<••:•.
X *
20 JANUARI 1939.
INHOUD:
Bladz. Joz. BONDAS : In memoriam : Emile Vandervelde
3
*** De ekonomische reglementeering
• V-v-:
L. WATILLON : De tusschenkomst der patroons in de lasten der werkloosheidsverzekering
10
Marcelle POMMERA en Lucien LAUBAT : Wat de voorbereiding van den « totalen oorlog » kost .
12
PALUDES: Het koppelen van den Belgischen frank aan het pond sterling
15
Edg. DELVO : De gewestelijke scholen en de vakbeweging
20
Bureau voor Sociaal Onderzoek Voor werkverschaffing!
22
*** In het Internationaal Bureel van den Arbeid
28
Internationale vakbeweging
28
Belgische vakbeweging .
29
ABONNEMENTEN : V O O R D E AANGESLOTENEN BIJ H E T B. V. V. : 1 0 fr Kollektieve'abonnementen . . • • • - 's Persoonlijke abonnementen . . • -N. •* 11 fr. 's VOOR D E B I J Z O N D E R Ë N . . • . 30 fr. 's VOOR H E T B U I T E N L A N D . . . . 35 fr. 's
BELGISCH VAKVERBOND
3aars jaars^ jaars jaars
Zich wenden : Jozef Stevensstraat ; 8, Brusel. Postcheckrekening: 47.95 CONftDÉRATION GÉNÉRALE" vl DU TPAVAllT DE BELGIQUE
WAAROM
••!
moet gij uw verzekeringen aangaan bij
LA PRÉVOYANCE SOCIALE ? Omdat LA PREVOYANCE SOCIALE een socialistische instelling is. Zij werd in 1907 door een Kongres van de B W . P. opgericht. - Z i j is aangesloten bij de B.W. P. en betaalt haar elk jaar haar statutaire bijdrage. - Zij wordt uitsluitend beheerd en geleid door socialisten. - Zij is bij de Algemeene Koöperatieve Vereeniging aangesloten. - Z i j schenkt ruime toelagen aan de partijinstellingen en -pers.
Omdat LA PREVOYANCE SOCIALE machtig is en een der allerbelangrijkste verzekeringsmaatschappijen in het land is - Deloopende LEVENSVERZEKERINGEN overtreffen de 5 0 0 , 0 0 0 , of 1/16 der Belgische bevolking. Met de 2 2 5 , 0 0 0 BRANDKONTRAKTEN en de 3 0 , 0 0 0 ONGEVALLENPOLISSEN daar bijgevoegd, wordt een totaal van 755,000 polissen, of 1 per 11 Belgen, verkregen. - Einde 1937 beliepen haar kapitalen in tak " Leven " verze kerd 1 , 1 0 0 , 0 0 0 , 0 0 0 frank. - Haar mathematische reserven en andere bereikten 1 6 0 , 0 0 0 , 0 0 0 frank. LA PREVOYANCE SOCIALE biedt alzoo waarborgen zonder w e e r g a .
Omdat LA PREVOYANCE SOCIALE haar winst besteedt aan MAATSCHAPPELIJKE DIENSTEN. Z i j verdeelt geen rijkelijke dividenden! - Zij heeft opgericht : Centra voor VOORBEHOEDENDE GENEESKUNDE, een Preventorium voor zwakke kinderen te KLEMSKERKEAAN-ZEE, een Rusthuis voor vrouwen te TRIBOMQNT, een Rusthuis voor zwakke jongelieden, evenals een Weeshuis te SOUERES, een Rusthuis voor ouderlingen in het historisch Kasteel van FALLAIS, een grootsch modern Sanatorium te OVERYSSCHE-TOMBEEK.
Ten slotte, heeft LA PREVOYANCE SOCIALE zoo pas het Instituut voor Sociale Geschiedenis opgericht, een belangrijke bijdrage tot de socialistische geschiedenis van ons land.
Ziedaar waarom gij al uw verzekeringen moet aangaan bij ••
LA PREVOYANCE SOCIALE LUCHTVAARTPLEIN, 31
BRUSSEL ma •
Vooraanstaanden, Propaaandisten, Bestuursleden, dokumenteert U! PRIJZEN voor de
PRIJZEN voor
leden van het B.V.V. de bijzonderen ' Zedelijk Verslag der Syndikale Kommissie / Voor 1911 fr. 1.00 3.00 Voor 1912 2.00 6.00 Voor 1913 3.00 9.00 Voor 1914 en het oorlogstrjdperk . . . 5.00 12.00 Voor 1919 5,00 12.00 Voor 1920 5,00 12.00 50 Voor 1921 5, 12.50 Voor 1922 8.00 18.00 1923 Voor 10.00 20.00 1924 . . . . Voor 9.50 20.00 Voor 1925 9.50 20.00 Voor 1926-1927 32.50 45.00 Voor 1928-1929 20.00 27.50 Voor 1930-1931 20.00 27.50 Voor 1932-1933 15.00 20.00 Voor 1934-1935 17.50 25.00 Voor 1936-1937 20.00 30.00 Stenografisch Verslag van het : X I X e Syndikaal Kongres (Oktober 1920) 5..75 12.00 XX e Syndikaal Kongres (Juli 1921) 5..00 12.00 X X P Syndikaal Kongres (Juli 1922) 5..75 12.00 e X X I i Syndikaal Kongres (Juli 1923) 4..25 9.00 Buitengewoon Kongres (17 Februari 1924) 1..50 4.00 6 X X I I I Syndikaal Kongres (Augustus 1924) 3..50 8.00 Buitengewoon Kongres (2 November 1924) 4.00 9.00 6 XXIV Syndikaal Kongres (Juli 1925) 5.00 12.00 Buitengewoon Kongres (Januari 1926) 2.25 5.00 XXV 6 Syndikaal Kongres (Juli-Augustus 1926) 8.50 18.00 Buitengewoon Kongres (Maart 1927) 10.00 20.00 6 XXVI Syndikaal Kongres (Juli 1928) \ 10.00 20.00 6 XXVII Syndikaal,Kongres (Augustus Ï930). . 12.50 20.00 Buitengewoon Kongres (6-7 December 1930) 12.50 20.00 Buitengewoon Kongres (30-31 Januari 1932). 15.00 25.00 6 X X V I I I Syndikaal Kongres (25-26 September 1932) 15.00 10.00 6 XXIX Syndikaal Kongres (28-29-30 Juli 1934) 15.00 10.00 6 XXX Syndikaal Kongres (18-19-20 Juli 1936) 22.50 15.00 6 XXXI Syndikaal Kongres (2-4 Juli 1938) 20.00 10.00 Korrespondentieblad (klein formaat) : 2.00 6.00 Jaargang 1908, in 't Vlaamsch alleen 2.00 6.00 Jaargang 1909 . . a Korrespondentieblad (groot formaat) : 2.00 6.00 Jaargangen 1910-1911-1912-1913 (per jaargang) Belgische Vakbeweging : 3.75 Jaargangen 1919-1920 (per jaargang) • 10.00 5.75 Jaargangen 1921-1922 (per jaargang) 12.50 8.75 Jaargangen 1923-1924-1925 (per jaargang) . 19.00 1CK00 Jaargangen 1926 tot 1938 (per jaargang) . . . 30.00 Stenografisch Verslag der Syndikale Week van Morlanwelz (1921) 7.00 17.00 Stenografisch Verslag der Syndikale Week van Gent (1924) . . . . 7.00 17.00 Stenografisch Verslag der Syndikale Week van Fléron (1927) . . . 15.00 30.00 Stenografisch Verslag der Syndikale Week van Charleroi (1931) . . 17.50 25.00 Stenografisch Verslag der Syndikale Week van Oostende (1935) . . 20.00 30.00 De Achturenwet, door Delvigne . . . 2.00 1.00 De Stakingen van Juni, door Bondas en Rens 10.00 5.00 Het Beroepsonderwijs en het Leelingschap, door Matagne en Vercleyen (1938) 3.00 6.00 Bundeltjes der Syndikale Kommissie : N r 1. — De Tusschenkomst der Syndikale Kommissie in de werkstakingen en uitsluitingen (1922) 0.75 2.00 . . . 0.75 N* 2. — Het Overloon en de Familietoeslag (1922) 2.00 N r 3. — De Internationale Vakbeweging (1923) 2.50 6.00 r 4. — D e Arbeiders vakanties (uitgeput in 't Vlaamsch) (1923) 1.00 N 2.50
N r .5. N r 6. tf* 7. N* 8. 9. ^ r
— Het Arbeidstoezicht (1924)
.
— De Afbakening der Syndikale Grenzen (1924) — Internationale Arbeidswetgeving (1925) . . . ~ Het Vraagstuk van het Trekken der Arbeiders — De Ouderdomspensioenen (1926). . *. . ".. . r N 10. — De Verzekering tegen Werkloosheid (1928). .
. •.
.
.. . . . (1925) . . ., . . .
1.25 1.00 3.50
3.00 5.00 4.00
3.00 2.50 8.50 7.50 12.00 8.00
N . B. — Aan bestellingen niet vergezeld van het bedrag zal geen gevolg gegeven worden. Het nummer der postcheckrekening van het Belgisch Vakverbond is : 47.95,
__ W E N D T U voor uw önderscheidings| teekens en breloken tot
m B E L G I S C H E W E RKL.I ED E N PARTIJ
K a m e r a a d J o z . BO81ER8
SAMENWERKENDE DRUKKERIJ
Bosniëstradt, 107, Sint-Gillis. — Telef.: 37.75.14 Fabrikant-specialist. Lid van de B.W.P. Zoon van stichter der B.W.P, en Volkshuis Verzorgd werk. - — - M a t i g e prijzen.
LUCIFER 8, KAPELLEMARKT, 8
B RUSSEL LEVERT A L L E SOORT V A N DRUKWERK T«OEN VOORDEELIGE VOORWAARDEN
' ° # :
i&'M-N - 'i •
v..
'•*"
L
J
Kameraden, te BRUSSEL, neemt uw eetmalen in het
VOLKSHUIS
JOZEF SIBVENSSTRAAT (Kapel|emarkt) Tayeerne-Spijshuis Floreal Gij zult er volkomen tevreden zijn, want de gerechten zijn van eerste hoedanigheid, overvloedig en aan uiterst gunstige prijzen. Middagmalen aan vasten prijs en eetmalen volgens kaart.
Centralen, Federaties van Vakbonden, Plaatselijke^ Gemeentelijke en Provinciale Vakorganisaties, hebt gij et over. nagedacht welke diensten
- _ DE BELGISCHE VAHBEWE6IN6
_
- &
:;k . •
aan uw bestuurders, propagandisten en vertrouwensmannee kan bewijzen? Zoo ja, hebt gij dan reeds besloten; het aantal uwer abonnementen te vermeerderen? Wat weerhoudt U, indien gij dat nóg niet besloten hebt?
m Sam. dmifc> |4*&fer, 8, Kapellémarkt, Brussel (Best.: Serafijn Vanden Bosch, 44, J,-B.Metmiejrstr., Eisene) Wfc.
;•:'.
20 Januari 1939.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING OFFICIEEL O R G A A N V A N HÊT BELGISCH VAKVERBOND
CONFÉDÊRATCN ©ENÉRAlf OUTP/MUl DE BELGIQUE
BEHEER EN REDAKTIE : JOZEF STEVENSSTRAAT, 8 BRUSSEL
IN MEMORIAM
Emile Vandervelde EN Zondag in « Le Peaple » het zondagsartikel van den « Patron » Tëzen en twëë dagen later, den Dinsdag, vernemen dat hij. dood is, was voor iedereen, maar in het bijzonder voor de leden der Partij, voor de arbeiders, een ware donderslag. , Vandervelde, de onbetwiste en onbetwistbare, chef, de indrukwekkende en diep treffende redenaar, de theoretikus die zich gedurende een halve eeuw heeft beijverd de socialistische ideeën te doorgronden en te verspreiden^ de man van de da^d op wïen nöörf tevergeefs beroep werd gedaan, de strijder dié zich met dezelfde aandacht wijdde aan r dë kleinste vraagstukken der arbeidersaktie als aan de groote politieke vraagstukken, de vriend dïe met evenveel bezorgdheid de klachten der eenen als het geweldige protest dër anrJeren aanhoorde, de kameraad die overal was waar zijn aanwezigheid nuttig was, is dödr r dèn*<> arbeid en den ouderdom neergeveld, hij is niet m e e r ! r ;J >sv ' - Honderde, ja düizende artikels 1 dié daags na z i j n overlijden in a|j de btedeh S^ah f f landen verschenen, hebben gewezen op de plaats, die Vandérveidé ihriam i n d e B.fWl'f:, in de arbeidersbeweging in België en in de wereld! . , .r : Ovetfaï, in alle klassen, is hulde gebracht aan den man die met cle meeste belanglócèheid meer dan v i j f t i g jaar vart zijn leven heeft gewijd aan de verdediging der belangen v i f l de arbeiders dié h i j , niet zonder reden, vermengde met de bëfëngeri ,der gemeenschap. f H i j had sinds lang het hart der arbeiders veroverd, en zij die er, hadden kunnen aart twijfelen hébben er zich zeker van overtuigd bij het aanschouwen der menigte die den C: dag der begrafenis de hoofdstad overstroomde. " Tienduizenden arbeiders, personen van aHe standen, hebben het lijk! vain het Votkshuis naar het kerkhof gevolgd, en een nog aanzienlijker aantal had zich opgesteld ïangshéèri êfëir* doortocht van den lijkstoet om een laatste hulde te brengen aan den socialistis£hen-1êidëfr? W i j buigen nogmaals voor zijn nagedachtenis en wij denken met weemoed,-, aan de groóte leemte die zijn verdwijning heeft geschapen, niét alleen in de Partij, .maar: in de arbeidersbeweging in het algemeen! y^ W i j herhalen het, Vandervelde was niet alleen een politikus, een thepretïkus van Het socialisme, hij was vóór alles een man van de d a a d / w a t uitlegt dat hij altijd een bijzondere belangstelling heeft getoond voor de vakbeweging. Hij herinnerde er graag aan, en met fierheid, dat hij in 1892 — het was zijn,eerste boek •*— een « Onderzoek over de beroepsverenigingen van arbeiders en ambachtslieden in België », had uitgegeven. Vandervelde behoorde ook tot de « z e s t i e n » die in 1898 de Syndikate Kommissie -— heden het B.V.V,' — oprichtten.
. 4
'
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Hij volgde met hartstocht de inspanningen gedaan in alle deelen van het land om de arbeiders te groepeeren, om sterke bases te geven aan de arbeidersorganisaties. Hij heeft uit al zijn krachten bijgedragen tot de ontluiking van het syndikaal recht voor al de loon- en weddetrekkenden, en in haar nummer van 12 Januari herinnerde « De Eendracht » te recht aan de ondervraging van Vandervelde \n 1908 gericht tot den minister van S.P.T.T. « aangaande de beperkingen gebracht aan hét vereenigingsrecht der Staatsagenten » : « Ik kom — zei Vandervelde — de syndikale vrijheid opeischen voor honderdduizend werkers die tot op heden door rechtstreeksche verbodsbepalingen of door onrechtstreeksche maatregelen uitgesloten worden van de voordeelen van het gemeen recht. » Maar alvorens dit te doen en ten einde zooveel mogelijk misverstand en opgeworpen zwarigheden te vermijden, zal het niet zonder nut z i j n , meen ik, duidelijk de grenzen en de draagkracht van mijn interpellatie te bepalen. » Z i j steunt heelemaal op het onderscheid tusschen den Staat-regeering, overheidsorgaan, en den Staat-nijveraar, beheersorgaan. » In deze enkele regelen erkent men de zorg van onzen betreurden leider om de rech^ ten van iedereen te vrijwaren en geen verwarring te scheppen. Hij wist wat hij wilde, hij zegde het duidelijk, en zijn bezorgdheid om de vrijheid van vereeniging te verzekeren komt nog t o t uiting in dezen passus van den oproep die daags na den wapenstilstand, in 1918, door de Bureelen der B.W.P. en der S. K. in het land werd gedaan en waarvan hij ruimschoots de ingever was : « In het België van morgen wil de, eindelijk meerderjarig geworden arbeidende klasse, met de afschaffing van artikel 310, de syndikale vrijheid voor allen, het personeel in openbaren dienst inbegrepen: » Weldra werden de hinderpalen uit den weg geruimd die de agenten en functionarissen van den Staat, de provincies èn de gemeenten beletten syndikaal op te treden. .; Vanderyelde, die zoo dikwijls was opgetreden tegen de veroordeelingen die de arbeiders bij werkstakingen troffen, was zoo gelukkig, toen hij minister van Rechtswezen was, de tóebereidselen te leiden der stemming van de wet tot afschaffing van het hatelijk artikel 310 van bet Strafwetboek en van die op de vereenigingsvrijheid. Het syndikalisme boezemde Vandervelde, wellicht meer dan welk ander vooraanstaande pok, belang in. Hij was vertrouwd met de bureelen der vakbonden van hét Volkshuis en van het Syndikaal Huis van Brussel, en het was met een waar genoegen dat hij zich rekent schap gaf van de inspanningen die men deed, van de verwachtingen die men koesterde en van dé uitslagen die men bereikte. Vandervelde, wien geen werk afschrikte, die de zwaarste verplichtingen öp zich nam; achtte het zich ook tot plicht de meeste der kongressen van de gröote centra len te volgen, niet alleen om er een rede uit te spreken, die trouwens door al de afgevaardigden met vreugde werd verwacht, maar dikwijls om zekere besprekingen aandachtig té volgen. Dit. is ongetwijfeld een der redenen waarom verschillende Centralen hem eërelid hebben benoemd, zoodat Vandervelde dit zeldzame voorrecht bezat, tot bijna al onze vakorganisaties te behooren. In hét boek d a t hij in 1935 heeft geschreven bij gelegenheid van het vijftigjarig bestaan der B.W.P., werden rheër dan v i j f t i g bladzijden gewijd aan hef « Syndikale pogen >>; aan den kop dèrwéike men deze regelen van P.-J. Proudhon kan l e z e n : ^ «. De arbeidensvereenigingen, die heden bijna volledig hervormd zijn wat aangaat -de principes dié haar leiden, moeten niét beoordeeld worden volgens de min of meer gelukkige, uitslagen die z i j bereiken-, doch alleen volgens haaf geheime neiging, die is,, de bevestiging j e n de? verwezenlijking van de sociale republiek. » ;;.; ,, < - , '
.
*.
•
.
.-"•
•••
*
.•'
.
.
.
*
.
•
-..
•
..•
; \
• , - . , . , „ .
.
r
.
.
,-,...
•>
.
.•
..
r.
