Jaarverslag van de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs 2011
April 2012
1
Inhoudsopgave
Voorwoord Hoofdstuk 1. Organisatie Hoofdstuk 2. Hoofdtaken Hoofdstuk 3. Neventaken Hoofdstuk 4. Communicatie Hoofdstuk 5. Financiële verantwoording Hoofdstuk 6. Vooruitblik 2012
Bijlage: Korte CV’s commissieleden
2
Voorwoord Voor u ligt het jaarverslag over het tweede volle jaar van het bestaan van de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO). In dit derde jaarverslag presenteert de commissie u de statistieken van de in 2011 behandelde adviesaanvragen. Daarnaast memoreert het jaarverslag enkele relevante ‘springende punten’ uit de praktijk van de adviesaanvragen van dat jaar. De commissie heeft naast haar primaire taak nadruk gelegd op de totstandkoming van sectoranalyses. De resultaten van de sectoranalyses kunnen de commissie ondersteunen bij het beoordelen van aanvragen. Daarnaast is ingezet op het versterken van de kennisbasis om de commissie nog beter in staat te stellen de ingediende aanvragen te toetsen aan de beleidsregel. Het jaarverslag gaat daar kort op in. Het adviesjaar 2011 kenschets ik als een tussenjaar. Een tussenjaar omdat, als de hoeveelheid aanvragen als graadmeter wordt genomen, in afgelopen jaar een beduidend geringer aantal aanvragen is ingediend dan in de voorafgaande jaren, en er in het jaar 2012 veel beleid met consequenties voor het onderwijsaanbod tot uitwerking komt. De commissie veronderstelt dat drie factoren van invloed zijn geweest op de terugloop in het aantal aanvragen. Ten eerste de afwachtende houding van instellingen in verband met de vormgeving van het beleid dat voortvloeit uit de Strategische Agenda. Ten tweede leiden budgettaire beperkingen bij de instellingen tot terughoudendheid bij het indienen van aanvragen voor nieuwe opleidingen. Tenslotte is het niet onwaarschijnlijk dat van het restrictieve beleid zelf een remmende invloed op het aantal aanvragen uitgaat. Den Haag, februari 2012 drs. N.M. Verbraak, voorzitter CDHO
3
1.
Organisatie en taken
1.1
Inleiding
De Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs is op 1 juli 2009 in het leven geroepen als een onafhankelijk adviesorgaan. De commissie adviseert de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie inzake het opleidingenaanbod in het hoger onderwijs.1 1.2
Samenstelling
De samenstelling van de commissie is in het jaar 2011 onveranderd gebleven. De commissie bestaat uit de volgende leden: Dhr. drs. N.M. Verbraak (voorzitter) Mw. mr. R.G.K. Voss (vicevoorzitter) Dhr. prof. dr. Jan Anthonie Bruijn Dhr. mr. E.M. d’Hondt Dhr. ir. F. Kuipers Dhr. dr. A. Mosterd Mw. J.G. Stam 1.3
Taakopvatting
De commissie adviseert de Staatssecretaris van OCW en de Minister van EL&I gevraagd en ongevraagd over onderwerpen die raken aan de doelmatigheid van het hoger onderwijs. Bij de oprichting van de CDHO is bewust gekozen om de commissie in te richten als een onafhankelijk adviesorgaan dat op afstand staat van de departementen die het adviseert. De commissie heeft het van belang geacht extra waarborgen te creëren die de onafhankelijke totstandkoming van haar adviezen garanderen. De commissie heeft daartoe een gedragscode opgesteld. Deze is op de website van de commissie te raadplegen. In het interne reglement van de commissie is vastgelegd dat de commissie handelt volgens deze gedragscode.
1
Omwille van de leesbaarheid wordt in het vervolg van de tekst diverse malen gesproken over
‘de Minister’. Wanneer een nadere duiding ontbreekt dient hiervoor gelezen te worden: ‘de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’.
4
1.4
Hoofdtaken
De primaire taak van de commissie betreft het uitbrengen van adviezen aan de minister inzake de doelmatigheid van individuele aanvragen die wijziging van het opleidingenaanbod beogen.2 De commissie adviseert over deze aanvragen op basis van de beleidsregel doelmatigheid hoger onderwijs. De beleidsregel heeft betrekking op de volgende mutaties: -nieuw opleidingenaanbod; -vestiging van een opleiding of een gedeelte van een opleiding in een andere gemeente; -verplaatsing van een opleiding of een gedeelte van een opleiding naar een andere gemeente; -samenvoeging van opleidingen. De beleidsregel doelmatigheid is restrictief geformuleerd en gaat uit van het “nee-tenzij” principe.3 Uitgangspunt is dat het huidige hoger onderwijsaanbod in Nederland volstaat; het is voldoende gespreid en divers. Uitbreiding van het onderwijsaanbod is dan ook alleen aan de orde indien de aanvraag een meerwaarde biedt voor het huidige onderwijslandschap. De commissie heeft in het jaar 2011 39 adviezen doelmatigheid op grond van de beleidsregel uitgebracht, waarvan 24 positief van aard waren. Uit lid 3 van het instellingsbesluit van de commissie vloeit voort dat de commissie op verzoek van de Minister advies kan uitbrengen over het ontnemen van rechten aan een opleiding indien het verzorgen van deze opleiding in redelijkheid niet of niet meer doelmatig kan worden geacht (artikel 6.5 lid w a WHW). Tot op heden heeft de Minister de commissie nog niet verzocht hem in dit kader te adviseren. De wetgeving inzake de fusietoets is per 1 oktober 2011 in werking getreden. Voor alle andere sectoren in het onderwijs is een adviescommissie fusietoets in het onderwijs ingericht. Bij fusies in het hoger onderwijs adviseert de CDHO. Dit heeft geleid tot een uitbreiding van de instellingsbeschikking. Procedureel is afgesproken dat de intakeprocedure van de fusie-effectrapportage bij DUO-CFI zal plaatsvinden, waarna de commissie het adviestraject voor haar rekening neemt. Er zijn in 2011 geen verzoeken voor een fusietoets in het hoger onderwijs door de commissie ontvangen.
2
Artikel 3 van het Besluit van de Minister van OCW, 17 juni 2009, nr. HO&S/BS/2009/119774
tot het instellen van een Commissie doelmatigheid hoger onderwijs jo. artikel 20 van de ‘Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs’ (Staatscourant 2011, 3592, p. 4) 3 Rechtbank Den Haag 14 april 2010, LJN BM2655, AWB 09/3715 BESLU.
