15-03-2015 16.30 Zoetermeer NCGK (Kompas) Votum / zegengroet Openingslied
Gez. 171 : 1
Gebed om opening Gods Woord 1e schriftlezing
Exodus 33 : 12 - 23
Lied na de schriftlezing 1
Gezang 171 : 2
2e schriftlezing
Exodus 34 : 1 - 9
Kindermoment
"Geen beeld, wel geluid!"
Lied na de schriftlezing 2
Gezang 171 : 3
Tekst
NCC 9
Preek Amenlied na de Preek
Gezang 165
Gebed over Preek en Voorbeden Geloofsbelijdenis
HC zondag 47
Gezongen belijdenis
GKB 179a (wisselzang)
Collecten Slotzang
Psalm 68 : 8
Zegen
Intro: Geen beeld, wel geluid We pakken vanmiddag de draad van de NCC weer op. In vraag 8 werd de complete wet van God, in de vorm van de tien geboden, samengevat. Toen heb ik over alle geboden al kort iets gezegd. Vanmiddag behandelen we vraag 9 waarin de eerste drie geboden worden uitgewerkt. Ook vanmiddag wil ik NCC en HC even met elkaar vergelijken. In de HC kennen we een uitvoerige behandeling van de wet. Eén zondag, met soms meerdere vragen, per gebod. En sommige geboden worden verrassend mooi uitgewerkt. Maar bij andere geboden is de HC sterk gedateerd. Dan doen de voorbeelden wat ouderwets aan, en gaat het over theologische vragen die toen heel actueel waren, maar nu veel minder. En soms leidt de uitleg die de Catechismus geeft tot grote misverstanden. Dat is aan de hand bij de uitleg van het derde gebod. Het derde gebod luidt: Misbruik de naam van de Heer niet, want de Heer zal niet onschuldig houden wie zijn naam misbruikt. Misbruik, vroeger heette dat met een moeilijk woord "ijdel gebruik". Die moeilijke woorden werden in de catechismus uitgelegd. En wat bleef er van die uitleg ongeveer hangen, bij mij en bij veel anderen? "Je mag niet vloeken, want God vergeeft dat niet." Dat was al heel spannend. Maar, met de nodige zelfdiscipline, kwam je toch een heel eind. Zeker als je hier en daar een klinker veranderde. Dan vloekte je niet echt, en dat kon je jezelf in elk geval nog wel vergeven. Maar er zat nog een adder onder het gras. De catechismus zei ook ook dat je er iets van moet zeggen als iemand anders vloekte. We vroegen ons niet eens af waar dat stond in 1/6
de Bijbel, we maakten ons vooral druk over de vraag of we dat wel durfden, en hoe je dat moest doen. En of dat eigenlijk wel wat zou helpen. Daar werden heel wat gesprekken aan gewijd, en we liepen er in vast. Ik denk dat het een goede greep is van de NCC om de eerste drie geboden bij elkaar te nemen, want ze hangen heel sterk samen. God openbaart zich aan ons als onze bevrijder, Hem alleen komt die eer toe. Geen andere goden. Zijn grote en bevrijdende macht gaan ons voorstellingsvermogen te boven. En daarom kunnen en mogen we hem niet met aardse middelen afbeelden. Dan maken we hem te klein en te draagbaar. We hebben geen beeld van God, maar wel zijn geluid. We kunnen hem niet zien, maar we kunnen hem wel horen. Hij maakt zijn naam hoorbaar en nodigt ons uit om zijn naam op de goede manier te gebruiken en op onze beurt groot te maken. Gods naam .. Het Bijbelgedeelte de we vanmiddag gelezen hebben, maakt ons duidelijk dat de eerste drie geboden inderdaad naadloos op elkaar aansluiten en zelfs in elkaar overlopen. God is namelijk niet alleen de Almachtige, de Schepper en de Eeuwige. Hij heeft zich ook aan de mensen voorgesteld. Noem mij maar Jahwe: "Ik ben" Die naam kende het volk al sinds de bevrijding uit Egypte. En dat was uniek en nog nooit vertoond. De andere volken hadden stomme afgoden. Daar moesten ze zelf namen voor verzinnen. Maar Israel had een sprekende God, die ze bij naam kenden. Dat was heel vertrouwd. In geschiedenis waarover we vanmiddag hebben gelezen, stelt God