingen van het Bouwbesluit), Stb. 2002, 516, gepubliceerd 24 oktober 2002; Besluit van 22 oktober 2002 houdende wijziging van het Bouwbesluit (aanscherping energieprestatiecoëfficiënten voor niet tot bewoning bestemde gebouwen), Stb. 2002, 518, gepubliceerd 29 oktober 2002 IEA ECBCS Annex 27 - L.G. Mansson Evaluation and demonstration of domestic ventilation systems, December 2002 OTB - Evert Hasselaar Ventilatie in de praktijk, December 2002 EU project AIRLESS Final report - Ph. Bluyssen December 2000 LP04 Protocol Luchtbemonsteringen NEN-EN 13098: 2000 ‘werkplekatmostfeer – Richtlijnen voor meting van micro-organismen en endotoxine in de lucht’
5 February 2013
18