5
1.5
Neventaken
In de opdrachtbrief van 17 juni 2009 van de Minister van OCW en de Minister van LNV hebben wordt de CDHO verzocht de volgende neventaken op zich te nemen: a. Het op verzoek van de minister uitbrengen van adviezen over ontwikkelingen op het gebied van de macrodoelmatigheid en de (mogelijke) effecten hiervan voor het beleid b. Het op verzoek van de minister periodiek uitvoeren van sectorale doorlichtingen van het bestaande opleidingsaanbod c. Het ondersteunen van de betreffende minister bij procedures in het kader van bezwaar en beroep d. Het adviseren van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake de subsidieregeling HBO-masters.
1.6
Bureau
De ondersteuning van de commissie vindt plaats door een officemanager en een viertal beleidsmedewerkers. In 2011 is na vertrek van een juridisch beleidsmedewerker een nieuwe juridisch beleidsmedewerker aangetrokken en in dienst getreden.
6
2.
Hoofdtaken
2.1
Adviezen macrodoelmatigheid
In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de in 2011 behandelde aanvragen. aanvragen macrodoelmatigheid 2011
aantal
binnengekomen aanvragen 2010
9
waarvan ingetrokken
0
waarover geadviseerd in 2011
9
binnengekomen aanvragen 2011
37
waarvan ingetrokken*
2
waarover geadviseerd in 2011**
31
nog te behandelen
6
totaal geadviseerd
40
* één aanvraag is ingetrokken nadat de commissie advies had uitgebracht ** over één aanvraag is tweemaal advies uitgebracht Uit de tabel blijkt dat er in 2011 37 aanvragen zijn binnengekomen. Bij een complexe aanvraag is tweemaal advies uitgebracht aan het departement. Van de 37 nieuwe aanvragen in 2011 zijn er 2 ingetrokken, waarvan 1 nadat al eerder advies was uitgebracht door de commissie. Daarnaast is in één geval geen advies uitgebracht. Dit betreft een aanvraag voor een hbo master Interieurarchitectuur. In 2010 zijn er 7 aanvragen voor een hbo master Interieurarchitectuur bij de commissie ingediend. De commissie was toen van mening dat de door het departement van OCW gemaakte afspraken over toekenning van deze opleidingen al in een zo gevorderd stadium waren gekomen, dat advisering over de macrodoelmatigheid niet langer zinvol werd geacht. Deze situatie bleek in 2011 naar het oordeel van de commissie nog steeds van toepassing. Derhalve heeft de commissie zich bij deze aanvraag wederom onthouden van het uitbrengen van advies. Ultimo 2011 had de commissie over 6 in behandeling zijnde aanvragen nog geen advies uitgebracht. Spreiding naar Croho-sector Het is interessant te zien hoe de aanvragen in het verslagjaar 2011 zijn gespreid over Croho-sectoren. In deze tabel is het totaal aantal aanvragen als uitgangspunt genomen, zodat inzicht wordt verkregen in de wensen van het veld en de aard van de aanvragen.
7
Ten eerste valt op dat het aantal aanvragen vanuit het hbo en het wo nagenoeg gelijk is: 19 tegen 18. Verder blijkt dat als een vergelijking wordt gemaakt naar Croho-sector, relatief veel adviezen betrekking hadden op hbo bacheloropleidingen in de sector gedrag & maatschappij. In het wo lag de nadruk op masteropleidingen in de sector techniek. Ondanks het besluit van het Ministerie van OCW om de Associate degree (Ad) als graad in 2012 definitief in te voeren en het feit dat het departement daarop anticiperend de pilotrondes fors heeft uitgebreid is het aantal aanvragen voor Associate degree-opleidingen beperkt gebleven.4
CROHO sector
hbo Ad
hbo B
Onderwijs Gezondheidszorg Recht Taal& Cultuur Kunsten Gedrag& Maatschap pij Techniek Economie Landbouw & Natuurlijke omgeving Sectoroverstijgend TOTAAL
hbo M
totaal hbo 2
wo B 2 2
2
1
2
1
wo M
4
2
2
4
2
2
4
1
1
3 2
2
3
3 0 3
3
1
1
5
4
7
1
1
11 0 5
5
5
18
37
5 12
TOTAAL hbo+ wo
3
4
4
totaal wo
3
19
4
9
9
Kwaliteit in verscheidenheid- Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap 2011, p. 34 Brief OCW, ‘Verbreding deelronde 4B associate-degreeprogramma’s’, kenmerk 309150, 7 juli 2011 Brief OCW, ‘Inrichting extra pilotronde Associate Degree (ronde 5)’, kenmerk 343064,Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 7 november 2011
8
Hieronder is weergegeven hoe de commissie in 2011 heeft geoordeeld. Uit deze tabel kan worden afgeleid dat 24 van de 39 uitgebrachte adviezen macrodoelmatigheid positief van aard zijn. (nog) geen advies/ (nog) Positief Negatief aanvraag Positief Negatief geen Soort Aantal advies Advies ingetrokken Besluit Besluit besluit Joint degree 7 4 0 3 4 3 Nieuwe opleiding 29 14* 10 6 15 9 5 Nieuwe vestigings plaats 6 3 3 0 4 2 0 Verplaatsing 4 4 0 0 4 0 0 TOTAAL 46 25* 13 9 27 11 8
* over één aanvraag is tweemaal advies uitgebracht. Om die reden is het totaal aantal adviezen hoger dan het totaal aantal aanvragen en besluiten. Uit deze tabel kan worden afgeleid dat het departement ten aanzien van de uitbreiding van het opleidingenaanbod uitsluitend besluiten heeft genomen die in overeenstemming zijn met het advies van de commissie. In één geval heeft de commissie geen advies uitgebracht en heeft het departement een positief besluit genomen en in één geval heeft de commissie negatief geadviseerd en heeft de instelling de aanvraag ingetrokken voordat het departement een besluit had genomen. De resterende twee ‘afwijkingen’ worden verklaard door het feit dat in één geval tweemaal advies is uitgebracht, eenmaal negatief en eenmaal positief, waarbij het departement het positieve advies gevolgd heeft in haar besluitvorming, en door het feit dat het departement op 31 december 2012 nog geen besluit had genomen over een aanvraag waarover de commissie al wel geadviseerd had. Indien gekeken wordt naar de adviezen die betrekking hebben op de uitbreiding van het opleidingenaanbod, kunnen de verplaatsingen buiten beschouwing worden gelaten. De verplaatsing van een opleiding brengt immers geen wijziging in het opleidingenaanbod met zich mee. Wordt dan alleen naar deze cijfers gekeken, dan valt op dat 25 van de 42 aanvragen positief zijn gewaardeerd. Ten aanzien van uitbreiding van het opleidingenaanbod is de conclusie, dat de commissie over 60% van de aanvragen waarover zij heeft geadviseerd een positief advies heeft uitgebracht. In 2009 was dit percentage 62 procent en in 2010 60 procent. Het percentage aanvragen dat positief is gewaardeerd is vrijwel constant gebleven.
