Instituut voor de nationale rekeningen
Analyse van de prijzen: derde kwartaalverslag 2009 van het Instituut voor de nationale rekeningen
Vooruitgangstraat 50 B-1210 Brussel Ondernemingsnummer: 0314.595.348 http://economie.fgov.be
Instituut voor de nationale rekeningen
ANALYSE VAN DE PRIJZEN: EERSTE KWARTAALVERSLAG 2009 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN
ANALYSE VAN DE PRIJZEN: DERDE KWARTAALVERSLAG 2009 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN
VOORWOORD
Hierna vindt u het derde kwartaalverslag van het Instituut voor de Nationale Rekeningen over de analyse van de prijzen. Het werd opgesteld door de FOD Economie en op 26 oktober 2009 door de Raad van Bestuur goedgekeurd. In zijn vergadering van 28 oktober 2009 heeft ook het Wetenschappelijk Comité voor de prijsobservatie en -analyse de resultaten van de analyse onderschreven. Er zij aan herinnerd dat de kwartaalverslagen in de eerste plaats een algemeen overzicht willen bieden van de voornaamste, recente ontwikkelingen in de consumptieprijzen. De meer diepgaande studies over specifieke prijzen en kosten, zoals bijvoorbeeld over de prijzen van rund- en varkensvlees, worden afzonderlijk gepubliceerd.
Lambert VERJUS Voorzitter van de Raad van Bestuur van het Instituut voor de Nationale Rekeningen Brussel, oktober 2009
2
INHOUDSTAFEL
VOORWOORD ........................................................................................................................................... 2 INHOUDSTAFEL ........................................................................................................................................ 3 SAMENVATTING ....................................................................................................................................... 4 INLEIDING.................................................................................................................................................... 5 I. BELGISCHE INFLATIE TIJDENS HET DERDE KWARTAAL 2009......................................... 6 1. Algemeen 2. Energie.............................................................................................................................................. 9 3. Niet-bewerkte levensmiddelen....................................................................................................... 12 4. Bewerkte levensmiddelen .............................................................................................................. 13 5. Diensten.......................................................................................................................................... 18 6. Niet-energetische industriële goederen......................................................................................... 20
II. VERGELIJKING VAN DE INFLATIE IN BELGIË EN IN DE BUURLANDEN ........................ 21 1. Inflatie tijdens het derde kwartaal 2009 2. Recente evolutie van de inflatieverschillen met de buurlanden.................................................... 23
LIJST VAN AFKORTINGEN .................................................................................................................. 25 BIJLAGE 1A ............................................................................................................................................. 26 BIJLAGE 1B ............................................................................................................................................. 28 BIJLAGE 2................................................................................................................................................. 29
3
SAMENVATTING 1. In het derde kwartaal 2009 was de Belgische inflatie gemiddeld negatief ten belope van -1,2%. Het zijn de prijzen voor energiedragers en voor niet-bewerkte levensmiddelen die de negatieve inflatie in de hand hebben gewerkt. Maar ook de onderliggende inflatie vertraagde en kwam, met 1,9%, voor het eerst in twee jaar op minder dan 2% uit. 2. De consument betaalde voor zijn energieverbruik gemiddeld 20% minder dan in het derde kwartaal 2008. In het geval van motorbrandstoffen en huisbrandolie zijn de prijzen, in navolging van wat er met de internationale noteringen voor ruwe aardolie gebeurt, nochtans al enkele maanden opnieuw gaan stijgen. Dat zal in de nabije toekomst allicht eveneens het geval zijn voor de gas- en elektriciteitsprijzen, die met meer vertraging reageren op de prijsevoluties voor aardolie en waarvoor de distributietarieven gemiddeld verder zullen stijgen. 3. De meeste bewerkte voedingsmiddelen werden tussen het tweede en het derde kwartaal 2009 goedkoper, onder meer als gevolg van de forse daling van de internationale prijzen voor voedingsgrondstoffen in de tweede helft van vorig jaar. Toch lijken de prijsdalingen voor de consument eerder bescheiden. Bovendien gingen de consumptieprijzen voor volle en halfvolle melk vanaf juli fors de hoogte in. Op 30 juni 2009 werd een akkoord afgesloten tussen de Boerenbond, het ABS en de leden van Fedis, waarbij bepaald werd dat deze laatste tijdelijk (van 1 juli 2009 tot 31 december 2009) voor elke liter aangekochte consumptiemelk 14 eurocent ter beschikking zouden stellen van de Belgische melkveehouders. Uit het verloop van de consumptieprijzen blijkt dat deze kostprijsverhoging integraal is doorgerekend aan de consument. 4. De diensteninflatie verminderde van 3,1% in het tweede tot 2,5% in het derde kwartaal 2009 en ook het prijsstijgingstempo van de prijzen voor niet-energetische industriële goederen vertraagde enigszins (1,5% in het derde kwartaal, tegenover 1,7% in het tweede kwartaal). 5. In de drie buurlanden (Duitsland, Frankrijk en Nederland) kwam de inflatie in het derde kwartaal uit op gemiddeld -0,4%, een minder grote daling dan in België. Het beeld is verschillend als de onderliggende inflatie wordt vergeleken, die in ons land nog steeds 0,6 procentpunt hoger lag dan gemiddeld in de buurlanden (1,9% tegen 1,3%). Het écart is wel kleiner geworden en zowel voor de bewerkte levensmiddelen, de diensten als de niet-energetische industriële goederen zijn de jaar-op-jaar prijsstijgingstempo’s in het derde kwartaal dichter in de buurt komen te liggen van die in de buurlanden.
4
ANALYSE VAN DE PRIJZEN: DERDE KWARTAALVERSLAG 2009 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN
INLEIDING Zoals de wet van 8 maart 2009 tot wijziging van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen voorziet, heeft de FOD Economie, voor rekening van het INR, dit nieuwe kwartaalverslag over de prijzen opgesteld. Het verslag is op 26 oktober 2009 goedgekeurd door de Raad van Bestuur van het INR en op 28 oktober 2009 door het Wetenschappelijk Comité voor de prijsobservatie en –analyse. De samenstelling van dat Comité is recent licht gewijzigd. Bij Koninklijk Besluit van 2 oktober 2009 werd eervol ontslag verleend aan Mevrouw Muriel Dejemeppe, professor bij de Université Catholique de Louvain, en werd de heer Jean Hindriks, professor bij dezelfde universiteit, benoemd als lid van het Comité. Hij zal het mandaat van Mevrouw Dejemeppe beëindigen. Het derde kwartaalverslag over de prijzen is opgebouwd volgens het traditionele schema. In een eerste deel wordt de Belgische inflatie (gemeten aan de hand van de geharmoniseerde consumptieprijsindex) tijdens het derde kwartaal geanalyseerd. Daarbij worden eerst de algemene tendenzen besproken en nadien wordt meer in detail ingegaan op het verloop van de prijzen binnen elk van de vijf grote groepen van goederen en diensten die samen de geharmoniseerde consumptieprijsindex uitmaken (energiedragers, niet-bewerkte levensmiddelen, bewerkte levensmiddelen, diensten en niet-energetische industriële goederen). Voor de volledigheid gaat in bijlage een overzicht van de goederen en diensten (op het meest gedesagregeerde niveau) waarvan de prijzen het sterkst stegen en het meest daalden (bijlage 1A) of die de grootste impact op de inflatie hadden (bijlage 1B). Het tweede deel is gewijd aan een vergelijking van de prijsontwikkelingen in België en in de buurlanden. Eerst spitst de vergelijking zich toe op de prijsevoluties tijdens het derde kwartaal 2009, daarna op de recente ontwikkelingen van de inflatieverschillen met het buitenland.
5
I. BELGISCHE INFLATIE TIJDENS HET DERDE KWARTAAL 20091 2 1. ALGEMEEN Met uitzondering van januari en juli, de halfjaarlijks weerkerende koopjesperiodes waarin vooral de prijzen voor kleding en schoeisel tijdelijk verminderen, is de geharmoniseerde consumptieprijsindex sinds november 2008 vrijwel onveranderd gebleven. In september 2009 bedroeg de waarde van het indexcijfer (uitgedrukt in basisjaar 2005 = 100) 109,0 tegen 109,3 in november 2008. Met andere woorden, het gemiddelde consumptieprijspeil van alle goederen en diensten samen lag in september 2009 op ongeveer hetzelfde niveau als in november 2008. Grafiek 1: Recente evolutie van de HICP en van de onderliggende inflatie Inflatie (in %)
Indexcijfers (2005 = 100) 112
112
7
7
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0
-1
-1
110
110
108
108
106
106
104
104
102
102
100
100 2007
2008
HICP
2009
-2 07 20
-2 08 20
09 20
Onderliggende inflatie
Bron: EC De inflatie, die de consumptieprijzen vergelijkt ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, bleef in het derde kwartaal 2009 voortdurend negatief. Nadat in mei en juni reeds negatieve cijfers van respectievelijk -0,2% en -1% werden genoteerd, beliep de inflatie in juli -1,7%. Ook in augustus (-0,7%) en september (-1,0%) lagen de consumptieprijzen gemiddeld lager dan een jaar ervoor. Terwijl ze in het tweede kwartaal 2009 gemiddeld -0,2% bedroeg, was de inflatie in het derde trimester gemiddeld negatief ten belope van -1,2%. De negatieve inflatie is grotendeels het gevolg van de zogenaamde basiseffecten3 die voortvloeien uit de aanzienlijke variatie van de wereldmarktnoteringen voor grondstoffen in de tweede helft van 2008. De prijzen in de vijf grote groepen van goederen en diensten die samen de geharmoniseerde consumptieprijsindex uitmaken, evolueerden als volgt: −
voor energiedragers betaalde de consument tijdens het derde kwartaal 2009 gemiddeld 20% minder dan tijdens de zomer van 2008. Aangezien het gewicht van de energiedragers in de HICP iets meer dan 10% bedraagt, leverde deze categorie een negatieve bijdrage tot de inflatie van 2,5 procentpunt;
−
de prijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen lagen in het derde kwartaal van dit jaar gemiddeld eveneens lager dan in de overeenstemmende periode van 2008. De prijsdaling bleef beperkt tot -2% en mede vanwege hun relatief gering aandeel in de index (een gewicht van 8,2%) beliep de impact op de inflatie slechts -0,2 procentpunt;
−
de prijsstijgingen voor bewerkte levensmiddelen, die medio 2008 nog een hoogtepunt hadden bereikt van om en nabij 8,5%, vertraagden verder en kwamen gemiddeld uit op 1,0%. Hun positieve bijdrage tot de inflatie bedroeg nog nauwelijks 0,1 procentpunt;
−
de diensteninflatie vertraagde van gemiddeld 3,1% in het tweede kwartaal tot 2,5% in het derde kwartaal en de positieve bijdrage tot de inflatie verminderde van 1,1 tot 0,9 procentpunt.
1
De gemiddelde inflatie voor een kwartaal wordt berekend als de procentuele variatie van het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het betrokken kwartaal t.o.v. het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar. 2
Omwille van de vergelijkbaarheid met de evoluties in andere Europese landen gebeurt de analyse op grond van de geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP). Waar nodig wordt voor de Belgische cijfers nog verder in detail getreden op basis van de gegevens afkomstig van de nationale consumptieprijsindex.
3
Basiseffecten worden beschouwd als het gedeelte van de verandering van het twaalfmaands inflatietempo in een bepaalde maand dat toe te schrijven is aan een afwijking van het maandelijkse mutatietempo in de basismaand (dat wil zeggen dezelfde maand in het voorgaande jaar), ten opzichte van zijn normale (historische) verloop, rekening houdend met seizoensschommelingen. (Definitie in het Maandbericht van maart 2009 van de Europese Centrale Bank). In bijlage 2 wordt dit concept geïllustreerd aan de hand van het verloop van de elektriciteitsprijzen.
