Bijlage 2: openbare versie
AANGETEKEND MBVO Lovells LLP mevrouw […………………..] [……..] [……………..]
Per fax vooruit: [………..] Datum Ons kenmerk Pagina Telefoon E-mail Betreft
3 april 2009 [……………] 1 van 11 [………..] […………]@[……] Besluit tot boeteoplegging aan Van Kuringe Holding B.V.
Geachte mevrouw […………….], Inzake bovengenoemd onderwerp bericht de Stichting Autoriteit Financiële Markten (‘AFM’) u als volgt. 1.
Inleiding
De AFM heeft besloten om aan Van Kuringe Holding B.V. (‘Van Kuringe’) een bestuurlijke boete op te leggen wegens overtreding van artikel 29, derde lid, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (‘BGfo’). Dit besluit is gebaseerd op het feit dat Van Kuringe de AFM niet onverwijld heeft geïnformeerd over incidenten in de periode van 27 maart 2007 tot en met 25 januari 2008. Het onderhavige besluit is als volgt opgebouwd. Allereerst geeft de AFM in paragraaf 2 de feiten weer. Vervolgens wordt in paragraaf 3 een beoordeling van de feiten gegeven. In paragraaf 4 is het besluit beschreven. Tot slot volgt in paragraaf 5 de rechtsgangverwijzing. Het relevante wettelijk kader en de openbare versie van dit besluit zijn in de bijlagen bij dit besluit opgenomen.
2.
Feiten
Per brief van 1 augustus 2007 ontvangt de AFM van het politiekorps Brabant-Noord, namens de Officier van Justitie te Den Bosch, een verzoek om een standpunt in te nemen ten aanzien van de werkwijze van verdachte A ([A]). Hierbij voegt de politie stukken uit het opsporingsonderzoek [……..], dat zich onder andere richt op hypotheekfraude door [A]. Uit deze stukken, waaronder processen verbaal van politieverhoren van medewerkers van Van Kuringe op 29 maart 2007 en 11 april 2007, blijkt dat [A] meerdere malen heeft samengewerkt met de vestiging Oss van Van Kuringe. Per brief van 7 september 2007 aan Van Kuringe doen toezichthouders van de AFM (‘de toezichthouders’) een vooraankondiging van een onderzoek door de AFM. Bovendien verzoeken de toezichthouders Van Kuringe om onder andere de jaarrekeningen 2005 en 2006 en een cliëntenlijst toe te sturen. Per brief van 12 september 2007 deelt de AFM, op basis van de stukken uit het opsporingsdossier [……..], aan de officier van justitie haar standpunt mee dat [A] hypotheekbemiddelingsactiviteiten verrichtte en voor zover deze
Stichting Autoriteit Financiële Markten Kamer van Koophandel Amsterdam, nr. 41207759 Kenmerk van deze brief: [……………]
Bezoekadres Vijzelgracht 50 Postbus 11723 • 1001 GS Amsterdam Telefoon [………..] • Fax [………..] • www.afm.nl
Datum Ons kenmerk Pagina
3 april 2009 [………….] 2 van 11
activiteiten plaatsvonden na 1 januari 2006, artikel 10 Wfd overtrad en dat deze activiteiten ook onder de Wft vergunningplichtig zijn (ingevolge artikel 2:75 (adviseren) dan wel artikel 2:80 (bemiddelen) van de Wft). Per e-mail van 13 september 2007 is met Van Kuringe de afspraak gemaakt dat de jaarrekening 2006 zodra deze gereed is aan de AFM wordt opgestuurd. Ten aanzien van de cliëntenlijst is met Van Kuringe afgesproken dat het opsturen van de cliëntenlijst van de vestiging Oss voldoende is. Reden voor deze beperking van het informatieverzoek is dat uit de stukken uit het opsporingsonderzoek [……..] blijkt dat [A] samenwerkte met deze vestiging. Per e-mail van 14 september 2007 ontvangen de toezichthouders van de accountant van Van Kuringe, [………………………], de jaarrekening 2005 van Van Kuringe. Per brief van 21 september 2007 ontvangen de toezichthouders van Van Kuringe de cliëntenlijst van de vestiging Oss. De toezichthouders van de AFM stellen vast dat deze lijst vijf cliënten telt. Per brief van 26 september 2007 verzoekt de AFM de officier van justitie om toestemming voor het gebruiken van stukken uit het [……..] opsporingsdossier, waaronder processen verbaal van politieverhoren van medewerkers van Van Kuringe. Reden hiervoor is dat de toezichthouders van oordeel zijn dat de gegevens van belang kunnen zijn voor het toezicht door de AFM op Van Kuringe. In een telefoongesprek op 1 oktober 2007 deelt Van Kuringe aan de toezichthouders mee dat de toegezonden cliëntenlijst incompleet is en zegt toe een complete lijst spoedig toe te sturen. Kort daarna ontvangen