9
Jaar
Positief
Negatief
nog niet
2011
62%
33%
5%
2010
60%
40%
-
2009
62%
38%
-
Een nadere analyse van de positieve en negatieve adviezen is evenzeer interessant. In onderstaande tabel zijn de adviezen gericht op uitbreiding van het opleidingenaanbod uitgesplitst naar het betreffende hoger onderwijsveld. WO
Aantal
%
Positief
%
Negatief
%
Nieuwe opleiding
12
75
9
56,2
3
18,8
Joint degree Nieuwe vestigingsplaats
4
25
4
25
0
0
Totaal
HBO
0
0
0
0
0
0
16
100
13
81,2
3
18,8
Aantal
%
Positief
%
Negatief
%
Nieuwe opleiding
10
63
5
31,5
5
31,5
Joint degree Nieuwe vestigingsplaats
0
0
0
0
0
0
6
37
3
18,5
3
18,5
16
100
8
50
8
50
Totaal
Uit deze tabel blijkt dat aanvragen die betrekking hebben op een voornemen gericht op uitbreiding in het wo beduidend vaker een positief advies opleveren dan aanvragen die betrekking hebben op het hbo. Deze cijfers laten een omkering van het beeld in 2009 en 2010 zien. In de afgelopen jaren waren juist de aanvragen in het wo minder gedegen onderbouwd dan hbo-aanvragen. Een mogelijke verklaring voor dit feit is dat de beleidsmakers bij universitaire instellingen door het relatief hoge aantal afwijzingen in 2009 en 2010 meer aandacht zijn gaan besteden aan de kwaliteit van de aanvragen. De voorlichtingsbijeenkomst in het kader van DAIR en de toegenomen laagdrempeligheid van de CDHO (zie hoofdstuk 4 Communicatie) hebben hier mogelijk aan bijgedragen. Bijzondere inhoudelijke aspecten van adviezen In 2011 heeft de commissie in enkele adviezen standpunten of overwegingen opgenomen die de reikwijdte van de voorliggende aanvraag te boven gaan. Het is naar de mening van de commissie belangrijk dat de instellingen van deze overwegingen kennis nemen. Op dit moment vindt die kennisgeving via de HBO-raad en de VSNU plaats.
10
De departementen van OCW en EL&I hebben in augustus 2011 besloten om besluiten en bijbehorende adviezen openbaar te maken middels de website van de CDHO. Besluiten en adviezen worden in beginsel op die website geplaatst nadat de bezwaartermijn van 6 weken is verstreken. Hieronder is een aantal belangwekkende overwegingen van de commissie uit afgescheiden adviezen over aanvragen macrodoelmatigheid opgenomen. De bespreking is beperkt gebleven tot aanvragen waarover de Minister in het verslagjaar 2011 een besluit heeft genomen. In het onderstaande overzicht zijn de opleidingen waarop de adviezen betrekking hebben gegroepeerd naar het thema waarop de overwegingen van de commissie betrekking hebben. Met behulp van het dossiernummer dat tussen haakjes achter de naam van de opleiding geplaatst is kan op de website van de commissie de volledige tekst van het advies worden teruggevonden. Voorwaarde a van de Beleidsregel In 2011 heeft de commissie voor het eerst geoordeeld dat is voldaan aan voorwaarde a van de Beleidsregel.5 Het betreft twee aanvragen van technische universiteiten: de wo masteropleiding Science and technology of nuclear fusion van de Technische Universiteit Eindhoven (2011/007) en de wo bacheloropleiding Nanobiologie die in de vorm van een joint degree zal worden aangeboden door de Technische Universiteit Delft en de Erasmus Universiteit Rotterdam (2011/020). Kenmerkend voor beide aanvragen is dat zij betrekking hebben op een wetenschappelijk terrein in een innovatieve sector waarvoor brede steun in het huidige kabinet bestaat. Door de aanvragers is overtuigend aangetoond dat er sprake is van grensverleggend nieuw onderzoek waar het onderwijs direct bij aansluit. Joint degrees Per 1 juli 2010 is de wet versterking besturing in werking getreden en daarmee is de joint degree mogelijk worden: het verbinden van een gezamenlijke graad aan één opleiding die verzorgd wordt door meerdere instellingen. Het aanvullende toetsingskader voor deze joint degrees is niet opgenomen in de Beleidsregel maar apart vastgelegd in twee brieven van het Departement van OCW d.d. 9 juli 2010 en 16 december 2010. De CDHO heeft in 2011 drie aanvragen voor een joint degree ontvangen. Eén voor een wo bacheloropleiding Tourism van Wageningen University and Researchcenter en de Nationale Hogeschool voor Toerisme en Verkeer (2011/005 A+B), een aanvraag voor een wo bachelor Nanobiologie van de Technische Universiteit Delft en de Erasmus Universiteit Rotterdam (2011/020) en een aanvraag voor een wo master Water Technology van 5
Artikel 4.1 lid 1 sub a van de Beleidsregel 2009: ‘de opleiding draagt aantoonbaar bij aan de verdere ontwikkeling van de Nederlandse kennissamenleving doordat de opleiding tegemoet komt aan een door de Minister erkende behoefte aan nieuwe beroepen of aan door de Minister noodzakelijk geachte nieuwe ontwikkelingen, waaronder wetenschappelijke ontwikkelingen in innovatieve sectoren.’ Uit de toelichting bij dit artikel blijkt dat het moet gaan om grensverleggend nieuwe beroepen of ontwikkelingen. De commissie heeft dit begrip strikt geïnterpreteerd.