6
−
voor niet-energetische industriële goederen lagen de consumptieprijzen tijdens het derde kwartaal 2009 gemiddeld 1,5% hoger dan een jaar ervoor, dat is een iets minder grote toename dan tijdens het voorgaande kwartaal (+1,7%). Maar sinds begin 2008 blijft de bijdrage van deze groep tot de inflatie nagenoeg stabiel. Voor het derde kwartaal van 2009 ging het om een positieve bijdrage van 0,4 procentpunt.
Tabel 1: Geharmoniseerde consumptieprijsindex voor België (Veranderingspercentages t.o.v. de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) Totaal
Energiedragers
2007 2008
1,8 4,5
0,2 19,8
Nietbewerkte levensa middelen 3,0 2,8
2008 I II III IV 2009 I II III
3,8 5,0 5,6 3,6 1,6 -0,2 -1,2
16,3 26,1 28,2 9,4 -5,8 -17,5 -20,0
1,6 3,3 3,9 2,3 4,0 0,7 -2,0
8,5 8,5 8,4 5,7 3,2 1,9 1,0
1,7 1,6 2,6 3,2 3,0 3,1 2,5
1,3 1,3 1,1 1,5 1,2 1,7 1,5
(2,5) (2,5) (2,9) (2,9) (2,3) (2,4) (1,9)
(3,3) (4,5) (5,1) (4,1) (2,6) (0,7) (-0,5)
2009 Juli Aug Sept
-1,7 -0,7 -1,0
-23,2 -16,8 -19,8
-2,5 -1,6 -1,9
1,2 1,0 0,9
2,6 2,2 2,7
1,2 1,7 1,6
(1,8) (1,8) (2,0)
(-0,7) (-0,2) (-0,6)
p.m. gewichten 2009 III (in%)
100
10,9
8,2
12,6
37,3
30,9
(80,9)
(92,5)
1,9 2,3
Nietenergetische industriële goederen 0,9 1,3
p.m. Onderliggende b inflatie (1,9) (2,7)
Bewerkte levensmiddelen
Diensten
4,7 7,8
p.m. Gezondc heidsindex (1,8) (4,2)
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI a
Fruit, groenten, vlees en vis. Gemeten aan de hand van de HICP, ongerekend de niet-bewerkte levensmiddelen en energiedragers. c Nationale consumptieprijsindex, ongerekend tabak, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel. b
Samengevat kan worden gesteld dat de prijsevoluties voor energiedragers en voor niet-bewerkte levensmiddelen de negatieve inflatie in de hand hebben gewerkt. Maar ook de onderliggende inflatie, waarin die twee categorieën niet in aanmerking worden genomen, vertraagde. Voor het eerst in twee jaar kwam ze, met 1,9%, op minder dan 2% uit. Grafiek 2: Bijdrage tot de inflatie (In procentpunten, kwartaalgemiddelden) 7
7
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0
-1
-1
-2
-2
-3
-3 T1 2007
T2 2007
Bewerkte levensmiddelen
T3 2007
T4 2007
T1 2008
Niet-bewerkte levensmiddelen
T2 2008 Energie
T3 2008 Diensten
T4 2008
T1 2009
T2 2009
Niet-energetische industriële goederen
T3-2009 HICP
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI De gezondheidsindex, waarin het prijsverloop van tabak, alcoholische dranken, benzine en diesel niet is opgenomen, en die de basis vormt voor de automatische koppeling van de lonen, de sociale uitkeringen en de
7
huur aan de consumptieprijzen, daalde met 0,5%, minder dus dan de HICP, die met gemiddeld 1,2% verminderde. Tijdens de drie voorafgaande kwartalen lag het prijsstijgingstempo van de gezondheidsindex telkens hoger dan dat van de inflatie. Het ongekeerde deed zich voor in de periode van medio 2007 tot en met het derde kwartaal van vorig jaar, toen de inflatie fors naar omhoog was gegaan. Met andere woorden, terwijl de op de gezondheidsindex gestoelde indexeringsmechanismen van lonen en sociale uitkeringen in eerste instantie niet voldoende waren om de koopkracht op peil te houden, is er sinds een aantal maanden een inhaalbeweging aan de gang, waarbij een gunstig effect op de koopkracht wordt uitgeoefend. Tussen het tweede kwartaal 2007, aan de vooravond van de grote inflatieopstoot, en september 2009 is de gezondheidsindex met 4,8% toegenomen, dat is iets meer dan de HICP (+4,6%). Naargelang het paritair comité gelden specifieke indexeringsformules, wat onder meer tot gevolg heeft dat de aanpassingen van de lonen aan het verloop van het gezondheidsindexcijfer niet met dezelfde snelheid gebeuren (daarnaast werden in sommige sectoren “all-in” akkoorden afgesloten). Maar hoe dan ook kan worden gesteld dat de indexeringsmechanismen er, in de huidige omstandigheden, toe geleid hebben dat de koopkracht van de loontrekkenden en de uitkeringsgerechtigden in vergelijking met medio 2007 minstens is behouden. Dat is logisch aangezien de energieprijzen in september 2009 vrijwel teruggekeerd waren naar hun niveau van midden 2007. Naar verwachting zal aan de negatieve inflatie tijdens de volgende maanden een eind komen (volgens het Federaal Planbureau zal er in december opnieuw aangeknoopt worden met positieve inflatiecijfers). De basiseffecten, toe te schrijven aan de prijsdalingen ten gevolge van de sterk gedaalde energie- en andere grondstoffenprijzen vanaf de zomer 2008, zullen gaandeweg verdwijnen. Sinds een aantal maanden zijn de noteringen voor aardolie en andere industriële grondstoffen daarenboven opwaarts gericht.
8
2. ENERGIE Tijdens het derde kwartaal van 2009 betaalde de consument voor zijn energieverbruik gemiddeld 20% minder dan in de overeenstemmende periode van 2008. Met uitzondering van vaste brandstoffen, die minder dan 1% vertegenwoordigen in het geheel van de energiedragers, zijn alle energiesoorten nu een stuk goedkoper dan een jaar geleden. Tabel 2: Recente evolutie van de prijzen voor energiedragers (Veranderingspercentages t.o.v. de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) Brandstoffen voor wegvervoer
Huisbrandolie
Vaste brandstoffen
Elektriciteit
Gas
Geheel van de energiedragers
2008 I II III IV
16,4 19,1 18,0 -8,6
41,5 54,4 45,0 -5,7
2,4 3,2 3,9 6,2
6,7 16,7 20,5 22,2
15,2 36,9 52,2 44,0
16,3 26,1 28,2 9,4
2009 I II III
-19,5 -21,8 -18,4
-35,8 -43,9 -39,8
6,4 5,8 4,9
10,0 -5,9 -8,8
22,0 -3,5 -22,3
-5,8 -17,5 -20,0
2009 Juli Aug Sept
-23,7 -15,2 -16,0
-47,3 -34,7 -36,3
5,1 5,3 4,3
-9,2 -8,0 -9,2
-20,2 -18,0 -28,0
-23,2 -16,8 -19,8
Gewicht in het totaal van de energiedragers in 2009
33,0
10,4
0,9
28,5
27,3
100
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI Grafiek 3: Belgische consumptieprijzen voor energiedragers (Index gemiddelde eerste halfjaar 2007 = 100) 200
180
160
140
120
100
Elektriciteit
Gas
Huisbrandolie
Brandstoffen voor wegvervoer
sep/09
jul/09
aug/09
jun/09
apr/09
mei/09
mrt/09
jan/09
feb/09
dec/08
okt/08
nov/08
sep/08
jul/08
aug/08
jun/08
apr/08
mei/08
mrt/08
jan/08
feb/08
dec/07
okt/07
nov/07
sep/07
jul/07
aug/07
jun/07
apr/07
mei/07
mrt/07
jan/07
feb/07
80
Totaal energiedragers
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI De prijzen voor huisbrandolie en motorbrandstoffen lagen in het derde kwartaal van 2009 gemiddeld respectievelijk bijna 40% en ruim 18% lager dan in de overeenstemmende periode van 2008. Nochtans werden beide producten de jongste maanden geleidelijk duurder: in het geval van motorbrandstoffen verhoogden de prijzen tussen januari en september 2009 met 12,1%, terwijl de consument voor huisbrandolie in september 2009 ruim 20% meer betaalde dan in maart 2009, toen de prijzen een minimum bereikten. De prijzen voor deze producten reageren zeer snel op de variaties in de internationale noteringen voor aardolie: tussen december 2008 en september 2009 is de prijs voor een vat ruwe olie in $ met bijna 60% gestegen. Uitgedrukt in euro bleef de toename beperkt tot 47%.
9
Grafiek 4: Prijsevolutie aardolieproducten en Brentolie (Indexcijfers 2004 = 100) 300
250
200
150
Huisbrandolie
Motorbrandstoffen
jul/09
apr/09
jan/09
okt/ 08
jul/08
apr/08
jan/08
okt/ 07
jul/07
apr/07
jan/07
okt/ 06
jul/06
apr/06
jan/06
okt/ 05
jul/05
apr/05
jan/05
100
Brent-olie (Euro)
Bronnen: FOD Economie, IWH De gas- en elektriciteitsprijzen lagen in het derde kwartaal van 2009 gemiddeld respectievelijk 22,3% en 8,8% lager dan een jaar eerder. De aardgasprijzen zijn in de eerste helft van het jaar sterk gedaald, maar nadien zijn ze vrijwel gestabiliseerd. Dat is de resultante van een verdere daling in de component “energie” van de aardgasprijs4, die gecompenseerd werd door een opwaartse aanpassing van de distributietarieven. Wijzigingen in de kostprijs van de energiecomponent worden aan de consument doorgerekend op basis van twee parameters: de HUBindex, die het prijsverloop van de forward aardgascontracten te Zeebrugge weerspiegelt, en de GOL-603 index, die voor iedere trimester overeenstemt met het gemiddelde van de stookolieprijs tijdens de daaraan voorafgaande zes maanden en een belangrijke indexeringsparameter is voor de langetermijnbevoorradingscontracten voor gas. Die parameters zijn nog steeds neerwaarts gericht. Wat de distributietarieven betreft, werd in het vorige kwartaalverslag reeds aangekondigd dat er voor de meeste consumenten in Vlaanderen in juli een verhoging zat aan te komen. Aangezien de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie de basisinformatie voor de berekening van de aardgas- en elektriciteitsprijzen met een maand vertraging van de regionale regulatoren krijgt, is de verhoging van de distributietarieven pas in de inflatiecijfers voor augustus tot uiting gekomen. Ook in het geval van elektriciteit zijn de distributietarieven voor de meeste in Vlaanderen wonende gezinnen begin juli verhoogd. Net zoals voor aardgas is die verhoging een maand later tot uiting gekomen in de HICP. Tevens kan worden vastgesteld dat de component “energie” de laatste maanden geen neerwaartse druk meer uitoefent op de consumptieprijs voor elektriciteit. Voor de aanpassingen van de elektriciteitsprijs aan de kostprijs voor energie wordt hoofdzakelijk de parameter Nc gebruikt, die rekening houdt met de prijsevolutie van steenkool, aardolie en aardgas op de wereldmarkt en met de capaciteitsbezettingsgraad van de Belgische kerncentrales (ten opzichte van de gemiddelde benutting in de periode 1997-2002). In april 2009 heeft die parameter een bodem bereikt en sindsdien is hij licht opwaarts gericht. Wijzigingen in de internationale noteringen van de basisproducten sijpelen na een viertal maanden door in de consumptieprijzen van elektriciteit (zie eerste kwartaalverslag voor meer uitleg). Een en ander betekent dat de verhoging van de prijzen voor ruwe aardolie in de loop van dit jaar, na eerst de prijzen voor huisbrandolie en brandstoffen te hebben omhoog geduwd, nu ook de elektriciteitsprijzen opwaarts zullen stuwen. Voor de volgende maanden moet er ook rekening gehouden worden met een verdere stijging van de distributietarieven. Op 29 september 2009 heeft het Directiecomité van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) de nieuwe tariefvoorstellen voor zowel gas als elektriciteit, ingediend door acht in het Waalse Gewest actieve distributienetbeheerders (AIEG, IDEG, IEH, INTEREST, INTERLUX, INTERMOSANE, SEDILEC en SIMOGEL), goedgekeurd. Hetzelfde gebeurde op 1 oktober 2009 voor de tariefvoorstellen van SIBELGA (Brussels Gewest). De nieuwe tarieven zijn geldig vanaf 1 oktober 2009.