...'.
,
. . . . , . . ,
*
.
..
*
•
• '
'•
^ , ; Vandervelde is .heengegaan op 73-jarigeny leeftijd^ voldaan door zijn ruim@. pJicHtsvervulting, beweend door allen. £b;?i#HcHe§|t/3U^^ onwetendheid en de stoffelijke ellende waarin zij gedompeld waren te verheffen tot de menseheiijke waardigheid. »K ; v ? ^ r
DE BELGISCHE VAKBEWEGING Hij heeft niets verwaarloosd opdat de menschen broederlijker en de volkeren samenhooriger zouden zijn. Hij zal eeuwig betreurd worden en zijn nagedachtenis zal voortleven in het hart van hen die hebben geleden onder al de maatschappelijke ongerechtigheden evenals in dat van hen die, zijn leer getrouw, noch rust noch vrede zullen hebben alvorens zij een einde hebben gesteld aan het regime van uitbuiting van den mensch door den mensch. Joz. BONDAS.
» : . .'
''
• ' .
i il • •> t
./ r
^ f
»
6
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
De ekonornische reglementeering persoonlijkheid, kan de uitbreiding vragen over al de andere voortbrengers of verdeelers, beP 18 Januari 1935 verscheen in het Staatshoorende tot denzelfden tak van nijverheid of blad een koninklijk besluit waarbij toelahandel, van een door haar vrijwillig opgenomen ting werd verleend tot het instellen van verplichting in zake voortbrenging, verdeeling, een ekonornische reglementeering van de voortverkoop, uitvoer of invoer. » brenging en de verdeeling. Dit artikel maakte zonder twijfel inbreuk op r Dit koninklijk besluit, besluit n 62 genoemd, het beginsel der vrije mededinging waaraan tot dan toe nooit was geraakt geworden. Het vooris sindsdien het voorwerp geweest van even talziet, inderdaad, de mogelijkheid, wanneer een rijke als heftige polemieken die wij in het raam onbetwistbare meerderheid van voortbrengers van dit artikel onmogelijk kunnen samenvatten. een regel toepassen die hun nijverheid betreft, Aan dit besluit ligt deze gegronde gedachte dezen uit te breiden tot de buiten deze groeten grondslag, dat het voor onze voortbrengers peering gebleven minderheid. Het besluit voorvan een zelfde nijverheid noodig is dat zij overziet een procedure die de minderheid zekere eenkomen en samenwerken ten einde de onteU waarborgen schenkt alvorens dergelijke regel bare moeilijkheden te overwinnen die voortverplichtend wordt. spruiten, nu eens uit de ekonornische krisis, Daar deze procedure in haar breede lijnen dan uit hinderpalen die oprijzen op het gebied overgenomen is in het ontwerp betreffende de van den internationalen handel. Het is onbeberoepsorganisatie dat de Regeering zoo pas in twistbaar, dat de industrieelen van een klein den Senaat heeft ingediend, nemen wij ons voor land, zooals België, immer toenemende moeier verder het hoofdzakelijke van samen te vatlijkheden ontmoeten voor het afzetten van hun ten. Wij bepalen er ons voor het pogenblik toe produkten op de buitenlandsche markten ten te zeggen, dat dit koninklijk besluit tot heden gevolge van de ontelbare middelen welke de slechts een uiterst beperkte toepassing heeft geStaten uitvinden om den invoer van vreemde vonden. Er werden 17 verzoekschriften tot uitprodukten te beletten. Deze moeilijkheden zijn breiding van een regeling in zake voortbrenging, in een sterke mate toegenomen sedert enkele verdeeling of verkoop ingezonden, waarvan 14 jaren, sinds het toepassen door de autoritaire zonder gevolg gebleven zijn, 1 op dit oogenblik Staten van een nieuwe zoogenaamde autarkische nog hangig is, en slechts 2 aangenomen werden. politiek. Nu, daar de talrijke moeilijkheden, waarop Ten aanzien van dezen toestand heeft het Bewij hierboven wijzen, niet verdwenen zijn, inteperkt Komiteit voor Handelspolitiek den volgendeel, sdhijnen een overeenkomst en een naugenden wensdh uitgebracht, die later bijgetreden were samenwerking noodwendig indien onze nawerd door het Nationaal Komiteit van den Buitenlandschen Handel, op 5 Maart 1934: « Het V tionale ekonomie niet wil ten onder gaan. Deze overeenkomst en deze samenwerking zijn een Komiteit brengt den wensch uit dat, wanneer in der meest onmiddellijke doeleinden van de beeen nijverheid de 4/5 van de algeheelheid zich roepsorganisatie. Daarom hebben de opstellers akkoord stellen om de voortbrenging en den van het regeeringsontwerp er aan gedacht bij de afzet der voortbrengselen in te richten op konvier titels die wij in ons vorig artikel ontleed traktueelen grondslag en. fn 't voordeel van het hebben, een nieuwen titel te^ voegen waarin de algemeen belang, de Regeering de noodige leidende gedachte van het besluit nr 62 wordt rechtstreeksche of onrechtstreeksche maatregeovergenomen en het toepassingsveld uitgebreid. len zou treffen om de afzijdigen er toe te bren^ gen zich te onderwerpen aan een scheidsgerecht Hei nieuw ontwerp dat alle waarborgen biedt en waarvan de uit* ven ekonornische reglementeerïng. spraken bindend zouden zijn voor de partijen. » Naar het oordeel van de Regeering Theunis moest het besluit n* 62 aan dezen wensch beant* Het artikel één van het koninklijk besluit woorden. n* 62 voorziet de mogelijkheid eener reglemenZoo bepaalt het artikel één van dit besluit: taire uitbreiding van in zake voortbrenging, verdeeling, verkoop, uitvoer of invoer vrijwillig « Elke beroepsgroepeering van voortbrengers of afgenomen verplichtingen die reeds door een ^erdeelers^ teekleed met de burgerlijke rechte» Het koninklijk besluit n< 6 2 .
O
DE BELGISCHE onbetwistbare meerderheid van voortbrengers worden nagekomen. Het nieuw regeeringsontwerp gaat verder. Het voorziet, o.m., dat elke paritaire kommissie de omvorming tot beroepsreglement kan vragen, alsmede de uitbreiding tot al de andere voortbrengers, verdeelers en arbeiders die tot denzelfden of dezelfde takken van nijverheid, handel of landbouw behoor en, van een kollektieve arbeidsovereenkomst door haar tusschenkomst gesloten. Dit idee werd reeds door onze vooraanstaanden onderzocht ter studiedagen van Blankenberge. Een meerderheid onzer kameraden heeft ziclh duidelijk te zijnen gunste uitgesproken. Wij zien, inderdaad, niet in waarop men zich zou kunnen beroepen om een tegenstribbelende minderheid toe te laten zich te onttrekken aan de verbintenissen ingeschreven in een kollektieve overeenkomst gesloten tusschen een onbetwistbare meerderheid van patroons en arbeiders. Integendeel, het gebeurt niet zelden dat een minderheid van werkgevers, die weigeren de arbeidsvoorwaarden toe te passen die ingeschreven zijn in een kollektieve overeenkomst, waarbij de sociale betrekkingen tusschen een meerderheid van arbeiders en patroons worden bepaald, nadeel berokkenen aan hun mededingers die tot de kontr akteerend e partijen behooren. Om de te goeder trouw zijnde werkgevers en de door de tegenstribbelende mededingers te werk gestelde arbeiders tégen deze handelwijze te beschermen, schijnt een uitbreiding der kollektieve overeenkomsten langs reglementairen weg hoogst wenschelijk. Deze mogelijkheid tot omvorming van de kollektieve overeenkomsten tot werkhuisreglementen bestaat reeds in een zeker aantal landen, o.m. in Nederland, zonder aanleiding te geven tot bezwaren vanwege de vakorganisaties. Het regeeringsontwerp voorziet nog een derden maatregel bestaande in het invoeren van ekonomische reglementen die, in tegenstelling met de twee voornoemde gevallen, nog niet een zekere toepassing hebben ontvangen. _ Volgens de memorie van toelichting
7 handel, van ekonomische reglementeeringsmaatregelen die voor het algemeen belang dienstig zijri óf praktijken verbieden welke het algemeen belang schaden. In elk geval is bij de beoordeeling van dergelijke gevallen het bestaan van een onbetwistbare meerderheid ten gunste van zulke reglementeering een der meest tastbare elementen. Ten slotte voorziet het nieuwe ontwerp een vierde mogelijkheid tot reglementeering, in dien zin dat het aan ieder lid van den Raad voor Ekonomische Reglementeering het recht verleent met de instemming van het Bureau van dezen Raad en van den regeeringskommissaris, de invoering te vragen van de bij de drie eerste gevallen onderzochte maatregelen.
De Raad voor Ekonomische Reglementeering.
Het koninklijk besluit nr 62 richtte een « Raad der Ekonomische Geschillen » op, belast met het onderzoeken der hem onderworpen verzoekschriften met het oog op de uitbreiding tot de gansche nijverheid van een door een meerderheid van voortbrengers aangenomen verbintenis. Zóoals men' er zich rekenschap kan van geven, gaat het hier om een ware ekonomische rechtbank. * " Deze Raad der Ekonomische Geschillen was trouwens volledig samengesteld uit magistraten. Het nieuw regeeringsontwerp vervangt éen Raad der Ekonomische Geschillen door een Raad voor Ekonomische Reglementeering, die niet meer uitsluitelijk uit magistraten is samengesteld, maar waarvan een derde der leden magistraten zijn, terwijl de twee andere derden gekozen worden onder hetzij in zake staathuishoudkunde öf sociale ekonomie, hetzij in nijverheids-, landbouw- of handelstechniek speciaal bevoegde personen. Wat ons aangaat, wij vinden deze wijziging gelukkig. De aan den Raad voor Ekonomische Reglementeering onderworpen kwesties zijn hpofdzakelijk van ekonomischen en socialen aard, en op dit gebied bezitten de magistraten niet altijd de gewènschte voorbereiding en bevoegdheid. Procedure.
De procedure voorzien voor de vier genoemde onderstellingen schrijft aan de Profèssioneele Vennootschap, aan de Paritaire Kommissie en aan hèt Bureau van den Raad voor Ekonomische Reiglementeeriïng
8
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
In de eerste onderstelling: a) Een exemplaar van de statuten der vennootschap, met de lijst van haar leden en deze van haar Raad van Beheer; b) Een afschrift van de notulen der vergadering waarop de verbintenis werd aangegaan ; c) Een memorie in tien exemplaren, bekleed met dezelfde handteekeningen als het verzoekschrift, waarin worden uiteengezet de redenen die den aangenomen maatregel rechtvaardigen en waarbij het bewijs wordt geleverd, dat de uitbreiding van deze verbintenis tot al de voortbrengers of verdeelers strookt met het algemeen belang en dat ze vrijwillig werd opgenomen door de voortbrengers of verdeelers die de ontegensprekelijke meerderheid vertegenwoordigen van de belangen in dezen nijverheids-, landbouw- of handelstak. In de tweede ondersMHng: d) De vermelding van de professioneele groepeeringen die tot de kollektieve arbeidsovereenkomst zijn toegetreden; b) De tekst dezer overeenkomst evenals een afschrift van de notulen van de zitting der paritaire kommissie waarop besloten werd tot het indienen van het verzoekschrift; c) Een memorie in tien exemplaren, bekleed met dezelfde handteekeningen als het verzoekschrift, waarin worden uiteengezet de redenen die het bewijs leveren dat de omvorming tot beroepsreglement van de kollektieve arbeidsovereenkomst en haar uitbreiding, strooken met het algemeen belang. In de derde onderstelling: a) Een exemplaar van de statuten der vennootschap met de lijst van haar leden en deze van haar Raad van Beheer, alsmede een nota waarin de beteekenis wordt aangetoond van de vertegenwoordigde ekonomische belangen; b) Een memorie ïn tien exemplaren, bekleed met dezelfde handteekeningen als het verzoekschrift, waarin worden uiteengezet de redenen die het bewijs leveren dat de aangezochte maatregelen tot ekonomische reglementeering van aard zijn om het algemeen belang te dienen of een einde te stellen aan praktijken die er inbreuk op plegen. In de vierde onderstelling: a) Een memorie in tien exemplaren onderteekend door den verzoeker, beantwoordend, naar gelang van het geval, aan de vereischten dienaangaande voorzien sub 1°, 29 en 3° van dit artikel, wat de beschouwingen betreft die het verzoekschrift hebben ingegeven; b) Ëeh afschrift van de notulen van de zitting
van het bureau van den Raad voor Ekonomische Reglementeering, waaruit de instemming blijkt van dit bureau met de indiening van het verzoekschrift; dit afschrift wordt onderteekend door den voorzitter. (Artikel 63.) De Minister oordeelt of het verzoekschrift in aanmerking kan genomen worden, en in het bevestigend geval laat hij in het Staatsblad een bericht verschijnen, waarin het indienen van het verzoekschrift en van den tekst van de memorie wordt medegedeeld. (Artikel 64.) Het artikel 65 verleent aan ieder voortbrenger of verdeeler, en in het algemeen aan ieder natuurlijken persoon of rechtspersoon, die een gewettigd belang kan doen gelden, het recht verzet aan te teekenen. Dit verzet dient bij aangeteekenden brief aan den Minister beteekend te worden, en moet tot staving vergezeld zijn van een memorie. Wordt er geen verzet aangeteekend, dan kan de Koning een besluit treffen waarbij de maatregelen die het voorwerp waren van de memorie geheel of gedeeltelijk worden bekendgemaakt. (Artikel 66.) Telkens een verzet op geldige wijze wordt aangeteekend, wordt de zaak door den Minister aan den Raad voor Ekonomische Reglementeering onderworpen. In tegenstelling met hetgeen het geval was met het besluit nr 62, is de Koning niet gebonden door het advies van dezen Raad. Doch, ingeval ditzelve ongunstig is kan de Koning er slechts over heenstappen bij koninklijk besluit, waarover de Kabinetsraad beslist. Om de draagkracht van deze procedure te begrijpen is het niet noodwendig in verdere bijzonderheden te treden, waarvoor wij de lezers trouwens naar de artikelen 69 tot 94 verwijzen. Wij vermelden nog dat, onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren der gerechtelijke politie, het besluit de ingenieurs van het mijnkorps, de inspekteurs van de nijverheid, de inspekteurs van den arbeid en van de gevaarlijke, hinderlijke en ongezonde inrichtingen belast met het toezicht op de uitvoering der krachtens de wet getroffen maatregelen van ekonomische reglementeering. De werkgevers zijn verplicht hun de inlichtingen té vérstrekken en hun de dokumenten mede te deelen die zij vragen om zich te verzekeren van de inachtneming der voorgeschreven bepalingen. Voor de overtredingen wordt er een boete voorzien van 500 tot 100,000 frank, ongemin-, derd de schadeloosstelling; er kan bovendien een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maand' uitgesproken worden. Het artikel 72 bepaalt, dat de reglemehteeringsmaatregèleh toepasselijk zijn óp de niéuwe
DE BELGISCHE VAKBEWEGING voortbrengers in de nijverheid waarvoor zij uitgevaardigd werden. Indien de reglementeering loopt over de beperking der voortbrenging en der verdeeling, van den invoer of van den uitvoer, dan moet ieder nieuwe voortbrenger of verdeeler voorafgaandelijk de toelating vragen. Ingeval deze toelating niet* wordt gevraagd, stelt de overtreder zich bloot aan de geheele of gedeeltelijke sluiting van zijn inrichting. Voor overtredingen begaan bij de uitbreiding van een kollektieve overeenkomst worden de straffen verminderd en verschillen van 200 tot 1,500 frank en de gevangenisstraf van 8 dagen tot één maand. Er worden ook straffen voorzien voor de werkgevers die zich tegen het toezicht verzetten of die onjuiste verklaringen afleggen.
Gevolgtrekking. Als konklusie oordeelen wij dat de algemeene gedachte van dit gedeelte der wet op de beroepsorganisatie — wij herhalen het — ons gegrond voorkomt. Het mag niet, inderdaad, dat het nog mogelijk is dat onze voortbrengers, die zoowel op de binnenlandsehe als op de buitenlandsche markt de gekende moeilijkheden ontmoeten, elkaar onverbiddelijk strijd leveren krachtens het principe der vrije mededinging. Niemand denkt er aan de mededinging volledig uit te schakelen, maar iedereen zal aannemen dat er grenzen zijn. Zoowel op het gebied der voortbrenging als op dat der verdeeling zijn er verstandhoudingen, is er samenwerking wenschelijk, zelfs onmisbaar. Vermelden wij heden slechts één, het meest recent geval. Eenige dagen geleden heeft de Regeering besloten aan onze nationale ekonomie een bestelling te doen voor de uitrusting van het luchtverweer van in totaal 600 millioen frank. In België bestaat er geen onderneming
9
die in staat is dergelijke bestelling alleen uit te voeren. Zij moet dus verdeeld worden tusschen al de ondernemingen die in rekening komen voor de fabrikage van bewuste produkten. Nu, deze verdeeling moet geschieden volgens zekere regels. Een verstandhouding is dus onvermijdelijk. Hetzelfde geldt voor het behoud van onze plaats als exporteur in zekere overzeesche landen waar onze industrieelen in het strijdperk istaan met de sterk georganiseerde Duitsche industrieelen. Is het wetsontwerp der Regeering van aard om deze neiging tot verstandhouding en samenwerking tusschen onze nationale voortbrengers te begunstigen? Wij meenen, ja. Maar wij begrijpen waarlijk niet hoe sommige onzer kameraden zich tegen dit gedeelte der wet kunnen verzetten krachtens principes die de onze niet zijn. Men moet blind zijn om zich heden ten dage nog als verdediger van het ekonomisch liberalisme aan te stellen. In elk geval willen wij ons niet aanstellen als de verdedigers van systemen die heden als anachronismen voorkomen. Wij zijn, integendeel, meer dan ooit de meening toegedaan, dat een voorzichtige en rationeele leiding alleen de ekonomie in haar breede lijnen kan redden. Wij kunnen ons dus ook bij dit gedeelte van het wetsontwerp aansluiten. Moet er geen voorbehoud gemaakt worden? Ongetwijfeld. Maar, afgezien van een belangrijk voorbehoud ia verband met de kontrole op de nijverheidsverstandhoudingen die wij eisenen, betreft het kwesties van nevenbelang en wij willen den tekst van dit artikel niet verzwaren door ze op te sommen. Onze kameraden zullen trouwens binnen enkele dagen de gelegenheid hebben den tekst van het regeeringsontwerp in al zijn bijzonderheden te bespreken. (r.)