de toezichthouders een cliëntenlijst en een overzicht van levensverzekeringen. Per brief van 2 oktober 2007 kondigen de toezichthouders bij Van Kuringe een bedrijfsbezoek aan dat zich richt op de financiële administratie van Van Kuringe. Dit onderzoek vindt plaats op 23 oktober 2007 in de vestiging van Van Kuringe in Schijndel. Per e-mail van 11 oktober 2007 geeft de officier van justitie de AFM toestemming voor het gebruiken van stukken uit het [……..] opsporingsdossier. Op 23 oktober 2007 vindt een bedrijfsonderzoek plaats in Schijndel naar de financiële administratie van Van Kuringe. Op 31 oktober 2007 stelt de AFM de politie per fax op de hoogte van het feit dat de toezichthouders tijdens het bedrijfsbezoek op 23 oktober 2007 drie facturen hebben aangetroffen die mogelijk verband houden met strafbare feiten. Het betreft facturen van ondernemingen die gelieerd zijn aan hoofdverdachte [A] in het opsporingsonderzoek [……..]. Op basis van deze facturen verrichtte Van Kuringe betalingen ten gunste van een medewerker van Van Kuringe, namelijk [B] (‘[B]’). Op 6 november 2007 wordt de heer [B] door de politie verhoord als verdachte van het plegen van valsheid in geschrift (artikel 225 Wetboek van Strafrecht), dan wel van medeplichtigheid hieraan. Dit verhoor heeft betrekking op de drie facturen die de toezichthouders hebben aangetroffen in de administratie van Van Kuringe. Per brief van 7 november 2007 deelt de AFM mee aan de officier van justitie dat [B] en de heer [C] ([‘C’]) mogelijk zijn betrokken bij strafbare feiten die mogelijk verband houden met het opsporingsonderzoek [……..]. De AFM doet dit mede naar aanleiding van de drie facturen die de toezichthouders aantroffen tijdens het bedrijfsbezoek van 23 oktober 2007. De AFM deelt mee dat naar haar oordeel de officier van justitie de gelegenheid hoort te krijgen om te beslissen of er een strafrechtelijk belang is om deze betrokkenen verder te
Datum Ons kenmerk Pagina
3 april 2009 [………….] 3 van 11
betrekken in strafrechtelijk onderzoek. Ook verzoekt de AFM aan de officier van justitie haar op de hoogte te houden van de eventuele voortgang van het opsporingsonderzoek. Op 15 november 2007 wordt [C] door de politie verhoord als verdachte van het plegen van valsheid in geschrift (artikel 225 Wetboek van Strafrecht), dan wel van medeplichtigheid hieraan. Dit verhoor heeft betrekking op de drie facturen die de toezichthouders hebben aangetroffen in de administratie van Van Kuringe. Per fax van 19 november 2007 ontvangt de AFM met goedkeuring van de officier van justitie de processenverbaal van de verhoren van [C] en [B] op respectievelijk 15 november 2007 en 6 november 2007. Per brief van 14 december 2007 verleent de AFM een vergunning aan Van Kuringe. In een bijgevoegde brief geeft de AFM een waarschuwing aan Van Kuringe in verband met het niet melden van wijzigingen in de gegevens van het betrouwbaarheidsformulier. Deze waarschuwing luidde: “Bij de behandeling van uw vergunningaanvraag is gebleken dat [C] in zijn betrouwbaarheidsformulier geen volledige weergave van zaken heeft gegeven althans nadien geen melding heeft gemaakt van wijzigingen inzake de daarin vermelde gegevens, aangezien geen melding is gemaakt van één of meer door de AFM geconstateerde antecedenten. Door geen volledige weergave van zaken te geven frustreert u het toezicht van de AFM. Aan dit feit tilt de AFM zwaar. De AFM volstaat thans met het geven van een waarschuwing. De AFM maakt u en [C] erop attent dat wanneer zij in de toekomst wederom constateert dat geen volledige weergave van zaken wordt gegeven, de AFM passende maatregelen kan treffen”. Op 27 december 2007 en 8 januari 2008 delen de toezichthouders telefonisch, als toelichting op bovengenoemde waarschuwing, aan Van Kuringe mee dat het politieverhoor van [C] op 15 november 2007 door [C] zelf gemeld diende te worden. Per e-mail van 17 januari 2008 aan Van Kuringe kondigen de toezichthouders aan dat zij op 22 januari 2008 een bedrijfsbezoek brengen aan de vestiging Oss. De toezichthouders verzoeken Van Kuringe in deze e-mail ervoor zorg te dragen dat de cliëntdossiers in de vestiging Oss