zich voor de tweede keer voor. Hij roept zijn eigen naam. In welke situatie is het volk op het moment dat dit gebeurt? Het volk is gelegerd onder aan de berg Sinaï. Een dikke maand geleden heeft het volk sidderend voor die berg gestaan, en daar de enorme uitbarsting van vuur en bliksem gezien. En vanuit dat vuur had God gesproken: de tien woorden van het verbond. En daarna waren Mozes en nog zeventig oudsten de berg opgegaan, en ze hadden een glimp van God opgevangen. Ze hadden zijn schitterende troon gezien, die gemaakt was van kostbare edelstenen. En daarna hadden ze een maaltijd gegeten samen met God. God had met zijn volk een verbond gesloten. Na de verbondssluiting was Mozes opnieuw de berg opgegaan, om nog meer instructies te krijgen. Onder meer over de bouw van een heiligdom, en over de eredienst. En daar nam God ruim de tijd voor. Mozes bleef maar liefst 40 dagen weg en het volk verloor in die veertig dagen alle moed. Ze dachten dat Mozes was omgekomen en dat ze nu voor zichzelf moesten zorgen. En daarom makten ze een gouden beeld, van een stierkalf. Dat was een klap in het gezicht van levende God, en Jahwe dreigt het volk nu te vernietigen. Maar Mozes komt op voor het volk, en dan laat God zich verbidden. Hij zegt: Mozes, ga maar gerust, ik stuur wel een Engel met je mee. Nee, zegt Mozes, ik wil dat u zelf meegaat. En God verzekert Mozes, dat Hij inderdaad zelf zal meegaan. En daarvan wil Mozes graag een soort bewijs. En dan vraagt hij of hij Gods majesteit mag zien. Hij wilde God zien in de volheid van zijn macht. 2/6
Nee, zegt God, dat overleef je niet. Je mag me alleen in het voorbijgaan zien. Maar ik heb wel een ander bewijs voor je. Ik ga vlak bij je staan en dan roep ik mijn naam. Laten we ook nu nog beseffen wat dat wil zeggen. God noemt zijn naam als het bewijs dat hij echt met je mee wil gaan. Dichterbij kan God niet komen. En doordat je Gods naam kent, kom jij heel dicht bij God. Hij gaat met jou een relatie aan, Hij sluit een soort huwelijk met je. En Gods naam, die Hij zelf heeft geroepen, is daar helemaal vol van. Allemaal eigenschappen die thuishoren in een liefdesrelatie. Ik ben liefdevol, genadig, geduldig en trouw. Dat is Gods naam, zo stelt Hij zich voor aan ons, met wie hij op reis gaat. Ik vergeef misdaad en zonde zegt God. Dat hoort helemaal bij me. Ik ga een relatie aan met jullie. Een huwelijk, met jullie en alle volgende generaties. Maar, in dat huwelijk is geen plaats voor een ander. Als je daaraan begint, laat ik het niet ongestraft. Daar kun je ook op rekenen. En je sleept de volgende generaties mee in je val. Dat is de diepe ernst van Gods naam. God stelt zich aan je voor. Je weet wat je kunt verwachten, want Hij is betrouwbaar. Ga je op zijn voorstel in? Verbind jij je leven aan de de naam van God? gebruik ik .. God heeft een naam en die kunnen we gebruiken. We kennen Gods naam niet alleen, we maken er ook gebruik van. Mozes valt op zijn knieën zodra hij deze naam hoort en gebruikt Gods naam precies waarvoor hij bedoeld is. Als dat werkelijk uw naam is Heer, schenk ons dan vergeving, en maak ons tot uw eigen bezit. Mozes gebruikt Gods naam om hem te houden aan zijn beloften. Hij doet een appél op Gods naam en op Gods wezenlijke eigenschappen En hoe kun je Gods naam nog meer gebruiken? Daarvan geeft de Bijbel wel de nodige voorbeelden. Mensen kunnen Gods naam gebruiken om hun eigen woorden kracht bij te zetten. Een van de uitdrukkingen die je veel tegenkomt is dat iemand zegt: "Zo waar de Here leeft" .... en dan komt zijn eigen bewering. Net zo zeker als het is dat de Heer leeft, zo zeker kun je er van