*
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
De tusschenkomst der patroons in de lasten der werkloosheidsverzekering door L. Watillon
S
INDS 1 Januari 1939 zijn de werkgevers verplicht een bijdrage te betalen aan den Nationalen Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Werkloosheid. Vóór de Kerstvakantie heeft het Parlement een wet aangenomen waarbij de bijdragen verschuldigd krachtens die betreffende het algemeen maken der gezinstoeslagen met 35 t. h. werden verhoogd. Er wordt een uitzondering gemaakt voor den Staat, de provincies en de gemeenten, evenals voor de openbare instellingen en gemeentenvereenigingen. De bijgevoegde bijdrage is niet verschuldigd voor de te werk gestelde landarbeiders, evenmin als voor de huisarbeiders. Zij is alleen voor het eerste halfjaar van 1939 opgelegd en moet, volgens officieele schatting, 63 millioen frank opbrengen. Dit is de eerste tastbare uitslag van een regeeringsaktie tot Ihet inrichten en het algemeen maken der werkloosheidsverzekering die opklimt tot het begin van 1935. In welke mate heeft deze aktfe in financieel opzicht het doel benaderd' dat de Regeering heeft nagestreefd? Op grondslag van een werkloosheid gelijk aan die van 1938 voorzag men een uitgave van 920,000,000 fr. ten laste van den Staat, zonder 100,000,000 fr. ten laste van de kassen te rekenen. Met de verplichte verzekering moest de uitgave ten laste van den Staat teruggebracht worden op 500,000,000 fr., som voorzien in de begrooting; het verschil vertegenwoordigt het aandeel ten laste van de werkgevers en dat van de heden niet verzekerde arbeiders. Voor deze laatsten dienen er, ten minste gedurende het eerste jaar, geen uitgaven berekend' te worden, daar de uitkeeringen slechts na het verstrijken van den wachttijd moeten betaald worden. Volgens het door de Kamer aangenomen ontwerp moesten de arbeidersbij dragen 238 millioen frank en de tusschenkomst der patroons voor het jaar 210,000,000 fr., hetzij 105 millioen frank voor het eerste halfjaar, opbrengen. Er is dus van heden af noodig voor het dekken van het tekort van het eerste halfjaar, te weten : van 69 millioen aan arbeidersbijdragen, plus 42 millioen aan patroönsbijdragen, hetzij \
111 millioen, die de Staat zal moeten vinden indien hij de begrooting wil in evenwicht houden. *
*
*
Op dit oogenblik moeten wij, evenwel, de houding der werkgevers bespreken. Zoodra het inzicht der Regeering tot heffing eener patroonsbijdrage gekend was, ten aanzien van het feit dat het Parlement geen oplossing aan het vraagstuk der verplichte verzekering had kunnen geven, ontstond er een algemeen verzet. Het Centraal Nijverheidskomiteit, op 21 December in algemeene vergadering bijeengekomen: « Sprekend uit naam van zijn 198 aangesloten groepeeringen, die al de takken van produktie vertegenwoordigen, verzet zich met alle kracht tegen dit ontwerp dat, in plaats van het rationeele en samenhangende stelsel waarbij de nijverheid zich had kunnen aansluiten, eenvoudig gericht is op het invoeren van een eenzijdige verplichting, die den bedrij fshoofden geen waarborg biedt voor de toekomst en den vorm aanneemt van een ware uitzonderingsbelasting, die uitsluitelijk een bepaalde kategorie van belastingplichtigen treft, zonder dat daarvoor op een of ander sociaal doel kan gewezen worden. » « Geen sociaal doel », verklaart het C.N.K. om zich tegen het wetsontwerp te verzetten. Wordt er dus volgens die heeren alleen een sociaal doel bereikt wanneer de patroons niet betalen'? De Regeering was dus slecht gekomen om haar wissel aan te bieden op den vervaldag van 31 December. Men hoopte, trouwens, dat men er door een laatste manoeuvre zou in slagen de bespreking te verdagen tot het oogenblik dat een andere Regeering zich zou belasten met het in evenwicht brengen der begrooting op een geheel andere manier. Er werd dus in vliegende haast een afvaardiging van 60 patroons bij den Eerste-Minister gezonden. « Ik denk er geen oogenblik aan dat men door dit middel getracht heeft drukking op mij te oefenen », heeft onze vriend Spaak in den Senaat verklaard. Het zij ons toegelaten aan dé patroons te vragen hoe zij een door een arbeidersbijeenkomst
DE aangeduide afvaardiging van 60 personen zouden noemen. Zij zouden heel zeker weigeren de « betoogers » te ontvangen, zooals Spaak trouwens gedaan heeft, en zouden eiscihen dat de betoogers afgevaardigden aanduiden om te onderhandelen. <( Uitzonderingsbelasting », beweerde het C.N.K. ! Zooals men er zich rekenschap kan van geven wordt de bijdrage alleen gevergd van de werkgevers die arbeiders te werk stellen welke in het huidige regime als « verzekerbaar » beschouwd worden. Maar het « beginsel »-bezwaar moest niet lang bestaan. Het C.N.K. verklaarde zich akkoord zoodra de Regeering aanvaard had de te betalen nota met 1/8 te verminderen, wat toch altijd 9 millioen uitmaakt. Maar dit stelde geen einde aan het manoeuvre. Dit werd voortgezet in het Parlement, waar de komedie uitstekend werd gespeeld. Benevens de sociale aclhteruitstrevers « a la Carton de Tournay », of « a la d'AspremontLynden », hoorde men er personaliteiten uit de patroonswereld zooals de heer Henricot, grootindustrieel, en de heer Guinptte, gewezen voorzitter van het C.N.K.: « Er is geen paritair toezicht (verklaarde deze laatste), terwijl de patroons volgens het laatste ontwerp alles storten. » De heer Guinotte moet nochtans weten dat het C.N.K. rechtstreeks vertegenwoordigd is in het Bestuurskomiteit en in het Hoofdbestuur van den N.D.A.W., dat het paritair toezicht sinds lang bestaat, ofschoon de patroons niets storten, en dat het tegenovergestelde van hetgeen hij zegt de waarheid is. Maar de heer Guinotte heeft er voor gezorgd nader te bepalen « dat men hem in het algemeen te onrechte beschouwt als de woordvoerder van het Centraal Nijveriheidskomiteit », dat hij, bijgevolg, alvorens in de zitting te komen, niet wist dat het C.N.K. had ingestemd met den bijdragevoet die op 35 t. h. in plaats van 40 t. h. van dien vastgesteld in zake gezinstoeslagen was teruggebracht. Het was hem dus « volkomen toegelaten, ofschoon de industrieelen deze formule hadden aangenomen om 5 t. h. te winnen, zich met deze... laat ons zeggen... berekening, niet te vereenigen ». Den vogel kent men evenwel aan zijn pluimen... Nu, dit « verraad » tegenover het C.N.K. werd -— te oordeelen naar de Parlementaire Bescheiden — op de liberale banken onthaald op een << zeer goed » en op toejuichingen. Indien wij er op staan op iets den nadruk te leggen, dan is het op de goede regeling van de komedie, waarvan het tweede bedrijf den Senaat als tooneel had. Maar wij spraken van een andere personage
VAKBEWEGING
11
van gewicht, den heer Henricot, die ook een belangrijke rol in het stuk speelde. cc De wet is onrechtvaardig », was de thesis die hij met trouwens valsche of kinderachtige argumenten te verdedigen had. De patroons zullen meer betalen dan in de wet voorzien werd, terwijl de arbeiders minder zullen betalen. Er was sprake van de « ontroering die zich van de nijverheidswereld heeft meester gemaakt » en van de « nieuwe lasten die onvermijdelijk een rem zullen stellen aan hun ekonomische bedrijvigheid. » Meer nog, de heer Henricot haalde opnieuw de fameuze argumenten van de Ingenbleek's en andere Carton de Tournay's te voorschijn uit hun arsenaal waar zij schenen vergeten te zijn, en die aan deze beroemde personages een wereldfaam bezorgden. Dan kwam het gevoelsargument: « Wat gaan de kleine patroons zeggen wanneer zij in den loop van 1939 zullen vaststellen welke aanzienlijke lasten hun worden opgelegd? » Ziet gij welke verheven solidartieit er tusschen groote en kleine patroons bestaat en welke roerende bezorgdheid de eersten voor de tweeden bezielt? Het is waar dat de heer Carton de Tournay daarentegen in den loop der zitting heeft doen opmerken, dat alleen het C.N.K. was geraadpleegd geworden, maar dat het niet al de nijverheidstakken vertegenwoordigde, dat evenmin het « Vlaamsch Economisch Verbond » als de « middenstand » waren gehoord geworden. Kortom, moest er een nieuw bewijs geleverd worden van het bestaan en de voortzetting van den klassenstrijd, dan zou men het rechtstreeks en onrechtstreeks onder de verschillende vormen vinden in de houding der patroons. Gelukkig was er vanwege de arbeiders, om deze manoeuvres te verijdelen, een niet minder kenschetsende doch heel wat rechtschapener en besliste houding. Onze vriend Spaak zette de zaak op haar waar gezichtspunt en stelde als konklusie de vertrouwenskwestie. Zijnerzijds weerlegde kameraad Delattre de voorwendsels ingeroepen om de verdaging te eisenen en bekwam op 22 December in den Senaat en 's anderendaags in de Kamer de stemming van bewuste wet. 't Is weinig, zullen de kameraden zeggen die op de verplichte werkloosheidsverzekering rekenden voor den 1* Oktober 1938. Maar dit is evenwel de huldiging van het principe der tusschenkomst van de patroons in de lasten der werkloosheidsverzekering. Dit is een onbetwistbare vooruitgang. Wij twijfelen er niet aan dat dit de hoofdzaak is en dat het voortaan gemakkelijker zal zijn in het Parlement een oplossing te vinden voor het vraagstuk der verplichting van de verzekering.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
12
Wat de voorbereiding van den « totalen oorlog » kost door Marcelle Pommera en Lucien Laurat
D
E bewapeningswedloop verslindt hoe langer hoe grooter sommen. De gansche wereld wordt een uitgestrekt arsenaal, waar de eenige arbeid die zonder ophouden wordt voortgezet is, de aanmaak van vernielingstuig. Er wordt hoe langer hoe minder voortgebracht voor het verbruik, voor de verruiming der voortbrengingsmiddelen. Vóór alles wordt er voortgebracht om te vernielen wat bestaat. De strategen der totalitaire landen noemen den komenden oorlog van nu af « den totalen oorlog )>. Inderdaad, indien hij uitbreekt zal hij niet « totaler » kunnen zijn : de gansche bevolking zal er aan deelnemen, de eenen om wapens te vervaardigen, de anderen om ze te dragen, en allen, strijders en niet-strijders, zullen zonder onderscheid de slachtoffers zijn van de ramp. In 1938 heeft de wereld voor de bewapening, in vollen vrede (betrekkelijken vrede, natuurlijk), zooveel uitgegeven als in 1918, in vollen oorlog. Wat zou zij uitgeven indien de oorlog werkelijk uitbrak? *
*
*
De bewapeningskosten zijn in het algemeen verdeeld over menigvuldige rubrieken, zoodat het moeilijk is zich een eenigszins juist denkbeeld te vormen van hun omvang. De officieele gegevens zijn natuurlijk beneden de officieuze. Bovendien moeten de internationale vergelijkingen met voorzichtigheid geschieden, eenerzijds omdat de begrootingsjaren niet in alle landen op hetzelfde tijdstip beginnen, anderzijds omdat zekere posten van uitgaven door zekere landen worden in aanmerking genomen en door andere niet. Zoo worden in Duitschland de uitgaven voor de luchtvaart niet bij de militaire uitgaven gerekend; Frankrijk verdeelt ze over een gewone begrooting, een buitengewone begrooting en bijzondere rekeningen van de Schatkist; in het algemeen worden de militaire pensioenen en de oorlogspensioenen niet onder de bewapeningsuitgaven gerekend, evenmin als de toelagen aan de oorlogsbedrij ven. Ondanks al dit voorbehoud, en hoe gebrekkig wij ook ingelicht zijn, mag men de volgende cijfers beschouwen als overeenstemmend met. een gemiddelde waarheid :
HerbewapeningskGSten in 1938 In millioenen dollar
Rusland . . . . , , Duitschland Japan . . . . . . . Engeland Frankrijk Vereenigde Staten Italië
5,400 4,400 1,775 1,693 1,092 1,065 526
De herbewapening heeft in 1938 in de wereld een globale uitgave vereischt van 17 milliard 581,300,000 dollar, hetzij ongeveer 520 milliard Belgische frank. Volgens een studie gepubliceerd door de Foreign Policy Association onder den titel : « Ekonomische gevolgen van de herbewapening », zou de geheele wereld sinds 1932 aan bewapeningskosten hebben uitgegeven : In millioenen dollar
In In In In In In
1932 1934 1935 1936 1937 1938
3,800 5,000 8,800 13,000 13,500 17,600
Hetzij een verbazend snelle stijging. In verhouding met 1932 zijn de uitgaven gestegen : In In In In In
1934 1935 1936 1937 1938
met met met met met
. . . . .
. . . . .
. . . .
31 131 242 255 363
t. t. t. t. t.
h. h. h. h. h.
Het is dus niet te verwonderen dat, ondanks de krisis, de internationale wapen- en ammunitiehandel de eenige is die bloeit. De Annuaire statistique du Commerce des armes et munitions, gepubliceerd door den Volkenbond, licht ons dienaangaande in. Terwijl van 1929 tot 1937 de uitvoer van koopwaren in, het algemeen met 55 t. h. is achteruitgegaan, is de uitvoer van wapens, ammunitie en oorlogstuig slechts gedaald, met 12 t. h. (in waarde).. De noteeringen der aandeelen van de maatschappijen verbonden aan de wapennijverheid
13
DE BELGISCHe VAKBEWEGING zijn dan ook merkelijk gestegen. In 1937 zijn ten opzichte van 1932 de jaarlijksche gemiddelde koersen van de aandeelen der « John Brown » (scheepsbouw, bewapening) met 1.110 t. h. gestegen; die der « Hadfields » (Groot-Brittannië, geschut), met 436 t. h.; die der « Birmingham small arms » (Gr.-Br., klein geschut, bewapening), met 233 t. h.; die der <( Hawker Aircraft » (Gr.-Br., jacht- en strijdluchtvaart), met 193 t. h. In Duitschland zijn de aandeelen van de « Daimler Benz » (vliegtuigmotoren, tanks) in 1937 ten opzichte van 1932 «met 436 t. h. gestegen, die der « Berlin-Karlsruhe Industrie » (bewapening), met 174 t. h. In Italië stijgen de aandeelen der « Ernesto Breda )> (automobielen, bewapening) met 1,409 t. h.; die der <( Isotta Fraschini » (vliegtuigmotoren), met 261 t. h.; die der « Italiana Pirelli » (antigastoestellen), met 232 t. h. Het is ongelukkig maar al te waar^ dat in den huidigen stand der wereld, de eenige bloeiende handels- en nijverheidsbedrijven die zijn welke van dicht of van ver aan de bewapeningsnijverheid verwant zijn. De Staten besteden een klimmend gedeelte van hun begrooting aan de herbewapening. In 1937 kwamen de herbewapeningsuitgaven op de gewone begrooting voor met : 11.7 20.1 20.7 25.4 29.3 37.7 56.0
t. h. in de Vereenigde Staten; t. h. in Frankrijk; t. h. in Rusland; t. h. in Italië; t. h. in het Vereenigd Koninkrijk; t. h. in Polen; t. h. in Japan.
Deze cijfers vertegenwoordigen trouwens slechts een gedeelte der werkelijke uitgaven gezien zij, wij herhalen het, niet die der buitengewone begrootingen nooh die van de bijzondere rekeningen bevatten. In. 1913 werden de landen geacht een gedeelte schommelend tusschen 1 en 5 t. h. van hun inkomen aan de bewapening te besteden : Vereenigde Staten . Italië . . . . . Vereenigd Koninkrijk Duitschland . . . . Frankrijk . . .
.