11
Wageningen University and Researchcenter, Rijksuniversiteit Groningen en Universiteit Twente (2011/33 A, B en C). Laatstgenoemde aanvraag was bij sluiting van het verslagjaar 2011 nog niet door de commissie beoordeeld. De eerstgenoemde aanvragen voldeden zowel aan de vereisten van de Beleidsregel als aan de aanvullende vereisten van het toetsingskader joint degree. De commissie heeft derhalve positief geadviseerd over beide opleidingen en deze adviezen hebben geresulteerd in positieve besluiten van de Minister. Bijzonder aan de aanvraag voor de bacheloropleiding Tourism is overigens dat deze zowel domeinoverschrijdend (gezamenlijke opleiding van een ‘groene’ en een ‘grijze’ instelling) als veldoverschrijdend (universiteit en hogeschool) van karakter is. Aandacht voor academisch niveau van opleidingen Een thema dat in 2011 een aantal keer aan de orde is geweest is het belang van het behoud van het academisch niveau van opleidingen. In het bijzonder bij hbo masteropleidingen die van oudsher een sterke academische basis hebben, zoals de opleiding Pedagogiek, beklemtoont de commissie dat de wetenschappelijke traditie niet verloren mag gaan. Instellingen die geen historische academische achtergrond hebben kunnen het niveau van deze opleidingen waarborgen door bijvoorbeeld lectoraten in te stellen of aansluiting bij de universitaire pendanten van hun vakgebied te zoeken (hbo master Pedagogiek 2011/023 en hbo master Leraar Scheikunde 2011/024). University Colleges In 2011 is de commissie tweemaal geconfronteerd met een aanvraag voor een wo bacheloropleiding Liberal Arts & Sciences in de vorm van een university college. De eerste betrof een aanvraag van de Universiteit Twente (2011/019) en de tweede van de Erasmus Universiteit Rotterdam (2011/025). Aangezien de huidige Beleidsregel toetsing van de vorm van een university college niet mogelijk maakt kon de commissie zich uitsluitend richten op de beoordeling van de macrodoelmatigheid van de opleiding en niet van het college. De commissie signaleerde een viertal belangrijke knelpunten bij de beoordeling van de aanvraag. Ten eerste het ontbreken van een definitie van het begrip ‘university college’. Ten tweede de nietgeduide relatie tussen de onderwijsvorm university college en het bevorderen van excellentie. Ten derde de mate waarin de arbeidsmarktrelevantie van de opleiding getoetst kon worden in het kader van de vigerende Beleidsregel en tenslotte de spanning tussen het toevoegen van een thematische ondertitel aan de opleidingsnaam in het kader van profilering en het belang van de transparantie van het CROHO. Internationalisering Aangezien Nederland zich wil positioneren in de top 5 van kenniseconomieën ter wereld is internationalisering een belangrijk onderwerp in het hoger-onderwijsveld. Veel aanvragers beroepen zich op het internationale karakter van de voorgenomen opleiding als onderscheidend kenmerk van bestaande opleidingen op het vakgebied (2010/077, 2011/007, 2011/018). In de huidige Beleidsregel is echter geen
12
mogelijkheid voor de commissie om gewicht toe te kennen aan dit aspect. Om die reden heeft de commissie diverse malen in sideletters, kanttekeningen en overwegingen ten overvloede haar visie gegeven op de wijze waarop het belangrijke thema internationalisering in de aanvraag is verwerkt. Moratoria en strenge toetsing bij arbeidsmarktknelpunten Bij de beoordeling van een aantal aanvragen bleken de arbeidsmarktperspectieven voor studenten van de voorgenomen opleidingen problematisch te zijn. Bij een aantal studierichtingen is de huidige en toekomstige arbeidsmarkt zeer gespannen door een overschot aan nieuwe werknemers en een beperkte groei en vervangingsvraag. Bij andere opleidingen is het moeilijk een adequate inschatting te maken van de arbeidsmarktperspectieven omdat het vakgebied nog niet (lang) bestaat en niet goed vergelijkbaar is met bestaande disciplines. De commissie acht de arbeidsmarktrelevantie van nieuwe opleidingen een belangrijk aspect van de macrodoelmatigheid. Zij heeft dan ook de Minister een aantal keer geadviseerd om een moratorium af te kondigen, dan wel aangekondigd bij volgende opleidingen van een bepaald type zeer streng te toetsen. De aanvraag voor een wo masteropleiding Victimology and Criminal Justice (2010/077) van de Universiteit van Tilburg had betrekking op een nieuw wetenschapsterrein: de slachtofferkunde. Dit vakgebied is gelieerd aan criminologie, maar verschilt van dit wetenschapsgebied qua studieobject. De criminologie houdt zich bezig met de dader van criminele handelingen, de victimologie met het slachtoffer. Aangezien er geen arbeidsmarktonderzoek beschikbaar is over victimologen en de arbeidsmarktperspectieven voor criminologen niet gunstig zijn is de commissie in haar advies tot het oordeel gekomen dat eventuele volgende aanvragen voor een opleiding victimologie met grote terughoudendheid benaderd zullen worden. Twee andere nieuwe vakgebieden waarvan nog nauwelijks arbeidsmarktgegevens beschikbaar zijn vormen de hbo opleidingen Toegepaste Psychologie en Medische Hulpverlening. De commissie heeft in het advies over de aanvraag hbo bachelor Toegepaste Psychologie van de Hogeschool Zeeland (2011/006) een afweging moeten maken tussen twee regelingen die op gespannen voet met elkaar stonden: het bestaande moratorium op de opleiding en het convenant met de provincie Zeeland waardoor de lichte toets van voorwaarde c van de Beleidsregel op de aanvraag van toepassing was. De commissie is tot de conclusie gekomen dat de meer specifieke regel van het moratorium in deze casus prevaleerde en heeft derhalve negatief geadviseerd. Mochten de uitkomsten van een toekomstig onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van Toegepast Psychologen positief zijn dan kan dit moratorium worden opgeheven. De aanvraag voor de hbo bacheloropleiding Medische Hulpverlening van de Hogeschool Rotterdam (2011/012) is wel positief gewaardeerd, met dien verstande dat dit de laatste opleiding Medische Hulpverlening is die nog wordt voorzien van een positief advies. Wederom zal eerst een onderzoek
13
naar de arbeidsmarktmogelijkheden voor Medisch Hulpverleners moeten worden uitgevoerd. Indien de carrièrevooruitzichten voldoende blijken te zijn dan kan de commissie oordelen dat er ruimte is voor uitbreiding van het opleidingenaanbod in deze richting. De afgelopen jaren heeft de commissie een aantal sportgerelateerde opleidingen beoordeeld op macrodoelmatigheid. Bij de hbo bacheloropleiding Sport, Gezondheid en Management van de Hogeschool Rotterdam (2011/004) is geen moratorium afgekondigd. Wel heeft de commissie aangegeven dat een overschot dreigt te ontstaan aan opgeleiden met dit profiel waardoor in de toekomst met grote terughoudendheid zal worden gekeken naar sportgerelateerde hbo bacheloropleidingen. Besluit dat afwijkt van advies CDHO In 2011 heeft het departement van OCW eenmaal een besluit genomen dat afweek van het advies dat door de CDHO was uitgebracht. De aanvraag voor verplaatsing van de hbo bacheloropleiding Circus Arts was bijzonder in die zin dat het een aanvraag betrof voor een tijdelijke verplaatsing (2011/008). Aanvrager wilde het Rotterdamse pand waarin de opleiding gehuisvest was verbouwen en de opleiding in de tussentijd onderbrengen in een leegstaande studio in Hilversum. De commissie adviseerde om aanvrager een tijdelijke licentie te verlenen voor de duur van de verbouwing en gedurende die periode de licentie voor de vestigingsplaats Rotterdam in te trekken. Zodra de verbouwing was afgerond kon dan de licentie voor Hilversum worden opgeheven en de licentie voor Rotterdam weer worden afgegeven. Het departement van OCW besloot om een licentie voor onbepaalde tijd voor de vestigingsplaats Hilversum af te geven. Bij terugkeer naar Rotterdam moet dan een volledig nieuwe toets macrodoelmatigheid worden doorlopen.