zijn dat ik ... Nou, dat maakt wel indruk. Dat zeg je niet zo maar. Dan ben je heel stellig in wat je van plan bent te doen, of niet te doen. Een andere vorm die we in de Bijbel tegenkomen is deze: Zo mag de heer met mij doen, ja nog erger. Voor het goede begrip kun je er dan een gebaar bij denken. De spreker maakt een snijdend gebaar over zijn keel en zegt: Zo mag de Heer met mij doen., als ik niet .... Je roept Gods oordeel over je af, voor het geval je je woorden niet waar maakt. Ook dat moet je niet zomaar doen natuurlijk. Dan moet je heel zeker zijn van je zaak Maar in beide gevallen is de bedoeling duidelijk. Je beseft dat je eigen woorden misschien niet overtuigend zijn, maar je gebruikt Gods naam om ze sterker en geloofwaardiger te maken. 3/6
Een heel mooi voorbeeld is natuurlijk de Nederlandse ambtseed. "Zo waarlijk helpe mij God Almachtig." Je erkent je eigen zwakheid, en roept de hulp in van God, die sterker is dan jij. Zo kun je godvrezend zweren, Er wordt ook gevloekt in de Bijbel. Dat gebeurt op een manier die wij nauwelijks meer kennen. Men zegt bijvoorbeeld. Moge de Heer je straffen voor wat je gedaan hebt. Ook hier schiet je eigen kracht te kort. Je ziet onrecht waartegen je niet bent opgewassen en bidt dat de Heer dit niet ongestraft laat. En zo gebruiken mensen Gods naam. En dat mag. God gebruikt zijn eigen naam om ons te overtuigen en wij mogen zijn naam gebruiken om elkaar te overtuigen. niet onzorgvuldig Maar God waarschuwt ons wel heel nadrukkelijk: doe dit zorgvuldig We mogen Gods Heilige naam niet onzorgvuldig gebruiken. Dat doe je bijvoorbeeld wanneer je Gods naam puur gebruikt als een krachtterm. Zo hoor je mensen wel eens beweren dat ze het allemachtig druk hebben. Is dat nodig? Geloven de anderen het niet als je gewoon zegt dat je het bijzonder druk hebt. Waarom moet een van de eigenschappen van God er aan te pas komen? Jezus leert ons: laat jou ja ja zijn en je nee neen. Zorg maar dat je zelf betrouwbaar bent, dan hoeft er ook niemand aan je woorden te twijfelen. En we kunnen er ook aan gewend raken dat Jezus naam wordt genoemd als wel heel erg verbaast zijn. Of heel erg verbijsterd. Je hoort van een aanslag met tientallen doden of je ziet de beelden op TV en mompelt: Jezus Christus. Is dat een oprecht gebed? Roep je zijn hulp in? Of roep je hem ter verantwoording? God wil dat we daarin zorgvuldig zijn. Zijn heilige naam moet voor ons geen stopwoord worden, dat alle betekenis verliest. Een van de bekendste Nederlandse vloeken is trouwens een zelfvervloeking. In de bijbel was dat nog een eed. De Heer mag mij in het verderf storten als ik niet ....en dan kwam de eigenlijke tekst pas. In ons spraakgebruik laten we dat laatste meestal weg, en dan hangt zo'n zelfvervloeking per definitie in de lucht. God krijgt van jou kennelijk de vrijheid om je te verdoemen, zonder dat je aangeeft wat jij dan eerst moet hebben gedaan of nagelaten. Dan denk je wel heel erg licht over Gods macht en Gods oordeel. Dat kan komen omdat je geen flauw benul hebt van de ernst van de situatie. Je bent er mee opgegroeid, je weet dat het niet netjes is, dat dan nog wel, maar als je goed kwaad bent dan vervloek je jezelf toch. Hoe erg is dat? Heel erg. Daarom staat er in het derde gebod bij dat "De Heer niet onschuldig houdt wie zijn naam ijdel gebruikt". Het feit dat jij niet wist wat je zei, is geen excuus. Dat geldt ook voor andere situaties waarin je je eigen woorden kracht hebt verleend met Gods naam. Als je een halve waarheid, die de ander inderdaad wat ongeloofwaardig voorkwam, aanzet met termen als: allemachtig, ik zweer het je ...