aanwezig en toegankelijk zijn. Op 22 januari 2008 brengen de toezichthouders een bezoek aan de vestiging Oss. [B] vertelde hen daar dat hij op 25 januari 2008 een gesprek zal hebben met de politie in verband met een fraude bij [D], waarbij een cliënt van Van Kuringe betrokken zou zijn. Per brief van 29 januari 2008 doen de toezichthouders een informatieverzoek aan Van Kuringe. Hierin stellen zij Van Kuringe een aantal vragen, met name met betrekking tot cliëntdossiers die de AFM van Van Kuringe ontving. Per brief van 11 februari 2008 reageert Van Kuringe op het informatieverzoek en geeft Van Kuringe antwoord op de gestelde vragen. Per brief van 26 februari 2008 aan Van Kuringe kondigen de toezichthouders aan dat zij op een later af te spreken moment een bezoek zullen brengen aan [E] Dit is op dat moment de enige vestiging naast de vestiging Oss, waar de deskundigheid gewaarborgd wordt door [B]. Doel van het onderzoek ter plaatse in Veghel is om vast te stellen of ook bij deze vestiging dossiers zijn aangenomen van [A]. Op 10 maart 2008 spreken de toezichthouders per telefoon en e-mail met Van Kuringe af dat het bezoek aan Veghel plaatsvindt op 20 maart 2008. Ook vragen zij Van Kuringe de cliëntenlijst van de vestiging Oss toe te sturen; dit doet Van Kuringe op 10 maart 2008.
Datum Ons kenmerk Pagina
3 april 2009 [………….] 4 van 11
Op 20 maart 2008 bezoeken de toezichthouders [E]. Hier onderzoeken zij de hypotheekportefeuille en de financiële administratie. Ook spreken zij met de vennoot en beheerder [F]. Op 28 maart 2008 sturen de toezichthouders aan Van Kuringe een brief ter afronding van het bedrijfsbezoek in Veghel. Op 7 april 2008 ontvangen de toezichthouders per fax een reactie van Van Kuringe op hun brief 28 maart 2008. Op 24 april 2008 versturen de toezichthouders per e-mail het gespreksverslag aan [B], met het verzoek eventuele correcties of aanvullingen kenbaar te maken. Op 25 april 2008 houden de toezichthouders interviews met de beide bestuurders [C] en [G] in de vestiging van Van Kuringe te Schijndel. Op 28 april 2008 versturen de toezichthouders per e-mail het gespreksverslag aan [G], met het verzoek eventuele correcties of aanvullingen kenbaar te maken. Op 29 april 2008 versturen de toezichthouders per e-mail het gespreksverslag aan [C], met het verzoek eventuele correcties of aanvullingen kenbaar te maken. Op 13 mei 2008 verzoeken de toezichthouders [C], [G] en [B] per e-mail wederom om een reactie op de toegezonden gespreksverslagen. Per e-mail van 14 mei 2008 ontvangen de toezichthouders van [B] zijn aanvullingen en correcties op het toegezonden gespreksverslag. Per e-mail van 21 mei 2008 ontvangen de toezichthouders van [G] per e-mail een reactie op het toegezonden gespreksverslag. Per e-mail van 2 juni 2008 ontvangen de toezichthouders per e-mail een reactie van [C] op het toegezonden gespreksverslag. Van Kuringe tekent in zijn reactie op de conceptrapportage aan dat de bij zijn e-mail gevoegde brief op 22 mei 2008 per reguliere post is verzonden en dat uit de telefonische reactie van de AFM bleek dat deze niet was aangekomen. Kort daarna ontvingen de toezichthouders de betreffende brief. Bij brief van 5 juni 2008 versturen de toezichthouders de conceptrapportage van het onderzoek aan Van Kuringe. Bij brief van 8 juli 2008 reageert Van Kuringe op de conceptrapportage. In de begeleidende brief gaat Van Kuringe in op de feiten die in de conceptrapportage zijn vastgelegd. Voorts wordt een aantal feitelijke onjuistheden gecorrigeerd en geeft Van Kuringe zijn zienswijze bij enkele bevindingen. Bij brief van 26 augustus 2008 sturen de toezichthouders Van Kuringe een informatieverzoek. Dit verzoek heeft betrekking op het jaarverslag 2006 en een overzicht van ontvangen provisie bij enkele hypotheken en levensverzekeringen. Bij brief van 5 september 2008 ontvangen de toezichthouders de gevraagde stukken van Van Kuringe. Op 19 november 2008 deelt het Arrondissementsparket van het Openbaar Ministerie in Den Bosch telefonisch aan de toezichthouders mee dat [A] inmiddels, naar aanleiding van het opsporingsonderzoek [……..], door de Rechtbank in Den Bosch is veroordeeld voor het zes maal medeplegen en drie maal plegen van oplichting in
