Installatie, bediening en onderhoud
EP NG-serie 7 en 15-traps elektrische ketels 31 - 300 kW
07-01-11
Arkelstorpsvägen 88 , 291 94 KRISTIANSTAD, ZWEDEN tel 044-22 63 20 fax 044-22 63 58
[email protected] www.varmebaronen.se
Geldig vanaf serienummer VB THL product nr. 34 60 41
2007-01
Algemeen
EPNG
Lees dit document zorgvuldig door voordat u installatie-, aanpassings- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert – en volg de instructies op.
• Bewaar deze handleiding in de buurt van de • Neem voor onderhoud contact op met uw ketel! installateur. • De ketel mag niet aangepast, gewijzigd of • Värmebaronen AB behoudt zich het recht voor opnieuw opgebouwd worden. om, in het kader van continue verbetering en • Om een hoge betrouwbaarheid te kunnen ontwikkeling, de specificaties te wijzigen garanderen, moeten installatie-, aanpassingszonder voorafgaande mededeling. en onderhoudswerkzaamheden correct • Hoewel deze handleiding met de grootste zorg worden uitgevoerd. is samengesteld, kunnen aan de inhoud ervan • Voor een energiezuinig functioneren is het van geen rechten worden ontleend. belang dat de instellingen correct worden uitgevoerd. • Bij elk contact met Värmebaronen moeten het type en serienummer van de ketel worden vermeld (zie het typeplaatje).
2
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
EPNG
Inhoudsopgave
Aantekeningen …………………………………... 4 Functie …………………………………………..... 5 Technische specificaties …………………….... 6 Installatie ………………………………………..... 8 Algemeen Waterkwaliteit Debiet Drukverlieskarakteristiek HVAC-installatie ……………………………….... 9 Algemeen Expansiesysteem – veiligheidsleiding Drukloos systeem Drukgevuld systeem, < 2,5 bar, < 100 kW en < 110 °C Drukgevuld systeem, > 2,5 bar, > 100 kW of > 110 °C Minimale plafondhoogte Elektrische installatie ……………………….... 10 Algemeen Vermogensbegrenzing Netvoedingskabel aansluiting Interne/externe regelspanning Veiligheidsapparatuur aansluiten Externe alarmmelding Circulatiepomp – pompschakeling Overbelastingsbeveiliging ……..………........ 11 Overbelastingsbeveiliging EP 31 - 60, directe meting: Overbelastingsbeveiliging EP 70- 119 en EP 67 - 300 Voorbeeld Externe blokkering Externe vermogensregeling Externe aanwijzing van keteltemperatuur, gelijkspanning 0 - 10 V. Externe aanwijzing van aangesloten vermogen, gelijkspanning 0 - 10 V. Buitentemperatuurvoeler Controles na de elektrische installatie Bedradingsschema – regeling …………….... 12 Moederbord …………………………………….. 13
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
2007-01
Programmeren ………………………………...... 14 Algemeen Fabrieksinstelling Programmeren ...…………………………....… 15 Bediening en onderhoud …………………..….. 16 Standaardpaneel Paneel voor weersafhankelijke regeling Weersafhankelijke regeling ………………….. 17 Stooklijn Ontwerpwaarden Onbekende waarden – radiatoren Onbekende waarden – vloerverwarming Basisinstellingen aanpassen Stooklijn verschuiven Maximum temperatuur Nachtstand aanpassen Klok programmeren Controles voor het eerste gebruik …........….. 18 Opstarten – eerste gebruik Aanpassen Vermogensbegrenzing Overbelastingsbeveiliging Oververhittingsbeveiliging PEC-functie Vertraagde aansluiting Snelle aansluiting Ontluchten – waterdruk Veiligheidsklep Onderhoud Elektrische aansluiting ….......………………...19 Oververhittingsbeveiliging Oververhittingsbeveiliging controleren Alarmen Reset na een alarm met prioriteit '1'. Reset na een alarm met prioriteit '2'. Ketel uitschakelen Problemen oplossen .....................………….... 20 Specificatie onderdelen ..................………...... 22 Hoofdcircuitschema EP 31, 42, 52, 60 ............ 23 Hoofdcircuitschema EP 70, 84, 98, 119 .......... 24 Hoofdcircuitschema EP 67, 90, 99, 112 .......... 25 Hoofdcircuitschema EP 135, 150, 180, 225 … 26 Hoofdcircuitschema EP 70, 255, 270, 300 ...... 27
3
2007-01
Aantekeningen
EPNG
Invullen tijdens installatie
Serienummer:
Installatiedatum:
Installateur:
Telefoon:
Overig:
4
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
EPNG
Functie
Elektrische ketels voor verwarmingssystemen of industriële processen De EP NG-serie elektrische ketels omvat negentien verschillende ketels met een nominaal vermogen van 31 tot 300 kW. • De ketel is leverbaar met een typegoedkeuring, certificaat SAQ T010-00, met af fabriek gemonteerde veiligheidsvoorzieningen. In dit geval is de ketel goedgekeurd voor installatie zonder beveiliging tegen calamiteiten. De af fabriek gemonteerde veiligheidsvoorzieningen bestaan uit een of meer veiligheidskleppen, een drukschakelaar en een automatisch overstortventiel. • Dubbel uitgevoerde circulatiepompen en stromingsschakelaars zijn vanuit veiligheidsoverwegingen niet vereist omdat de ketel veilig kan opereren zonder stroming. • Stoomvaten zijn niet vereist omdat de veiligheidskleppen rechtstreeks op de veiligheidsleiding van de ketel zijn aangesloten. Bij gebruik met bijvoorbeeld een platenwarmtewisselaar kan de ketel worden geregeld door de temperatuur in het secundaire circuit.
7 of 15 vermogenstrappen Het ketelvermogen is verdeeld in 7 of 15 trappen. De temperatuurregeling past het aangesloten vermogen aan de gevraagde warmte aan. Het instelbereik bedraagt 20 - 95 °C. Het vermogen van de ketel kan tot een enkele trap worden beperkt.
2007-01
Pomp-intervalstand In de pomp-intervalstand is de verwarming uitgeschakeld maar wordt de pomp dagelijks enkele minuten aangestuurd.
Hoge betrouwbaarheid De ketels zijn voorzien van niveauschakelaars en aardlekschakelaars die mogelijke storingen in de verwarmingselementen vroegtijdig signaleren, zodat problemen snel kunnen worden hersteld zonder dat het systeem ongepland moet worden uitgeschakeld.
Overbelastingsbeveiliging Er is voorzien in een geïntegreerde overbelastingsbeveiliging. Het opnieuw inschakelen na een onderbreking van de netspanning geschiedt volgens de standaards van de Associatie van Zweedse elektriciteitsleveranciers [Svenska Elverksföreningen]. De ketels zijn voorzien van aansluitingen voor een extern vermogensregelblok dat met spannings- of stroomsignalen werkt en tevens van een 0-10V uitgangssignaal voor externe vermogens- en temperatuurweergave.
Alarmindicatie Alarmen worden weergegeven op het bedieningspaneel van de ketel. De ketels beschikken tevens over een aansluiting voor een externe alarmsignalering.
Roestvaststalen verwarmingselementen De verwarmingselementen zijn vervaardigd van SS2353 roestvaststaal met een messing deklaag.
Met of zonder compensatie voor de buitentemperatuur De ketels worden geleverd met een regelsysteem om de keteltemperatuur constant te houden. Voor een variabele watertemperatuur is een compensator voor de buitentemperatuur leverbaar als optie.
4-polige hoofdschakelaar Alle ketels zijn uitgevoerd met een hoofdschakelaar die via een shunt wordt aangestuurd door de oververhittingsbeveiliging in de ketel of door externe veiligheidsapparatuur.