4/6
Dan maak je misbruik van Gods naam, en dan heb je een fors probleem met God. Zijn naam is Waarachtig, lazen we net. Hoe haal je het dan in je hoofd om daarmee onwaarachtige verhalen te verkopen. Maar God is ook een God van vergeving. Laten we dat nooit vergeten als we zijn naam hebben misbruikt en gelasterd. Dit zijn zonden en God wil die zonden vergeven. Je bent niet onschuldig wanneer je gedachteloos vloekt, maar God wil je schuld wel vergeven. Hij is degene die schuld, misdaad en zonde vergeeft. Neem ook dat deel van zijn naam serieus, en vlucht naar deze God, ook met al je zonden tegen het derde gebod. Dat is beter dan het aanleggen van een ingewikkelde lijst met "net-niet" vloeken, die je jezelf vergeeft, en waar je met God nooit over praat. maar goed. God wil de we zijn naam niet onzorgvuldig gebruiken, maar goed. Dat we Gods naam gebruiken, zoals Hij het bedoeld heeft. In de NCC, worden we, net als in de HC, aangespoord om de naam van God alleen met ontzag en eerbied te gebruiken, zodat Hij door ons naar waarheid beleden en aangeroepen wordt en in al onze woorden en werken geprezen wordt. Naar waarheid beleden. We hebben een genadig God, die graag vergeeft, en toch de zonde niet ongestraft laat. Dat mag ons allereerst uitnodigen om inderdaad met onze zonden voor de dag te komen. Zoals Mozes onmiddellijk na het horen van deze naam de zonden van het volk bij de HEER neerlegt, en bidt om vergeving. En dat bidt hij, met het bouwplan van de tabernakel in zijn binnenzak. Er is vergeving, maar ook vergelding. Straf die niet door de zondaar gedragen kan worden. Nog jarenlang zouden er zondebokken worden geslacht en overladen met zonden naar de woestijn worden gestuurd. Totdat Jezus Christus zichzelf offerde en daarmee voorgoed een einde maakte aan de offerdienst. God zelf droeg de straf en maakte de relatie weer mogelijk. Laten we dat, naar waarheid belijden en elkaar voorhouden Alleen als we daarin onze zekerheid en onze vreugde vinden hebben we ook een aansprekend verhaal voor de vloekende mensen in onze omgeving. Waarom zou je zo achteloos spreken over God, terwijl Hij zoveel moois te bieden heeft. Ook voor jou. En laten we blijmoedig over God spreken in onze gezinnen. Als we alleen wakker schrikken wanneer onze kinderen vloeken, zijn we veel te laat. Het is onze opdracht om aan volgende generaties van jongs af aan te leren wie God is. De genadige en liefdevolle God, die hemel en aarde gemaakt heeft. Amen Verwerkingsvragen: Ik schets in het beging van de preek een beeld van hoe het derde gebod "gij zult niet vloeken" indertijd bij mijzelf bleef hangen.
Is dat beeld herkenbaar? Inventariseer dat eens in de huiskring? 5/6
Een van de vormen van misbruik is, dat je Gods naam of zijn eigenschappen (wis en waarachtig!) gebruikt om je eigen woorden kracht bij te zetten. Heb je dat nodig? Op welke momenten? Of wordt je geloofd omdat jou ja altijd ja is en jouw nee altijd nee? Hoe zou je in jou leven Gods naam goed te gebruiken? Hoe kun je op de goede manier over God te spreken, b.v. op de kring?
6/6