Datum Ons kenmerk Pagina
3 april 2009 [………….] 5 van 11
vereniging (artikel 326, Wetboek van Strafrecht). De opgelegde straf is 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het Openbaar Ministerie en de verdachte zijn in beroep gegaan hiertegen. Bij brief van 9 januari 2009 heeft de AFM haar voornemen aan Van Kuringe kenbaar gemaakt tot het opleggen van drie boetes. Op 23 januari 2009 heeft Van Kuringe zijn zienswijze kenbaar gemaakt met betrekking tot het voornemen tot boeteoplegging. Per e-mail van 6 februari 2009 zijn door Van Kuringe nadere stukken ingediend.
3.
Beoordeling
Op grond van artikel 29, derde lid, BGfo dient een financiëledienstverlener de AFM onverwijld omtrent incidenten te informeren. Van Kuringe heeft dit voorschrift overtreden omdat zij de AFM niet onverwijld heeft geïnformeerd omtrent de navolgende incidenten: (i) De omstandigheid dat Van Kuringe hypotheekaanvragen aannam van een derde ([A]) en indiende bij hypotheekverstrekkers, terwijl Van Kuringe nadien op de hoogte was dat door de politie met betrekking tot deze aanvragen een fraudeonderzoek werd uitgevoerd; (ii) De omstandigheid dat een medewerker van de bij Van Kuringe aangesloten onderneming te Oss ([B]) op 6 november 2007 als verdachte is verhoord door de politie terzake van valsheid in geschrift, wegens betrokkenheid bij het laten opmaken en versturen van valse facturen; (iii) De omstandigheid dat een medewerker van de bij Van Kuringe aangesloten onderneming te Oss ([B]) op 25 januari 2008 door de politie is verhoord terzake van witwassen; en (iv) De omstandigheid dat een cliënt van Van Kuringe werd verdacht van witwassen door transacties te verrichten via Van Kuringe. De bovengenoemde overtredingen moeten worden toegerekend aan Van Kuringe, nu voor de toepassing van het bepaalde ingevolge deel 4 van de Wet op het financieel toezicht (‘Wft’) met betrekking tot het verlenen van financiële diensten, (het handelen of) nalaten van de aangesloten onderneming (in casu: [H]) geldt als (handelen of) nalaten van de collectieve vergunninghouder 1. Hieronder volgt een puntsgewijze toelichting. Ad (i) Fraude onderzoek [A] Deze omstandigheid is naar het oordeel van de AFM aan te merken als een incident als bedoeld in artikel 29, derde lid, BGfo, nu het door een derde via Van Kuringe indienen van hypotheekaanvragen, die voorzien waren van valselijk opgemaakte bescheiden, een ernstig gevaar vormt voor integere uitoefening van het bedrijf van Van Kuringe 2. Tijdens verhoren op 29 maart 2007 3 respectievelijk 11 april 2007 4 heeft de politie medewerkers van
1
Artikel 4:5, eerste lid, Wft. In artikel 4:15, tweede lid, sub a onder 1°, Wft wordt onder “integriteit” onder meer het volgende verstaan:“het tegengaan van het begaan van strafbare feiten en andere wetsovertredingen door de financiëledienstverlener of zijn werknemers die het vertrouwen in de financiëledienstverlener of in de financiële markten kunnen schaden.” 2
Datum Ons kenmerk Pagina
3 april 2009 [………….] 6 van 11
Van Kuringe op de hoogte gesteld van de omstandigheid dat Van Kuringe een aantal hypotheekaanvragen bij verstrekkers van hypothecaire leningen heeft ingediend die vermoedelijk voorzien waren van door een derde ([A]) valselijk opgemaakte bescheiden. Van Kuringe heeft de AFM dit incident nooit gemeld. De AFM is hiervan eerst op 1 augustus 2007 door het politiekorps Brabant-Noord op de hoogte gebracht. Bovendien kan worden afgeleid uit de reactie van [C] 5 op een informatieverzoek van de AFM dat hij (als beleidsbepaler van Van Kuringe) door [B] werd ingelicht omtrent de vermoedelijke fraude voordat de AFM kenbaar maakte dat zij een onderzoek was gestart. Ad (ii) [B] verdachte terzake van valsheid in geschrift Deze omstandigheid is naar het oordeel van de AFM aan te merken als een incident als bedoeld in artikel 29, derde lid, BGfo, nu hieruit de betrokkenheid van deze medewerker bij een strafbaar feit zou kunnen blijken, dat een ernstig gevaar vormt voor de integere uitoefening van het bedrijf van Van Kuringe 6. Van Kuringe heeft de AFM dit incident