Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek Johan Termote Inleiding De Zwinstreek maakt deel uit van de oostelijke Kustvlakte Eeuwenlang vormde het zwin een directe toegang tot de zee. Als dusdanig vormde het tevens een economische as en had het ook een strategische waarde. De geschiedenis van het landschap van de Zwinstreek wordt dan ook diepgaand bepaald dor deze waarden. De ijstijden De ijstijden grijpen plaats tijdens het Pleistoceen. Het zijn cyclische processen met een afwisseling van koude (ijstijden) en warmere periodes. De laatste warme periode, waarin we nu leven, is het Holoceen, een periode – in een eerste fase gekenmerkt door klimaatopwarming en dus een stijgende zeespiegel. Deze tijdelijke opwarming is een cyclisch proces: met andere woorden de opwarming verloop snel in het begin, maar topt geleidelijk af. Momenteel is deze top nagenoeg bereikt. De eindfase van de laatste ijstijd, 12000 tot 9000 voor Chr. De eindfase van de laatste grote ijstijd wordt gekenmerkt door een droog klimaat. De kustlijn lag, wegens de lage zeespiegel meer westwaarts dan tegenwoordig. De noordelijke wind voerde allerlei materiaal mee en deze werd al naar gelang de korrelgrootte op verschillende plaatsen afgezet. Van noord naar zuid leverde dit sequenties van zand, zandleem en leem af. Deze afzettingen vormden de sokkel, waarop de verdere landschapsvormig zich zou voltrekken. Voor de Zwinstreek, iets noordelijker gelegen, zette zich een laag dekzand af, die plaatselijk opwaaide tot landduinruggen. De zandrug van Gistel over Brugge richting Maldegem is hier een restant van. Deze rug werd plaatselijk door rivieren doorsneden. Ze vormden de basis van de Reie en de Ee. Dit basislandschap, met een hoge veilige zandrug met uitzicht op de kustvlakte, rijk aan grondstoffen en voedsel, zou de verdere geschiedenis diepgaand bepalen. De eerste fase van het Holoceen, 9000 tot 3000 voor Chr. Vanaf 10.000 jaar geleden – of 8.000 voor Chr. startte de algemene opwarming met een versnelde zeespiegelrijzing tot gevolg. Omstreeks 3500 vr. Chr. drond de zee door in de oude monding van de Vlaamse vallei (de Sincfal). De Zwinstreek, met zijn ondergrond van dekzanden ligt nog te hoog om door de zee bereikt te worden. Uit deze periode dateren enkele vondsten uit de midden en late steentijd op de zandrug van Brugge. De periode van de veengroei, 3000 tot 300 voor Chr. De afname van de zeespiegelrijzing leidt tot de vorming van strandwallen en later tot een heuse duinengordel. Deze lag 2 tot 10 km voor de huidige kustlijn. Achter dit duin kwam een groot kustmoeras tot stand, die geleidelijk evolueerde van een rietvegetatie tot een elzenbroek. Dit leidde tot veenvorming (het zogenaamde oppervlakteveen) met diktes tot plaatselijk 3 m. Omstreeks 1000 vr. Chr. was de volledige kustvlakte tot tegen de zandrug in een veenlandschap herschapen. Dit landschap werd sporadisch (als jachtgebied) of seizonaal (zout- en veenwinning) door de mens ingenomen. De permanente bewoning concentreerde zich op de zandrug.
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
1
1
2
2
3
4 Fig. 1. De evolutie van het landschap van de oostelijke Vlaamse Kustvlakte en de rand van de zandstreek (naar Hillewaert, B., Hollevoet, Y. en Ryckaert, M., 2010). Het omkaderde gedeelte geeft de situering van de Zwinstreek weer. 1. 2. 3. 4. 5.
Eind oude Steentijd, ca. 10.000 vr. Chr. Midden steentijd, ca.8000 - 4500 vr. Chr. Nieuwe steentijd, 4500 – 2000 vr. Chr. Bronstijd, 2000 – 700 vr. Chr. IJzertijd, 700 – 50 vr. Chr.