4
Er weze aan herinnerd dat de zowel de elektriciteits- als de aardgasprijzen uit vijf grote bestanddelen bestaan: de leveranciersprijs (de component “energie”), de distributie, het transport, de openbare heffingen en, ten slotte, de energiebelasting en de BTW. De component “energie” heeft een gewicht van ongeveer 50% in de totale elektriciteitsprijs en van ruim 75% in de totale gasprijs.
10
Grafiek 5: Aardgas- en elektriciteitsprijzen en determinanten van de energiecomponent (Veranderingspercentages t.o.v. de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar) 80
240
60
180
40
120
20
60
0
0
okt/09
nov/09
sep/09
aug/09
jul/09
jun/09
mei/09
mrt/09
apr/09
feb/09
jan/09
dec/08
nov/08
okt/08
sep/08
apr/08
feb/08
jul/08
-180 aug/08
-60 jun/08
-120
mei/08
-40
mrt/08
-60
jan/08
-20
Consumptieprijzen gas (linkerschaal)
Gew ogen HUB-GOL (a) (0,25HUB+0,0468GOL) (linkerschaal)
GOL603 (a) (linkerschaal)
HUB (a) (rechterschaal)
Consumptieprijzen elektriciteit (linkerschaal)
Parameter Nc (b) (rechterschaal)
nov/09
okt/09
sep/09
aug/09
jul/09
jun/09
mei/09
apr/09
-75 mrt/09
-10 feb/09
-50
jan/09
-5
dec/08
-25
nov/08
0
okt/08
0
sep/08
5
aug/08
25
jul/08
10
jun/08
50
mei/08
15
mrt/08
75
apr/08
20
jan/08
100
feb/08
25
Brent olieprijs (EURO) (b) (rechterschaal)
Bronnen: FOD Economie, ADSEI (a) De HUB, GOL en gewogen HUB-GOL werden met twee maanden vertraagd, zodat de waarden overeenstemmen met het ogenblik van de verrekening in de gasindex. (b) De parameter Nc werd met twee maanden vertraagd en de Brent olieprijs met vier maanden, zodat de waarden overeenstemmen met het ogenblik van de verrekening in de elektriciteitsindex.
Voor elektriciteit gaan de distributietarieven (voor een klant met enkel dagtarief) in het Waalse en het Brusselse gewest gemiddeld met 14% en 12% omhoog. In het geval van gas gaat het in het Waalse Gewest om een tariefverhoging van zowat 23%. Voor de verbruikers in het Brusselse Gewest gaan de distributietarieven voor gas in eerste instantie weliswaar licht naar beneden (de CREG spreekt van 3%), maar vanaf 2010 zullen ze ook daar opwaarts gericht zijn (+10% tegen 2012).
11
3. NIET-BEWERKTE LEVENSMIDDELEN Bij de niet-bewerkte levensmiddelen betaalde de consument voor zowel vis, fruit als groenten afgelopen zomer gemiddeld een pak minder dan een jaar ervoor. Voor fruit bijvoorbeeld ging het om prijsdalingen van ruim 10%. Vooral het fruit van Belgische bodem (onder andere Jonagoldappelen, Conférenceperen, pruimen, …) was zeer goedkoop, omwille van de goede oogst die dankzij de gunstige weersomstandigheden mogelijk werd gemaakt. Groenten werden gemiddeld 6% goedkoper. In het geval van verse groenten was er zelfs sprake van prijsverminderingen met 15,9%. Alle soorten verse groenten zagen hun prijzen dalen, met uitschieters voor tomaten (-27,8%), paprika’s (-28%), witloof (-20,9%) en wortelen (-19,5%). Diepvriesgroenten daarentegen werden gemiddeld 4,2% duurder, een versnelde stijging in vergelijking met het tweede kwartaal (+3,5%). De prijzen voor bereidingen en conserven van groenten werden op één jaar tijd zelfs bijna 10% duurder (met name de prijs van gepelde tomaten steeg met een kwart). Dat vis gemiddeld 4,4% goedkoper werd, is het gevolg van de prijsdalingen voor verse vis en schaaldieren (kabeljauw -10,4%, grijze garnalen -25,5%, mosselen -11,8%). Diepvriesvis (+3,9%) en gerookte vis, bereidingen en vis in blik (+2,8%) werden wel duurder. Tabel 3: Recente evolutie van de consumptieprijzen voor niet-bewerkte levensmiddelen (Veranderingspercentages t.o.v. het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2008
Vlees waarvan Rundvlees Varkensvlees Gevogelte Vleeswaren Vis Fruit Groenten Geheel van de niet-bewerkte levensmiddelen
2009
III
IV
I
II
III
3,8 2,7 1,1 6,5 3,7 6,1 8,9 -0,8 3,9
3,7 2,9 2,0 4,0 4,1 0,8 2,0 -0,6 2,3
3,7 3,1 1,9 3,4 4,1 -1,9 2,0 10,3 4,0
2,9 2,7 1,7 1,0 3,5 -5,1 -2,9 0,9 0,7
2,1 1,6 1,0 1,5 2,6 -4,4 -10,5 -6,0 -2,0
p.m. Gewicht in 2009 55,4 5,5 2,7 4,6 30,6 12,1 13,7 18,7 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI Vlees, dat een gewicht heeft van 55,4% in de rubriek “Niet-bewerkte levensmiddelen”, werd tussen het derde kwartaal 2008 en 2009 gemiddeld 2,1% duurder. Het prijsstijgingstempo voor vlees blijft vertragen. De prijsverhogingen voor vers vlees bleven beperkt tot minder dan 2% (rundvlees +1,6%, varkensvlees 1,0%, braadkip +1,4%, schaaps- en lamsvlees -1,1%). Vleesbereidingen werden gemiddeld 2,6% duurder, een trager groeitempo dan tijdens de voorgaande kwartalen (bijvoorbeeld +3,5% in het tweede kwartaal 2008). Al met al betaalde de consument zijn aankopen van niet-bewerkte levensmiddelen in het derde kwartaal 2009 gemiddeld 2% minder duur dan een jaar erover.
12
4. BEWERKTE LEVENSMIDDELEN In het derde kwartaal 2009 vertraagde het prijsstijgingstempo voor bewerkte levensmiddelen tot gemiddeld 1,0%, tegen een toename met gemiddeld 1,9% in het tweede kwartaal. Voor de meeste grote categorieën werden er tussen het tweede en derde kwartaal 2009 lichte prijsdalingen vastgesteld. Op de prijzen van zuivelproducten, die gemiddeld stegen, wordt hierna meer in detail ingegaan. Andere uitzonderingen op de regel waren de prijzen voor tabak (+0,4%) en voor alcoholhoudende dranken (+0,6%), met lichte prijsstijgingen voor zowel bier, wijn als gedistilleerde dranken. Het is dus vooral voor voedingsproducten, die ruim 60% vertegenwoordigen van het totaal van de bewerkte levensmiddelen, dat de consument tijdens de zomer iets minder diep in de beugel moest tasten dan in het tweede kwartaal. Dat heeft te maken met het verloop van de prijzen voor voedingsgrondstoffen op de wereldmarkten. Nadat de noteringen van deze grondstoffen tussen de tweede helft van 2007 en medio 2008 heel sterk waren gestegen, met forse prijsverhogingen voor de consument als gevolg, werd de trend omgebogen en zakten de noteringen in een snel tempo. Ondanks een zeker herstel in de loop van 2009 noteerden de voedingsgrondstoffen op de internationale markten in september 2009 toch nog bijna 16% lager dan een jaar ervoor. De goedkoper wordende voedingsgrondstoffen hebben zich voor de consument eerst vertaald in jaar-opjaar prijsstijgingen die snel vertraagden en vanaf de zomer in prijsdalingen. Terwijl brood, granen, oliën, vetten, suiker, jam, honing en chocolade tussen het tweede en het derde kwartaal 2009 gemiddeld zowat 0,5 à 0,7% goedkoper werden, gingen de prijzen voor zuivelproducten gemiddeld met 0,7% in de hoogte. Tabel 4: Evolutie van de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen (Veranderingspercentages ten opzichte van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2008
Brood en granen Zuivelproducten Oliën en vetten Suiker, jam, honing, chocolade Andere voedingsmiddelen Alcoholvrije dranken Alcoholhoudende dranken Tabak Totaal van de bewerkte levensmiddelen
2009 III tegenover 2009 II
2009
III
IV
I
II
III
11,3 14,9 15,6 5,7 9,3 3,6 3,7 2,7 8,3
7,2 6,8 12,1 5,5 9,1 3,3 3,8 2,6 5,7
3,6 0,4 6,8 4,7 6,0 2,7 3,6 2,8 3,2
2,3 -0,7 1,9 4,5 2,4 0,7 3,3 2,4 1,9
0,9 0,0 -1,4 2,1 -0,3 0,0 3,1 2,2 1,0
-0,7 0,7 -0,7 -0,5 -1,0 -0,2 0,6 0,4 -0,1
Gewicht in het totaal van de bewerkte levensmiddelen in 2009 (in %) 27,0 17,8 3,4 9,1 5,5 13,4 14,5 9,4 100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
13
Grafiek 6: Evolutie van de prijzen voor voedingsgrondstoffen en van de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen (Veranderingspercentages t.o.v. de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar) 70
10
60
9
50
8
40
7
30 6 20 5 10 4 0 3
-10
2
-20
1
-30 -40
0 2005
2006
2007
2008
Internationale noteringen voedingsgrondstoffen in euro (linkerschaal)
2009
Consumptieprijzen bewerkte levensmiddelen (rechterschaal)
Bronnen: IWH, FOD Economie, ADSEI Sinds de tweede helft van 2008 waren de consumptieprijzen van de voornaamste zuivelproducten (melk, boter, room en yoghurt) licht neerwaarts gericht, en ook kaas werd vanaf begin 2009 iets goedkoper. In het derde kwartaal 2009 was dit nog steeds het geval voor verse room, yoghurt met fruit en kaas. Net zoals dat het geval is voor andere soorten bewerkte levensmiddelen heeft dat te maken met de daling van de noteringen voor de basisgrondstoffen voor deze producten. De prijzen op de internationale markten voor magere melkpoeder zijn tussen juli 2007 en juli 2009 gezakt met ruim 60 %. De noteringen zijn aldus teruggekeerd naar het niveau van begin 2004. Soortgelijke evoluties kunnen worden vastgesteld voor de internationale noteringen voor boter en cheddar. In het licht van deze ontwikkelingen lijken de prijsdalingen voor de consument eerder bescheiden. Tabel 5: Recente prijswijzigingen voor zuivelproducten (a): detail per categorie (Veranderingspercentages t.o.v. het vorige kwartaal, tenzij anders vermeld) 2008
Volle melk Halfvolle melk Geconcentreerde melk Verse room Yoghurt met fruit Volle yoghurt Kaas Boter Totaal zuivelproducten
2009
II
IV
I
II
III
-2,7 -2,1 1,1 0,0 0,1 -0,1 0,6 -1,3 0,0
-0,4 -2,1 0,4 -1,0 0,5 -2,6 0,9 -0,6 0,0
-2,7 -2,5 0,8 -0,5 0,7 -0,2 -0,1 -1,6 -0,5
-0,8 -1,8 0,6 -0,5 -0,3 1,1 -0,6 -1,5 -0,6
8,5 10,8 0,4 -2,1 -0,8 0,1 -0,9 1,0 0,8
Gewicht in het totaal van de zuivelproducten in 2009 (in %) 4,5 9,1 1,4 4,2 9,8 9,8 56,3 4,8 100,0
Bron: FOD Economie, ADSEI (a) Anders dan in tabel 4, waar de HICP-classificatie van Eurostat wordt gevolgd, wordt boter hier wel bij de zuivelproducten gerekend.