nooit gemeld. Bovendien blijkt een door de politie een opgemaakt proces verbaal dat [C] in ieder geval vanaf 15 november 2007 op de hoogte was van het feit dat [B] op 6 november 2007 als verdachte terzake van valsheid in geschrift is verhoord. Het feit dat door Van Kuringe maatregelen zijn genomen die erop gericht zijn de geconstateerde overtredingen en de handelswijze met betrekking tot het gebruik van vals opgemaakte facturen te voorkomen doet hieraan niet af. Ad (iii) [B] verhoord terzake van witwassen Deze omstandigheid is naar het oordeel van de AFM aan te merken als een incident als bedoeld in artikel 29, derde lid, BGfo, nu hieruit de betrokkenheid van deze medewerker bij een strafbaar feit zou kunnen blijken, dat een ernstig gevaar vormt voor de integere uitoefening van het bedrijf van Van Kuringe 7. [C] werd zelf ook op 25 januari 2008 verhoord terzake van hetzelfde feit. Van Kuringe heeft de AFM eerst bij brief van 11 februari 2008 op de hoogte gesteld van dit incident 8, derhalve niet ‘onverwijld’. Ad (iv) Cliënt van Van Kuringe verdacht van witwassen door transacties via Van Kuringe Deze omstandigheid is naar het oordeel van de AFM aan te merken als een incident als bedoeld in artikel 29, derde lid, BGfo, nu het verrichten van transacties door een derde via Van Kuringe met als doel witwassen een ernstig gevaar vormt voor integere uitoefening van het bedrijf van Van Kuringe 9. [C] werd van deze omstandigheid op de hoogte gebracht tijdens het politieverhoor van 25 januari 2007. Van Kuringe heeft de AFM eerst bij brief van 11
3
De datum waarop door de politie aan een medewerker van de bij Van Kuringe aangesloten onderneming te Oss ([I]) werd medegedeeld dat de hypotheekaanvraag van [J] was voorzien van valselijk opgemaakte bescheiden. 4 De datum waarop door de politie aan een medewerker van de bij Van Kuringe aangesloten onderneming te Oss ([B]) werd medegedeeld dat de hypotheekaanvraag van [K] was voorzien van valselijk opgemaakte bescheiden. 5 Brief Van Kuringe aan de AFM d.d. 11 februari 2007. 6 Zie noot 2. 7 Zie noot 2. 8 Reactie Van Kuringe d.d. 11 februari 2008 op een informatieverzoek van de AFM d.d. 29 januari 2008. 9 Zie noot 2.
Datum Ons kenmerk Pagina
3 april 2009 [………….] 7 van 11
februari 2008 op de hoogte gesteld van dit incident 10, derhalve niet ‘onverwijld’. De AFM benadrukt dat reeds het feit dat Van Kuringe betrokken is geraakt bij een fraudezaak met hypotheken en het witwassen van gelden voor de AFM van belang is in het kader van haar toezicht op de integere bedrijfsvoering van Van Kuringe, ongeacht of Van Kuringe terzake van deze misdrijven een strafbaar feit heeft begaan. Zo is het ook irrelevant of medewerkers van Van Kuringe als verdachte dan wel als getuige zijn gehoord. De feiten als zodanig kwalificeren reeds als meldingsplichtig. Ten aanzien van de zienwijze van Van Kuringe De AFM gaat in het navolgende in op de door Van Kuringe gegeven zienswijze voor zover deze niet reeds eerder aan de orde is gekomen. In haar zienswijze geeft Van Kuringe - samengevat weergegeven – het volgende aan. Naar het oordeel van Van Kuringe wordt zij onevenredig zwaar geschaad door de gevolgen van een eventueel besluit tot boeteoplegging en eventuele publicatie van de opgelegde boetes. Het doel dat de AFM wenst te bereiken kan naar het oordeel van Van Kuringe ook worden bereikt op een wijze waarbij de nadelige gevolgen voor Van Kuringe minder verstrekkend zijn, bijvoorbeeld door middel van een normoverdragend gesprek of een enkele boete op te leggen in plaats van de voorgenomen drie boetes. Van Kuringe is – zoals hiervoor reeds opgemerkt – direct nadat zij bekend is geworden met de onregelmatigheden overgegaan tot het nemen van maatregelen en het aanscherpen van procedures. Nu de AFM overgaat tot het opleggen van één boete, wordt het bezwaar van Van Kuringe geacht te zijn weggenomen. Voorts is de AFM van oordeel dat de ernst van de geconstateerde overtreding rechtvaardigt dat een boete wordt opgelegd ongeacht of Van Kuringe maatregelen heeft genomen. Anderszins is de AFM niet gebleken van andere omstandigheden die matiging van de boete rechtvaardigen.
