Pagina 1 van 5
De mismatch van het hoger onderwijs De wijze waarop ons hoger onderwijs wordt gefinancierd strookt niet altijd met de noden van onze arbeidsmarkt. De belangrijkste kritiek heeft betrekking op de studiepunten die de hoge scholen krijgen voor het afleveren van een professionele bachelor. De financieringsfactoren of gewichten die daarbij worden gebruikt, stroken niet steeds met het maatschappelijk rendement van een opleiding. Op die manier krijgen ook opleidingen die gekoppeld kunnen worden aan knelpuntberoepen, in verhouding te weinig ‘financieringspunten’. Ook blijven de zogenaamde STEM-studierichtingen daardoor te veel in de kou staan. De Vlaamse regering ontvouwde vorig jaar een plan om loopbanen in wiskunde, exacte wetenschappen en techniek aan te moedigen. Dit zogenaamd STEM-actieplan (Science, Technology, Engineering, Mathematics) is geen overbodige luxe en wil meer uitstroom in technisch-georiënteerde studierichtingen. Hoopgevend is alvast de recente verbetering inzake de instroom. Uit de eerste inschrijvingscijfers is namelijk gebleken dat technische opleidingen in het zopas begonnen academiejaar goed in de markt liggen. Ook bedrijfsmanagement doet het goed, wellicht ook omwille van de betere kansen op de arbeidsmarkt. 1. Vrije studiekeuze? Dat deze opleidingen aantrekkelijker zijn geworden, heeft zeker ook te maken met hun overheveling van de hogescholen naar de universiteiten waardoor de diploma’s een hogere status en attractiviteit worden toegedicht. Arbeidsmarktdeskundigen waarschuwen evenwel voor euforie. Er zijn nog steeds te veel studenten met een (te) vrijblijvende studiekeuze en een mogelijk conjunctuurherstel zou snel tot een omgekeerde evolutie kunnen leiden. Het probleem van knelpuntvacatures voor technologische beroepen lijkt dus zeker nog niet definitief van de baan. 2. Maatschappelijke kosten Er valt veel te zeggen voor het behoud van de vrije studiekeuze. Toch moeten we ook durven nadenken over de efficiëntie van het huidig onderwijssysteem. Tekenend zijn de zij-instromers bij de VDAB. Dit zijn twintigers of dertigers die beslissen om alsnog een specifieke, meestal beroepsgerichte, opleiding te volgen. Deze mensen nemen dan misschien wel hun verantwoordelijkheid op, maar wel rijkelijk laat. De persoonlijke en maatschappelijk kosten lopen dan ook pijlsnel op. Een ander teken aan de wand komt uit het recentste VDAB-rapport over de schoolverlaters in Vlaanderen. Slechts 11,7% van hen die in 2011 afstudeerden, was een jaar later ingeschreven als werkzoekend. Meer bepaald hadden van de 72.128 schoolverlaters er 8.449 geen job gevonden. Dat is geen slecht cijfer maar desondanks verwonderlijk als we weten dat er eind 2012 in Vlaanderen 41.337 vacatures open stonden. Opvallend is dat heel wat vacatures betrekking had op kandidaten met een opleiding die aanleunt bij die van de ‘professionele’ bachelor. Dit zijn opleidingen die door de hoge scholen worden ingericht, in tegenstelling tot ‘academische’ bachelors die gericht zijn op een doorstroom naar een masteropleiding aan een universiteit en die
Pagina 2 van 5
door de zogenaamde ‘inkanteling’ vanaf dit academiejaar door universitaire instellingen worden verzorgd. Algemeen stellen we vast dat er niet genoeg afgestudeerden zijn in heel wat knelpuntberoepen die vragen om een opleiding als professionele bachelor. 3. Een specifieke mismatch Om één en ander in perspectief te zetten, werden in de tabel hieronder enkele professionele bacheloropleidingen opgenomen waarin volgens cijfers van de VDAB afgestudeerde professionele bachelors goed aan de bak kwamen (situatie eind 2012 van de schoolverlaters van het jaar 2011). Naast de studierichtingen staat het percentage schoolverlaters dat eind 2012 nog werkzoekend was. Vervolgens staat het aantal vacatures dat in de loop van 2012 voor deze functies bij de VDAB werd genoteerd en dat we enigszins aan deze studierichtingen kunnen koppelen. Deze koppeling is uiteraard niet perfect. Zo veronderstellen we bijvoorbeeld dat afgestudeerden ‘elektromechanica’ gekoppeld kunnen worden aan vacatures voor ‘technici elektromechanica’ of dat afgestudeerden ‘autotechnologie’ aan vacatures voor ‘technici autotechnieken’ mogen gelinkt worden. Uiterst rechts in de tabel staan het aantal vacatures dat eind 2012 nog open stond. Tabel 1 – Koppeling vacatures aan professionele bachelors Percentage werkloos na 1 jaar Elektrotechniek 0,0% Verpleegkunde 0,4% Bouw 0,7% Elektromechanica 1,5% Autotechnologie 2,1% Bron: VDAB, eigen berekeningen