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
5
Technische specificaties
2007-01
EPNG
Gegevens voor alle EP NG-ketels Voedingsspanning Beschermingsklasse Ontwerpdruk Testdruk Ontwerptemperatuur Werkingstemperatuur Omgevingstemperatuur Gefabriceerd conform
400 V 3N~ of 400 V 3~ met extern 230 V regelsignaal IP 21 0.6 0.86 110 20 - 95 ≤30 AFS 1999:4§8, 97/23 Artikel 3.3
MPa MPa °C °C °C
7-traps elektrische ketels Model: EP Vermogen Stroom Afzekerwaarde Vermogen/trap Stroom/trap Schroefaansluiting/kabelflens Kabelaansluiting Inhoud Aansluiting uitgaande/retourleiding Veiligheidsleiding Gewicht (leeg) Gewicht (gevuld met water) Minimale plafondhoogte***
31 31,5 45
42 42 61
52 52,5 76
60 60 87
70 70 101
84 84 121
98 98 141
119 119 172
100 4,5 6 7,5 9 6,5 8,7 10,8 13 Schroefaansluiting Ø 34 mm 1 x 16 - 70 Cu* 31
160 250 10 12 15 17 14,4 17,3 21,7 24,5 KF 121-60 maximaal Ø 60 mm 1 x 16 - 185/240 Al**/Cu 60
R 50 int
DN 80 PN 16
85 116 1720
R25 ext 83 85 114 116 1700 1700
90 121 1720
135 195 1805
2 x R25 ext 180 140 240 200 1805 1805
kW A A kW A
liter
145 205 1825
kg kg mm
15-traps elektrische ketels Model: EP Vermogen Stroom Afzekerwaarde Vermogen/trap Stroom/trap Kabelflens Kabelaansluiting Inhoud Aansluiting uitgaande/retourleiding Veiligheidsleiding Gewicht (leeg) Gewicht (gevuld met water) Minimale plafondhoogte***
67 67,5 97
90 90 130
99 99 143
112 112,5 162 160 250 4,5 6 6,6 7,5 6,5 8,7 9,6 10,8 KF 121-60 maximaal 60 mm 1 x 16 - 185/240 Al**/Cu 60
135 135 195
150 150 217
9 13
10 14,4
DN 80 PN 16 135 195 1825
2 x R25 ext 183 180 243 240 1805 1825
180 180 260
225 225 325
255 255 368
400 12 15 17 17,3 21,7 24,5 FL 33 2 x Ø 60 mm 2 x 50 - 240 Al/Cu 180
270 270 390 630 18 26
300 300 433 20 28,9
liter
DN 100 PN 16 145 205 1825
Afhankelijk van de kabelfabrikant is een aansluiting tot 2 95 mm mogelijk. Bij aluminium kabels is een kooiklem vereist. 2 ** Een ronde gecomprimeerde kabel tot 240 mm kan worden aangesloten. *** Het plafond moet minimaal zo hoog zijn om de verwarmingselementen te kunnen vervangen. De fabrikant behoudt zich het recht voor ontwerpwijzigingen door te voeren zonder voorafgaande kennisgeving.
237 417 2170
235 415 2370
2 x R32 ext 310 268 270 490 448 450 2150 2370 2170
275 455 2170
335 515 2370
*
Niet in de afdekplaten van de ketel boren! Boorslijpsel kan de elektronica beschadigen. 6 M6-schroeven zijn meegeleverd voor bevestiging kabelgeleider.
6
kW A A kW A
Minimale plafondhoogte: zie technische gegevens A = M6-schroeven voor bevestiging kabelgeleider, etc.
Plaats geen buizen, kabelgoten etc. tegen de achterste afdekplaat van de ketel.
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
kg kg mm
EPNG
Technische gegevens
2007-01
EP 31, 42, 52 en 60 NG
EP 70, 84, 98, 119, 67, 90, 99 en 112 NG
EP 135, 150, 180, 225, 255, 270 en 300 NG
7. Hoofdschakelaar met shunt 10. Moederbord 14. In/uitschakelcontacten 59. Uitgaande leiding 60. Retourleiding 61. Veiligheidsleiding 62. Aftapkraan R15 63. Kabelflens
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
64. Zekeringen voor vermogensgroepen 65. Zekering regelcircuit 66. Bevestiging voor kabelgeleider, M6-schroeven 67. Kabeldoorvoeren 68. Verstelbare poten 69. Veiligheidsapparatuur voor drukgevulde systemen, <2,5 bar, <110 °C.*
70. Veiligheidsapparatuur voor drukgevulde systemen, >2,5 bar, >110 °C.* 71. Veiligheidsapparatuur voor drukgevulde systemen, >100 kW, >2,5 bar of >110 °C.* 72. Veiligheidsapparatuur voor drukgevulde systemen, >100 kW, >2,5 bar of >110 °C.* *Accessoire
7
2007-01
Installatie
Algemeen
• De installatie moet worden uitgevoerd conform de Instructies voor warmwaterinstallaties en de Voorschriften voor nieuwe gebouwen. • De ketel is leverbaar met een typegoedkeuring, certificaat SAQ T010-00, met af fabriek gemonteerde veiligheidsvoorzieningen. In dit geval is de ketel goedgekeurd voor installatie zonder beveiliging tegen calamiteiten. De af *fabriek gemonteerde veiligheidsvoorzieningen bestaan uit een of meer veiligheidskleppen, een drukschakelaar en een automatisch overstortventiel. • Dubbel uitgevoerde circulatiepompen en stromingsschakelaars zijn vanuit veiligheidsoverwegingen niet vereist omdat de ketel veilig kan opereren zonder stroming. • Stoomvaten zijn niet vereist omdat de veiligheidskleppen rechtstreeks op de veiligheidsleiding van de ketel zijn aangesloten. • De ketel moet binnenshuis in een geschikte ruimte worden geïnstalleerd. De ketel mag direct op de vloer worden geplaatst. • De ketel moet rechtop worden geplaatst met een vrije ruimte van minimaal 1 meter voor de ketel. • Kabels en buizen moeten zodanig worden geplaatst dat voor onderhoud het paneel aan de voorkant kan worden geopend en verwijderd. Voor de minimale plafondhoogte: zie technische specificaties. • Monteer kleppen/afsluiters tussen de ketel en het verwarmingssysteem. • De drukgevulde installatie van een elektrische ketel met een expansievat moet voor ingebruikname worden geïnspecteerd door een hiertoe gekwalificeerde persoon. Wordt de ketel of het expansievat vervangen, dan moet opnieuw een inspectie worden uitgevoerd. • De omgevingstemperatuur mag niet hoger zijn dan 30 °C. • Zwakstroomkabels mogen wegens het risico op interferentie niet direct langs kabels lopen waar een sterke stroom doorheen loopt.
EPNG
Debiet Voor een goede werking van de ketel moet het debiet constant en voldoende hoog zijn. Het debiet moet tussen de gespecificeerde grenswaarden liggen. Bij een te laag debiet kunnen de volgende problemen optreden: - Het verschil tussen de ingestelde temperatuur en de feitelijke temperatuur in de ketel neemt toe. - De regeling wordt onregelmatig, met slijtage van de in/uitschakelcontacten van de ketel en een kortere levensduur als gevolg. Bij een te hoog debiet kunnen de volgende problemen optreden: - Trillingen van de verwarmingselementen, met lawaai en een kortere levensduur als gevolg. - Onnodige slijtage van de systeemcomponenten. De specificaties voor het debiet vindt u in onderstaande tabel. Op vol ketelvermogen zorgt het aanbevolen debiet voor een ∆t van 10°C.
EP 31
Aanbevolen debiet (l/s) 0.8
Minimaal debiet (l/s) 0.3
EP 42
1.0
0.4
EP 52
1.2
0.5
EP 60
1.4
0.6
EP 67
1.5
0.6
EP 70
1.6
0.7
EP 84
2.0
0.8
EP 90
2.1
0.9
EP 98
2.3
0.9
EP 99
2.3
0.9
EP 112
2.7
1.0
Het verwarmingsgedeelte van de ketel is ontworpen voor zuurstofarm water.
EP 119
2.8
1.1
EP 135
3.2
1.3
Leidingwater wordt meestal geclassificeerd op basis van hygiëne. Water dat vanuit hygiënisch oogpunt van hoge kwaliteit is, is niet per definitie geschikt voor een verwarmingssysteem. Om problemen te voorkomen, moet het water worden geanalyseerd en moeten verschillen ten opzichte van standaard water worden gecorrigeerd. Een verwarmingssysteem met een geringe inhoud kan worden gevuld met water dat niet als systeemwater van hoge kwaliteit is geclassificeerd. Als het water wordt verwarmd, komt wat van de zuurstof en kooldioxide in het expansievat terecht of ontsnapt via overstortventielen. De rest reageert met de metalen in het systeem. Deze corrosie speelt meestal geen belangrijke rol, omdat de hoeveelheid water die in het systeem circuleert gelijk blijft. Het is daarom belangrijk dat het systeem waterdicht is zodat geen water hoeft te worden toegevoegd en dat tijdens de installatie geen extra zuurstof in het water terecht komt.
EP 150
3.6
1.5
EP 180
4.2
1.7
EP 225
5.0
2.1
EP 255
6.0
2.4
EP 270
6.5
2.6
EP 300
7.0
2.8
Waterkwaliteit
Ketel
Maximaal debiet (l/s)
4.0
10.0
15.0
Drukverlies
Bij grote systemen is het vrijwel onmogelijk om lekken of toevoer van zuurstof te voorkomen. In zo'n systeem kan een zuurstofbindend middel worden toegevoegd dat ervoor zorgt dat er altijd een kleine overdosis in het systeem aanwezig is. Zulke middelen bevatten vaak ook stoffen tegen corrosie. Waterkwaliteit, gebaseerd op geschikt leidingwater: • Om corrosie tegen te gaan moet de alkaliteit > 60 mg/l bedragen. • Een kooldioxidegehalte > 25 mg/l vergroot de kans op corrosie. • Een zwavelgehalte >100 mg/l bevordert corrosie. Is het zwavelgehalte hoger dan de alkaliteit, dan bestaat het risico op kopercorrosie. • Hard water veroorzaakt kalkaanslag. Dit is onwenselijk in verwarmingssystemen. • Zeer zacht water kan corrosie veroorzaken. • Een chloorgehalte > 100 mg/l maakt water agressief, vooral in combinatie met kalkaanslag. • Een lage pH-waarde kan corrosie veroorzaken. De pH-waarde moet tussen 7,5 en 8,5 liggen. • Bij aanwezigheid van kooldioxide in combinatie met een lage pHwaarde en een lage hardheid wordt het water agressief.