4.
Besluit
Op grond van het vorenstaande heeft de AFM besloten om uit hoofde van artikel 1:80 Wft juncto het Besluit boetes Wft aan Van Kuringe een boete van € 24.000,- op te leggen wegens het overtreden van artikel 29, derde lid, BGfo. Het bedrag van de bestuurlijke boete wordt vastgesteld met inachtneming van artikel 1:81 Wft juncto artikelen 2 en 3 van het Besluit boetes Wft. In artikel 3 van het Besluit boetes Wft is bepaald dat het bedrag van de boete voor overtreding van artikel 29, derde lid, Wft € 24.000,- (boetecategorie 4) bedraagt. In artikel 6 van het Besluit boetes Wft is bepaald dat de hoogte van de boete mede afhankelijk is van de draagkracht van degene aan wie de boete wordt opgelegd. Krachtens artikel 6, tweede lid, Besluit boetes Wft wordt de hoogte van de boete vastgesteld door het boetebedrag, zoals bepaald op grond van artikel 3 Besluit boetes Wft, te vermenigvuldigen met de op grond van artikel 7 toepasselijke draagkrachtfactor (factor 1-5). In dit kader heeft Van Kuringe aangegeven dat bij Van Kuringe niet meer dan 15 werknemers werkzaam zijn, gemeten naar voltijdsequivalent, dat zich rechtstreeks bezighoudt met financiële dienstverlening (factor 1). Zoals weergegeven in paragraaf 3 heeft de AFM besloten om de boete niet te matigen. Dit houdt in dat het bedrag van de boete van € 24.000,- wordt vermenigvuldigd met factor 1. Aan Van Kuringe wordt derhalve een boete opgelegd van € 24.000,-.
10
Verwezen zij naar de verklaring van [C] in zijn reactie d.d. 11 februari 2008 op een informatieverzoek van de AFM d.d. 29 januari 2008.
Datum Ons kenmerk Pagina
3 april 2009 [………….] 8 van 11
Het bedrag van de boete van € 24.000,- dient, onder vermelding van 'boete inzake Van Kuringe, dossier 413, factuurnummer 44200073', te worden betaald aan de AFM door overschrijving op bankrekeningnummer […………] bij de ABN AMRO Bank N.V. te Amsterdam. Op grond van artikel 1:85, eerste lid, Wft dient de boete te worden betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van deze beschikking. Artikel 1:85, tweede lid, Wft kent opschortende werking toe aan een daartegen ingesteld (bezwaar en) beroep. Beslissing tot publicatie van de boete wegens overtreding van artikel 29, derde lid, BGfo Artikel 1:98 Wft verplicht de AFM ertoe om een besluit tot het opleggen van een boete te openbaren nadat deze in rechte onaantastbaar is geworden. Daarenboven verplicht artikel 1:97, eerste lid, Wft om dit besluit tot oplegging van een boete ook openbaar te maken nadat dit aan de betrokken persoon is toegezonden. Op grond van het bepaalde in artikel 1:97, tweede lid, Wft geschiedt openbaarmaking van het besluit niet eerder dan nadat vijf werkdagen zijn verstreken na de dag waarop het besluit aan de betrokken persoon bekend is gemaakt. Met de verplichting tot openbaarmaking van bestuurlijke boetes door de AFM beoogt de wetgever de deelnemers op de financiële markten te waarschuwen in het belang van de ordelijke en transparante financiëlemarktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en de zorgvuldige behandeling van cliënten (Vergelijk Parlementaire Geschiedenis 29708, nr. 19, p. 301-303, p. 420-421, nr. 20, p. 30 en nr. 39, p. 8-10). Dit is in lijn met de doelen die de inmiddels vervallen sectorale toezichtwetten beoogden te dienen. De AFM kan slechts van openbaarmaking afzien indien op grond van artikel 1:98, respectievelijk 1:97, vierde lid, Wft, openbaarmaking van het besluit in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het door de AFM uit te oefenen toezicht op de naleving van deze wet. Van dat laatste is naar het oordeel van AFM geen sprake, zodat niet van openbaarmaking kan worden afgezien. Het belang van Van Kuringe kan in dit verband niet tot een andere uitkomst leiden. Immers, dat belang heeft niet betrekking op de vraag of openbaarmaking van het besluit