14
Grafiek 7: Recente evolutie van de wereldmarktnoteringen voor zuivelproducten (uitgedrukt in euro) en gemiddelde consumptieprijzen voor zuivel (exclusief melk) (Indexcijfers eerste halfjaar 2007 = 100) 180
120
160
115
140 110
120 105 100
100 80
95
60
Boter (linkerschaal) Melkpoeder (linkerschaal) Cheddar (linkerschaal) Consumptieprijzen voor een korf zuivelproducten (exclusief melk) (a) (rechterschaal) sep/09
jul/09
aug/09
jun/09
apr/09
mei/09
mrt/09
jan/09
feb/09
dec/08
okt/08
nov/08
sep/08
jul/08
aug/08
jun/08
apr/08
mei/08
mrt/08
jan/08
feb/08
dec/07
okt/07
nov/07
sep/07
jul/07
aug/07
jun/07
apr/07
mei/07
mrt/07
jan/07
90 feb/07
40
Bronnen: DIN Consultancy en FOD Economy, ADSEI (a) De korf bestaat uit alle zuivelproducten die in aanmerking genomen worden voor de berekening van de index der consumptieprijzen (exclusief volle en halfvolle melk), elk ten belope van hun relatieve gewicht in de index. In het geval van de consumptieprijzen voor volle en halfvolle melk werd de dalende trend in het derde kwartaal onderbroken en was er zelfs sprake van gemiddelde prijsverhogingen van respectievelijk 8,5 en 10,8%. Dat is een gevolg van het contract dat op 30 juni 2009 afgesloten werd tussen de Boerenbond, het ABS en Fedis. Die overeenkomst hield in dat de leden van Fedis zich er voor zes maanden (van 1 juli 2009 tot 31 december 2009) toe verbonden om voor elke liter aangekochte consumptiemelk maximaal 14 eurocent5 ter beschikking te stellen van de Belgische melkveehouders. Uit het recente verloop van de consumptieprijzen blijkt dat de distributie deze kostprijsverhoging zo goed als volledig heeft afgewenteld op de consument en dat bijgevolg de marges van de distributie noch die van de zuivelindustrie zijn geraakt door de overeenkomst. Een meer gedetailleerde analyse van de melkprijzen wijst uit dat de prijsaanpassingen, uitgedrukt in eurocent, het snelst waren bij de “Premiers prix’, dat zijn de goedkoopste producten uit het winkelassortiment. Tabel 6: Gemiddelde consumptieprijzen voor melk per categorie (In euro per liter) September Juni 2009 Augustus 2009 2009 1. Volle melk Premiers prix Winkelmerken A-merken 2. Halfvolle melk Premiers prix Winkelmerken A-merken Bronnen: FOD Economie, ADSEI
Wijziging Sept - Juni
0,50 0,84 1,02
0,62 0,92 1,10
0,62 0,97 1,16
0,12 0,13 0,14
0,44 0,71 0,85
0,56 0,78 0,97
0,56 0,86 1,00
0,12 0,15 0,15
Tussen juni en augustus stegen de “Premiers prix”-prijzen met 12 eurocent (waarna ze stabiliseerden). Het is niet uitgesloten dat op dit soort producten in normale omstandigheden slechts heel kleine winstmarges worden genomen, zodat elke kostprijsverhoging onmiddellijk moet worden doorgerekend in de consumptieprijs om te vermijden dat er met verlies wordt verkocht. Bij de winkelmerken en de A-merken vonden de prijsverhogingen iets trager plaats, maar werd de kostprijsverhoging ook volledig doorgerekend. Nochtans zou kunnen worden aangenomen dat de marges op die producten groter zijn en er dus meer ruimte is om een deel van kostprijsverhogingen zelf op te vangen. 5
Dit bedrag kan worden aangepast in geval van een verhoging van de aankoopprijs van melk bij de melkveehouder.
15
Uit de studie “Recente ontwikkelingen in het verloop van de prijzen en kosten in de melkketen” (oktober 2008) van de FOD Economie is gebleken dat degelijke informatie over de marges in de verschillende schakels van de melkketen ontbreekt. Wil men de prijsopbouw van een product begrijpen en ontleden dan is dat soort informatie nochtans onontbeerlijk. De bij de balanscentrale van de Nationale Bank van België neergelegde jaarrekeningen van de ondernemingen bevatten weliswaar voldoende gegevens om bruto- en nettomarges per onderneming te berekenen, maar deze informatie is in vele gevallen te algemeen om voor prijsanalyse te kunnen worden gebruikt. Dat is zonder meer duidelijk in het geval van de distributie. De boekhoudkundige gegevens hebben betrekking op een heel grote waaier van sterk uiteenlopende activiteiten en producten en de gemiddelde marge van een bedrijf kan de resultante zijn van heel ruime winsten op sommige producten en uiterst kleine (of zelfs negatieve?) marges op andere. Dat is meestal minder het geval voor verwerkingsbedrijven, zoals bijvoorbeeld ondernemingen uit de zuivelindustrie, omdat hun output meer homogeen is. Maar toch is het ook in die gevallen niet mogelijk om via de jaarrekeningen de marges per productielijn te volgen. Daarnaast zijn jaargegevens ontoereikend om de asymmetrieën in opwaartse en neerwaartse prijsaanpassingen grondig te analyseren. In principe zouden deze problemen, minstens ten dele, moeten kunnen worden opgevangen aan de hand van de officiële statistieken over de afzetprijzen, die de ADSEI maandelijks opstelt op basis van een enquête bij de verwerkende bedrijven. Maar vanwege een te beperkte respons van deze laatste moet worden vastgesteld dat er in nogal wat gevallen geen voldoende representatieve informatie kan worden uit afgeleid. Naar aanleiding van de voormelde studie van de FOD Economie werd daarom vorig jaar bij de zuivelindustrie en bij de distributie een specifieke enquête gehouden over de tussen deze twee bedrijfstakken gehanteerde prijzen voor de “Premiers prix” halfvolle melk en dit voor de periode van januari 2007 tot oktober 2008. Aan de hand van partiële, niet-publieke informatie afkomstig van de hogervermelde maandelijkse enquête van de ADSEI (die voor de periode december 2006 tot oktober 2008 heel nauw aansluit bij de resultaten van de specifieke enquête en derhalve als proxy kon worden gebruikt voor het verdere verloop van de afzetprijzen van de melkindustrie), enerzijds, en van gedetailleerde informatie van de index der consumptieprijzen, anderzijds, werd een raming gemaakt van de ontwikkelingen na oktober 2008. Dat maakt het mogelijk de producentenprijs (prijs die de melkveehouder ontvangt), de afzetprijs van de melkindustrie en de “Premiers prix”-consumentenprijs voor halfvolle melk te vergelijken en na te gaan in welke mate de brutomarges van respectievelijk de zuivelindustrie en de distributie zijn gewijzigd. Hieruit blijkt dat het verschil tussen de “Premiers prix”-consumptieprijs en de producentenprijs begin 2007 ongeveer 14 eurocent bedroeg (30 eurocent per liter voor de melkveehouder, 44 eurocent voor de consument), en dat de brutomarges van de zuivelindustrie en de distributie in mekaars buurt lagen (elk plusminus 7 eurocent). Toen de producentenprijzen in de tweede helft van dat jaar sterk stegen, gingen ook de prijzen in de andere schakels van de keten in dezelfde mate naar omhoog. In november 2007 bereikte de producentenprijs een hoogtepunt van 44,6 eurocent per liter en een goede maand later was dat ook het geval voor de consumptieprijs (62 eurocent). Het écart tussen beide was niet veel groter geworden en de brutomarges van de zuivelindustrie en de distributie waren evenmin drastisch gewijzigd. Grafiek 8: Prijsontwikkeling in de zuivelkolom, per liter halfvolle melk, “Premiers prix” (In eurocent) 70
60
50
40
30
20
10
sep/09
jul/09
aug/09
jun/09
apr/09
Mai/09
Mar/09
jan/09
feb/09
dec/08
okt/08
nov/08
sep/08
jul/08
aug/08
jun/08
apr/08
mei/08
mrt/08
jan/08
feb/08
dec/07
okt/07
nov/07
sep/07
jul/07
aug/07
jun/07
apr/07
mei/07
mrt/07
jan/07
dec/06
0
feb/07
Producentenprijs Afzetprijs melkindustrie Consumentenprijs
Bronnen: Enquête FOD Economie, ADSEI, BCZ, Ramingen (stippellijn in de grafiek) FOD Economie.