. . . . . . . . * . .
o/o 1.4 3,2 3.4 4.6 5.5
Het Duitsch Instituut voor « Konjunkturforschung » gaf in 1935 als verhouding der bewapeningsuitgaven tot het nationaal inkomen de volgende cijfers :
o/o
Vereenigde Staten . . . . Groot-Brittannië . . . . Frankrijk Japan . . . . . . . . Polen Rusland
1.5 3.0 7.4 8.0 9.0 12.5
Wij publiceeren deze cijfers onder voorbehoud, gezien de bron der schattingen (Vierteljahrshefte zur Konjunkturforschung, vol. III, 1937), *
*
*
Maar dit zijn zichtbare en rechtstreeksche uitgaven. Men mag het onrechtstreeks en onzichtbaar gewicht van de bewapeningen niet vergeten. In dit verband verwijzen wij onze lezers naar een uitstekende studie van A.-S.-J. Baster, voorheen buitengewoon hoogleeraar van staathuishoudkunde aan de Universiteit van Exeter (Engeland) en tijdelijk verbonden aan de ekonomische afdeeling van het I.B.A. Deze studie verscheen in de nummers van Februari en Maart 1938 van de Revue internationale du Travail, onder den titel : « Quelques aspects économiques du réarmement ». Daarin leest men : (( ... Bij de eigenlijke herbewapeningskosten dienden de onrechtstreeksche kosten gevoegd van een reeks maatregelen ingegeven door de bekommernis van nationale zelfstandigheid : toltarieven, toelagen aan de bedrijven die surrogaten voortbrengen, aanwending in den landbouw van stoffen wier benuttiging meer rendabel zou zijn in andere ekonomische takken, verwezenlijking van strategische « plannen » (zooals de herinrichting van het verkeer langs de wegen en per spoor, bestemd om de bescherming der bedreigde grenzen te versterken), verwezenlijking van plannen voor stedenbouw tot vermindering der gevaren van de luchtaanvallen, verzaking aan den uitvoer om te voldoen aan bewapeningsbestellingen op de vreemde markt, enz. Onder deze maatregelen kunnen er een groot aantal niet voorkomen in de begrooting van landsverdediging en zelfs niet in de andere uitgaven van de Staten. » « ... Een veel voorkomende, hoewel weinig zichtbare vorm van toelage in gebruik in de meeste landen met een private bewapeningsnijverheid bestaat in het verdeelen der bestellingen op een wijze dat zelfs weinig rendeerende ondernemingen in stand worden gehouden met het oog op de uitbreiding dezer nijverheid in oorlogstijd. De monopolies gedeeltelijk tot stand gebracht om beweegredenen van landsverdediging (zooals de « Imperia! Chemical Industries » in Groot-Brittannië) hebben een veel geringer rendement dan de betreffende bedrij-
14
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
ven in het regime der vrije mededinging zouden kunnen verzekeren, wat nog ekonomische verliezen uitmaakt welke rechtstreeks dienden gevoegd bij de kosten van een programma van landsverdediging. » (A.S.J. Baster.) Bij deze ekonomische verliezen dient nog gevoegd de stijging der kosten van de grondstoffen ten igevolge van de herbewapening, wat zijn weerslag heeft op de gewone bedrijvigheidstakken der naties. (Voorbeeld: stijging der koperprijzen, der prijzen van de ijzerprodukten.) De wereldekonomie is zoo ingericht op de bewapeningsproduktie, zij is zoo een voorbereidende oorlogsekonomie, dat sommige ekonomisten van nu af reeds redmiddelen opzoeken tegen de krisis welke een gebeurlijke ontwapening zou uitlokken. Met allen ernst heeft men de toeneming der slapte in 1935 toegeschreven aan de te dien tijde ingetreden vertraging in de bewapeningen. Enkelen tijd geleden kon men in een Fransen dagblad een artikel lezen, getiteld: « De ontwapening ? — Een katastrophe! » (La République, 16-11-1938). *
*
*
In een voordracht gegeven te Parijs in de lente van 1938 onder bescherming van de « Nouveaux Cahiers », sprak gezel Henri Boucfté, een der leiders van het « Comité de Vigilance des Intellectuels antifascistes », zich uit als volgt: <( De moderne bewapening bestaat in het plaatsen van gemiddeld één millioen frank (Fransche frank van 1937) kundig bewerkte stoffen rond een man. Een snelwerkende bombardier met drie plaatsen, gansch uitgerust, kost drie millioen; een moderne stormwagen met twee plaatsen, anderhalf millioen; een linieschip dat twee duizend man zal dragen, meer dan twee milliard; de voornaamste werken eener versterkingslijn, waar 15,000 verdedigers plaats zullen vinden, vijftien milliard. » Zoo staan heden de zaken in de gansche wereld. Zonder desbetreffend volledig te willen zijn, kunnen wij van nu af een schets geven van de voornaamste tegenstrijdigheden — onoplosbare tegenstrijdigheden! — waarin deze bewapeningswedloop het kapitalisme medesleept. Eerste tegenstrijdigheid: Vóór dat de oorlog begonnen is wordt een buitensporig groot gedeelte van de nijverige bevolking in beslag genomen door den wrapenaanmaak en het aanleeren der hanteering van de wapens. Breekt de oorlog uit, dan zal de behoefte aan materieel toenemen, en de algemeene mobilisatie zal al de valide krachten aan de ekonomische bedrijvigheid onttrekken. Zoo stelt zich de vraag: Wie zal dön voortbrengen om de bijzonder groote im-
produktieve massa's te voeden en te onderhouden die te werk gesteld zijn hetzij aan de fabrikage van dynamiet, hetzij om het te doen ontploffen? En wie zal voortbrengen om de versleten of vernielde produktiemiddelen te vervangen ? Dit is, in een wetenschappelijken vorm uitgedrukt, de befaamde keus tusschen de boter en de kanonnen. Ditmaal bestaat het gevaar, dat de oorlog de algeheelheid, en zelfs meer, van het nationaal inkomen der oorlogvoerende machten opslorpt. Maar welke ijver de strijdenden ook aan den dag leggen, zij moeten eten om te strijden. De levensmiddelenvoorraden geraken spoedig uitgeput, zelfs indien men de gassen die hen kunnen doen verstikken buiten beschouwing laat. Rekening houdend met den omvang en de kosten der wapens noodig voor het voeren van een modernen oorlog, wordt deze op den duur onmogelijk. Laat ons hopen dat niemand het in den kop krijgt ons gedurende enkele maanden het praktisch bewijs van deze onmogelijkheid te leveren. Tweede tegenstrijdigheid: Veronderstellen wij — bloote veronderstelling — dat de menschen gewoon worden zonder eten te leven. Dan zal er een kon flikt uitbreken tusschen hen die belast zijn met het voortbrengen der wapens en hen die deze moeten dragen. Indien het aantal dergenen die de vernielingstuigen fabriceeren ontoereikend is, dan zullen de strijders in massa's vallen, bij gebrek aan materieel. Indien men in voldoende mate materieel wil voortbrengen, dan zullen er strijders ontbreken. Het is inderdaad niet mogelijk van een koe te eischen dat zij tegelijk melk en vleesch levert. Het een of het ander, niet beide tegelijk! Dit is net als iemand die 24 uren per dag wou werken om zooveel geld mogelijk te verdienen om zich flink te vermaken; er zou evenwel geen tijd overblijven om te fuiven! Werkt hij slechts 8 uren, dan zal hij vrijen tijd genoeg hebben om zich te vermaken, maar het geld zal hem daartoe ontbreken. Derde tegenstrijdigheid: Door zich van het militair domein meester te maken heeft de technische vooruitgang van de strategie zelf een hoofdzakelijk ekonomische kunst gemaakt. Heden ten dage bestaat er niet meer een oorlog, kortweg. De oorlog zal noodgedwongen ekonomisch zijn, want het ekonomische beslist over alles. Maar gezien de overgroote arbeid gevergd voor den aanmaak van de moderne wapens, en de toenemende vernielingskracht van die wapens, wordt de ekonomie door den oorlog met ondergang bedreigd. Hij put ze uit zelfs vóór dat hij begonnen is. Hij zal ze zeker en snel vernietigen indien hij uitbreekt. Vermits de ekonomie heden de onmisbare basis van den oorlog is, en alleen de voorbereiding
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
15 U
van den oorlog de ekonomie zoo treft dat alle normale ekonomische bedrijvigheid hoe langer hoe meer verlamd wordt, vernietigt de oorlog zijn eigen basis. Hij bewerkt zijn eigen val! Laatste en belangrijkste tegenstrijdigheid : Door zijn expansiedrang heeft het kapitalisme aanleiding gegeven tot het moderne imperialisme. Dit monster heeft zich heden zoo ontwikkeld, dat het in de totalitaire landen uitloopt op de vernietiging van het kapitalisme, op de invoering van een nieuw ekonomisch en sociaal
stelsel, dat tegelijk aan slavernij en lijfeigenschap lijkt. Van heden af is in al de landen, of ze totalitair zijn of niet, de bewapeningswedloop een machtige rem geworden aan de ontwikkeling der produktieve krachten. Maar wanneer een regime een hinderpaal is geworden voor de verdere ontwikkeling der produktieve krachten, dan is zijn einde nakend. Al het streven van de sociaal-demokratie moet gericht zijn op de vernietiging van dit vervallen regime zonder dat de menschheid verplicht zij een bloedige ramp te beleven.
Het koppelen van den Belgischen frank aan het pond sterling door Paludes Wij pubüceeren hieronder een artikel van onzen medewerker Paludes over een zeer betwist vraagstuk van muntpolitiek. Zekert zal niet iedereen instemmen met de meening van onzen medewerker. Maar zijn studie; die natuurlijk alleen zijn persoon verbindt, is waard hei voorwerp uit te maken van een debat.
I
N het begin van verleden maand vroeg Max Buset aan de Regeering, het vraagstuk der koppeling van den Belgischen frank aan het pond sterling te bestudeeren. Enkele dagen later verklaarde zich de heer Albert-Ed. Janssen, minister van Financiën, voor de Kommissie van Financiën der Kamer, tegenstander van zulke koppeling. Het reeds daags vóór de devalvatie van 1935 besproken vraagstuk komt dus opnieuw op het voorplan der algemeene bekommernissen. Het zal zonder twijfel opgeworpen worden zoolang in de wereld de munt haar evenwicht niet zal teruggevonden hebben. Waarover gaat het nu juist? Alvorens het vraagstuk toe te lichten, is het noodzakelijk de uitwerking van de wisselverhandelingen, de uitwerking .der betrekkelijke waarde van de munten op de prijzen en den internationalen handel, goed te begrijpen. De wisselmarkt, de prijzen en de internationale handel.
Iedereen weet dat de munteenheden van de verschillende landen zich niet op hetzelfde peil bevinden, dat zij, niet dezelfde waarde hebben. Niet lang geleden, toen bijna overal de gouden standaard bestond, stemde ieder van deze munteenheden — de frank, het pond, de dollar, enz. — overeen met een verschillend gewicht aanc goud en de wisselkoers van de eene en van de andere werd vastgesteld naar ver-
houding van het gewicht aan goud dat ieder vertegenwoordigde. Wil dit zeggen, dat het levenspeil noodzakelijkerwijze hooger is daar waar de munteenheid een hooge waarde heeft en lager daar waar zij een lagere waarde heeft? Indien, om een willekeurig cijfer te noemen, het pond sterling honderd frank waard is, wil dit niet zeggen dat, wat wij een frank betalen in Engeland een pond verkocht wordt en dus 100 frank kost. Wanneer het verschil tusschen de munteenheden gelijk blijft gedurende een tamelijk groot aantal jaren, mag men zeggen dat een gegeven munteenheid ongeveer een gelijke koopkracht heeft binnen de grenzen van het land en in de andere landen : Indien men in België voor een frank een gewoon voorwerp bekomt, zal men hetzelfde voorwerp in Engeland koopen, na een frank gewisseld te hebben tegen 1/1006 van een pond sterling... Vóór den oorlog kocht men in de verschillende landen mét een zelfde gewicht goud ongeveer een zelfde waarde aan koopwaren. Deze evenwichtige toestand is echter de uitslag van een langzame evolutie. Wanneer een land het evenwicht verbreekt door plotseling de waarde van zijn munteenheid te verlagen, verzekert het zich voor een soms lange overgangsperiode een voordeel op de internationale markt. Ziehier waarom : De binnenlandsche prijzen passen zich slechts geleidelijk aan aan de
16
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
waardeverandering van de munt. Nemen wij nog een theoretisch voorbeeld : Laat ons veronderstellen dat het pond, dat 100 frank waard was, een devalvatie van 50 t. h. ondergaat en nog slechts 50 frank waard is. In het begin zullen de Engelsche prijzen niet stijgen; wat een pond verkocht werd zal nog gedurende een zekeren tijd een pond verkocht worden, in weerwil van de waardevermindering van het pond ten opzichte van de andere munten. En wat zal het gevolg van dezen toestand zijn? Oorspronkelijk kocht men met een frank dezelfde koopwaren als met een honderdste van een pond en de frank werd gewisseld tegen een honderdste van een pond; heden worden nog dezelfde koopwaren gekocht met een frank als met een honderdste van een pond, maar een frank wordt gewisseld tegen een vijftigste, t.t.z. tegen twee honderdsten van een pond! Uitslag : met een frank kan men in Engeland meer koopwaren koopen dan in België! Iedereen zal zich op de Engelsche koopwaren werpen. De Engelsche exporteurs zullen stilaan hun verkoopprijzen in aan waarde verminderde ponden kunnen verhoogen terwijl zij onder de prijzen van de internationale konkurrentie blijven. Maar de Engelsche importeurs, zij die in het buitenland koopwaren koopen om ze in Engeland af te zetten, bevinden zich op verre na niet in zulken schitterenden toestand. Wat zij aan 100 frank in België kochten kost nog altijd 100 frank; om het te bekomen moeten zij twee ponden hebben in plaats van één; maar het publiek wil hun immer slechts iets meer dan een pond geven! Men begrijpt ook hoe het evenwicht zich geleidelijk tracht te herstellen : De importeurs eisenen, in ponden, hoogere verkoopprijzen in verhouding met hun inkoopprijzen, die verdubbeld zijn. De exporteurs worden met bestellingen overstelpt en kunnen dus hun prijzen verhoogen; weldra moeten zij het doen omdat men zich in het land de uitvoerprodukten betwist. Iedereen wil exporteur worden. De koopwaren worden trouwens zeldzaam In het land; zij verduren ook voor de eigen verbruikers. Het is te voorzien dat men ten slotte met een frank, die tegen een vijftigste van een pond gewisseld wordt, in België zooveel koopwaren zal koopen als men met een vijftigste van een pond in Engeland koopt. Het evenwicht zal hersteld zijn. Maar intusschen zullen er maanden, zelfs jaren verloopen zijn... Waarom wordt het vraagstuk der koppeling aan het pond opgeworpen ?
Voorgaande uiteenzetting is niet zoo theoretisch, zoo ingebeeld als men; het zou kunnen denken; zij geeft slechts een vergroot beeld van de, werkelijkheid weer.
De oorspronkelijke devalvatie van het pond dagteekent van 21 September 1931 ; de devalvatie van den Belgischen frank op 31 Maart 1935 heeft de leemte tusschen de twee munten gevuld. Maar sindsdien is het pond —-' dat niet meer aan het goud gekoppeld is ••— geleidelijk gedaald in verhouding met onzen frank. De jongste waardevermindering van het pond mag op 7 t. h. geschat worden. Daaruit spruit voort, dat de Engelsche uitvoer begunstigd is en onze uitvoer naar Groot-Brittannië moeilijker, en in elk geval minder winstgevender gemaakt is. Deze feiten zijn des te belangrijker, doordat het pond sterling in zijn schommelingen verschillende munten medesleept die er aan gekoppeld zijn. Inderdaad, na de devalvatie der Engelsche munt in 1931 zagen landen, die voor hun uiten invoer vooral van de Britsche markt afhankelijk zijn, zich verplicht de waarde van hun munt in een overeenstemmende mate te verlagen. Dit betreft voornamelijk de Engelsche Dominions en de landen van het Noorden van Europa. Ziehier in volgorde de landen die achtereenvolgens hebben gedevalueerd : Indië, Britsen Oost-Indische Archipel, Denemarken, Noorwegen, Zweden, Kanada, Finland, Portugal, ZuidAfrikaansche Unie, Estland. Geen van die landen heeft den gouden standaard terug ingevoerd, en de meeste onder hen hebben hun munt aan het pond gekoppeld en vormen met Engeland de « sterlinggroep ». Zoo heeft Denemarken in 1933 zijn munt vastgesteld op 22.40 kronen voor een pond; Noorwegen op 19.90 kronen voor een pond; Zweden op 19.40 kronen voor een pond... Wij leggen er dus den nadruk op, deze munten volgen punt per punt de schommelingen van het pond. Men kan zich een gedachte vormen van de belangrijkheid der « sterlinggroep )> wanneer men weet dat in 1935 haar handelsbeweging meer dan een derde der totale waarde van den wereldlhandel vertegenwoordigde. Bijgevolg is het voor België niet alleen zaak te weten of er opnieuw moet gedevalueerd worden om het onlangs geschapen verschil tusschen den frank en het pond te doen verdwijnen, doch ook of wij tot de sterlinggroep moeten toetreden, dit is heden en in de toekomst onzen frank aan het pond koppelen. De dagbladen verwarren gewoonlijk de twee kwesties omdat de koppeling als eerste maatregel een devalvatie zou medesleepen. Maar er moet een onderscheid gemaakt worden. Men kan de meening toegedaan zijn dat zich aan België een devalvatie opdringt zonder daarom den frank op een duurzame wijze aan het pond te* verbinden. Trouwens, in 1935 heeft België gedevalueerd doch de onafhankelijkheid van zijn V munt ten opzichte van de Engelsche gehand- •, haafd. ;
DE Wij gaan hier de eerste kwestie niet onderzoeken en onze aandacht wijden aan de tweede : Moet de waarde van den frank vastgesteld worden aan een zekere vaste fraktie van het pond? De argumenten die pleiten voor de koppeling.
In de brochuren en artikels die voor de koppeling pleiten zijn er drie argumenten te onderscheiden. Wij gaan ze objektief uiteenzetten. Eerste argument : Wij moeten niet aanvaarden dat het sterlingblok zich tot nadeel van onzen uitvoer merkelijke voordeelen verzekert dank aan de voortdurende waardeverminderingen van het pond. Het ware geen oplossing den frank heden te devalueeren zonder hem aan het pond te koppelen. Want morgen zou een nieuwe daling van het pond reeds een nieuwe aanpassing vereischen. Door tot de sterlinggroep toe te treden zouden wij eens en voor altijd onzen handel beschermen tegen de uitvoerpremies onzer Britsche mededingers. Tweede argument: In de sterlinggroep zouden wij een kostbaren faktor van stabiliteit vinden. Het is, inderdaad, van weinig belang dat ónze frank vast is ten opzichte van het pond indien al de andere munten onvast zijn. De onzekerheid die in verband met den wissel der vreemde munten heerscht ontmoedigt onze zakenlieden. Indien iemand in den huidigen stand van de wisselmarkt voor Engeland kan werken, zoo is het mogelijk dat hij er aan verzaakt omdat hij niet weet hoe de schommelingen van het pond zich zullen verhouden. In de veronderstelling dat hij zijn prijs op £ 10,000 vaststelt zullen deze, indien morgen de waarde van het pond in verhouding met den frank daalt, slechts een geringere hoeveelheid franken vertegenwoordigen; onze ondernemer zal met verlies gewerkt hebben. In het sterlingblok schommelen al de munten tegelijkertijd. Bijgevolg zouden onze zakenlieden zeker zijn dat er geen plotse daling van het pond of van de Skandinavische kronen ten opzichte van den frank zou plaats grijpen. Zij zouden zelfs op langen termijn kont rakten kunnen sluiten. , Derde argument: Tot hét sterlingblok toetreden is een algemeene oplossing voor de muntonvastheid in de wereld bespoedigen. Indien een belangrij^: gedeelte van de wereld reeds in zijn schoot de wisselstabüiteit heeft verwezenlijkt, zal er niet veel moeten gedaan worden dm de stabiliteit van de wisselmarkt in de wereld te herstellen door den terugkeer tot den internationalen gouden standaard.
VAKBEWEGING
17
Eerste tegenwerping : Moeten wij aan Engeland het recht afstaan onze munt te devalueeren ?