in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het door de AFM uit te oefenen toezicht op de naleving van deze wet. De tekst van het besluit - geschoond van vertrouwelijke, concurrentie- en privacygevoelige informatie - zoals die op de website van de AFM zal worden gepubliceerd, treft u aan in een bijlage bij dit besluit. De openbaarmaking van de boete zal plaatsvinden door publicatie van het onderhavige besluit op de website van de AFM en door middel van een persbericht en/of advertentie. De basis van de tekst die in het te publiceren persbericht en/of advertentie zal worden opgenomen, is de volgende: “AFM legt bestuurlijke boete op aan Van Kuringe Holding B.V. De Autoriteit Financiële Markten (“AFM”) heeft op 3 april 2009 een bestuurlijke boete van € 24.000,- opgelegd aan Van Kuringe Holding B.V. (”Van Kuringe”) voor het niet onverwijld aan de AFM melden van incidenten. Incidenten zijn gedragingen of gebeurtenissen die een ernstig gevaar vormen voor de integere uitoefening van het bedrijf van Van Kuringe. Op grond van artikel 29, derde lid, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen dient de AFM onverwijld door de financiëledienstverlener op de hoogte te worden gesteld indien zich in het bedrijf incidenten voordoen omdat zij naar hun aard een bedreiging vormen voor de integriteit van de financiële markten. Van Kuringe heeft verzuimd te melden dat zij heeft samengewerkt met een persoon die werd verdacht van fraude met bij Van Kuringe aangevraagde hypotheken. Ook heeft van Kuringe verzuimd te melden dat één van haar
Datum Ons kenmerk Pagina
3 april 2009 [………….] 9 van 11
medewerkers door de politie is verhoord met betrekking tot het opmaken van valse facturen (als verdachte) en witwassen. Als laatste heeft Van Kuringe niet gemeld dat één van haar cliënten van witwassen wordt verdacht in verband met het verrichten van transacties via Van Kuringe. De bedoelde incidenten hebben plaatsgevonden gedurende de periode van 29 maart 2007 tot en met 25 januari 2008. Overigens is het de AFM niet gebleken dat Van Kuringe zich zelf schuldig heeft gemaakt aan witwassen en fraude met hypotheken. Het volledige besluit is te vinden op www.afm.nl. Bij vragen of klachten kunt u contact opnemen met het Meldpunt Financiële Markten van de AFM: 0900-5400 540 (0,05 euro per minuut). De AFM bevordert eerlijke en transparante financiële markten. Wij zijn de onafhankelijke gedragstoezichthouder op de markten van sparen, lenen, beleggen en verzekeren. De AFM bevordert zorgvuldige financiële dienstverlening aan consumenten en ziet toe op een eerlijke en efficiënte werking van kapitaalmarkten. Ons streven is het vertrouwen van consumenten en bedrijven in de financiële markten te versterken, ook internationaal. Op deze manier draagt de AFM bij aan de welvaart en de economische reputatie van Nederland.”
Indien u een verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht heeft gedaan verzoeken wij u dit aan de AFM per e-mail ([………………….]) door te geven. Bij gebreke daarvan zal de AFM de boete openbaarmaken op de wijze als bovengenoemd. Tevens vraagt de AFM u het verzoek om de voorlopige voorziening per fax aan de AFM toe te sturen (faxnummer [………..]).
5.
Rechtsgangverwijzing
Ten aanzien van het boetebesluit ledere belanghebbende kan tegen deze beschikking bezwaar aantekenen door binnen zes weken na bekendmaking daarvan een bezwaarschrift in te dienen bij de AFM, t.a.v. Juridische Zaken, Postbus 11723,1001 GS, Amsterdam. Ten aanzien van de publicatie van het boetebesluit Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 Awb, wordt op grond van het bepaalde in artikel l: 97, derde lid, Wft de openbaarmaking van het besluit opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
Hoogachtend, Autoriteit Financiële Markten
Was getekend Bijlagen: 1. wettelijk kader; 2. openbare versie boetebesluit.