5
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
Kusterosie, 300 vr. Chr. tot 550 - 750 na Chr. Vanaf 300 vr. Chr. werd het rustige veenlandschap geleidelijk overspoeld. De zee doorbrak de strandwal en overspoelde het veen, dat gezien zijn noodzaak van een zoetwaterregime, niet meer aangroeide. Geleidelijk evolueerde het landschap tot een wadlandschap doorsneden met geulen. Dit is ok het geval voor de zwinstreek, die nu voor het eerst onder invloed van de zee kwam.we kunnen een aantal grote geulen onderscheiden. Het zijn het Blankenbergse Geul en de Sincfal. Vermoedelijk stond de Reie in verbinding met het Blankenbergse Geul. Dit zou ook de verbinding vormen van het vroegmiddeleeuwse Brugge met de zee. Dit wadlandschap werd door de Romeinse bevolking actief geëxploiteerd ondermeer door de aanleg van dijken en voor het winnen van veen. In dit veenlandschap komen plaatselijk nog hogere donken voor, die niet overstromen. Ze zullen in de Romeinse periode en in de vroege middeleeuwen geliefde vestingsplaatsen worden (bv. Dudzele en het zeebrugse havengebied). Vanaf de 3de eeuw werd de kustvlakte steeds moeilijker toegankelijk. De getijdenwerking drong verder de kustvlakte in. De geulen werden groter en sneden dieper in. Het veen ontwaterde en klinkte in. Op het veen zette zich klei en zand af. Rond 300 na Chr. was de kustvlakte tot een getijdenlandschap geëvolueerd met een afwisseling van slikken, schorren en getijdegeulen. De bewoning trok zich terug op de zandruggen op de rand van de kustvlakte. De inham van de Sincfal verbrokkelde in een aantal kleine eilanden of zandplaten (zoals Wulpen en Cadzand…). De zeearmen hierrond vormden later het Sluise Gat en het Zwarte Gat. Meer naar het noorden werd de Wielingen steeds breder en de Honte drong naar het oosten door. Vanuit dit geulenstelsel drongen twee kleinere geulen in zuidwestelijke richting tot aan de dekzanden voor Brugge. Ze vormden de basis van het latere Oude Zwin en het Zwin. De basisbedijking van de Zwinstreek, 700 – 1100 Omstreeks de periode 550 – 750 kwam het kustlandschap opnieuw in evenwicht. Het geheel evolueerde naar een schorre-slikkelandschap. Het gebied werd opnieuw ingenomen eerst op basis van een transhumance-systeem, later permanent. Deze nederzettingen lieten hun sporen na in de plaatsnamen Dudzele, Cathem, Mikhem… Onder impuls van de Vlaamse graaf werkte men de schorren geleidelijk om tot meer rendabel akker en weiland. Dit vormde de start van een reeks bedijkingswerken, die hier vermoedelijk eerst op individuele basis en later op meer georganiseerde wijze voltrok. De Gentele vormt een eerste haakse dijk om het gebied van de middenkust ten westen te beschermen. De grote ringdijk rond de Zwinstreek kwam vermoedelijk midden 11de eeuw tot stand. Deze ringdijk bestaat uit 4 segmenten. In wijzerzin zijn het de Evendijk, de Kalvekeetdijk, de Bloedlozendijk en de Krinkeldijk. Eerstgenoemde is zeker niet de oorspronkelijke dijk gezien zijn ligging en rechtlijnig verloop. De oorspronkelijke Evendijk lag duidelijk meer noordwaarts. Ook de zuidelijke dijk, de Krinkeldijk, is mogelijk een latere onderneming , aangelegd na de doorbraak van het Zwin in 1134. Het ontstaan van het Zwin, 1134 Door de aanleg van de ringdijk diende Brugge een nieuwe verbinding met de zee te realiseren. Dit werd het zogenaamde Oude Zwin, dat gevormd werd door een natuurlijke geul, het Reigaarsvliet en een kunstmatige doorsteek door het donk boven Brugge. De nederzetting Michem vormde mogelijk hierop een eerste voorhaven.
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
3
4
Fig.2. Damme en omgeving met met aanduiding van de opeenvolgende bedijkingen , luchtfoto uit 1944 (naar Termote, J., 1985). A. nog bewaarde dijktracés. B.Reconstructie dijkverloop. C. Mogelijke dijken. D. Pleistoceen donk van de Gapaard. 1.De Dam. 2.Romboutswervedijk. 3.Oude Sluissedijk. Sluissedijk. 4.Branddijk. 5.Zuiddijk. 6. Hoogstraat. 7.Slekkestraat, eerste verloop. 8.Speiestraat. 9.Slekkestraat tweede erloop. 10.Nederen Bruggeweg. 11.Dijk van de Zeuge. Vermoedelijk tijdens de storm van 1134 ontstond de doorbraak van het Zwin ontstond, die nieuwe uwe mogelijkheden bood voor het handelsverkeer richting Brugge. de oude verbinding verloor zijn betekenis en kreeg de naam van het Oude Zwin. Op het uiteinde of langs dit nieuwe geulcomplex ontstonden nieuwe handelsnederzettingen. Eén ervan was Letterswerve, Letterswerv die vermoedelijk tussen 119 11 en 1163 van de Vlaamse graaf Diederik met de Elzas een toltarief bedeeld werd. werd De ligging blijft voorlopig onbekend.