Wij gaan achtereenvolgens de drie aangehaalde argumenten hernemen en zeggen waarom zij ons niet beslissend toeschijnen. Onzes inziens zijn de redenen om onze vrijheid van handelen ten opzichte van den frank te behoeden gewichtiger dan de werkelijke of beweerde voordeelen van een koppeling aan het pond sterling. Onderzoeken wij het eerste argument : Wij zouden automatisch elke devalvatie van het pond moeten volgen om te beletten dat onze uitvoer een nadeel zou ondergaan waaronder het ganeche land zou lijden. Wij hebben aangetoond waaruit dat nadeel zou bestaan. Zonder het in de geringste mate te willen onderschatten, moeten wij nochtans aanstippen, dat de Belgische importeurs bevoordeeld worden in dezelfde unate als de exporteurs worden benadeeld. Want voor een zelfden prijs in ponden voor ingevoerde produkten geven zij minder franken wanneer het pond daalt, zoodat zij hun verkoopprijs op de Belgische markt kunnen verminderen. Daar ons land vooral een « transformeerend » land is en in den vreemde de grondstoffen koopt die het bereidt alvorens ze in den vreemde te verkoopen, kan er in dit voordeel bij den invoer een gedeeltelijke, zelfs merkelijke vergoeding bestaan voor het bij den uitvoer geleden nadeel. Vervolgens bekleedt de sterlinggroep zonder twijfel een zeer belangrijke plaats in onzen internationalen handel, maar Frankrijk, de Vereenigde Staten en Duitschland bekleeden er samen een even belangrijke plaats. Wij zullen dit straks toelichten. Dus, België kan op een zeker oogenblik een ekonomisch belang hebben bij het devalueeren van zijn munt. Maar dan moet het een besluit nemen ten opzichte van al de landen waarmede het handel drijft en niet alleen ten opzichte van de sterlinggroep. Ziet men, ten slotte, en vooral, het gevaar niet dat er in bestaat aan een vreemde mogendheid de zorg ovef* te laten de waarde van den frank^vast te stellen? De muntschommelingen betreffen niet alleen de exporteurs en de importeurs, doch het publiek in het algemeen : nu eens stijgen de prijzen onder den invloed van den wisselkoers, en dan moeten al degenen die een onveranderlijk inkomen hebben hun levenspeil verlagen, de arbeiders loonsverhoogingen eisenen, enz.; dan weer dalen de prijzen, en zij die een vast inkomen hebben worden bevoordeeld bij de anderen... Is het redelijk aan Engeland over te laten zulke gewichtige besluiten te nemen die het leven van de gansene natie^ beïnvloeden ? Is men zeker dat Engeland b.v. in: een strijd tegen den dollar geen besluiten zou.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
18
kunnen nemen die gunstig zijn voor Engeland doch ongunstig voor België ? Kan men de toekomst van het pond voorzien? In de jongste dagen was het pond aan het dalen in weerwil van aanzienlijke uitgaven van het Regularisatiefonds van den wisselkoers. Zal deze daling niet hernemen? En waar zal dat eindigen? Er wordt gezegd : Indien het pond plots viel zou het nog tijd zijn om onze vrijheid te hernemen. Maar zou het niet te laat zijn? Het is oneindig beter onze vrijheid niet prijs te geven, des te meer omdat, indien wij haar terugnamen na er aan verzaakt te hebben, wij ons aan de weerwraak van Engeland zouden blootstellen. Heden hebben wij tegenover niemand verplichtingen, niemand kan ons onze muntoriafhankelijkheid verwijten. Tweede tegenwerping : Stabiliteit ten opzichte van het pond. Maar ten opzichte van den dollar ? de mark ? den Franschen frank ?
Het tweede argument waarop de voorstanders der koppeling zich beroepen, is de stabiliteit van den wisselkoers in den schoot van de sterlinggroep. VOORNAAMSTE LANDEN Groot- Brittannië Andere landen van de sterlinggroep Nederland Frankrijk Duitschland Vereenigde Staten van Amerika . Andere landen
Dit zou een waardevol argument zijn indien onze handelsbetrekkingen zich tot de sterlinggroep beperkten. Maar indien in dit opzicht de andere landen voor ons even belangrijk zijn, kan er van stabiliteit van den wisselkoers geen sprake zijn. Onze frank zou stabiel blijven ten opzichte van het pond. Maar indien het pond een verandering ondergaat ten opzichte van den Franschen frank, van den dollar of van de mark, zouden wij aan een overeenstemmende onvastheid blootgesteld zijn tegenover deze munten. Met welk recht zouden wij de exporteurs en importeurs die met Frankrijk, de Vereenigde Staten en Duitschland in verbinding staan, opofferen aan hen die handel drijven met Engeland ? Ter verduidelijking van onze stelling in den internationalen handel laten wij hier een tabel volgen van onzen invoer- en uitvoerhandel met verschillende landen in den loop van drie bijzonder kenschetsende jaren : 1929, het laatste voorspoedig jaar; 1934, het jaar tijdens hetwelk onze internationale handel het zwakst was; 1936, het jaar van de « normale » herneming, vóór den « boom » der bewapeningen van 1937. Waarop wij willen wijzen is op de duurzame neigingen van onzen internationalen handel.
1929 Invoer. Uitvoer.
1934 Invoer. Uitvoer.
1936 Invoer. Uitvoer
o/ /o
o/ /o
o/ /o
o/ /o
o/ /o
o/ /o
11.1 (1) 11.7 19.5 13.8 9.5 34.4
18.3 (1) 12.6 12.6 12.0 6.8 37.7
7.8 9.7 10.2 16.7 14.3 7.2 34.1
14.5 10.8 11.2 17.5 11.8 4.5 29.7
9.1 12.5 9.0 13.5 11.3 7.0 37.6
14.6 11.8 11.8 18.2 10.3 7.9 25.4
(1) Begrepen in de andere landen. Zooals men ziet komen ongeveer 20 t. h. van onzen invoer van het sterlingblok en ongeveer 25 t. h. van onzen uitvoer gaan er heen. Onze toestand is niet te vergelijken met dien van Denemarken, b.v., dat aan Engeland alleen meer dan de helft van zijn uitvoer verkoopt! Men moet er natuurlijk rekening mede houmen dat de gulden, zonder op een vaste wijze aan de Engelsche munt gekoppeld te zijn, er toch van tamelijk dichtbij de schommelingen van volgt. Maar zelfs indien men Nederland onder de landen van de sterlinggroep rekende, zou deze toch slechts een weinig meer dan een derde van onzen buitenlandschen handel betreffen. Wat den Franschen frank aangaat, dezes mimmwm-waarde is vastgesteld op 1/1796 van het pond sterling. Er bestaat evenwel geen reden opdat de Fransche frank op dit minimum zou blijven. Het is trouwens een voorloopige toestand, en onzes inziens zou het een grove fout
zijn er zich te laten door leiden om te handelen net alsof de Fransche frank niet meer een onafhankelijke munt was, bestemd om verschillend van het pond te evolueer en. Ten slotte hebben wij de mark, den dollar en de munten die van dezen afhangen — want tv bestaat ook een dollargroep — en de munten van al de landen die de twee derden van onzen internationalen handel betreffen. Wij herhalen : de stabiliteit van het pond zou in geenen deele hetzelfde beteekenen als een algemeene stabiliteit van onzen wissel. Derde tegenwerping :
Wij zouden den terugkeer tot het mun teven wicht in de wereld niet bespoedigen. ^
•
•-
Volgens het derde argument ten gunste van de koppeling zou de uitbreiding van het sterlingblok een algemeene oplossing van het munt-
DE BELGISCHE VAKBEWEGING vraagstuk in de wereld bespoedigen : Hoe meer landen er zijn wier wissel vast is, hoe meer — zegt men — de wereld een algercieene stabiliteit zal nabij komen. Maar wat bewijst, dat de gebeurtenissen dezen optimistischen loop zullen volgen? Men kan evengoed aannemen, dat de vorming van machtige blokken een algemeene oplossing zal vertragen! Zal Groot-Brittannië, indien het een groote macht verwerft, geen talrijker en moeilijker voorwaarden stellen voor het herstellen van een internationalen standaard? Verliezen de kleine landen, die het lot hunner munt in de handen laten van Groot-Brittannië, niet het gewicht van hun eigen invloed ten gunste van een betere muntorganisatie? Het geval van België is bijzonder treffend. Wij hebben den gouden standaard. Het herstel van een evenwicht wordt overal beschouwd als een terugkeer naar den internationalen gouden standaard. En om dezen terugkeer van den gouden standaard te bespoedigen zouden wij moeten beginnen met aan dezen te verzaken! Neen. Van het oogenblik dat België gereed is om zich in een in evenwicht zijnde muntstelsel in te schakelen, mag het geen uur de verwezenlijking van zulk stelsel vertragen. Dat Groot-Brittannië, de Vereenigde Staten, Frank-
19
rijk en Duitschland een overeenkomst treffen en het akkoord yan België zal niet op zich laten wachten. Gevolgtrekking.
De argumenten die men doet gelden om den Belgischen frank aan het pond te koppelen kan de kritiek niet doorstaan. Wij kunnen aan Engeland niet het recht afstaan de waarde van onze munt vast te stellen en aldus onze ekonomie te beïnvloeden. In de andere landen die meer dan het onze van de Britsche markt afhangen, heeft de jongste daling van het pond onrust teweeggebracht, en indien de val van het pond niet was stopgezet, dan mocht men voorzien dat Zweden zijn muntpolitiek zou herzien hebben. De stabiliteit van den wissel ten opzichte van het pond zou de gewenschte stabiliteit van den wissel met onze buitenlandsche markten als een geheel niet verzekeren. Ten slotte zou de koppeling van den frank aan het pond geen uur het herstel van een internationalen standaard bespoedigen. Om een der hefboomen van onze ekonomie aan den vreemde af te staan zouden wij daartoe door dringende noodwendigheden moeten gedreven worden. Gelukkig bestaan deze noodwendigheden niet.
20
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
De gewestelijke scholen en de vakbeweging door Edg, Delvo
W
E mogen aannemen, dat onze gewestelijke sociale scholen op dit oogenblik burgerrecht verkregen hebben in de socialistische beweging in haar geheel. Algemeen wordt nu ingezien, hoezeer de veralgemeening van het stelsel der gewestelijke scholen het tot stand komen van een centrale geestelijke leiding bevorderd heeft en hoe het meteen ook mogelijk geworden is meer samenhangend en planmatiger te arbeiden dan zulks door het versnipperende systeem der plaatselijke scholen geschieden kon. Men zal zich herinneren, welke doeleinden door de oprichting der sociale scholen van den aanvang af werden nagestreefd. Daar was de bekommering om knappe basismilitanten te vormen. En daar was ook het voornemen, om het rekruteeringsveld van degelijk voorbereide kandidaten voor de Arbeidershoogeschool te verruimen. Maar vóór alles stond ons als doel voor oogen : zelfstandig en evenwichtig leeren denken en oordeelen, om tot doelbewust handelen voor te bereiden. Dat daarvoor in de eerste plaats een ernstige persoonlijke inspanning noodig zou zijn vanwege de leerlingen zelf, daarop hebben we van meet af aan de aandacht gevestigd. En die inspanning zou niet alleen het regelmatig bijwonen der kursussen vergen, maar ook tijdens en na de lesuren een eigen intellektueele aktiviteit van de leerlingen eisenen. We hebben trouwens van den beginne af gewild, dat de leerstof in onze gewestelijke scholen een geheel zou vormen, en we hebben de mogelijkheid uitgesloten, de keuze der kursussen vrij te laten. Alle ingeschreven leerlingen moeten zich er toe verbinden alle leervakken te volgen, welke op het minimumprogramma voorkomen. En dat rniinimumprogramma, dat tot de algemeene vorming wil bijdragen, zonder de voor het politieke, sociale en organisatieleven noodige kennis te verwaarloozen, strekt zich over twee leerjaren uit. Daarna kunnen de leerlingen deel uitmaken van de gewestelijke sociale clubs, waarbij ook de oudleerlingen van de Arbeidershoogeschool kunnen aansluiten. Naar onze meening, is die in de sociale school verstrekte kennis echter niet de hoofdzaak. Toestanden en verhoudingen wijzigen zich immers voortdurend, en zelfs een uitgebreide feitenkennis heeft maar geringe waarde, voor
wie die kennis niet op de evolueerende verschijnselen weet toe te passen, d. i. voor wie niet bij machte is de problemen op te lossen, die zich elk oogenblik stellen. Waar het voor onze gewestelijke scholen op aankomt, dat is bij de leerlingen intellektueele nieuwsgierigheid te doen ontstaan, die stuwkracht wordt tot zelfwerkzaamheid, en, door hun een methode van werken aan te brengen, hen tot zelfstudie voor te bereiden. Want we weten ajlen wel, dat daar het euvel ligt van alle ware demokratische werking, ook in arbeidersgroepeeringen : gezond kritisch vermogen, dat meer dan bloote kennis veronderstelt, dat redeneervermogen vergt, is nog lang niet in voldoende mate aanwezig bij de leden van onze beweging (we bedoelen de aktieve leden, de eenigen die ons ten andere werkelijk interesseeren). Dat alles beoogt dus ons systeem der gewestelijke scholen. En het kan niet worden betwist : het beteekent een aanzienlijke stap vooruit in vergelijking met de vroegere methode, welke zich er bij bepaalde in de verschillende plaatselijke gemeenten losse kursussen in te richten, en na afloop daarvan de meest regelmatige leerlingen tot een gewestelijken kursus van een tiental lesuren uit te noodigen. Nu reeds vormt ons scholenstelsel een vrij volledig geheel : er werken op dit moment bestendige sociale scholen in vijf en twintig gewesten van het land. En de bedrijvigheid van elke school is zoo belangrijk, dat ze al den beschikbaren vrijen tijd opslorpt van haar bestuurder, die zich voor den goeden gang van de school verantwoordelijk voelt tegenover de Opvoedingscentrale. Bij ons scholenwerk, hebben we van meet af aan in de verschillende gewesten de geheele arbeidersbeweging betrokken. En met voldoening kunnen we er op wijzen, dat de vakbonden in den regel blijk hebben gegeven van begrip voor onze inspanning. Vooral in het eerste jaar van ons pogen, hebben ze van zeer nabij de werking der scholen gevolgd — en toen reeds hebben de resultaten hen bevredigd. Maar precies om- dat ze merkten dat er ernstig en degelijk werd gewerkt, hebben in meerdere gewesten de vakbonden — zooals ook andere socialistische groepeeringen trouwens — hun vertrouwen in de scholen geuit... door van alle controle er over af te zien, ook al blijven ze hun financieelen
DE BELGISCHE VAKBEWEGING steun verleenen. En dat is nu precies de verkeerde wijze om blijk te geven van instemming en vertrouwen. Want het bestuur en de leerlingen krijgen daardoor licht den indruk, dat de belangstelling vanwege de organisaties voor hun inspanning verzwakt. De vakbeweging moet meer doen dan alleen financieel helpen. Van haar wordt verwacht — wat ze trouwens in de meeste gewesten doet : praktische, aktieve belangstelling voor ons scholenwerk. Hoe deze aktieve belangstelling zich uiten kan ? Op meerdere wijzen! Reeds vóór de opening van de school, blijkt de medewerking der vakbonden een faktor van hoofdbelang, daar waar het er om gaat geschikte kandidaten te rekruteeren. Van dit selektionneeren der leerlingen (liefst 20 a 25 jaar oud), in verstandhouding met de gansche arbeidersbeweging, hangt zeer veel af. En het is niet zonder waarde, dat ook de leerlingen van hun kant weten, dat de organisaties hen hebben aangewezen, op hen vertrouwen en heel wat van hun inspanning verwachten. Ook bij de opening van de school zelf — die nu zoowat overal een plechtig karakter heeft gekregen, en waar een referaat en een kunstgedeelte bij te pas komen — doet het goed een talrijke vertegenwoordiging van de vakbondsleiders te mogen aantreffen. Daarvan gaat een grooter aanmoediging uit dan veelal wordt vermoed! En in den loop van het jaar zelf, is het een prikkel tot volharding voor de medewerkers en voor de leerlingen, wanneer van tijd tot tijd eens een organisatieleider een les bijwoont en naar den gang van zaken komt informeeren. Uitstekend is het, wanneer hij daarna in zijn vakblad een welgemeend artikeltje wijdt aan zijn bezoek. Dat heeft dan meteen een publici-
21
taire waarde — zooals ook wanneer, met het oog op de propaganda voor de school, door korte toespraken op de vergaderingen, en door uithangbordjes in het vakbondslokaal, de aandacht op het nut der gewestelijke school gevestigd wordt. En verder, waarom zouden de oudleerlingen der gewestelijke scholen, die deel uitmaken van den kring voor sociale studie, niet uitgenoodigd worden (desnoods met raadgevende stem) de bestuursvergaderingen bij te wonen van de organisatie, welke hen tot het volgen der lessen heeft aangezet? De gewestelijke school -bereidt immers niet alleen tot zelfstudie voor; ze is OOK op praktische medewerking aan het partij- en vakbondsleden gericht. Ons weten moet voorbereiding en prikkel zijn tot ons willen, tot ons handelen in dienst der arbeidersbeweging. Wanneer de organisatie dan vaststelt, dat er werkelijk iets steekt in zoo'n jong element, dan kan ze, zonder vrees voor latere teleurstelling, die jonge kracht naar een volledigen zittijd van de Arbeidershoogeschool te Ukkel sturen. De daarvoor noodige financieele offers zullen zeker niet nutteloos blijken. Het is onze overtuiging : de gewestelijke scholen zijn niet alleen een onontbeerlijk middel om wat geestelijk leven te brengen onder de jongere mensehen onzer beweging, maar ze laten ook toe onder de leden der organisaties de meest interessante elementen op te sporen en hun een eerste vorming te geven, die hen in staat zal stellen zich na verdere vorming als bevoegde leidende krachten in het organisatieleven te doen gelden. Dat verwacht ook de vakbeweging van ons scholenstelsel, en we kunnen het verzekeren : ze zal in haar verwachtingen niet bedrogen uitkomen.