16
In lijn met de wereldmarktprijzen voor zuivelproducten, zijn de producentenprijzen daarna snel beginnen zakken en medio 2009 kreeg de melkveehouder nog slechts 21,40 eurocent per liter melk (sinds dat dieptepunt lijkt er een schuchtere verbetering te zijn ingetreden). Die daling is slechts partieel tot uiting gekomen in de afzetprijzen van de melkindustrie en in de consumptieprijzen. De brutomarge van zowel de zuivelbedrijven als de distributiebedrijven lag tijdens de eerste helft van 2009 in de buurt van 12,5 eurocent per liter, ongeveer 5 eurocent meer dan in het begin van de beschouwde periode. Met andere woorden, de verklaring voor het groter geworden verschil tussen de producentenprijs en de consumptieprijs ligt, in het geval van de “Premiers prix”, halfvolle melk, voor de helft bij de zuivelindustrie en voor de helft bij de distributie. Er zij benadrukt dat het verloop van de brutomarges mede bepaald wordt door tal van andere kostprijselementen en niet noodzakelijk een voorafspiegeling is van de evolutie van de nettomarges. Over deze laatste is geen informatie bekend. De gegevens na juni 2009 zijn minder vergelijkbaar vanwege het effect van de overeenkomst afgesloten op 30 juni 2009. De resultaten van dat akkoord vertalen zich immers niet in een stijging van de producentenprijs, maar worden ter beschikking van de melkveehouders gesteld via een restitutiemechanisme dat werd opgezet bij het BIRB. Als gevolg van de overeenkomst en van het feit dat de eruit voortvloeiende kostprijsverhoging is afgewenteld op de consument, liggen de Belgische melkprijzen momenteel gemiddeld een stuk hoger dan in de buurlanden. Dat is zowel het geval voor de ”Premiers prix” als voor de merken. Voor “Premiers prix”-halfvolle melk bijvoorbeeld betaalt de Belgische consument nu evenveel als de Franse, maar zowat 15 à 18 eurocent per liter meer dan in Nederland en Duitsland. Al met al kan de opwaartse impact van de verhoging van de melkprijzen op de Belgische inflatie tijdens het derde kwartaal 2009 geraamd worden op 0,04 procent. Grafiek 9: Evolutie van de wereldmarktprijs voor magere melkpoeder en van de prijs aan de melkveehouder 4000
50
Magere melkpoeder (euro per ton) (linkerschaal) Prijs aan producent (euro per liter) (rechterschaal)
45
40
35 3000 30
25
20 2000 15
10
5
jul/09
sep/09
mei/09
jan/09
mrt/09
nov/08
jul/08
sep/08
mei/08
jan/08
mrt/08
nov/07
jul/07
sep/07
mei/07
jan/07
mrt/07
nov/06
jul/06
sep/06
mei/06
jan/06
mrt/06
nov/05
jul/05
sep/05
mei/05
jan/05
0 mrt/05
1000
Bron: DIN Consultancy en BCZ
17
5. DIENSTEN De diensteninflatie kwam in het derde kwartaal 2009 uit op gemiddeld 2,5%, een betekenisvolle vertraging ten opzichte van de gemiddelde prijsstijgingstempo’s van de drie voorafgaande kwartalen. Dat is in de eerste plaats toe te schrijven aan de prijzen voor reizen, waarvoor de consument afgelopen zomer slechts 2,1% meer betaalde dan een jaar eerder, een groeitempo dat minder dan de helft bedraagt van wat er in de vier daaraan voorafgaande kwartalen werd genoteerd. Ongetwijfeld hebben de tijdens de voorbije maanden gedaalde brandstofprijzen met enige vertraging een temperend effect uitgeoefend op de prijzen voor vakanties. Maar ook voor de meeste andere dienstencategorieën vertraagde de inflatie, zijn het veelal in beperkte mate. Zo stegen de prijzen van huisvestingsdiensten met gemiddeld 2,1% (tegen nog met 2,5% in het tweede kwartaal). Dat kan voor een deel verklaard worden door de kosten voor brandverzekeringen, die in juli 2009 gedaald zijn met gemiddeld 1,6%. De prijzen voor dit soort verzekeringen wordt regelmatig herzien om rekening te houden met de evolutie van de waarde van de verzekerde gebouwen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het ABEXindexcijfer, dat tussen november 2008 en mei 2009 gedaald is met 1,6%. Ook het prijsstijgingstempo van onder meer onderhoudsdiensten en courante herstellingswerken en reparatie van woningen is vertraagd. Huisvuilophaling was in het derde kwartaal 2009 wel 3,1% duurder dan een jaar ervoor. De jaarlijkse verhoging van de tarieven wordt in de maand mei in de index der consumptieprijzen geïntegreerd, zodat het volledige effect, bij kwartaalreeksen, voor het eerst in het derde kwartaal tot uiting kant. Ook in het geval van de diensten in verband met vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging, veelal dienstverlening waarin de productiefactor arbeid een belangrijke rol speelt, zijn de prijzen meestal minder snel gestegen dan in het tweede kwartaal. Voor culturele diensten bleven de prijzen daarentegen in een versneld tempo stijgen (+4,2% voor het derde kwartaal, tegen respectievelijk +3,6% en 4,0% in het eerste en tweede kwartaal 2009). Bioscooptickets werden gemiddeld 0,26 euro duurder (+3,5%) en voor theaterbezoek moest, bij het begin van het nieuwe seizoen, gemiddeld 1,5% meer worden betaald. In de rubriek “Overige” zijn er enkele prijsbewegingen die wat meer uitleg verdienen. De prijzen voor medische en paramedische diensten daalden tussen het tweede en het derde kwartaal 2009. Voor verpleegkundige verzorging besliste de overheid om vanaf juli 2009 een grotere tussenkomst te geven in het geval van zwaar hulpbehoevenden, waardoor de prijs voor de patiënt gemiddeld met 11% verminderde. In de rubriek “Andere diensten niet elders vermeld”, werd in dezelfde periode een gemiddelde prijsdaling ten belope van 0,5% genoteerd. Dat is gevolg van een vermindering van de notariskosten bij een hypotheeklening: het hypotheekbedrag, waarop het ereloon berekend wordt, wordt zesmaandelijks aangepast aan de evolutie van het ABEX-indexcijfer. Zoals hoger vermeld is dat indexcijfer de jongste maanden gedaald. De prijzen voor “Sociale bescherming” verhoogden in dezelfde periode met gemiddeld 1,4%, in hoofdzaak vanwege een tariefverhoging in juli voor de peutertuinen in Vlaanderen (in het Waalse Gewest worden de prijzen traditiegetrouw in januari aangepast).
18
Tabel 7: Recente evolutie van de consumptieprijzen voor diensten (Veranderingspercentages ten opzichte van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2008
Reizen
2009
p.m. gewicht 2009 (in%)
III
IV
I
II
III
5,4
6,8
3,7
4,4
2,1
15,2
Huisvestingsdiensten
2,2
2,4
2,5
2,5
2,1
24,5
Huur
1,9
2,0
2,1
2,1
2,1
16,8
Huisvuilophaling
1,1
1,1
1,1
2,4
3,1
0,9
Onderhoud en herstellingen
2,4 5,8
3,4 5,8
3,2 5,3
2,8 5,7
2,5 -0,1
1,7 1,8
Verzekeringen Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging
3,5
4,1
4,1
3,7
3,5
29,2
Droogkuis, verstelling en verhuur van kleding
3,3
3,9
4,1
4,5
4,3
0,2
Sport
2,2
2,7
2,7
2,4
1,8
2,0
Cultuur
2,8
3,2
3,6
4,0
4,2
5,3
Restaurants en cafés
4,0
4,6
4,5
3,8
3,4
17,4
Kapsalons en schoonheidsinstituten
2,7
3,3
3,1
2,7
2,7
3,2
Vervoer
2,9
3,4
3,3
3,5
3,2
11,5
Onderhoud en herstellingen
4,1
5,0
5,2
5,6
5,5
5,1
Treinvervoer
3,4
3,4
4,9
5,6
5,6
0,9
Luchtvervoer
8,3
19,2
18,7
16,0
5,1
0,4
Verzekeringen i.v.m. vervoer
0,2
0,4
-0,5
-1,3
-1,1
2,4
Communicatie
-1,9
-0,5
-0,5
0,3
0,5
7,7
Postdiensten
3,8
3,8
10,6
9,3
9,3
0,3
Telefoon- en telefaxdiensten en -uitrusting
-1,5
-0,9
-1,0
-0,1
0,1
7,4
Overige
0,4
0,7
2,8
3,0
2,1
11,8
Medische en paramedische diensten
-4,2
-3,0
2,5
3,6
1,4
2,6
Sociale bescherming
2,0
2,0
2,9
2,9
3,0
0,8
Ziekenhuisdiensten
1,4
1,5
2,9
2,8
2,7
1,8
Zorgverzekeringen
3,3
3,3
6,1
6,4
6,3
0,9
Andere diensten niet elders vermeld
2,8
3,0
2,4
2,3
0,2
2,4
Geheel van de diensten
2,7
3,2
3,0
3,1
2,5
100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
19
6. NIET-ENERGETISCHE INDUSTRIËLE GOEDEREN In het derde kwartaal 2009 beliep de inflatie voor niet-energetische industriële goederen gemiddeld 1,5%, iets minder dan tijdens het tweede kwartaal (1,7%). De lichte vertraging van het inflatietempo voor deze categorie is in hoofdzaak te verklaren door de prijzen voor kleding, waarvoor de consument gemiddeld evenveel betaalde als een jaar eerder. Dat er in vergelijking met vorig jaar in juli zelfs prijsdalingen plaatsgrepen, wijst er op dat de handelaars tijdens de soldenperiode nog grotere kortingen hebben toegepast dan in juli 2008. Daarnaast waren er ook prijsdalingen voor geneesmiddelen, die tussen het derde kwartaal 2008 en 2009 uitkwamen op gemiddeld 2%. Dat is het gevolg van een wijziging in de regelingen met betrekking tot het remgeld. Tot en met juni was het remgeld hoger voor geneesmiddelen waarvoor ook generische producten bestonden. Sinds juli 2009 is dat niet langer het geval. Er zij aangestipt dat de ADSEI de prijzen opvolgt van de 200 meest verkochte geneesmiddelen. Daarvan zijn er 85 die voor een gedeeltelijke tussenkomst van het RIZIV in aanmerking komen. In bijna een geval op drie werd er tussen juni en juli een daling van het remgeld vastgesteld. Maar net zoals tijdens de voorgaande kwartalen werden de grootste prijsverminderingen vastgesteld voor audio-, video-, foto- en filmapparatuur, materiaal voor gegevensverwerking en voor opname van beeld en geluid. Die producten zijn op een jaar tijd plusminus 10% goedkoper geworden. Daarentegen zijn er een aantal producten waarvan het prijsstijgingstempo merkelijk hoger blijft dan gemiddeld. Dat is met name het geval voor juwelen en horloges (+8,6%), wat in grote mate het gevolg is van de sterke opleving van de goudprijzen, en voor producten en diensten voor huisdieren, die in het derde kwartaal 2009 gemiddeld 8,3% duurder waren dan een jaar ervoor. Vooral honden- en kattenvoeding zijn sterk in prijs gestegen. Voor zijn waterverbruik betaalde de consument gemiddeld 5,1% meer en ook de producten voor normaal onderhoud van en reparaties aan de woning werden een flink stuk duurder (+4,5%) Tabel 8: Recente evolutie van de consumptieprijzen voor de voornaamste soorten niet-energetische industriële goederen (Veranderingspercentages t.o.v. het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2008 III
2009 IV
I
II
III
p.m. Gewicht 2009 (in %)
Kleding
0,3
1,1
-0,7
1,0
0,0
13,9
Schoeisel
2,6
2,8
1,7
2,4
2,4
3,6
Producten voor onderhoud en reparatie van de woning
3,7
4,5
4,6
4,5
4,5
5,9
Meubelen en stoffering
1,9
2,3
2,3
2,2
2,1
6,4
Huishoudtextiel
1,0
2,3
1,7
2,4
2,4
1,5
Huishoudapparaten
-0,3
0,0
0,2
0,7
0,3
2,6
Vaat- en glaswerk en huishoudartikelen
3,7
4,0
3,5
3,0
3,0
1,3
Gereedschap voor huis en tuin
2,6
3,2
2,6
1,8
1,6
1,8
Niet-duurzame huishoudartikelen
3,3
2,7
3,6
4,7
4,4
3,9
Waterverbruik
7,2
6,9
4,9
5,1
5,1
2,6
Geneesmiddelen
-0,5
-0,7
-0,2
-0,6
-2,0
5,1
Andere medische producten, therapeutische apparaten en toestellen
0,8
0,5
0,2
0,1
0,5
1,6
Nieuwe en tweedehands auto's
0,5
0,6
0,7
0,6
0,5
19,0
Motorfietsen, fietsen en door dieren getrokken voertuigen
-0,3
0,2
0,8
2,1
2,4
1,7
Delen en toebehoren
2,6
4,6
4,4
3,5
3,1
1,4
-11,7
-13,3
-13,0
-11,5
-11,9
1,0
Foto- en filmapparatuur
-12,3
-13,6
-12,0
-9,7
-8,9
0,4
Gegevensverwerking apparatuur
-13,1
-13,8
-13,6
-12,8
-11,0
1,4
Dragers opname beeld en geluid
-4,6
-8,6
-7,5
-4,8
-5,8
1,1
Speelgoed en hobby-artikelen
0,4
0,4
0,3
0,6
1,2
2,4
Tuinbouw
0,4
4,0
1,1
3,4
1,5
2,8
Audio- en videoapparatuur
Producten en diensten voor huisdieren
3,0
5,5
4,7
7,6
8,3
2,8
Boeken
2,1
1,0
0,8
1,4
1,6
2,5
Kranten en tijdschriften
3,3
3,2
2,8
3,5
3,6
2,7
Drukwerk, schrijfwaren en tekenartikelen
4,3
4,8
4,5
4,3
4,6
1,5 4,3
Toestellen, artikelen en producten voor lichaamsverzorging
3,4
4,4
4,5
5,1
4,8
Sieraden,klokken en horloges
8,9
9,8
9,3
7,5
8,6
1,2
Totaal niet-energetische industriële goederen
1,1
1,5
1,2
1,7
1,5
100,0
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
20
II. VERGELIJKING VAN DE INFLATIE IN BELGIË EN IN DE BUURLANDEN Om redenen uiteengezet in het vorige kwartaalverslag wordt de internationale vergelijking beperkt tot de drie buurlanden die als referentie dienen voor de loonnorm, namelijk Duitsland, Frankrijk en Nederland. Hierna worden in eerste instantie de inflatiecijfers voor het derde kwartaal 2009 vergeleken. Het tweede deel van dit hoofdstuk vergelijkt de recente evolutie van de inflatieverschillen tussen België en de buurlanden.