8
Debiet
Drukverliesgrafiek Vanuit veiligheidsoverwegingen kan de ketel bij een debiet van nul werken. Ofwel: de ketel beschadigt niet als de geforceerde circulatie stopt, bijvoorbeeld als een klep wordt gesloten of een pomp stopt en er alleen natuurlijke circulatie resteert. Het systeem hoeft niet voorzien te zijn van parallelle circulatiepompen of een debietschakelaar.
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
HVAC-installatie
EPNG
Algemeen
• De installatie moet worden uitgevoerd conform de Instructies voor warmwaterinstallaties en de Voorschriften voor nieuwe gebouwen. • De ketel is leverbaar met een typegoedkeuring, certificaat SAQ T010-00, met af fabriek gemonteerde veiligheidsvoorzieningen. In dit geval is de ketel goedgekeurd voor installatie zonder beveiliging tegen calamiteiten. De af fabriek gemonteerde veiligheidsvoorzieningen bestaan uit een of meer veiligheidskleppen, een drukschakelaar en een automatisch overstortventiel. • Dubbel uitgevoerde circulatiepompen en stromingsschakelaars zijn vanuit veiligheidsoverwegingen niet vereist omdat de ketel veilig kan opereren zonder stroming. • Stoomvaten zijn niet vereist omdat de veiligheidskleppen rechtstreeks op de veiligheidsleiding van de ketel zijn aangesloten. • De ketel moet binnenshuis in een geschikte ruimte worden geïnstalleerd. De ketel mag direct op de vloer worden geplaatst. • De ketel moet rechtop worden geplaatst met een vrije ruimte van minimaal 1 meter voor de ketel. • Buizen moeten zodanig worden geplaatst dat voor onderhoud het paneel aan de voorkant kan worden geopend en verwijderd. Voor de minimale plafondhoogte: zie technische specificaties. • Monteer kleppen/afsluiters tussen de ketel en het verwarmingssysteem. • De drukgevulde installatie van een elektrische ketel met een expansievat moet voor ingebruikname worden geïnspecteerd door een hiertoe gekwalificeerde persoon. Wordt de ketel of het expansievat vervangen, dan moet opnieuw een inspectie worden uitgevoerd.
2007-01
Drukgevuld systeem, <2,5 bar, <100 kW en <110 °C Monteer in de veiligheidsleiding van de elektrische ketel een typegoedgekeurd overstortventiel en een automatische ontluchter.
Drukgevuld systeem, >2,5 bar, >100 kW of >110 °C Monteer in de veiligheidsleiding van de elektrische ketel een typegoedgekeurd overstortventiel en een automatische ontluchter.
Expansiesysteem: veiligheidsleiding De elektrische ketel moet worden aangesloten op een expansiesysteem. De schema's op deze pagina zijn principeschema's. Het feitelijke systeem moet worden ontworpen conform de geldende standaards. Additionele apparatuur moet worden geïnstalleerd conform de specificaties van de fabrikant. Is de veiligheidsleiding van de ketel niet op een expansievat met ontluchting aangesloten, dan moet deze beslist worden voorzien van automatische ontluchting. Dit voorkomt ophoping van lucht bovenin de ketel, wat problemen kan veroorzaken als de niveauschakelaar een laag waterniveau detecteert.
Drukloos systeem De veiligheidsleiding van de ketel moet in een ononderbroken stijgende lijn op het niveauvat worden aangesloten zonder te kunnen worden afgesloten. Om te voorkomen dat extra zuurstof in het water terechtkomt, moet de afstand tussen het hoogste punt van het verwarmingssysteem en het niveauvat minimaal 2,5 m bedragen. Raadpleeg de handleiding van de pomp voor de aanbevolen inlaatdruk.
Minimale plafondhoogte: zie technische gegevens A = M6-schroeven voor bevestiging kabelgeleider, etc.
Plaats geen buizen, kabelgoten etc. tegen de achterste afdekplaat van de ketel.
Niet in de afdekplaten van de ketel boren! Boorslijpsel kan de elektronica beschadigen. 6 M6-schroeven zijn meegeleverd voor bevestiging kabelgeleider.
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
9
Elektrische installatie
2007-01
EPNG
Interne/externe regelspanning
Algemeen • De installatie moet worden uitgevoerd onder toezicht van een bevoegde installateur conform de standaards van de commissie hogedrukvaten, de instructies voor warmwatersystemen, de voorschriften voor nieuwe gebouwen en de sterkstroomvoorschriften. • De dimensionering van de kabels moet geschieden conform de sterkstroomvoorschriften. • De ketel is leverbaar met een typegoedkeuring, certificaat SAQ T010-00, met af fabriek gemonteerde veiligheidsvoorzieningen. In dit geval is de ketel goedgekeurd voor installatie zonder beveiliging tegen calamiteiten. De af fabriek gemonteerde veiligheidsvoorzieningen bestaan uit een of meer veiligheidskleppen, een drukschakelaar en een automatisch overstortventiel. • De ketel moet binnenshuis in een geschikte ruimte worden geïnstalleerd. De ketel mag direct op de vloer worden geplaatst. • De ketel moet rechtop worden geplaatst met een vrije ruimte van minimaal 1 meter voor de ketel. • Kabels moeten zodanig worden geplaatst dat voor onderhoud het paneel aan de voorkant kan worden geopend en verwijderd. Voor de minimale plafondhoogte: zie technische specificaties. • Zwakstroomkabels mogen wegens het risico op interferentie niet direct langs kabels lopen waar een sterke stroom doorheen loopt.
Minimale plafondhoogte: zie technische gegevens A = M6-schroeven voor bevestiging kabelgeleider, etc.
Plaats geen buizen, kabelgoten etc. tegen de achterste afdekplaat van de ketel. Niet in de afdekplaten van de ketel boren! Boorslijpsel kan de elektronica beschadigen.
Is de ketel voorzien van een extern regelsignaal (230 V, 6 A gezekerd), verwijder dan de doorverbinding tussen pin 8 en 9 van het aansluitblok voor het regelcircuit. Sluit de fasedraad voor de externe regelspanning aan op pin 8 en verwijder de verbinding (pin 9) met de zekering voor het regelsignaal. Zie 'Aansluitschema - regeling', pagina 12, items 6 en 18. Is de ketel voorzien van een externe regeling, dan moet dit duidelijk op de ketel worden aangegeven.
Veiligheidsapparatuur aansluiten Sluit voor de juiste werking van het beveiligingssysteem van de ketel elke vorm van externe beveiliging als volgt aan. Externe veiligheidsapparatuur moet worden aangesloten op pin 1, 3 en 4 van het aansluitblok voor het regelcircuit. Verwijder de bestaande doorverbinding tussen pin 3 en 4 van het aansluitblok (230 V). Zie 'Aansluitschema: regeling' (pagina 12, items 5 en 19). Is het contact tussen pin 3 en 4 gesloten, dan is de ketel in werking. Wordt het contact geopend, dan wordt de spanning direct afgeschakeld en lichten de alarmmeldingen op het moederbord en het paneelbord op. Het relais voor het externe alarm wordt geactiveerd. Om de spanning af te schakelen, moet er 230 V staan op pin 1. Wordt slechts 1 veiligheidscomponent (zoals een drukschakelaar) aangesloten, doe dit dan als volgt:
Worden meerdere veiligheidscomponenten aangesloten, doe dit dan als volgt in serie:
6 M6-schroeven zijn meegeleverd voor bevestiging kabelgeleider. Externe alarmmelding Aansluitblok J10 op het moederbord beschikt Het vermogen van de elektrische ketel kan worden begrensd. Zie over een aansluiting voor een verzamelalarm 'Programmeren' (pagina 15, register 1-0). dat wordt geactiveerd bij laag waterniveau, geactiveerde oververhittingsbeveiliging, PEC Aansluiting netvoedingkabel of geactiveerde externe veiligheidsapparatuur. De ketels zijn voorzien van een aansluiting voor een PEN-kabel met 4 of Zie 'Moederbord' (pagina 13, item 20). 5 geleiders. Bij gebruik van een kabel met 5 geleiders moet de zekering uit de massa-aansluiting worden verwijderd. Galvanisch gescheiden, maximaal 230 V, 2 A. Pin J10:11 is het vaste contact, C. Aluminium kabel moet worden voorzien J10:11 - J10:12, C - NC, gesloten bij normaal aarding van neutraal contactvet. bedrijf. J10:11 - J10:13, C - NO, gesloten bij alarm. Draai de bouten met een momentsleutel aan. Het aanhaalmoment staat op de Circulatiepomp: pomp-intervalstand aansluitingen. De kabelaansluitingen voor Aansluiting J10:4 op het moederbord geeft een regelspanning schakelaars worden als volgt van 230 V voor een 1-fase circulatiepomp (max. belasting 2 A). aangehaald: Een 3-fase circulatiepomp wordt via een in/uitschakelcontact en
Vermogensbegrenzing
stroomonderbreker
Schakelaar NZM 1-100 NZM 2-160, -250 NZM 3-400, -600
Aanhaalmoment 15 Nm 30 Nm 50 Nm
Na 500 bedrijfsuren moeten de contactbouten met een momentsleutel worden aangehaald.
