JOHANNA ALBERTINE MARTHA GLEICHMAN ROTTERDAM 8 APRIL 1905 - ROTTERDAM 31 JANUARI 2000 DOOR DR. E.H. COSSEE
Een sprankelende, sociaal-bewogen vrouw, met hart en ziel aan Rotterdam verknocht, dat was Tine Gleichman, op 31 januari 2000 in Atrium' zacht en kalm overleden. Welbewust was zij blijven wonen 'in de stad' zoals zij dat noemde, want haar hele leven had zich daar afgespeeld. Haar wieg stond aan de Scheepstimmermanslaan in het Scheepvaartkwartier, door Tine steevast het 'Oude Westen' genoemd. Het gezin verhuisde enkele jaren later naar de Westerstraat, waar het bleef wonen tot mei 1940. In een artikel in het ^0//m/<07?w _/<&?r£ö^V 1987 heeft zij met veel liefde haar gelukkige, onbezorgde jeugd in deze wijk beschreven, waar iedereen elkaar kende: 'grootouders, ouders en kinderen waren meer of minder met elkaar bevriend of door familiebanden aan elkaar geparenteerd. Vaders borrelden of kegelden met elkaar, moeders brachten elkaar theebezoeken of bezochten eikaars "jour", kinderen waren op dezelfde scholen, danslessen, tennisclubs en dan waren er bovendien de kinderjuffrouwen, die het onderling contact onderhielden.' Dit wat uitvoerige citaat geeft de sfeer weer, waarin zij opgroeide en waar zij haar hele leven dankbaar voor is gebleven. Zij wist zich een bevoorrecht mens en wilde anderen laten delen in wat zij had meegekregen. In een sterke sociale bewogenheid zou dat later in haar leven gestalte krijgen. Na de huisakte middelbaar Frans te hebben behaald lesgeven ambieerde zij niet - kwam zij in 1932 in het sociale en culturele werk. Tot 1935 was zij werkzaam op het secretariaat van het Rotterdamse Crisis Comité, van 1935 tot 1939 werkte zij op het Rotterdamsch Leeskabinet, tevens in de leeszaal van de Volksuniversiteit. Haar werkzaamheden voor de 'Vrouwelijke Vrijwillige Hulpverlening' (later Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers) brachten haar in de dagen van het bombardement in direct contact met de noden van velen. 125
37. ƒ AM 126
Sinds 1942 werkzaam bij de Commissie voor Bijzondere Noden, gaf zij haar speciale aandacht aan gezinnen waarvan de man naar Duitsland was gedeporteerd. Door deze contacten raakte zij ook betrokken bij het werk van de illegaliteit. Na de bevrijding werkte zij enkele maanden op het Raadhuis bij de afdeling sociale hulp van het Militair Gezag, om vervolgens over te stappen naar het Bureau Rotterdam van Nederlands Volksherstel. Hier ontdekte zij hoeveel lichamelijk gehandicapte oorlogsslachtoffers er waren en hoe nodig het was dat - na opheffing van Volksherstel — de zorg voor deze groep werd voortgezet. Deze ervaring zou een beslissend moment betekenen in de verdere ontwikkeling van haar loopbaan. In Rotterdam bestond reeds een afdeling van de Nederlandse Vereniging A.V.O. (Arbeid Voor Onvolwaardigen, later omgedoopt in: Actio Vincit Omnia, d.i. Arbeid Overwint Alles). Hieraan was onverbrekelijk de naam van de orthopedist dr. J.J. van Assen verbonden, de eerste revalidatie-arts in Rotterdam, wiens betrokkenheid bij de resocialisering van zijn patiënten groot was. Aanvankelijk was deze vereniging gericht op de kansen en het recht op arbeid van gehandicapten, later verbreedde haar doelstelling zich tot de sociale zorg voor lichamelijk gehandicapten in het algemeen. Op 1 december 1946 werd het Rotterdamse A.V.O.-bureau geopend, met als eerste directrice Tine Gleichman. Hier kon zij haar gaven van hoofd en hart ten volle ontplooien en dat heeft zij dan ook met verve bijna een kwart eeuw gedaan. Naast het zoeken van arbeid kwam ook de zorg voor hulpmiddelen (rolstoelen etc), ontspanning en de begeleiding van de gezinnen, waar vaak vele moeilijkheden door de invaliditeit van man, vrouw of kind waren ontstaan. Tot het meest waardevolle van dit werk rekende Tine Gleichman het persoonlijke contact en het samen zoeken naar enig perspectief voor de gehandicapte. Dagverblijven voor jongere gehandicapten, waar tot grotere zelfredzaamheid werd gestimuleerd en recreatieve activiteiten van het C.A.B. (Comité Auto- en Boottochtjes) werden door haar mede georganiseerd, alsmede de sociëteiten die uit dit C.A.B, zijn voortgekomen. Vaak ontbrak bij alle gezelligheid het culturele element niet en dit alles 127