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
Zwarte Gat
Sluisse gat
Oostburg Sluis
Dudzele
Aardenburg
5 Damme
Brugge
0
4
10 km
Fig. 3. De Zwinstreek omstreeks 1300. De groene gebieden zijn de in de 13de eeuw ingepolderde schorren. Kort voor 1180 creëerde men een nieuwe haven Damme achter een dam over het uiteinde van de Zwingeul. Vanuit Brugge legde men een nieuwe waterverbinding aan met deze haven. Hontsdamme werd de nieuwe voorhaven van Brugge. De creatie van Damme werd mede mogelijk door de bedijking van de Zwingeul. Deze bestonden uit een reeks paralelle bedijkingen, die de Zwingeul geleidelijk indijkte. Deze bedijkingen maakte deel uit van een algemeen algemeen bedijkingsplan, die vanaf 1050 10 inzette. De belangrijkste bedijkingsactiviteit strekte zich uit bezijden de de Zwingeul en ten noordoosten1. 1
Deze bedijkingsactiviteit werd door de toenmalige buitenlandse handelaars, die Brugge via het Zwin bereikten, opgemerkt. Dante Alighieri (1265-1321) (1265 1321) vermeldt het in zijn Divina Commedia.
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
Achter deze dijken ontstonden nieuwe havens zoals Monnikenrede, Oostkerke, Mude en Waterduinen en tenslotte Sluis, allemaal gelegen aan de linkeroever van het Zwin.
6
Fig. 4. De dijken en inpolderingen, gerealiseerd in de 13de eeuw ten oosten van de ringdijk (naar Verhulst, 1995) Het eilanden Wulpen en Schoneveld, de vorming van de Scheldemonding (1334 en volgende) De oudste bronnen omtrent het eiland Wulpen gaat terug tot 1096. In 1213 volgt een eerste vermelding van de vijf parochies. Het waren Remboudsdorp, Avenkerke, Briele, Oostende-Sint-Lambertus en Westende-Sint-Precatus, dat toen Ten Duinen genoemd werd. In de noordoostsector van het eiland ontstond reeds voor 1290 de havenstad Waterduinen. De teloorgang van de eilandengroep is via de tiendenregisters te reconstrueren. Met de stormramp van 24-29 november 1334 startte de aftakeling. In dit jaar en de jaren 1341
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
en 1344 werd Remboudsdorp opgegeven. opgegeven In 1357 diende de stad Waterduinen eraan geloven. Een document van 1363 1363 beschouwt de parochies Briele, Westende en Remboudsdorp als verloren. De storm van 12 november 1376 verbreedde verbreed de geul tussen de eilanden Schoneveld en Wulpen, waardoor de Wielingen ontstond. ontst Dit had belangrijke gevolgen omdat ten gevolge hiervan de geulen len tussen het vasteland en de eilanden hun schuurwater verliezen waardoor een versneld sedimentatieproces op gang komt en de geulen van het Zwin en het Zwarte Gat dreigden dreig dicht te slibben.
Fig. 5. De evolutie van de eilanden in het mondingsgebied van de oude Sincfal (naar Termote, J., 2006). Reconstructie van de toestand ca. 1300, ca.1400 en midden 16de E.
Ca.1400
7
Ca.1550
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
Omstreeks 1300 had de havenstad Sluis de rol als voorhaven van Dame overgenomen. Brugge ondernam allerlei pogingen om de Zwinverbinding operationeel te houden. De aanleg van het Nieuw Gedelf, midden 14de E. Het vormde een omleiding op de Zwin-Reie, Reie, die eveneens als spuikom kon dienst doen. 1548 – 1564: het et graven van een nieuwe verbindingskanaal van de zogenaamde Verse Vaart (of Zoete Vaart), die in Damme op het Nieuw Gedelf werd aangesloten. 1566 - 1568:: aanleg van het kanaal van de Zoute Vaart van Sluis naar het Oude Zwin De tachtigjarige Oorlog en zijn gevolgen, 1565 – 1800 Met de Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648) kwam de frontlijn tussen de Verenigde provinciën en de Zuidelijke Nederlanden. Bij wijze van ultieme verdediging legden de Staatsen een waterlinie aan. In 1583 staken ze de zwindijken ten zuidwesten en ten oosten sten van Sluis door. Hierdoor nam de natuur opieuw zijn plaats in. Er ontstonden nieuwe geulen zoals het Lapscheuregat en vooral het Coxydegat (oost van Aardenburg). Met het Twaalfjarig Bestand (1609 – 1621) werd het overstromingsgebied opnieuw gedeeltelijk k bedijkt., maar na de herneming van de krijgsactiviteiten opnieuw doorgestoken. Pas na de Vrede van Munster (1648) ging men over tot de herbedijking en de inpoldering van de geïnundeerde gebieden. De verkaveling gebeurde op basis van regelmatige percelen.