10
de motorbeveiliging aangesloten. Zie 'Moederbord' (pagina 13, item 20). U kunt de pomp-intervalstand vanaf het bedieningspaneel selecteren. Het scherm toont . In deze stand zijn de ketel en de pomp uitgeschakeld, maar wordt de pomp dagelijks enkele minuten aangestuurd. Wordt de pomp door de ketel aangestuurd, dan moet dit met een label op de pomp worden aangegeven.
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
EPNG
Elektrische installatie
Overbelastingsbeveiliging De overbelastingsbeveiliging beveiligt de hoofdzekeringen. Bij overbelasting wordt de spanning afgeschakeld. De spanning wordt weer ingeschakeld zodra dit kan. De overbelastingsbeveiliging is niet fasegevoelig. De stroomtransformatoren hoeven niet te worden aangesloten als deze functie niet wordt gebruikt,
Overbelastingsbeveiliging EP 31 – 60 - directe meting: Directe meting met meegeleverde stroomtransformatoren (max. 125 A). Sluit de stroomtransformatoren aan op aansluitblok J4 en de gemeenschappelijke leiding op pin J4:4. Zie 'Moederbord' (pagina 13, item 30). De specificaties van de hoofdzekering en de vermogenstrap zijn nodig bij het programmeren. Zie 'Technische gegevens' (pagina 6) en 'Programmeren' (pagina 15, register 1-1 en 1-2).
2007-01
Externe blokkering Om problemen te voorkomen moet een externe blokkering met een lagere prioriteit dan de veiligheidsapparatuur worden aangesloten op aansluitblok J5 op het moederbord (zie pagina 13, item 31). De ketel kan worden geblokkeerd door een extern galvanisch gescheiden contact. Het signaal wordt aangesloten op aansluitblok J5 (pin J5:1 en J5:2) na het verwijderen van de aanwezige doorverbindingen. Zie 'Moederbord' (pagina 13, item 31) 'Externe blokkering'. Wordt de ketel geblokkeerd in een stand waarbij de spanning is aangesloten, dan wordt het vermogen gereduceerd totdat alle vermogenstrappen zijn losgekoppeld. De indicator 'EXT. CTRL' (Externe regeling) licht op om aan te geven dat de ketel is geblokkeerd. Zie 'Bediening en onderhoud' (pagina 16, item 40).
Externe vermogensregeling De ketel kan worden geregeld door externe gelijkspanning (0-10V) of gelijkstroom (0-10 mA of 0-20mA). Signaal wordt aangesloten op aansluitblok J5. Zie 'Moederbord' (pagina 13, item 31). Het externe regelsignaal stuurt de vermogenstrappen aan tussen 0 en 100 % van het geïnstalleerde vermogen. Geïnstalleerd vermogen = het aantal trappen dat de ketel mag gebruiken. Zie 'Programmeren' (pagina 15, register 1-0).
Overbelastingsbeveiliging EP 70- 119 en EP 67 - 300 Meting over primaire en secundaire stroomtransformatoren (deze laatste worden met de ketel meegeleverd). Primaire stroomtransformatoren worden door de installateur geleverd.
De temperatuurregeling in de ketel is leidend, dus de ingestelde keteltemperatuur moet iets hoger zijn dan nodig voor het systeem.
De secundaire stroomtransformatoren worden op aansluitblok J4 aangesloten, de gemeenschappelijke leiding wordt aangesloten op pin J4:4. De draad van de primaire stroomtransformator moet eenmaal door de secundaire stroomtransformator lopen. Zie 'Moederbord' (pagina 13, item 30).
De indicator 'EXT. CTRL' (Externe regeling) blijft aan totdat het externe regelsignaal 100 % bereikt. Zie 'Bediening en onderhoud' (pagina 16, item 40).
De specificaties van de hoofdzekering, de vermogenstrap en de verhouding van de primaire stroomtransformator zijn nodig bij het programmeren. Zoek deze gegevens op voordat u begint met programmeren. Zie 'Technische gegevens' (pagina 4) en 'Programmeren' (pagina 15, register 1-1 en 1-2).
Voorbeeld Hoofdzekering: 200A Verhouding stroomtransformator: 250/5 = 50 (250/5 betekent dat de uitgangsstroom van de transformator 5 A bedraagt bij een ingangsstroom van 250 A). Elektrische ketel: EP 119, de vermogenstrap is 17 kW, wat overeenkomt met 24,5 A. Stroombegrenzing = 200 A gedeeld door 50 (250/5) = 4 A Marge = 24,5 A gedeeld door 50 (250/5) = 0,49
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
Externe weergave van keteltemperatuur, gelijkspanning (0-10V) Een 0-10V signaal wordt over pin J6:1 en J6:2 van aansluitblok J6 gestuurd. Dit signaal is proportioneel aan de keteltemperatuur (0127°C). Zie 'Moederbord' (pagina 13, item 32).
Externe weergave van aangesloten vermogen, gelijkspanning (0-10V) Een 0-10V signaal wordt over pin J6:2 en J6:3 van aansluitblok J6 gestuurd. Dit signaal is proportioneel aan het geïnstalleerde vermogen. Zie 'Moederbord' (pagina 13, item 33). Geïnstalleerd vermogen = het aantal trappen dat de ketel mag gebruiken. Zie 'Programmeren' (pagina 15, register 1-0).
Buitentemperatuurvoeler Is de ketel voorzien van een weersafhankelijke regeling, dan moet de buitentemperatuurvoeler worden aangesloten op aansluitblok J7. Zie 'Moederbord' (pagina 13, item 34). Installeer de voeler op noord of noordwest zodat deze niet wordt blootgesteld aan de ochtendzon. Plaats de voeler halverwege de hoogte van het gebouw nabij een hoek en vrij van roosters, ramen en deuren. Sluit de voeler aan met een kabel van max. 50 m en een doorsnede van minimaal 0,4 mm2. Als u de kabel in een pijp legt, dicht deze dan af om condensatie in de behuizing van de voeler te voorkomen.
Controles na de elektrische installatie Controleer of er geen gereedschap of andere voorwerpen achter het railsysteem zijn gevallen. Controleer de isolatie tussen de fasen onderling en tussen de fasen en aarde. Controleer dat de hoofdschakelaar en de zekering voor het regelcircuit M1 uit staan en dat de neutrale aansluiting los is. Meet aan de onderzijde van de schakelaar. De weerstand moet oneindig zijn.
11
2007-01
Bedradingsschema - regeling
1. Paneel voor weersafhankelijke regeling (accessoire). 2. Standaard paneel. 3. Stop-knop. 4. Oververhittingsbeveiliging, instelbaar 95 - 120 °C, 1 of 2, afhankelijk van het model ketel. 5. Aansluitingen regeling. 6. Aansluiting externe regelspanning. 7. Shuntcontact in hoofdschakelaar. Ontvangt deze 230 V vanaf de oververhittingsbeveiliging of de externe beveiliging, dan slaat de schakelaar om en wordt de spanning naar de ketel afgeschakeld. De alarmlamp gaat aan. 8. Hulpcontact in de hoofdschakelaar. Het contact is gesloten als de hoofdschakelaar in stand 'I' staat.
12
EPNG
9. Zekering intern regelcircuit. 10. Printplaat, moederbord. 11. Regelsignaal naar de in/uitschakelcontacten van de vermogenstrappen, tevens fasedetectie, 230 V. 12. Voedingsspanning voor moederbord, 230 V. 13. Lintkabel tussen moederbord en bedieningspaneel. 14. In/uitschakelcontact, vermogensgroep 1. 15. In/uitschakelcontact, vermogensgroep 2. 16. In/uitschakelcontact, vermogensgroep 3. 17. In/uitschakelcontact, vermogensgroep 4, alleen in 15-traps ketels, 1 of 2, afhankelijk van het model ketel. 18. Doorverbinding, wordt verwijderd voor het aansluiten van een extern regelsignaal. 19. Drukschakelaar (accessoire).