Aantal vacatures over gans het jaar 8.271 6.123 4.228 9.642 954
Openstaand eind 2012 2.023 1.357 925 2.508 395
We stellen vast dat afgestudeerden uit de studierichtingen ‘Elektrotechniek’ en ‘Verpleegkunde’ één jaar na het afstudeermoment bijna allemaal werk hebben gevonden. Ook voor de ‘bouw’, ‘Electromechanica’ en ‘Autotechnologie’ was de succesratio hoog. De VDAB maakt verder melding van ‘Medische beeldvorming’, ‘Orthopedie’ en ‘Podologie’ waar ook bijna niemand werkloos bleef. Het aantal studenten in deze richtingen was echter zodanig laag dat we ze niet in de tabel hebben opgenomen. Interessanter in tabel 1 is dat er ook een verband kan worden gelegd met het aantal openstaande vacatures per studierichting. Ondanks het feit dat in de betreffende studierichtingen nagenoeg iedereen werk heeft gevonden, blijven er heel wat vacatures open staan. Dit bepleit een beleidsaanpak die studenten beter zou toeleiden naar deze studierichtingen en aldus de in te vullen vacatures. Hierbij stuiten we echter op een aantal knelpunten.
Pagina 3 van 5
4. Financieringspunten Helaas wordt zo’n aanpak doorkruist door het systeem van financieringspunten dat de Vlaamse overheid momenteel hanteert. Deze financieringspunten worden geacht een indicator te zijn van de onderwijsbelasting die een opleiding met zich meebrengt. Het zijn puntengewichten waarvan men veronderstelt dat ze de onderwijsinspanning voor die richting of opleiding weergeven. De hoogste eenheid plakt men op de opleidingen van ‘leraar’ en ‘verpleegkundige’ met een belasting van 1,6. ‘Sociaal werker’ krijgt een eenheid van 1,4. De eerder technische opleidingen zoals ‘industriële wetenschappen’ en ‘technologie’ worden geacht overeen te stemmen met een belasting van 1,2. Tenslotte moeten ‘handelswetenschappen’ en ‘bedrijfskunde’ genoegen nemen met een coëfficiënt van 1,0. Tegen die achtergrond doen we in tabel 2 de oefening van tabel 1 nog eens over maar voor een aantal specifieke opleidingen (evenwel zonder de percentages ‘werkloos na 1 jaar’ die niet op een dergelijk gedetailleerd niveau beschikbaar zijn). Ook nu blijkt dat er heel wat openstaande vacatures kunnen gekoppeld worden aan professionele bachelors.
Tabel 2 – Enkele studierichtingen voor professionele bachelors met perspectief Aantal vacatures Openstaand eind 2012 Boekhouding 3.701 845 Marketing, handel 3.897 734 Logistiek (expeditie) 3.228 565 Chemie 331 45 … Bron: VDAB, eigen berekeningen
Wat in tabel 2 opvalt is dat het allemaal studierichtingen betreft met lage financieringspunten maar desondanks met een relatief hoog aantal openstaande vacatures. Een probleem daarbij is dat studies in handel, economie, marketing,… in vergelijking met vroeger veel arbeidsintensiever zijn geworden en gezien de veranderde instroom dus veel meer studiebegeleiding vergen. Hoge scholen die snel groeien door studenten aan te trekken in studierichtingen met lage financieringspunten worden op die manier eigenlijk financieel benadeeld. Professionele bachelors hebben meer praktijkgerichte opleiding nodig en dat vergt een meer intensieve aanpak met kleinere groepen, practica, workshops,…Een gevolg is dat studenten niet de begeleiding krijgen die ze nodig hebben om te slagen. Men kan de lat immers niet lager leggen. Daarbij komt dat heel wat kansengroepen (zoals allochtonen) net kiezen voor lager betoelaagde studierichtingen zoals handelswetenschappen en daarmee onrechtstreeks een aantal integratiekansen worden ontnomen.