II.1. INFLATIE TIJDENS HET DERDE KWARTAAL 2009 Net zoals in België was de inflatie in de buurlanden in het derde kwartaal 2009 negatief, namelijk ten belope van gemiddeld -0,4% (tegen nog +0,2% in het tweede kwartaal). In Nederland zijn de gemiddelde consumptieprijzen op één jaar tijd weinig gewijzigd (-0,1%), terwijl de gemiddelde prijsdaling iets groter was in Frankrijk (-0,5%) dan in Duitsland (-0,4%). Nadat de inflatievertraging in België tijdens het tweede kwartaal van 2009 reeds steviger was uitgevallen dan in de buurlanden, was de negatieve inflatie in België in het derde kwartaal (-1,2%) ook groter. Het beeld is verschillend als de onderliggende inflatie wordt vergeleken. Die bedroeg voor het derde kwartaal 2009 in België 1,9%, dat is 0,6 procentpunt hoger dan gemiddeld in de buurlanden. Grafiek 10: Driemaandelijkse evolutie van de inflatie sinds 2007 (Veranderingspercentages t.o.v. de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar) HICP
Onderliggende inflatie
6
3
5
4
2
en %
en %
3
2
1 1
0
-1
-2
0
T1-07
T2-07
T3-07
T4-07
T1-08
T2-08
T3-08
T4-08
T1-09
T2-09
T3-09
T1-07
T2-07
T3-07
T4-07
T1-08
T2-08
T3-08
T4-08
T1-09
T2-09
T3-09
Bronnen: EC, FOD Economie Een opsplitsing van de HICP naar de vijf grote componenten leert het volgende over de evoluties tussen het derde kwartaal 2008 en 2009: −
het verloop van de energieprijzen is de enige verklaring voor de grotere negatieve inflatie in België dan elders. De grotere gevoeligheid van de Belgische inflatie voor het verloop van de ruwe aardolieprijs heeft zich derhalve vrij symmetrisch gemanifesteerd bij zowel de stijging als de daling van de olieprijs, maar verder onderzoek lijkt aangewezen om na te gaan of de transmissie volledig symmetrisch is;
−
voor de niet-bewerkte levensmiddelen daalden de prijzen in de buurlanden gemiddeld ongeveer even snel als in België (-2,3% tegen -2% in België);
−
in ons land stegen de prijzen van de bewerkte levensmiddelen sneller dan gemiddeld (1,0% tegenover 0,4% bij de buurlanden). Er zij aangestipt dat de prijsverhogingen in Nederland (+3,2%) veel hoger waren dan elders;
−
de prijsstijgingen voor niet-energetische industriële goederen bleven in de buurlanden beperkt tot 1,0% (tegen +1,5% in België), met als gevolg dat hun positieve bijdrage tot de algemene inflatie in België 0,1 procentpunt hoger lag;
−
dat was ook het geval voor de prijzen van diensten: in België stegen die nog met 2,5%, tegen met gemiddeld 1,8% in de buurlanden. Dat resulteerde in een 0,2 procentpunt hogere bijdrage van deze component tot de inflatie.
21
Tabel 9: HICP en voornaamste componenten in België en in de drie buurlanden voor het derde kwartaal 2009 België
Gemiddelde buurlanden (a)
Duitsland
Frankrijk
A. Veranderingspercentages t.o.v. het derde kwartaal van 2009 Energie -20,0 -11,9 -9,2 -15,3 Niet-bewerkte levensmiddelen -2,0 -2,3 -2,3 -2,5 Bewerkte levensmiddelen 1,0 0,4 -0,2 0,5 Niet-energetische industriële goederen 1,5 1,0 1,3 0,8 Diensten 2,5 1,8 1,5 2,1 p.m. Onderliggende inflatie (1,9) (1,3) (1,1) (1,3) Totale inflatie -1,2 -0,4 -0,4 -0,5 B. Bijdrage tot de inflatie van het derde kwartaal 2009 (procentpunten) Energie -2,5 -1,3 -1,2 -1,4 Niet-bewerkte levensmiddelen -0,2 -0,1 -0,1 -0,2 Bewerkte levensmiddelen 0,1 0,0 -0,0 0,1 Niet-energetische industriële goederen 0,4 0,3 0,3 0,2 Diensten 0,9 0,8 0,6 0,8 p.m. Onderliggende inflatie (1,5) (1,0) (0,9) (1,1) Totale inflatie -1,2 -0,4 -0,4 -0,5
Nederland
-11,8 -0,9 3,2 -0,3 2,4 (1,6) -0,1 -1,2 -0,1 0,3 -0,1 1,0 (1,2) -0,1
Bronnen: EC, FOD Economie (a) Gewogen gemiddelde op basis van het gewicht van elk van de drie landen voor de berekening van de HICP voor de EU.
22
II.2. RECENTE EVOLUTIE VAN DE INFLATIEVERSCHILLEN MET DE BUURLANDEN In het vorige kwartaalverslag had het INR zijn bezorgdheid uitgedrukt over het feit dat de onderliggende inflatie in België al enkele kwartalen hoger lag dan in de buurlanden. Dat het stijgingstempo van de meeste consumptieprijzen tijdens de eerste twee kwartalen in ons land hoger uitkwam dan gemiddeld in de buurlanden kon mogelijk worden verklaard door het systeem van automatische loonindexeringen dat tot gevolg heeft dat tweede-ronde-effecten in ons land sneller optreden dan elders. Maar dat betekent dat die positieve inflatieverschillen slechts tijdelijk kunnen worden verantwoord en nadien stilaan moeten verdwijnen en zelfs negatief moeten worden. Grafiek 11: Bijdrage van de voornaamste componenten tot het inflatieverschil tussen België en de drie buurlanden (In procentpunten, kwartaalgemiddelden) 2,5
2,5
2,0
2,0
1,5
1,5
1,0
1,0
0,5
0,5
0,0
0,0
-0,5
-0,5
-1,0
-1,0
-1,5
-1,5
-2,0
-2,0 T1-07 Energie
T2-07
T3-07
Bewerkte levensmiddelen
T4-07
T1-08
T2-08
Niet-bewerkte levensmiddelen
T3-08
T4-08
T1-09
Niet-energetische industriële goederen
Diensten
T2-09
T3-09
Totale inflatie
Bronnen: EC, FOD Economie Er kan worden vastgesteld dat de onderliggende inflatie tussen het tweede en het derde kwartaal 2009 in de buurlanden gemiddeld nauwelijks is gedaald (1,4% in het tweede en 1,3% in het derde kwartaal), terwijl er in België een vertraging is opgetreden van 2,4% tot 1,9%. Daarnaast viel de versnelling van de prijsdalingen voor energiedragers in de buurlanden (van -9,7% in het tweede kwartaal naar -11,6% in het derde kwartaal) iets kleiner uit dan in België (van -17,5% naar -20%). Ook de prijsevoluties van niet-bewerkte levensmiddelen, die niet gemakkelijk te vergelijken zijn vanwege verschillen in samenstelling van de producten (en het gewicht ervan) en die in veel gevallen sterk beïnvloed kunnen worden door lokale weersomstandigheden, droegen bij aan een vergroting van het negatieve inflatieverschil tussen België en het gemiddelde van de buurlanden. Wat meer in het bijzonder de onderliggende inflatie betreft, is het positieve verschil tussen België en het gemiddelde van de buurlanden voor elk van de drie grote componenten (bewerkte levensmiddelen, diensten en niet-energetische industriële goederen) verkleind. In het tweede kwartaal droegen die componenten nog ten belope van 0,7 procentpunt bij aan een hogere inflatie in België. In het derde kwartaal was dat écart teruggebracht tot 0,4 procentpunt. De prijsstijgingen voor bewerkte levensmiddelen vertraagden in België van gemiddeld 1,9% in het tweede tot 1,0% in het derde kwartaal 2009. Daardoor kwam het gemiddelde stijgingstempo wat dichter in de buurt van dat van de buurlanden. Dat was onder meer te danken aan de prijsevoluties voor brood en granen, suiker, jam, honing, chocolade, niet-alcoholische dranken en tabak. Gelet op de forse prijsstijgingen voor de consumptiemelk in België vanaf juli is het niet verwonderlijk dat in het geval van de zuivelproducten de bewegingen in de andere richting gingen: in het tweede kwartaal van 2009 waren de prijsdalingen voor die producten al beperkter in ons land (-0,7% tegen -4,4% in de buurlanden), maar in het derde kwartaal betaalde de Belgische consument voor zijn korf zuivelproducten gemiddeld evenveel als het jaar ervoor, terwijl die producten in de buurlanden gemiddeld bijna 6% goedkoper waren geworen. De vertraging van het prijsstijgingstempo voor diensten lag hoger in België (3,1% in het tweede kwartaal, 2,5% in het derde kwartaal) dan gemiddeld in de buurlanden (2,1% in het tweede kwartaal, 1,8% in het derde kwartaal). Dat is in hoofdzaak toe te schrijven aan reizen, communicatiediensten, huisvestingsdiensten en een aantal medische diensten.