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
EPNG
Moederbord
2007-01
20. Alarmuitgang, galvanisch gescheiden. J10:11 - J10:12 zijn gesloten tijdens normale werking, C - NC. J10:11 - J10:13 sluit bij een alarm, C - NO. 21. Alarmrelais met indicator. 22. Regeluitgangen naar de in/uitschakelcontacten van de vermogensgroepen. 23. Relais met indicatoren, besturen de in/uitschakelcontacten van de vermogensgroepen. De nummers onder de relais geven aan welke vermogensgroep wordt aangestuurd. Relais 4 wordt in 7-traps ketels niet gebruikt. 24. Regelsignaal naar circulatiepomp, 230 V, maximaal 2 A. 25. Relais met indicator voor circulatiepomp. 26. Temperatuurvoeler voor vermogen en oververhitting. 27. Temperatuurvoeler voor oververhitting (accessoire). Zie 'Programmeren' (pagina 15, register 1-7:1). 28. SPÄRR (BLOKKEREN): knippert als het vermogen tijdelijk is geblokkeerd en vertraagd wordt aangesloten. SNABB (SNEL): hiermee kunt u de vertraagde aansluiting passeren en het vermogen snel op niveau 0 aansluiten of een wijziging in de programmering op niveau 1 bevestigen. 29. Aansluiting voor de stroomtransformatoren voor de PEC-functie: aardlekdetectie. 30. Stroomtransformator voor overbelastingsbeveiliging. 31. Externe blokkering/vermogensregeling: De temperatuurregeling in de ketel is leidend ten opzichte van de vermogensregeling. De instelling van de keteltemperatuur moet iets hoger zijn dan noodzakelijk is voor het systeem.
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
13
2007-01
Programmeren
Algemeen Verzamel alle benodigde informatie voordat u begint met programmeren: □ Het vermogen en het aantal trappen in de ketel; □ Overbelastingsbeveiliging, voor ketels met directe meting: - sterkte hoofdzekering, - grootte van vermogenstrap; □ Overbelastingsbeveiliging, voor ketels met secundaire meting: - sterkte hoofdzekering, - verhouding primaire stroomtransformator, - grootte en stroom van vermogenstrap.
14
EPNG
Informatie over het vermogen en de stroom van de trappen vindt u onder 'Technische gegevens' (pagina 6). Pagina 11 bevat een uitgewerkt voorbeeld van een ketel met een overbelastingsbeveiliging met secundaire meting.
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
Programmeren
EPNG
Programmeren
2007-01
Voer de volgende stappen uit om een waarde te wijzigen: U moet eerst informatieniveau 0 doorlopen voordat u bij instellingsniveau 1 kunt komen. registers. STÄLL-SET (Instellen): wijzigt de waarde van □ Druk enkele keren op 'INFO' totdat het scherm toont. een parameter. □ Druk op 'SNABB' (Snel) om het instellingsniveau te openen. Beide knoppen zitten op het bedieningspaneel van □ Druk net zo vaak op 'INFO' tot u bij het register komt waarvan de ketel. u de parameters wilt wijzigen. SNABB (Snel): een wijziging bevestigen en □ Druk diverse keren op 'STÄLL-SET' (Instellen) of houd deze schakelen tussen niveaus. knop ingedrukt tot de gewenste waarde in het venster Deze knop zit op het moederbord in de ketel (zie verschijnt. pagina 13, item 28). □ Druk op 'SNABB' (Snel) om de wijziging te bevestigen. 30 seconden nadat u op een van de knoppen heeft gedrukt, keert het scherm automatisch terug naar de keteltemperatuur.
INFO: schakelt tussen de verschillende
Informatie - niveau 0. Druk op de knop INFO om tussen de registers te schakelen. Niveau 0-0 0-1 0-2
Scherm
0-3 0-4 0-5
Informatie Huidige keteltemperatuur, 0-125°C. Totaal aantal dagen in werking. Aardlekstroom, 0- 5. Let op: deze aardlekstroom hoeft niet van de ketel te komen. Hoogste aardlekstroom gedurende de lopende periode (sinds de laatste keer dat het elektronische circuit geen voedingsspanning had). Hoogste keteltemperatuur gedurende de lopende periode (sinds de laatste keer dat het elektronische circuit geen voedingsspanning had). Druk op de knop INFO voor niveau 0-0 of op op de knop SNABB (Snel) voor niveau 1.
Instellingen - niveau 1. Niveau 1-0
Scherm
1-1
1-2
1-3
1-4 1-5
1-6 1-7
1-7-1
Informatie EP 31, 42, 52, 60, 70, 84, 98 en 119 NG. Aantal trappen dat de ketel mag gebruiken: 0-7 trappen. Zie de technische specificaties voor het vermogen per trap per model ketel. EP 67, 90, 99, 112, 135, 150, 180, 225, 255, 270 en 300 NG. Aantal trappen dat de ketel mag gebruiken: 0-15 trappen. Zie de technische specificaties voor het vermogen per trap per model ketel. EP 31, 42, 52 en 60 NG, directe meting. Sterkte hoofdzekering: 50, 63, 80, 100 of 125 A. Schakelaar 3 = OFF (Uit), zie hieronder. EP 70, 84, 98, 119, 67, 90, 99, 112, 135, 150, 180, 225, 255, 270 en 300 NG, secundaire meting. Stroombegrenzing, 0-5 A. Schakelaar 3 = ON (Aan), zie hieronder. Zie 'Overbelastingsbeveiliging EP 70- 119 en EP 67 - 300' (pagina 9). EP 31, 42, 52 en 60 NG, directe meting. Grootte van vermogenstrap: EP 31: 4,5 kW. EP 42: 6 kW. EP 52: 7,5 kW. EP 60: 9 kW. Schakelaar 3 = OFF (Uit), zie hieronder. EP 70, 84, 98, 119, 67, 90, 99, 112, 135, 150, 180, 225, 255, 270 en 300 NG, secundaire meting. Marge: 0-0,98. Schakelaar 3 = ON (Aan), zie hieronder. Zie 'Overbelastingsbeveiliging EP 70- 119 en EP 67 300' (pagina 9). Maximale temperatuurverhoging boven ingestelde waarde: 0-15˚C. Schakelaar 2 = ON (Aan), zie hieronder. De maximale toegestane temperatuur wordt als absolute waarde opgegeven. Schakelaar 2 = OFF (Uit), zie hieronder. Grenswaarde voor alarm aardlekdetector: 0-5. Grenswaarde voor vermogen na een vermogensonderbreking van meer dan 3 minuten. Opties: 0u: totaal vermogen direct beschikbaar 1u = 33 % direct, 33% na 30 min en de rest na 1 uur 2u 0 = totaal vermogen 2 uur uitgesteld 2u 1 = 1 trap direct, de rest na 2 uur 2u 2 = 2 trappen direct, de rest na 2 uur 2u 3 = 3 trappen direct, de rest na 2 uur 2u 4 = 4 trappen direct, de rest na 2 uur 2u 5 = 5 trappen direct, de rest na 2 uur 2u 6 = 6 trappen direct, de rest na 2 uur 2u 7 = 7 trappen direct, de rest na 2 uur Schakelaars met verschillende functies. Druk op STÄLL-SET (Instellen) om tussen de schakelaars te wisselen. Druk op SNABB (Snel) om tussen ON/OFF (Aan/Uit) te wisselen. Schakelaars 4 - 7 zijn niet in gebruik. ON (Aan): de temperatuurvoeler in de ketel geeft temperatuurinformatie aan het oververhittingsbeveiligingscircuit. OFF (Uit): de schakeling voor de oververhittingsbeveiliging gebruikt een aparte temperatuurvoeler.
1-7-2 1-7-3 1-8
ON (Aan): de hoge temperatuur is relatief ten opzichte van de ingestelde waarde. OFF (Uit): de maximale toegestane temperatuur wordt als absolute waarde opgegeven. ON (Aan): de overbelastingsbeveiliging maakt gebruik van secundaire meting OFF (Uit): overbelastingsbeveiliging met directe meting. Druk op de knop INFO voor niveau 1-1 of op op de knop SNABB (Snel) voor niveau 2.
Fabrieksinstellingen - niveau 2. Op dit niveau kunnen geen wijzigingen worden aangebracht. Niveau Scherm 2-0 2-1 tot register 2-7 2-8
Informatie
Druk op de knop INFO voor niveau 2-0 of op op de knop SNABB (Snel) voor niveau 0.