14
3.
Neventaken
3.1
Sectoranalyses
Naast het uitbrengen van adviezen over macrodoelmatigheid is het uitvoeren van sectoranalyses een belangrijke taak van de commissie die, bij de uitwerking van de Strategische Agenda Hoger Onderwijs 2011, nog in gewicht zal toenemen. In 2011 zijn twee sectoranalyses uitgevoerd: een voor de sector hoger sociaalagogisch onderwijs (HSAO) en een voor de sector bètatechniek. Ter versterking van de kennisbasis van de commissie heeft de CDHO tevens een analyse van de ontwikkelingen in het hogeronderwijslandschap van de afgelopen 6 jaar laten uitvoeren op basis van gekoppelde data uit Croho en Criho. Hieronder worden de activiteiten die in het verslagjaar 2011 hebben plaatsgevonden besproken. Sectoranalyse HSAO In 2010 kreeg de commissie de taak toebedeeld tot het periodiek uitvoeren van sectorale doorlichtingen van het bestaande opleidingenaanbod. In april 2010 vroeg het departement de commissie een analyse uit te voeren van de sector sociaalagogisch onderwijs inclusief pedagogiek (Sectoranalyse HSAO). Dit verzoek was ingegeven door een over de periode 2007-2010 geconstateerd groot aantal aanvragen doelmatigheid uit deze sector (Pedagogiek, Toegepaste Psychologie, Sportopleidingen). Tevens lag de vraag voor of het opleidingsaanbod in deze sector niet te zeer gefragmenteerd was geraakt en er sprake van inhoudelijke overlap tussen opleidingen. De commissie heeft vervolgens, na een offerteronde conform de geldende regels, in augustus 2010 een eerste sectoranalyse aanbesteed. De resultaten van deze sectoranalyse werden begin 2011 gepresenteerd. De conclusies van het rapport waren op onderdelen verrassend. Ten aanzien van het vermoeden van te grote fragmentatie van hbo-opleidingen met inhoudelijke overlap (bijvoorbeeld bij de opleidingen Sociaal Pedagogische Hulpverlening en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening) bleek veelal het tegendeel. Het bleek hier doorgaans te gaan om onderwijs dat op grond van zeer nauw omschreven beroepsvereisten een zeer specifiek deel van de arbeidsmarkt bedient. Een andere niet direct verwachte uitkomst betrof de veronderstelde overcapaciteit aan hboopleidingen Pedagogiek. Anderzijds bevestigde het onderzoek de zorg omtrent voornemens voor nieuwe opleidingen op het terrein van Sport en Beweging. Sectoranalyse bètatechniek De afgelopen jaren is het aantal aanvragen voor bètatechnische opleidingen toegenomen. Het ging daarbij regelmatig om specialistische opleidingen op het snijvlak van bètatechniek en gammadisciplines. De commissie plaatste vraagtekens bij het loslaten van de harde bètatechnische instroomeisen waardoor ‘softere’ techniekopleidingen ontstonden die mogelijk de titel ingenieur zouden uithollen. Bovendien ontstond er behoefte aan een duidelijk beeld van de arbeidsmarktperspectieven voor bètatechnisch
15
afgestudeerde hbo’ers in Nederland. Het departement van OCW en de CDHO besloten om de sector hbo bètatechniek te laten analyseren om zicht te krijgen op deze ontwikkelingen. Bij dit onderzoek werden zowel de ontwikkelingen in het onderwijsaanbod als de arbeidsmarkt onder de loep genomen. Een aantal onderzoeksbureaus werd verzocht een offerte uit te brengen en na beoordeling van de offertes werd op 1 augustus 2011 besloten om de opdracht te gunnen aan Ecorys. De resultaten van deze sectoranalyse worden verwacht in februari 2012. Kennisbasis De commissie acht het in het kader van een goede taakvervulling van groot belang dat zij niet alleen zicht heeft op uitbreiding van het opleidingenaanbod maar ook op het staande aanbod en hoe dit zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Ter versteviging van de kennisbasis van de CDHO heeft de commissie een onderzoek laten uitvoeren naar de ontwikkelingen in het hoger-onderwijslandschap van de afgelopen 6 jaar door middel van een analyse van gekoppelde data uit Croho en Criho. In het bijzonder wilde de commissie een beter beeld verwerven van het aantal opleidingen zonder ingeschreven studenten (lege opleidingen) in de registers en van de grote bewegingen in studentenaantallen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan per Croho-sector, per opleiding en per regio. In november 2011 is de opdracht voor deze analyse gegund aan onderzoeksbureau ITS en zijn de eerste sectoren in kaart gebracht. Naar verwachting wordt in februari 2012 het onderzoeksrapport met bijbehorende interface opgeleverd.
3.2
Fusietoets
Op 1 oktober 2011 heeft het wetsvoorstel inzake de fusietoets kracht van wet gekregen. Daarin is bepaald dat de CDHO een adviserende rol speelt bij fusies in het hoger onderwijs.
3.3
Adviezen Subsidieregeling postinitiële hbo masteropleidingen
Het departement van OCW heeft in een brief van 23 mei 2011 laten weten dat met ingang van 2011 subsidieregeling postinitiële masteropleidingen in het hbo wordt afgebouwd. De CDHO heeft in 2011 geen aanvragen ontvangen in het kader van deze subsidieregeling.