22
DE BELGISCHE VAKBEWEÓING
Voor werkverschaffing ! Schets eener politiek van ekonomisch herstel
T
EGENOVER een onrustbarende werkloosheid, vooral tegenover sombere ekonomische vooruitzichten, is de werkverschaffing door middel van een ekonomisch herstel het meest dringende vraagstuk van de regeeringsaktie. Bij het onderzoeken van het begrootingsvraagstuk in het Novembernummer van de Belgische Vakbeweging hebben wij vastgesteld, dat geen oplossing die aan de gewone Staatsbegrooting kan gegeven worden, van aard is om het vraagstuk van het ekonomisch herstel op te lossen. Het is dan ook noodig de ekonomisch e sferen, waarin het mogelijk is een min of meer uitgebreiden invloed uit te oefenen, te herzien en de beste methodes voor het ekonomisch herstel op te zoeken. Deze sferen zijn talrijk; bijgevolg is de te vervullen taak ruim en ingewikkeld. Een overdreven vereenvoudiging kan slechts de op te lossen vraagstukken verbergen. De volgende aanwijzingen zijn noodgedwongen kort en de in uitzicht gestelde oplossingen zijn ongetwijfeld niet bijgewerkt. Deze bijwerking is reeds min of meer geschied voor een zeker aantal kwesties die wij behandelen. Over het uit voer vraagstuk, over dat van de openbare werken, van de nijverheidsheraanpassing, beschikken wij over goede en oordeelkundige werken: het ware voldoende de er in vervatte wenken toe te passen. Maar de stellers van die werken klagen te recht over het mangel aan inlichtingen over een hoop zeer belangrijke kwesties. Zoo ook ten opzichte van andere ekonomische vraagstukken. Statistieken, bescheiden, inlichtingen ontbreken meestendeels. Het is dus zaak deze leemten dringend te vullen door passende middelen. De verwezenlijking van de belangwekkendste wenken vraagt dikwijls voorbereidingen, die te gepasten tijde moeten gedaan worden. Én voor de aanbevolen oplossingen moet de openbare meening, en vooral de politieke wereld gewonnen worden die, indien zij eensgezind het doel (1) goedkeuren, nochtans aarzelen de pass
(1) De Algemeene Toelichting der Begrooting van de Ontvangsten en de Uitgaven voor het dienstjaar 1939 ('blz. 20) en meer nog het verslag der Kommissie van Financiën van de Kamer der Volksvertegenwoordigers (verslaggever : de heer Heyman) zijn foéteekenisvol in dit opzicht.
sende middelen toe te passen. Dit is in het algemeen het geval wanneer de toepassing wederzijdsche opofferingen vergt; het konservatisme, de onwetendheid, de vrees voor risiko's en vergissingen bij de toepassing, zijn andere redenen van tegenzin voor elke nieuwe tusschenkomst, hoe dringend, ja onontbeerlijk, zij ook weze. De algemeene overwegingen die onze aanwijzingen en wenken ten grondslag liggen zijn: 1° zich niet willen bezighouden met een verwijderde toekomst, waarover onzekerheid heerscht, en slechts in een zeer nabije toekomst te verwezenlijken wenken geven; 2° niet rekenen op een spontane en automatische verbetering van den Belgischen ekonomischen toestand in een nabije toekomst; want, zonder overdreven pessimistisch te zijn, geven wij ons rekenschap van de stijgende moeilijkheden voor de Belgische ekonomie om haar plaats te handhaven ; 3° geen radikale hervormingen aan de hand te geven wier toepassing in de huidige politieke omstandigheden uitgesloten is; eindelijk, slechts methodes voor te stellen die met ons demokratisch regime strooken en de ruimste mogelijkheden bieden voor het privaat initiatief, wat iets geheel anders is dan een buitensporig liberalisme, dat door de evolutie reeds is veroordeeld. Openbare werken.
Het op dit gebied geldende principe is, het rhythme der openbare werken in perioden van depressie versnellen en in perioden van bloei vertragen. In de huidige phase van de ekonomische konjunktuur is de versnelling dus geboden (1). Het argument volgens Ihetwelk de omvang der openbare werken moet aangepast zijn aan de op de openbare markt beschikbare kapitalen houdt slechts steek indien men voor de uitvoering der werken slechts beroep wil doen op de kapitalen op langen termijn vrij door het publiek geleverd. Nu, de openbare werken kunnen nog, — en zij worden het reeds in den vreemde, al de demokratische Staten inbegrepen, — door andere middelen uitgevoerd worden. Dit geschiedt door middel van kapitalen ontleend op korten termijn aan private of parastatale banken en met den steun van de emissiebank, opdat de betaling de(1.) Zie de studie van den heer van Zeeland in de Revue Générale van 15 Juni 1938.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING zer schulden verzekerd zij. Dit geschiedt ook met behulp van kapitalen op middelmatigen en op langen termijn, die men zich anders aanschaft dan door beroep te doen op de spaarders. Deze verschillende Staten waren verplicht menigvuldige financieringsmethodes aan te wenden, ten aanzien van het wantrouwen van het publiek in het algemeen in de tijden van onvastheid en van ekonomische onzekerheid. Is het niet beter voor de financiering zijn toevlucht te nemen tot methodes die niet « klassiek » of « or. thodox » zijn, dan. de werkloosheid te zien toenemen? In den vreemde heeft men bijna algemeen bevestigend geantwoord. In België aarzelt men. De noodzakelijkheid in perioden van depressie in een versneld rhythme openbare werken te doen uitvoeren, moet niet doen vergeten, dat de openbare werken, — ondanks de besparing van de werkloozenvergoedingen en de stijging der openbare ontvangsten die er uit voortvloeien, — zeer kostelijk zijn voor den Staat; dat zij, zelfs indien zij zeer uitgebreid zijn, slechts een betrekkelijk zwak gedeelte van het geheel der ekonomische bedrijvigheid van het land vertegenwoordigen, en, ten slotte, dat zij de aanpassing der ekonomie aan haar nieuwe struktuur slechts dienstig is in zooverre de bestellingen van den Staat de ondernemers rechtstreeks of onrechtstreeks meer geruststellen om de voor de ekonomische aanpassing vereisdhte beleggingen te doen. De uitvoering der openbare werken kan in elk geval slechts een der inspanningen uitmaken met het oog op het ekonomisch herstel. De uitroer. De zorg om den uitvoer op een hoog peil te houden is duidelijk voor een land dat, zooals België, een groot gedeelte van zijn produktie imoet uitvoeren. De moeilijkheden vermeerderen evenwel ten gevolge van de trapsgewijze industrialisatie in den vreemde, van de autarkieneigingen, van de bijna volledige afschaffing der internationale kapitaalbewegingen die dienen tot de ekonomische expansie, evenals van de technische hinderpalen, de deviezenkontrole, de kontingenteeringen, die hunnerzijds de gevolgen zijn van een diep ontredderden wereldtoestand. Indien België tot mi toe, niet op een volstrekte wijze doch in verhouding met andere landen, zijn uitvoer op een bevredigend peil heeft kunnen houden, zoo kan zijn toestand onzekerder worden naarmate de gemelde strekkingen en de uitwerking van het groot offensief voor den uitvoer, dat in talrijke landen in gang is of weldra zal beginnen, zich zal doen gevoelen. Duitschland is begonnen met het toepassen van nieuwe methodes om zijn koopwaren af te zetten in de landen van Midden- en OostEuropa, in het nabije Oosten en in Zuid-Ame-
23
rika; Groot-Brittannië en zekere andere landen zijn op weg om"door'andere te antwoorden. België zou gebeurlijk zijn uitvoer kunnen zien verminderen indien het geen groote inspanningen deed om de moeilijkheden te boven te komen. De middelen ontbreken niet, maar men moet ze aanwenden. Meermalen is er op gewezen dat er moet overgegaan worden tot : Het aanpassen der produktie aan de gewijzigde behoeften van de buitenlandsche markten; Het leveren der koopwaren aan voldoende lage prijzen om op de vreemde markten bestellingen te bekomen op korten termijn ; Het verbeteren der aanbieding en der hoedanigheid van de uitgevoerde koopwaren; Het leveren van zooveel koopwaren mogelijk die veel arbeidskracht vereischen; Het verbeteren van het opsporen van afzetgebieden, van de inlichtingen over de buitenlandsche markten, van de propaganda, enz. Om dit te bereiken is het noodwendig de ondernemingen naar nieuwe produkties te oriënteeren ; een nijverheidstucht toe te passen ten einde een schadelijke mededinging tusschen de Belgische ondernemingen te vermijden en de beste aanbieding en de gepaste hoedanigheden te verzekeren; de uitvoerders te vereenigen, vooral de middelmatige en de kleine, met het oog op een beter onderzoek van de afzetgebieden ; den kostprijs van de uitgevoerde koopwaren te verminderen, door vooral te drukken op de prijzen der door de monopolieondernemingen aan de nijverheid geleverde produkten; de handelsvertegenwoordiging van België in den vreemde uit te breiden en te verbeteren; goedkoop krediet en desnoods krediet op middelmatigen of langen termijn ter beschikking te stellen van de uitvoerders; het delcredere uit te breiden; de verzekering van krediet voor den uitvoer te ontwikkelen. Wij zijn ver van de verwezenlijking dier eisenen. En nochtans zijn zij het minimum van hetgeen moet gedaan worden indien België zijn « plaats onder de zon » wil behouden. Van de politiek der nijverheidsoriënteering en de prijspolitiek zullen wij verder spreken. Wij meenen, evenwel, dat het vermeld programma niet kan verwezenlijkt worden zonder dat de wetgeving en de uitvoerende macht dikwijls tusschenkomen en zonder dat de Staat tusschenkomt in zekere uitgaven en zekere risiko's neemt. Het krediet bij den uitvoer kan b.v. geen uitbreiding genoeg nemen zonder dat de Staat of de parastatale instellingen deze risiko's nemen. En het is te vreezen dat zelfs de volledige toepassing van het programma België niet in staat kan stellen zijn plaats op de wereldmarkten te handhaven; men moet zich doordringen van
24
DE BELGISCHE VAKBEWEGING i
Deze maatregelen zouden zich zoowel voor de binnenlandsche ekonomische politiek als voor de handelspolitiek kunnen opdringen. Op het gebied der handelspolitiek hangt België van de groote landen af. Het onlangs tusschen de Vereenigde Staten en Groot-Brittannië gesloten handelsverdrag zal België en vooral zijn textielnijverheid begunstigen dank aan de clausule der meest begunstigde natie. België heeft er, inderdaad, alle belang bij tot deze clausule toe te treden met de wijzigingen welke de evolutie noodwendig heeft gemaakt. Het ware gelukkig indien de andere Staten de voorstellen van den heer van Zeeland aanvaardden ten einde de hinderpalen aan den buitenlandschen handel te verminderen. In onze desbetreffende studie (1) hebben wij ons evenwel twijfelachtig getoond nopens de mogelijkheid van een overeenkomst, in den door den heer van Zeeland voorgestelden zin, met de totalitaire Staten, en wij drukten de meening uit dat men, om te slagen, een andere onderhandelingstechniek diende toe te passen. Het Osloblok der kleine demokratische landen mislukte; het zou terug kunnen opgericht worden, niet om een afzonderlijk gewestelijk ekonomisch blok tot stand te brengen, maar een politiek blok van kleine demokratische landen dat de handelspolitiek van de groote landen zou moeten trachten te beïnvloeden (2). Het is klaar dat België ten zeerste moet hopen dat de verschillende pogingen om de hinderpalen voor den uitvoer uit den weg te ruimen met sukses bekroond worden. Anders zou ook België zijn toevlucht moeten nemen tot een op zichzelf zeer betreurenswaardig regime van subsidies en bijzondere overeenkomsten met zekere landen met het oog op den verkoop in groote hoeveelheden van zekere Belgische produkten tegen den massa-aankoop van produkten van deze landen, wat de centralisatie van den uit- en invoer dezer koopwaren zou noodzakelijk maken. Het is te hopen, dat men niet zijn toevlucht zal moeten nemen tot deze methode. De heraanpassing der produkrie.
Het ekonomisch herstel sluit de vermeerdering der produktie in zich. Nu, de ondernemingen zullen slechts artikelen voortbrengen waarvoor er vraag is op de binnenlandsche en de buitenlandsehe markt. Nieuwe produkties dringen zich op van het dubbel standpunt van den uitvoer der artikelen waarvoor er vraag is op de grondig gewijzigde vreemde markten en van het vinden op de binnenlandsche markt van een ze(1) « De internationale ekonomische samenwerking », in de Belgische Vakbeweging van 20 Oktober 1938. (2) Ben niet gepubliceerde studie vian het Bureau voor Sociaal Onderzoek handelt over deze kwestie.
kere vergoeding voor de verloren buitenlandsche markten. Het is moeilijk een lijst op te maken van de artikelen die in België voordeelig zouden kunnen voortgebracht worden. Het is niet mogelijk vergissingen te beletten en alle risiko's te verdrijven. En nochtans wordt het vraagstuk met groote scherpheid gesteld. Maar hoe het oplossen? Uit een onlangs verschenen senatoriaal verslag (1) vernemen wij dat de Kommissie voor Nijverheidsoriëntatie (K. N. O. R.) reeds 21 onderzoeken heeft gedaan en over 18 verslagen beschikt, die handelen over verschillende produktietakken met het oog op hun oriëntatie. Zoo werden onderzoeken gedaan over de fabrikage van afzonderlijke stukken voor de automobielnijverheid; de machinebouwnijverheid; de meubelnijverheid; de fabrikage van bijzondere staalsoorten; de leder-, zink-, zoutbedrijven; de mandenmakerij; de fabrikage van benzine- en Dieselmotors, van stoomturbines; de filmnijverheid; den bouw van spoorwegwagens; de koolnijverheid; het mijn- en textielonderwijs; de metaalnijverheid en lichte allieeringen; de nijverheid in het algemeen en in 't bijzonder die met een monopoliekarakter. Maar wij vernemen dat de K.N.O.R. niets anders mag doen dan de uitslagen van het onderzoek en de aangenomen aanbevelingen mededeelen aan de betrokken bedrijfstakken, die echter geen gevolg hebben gegeven aan de aanbevelingen. Is het regeeringsontwerp op de ekonomische regiem enteering van aard om dezen stand van zaken te wijzigen ? 'Dit is te betwijfelen. Om de nijverheidsoriëntatie aan te wakkeren moet de Staat op meer dan één wijze optreden. Behalve de te leveren dokumentatie, het gebeurlijk financieren van de onderzoekslaboratoria, zal het in zekere bijzondere gevallen noodig zijn initiatieven aan te moedigen, vooral van kleine en middelmatige ondernemingen, door middel van belastingsbegunstigingen, en gebeurlijk door andere vormen van toelagen, evenals door het bezorgen van goedkoope kapitalen. Het Senaatsverslag stelt voor belastingsbegunstigin-gen te verleenen. Wij zullen daarvan spreken in een andere studie. Herinneren wij er aan, in verband met de kapitalen, dat het in 1936 verschenen inleidend verslag van de K.N.O.R. over de ekonomische heraanpassing van België in dit opzicht tamelijk radikale gevolgtrekkingen maakt (2). Het drukt de wieening uit dat « de Regeering er zich niet zou mogen in schikken, (1) Verslag van de Kommissie der Ekonomische Zaken van den Senaat, verslaggever : de heer Van Coillie, dokument nr 25 van den Senaat, 29 November 1938. (2) Algemeen inleidend verslag over de ekonom'ische heraanpassing van België. Arbeidsblad, September 1936.