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
15
2007-01
Bediening en onderhoud
EPNG
Standaard
Weersafhankelijke regeling
4. Oververhittingsbeveiliging, 1 of 2, afhankelijk van type ketel. 37. STOP
Door het indrukken van deze knop schakelt de hoofdschakelaar om en wordt de netspanning naar de ketel afgeschakeld. De ALARM-lamp gaat aan. Om te resetten: volg de procedure 'Resetten na een alarm met prioriteit 2'. 38. POWER • Netvoeding: brandt constant als de ketel in werking is. • Knippert bij een vertraagde aansluiting na een onderbreking van de netspanning. 39. LOAD GUARD Overbelastingsbeveiliging: vermogen wordt beperkt door het overbelastingsbeveiligingscircuit. 40. EXT. CTRL Externe regeling: het vermogen wordt beperkt door de schakeling voor externe regeling. De indicator blijft aan tot het externe regelsignaal 100 % bereikt. 41. HIGH TEMP. Hoge temperatuur: het vermogen is uitgeschakeld door de functie voor oververhitting. 42. PEC Geeft in combinatie met ALARM aan dat de netspanning is uitgeschakeld door de aardlekdetector PEC. 43. ALARM • De oververhittingsbeveiliging is geactiveerd. • De externe beveiligingsapparatuur is geactiveerd. • In combinatie met WATER LEVEL (waterniveau): het waterniveau is laag. • In combinatie met PEC: de aardlekstroom is te hoog. • Storing in de temperatuurvoeler. 44. WATER LEVEL Waterniveau (in combinatie met ALARM): ketel is geblokkeerd wegens laag waterniveau. 45. INFO Druk op deze knop voor informatie over de diverse parameters. 46. STÄLL-SET Instellen: ketelparameters wijzigen. Alle wijzigingen moeten worden bevestigd met de knop SNABB (Snel) op het moederbord. Deze knop werkt alleen op niveau 1.
16
47. De vermogensindicator geeft het percentage ingeschakeld ketelvermogen aan. 48. Het scherm geeft de keteltemperatuur weer, tenzij de knop INFO is ingedrukt. Het scherm kan informatie op drie niveaus weergeven: 0, 1 en 2. U kunt alleen vanaf het bedieningspaneel niveau 0 bereiken. 30 seconden nadat u de knop INFO, STÄLL-SET (Instellen) of SNABB (Snel) heeft gedrukt, keert het scherm terug naar de keteltemperatuur. Niveau 0: Gebruikersinformatie, wijzigingen niet mogelijk. Niveau 1: Parameters voor werking, wijzigingen mogelijk. Niveau 2: Fabrieksinstelling, wijzigingen niet mogelijk. Meer informatie: zie hoofdstuk ‘Programmeren’. 49. Programmaselector, standaard ketel: Ketel uit, stand-by, alarm resetten. Zomerstand met pomp-intervalschakeling. I Normale stand. 50. Instelling gewenste temperatuur. 51. Programmaselector, ketel met weersafhankelijke regeling: Stand-by, ketel uit. Zomerstand met pomp-intervalschakeling. Normale stand met temperatuur conform ingestelde waarde. Nachtstand. Automatische stand: watertemperatuur schakelt tussen normale stand en nachtstand conform de instellingen. 52. ADJUST CURVE Aanpassen van de verwarmingscurve. 53. CURVE Instellen van de verwarmingscurve. 54. NIGHT Nacht: hoger of lager debiet ten opzichte van de dagstand. 55. MAX TEMP. Bovengrens geselecteerde watertemperatuur. 56. Klok programmeren: instellen wanneer de dag- en nachtstanden actief zijn. 57. Temperatuurgrafiek: geeft de watertemperatuur weer als functie van de buitentemperatuur en de geselecteerde verwarmingscurve. 58. Manometer: geeft de waterdruk in het verwarmingssysteem aan.
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
EPNG
Bediening en onderhoud
2007-01
Weersafhankelijke regeling
Basisinstellingen aanpassen
Alleen voor ketels met een weersafhankelijke regeling. Met deze functie wordt de watertemperatuur aangepast conform de geselecteerde verwarmingscurve.
Kamertemperatuur is te hoog: kies een lagere curve. Kamertemperatuur is te laag: kies een hogere curve. Een stijging in kamertemperatuur kan worden begrensd door thermostaten voor radiatoren of vloerverwarming of door een kamerthermostaat. Gebruik om aan te passen de knop ADJUST CURVE (curve aanpassen).
Verwarmingscurve Hoe lager de buitentemperatuur, hoe hoger de watertemperatuur moet zijn. Aanpassing gaat automatisch conform vooraf ingestelde waarden. De keuze van de verwarmingscurve hangt af van de vraag van het verwarmingssysteem, het gebouw en de klimaatzone. De startwaarde is de ontwerp-watertemperatuur. Kent u deze waarde niet, gebruik dan de volgende startwaarden. Nadere aanpassingen zijn nodig als de kamertemperatuur niet de gewenste waarde bereikt. Wacht minimaal 24 uur na aanpassing van de instellingen, zodat de temperatuur zich kan stabiliseren.
Verwarmingscurve verschuiven U kunt de verwarmingscurve met ±10 °C aanpassen of de functie gebruiken om de kamertemperatuur tijdelijk of permanent aan te passen. Een stijging in kamertemperatuur kan worden begrensd door thermostaten voor radiatoren of vloerverwarming. De startwaarde moet 0°C zijn. Moet u meer dan 10°C wijzigen, dan moet u de verwarmingscurve aanpassen.
Maximumtemperatuur Kies de maximaal toegestane watertemperatuur dusdanig, dat deze niet lager is dan de temperatuur conform de curve op de 'koudste dag'.
Nachtstand aanpassen Met deze functie kunt u diverse temperaturen instellen op verschillende tijden van de dag. De watertemperatuur kan met ±15°C t.o.v. de verwarmingscurve worden aangepast. Elke °C verandering in watertemperatuur komt overeen met circa 0,5°C verandering in kamertemperatuur. U kunt deze functie in eerste instantie beter niet gebruiken of op 0°C zetten.
Bovenstaande grafiek geeft de relatie weer tussen watertemperatuur, geselecteerde verwarmingscurve en buitentemperatuur. De verticale as toont de watertemperatuur weer, de horizontale as de buitentemperatuur.
Ontwerpwaarden Curve:
Curve aanpassen: Nacht:
geselecteerd conform ontwerpwaarden. startwaarde 0. startwaarde 0.
Onbekende waarden: radiatoren Curve:
selecteer een curve met de volgende eigenschappen: watertemperatuur 55°C voor een laagtemperatuursysteem op de ‘koudste dag’ watertemperatuur 70°C voor een hoogtemperatuursysteem op de 'koudste dag’. Curve aanpassen: startwaarde 0. Nacht: startwaarde 0. De ‘koudste dag’: de laagste temperatuur die normaliter in de omgeving optreedt.
Onbekende waarden: vloerverwarming Curve: Curve aanpassen: Nacht:
0,75 - 1 bij vloerverwarming op eenbalkenlaag. 0,5 bij vloerverwarming in beton. startwaarde 0. startwaarde 0.
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
De geprogrammeerde tijden voor aan/uitschakelen bepalen wanneer de temperatuur wijzigt. Een stijging in kamertemperatuur kan worden verhinderd door te laag afgestelde thermostaten voor radiatoren of vloerverwarming. U kunt de kamertemperatuur ook met de hand wijzigen door de programmaklok in- en uit te schakelen. Aanpassingen worden actief met de schakelaar in Nachtstand Automatische stand of conform de instelling van de programmaklok.
, in
Klok programmeren Draai de transparante plastic schijf met minutenwijzer om tijd en dag in te stellen: 1=maandag, 2=dinsdag, etc. Trek de nokjes naar buiten voor de tijden waarop u de dagtemperatuur wilt instellen. Elk nokje staat voor twee uur. De klok-indicator staat op 'I' voor dagtemperatuur. Gebouwen houden warmte vast. Om rond 00.00 uur een lagere temperatuur te bereiken, kunt u mogelijk al om 22:00 uur de nachtstand aanzetten. Hetzelfde geldt voor de hogere dagtemperatuur. De programmaklokinstellingen gelden alleen als de keuzeschakelaar op Automatische stand staat. In Dagstand geldt altijd de dagtemperatuur, in Nachtstand geldt altijd de nachttemperatuur.
17
2007-01
Bediening en onderhoud
Controles voor het eerste gebruik Controleer of: □ de elektrische ketel en het verwarmingssysteem zijn gevuld met water en zijn ontlucht en of het automatische overstortventiel open staat zodat lucht kan ontsnappen. □ eventuele drukschakelaars op de juiste druk zijn ingesteld. □ de circulatiepomp werkt en de stroomrichting correct is. □ alle noodzakelijke kleppen open staan. □ alle veiligheidskleppen werken. □ geen gereedschap of andere voorwerpen achter het railsysteem zijn gevallen. □ de isolatie tussen de fasen onderling en tussen de fasen en aarde in orde is. □ de hoofdschakelaar en de zekering voor regelcircuit M1 uit staan en of de neutrale aansluiting los is. Meet aan de onderzijde van de schakelaar. De weerstand moet oneindig zijn. □ externe veiligheidsapparatuur conform deze installatie-instructies is aangesloten. □ externe veiligheidsapparatuur correct functioneert.