Pagina 4 van 5
5. Maatschappelijke return onder druk De zwakke link tussen financieringspunten en beschikbare vacatures op de arbeidsmarkt riskeert de maatschappelijke return van het hoger onderwijs te ondermijnen. Uit een studie van het HIVA, in opdracht van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, is gebleken dat hoger onderwijs een hoog maatschappelijk rendement oplevert, zowel voor het lerend individu als voor de overheid en de maatschappij als geheel. Alleen reeds het privaat financieel rendement van één jaar hoger onderwijs werd geraamd op 8,9%. Dat is meer dan het doorsnee rendement op sparen of beleggen. Ook voor de Vlaamse overheid is het onderwijs een lucratieve investering. Voor elke 100 euro krijgt ze op termijn 103,9 euro terug. Uiteraard hangen zulke rendementen enorm af van de effectieve tewerkstellingskansen van afgestudeerden. Iemand die een jaar zonder werk zit kost de overheid gemiddeld 34.000 euro op jaarbasis. De maatschappelijke kostprijs voor het niet vervullen van de Vlaamse vacatures (41.000 in totaal) bedroeg in 2012 1,4 miljard euro. 6. Meer efficiëntie Men zou deze resultaten kunnen aangrijpen voor een pleidooi voor meer middelen voor het hoger onderwijs. Hoewel, de studie van het HIVA noteert dat Vlaanderen reeds een hoge graad van publieke subsidiëring kent. Ze stellen zelfs openlijk de vraag of de private bijdrage niet moet worden opgetrokken. Dat zou mogelijks ook leiden tot studiekeuzes die beter aansluiten op de arbeidsmarkt. Men zou echter ook werk kunnen maken van een efficiënter financieringssysteem. Dit kan bijvoorbeeld door de studierichtingen die beter aansluiten op de arbeidsmarkt, beter te betoelagen en aantrekkelijker te maken voor studenten. Dit veronderstelt een update van de financieringspunten die vandaag niet meer in verhouding staan tot de werkelijke inspanningen en kostprijs. Economie en wetenschappen op een attractieve wijze doceren, vergt veel meer input dan pakweg 20 jaar geleden. Bovendien, nefast is dat hoger onderwijsinstellingen door een deels gesloten enveloppe nadeel kunnen ondervinden wanneer ze relatief veel opleidingen met een economische of technologische achtergrond aanbieden of veel studenten in deze richtingen aantrekken. Met als gevaar dat dit soort richtingen in de verdrukking komt. De financiering volgt alleszins niet de stijging in de studentenaantallen en de overheid verbiedt hogescholen inschrijvingen te selecteren of te weigeren, waardoor de kwaliteit sterk onder druk komt te staan. Het gevaar is dat hogescholen of universiteiten de lat lager zullen (moeten) leggen. Een verdere degradatie van het diploma – en aldus ook de relevantie voor de arbeidsmarkt - loert daarmee om de hoek. 7. Conclusie Het is een illusie om te denken dat het onderwijs haar afgestudeerden perfect op maat van het bedrijfsleven zou afleveren. Dat is ook niet wenselijk. Het kan evenmin de bedoeling zijn de vrije studiekeuze op te geven en terecht te komen in een volledig door manpowerplanning gedomineerde omgeving. Toch moeten we ons bezinnen over de maatschappelijke kosten van al te vrijblijvende studiekeuzes. We moeten op zijn minst de ontkoppeling tussen het systeem van financieringspunten voor professionele bachelors in het hoger onderwijs enerzijds en de behoeftes op de arbeidsmarkt anderzijds grondig aanpakken. Professionele bacheloropleidingen vergen veel
Pagina 5 van 5
meer studiebegeleiding in vergelijking met vroeger. Bovendien, deze beroepen bieden kansen voor kansengroepen om een stap te zetten op de maatschappelijke ladder, genereren hogere lonen op de arbeidsmarkt en zo ook een hoge return voor de welvaart van een regio. Ze verdienen daarom alleen al meer aandacht.
Geert Janssens Hoofdeconoom VKW Metena
Nuttige links Beleidsnota VKW Metena: http://www.vkw.be/kennisbank/onderwijs-enarbeidsmarkt-een-mismatch De VDAB-studie van de schoolverlaters : http://www.vdab.be/trends/schoolverlaters.shtml Rapport HIVA over rendement hoger onderwijs: https://hiva.kuleuven.be/resources/pdf/publicaties/R1351sv_brochure.pdf