23
In de categorie niet-energetische industriële goederen vertraagde het gemiddelde prijsstijgingstempo in België tussen het tweede en derde kwartaal van 1,7% tot 1,5%, terwijl het in de buurlanden stabiel bleef (+0,9%). De prijsevoluties voor onder meer kleding, water, geneesmiddelen, audio-, video-, foto- en filmapparatuur en tuinbouwartikelen droegen bij tot de lichte inkrimping van het verschil. Dat werd ten dele teniet gedaan door minder gunstige prijsevoluties voor onder meer personenwagens, speelgoed, boeken, producten en diensten voor huisdieren en juwelen. Tabel 10: Vergelijking van de evolutie van de Belgische inflatie met die in de buurlanden: opsplitsing naar categorieën (Veranderingspercentages t.o.v. de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2009 III
Gemiddelde buurlanden
Verschil (procentpunten) (a)
-20,0
-11,6
-8,4
-2,0
-2,2
0,2
België
1. Energiedragers 2. Niet-bewerkte levensmiddelen p.m. Onderliggende inflatie
2009 II Evolutie van het verschil (procentpunten) (a) – (b)
Gemiddelde buurlanden
Verschil (procentpunten) (b)
-17,5
-9,7
-7,8
-0,6
0,7
0,2
0,5
-0,2 (-0,3)
België
(1,9)
(1,3)
(0,6)
(2,4)
(1,4)
(0,9)
3. Bewerkte levensmiddelen
1,0
0,3
0,7
1,9
0,5
1,3
-0,6
Brood en granen
0,9
0,4
0,4
2,3
1,2
1,1
-0,7
Zuivelproducten
0,0
-5,6
5,6
-0,7
-4,4
3,7
1,9
Oliën en vetten
-1,4
-7,0
5,6
1,9
-3,4
5,3
0,3 -1,9
Suiker, jam, honing, chocolade
2,1
1,2
0,9
4,5
1,7
2,8
-0,3
1,9
-2,2
2,4
2,1
0,3
-2,4
Alcoholvrije dranken
0,0
0,0
0,0
0,7
0,0
0,7
-0,7
Alcoholhoudende dranken
3,1
2,2
0,9
3,3
2,7
0,5
0,4
Tabak
2,2
4,2
-2,0
2,4
2,6
-0,2
-1,8
4. Diensten
2,5
1,8
0,7
3,1
2,1
1,1
-0,4
Reizen Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging
2,1
3,4
-1,3
4,4
5,0
-0,6
-0,7
3,0
2,3
0,7
4,0
3,2
0,7
0,0
Vervoer
3,2
2,7
0,5
3,5
3,5
0,0
0,6
Communicatie
0,5
-0,8
1,3
0,3
-1,5
1,8
-0,6
Huisvestingsdiensten
2,1
1,8
0,3
2,5
1,8
0,8
-0,5
Overige 5. Niet-energetische industriële goederen
2,1
1,5
0,6
3,0
1,2
1,8
-1,2
1,5
0,9
0,6
1,7
0,9
0,7
-0,1
Kleding
0,0
1,3
-1,3
1,0
0,9
0,1
-1,4
Schoeisel
2,4
1,6
0,8
2,4
1,1
1,3
-0,5
Waterverbruik
5,1
4,7
0,4
5,1
2,8
2,3
-1,9
Huishoudartikelen in textiel
2,4
0,7
1,7
2,4
1,4
1,0
0,7
Huishoudapparaten
0,3
1,0
-0,7
0,7
0,9
-0,2
-0,5
-2,0
0,1
-2,1
-0,6
0,3
-0,9
-1,2
0,5
-0,2
0,7
0,6
0,5
0,1
0,6
-11,9
-12,9
1,0
-11,5
-13,9
2,4
-1,4
Andere voedingsmiddelen
Geneesmiddelen Nieuwe en tweedehandse auto’s Audio- en videoapparatuur Foto- en filmapparatuur
-8,9
-10,9
2,0
-9,7
-12,7
3,0
-1,0
-11,0
-8,5
-2,5
-12,8
-11,7
-1,1
-1,4
Speelgoed en hobby-artikelen
1,2
0,1
1,1
0,6
0,6
0,0
1,1
Tuinbouw Huisdieren en producten en diensten voor huisdieren
1,5
1,8
-0,3
3,4
1,0
2,3
-2,6
8,3
1,9
6,3
7,6
4,4
3,2
3,2
Boeken
1,6
0,5
1,1
1,4
1,3
0,0
1,1
Sieraden,klokken en horloges
8,6
6,3
2,4
7,5
6,2
1,3
1,1
-1,2
-0,4
-0,8
-0,2
0,2
-0,4
-0,4
Apparatuur gegevensverwerking
Totale inflatie
Bronnen: EC, FOD Economie
24
LIJST VAN AFKORTINGEN
ABS
Algemeen Boerensyndicaat
ADSEI
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
BCZ
Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie
CRB
Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
CREG
Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas
EC
Europese Commissie
EU
Europese Unie
FOD
Federale Overheidsdienst
HICP
Geharmoniseerde consumptieprijsindex
INR
Instituut voor de Nationale Rekeningen
IWH RIZIV
Institut für Wirtschaftsforschung Halle (Duitsland) Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering
25
BIJLAGE 1A: OVERZICHT
VAN DE PRODUCTEN EN DIENSTEN WAARVAN DE PRIJZEN TUSSEN HET DERDE KWARTAAL VAN 2008 EN 2009 HET STERKST ZIJN VERANDERD (RANGSCHIKKING IN DALENDE VOLGORDE VAN PRIJSTIJGING) Benaming
Gewicht (‰)
Inflatie (in %)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Benaming
Gewicht (‰)
Inflatie (in %)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Gepelde tomaten
1,54
25
0,04
Pindanootjes
0,75
19
0,01
Margarine op basis van olijfolie
0,48
6
0,00
Spliterwten
0,06
17
0,00
Potgrond
0,71
6
0,00
Hondenvoeding (Blik)
1,64
15
0,03
Begrafenisondernemingen
0,64
6
0,00
Toiletzeep
0,74
14
0,01
Sociale huur
5,07
5
0,03
Tonijn in blik
0,70
13
0,01
Wassen van hemd
0,24
5
0,00
Gouden trouwring
1,54
13
0,03
Ronde peren
0,28
5
0,00
Tabletten voor vaatwasser
0,58
10
0,00
Acrylverf
3,09
5
0,02
Veearts: raadpleging
1,28
10
0,01
Kabeljauwfilet
0,61
5
0,00
Mosterd
0,39
9
0,00
0,71
5
0,00
Briefport
1,21
9
0,01
Vloeibare allesreiniger
1,52
9
0,01
Tulpenbollen Individuele behandeling kinesitherapie
2,63
5
0,01
Go Pass
0,42
9
0,00
Schoonheidscrème
1,16
5
0,01
Tandpasta
0,74
8
0,01
Rozijnenkoek (suissekoek)
2,00
5
0,01
Kattenvoeding (Blik)
1,64
8
0,01
Stripverhaal
1,00
5
0,01
Pleisters
0,39
8
0,00
Waterverbruik
7,42
5
0,04
Antraciet
0,51
8
0,00
Vliegtuigticket
1,91
5
0,01
Nagellak
1,16
8
0,01
Citytrips
0,85
5
0,00
Aftershave
1,00
8
0,01
Uurtarief garagist
5,83
5
0,03
Witbier (verloren verpakking)
1,15
8
0,01
Vensterglas
3,09
5
0,02
Hondenvoeding (Brokken)
1,64
8
0,01
Tijdschriften
5,02
5
0,02
Olie verversen
5,83
7
0,05
Pepersteak
5,08
5
0,02
Kalanchoë Pilsbier (gewaarborgde verpakking)
0,54
7
0,00
Trappistenbier
1,15
5
0,01
Huishoudvuilnisbak
1,12
5
0,01
1,15
7
0,01
Broodje
3,23
5
0,02
Vloeibaar afwasmiddel
0,62
7
0,00
Toffees
2,63
5
0,01
Waspoeder
2,63
7
0,02
Diepvriesfriet
0,66
5
0,00
Shampoo
0,74
7
0,00
Cornflakes
1,21
5
0,01
Treinbiljet (45 km)
0,42
7
0,00
Ficus
0,54
5
0,00
Schouwburgabonnement Jaarlijkse schooltreinkaart (20 km)
3,77
7
0,03
0,39
5
0,00
0,56
7
0,00
Condooms Onderhoud van centrale verwarming
0,97
5
0,00
Cement
3,09
7
0,02
Vervangen van remblokjes
5,83
5
0,03
Middagmaal op school
3,38
7
0,02
Pralines
0,77
5
0,00
Treinbiljet (20 km) Bijdrage aanvullende ziekteverzekering
0,42
6
0,00
Emailverf
3,09
5
0,01
3,53
6
0,02
Softwarepakket
0,24
-4
0,00
Haarlak
1,16
6
0,01
Olijfolie
0,64
-4
0,00
Kinderzitje
1,03
6
0,01
Camembert
1,17
-4
0,00
Autobatterij
1,36
6
0,01
Muziek-CD
1,32
-4
0,00
Eendagsattracties
1,84
6
0,01
Limonade met thee-extracten
1,23
-4
0,00
Candybar
0,41
6
0,00
Groene bonen
0,46
-4
0,00
Maandtreinkaart (45 km)
0,56
6
0,00
Koffiepads
0,70
-4
0,00
Bioscoop
2,67
6
0,02
Verse room
0,83
-4
0,00
Maandtreinkaart (20 km)
0,56
6
0,00
Vruchtensap
2,43
-4
-0,01
Balpen
1,89
6
0,01
Elektriciteit: Da (600 kW)
0,56
-4
0,00
Salade Niçoise
5,08
6
0,03
Tulpen
0,39
-4
0,00
26
Benaming
Gewicht (‰)
Inflatie (in %)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Benaming
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
0,62
-12
-0,01
(‰)
Videospel voor console
1,03
-6
0,00
DVD-recorder
0,49
-6
0,00
13,91
-12
-0,21
Huur vakantiewoning
1,74
-6
-0,01
Peren : Conférence
0,08
-13
0,00
GSM-toestel Elektronische bloeddrukmeter
1,55
-6
-0,01
Butaan
0,34
-14
-0,01
1,58
-6
-0,01
Aardappelen
2,01
-14
0,00
DVD speler
0,72
-7
0,00
Propaan
0,49
-14
-0,01
Elektriciteit: Db (1200 kW)
3,89
-7
-0,03
Spaghetti
1,77
-14
-0,03
Bloem
0,56
-7
-0,01
Kersen
0,38
-14
-0,01
Appelen: Golden
0,24
-7
0,00
Perziken
0,63
-14
-0,01
Digitaal fototoestel
1,72
-7
-0,01
Aardgas: D1 (2326 kWh)
0,36
-14
-0,01
Multifunctionele printer
0,43
-7
0,00
MP3/MP4-speler
0,58
-15
-0,01
Elektriciteit: Dc1(3500 kW)
8,89
-8
-0,08
Nectarines
1,28
-16
-0,02
Digitale camcorder Verpleeegkundige verzorging : dagforfait
0,46
-8
0,00
Personal computer
3,84
-17
-0,04
-0,02
Aardgas: D2 (4652 kWh)
0,89
-17
-0,02
-0,03
Broccoli
0,30
-17
0,00
0,72
-20
-0,02
Elektriciteit: Dc (3500 kW)
2,63 3,33
-9 -9
Ajuin Ongelode benzine 95 RON ("eurosuper")
Inflatie (in %)
Gewicht
Gewone braadmargarine
0,67
-9
-0,01
Wortelen
Kropsla
0,60
-9
0,00
Aardbeien
0,41
-20
-0,01
-0,09
Witloof
0,35
-21
-0,01
11,44
-23
-0,39
5,19
-24
-0,18
Elektriciteit: Dd (7500 kW)
8,33
-10
Bloemkolen
0,56
-10
-0,01
Aardgas: D3 (23260 kWh)
Tomatensoep
0,80
-10
-0,01
Sinaasappelen
1,52
-10
-0,02
Aardgas: D3b (34890 kWh) Gasolie voor wegvervoer ("diesel")
Pompelmoezen
0,27
-10
0,00
Kabeljauw
0,72
-10
GPS
1,01
Prei
0,39
Druiven
17,80
-24
-0,59
Grijze garnalen
1,31
-26
-0,04
-0,01
Appelen : Jonagold
1,00
-26
-0,03
-11
-0,01
LPG
0,67
-27
-0,03
-11
0,00
Tomaten
2,24
-28
-0,04
0,54
-11
-0,01
Abrikozen
0,14
-28
0,00
Kleurentelevisie
3,26
-12
-0,02
Paprika's
0,61
-28
-0,01
Meloenen
0,44
-12
-0,01
Citroenen
0,23
-30
-0,01
Mosselen Ongelode benzine 98 RON ("superplus")
1,01
-12
-0,01
Pruimen
0,44
-32
-0,02
5,81
-12
-0,09
0,82
-36
-0,02
Elektriciteit: De (20000kW)
2,78
-12
-0,04
Geheugenkaart Gasolie voor verwarming: levering minder dan 2000 l Gasolie voor verwarming: levering van minstens 2000 l
5,88
-39
-0,46
3,92
-40
-0,33
Bronnen: ADSEI, Eigen berekeningen FOD Economie
27
BIJLAGE 1B: OVERZICHT
VAN DE PRODUCTEN EN DIENSTEN WAARVAN DE PRIJZEN IN HET DERDE KWARTAAL VAN 2009 DE GROOTSTE IMPACT OP DE INFLATIE HADDEN (RANGSCHIKKING IN DALENDE VOLGORDE VAN BIJDRAGE TOT DE INFLATIE) Benaming
Gewicht (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
Benaming
Niet-sociale huur
57,26
0,10
Aardgas: D1 (2326 kWh)
Buitenlandse reizen
Gewicht (‰)
Bijdrage tot de inflatie (in procentpunt)
0,36
-0,01
14,81
0,07
Kabeljauw
0,72
-0,01
Olieverversen
5,83
0,05
Elektronische bloeddrukmeter