25
DE BELGISCHE VAKBEWEGING indien de aanpassing der financieele instellingen aan de nieuwe behoeften op zich liet wachten...» Zij zou dan moeten onderzoeken hoe de eene of de andere der halfambtelijke financieele instellingen zou kunnen belast worden met een krachtige politiek van nijverheidsreorganisatie, b.v. door het verleenen van delcredere zooals bij den uitvoer en haar in staat te stellen tijdelijk geld voor te schieten aan de nijverheid. Natuurlijk zouden naast belangwekkende uitslagen — zegt het verslag verder — ook misrekeningen vast te stellen zijn. In elk igeval zou het minder kosten dan een-bestendige werkloosheid. In dezelfde richting verzet het verslag zich tegen het formalisme der waarborgen geëischt voor het verleenen van de kredieten, wat « het oordeel en den verantwoordelijkheidszin van de kredietverdeelers der instellingen welke werken onder het toezicht van den Staat, kan verzwakken, en ook voor gevolg hebben dat deze instellingen niet overgaan tot de oprichting van documentatiediensten en tot het in dienst nemen van technici, welke haar zouden toelaten haar eigen verantwoordelijkheid te nemen en andere aktiviteiten in overweging te nemen buiten de traditioneele aktiviteiten van de bestaande kredietorganismen ». Voegen wij er bij dat, indien de reorganisatie der parastatale instellingen, en in de eerste plaats der « Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid », in 1937, vatbaar is om den toestand te verbeteren, de N.M.K.N. nog ver is van te beantwoorden aan de vereischten van de nijverheidsheraanpassing. Deze heraanpassing is des te noodzakelijker, — en hier voegen wij er een nieuwe overweging bij, — doordat het noodwendig is te gelijker tijd de rationalisatie der produktie voort te zetten door middel van de laatste uitvindingen der techniek. Het verslag van de K.N.O.R. had inderdaad de meening uitgedrukt <( dat wij 3 tot 4 jaar ten achteren zijn op alle landen in zake heruitrusting, waardoor met de ekonomische herleving een begin kan worden gemaakt. Wij zullen er moeten op waken dat wij niet voorbijgestreefd worden door het Britsche Rijk en door de Skandinavische landen », en « het komt er dus op aan de toerusting te verbeteren en te vernieuwen, mits beperking evenwel van de bestaande «massa en het verwijderen van versleten werktuigen, waarvan de aanwezigheid zoowel de markt als de algemeen e onkosten bezwaart ». Nu, wij weten dat deze rationalisatie, hoewel zij werk verschaft gedurende den tijd dat de nieuwe toerusting wordt vervaardigd, naar de technologische werkloosheid leidt. Daar wij evenwel deze rationalisatie niet kunnen noch willen beletten, en zelfs verplicht zijn ze desgevallend te bevorderen, moet zij vergoed worden door nieuwe produkties die, in plaats van werkloosheid teweeg te brengen, arbeid ver-
schaffen. Het verslag van de K.N.O.R. behelst een zeer leerrijke uiteenzetting van deze nieuwe produkties, die zouden kunnen geschapen worden zonder daarom den weg der autarkie op te gaan, die kost wat kost moet vermeden worden. Moeten de nieuwe produkties door tolrechten beschermd worden? Dit is een kiesche zaak, want misbruiken zijn mogelijk en zelfs waarschijnlijk. Wij begrijpen dus zeer goed dat b.v. onze vriend Drechsel er zich tegen verzet (1), zooals trouwens tegen eiken anderen vorm van toelage. In de huidige omstandigheden mogen wij evenwel niet stelselmatig elke tolbescherming voor de nieuwe bedrijfstakken weigeren. Een gematigde bescherming, zooals het verslag van de K.N.O.R. aanbeveelt, is soms noodig, of ten minste, altijd volgens de wenken van de K.N.O.R., moet aan de belanghebbenden de verzekering gegeven worden, dat een tusschenkomst zal geschieden indien de nieuwe uitbating in de eerste tijden op buitengewone prijsverlagingen stoot. Voegen wij er nog bij dat wij, indien er moest gekozen worden (b.v. voor de landbouwverdediging), de toelage boven de tolbescherming zouden verkiezen, alhoewel de eerste ten laste valt van den Staat en de tweede hem opbrengt. Dergelijke politiek is voordeelig voor de verbruikers, verhoogt de levensduurte niet (of wel minder dan door de bescherming) en zet de voortbrengers tot groote inspanningen aan, terwijl het protektionisme dikwijls naar luiheid leidt. Zij is, ten slotte, gunstiger in opzicht'van de handelspolitiek omdat zij van aard is het verbruik te vermeerderen zonderden invoer te verminderen. Enkele woorden over den woningenbouw passen hier, gezien de ernstige beperking van den bouw in den huidigen toestand. Verder wijzen wij op de oorzaken van deze beperking. Wij bepalen ons hier tot de opmerking, dat in den vreemde de bouw en de aanverwante bedrijven zeer ernstig worden aangewakkerd, niet alleen door toelagen (belastingsbegunstiging, enz.) voor het bouwen, maar ook voor de vervorming en de herstelling van huizen. Dit laatste diende de Staat in het bijzonder aan te moedigen door passende middelen. Kredietpolitiek. Het axioma voor de ekonomische herleving was tot in de laatste tijden: het geld overvloedig maken om den interestvoet op de geldmarkt (leeningen op korten termijn) te verlagen, wat vroeg of laat de verlaging van den interestvoet op de kapitaalmarkt (leeningen op langen termijn) zal medêsleepen. Zoodoende wordt de belangrijkste faktor die de beleggingen beheersclht, (1) Op het eerste kongres der Waalsche socialisteii te> Luik, op 8 jen 9 jtausuari 1038. . , ;•;.;•:
26
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
t. t. z. de interestvoet, bewerkt. De lage interestvoet zal de ondernemingen aanzetten allerlei beleggingen te doen, wat tot de ekonomische herleving zal bijdragen. Dit was de politiek der eerste Regeering van Zeeland die, benevens de devalvatie en de openbare werken, juist op de weldoende uitwerking der vermindering van den interestvoet heeft gerekend. In het verleden heeft de vermindering van den interestvoet inderdaad een overwegende rol gespeeld voor de bestrijding der ekonomische depressie, eerst door het aanmoedigen van den woningenbouw en later van andere beleggingen. Het kan zijn dat de interestvoet in de toekomst opnieuw een voorname rol zal spelen. Heden is het traditioneel belang van den interestvoet in België, en zoowat overal, aanzienlijk verminderd. Wij wonen eerst het verschijnsel der autofinanciering bij. In plaats van geld te ontleenen doen de groote ondernemingen beleggingen en voorzien in haar behoefte aan bedrijfskapitaal door middel van haar voorbehouden winsten (bekende en verdoken winsten). Voor haar is de interestvoet van geen belang. Voor de middelmatige en de kleine ondernemingen is het minder de omvang van den interestvoet dan wel het feit dat zij noch aan een gematigden noch aan een hoog-en interest, op langen of op middelmatigen termijn de noodige leeningen kunnen bekomen, die haar belet beleggingen te doen. Heden ten dage leidt de overvloed van beschikbare kapitalen op korten termijn, zelfs met een groote tijdsruimte, niet zooals voorheen tot een voldoende voeding van de kapitaalmarkt. De spaarders wantrouwen de belegging hunner kapitalen op langen termijn, tenware in openbare leeningen, die evenmin altijd in voldoende hoeveelheden kunnen geplaatst worden. Ten slotte maakt de bouw van private woningen geen groote vorderingen, gedeeltelijk ten gevolge van een zekere verzadiging der behoeften en gedeeltelijk ten gevolge van de onzekerheid der internationale politiek. Door voorgaande hebben wij niet willen aantoonen dat een gematigde interestvoet niet noodzakelijk is voor het ekonomiseh herstel. Wat wij hebben willen bewijzen is, dat hij in de huidige omstandigheden niet voldoende is. Het is noodwendig dat de parastatale instellingen en de emissiebank zelf zich ter beschikking stellen van de middelmatige en kleine ondernemingen, evenals van den Staat, in een ruimere mate dan voorheen. Op dit punt hebben wij reeds den nadruk gelegd in de hoofdstukken die handelen over de openbare werken en de nijverheidsheraanpassing. Wat de private banken betreft, zal de gewij- zigde vorm der vraag om krediet ;haar verplichten zich vroeg of laat te interesseeren voor i
zaken waaraan meer risiko's verbonden zijn en zich over een langeren duur uitstrekken. Doen zij het niet, hetzij uit konservatisme, hetzij uit een trouwens gewettigde vrees van verlies, dart is dat voor de parastatale instellingen een reden te meer om zich voor die zaken te interesseeren, zelfs ten koste van een zeker risiko. Zonder dat kan de financiering noch van de dringendste beleggingen in den landbouw, den handel en in de middelmatige en kleine nijverheidsondernemingen, noch van den uitvoer op krediet, noch van den woningenbouw verzekerd worden. Het ekonomiseh herstel vereischt gebiedend de verleening van kredieten die het konventioneele kader der bedrijvigheid van de private banken overschrijden en de huidige ontoereikendheid van de kapitaalmarkt vergoeden. In zekere gevallen zouden de krediettoelagen, zooals het ten laste nemen door den Staat van een gedeelte van den interestvoet of van de aflossing der leening, zeer nuttig zijn voor de bevordering van de beleggingen. Dergelijke toelagen lokken soms beleggingen uit die buiten verhouding zijn met den omvang van de toelagePrijs- en loonpolitiek. Is de politiek van ekonomische expansie op de binnenlandsche markt vereenigbaar met die van bevordering van den uitvoer? Om aan lagen prijs uit te voeren is het noodig dat de kostprijs der produkten zoo laag mogelijk is, wat betrekkelijk bescheiden loonen in zich sluit. De expansie op de binnenlandsche markt vereischt daarentegen een groote koop-'. kracht van de massa's der bevolking en, dienvolgens, hooge loonen. De tegenspraak is evenwel meer schijn danJ werkelijkheid. Want indien de ekonomische i expansie op de binnenlandsche markt een neiging tot yerhooging van prijzen en loonen voor; gevolg heeft, dan wordt deze neiging tot verhooging van den kostprijs gedeeltelijk of volledig vergoed door de vermindering van de algemeene onkosten, dank aan een betere benuttiging van de ekonomische toerusting. De binnenlandsche markt kan inderdaad aanzienlijk verruimd worden zonder prijsverhooging, op een oogenblik dat de faktors der produktie niet voldoende benuttigd worden, en het ekonomiseh . herstel kan zich voltrekken met een zeer gematigde verhooging van het algemeen prijzenpeil. De kostprijzen der voortbrengers die de grondstoffen of é& halffabrikaten koopen van de ondernemingen die op de markt een monopolistisch en toestand bekleeden, kunnen uit dien hoofde kunstmatig verhoogd:-worden. De openbare kontrole van deze monopolies (kartels, tritsten) is dan ook aangewezen en het voornoemde verslag van dé K.N.O.R. èischt deze, kontrole met kracht op. « Het gebrek aan wet-
DE BELGISCHE VAKBEWEGING geving — zegt het verslag — geeft aanleiding, niet tot een toestand van vrijheid, maar tot een toestand van losbandigheid op dit gebied. Wanneer de kartels zich uitbreiden, moet de wetgeving hun aktie binnen redelijke grenzen kunnen houden. Men moet namelijk den Staat toelaten, iedere tusschenkomst ten voordeele eener nij verheidsdiscipline, ondergeschikt te maken aan voorwaarden die de vrijheid en de belangen der voortbrengers en der verbruikers waarborgen. » Herinneren wij in dit verband aan een anderen passus van het verslag, waarbij de openbare kontrole van de private monopolies wordt geëlscht, niet alleen in opzicht van de prijzenpolitiek en om misbruiken te beletten, maar ook ter bevordering eener betere organisatie der produktie. Dit is, inderdaad, een « opbouwende )> openbare kontrole van de organismen van privaat monopolie die zich opdringt! Hoe het vraagstuk oplossen voor de in ekonomisch opzicht ongunstige leemte tusschen de , groothandels- en kleinhandelsprijzen? Wij meenen dat het niet is door een kontrole van de kleinhandelaars dat men een .uitslag kan hereiken. Het buitenmatig aantal kleinhandelaars drukt zonder twijfel op de kleinhandelsprijzen, maar aan dezen toestand is niet te verhelpen door de kontrole der kleinhandelsprijzen. De oplossing geeft de ekonomische expansie zelf, die een gematigde verhooging der groothandelsprijzen zal teweegbrengen zonder aanleiding te geven . tot een overeenstemmende verhooging ,der levensduurte, vooral indien de uitbreiding *der landbouwproduktie toelaat de prijzen der ; voedingswaren te verminderen of te stabiliseeren. Ingeval deze verhooging der groothandelsprijzen van aard mocht zijn den uitvoer te benadeelen, moeten er passende maatregelen getroffen worden, gebeurlijk door een munthervorrciing. Enkele woorden over de loonpolitiek. De Regeering zal goed doen het toepassingsveld der kollektieve overeenkomsten zooveel mogelijk te verruimen, door het sluiten er van te vergemakkelijken en in gegeven gevallen haar toepassing verplichtend te maken op een gansenen voortbrengingstak. Daar de kollektieve overeenkomsten de indexbewegingen'tot grond-
27
slag hebben, laat haar algemeene toepassing toe het werkelijke loon te handhaven. Onnoodig te zeggen, dat de politiek van ekonomisch herstel de beste, ja de eenige goede loonpolitiek uitmaakt. Gelukt zij, dan zullen de globale loonen stijgen, dank aan de opslorping der volledige werkloosheid en de individaeele loonen zullen stijgen dank aan de vermindering der gedeeltelijke werkloosheid, aan de extrakonventioneele loonen en aan de overuren. De arbeidersklasse zou goed doen tijdens de periode van goede konjunktuur de verbetering van de sociale bescherming te eisenen, waarvan de kosten door de gemeenschap gedragen worden zonder al te zeer op de kostprijzen van de uitvoerbedrijven te drukken. . Het vraagstuk der financiering.
De toepassing van zekere maatregelen ten gunste van het ekonomisch herstel sleept geen openbare uitgaven mede; andere hebben rechtstreeks of onrechtstreeks, onmiddellijk of later, min of meer groote openbare uitgaven voor gevolg. Deze uitgaven worden niet gedekt door belastingen, daar deze laatste dienen tot de dekking der gewone begrootingsuitgaven, administratiekosten, pensioenen, schulden, sociale bescherming, onderwijs, landsverdediging. Een vervorming van «heit' belastingsregime kan nochtans nuttig blijken voor het ekonomisch herstel in den zin der aanmoediging van zekere nuttige beleggingen en het treffen der groote ongebruikte inkomsten. Wat echter niet belet dat het grootste gedeelte der ten behoeve van het ekonomisch herstel bestemde uitgaven door middel van kredieten moet gefinancierd worden. Zooals wij er in het Novembernummer van dit tijdschrift hebben op gewezen, zijn in den vreemde de financieringsmethoden verruimd en verbeterd, en wordt er op dit gebied een geheel nieuwe techniek aangewend. Het is van belang deze «methodes ook te kennen in opzicht van de financiering van het Belgisch ekonomisch herstel. Wij nemen ons voor over deze methodes uit te weiden in een volgend artikel. Bureau voor Sociaal Onderzoek.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
28
In het Internationaal Bureel van den Arbeid De nieuwe bestuurder van het Internationaal Bureel van den Arbeid. De heer Johxi-G. Winant, die, naar aanleiding van het ontslag van den heer Harold Butler, in Juni 1938 door den Raad van Beheer tot bestuurder van het Internationaal Bureel van den Arbeid werd verkozen, zal op 1 Januari 1939 in funktie treden. De heer Winant is burger der Vereenigde Staten van Amerika. Hij werd geboren in 1889 en heeft gestudeerd aan de Universiteit van Prineeton. De aanvang zijner politieke loopbaan werd gekenmerkt door zijn verkiezing, in 1917, tot lid van het Parle-
M. John-G. Winant,
de nieuwe Bestuurder van het Internationaal Bureel van den Arbeid.
ment van New Hampshire; hij was toen 28 jaar oud. Gedurende den Wereldoorlog diende hij in Frankrijk. In 1921 werd hij opnieuw voor het Parlement van New Hampshire verkozen, en in 1925 werd hij door zijn medeburgers tot den post van gouverneur van dezen Staat verheven. Hij had de niet geringe eer dit mandaat tot driemaal uit te oefenen, te weten in 1925-1927, 1931-1933 en 19331935. De textielstaking die in 1934 in de Vereenigde Staten uitbrak moest den heer Winant de gelegenheid voorbehouden een belangrijke rol te spelen op het gebied van de nijverheidsbetrekkingen. Door president Roosevelt werd hij aangesteld tot bestuurder der kommissie belast met het onderzoeken der omstandigheden van dit nijverheidskonflikt, bekend als een der omvangrijkste waarvan ïn de geschiedenis der Vereenigde Staten gewag wordt gemaakt. Het feit van er in geslaagd te zijn er op tien dagen een einde aan te stellen werd trouwens beschouwd ais een meesterwerk. Daar de New Deal de Regeering Roosevelt er toe had gebracht de sociale verzekeringen in te voeren, werd de heer Winant benoemd tot bestuurder van den Dienst voor Sociale Veiligheid, post dien hij in 1937 verliet. De heer Winant wordt zeer gewaardeerd in de Vereenigde Staten, waar hij de faam geniet een staatsman met breede en vooruitstrevende gedachten te zijn. Buiten zijn openbaar leven is zijn naam altijd verbonden geweest aan de sociale werken, in 't bijzonder aan die welke tot doel hebben de benuttiging van den vrijen tijd der arbeiders en den Amerikaanschen veldtocht tegen de tuberculose.
Internationale vakbeweging Bestuursvergadering van het Internationaal Verbond van Vakvereenigingen van 3 en 4 Januari 1939, te Parijs. Op 3 en 4 Januari 1939 vergaderde het Bestuur van het Internationaal Verbond van Vakvereenigingen, onder voorzitterschap van L. Jouhaux, te Parijs. Aanwezig waren : de bestuursleden H. Jacobsen en E. Kupers; verder G. Hicks (in vervanging van W:-M. Citrine), Bondas (in vervanging van Mertens), en verder de algemeene sekretaris W. Schevenels en de adjunkt^sekretaris G. Stolz. De agenda van de bijeenkomst bevatte een reeks organisatorische en interne aangelegenheden in verband met de voorbereiding van het achtste Internationale Vakvereenigingskongres, dat in Juli aanstaande zal worden gehouden. Het Bestuur besloot de uitnoodiging van het Zwitsersche Vakverbond aan te nemen en het koagres van 5^8 Juli te Zürich te houden. Het Bestuur bestudeerde de voorloopige agenda van
het kongres, welke behalve de statutaire punten, als voornaamste onderwerpen de 'houding van de vakvereenigingen ten aanzien van het vraagstuk der ekonomische krïsis beyat, een program van aktie voor den vrede en vraagstukken van taktischen en politieken aard der vakvereenigingen, evenals hun positie binnen den Staat. Het Bestuur0 nam vervolgens kennis van de antwoorden door de Internationale Beroepssekretariiaten gegeven in zake een bijzondere konferentie van het Bestuur van het I.V.V. met deze sekretariaten, welke tot taak zal hebben het vraagstuk van de samenwerking itusschen het I.V.V. en de Internationale Beroepssekretariaten opnieuw te bestudeeren. Daar anen zich nog niet in het bezit bevond van vastomlijnde voorstellen van de ziijde der Internationale Beroepssekretariaten, besloot het Bestuur van het bijeenroepen eener bijzondere konferentie al te zien en de bepaalde punten voor die konferentie te bespreken op de konferentie van de Internationale Beroepssekreta-
DE BELGISCHE VAKBEWEGING riaten, die tegelijk met 'het aanstaande Internationaal Kongres zal plaats hebben. Het Bestuur besloot vervolgens een volgende bijeenkomst op 1 en 2 Maart te Parijs te houden, en zijn daaropvolgende bijeenkomst van 8 tot 13 Mei in de Vereenigde Staten. Na kennis te hebhen genomen van een uitvoerige uiteenzetting over de ontwikkeling van de vakbeweging in Tsjecho-Slowakije, eindigde het Bestuur zijn werkzaamheden met een grondige bestudeering van de voorstellen van aktie voor den wereldvrede, die reeds op een gemeenschappelijke hij eenkomst met de S.A.I. waren voorgelegd. Het dokument, dat aan het Bestuur was voorgelegd, werd op verschillende punten gewijzigd en 'is naar de S.A.I. gezonden, ten einde aan een definitieve beraadslaging te worden onderworpen in een 'bijeenkomst der beide Internationalen. x Vergadering van het Komiteit van Deskundigen op Ekonomisch Gebied van het I. V. V., te Bern. Het Komiteit van Deskundigen op Ekonomisch Gebied van het I.V.V. vergaderde te Bern, van 10 tot 12 Januari jl., op uitnoodiging van het Zwitsersch
29
Vakverbond, onder voorzitterschap van E. Kupers, ondervoorzitter van het I.V.V., in vervanging van C. Mertens, voorzitter van het Komiteit, op reis. Deze bijeenkomst was de derde zittijd van het Komiteit. Waren aanwezig: de kameraden N. Lindberg (Denemarken), G. Woodcock (Engeland), M. Weber (Zwitserland) en de deskundige-ekonomist van het I.V.V., G. Kreysaig, sekretaris van het Komiteit. Twee dagen werden in beslag genomen door een tweede grondige bespreking van het door den sekretaris onderworpen ontwerp van « richtlijnen der vakbeweging tot voorkoming en bestrijding der krises », opgemaakt door het Komiteit in opdracht .van het Bureel. Er ontstond een diepgaande gedachtenwisseling over al de kwesties die met dit vraagstuk verband houden. Het ontwerp van richtlijnen is nu samen met een verslag van den sekretaris aan het Bureel van het B.V.V. onderworpen, dat er zich zal mede onledig houden in zijn Maartvergadering en het vervolgens aan de nationale centralen zal onderwerpen. Men weet dat het vraagstuk der krises voorkomt, in verband met de internationale ekonomische politiek der vakbeweging, op de dagorde van het VIII6 Internationaal Syndikaal Kongres dat in het begin van Juli e.k. te Zürioh zal plaats grijpen.
Belgische vakbeweging In het B. V. V.
Gemeenschappelijke vergadering van 11 Januari.