EPNG
Bij detectie van te hoge temperatuur gaat de lamp 'HIGH TEMP' (Hoge temperatuur) aan, het alarm gaat alleen aan als de oververhittingsbeveiliging geactiveerd is. Zodra de keteltemperatuur onder de ingestelde waarde komt, wordt het vermogen in stappen hersteld. De drempelwaarde voor de beveiliging tegen hoge temperatuur kan worden gespecificeerd als absolute temperatuur of als temperatuurverschil met de standaard ingestelde temperatuur. U kunt een van deze waarden instellen bij het programmeren van de ketel. Zie 'Programmeren' (pagina 15, register 1-3 en 1-7:2).
PEC-functie De aardlekdetectie (PEC) van de ketel geeft een vroege indicatie van mogelijke storingen in de verwarmingselementen. Hiermee kunnen storingen snel worden hersteld zonder het systeem ongepland moet worden afgezet. Zie 'Programmeren' (pagina 15, register 0-2, 0-3 en 1-4) en 'Problemen oplossen' (pagina 20).
Vertraagde aansluiting
De ketel sluit vertraagd aan na onderbreking van de netspanning gedurende meer dan 3 minuten. Zolang de aansluiting is □ Zet de schakelaar in stand 'I' (Aan): de schakelaar zit aan de geblokkeerd, knipperen de 'POWER' (Netspanning)-indicator op het binnenzijde van de deur van de ketel. bedieningspaneel van de ketel en de 'SPÄRR' (Blokkeren)-indicator □ Alle indicatoren lichten even op. De ‘POWER’ indicator knippert op het moederbord. om aan te geven dat het vermogen wordt beperkt door de Houd de knop 'SNABB' (Snel) ingedrukt tot de 'SPÄRR' (Blokkeren)schakeling voor vertraagd aansluiten. Zie 'Vertraagde aansluiting' indicator dooft om de vertraging tijdelijk uit te schakelen. (pagina 16). Als het vermogen van de ketel uit is geweest, wordt een deel van het vermogen vertraagd aangesloten. Dit is zichtbaar door het Aanpassen knipperen van de 'POWER' (Netspanning)- en de □ Vermogensbegrenzing: zie pagina 15, register 1-0. 'SPÄRR' (Blokkeren)-indicator. Is de vertraging niet □ Overbelastingsbeveiliging: zie pagina 15, register 1-1 en 1-2. meer actief, dan brandt de 'OPERATION' (In □ Oververhittingsbeveiliging: zie pagina 15, register 1-3 en 1-7:2. werking)-indicator constant en gaat de 'SPÄRR' □ Keteltemperatuur, zie pagina 16, item 50. (Blokkeren)-indicator uit. Om te controleren of de elektrische ketel Ketels met weersafhankelijke regeling: functioneert, kunt u de vertraagde aansluiting □ Stel dag en tijd op de programmaklok correct in (zie’ opheffen door de knop 'SNABB' (Snel) ingedrukt te Programmaklok’ op pagina 17). houden tot de 'SPÄRR' (Blokkeren)-indicator uit □ Verwarmingscurve (zie pagina 16, item 53 en gaat. Zie 'Moederbord' (pagina 13, item 28). ‘Verwarmingscurve’ op pagina 17). □ Nachtstand (zie pagina 16, item 54 en ‘Nachtstand aanpassen’ op Snelle aansluiting pagina 17). Als de vertraagde aansluiting niet actief is, kunnen de □ Maximumtemperatuur (zie pagina 16, item 55 en vermogenstrappen snel worden aangesloten door de knop 'SNABB' ‘Maximumtemperatuur’ op pagina 17). (Snel) in te drukken totdat het gewenste aantal vermogenstrappen is □ Zet de keuzeschakelaar in de gewenste stand (zie pagina 16, ingeschakeld. Zie 'Moederbord' (pagina 13, item 28). item 49 of 51). De aansluiting kan worden begrensd door de temperatuur, de De elektrische ketel schakelt nu het benodigde aantal overbelastingsbeveiliging of het maximale aantal vermogenstrappen in tot de watertemperatuur in de ketel gelijk is vermogenstrappen. aan de ingestelde verwarmingscurve. Onderstaande secties geven hierover meer informatie. Ontluchten: waterdruk
Opstarten: eerste gebruik
Vermogensbegrenzing Het vermogen van de elektrische ketel kan worden begrensd. Zie 'Programmeren' (pagina 15, register 1-0).
Overbelastingsbeveiliging De overbelastingsbeveiliging beveiligt de hoofdzekering tegen overbelasting door het vermogen van de ketel te reduceren. Na opheffing van de overbelasting wordt het vermogen in stappen hersteld. Zie 'Overbelastingsbeveiliging EP 31 - 60: directe meting' of 'Overbelastingsbeveiliging EP 70- 119 en EP 67 - 300' (pagina 11) en 'Programmeren' (pagina 15, register 1-1 en 1-2).
Beveiliging tegen hoge temperatuur Aanvullend op de oververhittingsbeveiliging is de ketel voorzien van een beveiliging tegen hoge temperatuur die het inschakelen van de oververhittingsbeveiliging mogelijk kan voorkomen. De beveiliging tegen hoge temperatuur sluit het vermogen af bij een tijdelijke temperatuurverhoging (bijvoorbeeld door een lager debiet of een stilgevallen pomp).
18
Controleer regelmatig de waterdruk. Na installatie kan er nog enige tijd lucht in het systeem zitten, zodat nog een paar keer ontlucht moet worden.
Veiligheidsklep Om de veiligheidsfunctie te waarborgen, moeten de veiligheidskleppen in het verwarmingssysteem 4x per jaar worden gesloten en geopend.
Onderhoud Na 500 bedrijfsuren moeten de contactbouten met een momentsleutel worden aangehaald. Is de keteltemperatuur/verwarmingscurve ingesteld, dan hoeft deze tijdens normaal bedrijf meestal niet meer te worden aangepast. Onderhoud is alleen nodig na een alarm.
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
2007-01
Bediening en onderhoud
Elektrische aansluiting
EPNG
Resetten na een alarm met prioriteit '1'.
De ketel werkt met binaire vermogenstrappen. Door in- of □ Bepaal de oorzaak van het alarm: de oververhittingsbeveiliging of uitschakeling van de 3 of 4 vermogensgroepen zijn respectievelijk 7 de externe beveiliging. Beide units beschikken over een resetof 15 trappen beschikbaar. Alleen 15-traps ketels hebben een vierde functie, die u moet bevestigen voordat u de ketel kunt resetten. vermogensgroep. De tabel toont hoe het systeem werkt. □ Zet de keuzeschakelaar van de ketel op 'RESET ALARM' (Alarm resetten). □ Zet de hoofdschakelaar van de ketel eerst in stand 'O' en vervolgens in stand 'I'. □ Zet de keuzeschakelaar van de ketel in de gewenste stand. De ketel moet nu in werking zijn. Is het alarm nog steeds geactiveerd, dan heeft u de unit die het alarm heeft veroorzaakt nog niet gereset.
Resetten na een alarm met prioriteit '2'. □ Bepaal de oorzaak van het alarm en hef de storing op. □ Zet de keuzeschakelaar van de ketel op 'RESET ALARM' (Alarm resetten). □ Zet de keuzeschakelaar van de ketel in de gewenste stand. De ketel moet nu in werking treden. Is het alarm nog steeds geactiveerd, dan is de oorzaak van het alarm niet opgeheven.
Ketel uitschakelen Oververhittingsbeveiliging De ketel heeft 1 of 2 oververhittingsbeveiligingscircuits die de ketel uitschakelen als de temperatuur boven 100°C komt. U kunt de circuits op het bedieningspaneel van de ketel resetten als de keteltemperatuur tot ca. 80°C is gedaald. Zie ook: 'Resetten na alarm met prioriteit 1'.
U kunt de ketel het beste uitschakelen (bijvoorbeeld in de zomer) door de keuzeschakelaar op Stand-by of op Pomp-interval te zetten. In Stand-by is het vermogen van de ketel aan en zijn alle alarmen werkzaam. In de Pomp-interval stand laat het scherm zien. Pompinterval houdt in dat de ketel uit staat, maar dat de circulatiepomp dagelijks enkele minuten draait.
Oververhittingsbeveiliging controleren De oververhittingsbeveiliging beschikt over een temperatuurschaal. □ Draai de afschakeltemperatuur naar 95°C. □ Stel de keteltemperatuur in op 95°C. □ Komt de keteltemperatuur op circa 90°C, dan wordt het debiet gereduceerd. Komt de temperatuur boven 95°C, dan wordt de oververhittingsbeveiliging geactiveerd. □ Stel de afschakeltemperatuur weer in op 100°C. Als alternatief kunt u de voeler van de oververhittingsbeveiliging uit de buis nemen en voorzichtig opwarmen met een heteluchtpistool tot de beveiliging wordt geactiveerd. 1. Capillair 2. Temperatuurschaal 3. Instelschroef
Alarmen
Prioriteit 1.