3.4
Bezwaar en beroep
In 2011 is de commissie geconfronteerd met in totaal 4 verzoeken van het departement van OCW om een bijdrage te leveren aan een bezwaarprocedure en 1 verzoek van DUO om informatie te leveren bij een beroepsprocedure. Aan al deze verzoeken is tegemoet gekomen. Deze
16
ondersteuning van het departement door het bureau van de commissie is te beschouwen als een uitleg bij de door de commissie uitgebrachte adviezen. De commissie is geen partij bij bezwaar- en beroepzaken. Met het doel nadere werkafspraken te maken tussen alle bij bezwaarschriften betrokken partijen heeft in 2010 overleg plaatsgevonden met de betrokken ambtenaren van het departement van OCW en medewerkers van DUO. Dit overleg heeft ertoe bijgedragen dat de medewerkers van voornoemde organisaties beter op de hoogte zijn van elkaars werkzaamheden. Dit overleg heeft in 2011 een vervolg gekregen. Tijdens dit overleg zijn nadere afspraken gemaakt om de procedure verder te stroomlijnen en de uitwisseling van informatie te bevorderen.
17
4.
Communicatie
4.1
Overleg met hogescholen en universiteiten
De commissie heeft geconstateerd dat kennis over de systematiek van de beleidsregel niet altijd bij iedere instelling in voldoende mate aanwezig is. Om deze kennis te versterken worden desgevraagd informatieve gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van hogescholen en universiteiten. Deze gesprekken zijn zowel van bestuurlijke als van ambtelijke aard.
4.2
Voorlichtingsbijeenkomsten
Om de kennis over doelmatigheid en de hanteerbaarheid van de beleidsregel in een breder verband aan de orde te stellen heeft het bureau van de commissie in 2011 twee keer een presentatie gehouden voor de Dutch Association for Institutional Research (DAIR). Hierbij aanwezig waren beleidsmedewerkers van hogescholen en universiteiten. De voorlichtingssessies werden door de toehoorders als positief ervaren en zullen bij gebleken behoefte navolging krijgen.
4.3
Participatie in diverse overlegstructuren -
-
-
-
Bestuurlijk overleg met de departementen van OCW en EL&I; Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) ten behoeve van kennisuitwisseling, wanneer er raakvlakken tussen werkzaamheden worden geconstateerd of indien er werkafspraken gemaakt moeten worden over ontvangst van eventuele gezamenlijke dossiers; Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) in het kader van bezwaar-, beroep- en hoger beroepzaken; HBO-raad. In het kader van sectoranalyses de HBO-raad ook deel aan de klankbordgroep die ten behoeve van het onderzoek is ingesteld; VSNU. De VSNU was in 2011 betrokken bij de sectoranalyse Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs als lid van de klankbordgroep; Platform bètatechniek. Vertegenwoordiging van het platform nam ook deel aan de klankbordgroep voor de sectoranalyse hbo techniek; Vakdepartementen (bijv. VWS, directie leraren OCW, directie kennis EL&I) worden indien nodig geraadpleegd om vakdepartementaal beleid te verifiëren.
18
4.4
Website
De nieuwe website van de commissie is begin 2011 gelanceerd. De indeling is verbeterd, de website is sneller geworden en de presentatie is fraaier. Gekozen is voor een zakelijke inrichting van de website omdat deze benadering het meest recht doet aan de positie die de commissie inneemt. De website is voorbereid op de eisen die de digitale toekomst zou kunnen gaan stellen. Via het menu downloads zijn relevante stukken, zoals wet- en regelgeving, te downloaden. In het menu FAQ zijn de meest gestelde (met name procedurele) vragen verzameld. De nieuwe website is in 2011 door 3735 unieke bezoekers geraadpleegd.
Bron: Movenext
4.5
Openbaarheid
Vanaf 22 juni 2011 maakt de Minister zijn doelmatigheidsbesluiten en de adviezen van de commissie openbaar op de website van de commissie. Grond voor de openbaarmaking is artikel 8 van de Wet Openbaarheid van Bestuur. Openbaarmaking door de Minister vindt plaats zodra de termijn waarbinnen belanghebbenden bezwaar hebben kunnen aantekenen tegen het besluit verstreken is of wanneer de bezwaar- en beroepsprocedure is afgerond en er geen rechtsmiddelen tegen het besluit meer openstaan.
19
5.
Financiële verantwoording
In het Instellingsbesluit van de commissie is voorzien dat de NVAO als gastheer optreedt voor de CDHO. Dit betekent dat de NVAO, met inachtneming van de strikt onafhankelijk positie van de commissie, zorg draagt voor huisvesting van het bureau. De financiële verantwoording van de commissie is daarom opgenomen in de verantwoordingscyclus van de NVAO. De achterliggende gedachte hierbij was dat hierdoor voor de CDHO niet op alle facilitaire gebieden eigen voorzieningen behoeven te worden gecreëerd. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Minister. Onder deze kosten worden verstaan de kosten voor vergaderen en materiële ondersteuning, de reiskostenvergoeding voor leden van de commissie en de kosten van het ondersteunende bureau. De voorzitter en andere leden van de commissie ontvangen per vergadering een beloning tot ten hoogste de maxima van het Instellingsbesluit, met overeenkomstige toepassing van de regels van de NVAO. 2011 geldt voor de CDHO als een tweede volledig verslagjaar. Ten opzichte van de ‘realisatie 2010’ valt het volgende op. De subsidie van de minister is begin 2011 met € 30.750,- verhoogd ten opzichte van 2010. Met betrekking tot de begroting 2011 vallen de volgende zaken op. De personele kosten waren € 12.667,- lager dan begroot. Dit werd veroorzaakt door het feit dat een vacature enkele maanden onvervuld bleef na het vertrek van een beleidsmedewerker juridische zaken. Het effect hiervan is eveneens zichtbaar bij de post ‘personele exploitatiekosten’ die € 3.498,lager uitviel dan begroot. De post ‘inzet commissieleden’ bleef over 2011 € 60.780,- achter bij het begrote bedrag (in 2010 bedroeg dit bedrag € 50.000,-). De post inzet deskundigen werd dit jaar voor het eerst geactiveerd. Ten laste van deze post kwam een investering van € 16.535,die betrekking heeft op het project Kennisbasis CDHO (zie pagina 15). Ook de komende jaren zal de Kennisbasis CDHO jaarlijks moeten worden onderhouden waardoor deze post geactiveerd zal blijven. Ten slotte heeft de CDHO in 2011 geïnvesteerd in de aanschaf van iPads. De commissieleden krijgen de stukken hierdoor niet meer in schriftelijke vorm aangeboden, maar digitaal via de iPad. Dit ontlast de CDHO in administratieve en financiële zin (arbeidsuren, papier en porti). Geschat wordt dat deze investering van € 10.208,- in drie jaar geheel is terugverdiend. Op dit moment is deze investering geboekt ten laste van de post ‘Onvoorzien/ diversen’. Het positieve resultaat € 115.512,- is aan de egalisatiereserve toegevoegd die hiermee per 31-12-2011 € 237.829,- bedraagt. Op basis van het instellingsbesluit CDHO, artikel 9, punt 8 mag de egalisatiereserve van de CDHO maximaal 25 % van de verleende vergoeding in het jaar zijn. Op grond van dit artikel zal de CDHO 25% van de vergoeding over 2011 aan het departement moeten terugbetalen. Het betreft hier een bedrag van € 103.892,-.