is bij het 50-jarig bestaan van het C.A.B, door secretaresse Tine Gleichman op heel informatieve wijze te boek gesteld. Door haar veelzijdige inzet werd de sociale zorg voor minder validen in Rotterdam 'op de kaart gezet' zoals dat tegenwoordig heet. Bij haar afscheid wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in 1970 werd Tine Gleichman voor haar vele verdiensten in het A.V.O.-werk en daarbuiten 'geridderd'. Eén van de grote veranderingen in het werk noemde zij in een interview in het v4/g*7««?z A^/tf^/ een nieuwe mentaliteit onder een jongere generatie mensen met 'mankementen'. Zij zien zich niet meer als gehandicapten maar willen zoveel mogelijk gewoon meedraaien. Een speciaal voor hen georganiseerd boottochtje of puzzlerit vinden zij niet meer 'het grote einde'. Het tekent Tine Gleichman dat zij J^«Jrawrwwé'deze veranderingen signaleerde én waardeerde. Zij stond midden in de branding van deze tijd en bleef door haar uitvoerige netwerk van vrienden en familie op de hoogte van de jongste ontwikkelingen. Haar liefdevolle aandacht richtte zich eens te meer op deze ruime kring, nu haar dagelijkse werkzaamheden ophielden. Veel bleef zij voor haar familie, haar vrienden (en vriendinnen, met name in de Soroptimistclub Rotterdam) betekenen. Eén kant van haar veelzijdige inzet en betrokkenheid moet nog worden genoemd: haar diepe verbondenheid met de geloofsgemeenschap waartoe zij van jongs af aan heeft behoord, de Remonstrantse Gemeente te Rotterdam. In 1923 deed zij daar belijdenis bij dr. J.C.A. Fetter, een sociaal-bewogen representant van het vooroorlogse 'Kulturprotestantismus', die zij haar hele leven 'mijn leermeester' zou blijven noemen. In 1947 volgde Tine haar oom J.J. Gleichman op als lid van de kerkenraad. Met een glimlach verhaalde zij van dit staaltje van familieregering, toen nog heel gebruikelijk in Rotterdamse remonstrantse kring. Maar zij wilde niet in dezelfde situatie terechtkomen als haar oom, die bijna een halve eeuw lid van de kerkenraad is geweest. Toen zij in 1960 ten derden male herkozen kon worden, heeft zij beslist bedankt, bewust ruimte latend aan jongere generaties. Wél heeft zij bij die gelegenheid gepleit voor een sterkere diaconale gezindheid en met name voor het inzetten van vrouwen in het diaconale werk dat haar zo lief was. 128
Haar levensavond in het zorgcentrum 'Atrium' heeft Tine heel bewust ook besteed aan het welzijn van haar medebewoners in dit huis. Op haar wijze droeg zij bij aan wat zij zag als de doelstelling van het leven aldaar: mensen 'een eigen leven laten leven, openheid naar de wereld, maar goede zorg en geborgenheid bieden als dat nodig is, op christelijke basis'. Ze betrok bewust remonstrantse predikanten bij de weeksluiting in dit overwegend orthodox-protestantse huis en zij zette zich ook in voor de gezelligheid en ontspanning. Haar 'columns' in het v4/r/«m 5w//fft'# hadden vaak het oude Rotterdam tot onderwerp, maar ook de speciale vragen van deze tijd. Zo toonde zij zich tot het allerlaatst wie zij was: Rotterdamse in hart en nieren, maatschappelijk bewogen en religieus geïnspireerd. En daarmee ging ook het woord van Thomas a Kempis in vervulling, op haar verzoek aangehaald in de afscheidsdienst in de Hillegondakerk: 'Wat gij zijt dat zijt gij, en niets kan U groter maken, dan wat gij in Gods ogen zijt'.
129