8
Fig. 6. De Zwinstreek op de kaart van Claes Visscher, 1640. Langs de beide zijden van de grens zijn forten stadsversterkingen aangelegd. Een belangrijk gevolg van dit vastgelopen front is het feit dat de waterhuishouding voortaan geschieden dient te verlopen. Dit zou zo blijven tot midden 19de E.
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
De definitieve inpoldering van het Zwin Vanaf eind 18de E. ging men opnieuw tot inpoldering over. Het geheel van deze ingrepen kaderde in de agrarische revolutie, die vanaf de 2de helft 18de eeuw aanzette en de landbouw in belangrijke mate van nieuwe impulsen voorzag. Nieuwe ontginningen waren hiervan een onderdeel. In 1784 kwam op initiatief van Philippe-François Lippens, de Nieuwe Hazegraspolder en in 1787 de Zoutepolder tot stand. De strandvlakte ten noorden groeide hierop gestaag aan en stabiliseerde omstreeks 1830. Hierop kwam de wijk Het Zoute tot stand. Wat restte van het Zwin werd nu ingepolderd. In 1864 werd de havengeul van Sluis afgedamd. In 1872 – 1873 sloot de Internationale Dijk het Zwin definitief af. Hierdoor ontstond de Willem-Leopoldpolder (genoemd naar de toenmalige koningen Leopold II en Willem ).
9
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
Literatuur Augustijn, B., De evolutie van het duinecosysteem in Vlaanderen in de Middeleeuwen: antropogene factoren versus zeespiegelrijzingstheorie, Historisch-Geografisch Tijdschrift, 13(1), p.9-19 of http://www.armara.be/augustyn/dune-ecosystem.pdf Baeteman, C., 2007. De ontstaansgeschiedenis van onze kustvlakte, de Grote Rede, 18, 2007, p.2 -10. Bossu, J., 1983. Vlaanderen in oude kaarten, drie eeuwen cartografie, Tielt-Bussum, 1983. Coornaert, M., 1975. Knokke & het Zwin, Tielt, 1974. Coornaert, M., 1989. Het tienderecht in de oorspronkelijke parochie Oostkerke en op het eiland Wulpen met de topografie en de geschiedenis van Wulpen, Rond de Poldertorens, XXXI, 1989, 1, p.5 – 35, 2, p.3 - 32, 3, p. 3 – 43 en 4, p. 3 - 36. Gottschalk, M.K.E., 1955 – 1958. Historische geografie van westelijk Zezuws-Vlaanderen, Assen, 1955-1958, Hillewaert, B., Hollevoet, Y. en Ryckaert, M.(red), 2011. Op het raakvlak van twee landschappen. De vroegste geschiedenis van Brugge, Brugge, 2010 Mathys, M., 2010. Het onderwaterreliëf van het Belgisch deel van de Noordzee, De Grote Rede, 26, 2010, p. 16 – 26. Soens, T., 2009. De Spade in de dijk?, Waterbeheer en rurale samenleving in de Vlaamse kustvlakte (1280-1580), Historische Economie en Ecologie, Gent, 2009 Termote, J., 1985. Het ontstaan en de stadsontwikkeling van Damme in: 2000 jaar Zwinstreek, 1985, p. 102-111. Termote, J. & Zwaenepoel,A., 2004. Forten en verdedigingswerken in het Oost- en WestVlaamse Krekengebied, studie opgemaakt in opdracht van de provincies Oost- en WestVlaanderen, Westtoer apb, 2004. Termote, J., 2006. De vesting Damme in: Stercktenbouw. Staats-Spaanse linies en versterkingen in Noord- en Zeeuws-Vlaanderen tijdens de Tachtigjarige oorlog (15681648), 2006. Termote, J., De vlakte van de Raan in historisch-geografisch perspectief, 2006. in: www.vliz.be/imisdocs/publications/103590.pdf Verhulst, A. , De Hemptinne, T., De Mey, L., 1998. Un tarif de tonlieu inconnu, institué par le comte de Flandre Thierry d’Alsace (1128-1168) pour le port de Littersuerua précurseur du port de Damme, Bulletin de la Commission royale d’Histoire, t. CLXIV, 1998, p.142-172. Verhulst, A., 1995. Landschap en landbouw in Middeleeuws Vlaanderen, Brussel, 1995. Vos, R. & Van Heeringen, R., 1996. Paleogeografische kaarten van Zeeland (1/500.000), Haarlem, 1996. Wintein, W., 2001. Historische geografie van de Zwinstreek. Een stand van zaken. Bijdragen tot de geschiedenis van West-Zeeuws-Vlaanderen, 29, 2001, p.9-54.
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
10