20
Bedrijfsopbrengsten K€ Jaarrapportage 2011 Subsidie 535.750 OCW Subsidie EL&I (te verrekenen)
Begroting 2011
Verschil tov begroting
Realisatie 2010
535.750
-
505.000
29.000
29.000
-
29.000
564.750
564.750
-
534.000
Bedrijfslasten K€ Jaarrapportage 2011 1. 219.333 Personele kosten 2. 23.968 Afschrijvings kosten 3. Algemene werkingskosten 3.1. 7.317 Personele exploitatiekosten 3.2 2.649 Kosten communicatie 3.3 59.220 Inzet commissieleden 3.4 16.535 Inzet deskundigen 3.5 4.349 Overige kosten 3.6 102.000 Penvoerder NVAO
Begroting 2011
Verschil tov begroting
realisatie 2010
232.000
-12.667
232.492
23.000
968
23.968
10.815
-3.498
6.678
3.750
-1.101
2.426
120.000
-60.780
62.243
49.877
-33.342
-
2.500
1.849
2.508
102.808
-808
101.484
21
3.7 Onvoorzien/ diversen Algemeen totaal bedrijfslasten
13.867
20.000
-6.133
13.352
449.238
564.750
-115.512
445.150
115.512
88.850
Resultaat (te verrekenen) Verloop egalisatiereserve Stand per 1 januari 2011 Resultaat 2011 Stand per 31 december 2011
115.512 -
122.317
33.467
115.512
88.850
237.829
122.317
Te verrekenen met OCW obv art. 9 instellingsbesluit CDHO dd 17 juni 2009 Maximaal toegestane egalisatiereserve is 25% van de in het laatste kalenderjaar verleende vergoeding Egalisatiereserve per 31.12.2011 Maximaal toegestaan 25% x € 535,750 Te verrekenen met OCW
22
237.829 133.938 103.892
6.
Vooruitblik 2012
Na het ‘tussenjaar’ 2011 wordt voor 2012 een jaar met meer dynamiek en ontwikkelingen in het hoger-onderwijsstelsel voorzien. Hieronder volgt een beknopte schets van beleidskaders en ontwikkelingen die hun repercussies zullen hebben op de primaire taak van de CDHO.
6.1
Strategische Agenda en hoofdlijnenakkoorden
De Strategische Agenda van 1 juli 2011 legt in het voorgenomen beleid nadruk op de kwaliteit van onderwijs en de profilering en specialisatie van instellingen. Daarnaast is versterking van de samenwerking in de driehoek onderwijs, onderzoek en ondernemerschap gewenst. De Staatssecretaris heeft met de instellingen afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in hoofdlijnenakkoorden met de HBO-raad (d.d. 12 december 2011) en de VSNU (d.d. 9 december 2011) met een werkingsduur tot 2015. Daarnaast heeft de Staatssecretaris voor het eerst een hoofdlijnenakkoord gesloten met de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO) die 33 private hogescholen vertegenwoordigt. In dit hoofdlijnenakkoord van 13 januari 2012 zijn met name afspraken gemaakt over de verruiming van het aanbod van Associate degree (Ad)-programma’s, de kwaliteitsborging van het private onderwijs, maar ook de ‘marktordening’ voor het speelveld waarop de Open Universiteit en het private onderwijs actief zijn. Dit hoofdlijnenakkoord heeft een werkingsduur tot 2016. De volgende (twee van de vijf genoemde) maatregelen in de Strategische Agenda die in de hoofdlijnenakkoorden een plek hebben gekregen zijn voor het vraagstuk van de macrodoelmatigheid relevant: ‐ “Met de universiteiten en hogescholen worden collectieve en individuele prestatieafspraken gemaakt over kwaliteit, profilering en valorisatie. Dit moet resulteren in reductie van het aantal opleidingen, versterking van de relevantie van het onderwijsaanbod voor de arbeidsmarkt, en ook in zwaartepuntvorming in het onderzoek en versterking van de impact van onderzoek”; ‐ ”De lat in het hoger onderwijs gaat omhoog. De wet- en regelgeving wordt hiertoe aangepast om de maatregelen voor borging van de diplomakwaliteit, studiesucces, onderwijskwaliteit en -intensiteit, selectie, differentiatie in het onderwijsaanbod en de bekostiging te effectueren”. Een commissie onder leiding van UT-hoogleraar en oud-rector dhr. prof. dr. F.A. van Vught zal voor Staatssecretaris Zijlstra beoordelen of hogescholen en universiteiten tegemoet komen aan de gemaakte prestatieafspraken opdat de gewenste stelselopbrengsten worden gerealiseerd. Het is de bedoeling dat die commissie in het najaar van 2012 voor elke individuele instelling advies uitbrengt aan de staatssecretaris over de profileringsplannen en prestatievoorstellen van instellingen. De commissie
23
brengt in 2015 een eindadvies uit op basis waarvan de Staatssecretaris beslist over financiële consequenties die aan de prestaties van instellingen worden verbonden. Voor zover het de macrodoelmatigheid van het stelsel aangaat, richten de uitwerking van de Strategische Agenda en de hoofdlijnenakkoorden zich in hoofdzaak op: - instellingsprofilering; - verbreding van bacheloropleidingen; - herordening en rationalisatie van het stelsel.
6.2
Beleidsregel Macrodoelmatigheid
Sinds augustus 2009 werkt de CDHO met een beleidsregel macrodoelmatigheid die mede gezien de afname van het aantal aangevraagde en toegelaten nieuwe opleidingen, zijn functie heeft als instrument voor een restrictief beleid heeft bewezen. De beleidsregel is aan herziening toe en eind 2011 heeft het departement van OCW het initiatief genomen de beleidsregel aan te passen aan de vernieuwde perspectieven van het beoogde nieuwe hoger-onderwijsbeleid. Verwacht wordt dat in het najaar van 2012 een nieuwe beleidsregel macrodoelmatigheid in werking zal treden.