Bureelvergaderingen. Vergadering van 20 December, Het Bureel kwam op 20 December bijeen, onder voorzitterschap van kameraad Jauniaux. Het aanhoorde een uiteenzetting van kameraad Rens over het wetsontwerp op de beroepsorganisatie en de ekonomische reglementeering en besloot, na een breedvoerige gedachtenwisseling, de kwestie te onderwerpen aan het Nationaal Komiteit dat voor 17 Januari zou bijeengeroepen worden. Kameraad Rens werd aanzocht verslag uit te brengen voor het Nationaal Komiteit. Vergadering van 28 December. De vergadering van 28 December werd voorgezeten door kameraad Laroche. Het Bureel trof een reeks maatregelen in verband ihet de begrafenis van den betreurden kanieraad Vandervelde. *Het ging over tot een gedachtenwisseling betreffende de uitgave van de Bet^iscUe Vakbewé^ ging; besloot stappen aan te wenden bij d# Regeering opdat de wet op de krisistaxe niet itiet terugwerkende gracht zou toegepast worden, eri'iaan de Federatie der tyajkbonden y an Limburg een; verdere toelage' vaii 50,000 frank.te,,verle^ne,n;,.-; />,...; ::.>::, LÏ i^l::::z:^
Op 11 Januari kwamen de Bureelen van het B.V.V. en van de B.W.P. in gemeenschappelijke vergadering bijeen om den politieken toestand te onderzoeken. Vergadering van 12 Januari. Het Bureel kwam op 12 Januari bijeen, onder voorzitterschap van kameraad Laroche. Het nam in verband met den politieken toestand de volgende resolutie aan : « Het Bureel van het B.V.V., vergaderd op 12 Januari ; » Na den algemeenen toestand te hebben onderzocht ; » Keurt de binnen- en buitenlandsche politiek der Regeering goed; »- Vertrouwt dat deze de sociale hervormingen zal vrijwaren en de verplichte werkloosheidsverzekering ten spoedigste zal verwezenlijken. » •:.. Anderzijds werden de kameraden De Witte en Paulis belast het standpunt van -de vakbeweging betreffende den /binnenjandscheiï politieken toestand uiteen* te zetten: in detn Algemeenen Raad en o|)'hèt Kongtfës der B.W.P. ; Daarna regeldp het Bureel ^én reeks kwesties van admtoistr^evel èniinwendige^ordfe; » -^ ^ ^
30
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Vergadering van het Nationaal Komiteit. Het Nationaal Komiteit vergaderde op 17 Januari, onder voorzitterschap van kameraad Paulis. Bij de opening der zitting bracht kameraad Paulis voor de rechtstaande vergadering een roerende hulde aan de nagedachtenis van den « Patron ». Daar de Centrale der Bouwarbeiders had gevraagd door het Nationaal Komiteit de moeilijkheden te zien bespreken die zullen oprijzen door de toepassing van de nieuwe wet op het betaald verlof en door het koninklijk besluit van 9 December 1938, werd het Bureel opgedragen de stappen voort te zetten om een gunstige oplossing te bekomen betreffende de periode gelegen tusschen de toepassing van de oude wetgeving en het oogenblik dat de nieuwe wet in voege treedt. Door kameraad Paffen werd voorgesteld, onverwijld over te gaan tot een gedachtenwisseling betreffende de houding aangenomen door het Bureel in den loop der laatste politieke gebeurtenissen, doch overwegende dat de kwestie niet regelmatig op de dagorde was ingeschreven en, anderzijds, dat het wetsontr werp op de beroepsorganisatie zonder vertraging diende onderzocht te worden, werd er besloten de door kameraad Paffen opgeworpen kwestie in een volgende vergadering te onderzoeken. Ten slotte bracht kameraad Rens verslag uit over de beroepsorganisatie. JHij ontleedde de verschillende titels van het in de Kamer ingediende wetsontwerp en onderwierp aan de vergadering een reeks besluiten. Na hem voerde kameraad Delsinne het woord om zijn standpunt uiteen te zetten. Deze twee spreekbeurten hadden evenwel de geheele zitting in beslag genomen, zoodat er op voorstel van het Bureel besloten werd de bespreking voort te zetten op een nieuwe vergadering van het N. K., die op 24 Januari zal bijeenkomen.
Zedelijk verslag der Centrale van het Personeel in de Landbouwondernemingen. Met het oog op haar tweede nationaal kongres, dat op 18 December jl. te Brussel werd gehouden, heeft de Centrale van het Personeel in de Landbouwondernemingen naar zedelijk verslag voor haar tweede bestaansjaar gepubliceerd in haar vakblad : Le Réveil agricole. Na het B.V. V. en de B.W.P. bedankt te Kameraad Wllly Nèv«s, hebben voor de door Nationale Sekretaris van de Centrale van het Personeel de twee organismen in de Landbouwondernemingen. gedurende de twee jaar van haar bestaan aan jziija organisatie verleende zedelijke en financieéle tóp, geeft de verslaggever, (kameraad Wiüy Nèves,
een overzicht over de bedrijvigheid aan den dag gelegd in de verschillende 'gewestelijke afdeelingen. Daaruit blijkt dat in de meeste afdeelingen het ledental onveranderd is gebleven; dn sommige is er een lichte vooruitgang. Overal ging de werving evenwel met groote moeilijkheden gepaard, en de vooraanstaanden van deze jonge organisatie verdienen allen lof voor den ondanks alles op dit gebied volbrachten vruchtbaren arbeid. Wij lezen nog in het verslag dat er, na gedurende een jaar stappen aangewend te hebben bij de Ministeries van Arbeid en van Landbouw, er bij de Regeering, ten slotte werd overgegaan tot de oprichting van provinciale paritaire kommissies, naast de Nationale Paritaire Kommissie. Dit is niet volkomen wat de Centrale beoogd had, gezien zij de oprichting had nagestreefd van .gewestelijke paritaire kommissies, maar de provinciale kommissies — bekent de verslaggever — maken reeds een grooten vooruitgang uit, gezien men er de gelegenheid heeft met de patroons besprekingen te houden op een voet van gelijkheid. Dit heeft de Centrale in staat gesteld in al deze kommissies het loonvraagstuk op te werpen. Op dit gebied heeft de Centrale trouwens een eischenprogramma opgesteld dat krachtens een beslissing van het kongres van 18 December het voorwerp zal uitmaken van een ruime propagaridanaktie. Tijdens het afgeloopen jaar braken talrijke kleine konflikten uit in Haspengouw, in hét Naamsche, in Vlaanderen en in het Doorniksche. De weigering der patroons om de arbeidsvoorwaarden te verbeteren en de wegzending van één of meer arbeiders die de « misdaad » hadden begaan zich te vereenigen, gaven daartoe aanleiding. De verslaggever wijst er op, dat de meeste onder deze kleine konflikten eindigden in het voordeel van de arbeiders of door het vertrek van dezen naar de nijverheid. Het grootste konflikt waarin de Centrale is gewikkeld,, geweest, is dat van Velaines-bi j-Doornik. De verslaggever herinnert aan de oorzaken en d$ uitslagen van dit konflikt. Wij hoeven er hier niet over uit te weiden, daar te zijner tijd in dit tijdschrift een artikel is verschenen van kameraad René Dieudonné, waarin deze op de belangrijkste feiten van deze gedenkwaardige beweging heeft gewezen. De verslaggever begroet met erkentelijkheid den solidariteitsgeest waarvan de bij het B.V.V. aangesloten centrallen te dier gelegenheid blijken hebben gegeven. Wij lezen eveneens in het verslag dat sinds dë maand Juli 1938, dank aan de inspanningen, van Finet en Piot in den schoot der Nationale Paritaire Kommissie, de landarbeiders betaald verlof genieten. Anderzijds -is de Centrale er in geslaagd de inwoningsvoorwaarden van de landarbeiders merkelijk te veribeteren. Verscheidene patroons werden voor de rechtbank gedaagd, en de verslaggever vermeldt het tgevafc van een pachter te Zinnik, die tot acht dagen gevangenisstraf werd veroordeeld om zijn personeel te hebben verplicht in een kolenkelder te slapen. - Ten slotte mag er gezegd worden, dat de door de jonge Centrale van het Personeel in de Landbouwondetnemingen geleverde arbeid uitstekend is, en wij dtmkken de hoop uit dat haar toegewijde vooraanstaanden op dien weg zullen voortgaan.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING Zedelijk verslag van de Federatie der Vakbonden van hef* Midden en hef* Zuiden van West-Vlaanderen. Eens te meer was het in de eerste dagen van Januari dat de Federatie der Vakbonden van het Midden en het Zuiden van WestVlaanderen ons reeds haar zedelijk verslag voor 1938 liet geworden. In zijn inleiding herinnert de verslaggever, kameraad Jef Coole, aan de ekonomische malaise die heel het jaar 1938 door op de vakbeweging en het Kameraad Jozef Coole, openbaar leven is 'blijSekretaris van de Federatie oer Vakbonden van Kortrijk ven drukken, alsmede aan de oorlogsgevaren die Europa blijven bedreigen en die onbetwistbaar ontredderingen in het ekonomisch leven hebben veroorzaakt. (( Zulks wil beduiden », schrijft de verslaggever, « dat we weerom in de grootste verhouding op het defensieve aangewezen waren, de vakbeweging als met een soort verlamming .geslagen werd, wat indmischt tegen ons temperament, en de te vervullen taak der vakbeweging zelf. Daarmee is voor de zooveelste maal bewezen dat een ongunstige ekonomische toestand nadeelig en rampspoedig is, onder alle opzichten, voor de vakbeweging niet uitgezonderd. » De verslaggever betreurt verder dat in zake bestrijding der levensduurte door de Regeering niets gedaan werd, wat een uitzonderlijk nadeeligen invloed heeft geoefend op de loonen der arbeiders werkende in nij verhei dstakken waarvoor geen regelmatige loonsaanpassingen gebeuren. In zake bestrijding en opslorping der werkloosheid verwacht de .Federatie der Vakbonden van het Midden en het Zuiden van West-Vlaanderen ook meer doordrijvende maatregelen, want het aantal werkloozen stijgt bestendig in dit gewest, vooral dn de grensstreek ingevolge de ekonomische inzinking in Frankrijk. Wat het arbaidstoezicht betreft, blijft in het Midden en het Zuiden van West-Vlaanderen een to»estand bestaan, waaraan zonder uitstel dient verandering gebracht. De verslaggever meldt echter dat, dank zij het herhaald optreden der Federatie, de diensten van het arbeidsopzicht eerstdaags op een anderen grondslag zullen ingericht worden, waarvan hij natuurlijk het beste verhoopt. Ten slotte wijst kameraad Coole, in zijn inleiding, op dë twee 'belangrijke vraagstukken die in 1939 een oplossing zullen moeten vinden, namelijk de ver\ p-lichte verzekering tegen werkloosheid en de beroepsorganisatie. De vakbeweging, zegt hij te recht, zal deze twee vraagstukken van dichtbij moeten volgen, want hun verwezenlijking zal « aan het wezen en zekere methodes van de vakbeweging, grondige wijzigingen brengen ». 'Dat zal, inderdaad, we) het geval zijn-
31
Ver volgens vinden wij in het verslag van kameraad Coole een bondig overzicht van de stakingen, waaronder in 't bijzonder die der arbeiders van de dorschmachines, en de talrijke toonbewegingen waarmede de Federatie zich heeft onledig gehouden, en van het innerlijk organisatiewerk verricht in de verschillende gewesten. Zooals vroeger heeft de Federatie zich bestendig bekommerd om het lot der grensarbeiders, zoowel wat de loonen der in Frankrijk werkende arbeiders betreft als de vernieuwing der grenskaarten en zoo meer. De aktie der Federatie ten voordeele dezer arbeiders werd natuurlijk ,in aanzienlijke mate belemmerd door de moeilijkheden die zich op_ alle gebied in Frankrijk hebben voorgedaan. Met het jeugdvraagstuk blijft het slecht gaan in Vlaanderen, lezen wij in het verslag. Er worden echter geen heelmiddelen aangewezen. J. Coole somt vervolgens de middelen op die aangewend werden om de Federatie te versterken en hij besluit als volgt : « Zooals voor de nationale organisaties, waren de aktiemogelijkheden ten strengste beperkt voor de Federatie, door de ekonomische konjunktmir welke steeds naar omlaag neigde. » In dergelijke omstandigheden niet achteruitgedrongen worden is reeds een bewijs van solidariteit, vooruitgaan zooals we deden, is wel iets meer. » Het nieuwe jaar wordt aangevat met de hoop in de toekomst, en vertrouwen in de werk- en groeikracht onzer federatie. »
Kongres der Centrale van het Personeel in de Landbouwondernemingen. De jonge Centrale van het Personeel in de Landbouwondernemingen hield, op 18 December, in het Volkshuis van Brussel, haar tweede nationaal kongres. Kameraad Finet vertegenwoordigde er het B.V.V. Het kongres, dat bijgewoond werd door meer dan 150 afge,r vaardigden, werd voorKameraad Dieudonné, gezeten door de kamedie, met Gezel Vankeersbulck, tiet Kongres voorzat. raden René Dieudonné en Vankeersbtilck. De bespreking van het zedelijk verslag over hét algeloopen boekjaar gaf aanleiding tot een zeer belangwekkende gedachtenwisseling, tijdens dewelke wenken werden gegeven voor de ontwikkeling van de Centrale. Deze bespreking sloot met de aanneming van de volgende resolutie : « Het tweede Nationaal Kongres der Centrale van Landarbeiders, vergaderd te Brussel, op 18 December 1938; » Bij de bespreking van het zedelijk verslag en de uiteenzetting over de kwestie der dorschonderne;iningeai • .„•••.•;:?: ••.•;.-/;;:•,••.
32
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
» Stelt met genoegen vast dat deze thans door den juridischen dienst van het Ministerie van Arbeid (en dit dank zij ons optreden, nl. van de kameraden Nèves, André, Coole, Lefèbvre en V a n k e e r s b u l c k ) gerangschikt zijn onder de nijverheidsondernemingen, met al de gevolgen op gebied der toepassing van de soKameraad Vankeersbulclc, ciale wetgeving die er die, met Gezel Dieudonné, uit voortspruiten ; het Kongres voorzat. » Vraagt met aandrang, dat een Nationale Paritaire Kommissie voor. de Dorschondernemingen zou tot stand gebracht worden om de eventueel e konf likten, welke daar kunnen ontstaan in de verschillende gewesten, te voorkomen of bij te leggen, door het bespreken en het vaststellen van de loons- en arbeidsvoorwaarden. » Na een uiteenzetting van kameraad Piot over de toekomstige aktie der Centrale voor loonsverhooging, nam het kongres de volgende dagorde aan : « Het Kongres besluit doorheen het land een uitgebreide propagandakampagne op touw te zetten, ten einde ten spoedigste haar eischenprogramma te doen zegevieren, vooral het minimumlevensloon van 32 frank per dag voor daglooners, 750 frank per maand voor hoeveknechten, en 400 frank voor hoevemeiden, met kost en inwoon voor deze twee laatste kategorieën. » Ten slotte sprak kameraad Finet, die regelmatig deelneemt aan de werkzaamheden van het Nationaal Komiteit der Centrale van Landarbeiders, over de werkloosheid in den landbouw. Ziehier de resolutie die als slot van zijn uiteenzetting werd aangenomen : « Het Kongres, overwegende dat de laatste alinea van artikel 4 van het wetsontwerp op de verplichte werkloosheidsverzekering voorziet, dat de Koning, op voorstel van zijn ministers en op eensluidend advies van de Nationale Paritaire Kommissie van den Landbouw, de verplichte werkloosheidsverzekering mag uitbreiden in voorwaarden die kunnen verschillen met de huidige wet, namelijk door het oprichten van een werkloozenfonds dat verschilt van het Nationaal Fonds, voorzien in artikel 9 en dat beheerd wordt door een afzonderlijk komiteit; » Overwegende dat de Nationale Werkloozenkas voor de Landarbeiders slechts over de noodige middelen zal kunnen beschikken wanneer er een groot aantal aangeslotenen zijn; » Drukt den wensen uit dat zoodra de Nationale Paritaire Kommissie in den Landbouw zich akkoord
zal verklaard hebben met het in den landbouw toe te passen bijzonder regime, de reglementeering verplichtend zou toepasselijk zijn op al de landbouwondernemingen en op al de landarbeiders. »
Bijzonder Kongres van de Syndikale Jeugd van Antwerpen, Op 17 en 18 December 11. is de Syndikale Jeugd van Antwerpen in bijzonder kongres bijeengekomen. Tientallen jeugdleiders uit de verschillende gemeenten van het arrondissement waren op deze bijeenkomst aanwezig. Er werden flink opgebouwde uiteenzettingen gedaan over de verschillende vraagstukken die zich voor de Syndikale Jeugdgroepen stellen. Kameraad Galliaert, algemeene sekretaris der Syndikale Jeugd van Antwerpen, sprak over de middelen die door het Uitvoerend Bestuur aangewend werden om de op het laatste Syndikaal Jeugdkongres genomen besluiten in toepassing te brengen. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om er op te wijzen dat het aantal leden van de Werkloozenkas der Syndikale Jeugd van 408 tot bij de 1,000 is gestegen. Fons Franssens handelde over de noodzakelijkheid van het ontspanningswerk in de afdeelingen ; Frans Nauwelaerts over de nieuwe richtlijnen in het ontspanningswerk ; Cesar Chauliac over de beteekenis en de noodzakelijkheid van een bestendige gewestelijke propagandasaktie; Karl Wiedemann over de verschillende propagandamethodes die in de Jeugdbeweging worden aangewend ; Rosa Luyten, leidster van het meisjes werk, over het in de laatste maanden geleverde werk in zake voordrachten voor de meisjes, het inrichten van bonte avonden, van kursussen van handwerk, enz.; Staf Roovers, belast met de leiding van de Kommissie der 14-16-jarigen, sprak over de ontspannings-, opvoedings- en propagandamethodes voor de allerjongsten in de Syndikale Jeugd ; Edward Jacobs over de financieele verrichtingen ; Victor Thijs, algemeene leider van het kultureel werk, lichtte het theoretisch programma der voordrachten toe, en Louis Ruyssens, toegevoegd leider van het kultureel werk, handelde dan om te eindigen over de resultaten van het opvoedingswerk in de afdeelingen. Voorzitter Bastiaenen trok dan ten slotte de noodige gevolgtrekkingen uit dit prachtig gelukt kongres, dat in groote mate zal bijdragen tot den verderen uitbouw der Syndikale Jeugd in het Antwerpsen e. Het feit dat een tiental kameraden op het kongres als verslaggevers zijn opgetreden, levert meteen het bewijs dat de Syndikale Jeugd van Antwerpen er reeds in gelukt is een stel van knappe militanten te vormen die morgen, wanneer zij zullen geroepen worden de thans ouder wordende syndikale militanten te vervangen, dit in de beste voorwaarden zullen kunnen doen, vertrouwd dat z>e nu reeds zijn met de verschillende vraagstukken die zich voor de vakbeweging stellen.
37588 §am. druk. Lucifer, 8, Kapellemarkt, Brussel (Best.: Serafijn Vanden Bosch* 44, I.-B.Meunierstr.t Eisene)