Was getekend
Datum Ons kenmerk Pagina
3 april 2009 [………….] 10 van 11
Bijlage Wettelijk kader Wft In artikel 1:80 Wft is bepaald, voor zover relevant: 1. De toezichthouder kan een bestuurlijke boete opleggen terzake van overtreding van voorschriften, gesteld ingevolge de in de bijlage bij dit artikel genoemde artikelen [...] In artikel 1:81 Wft is bepaald: 1. Het bedrag van de bestuurlijke boete wordt bepaald bij algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste € 900.000 bedraagt. 2. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen bestuurlijke boete. 3. De toezichthouder kan het bedrag van de bestuurlijke boete lager stellen dan in de algemene maatregel van bestuur is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval onevenredig hoog is. In artikel 1:97 Wft is bepaald, voor zover relevant: 1. De toezichthouder maakt een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete ingevolge deze wet na bekendmaking openbaar, indien de bestuurlijke boete is opgelegd terzake overtreding van: [...]; b. een overige bepaling die in de algemene maatregel van bestuur op basis van artikel 1:81, eerste lid, beboetbaar is gesteld met tariefnummer 4 of 5 […] […] 2. De openbaarmaking van het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete geschiedt niet eerder dan nadat vijf werkdagen zijn verstreken na de dag waarop het besluit aan de betrokken persoon bekend is gemaakt. 3. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de openbaarmaking van het besluit opgeschort totdat er een uitspraak is van de voorzieningenrechter. 4. Indien de openbaarmaking van het besluit in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het door de toezichthouder uit te oefenen toezicht op de naleving van deze wet blijft deze achterwege. In artikel 1:98 Wft is bepaald: Onverminderd artikel 1:97 maakt de toezichthouder een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete ingevolge deze wet openbaar, nadat het rechtens onaantastbaar is geworden, tenzij de openbaarmaking van het besluit in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het door de toezichthouder uit te oefenen toezicht op de naleving van deze wet.
Besluit boetes Wft In artikel 2 Besluit boetes Wft is bepaald, voor zover relevant: Voor de tariefnummers, behorend bij de in artikel 3, 4 en 5 genoemde overtredingen, zijn de boetebedragen als volgt samengesteld: Tariefnummer […] Boete 4 €24.000 In artikel 3 Besluit boetes Wft is bepaald, voor zover relevant: Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft
Tariefnummer
3 april 2009 [………….] 11 van 11
Datum Ons kenmerk Pagina
[…]
[…]
29, derde lid
4
In artikel 6 Besluit boetes Wft is bepaald: 1. Indien een boete wordt opgelegd aan een persoon die behoort tot een van de hierna genoemde categorieën, is de hoogte van de boete mede afhankelijk van diens draagkracht: a. financiële ondememingen; […] 2. De draagkracht komt in de hoogte van de boete tot uiting door het boetebedrag, zoals bepaald op grond van artikel 3, 4 en 5, te vermenigvuldigen met de op grond van artikel 7 toepasselijke draagkrachtfactor. […] In artikel 7 Besluit boetes Wft is bepaald, voor zover relevant: De in artikel 6, tweede lid, bedoelde draagkrachtfactoren zijn: a. draagkrachtfactor één:
[…] 5°. financiëledienstverleners, niet zijnde financiële ondememingen als bedoeld onder 1 ° tot en met 4°, waarvan het aantal werknemers, gemeten naar voltijdsequivalent, dat zich rechtstreeks bezighoudt met financiële dienstverlening minder dan 15 bedraagt; […] BGfo Artikel 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: […] o. incident: gedraging of gebeurtenis die een ernstig gevaar vormt voor de integere uitoefening van het bedrijf van een financiële onderneming; […] Artikel 29 1. Een financiëledienstverlener als bedoeld in artikel 4:15, eerste lid, van de wet stelt procedures en maatregelen vast met betrekking tot de omgang met en vastlegging van incidenten. 2. De financiëledienstverlener neemt naar aanleiding van een incident passende maatregelen. Deze maatregelen zijn gericht op het beheersen van de opgetreden risico’s en het voorkomen van herhaling. 3. De financiëledienstverlener informeert de Autoriteit Financiële Markten onverwijld omtrent incidenten.