6.3
Sectoranalyses CDHO
In 2010 is door de CDHO een start gemaakt met het op verzoek van de Ministeries van OCW en EL&I doen uitvoeren van sectoranalyses. Zoals bekend is het doel van de analyses het verkrijgen van een beter beeld van het landelijk onderwijsaanbod in een sector, hetgeen de kwaliteit van een toets aan de beleidsregel kan verbeteren. In het voorjaar van 2012 wordt de sectoranalyse hbo-techniek afgerond en wordt de laatste hand gelegd aan een kennisbasis op grond van data in Croho en Criho. In 2012 besluit de commissie welke Croho-sectoren in dat jaar geanalyseerd zullen worden.
24
Bijlage Korte CV’s commissieleden De heer drs. N.M. Verbraak (voorzitter) Norbert Verbraak is voorzitter van de commissie. Hij studeerde culturele antropologie aan de Rijksuniversiteit Leiden. In de tachtiger jaren werkte hij bij het Ministerie van OCW als plaatsvervangend directeur hoger beroepsonderwijs. Nadien was hij bestuurder bij de Hogeschool Katholieke Leergangen te Tilburg en was hij lid en vervolgens voorzitter van de Raad van Bestuur van Fontys Hogescholen, welke functie hij gedurende drie ambtstermijnen tot juni 2008 bekleedde. Verbraak vervulde in die periode vele functies voor de hbo-sector als geheel. Hij was geruime tijd lid en vicevoorzitter van het bestuur van de HBO-raad. Thans is hij als leading expert verbonden aan het Siriusprogramma . Hij is lid van de werkgroep hoger onderwijs van de KNAW. Mevrouw mr. R.K.G. Voss (vicevoorzitter) Renata Voss is vicevoorzitter van de commissie. Zij werkte vanaf 1989 bij het ministerie van OCW achtereenvolgens als wetgevingsjurist, plaatsvervangend directeur en directeur Wetgeving en Juridische Zaken en als directeur Rekenschap. Vanaf 2004 werkte zij als hoofdinspecteur BVE bij de Onderwijsinspectie en bekleedde die functie vanaf 2008 ook voor het Hoger Onderwijs. Vanaf 1 januari 2009 is zij lid van het College van Bestuur van het Albeda College in Rotterdam. De heer prof. dr. J.A. Bruijn Jan Anthonie Bruijn studeerde geneeskunde aan de Johns Hopkins University, Baltimore (Verenigde Staten) en de Erasmus Universiteit Rotterdam en is sinds 1996 als hoogleraar Immunopathologie verbonden aan het Leids Universitair Medisch Centrum. Hij is voorzitter van het Opleidingsbestuur Geneeskunde en Biomedische Wetenschappen van de Universiteit Leiden en voorzitter van de Programmaraad van het Europees Platform. Hij bekleedt diverse [ook] toezichthoudende functies in het onderwijs en de gezondheidszorg waaronder die van vicevoorzitter van de Raad van Toezicht van Hogeschool Leiden, ambassadeur van het Platform Bèta-Techniek, lid Raad van Toezicht Rijnlands Revalidatie Centrum en lid curatorium prof. mr. B.M. Teldersstichting. Hij is voorzitter van de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT). De heer mr. E.M. d’Hondt Ed d’Hondt werd na functies in het bedrijfsleven en de provincie Gelderland in 1976 burgemeester van achtereenvolgens Hilvarenbeek (’76-’85), Maarssen (’85-’90), en Nijmegen (’90-’00). Van november 2000 tot december 2006 was hij voorzitter van de VSNU. Hij vervulde en vervult tal van functies op uiteenlopend terrein. Op dit moment is hij voorzitter van het bestuur van GGD Nederland. Verder is hij vicevoorzitter van het Nederlandse Rode Kruis, voorzitter van het bestuur van de Stichting
25
Montesquieu, voorzitter van de Interbestuurlijke Taskforce Gemeenten, lid van de Raad van Commissarissen BMC en voorzitter van de Commissie Evaluatie Staatsbosbeheer. Van zijn hand verscheen tevens een aantal publicaties. De heer ir. F. Kuipers Frans Kuipers studeerde tropische cultuurtechniek aan de Landbouwuniversiteit Wageningen. Na zijn afstuderen werkte hij voor de Verenigde Naties (FAO), het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) en het Ministerie van Buitenlandse Zaken (DGIS) in onder meer de Filippijnen, Italië en Senegal. Hij was vicevoorzitter van het College van Bestuur van de Landbouw Universiteit Wageningen (1986-1993). Aansluitend was hij 15 jaar voorzitter van het College van Bestuur van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Hij vervulde daarnaast bestuursfuncties in het hoger onderwijs en daarbuiten, en was onder meer lid van het bestuur van de HBO-raad. De heer dr. A. Mosterd Aart Mosterd was leraar scheikunde en wethouder van Putten en is oud Tweede Kamerlid voor het CDA (1998-2006). In de Tweede Kamer was hij woordvoerder voor het beroepsonderwijs. Hij gold ook als specialist op het gebied van maatschappelijke zorg en was onder andere voorzitter van de commissie Zorguitgaven die de effectiviteit van investeringen in de gezondheidszorg onderzocht. Verder was hij lid van de parlementaire enquêtecommissie Srebrenica, lid van de Toetsingscommissie WWB van het ministerie van SZW, voorzitter van Kantoor Kerkelijke Goederen en Kerkelijke Administraties in Amersfoort, bestuurslid van de Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie en was voorzitter Wachtlijstpolitie voor de Jeugdzorg in de Provincie Gelderland. Mevrouw J.G. Stam Ineke Stam was voorzitter van het College van Bestuur van de Politieacademie en Hoofdcommissaris van Politie. Van 1971-1989 heeft zij docent- en managementfuncties vervuld in het hbo. Haar laatste functie in dat kader was faculteitsvoorzitter van de Hanzehogeschool Groningen. Na van 2008 tot 2012 voorzitter te zijn geweest van het samenwerkingsprogramma Politietop Divers, naar een duurzaam Perspectief vervult ze diverse toezichthoudende en adviserende functies. Zij is bestuurslid van de Stichting Kennisontwikkeling Hoger Onderwijs en lid van de beoordelingscommissies van de Stichting Innovatie Alliantie, toezichthouder bij het Friesland College, de Bestuursacademie Nederland, beheerscommissie Toevluchtsoord en de Foundation van Van Ede en Partners.
26