1,58
-0,01
Waterverbruik
7,42
0,04
Propaan
0,49
-0,01
1,54
0,04
Tomatensoep
0,80
-0,01
Gepelde tomaten
65,90
0,03
Ajuin
0,62
-0,01
Salade Niçoise
5,08
0,03
0,63
-0,01
Uurtarief garagist
5,83
0,03
Perziken Autoverzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid
9,26
-0,01
Abonn.teledistr.(+digit.tv)
6,79
0,03
Citroenen
0,23
-0,01
Sociale huur
5,07
0,03
Aardbeien
0,41
-0,01
16,93
0,03
Vruchtensap
2,43
-0,01
Vervangen van remblokjes
5,83
0,03
Paprika's
0,61
-0,01
Schouwburgabonnement
3,77
0,03
Huur vakantiewoning
1,74
-0,01
Gouden trouwring
1,54
0,03
Mosselen
1,01
-0,01
Hondenvoeding (Blik)
1,64
0,03
11,73
-0,02
Pepersteak
5,08
0,02
Tijdschriften
5,02
0,02
GSM-gesprekken Verpleegkundige verzorging: dagforfait
Pilsbier
5,11
0,02
Bijdrage aanvullende ziekteverzekering
3,53
0,02
Middagmaal op school
3,38
0,02
Cement
3,09
0,02
Maaltijd restaurant
5,08
0,02
Uurtarief schoonmaken
7,19
0,02
Pizza
7,17
0,02
Broodje
3,23
0,02
Vensterglas
3,09
0,02
Acrylverf
3,09
0,02
Waspoeder
2,63
0,02
Bioscoop
2,67
0,02
Bloemkolen
0,56
-0,01
0,38
MP3/MP4-speler Witloof
Nieuwe wagens (BIV inbegrepen)
Telefoongesprekken via abonneetoestel
2,63
-0,02
Kleurentelevisie
3,26
-0,02
Geheugenkaart
0,82
-0,02
Pruimen
0,44
-0,02
Sinaasappelen
1,52
-0,02
Wortelen
0,72
-0,02
Aardgas: D2 (4652 kWh)
0,89
-0,02
Nectarines
1,28
-0,02
LPG
0,67
-0,03
Elektriciteit: Db (1200 kW)
3,89
-0,03
Appelen : Jonagold
1,00
-0,03
Spaghetti
1,77
-0,03
17,75
-0,03
Aardappelen
2,01
-0,03
Elektriciteit: Dc (3500 kW)
3,33
-0,03
-0,01
Personal computer
3,84
-0,04
0,58
-0,01
Tomaten
2,24
-0,04
0,35
-0,01
Elektriciteit: De (20000kW)
2,78
-0,04
0,44
-0,01
Grijze garnalen
1,31
-0,04
Butaan
0,34
-0,01
-0,08
0,56
-0,01
Elektriciteit: Dc1(3500 kW) Ongelode benzine 98 RON ("superplus")
8,89
Bloem
5,81
-0,09
GSM-toestel
1,55
-0,01
Elektriciteit: Dd (7500 kW)
8,33
-0,09
Harde kaas Gouda-type
2,00
-0,01
5,19
-0,18
Digitaal fototoestel
1,72
-0,01
13,91
-0,21
Druiven
0,54
-0,01
Gewone braadmargarine
0,67
-0,01
Aardgas: D3b (34890 kWh) Ongelode benzine 95 RON ("eurosuper") Gasolie voor verwarming: levering van minstens 2000 l
GPS
1,01
-0,01
2,95
Kersen
Meloenen
Farmaceutische specialiteiten
3,92
-0,33
11,44
-0,39
-0,01
Aardgas: D3 (23260 kWh) Gasolie voor verwarming: levering minder dan 2000 l
5,88
-0,46
Bronnen: ADSEI, Eigen berekeningen FOD Economie
Gasolie voor wegvervoer ("diesel")
17,80
-0,59
Mayonaise
28
BIJLAGE 2: DIDACTISCHE
UITLEG OVER BASISEFFECTEN AAN DE HAND VAN HET VOORBEELD VAN DE ELEKTRICITEITSPRIJZEN In het tweede halfjaar van 2007 en het eerste halfjaar van 2008 stegen de prijzen voor energiedragers en voedingsmiddelen zeer sterk. Tijdens het tweede halfjaar van 2008 daarentegen zakten de energieprijzen in een, terwijl de prijzen voor voedingsmiddelen aanzienlijk vertraagden. Deze schommelingen in de prijzen voor energie en voedingsmiddelen hadden hun weerslag op de evolutie van de inflatie, die eerst sterk toenam en piekte op 5,9% in juli 2008 en sindsdien bleef dalen. Een aanzienlijk deel van die bewegingen kan worden verklaard door de zogenaamde basiseffecten. In dit deel wordt die notie uitgelegd aan de hand van een expliciet voorbeeld, namelijk dat van de elektriciteitsprijs in 2008 en 2009. De Europese Centrale Bank definieert een basiseffect als de bijdrage tot de verandering van het twaalfmaands inflatietempo die haar oorsprong vindt in een afwijking van het maandelijkse mutatietempo in de basismaand (dezelfde maand van het jaar ervoor) ten opzichte van het normale verloop, rekening houdend met seizoensschommelingen. De twaalfmaands inflatie geeft de procentuele verandering weer tussen het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen voor een bepaalde maand en de waarde van dit indexcijfer in dezelfde maand van het voorgaande jaar. Het verschil tussen de twaalfmaands inflatiecijfers van twee opeenvolgende maanden wordt bepaald door het écart tussen de maand-op-maand variatie voor een bepaalde maand en de maand-op-maand variatie van dezelfde maand van het voorgaande jaar. Met andere woorden, het basiseffect weerspiegelt in welke mate de schommelingen in de twaalfmaands inflatiecifers (bijvoorbeeld tussen februari 2009 en januari 2009) resulteren uit het verschil tussen de maand-op-maand variatie tijdens jaar t-1 (februari 2008 ten opzichte van januari 2008) en de schommelingen in de maand-op-maand variatie tijdens het jaar t (van februari 2009 ten opzichte van januari 2009). Een gevoelige prijsstijging tussen januari en februari 2008 leidt, alle overige omstandigheden ongewijzigd blijvend , tot een vertraging van het twaalf-maands inflatietempo tussen januari en februari 2009, omdat deze prijsstijging niet meer in rekening wordt genomen voor de berekening van de inflatiecijfers voor februari 2009. ∆ (feb. 09 –feb. 08) - ∆ (jan. 09 –jan. 08) ≈ ∆ (feb. 09 –jan. 09) - ∆ (feb. 08 –jan. 08) 6 Laten we ons nu concentreren op de elektriciteitsprijs (die niet onderhevig blijkt te zijn aan seizoensschommelingen). De grafiek hieronder schetst de evolutie van de consumptieprijzen voor elektriciteit tussen begin 2000 en september 2009. Er kunnen drie subperiodes worden onderscheiden: •
vooreerst de periode tussen begin 2000 en eind 2007, waarin de prijzen voor elektriciteit licht opwaarts gericht waren;
•
vervolgens 2008, jaar waarin de elektriciteitsprijzen een aanzienlijke schok ondergingen: terwijl de prijsindex in december 2007 106,71 bedroeg (basisjaar 2005 = 100), bereikte hij een waarde van 130,49, in december 2008, dit is een verhoging met 22,3%;
•
tenslotte de eerste drie kwartalen van 2009, waarin de elektriciteitstarieven daalden met 10,6%.
Grafiek 1: Verloop van de consumptieprijzen voor elektriciteit (Indexcijfers 2005 = 100) 135
130
125
120
115
110
105 y = 0,0486x + 40,787
100
95
jul/09
apr/09
jul/08
jan/09
okt/08
jan/08
apr/08
jul/07
okt/07
apr/07
jul/06
jan/07
okt/06
jan/06
apr/06
jul/05
okt/05
apr/05
jul/04
jan/05
okt/04
jan/04
apr/04
jul/03
okt/03
apr/03
jul/02
jan/03
okt/02
jan/02
apr/02
jul/01
okt/01
apr/01
jul/00
jan/01
okt/00
jan/00
apr/00
90
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
6
Het vertgedrukte term in de formule stelt het basiseffect voor. De formule zelf is benaderend.
29
De volgende grafiek schetst het mutatietempo van de elektriciteitsprijzen ten opzichte van de voorgaande maand. Tussen 2000 en 2007 stegen de prijzen gemiddeld 0,05% per maand. In het eerste halfjaar van 2008 versnelde het maand-op-maand groeitempo en bedroeg het gemiddeld 2,84%, met een hoogtepunt in februari van 7,7%. Die versnelling bracht een neerwaarts basiseffect teweeg op de twaalfmaands inflatiecijfersvan het eerste halfjaar van 2009. Tijdens het eerste halfjaar van 2009 verminderde het maand-op-maand mutatietempo beduidend en bereikte het gemiddeld -2,0%, met een dieptepunt in april 2009 van -3,8%. Deze sterke daling zal een opwaarts basiseffect veroorzaken op het twaalfmaands inflatietempo van het eerste halfjaar van 2010. Grafiek 2: Maand-op-maand inflatietempo’s voor elektriciteit 10 9 8 7 6 5
in %
4 3
Oorsprong van een negatief basiseffect
2 1 0 -1 -2 -3
Oorsprong van een positief basiseffect
-4 -5 janv
févr
mars
avr
mai 2009
juin 2008
juil
août 2007
sept 2006
oct
nov
déc
2005
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI Grafiek 3 geeft de evolutie weer van het twaalfmaands inflatietempo van de elektriciteitsprijzen vanaf begin 2000 tot september 2009. Dat tempo versnelt in de loop van 2008, eerst zeer abrupt in het eerste halfjaar, daarna minder uitgesproken. Passen we de voornoemde formule toe op het voorbeeld van elektriciteit 7 •
∆ (feb. 09 –feb. 08) - ∆ (jan. 09 –jan. 08) ≈ ∆ (feb. 09 –jan. 09) - ∆ (feb. 08 –jan. 08)
•
(Index Feb. 09 – Index Feb. 08)/ Index Feb. 08 – (Index Jan. 09 - Index Jan. 08)/Index Jan. 08 ≈ (Index Feb. 09- Index Jan. 09)/ Index Jan. 09- (Index Feb. 08- Index Jan. 08)/ Index Jan. 08
•
8,6% - 19,8% ≈ -2,40%- 7,7%
Het twaalfmaand inflatietempo daalde van 19,8% in januari 2009 tot 8,6% in februari 2009, dat is een daling met 11,3 procentpunten. Die vermindering is voornamelijk toe te schrijven aan het basiseffect (ten belope van 7,7%) en in veel geringere mate aan de prijsevolutie tussen januari en februari 2009.
7
De vetgedrukte term in de formules stelt het basiseffect voor.
30
jan/00 mrt/00 mei/00 jul/00 sep/00 nov/00 jan/01 mrt/01 mei/01 jul/01 sep/01 nov/01 jan/02 mrt/02 mei/02 jul/02 sep/02 nov/02 jan/03 mrt/03 mei/03 jul/03 sep/03 nov/03 jan/04 mrt/04 mei/04 jul/04 sep/04 nov/04 jan/05 mrt/05 mei/05 jul/05 sep/05 nov/05 jan/06 mrt/06 mei/06 jul/06 sep/06 nov/06 jan/07 mrt/07 mei/07 jul/07 sep/07 nov/07 jan/08 mrt/08 mei/08 jul/08 sep/08 nov/08 jan/09 mrt/09 mei/09 jul/09 sep/09
en %
Grafiek 3: Twaalfmaands inflatie voor elektriciteit
25
20
15
10
5
0
-5
-10
-15
Bronnen: EC, FOD Economie, ADSEI
31
Instituut voor de nationale rekeningen
Analyse van de prijzen: derde kwartaalverslag 2009 van het Instituut voor de nationale rekeningen
Vooruitgangstraat 50 B-1210 Brussel Ondernemingsnummer: 0314.595.348 http://economie.fgov.be