De ketel slaat af, de hoofdschakelaar slaat uit en een alarmindicator licht op: - Oververhittingsbeveiliging geactiveerd - Externe beveiliging geactiveerd Prioriteit 2. De ketel slaat af en een alarmindicator licht op: - PEC - STOP-schakelaar - Laag waterniveau - Storing in de temperatuurvoeler De tabel ‘Problemen oplossen’ (pagina 20) geeft aan hoe de diverse alarmen worden weergegeven en hoe u deze kunt oplossen.
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
19
Problemen oplossen
2007-01 Uit
EPNG
Hoofdzekering of zekering voor het regelcircuit uitgeslagen.
Knipperen De elektronica heeft meer dan 3 minuten geen stroom gehad, bijvoorbeeld bij de eerste opstart of na een stroomstoring.Gaat constant branden als de vertragingstijd is verstreken of wordt opgeheven. Constant
Normale werking.
Uit
Normale werking.
Constant
De overbelastingsbeveiliging beperkt het uitgangsvermogen van de ketel.
Uit
Normale werking.
Constant
Een extern regelsysteem beperkt het aangesloten vermogen. De indicator blijft branden tot het externe regelsignaal 100% bereikt.
Uit
Normale werking.
Constant
a. De keteltemperatuur is hoger dan de instelling van de oververhittingsbeveiliging. b. Kortsluiting in de temperatuurvoeler, het scherm toont
Uit
Normale werking.
Constant
De aardlekstroom is hoger dan de grenswaarde voor een PEC-alarm. Controleer: □ De aardlekstroom op niveau 0-2; □ De hoogste gemeten aardlekstroom op niveau 0-3; □ De grenswaarde voor aardlekstroom op niveau 1-4. Zie 'Programmeren' (pagina 15). Is de aardlekstroom hoger dan de grenswaarde wanneer de ketel geen vermogen krijgt, dan is er geen storing in de ketel. Verhoog in zo'n geval de grenswaarde voor de aardlekstroom tot circa 0,5 A boven de huidige waarde. Het externe aardlek moet nu worden herkend en gecorrigeerd. Is de aardlekstroom lager dan de grenswaarde, dan kan er een storing in de ketel zitten. Controleer het volgende: □ Bevestig het alarm en reset de hoogst gemeten waarde door de zekering voor het regelcircuit gedurende 10 seconden te onderbreken of los te schroeven. □ Laat de ketel werken terwijl u de aardlekstroom meet op niveau 0-2. Dit gaat sneller als u de knop 'SNABB' (Snel) ingedrukt houdt. De aangesloten vermogensgroepen worden op het moederbord aangegeven met een LED per groep. Zie 'Moederbord' (pagina 13, item 23). □ Test de isolatie van elk verwarmingselement in de vermogensgroep die het PEC-alarm heeft geactiveerd om het defecte verwarmingselement te identificeren. □ Werkt de ketel normaal met aangesloten vermogen en zonder dat het PEC-alarm wordt geactiveerd, dan is het aardlek extern.
Uit
Normale werking.
Constant
Het waterniveau in de ketel is te laag. □ Voeg water toe en controleer op lekkage. □ Controleer of de elektrische ketel via de veiligheidsleiding kan ontluchten via de ontluchting op het expansievat óf via het automatische overstortventiel. □ Controleer de niveausensor op verontreiniging door de weerstand van de sensor te meten: maak de witte kabel los en meet de weerstand naar massa. Zie 'Moederbord' (pagina 13, item 35). De weerstand mag niet te hoog zijn. Is de weerstand hoger dan 20 kΩ, dan is de sensor waarschijnlijk verontreinigd. Haal de druk van de ketel af, schroef de sensor los en reinig deze.
Uit
Normale werking.
Constant
Oververhittingsbeveiliging geactiveerd. Spoor de oorzaak op en herstel deze. Externe beveiliging geactiveerd. Spoor de oorzaak op en herstel deze.
Knipperen Storing in de temperatuurvoeler van de ketel. Het scherm toont
20
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
EPNG
Vastgestelde storing
Problemen oplossen
2007-01
Mogelijke oorzaak en oplossing
De elektrische ketel gaat zelfs bij Het controlesysteem van de ketel houdt rekening met het benodigde vermogen om de ingestelde lage watertemperatuur niet aan. temperatuur binnen een redelijke tijd te bereiken. Het kan dan lijken alsof de ketel niet snel genoeg • Power (Aan)-indicator brandt. reageert op de lage watertemperatuur. • Indicatoren voor Keuzeschakelaar in stand of overbelastingsbeveiliging, Keuzeschakelaar in stand of en deze instelling staat geen hogere temperatuur toe. oververhittingsbeveiliging, PEC, De instelling voor maximale temperatuur staat geen hogere temperatuur toe. alarm en waterniveau zijn uit. De ketel wordt geregeld door een extern signaal dat geen hoger vermogen toestaat (zie ‘Externe • De temperatuur op het scherm vermogensregeling, pagina 11). knippert niet. Tijdens het programmeren is het vermogen begrensd. Op niveau 1-0 kunt u zien van hoeveel vermogenstrappen de ketel gebruik kan maken.
De elektrische ketel werkt onregelmatig en schakelt bijvoorbeeld enkele vermogenstrappen bij en direct weer af, etc.
Het debiet door de elektrische ketel is te laag. Controleer of de circulatiepomp en kleppen correct werken. Zo krijgt u eenvoudig een indruk van het debiet door de ketel: □ Beperk het aantal trappen (bijvoorbeeld tot 1 vermogenstrap) om een constant vermogen te krijgen. □ Wacht tot de keteltemperatuur is gestabiliseerd. □ Meet het temperatuurverschil tussen de uitgaande leiding en de retourleiding. □ Bereken het debiet door de ketel met onderstaande formule en raadpleeg de specificaties op pagina 8 om te controleren of het debiet voldoende is. q = P / (∆t x 1,16) q = debiet in m3/u. (m3/u x 1.000/3.600 = liter/seconde) P = feitelijk vermogen van de ketel in kW ∆t = temperatuurverschil tussen uitgaande leiding en retourleiding in ºC 1,16 = warmteopnamecapaciteit
Temperatuurvoeler
De temperatuurvoeler mag niet op de printplaat zijn aangesloten tijdens het meten van de weerstand. Meet de spanning met ingeschakelde ketel op de pinnen van het aansluitblok waarmee de voeler is verbonden.
Temperatuurvoeler ketel
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
Buitentemperatuurvoeler (alleen bij weersafhankelijke regeling)
°C
Ω
V
°C
Ω
V
10
19,899
2.89
-40
88,670
3.72
15
15,711
2.83
-35
64,180
3.67
20
12,492
2.76
-30
46,950
3.60
25
10,000
2.67
-25
34,700
3.52
30
8,057
2.58
-20
25,890
3.41
35
6,531
2.48
-15
19,500
3.29
40
5,326
2.36
-10
14,820
3.14
45
4,368
2.24
-5
11,360
2.97
50
3,602
2.11
0
8,778
2.78
55
2,986
1.98
5
6,834
2.58
60
2,488
1.84
10
5,362
2.36
4,236
2.14
65
2,083
1.70
15
70
1,752
1.57
20
3,372
1.92
75
1,479
1.44
25
2,700
1.71
30
2,176
1.50
80
1,255
1.31
85
1,070
1.19
90
915
1.08
95
787
0.97
21
Specificatie onderdelen
2007-01
Onderdeel / naam Moederbord, printplaat OX 15 NG Vermeld bij uw bestelling het model ketel. Bedieningspaneel, printplaat Bedieningspaneel, printplaat weersafhankelijke regeling Zekering, 6 A Oververhittingsbeveiliging Een in EP 31, 42, 52 en 60 NG, twee in de overige modellen. STOP drukknop, compleet Manometer, 0-6 bar Temperatuurvoeler ketel Niveausensor Korte sensor bij EP 31, 42, 52 en 60 NG. De overige modellen hebben een lange sensor. Neutrale aansluiting EP67 - 300 NG Aansluiting EP 67 - 112 NG Aansluiting EP 135 - 300 NG Aansluiting EP 180 - 300 NG
EPNG
VB productnummer 21 03 02 21 03 11 21 00 16 18 00 22 12 00 22 13 00 34 38 00 21 21 02 00 44 00 40 16 00 18 16 01 00 16 01 01 16 01 02
Verwarmingselementen Productnr. 11 00 29 Type 4.5kW EP 31 1 EP 42 EP 52 EP 60 EP 70 EP 84 EP 98 EP 119 EP 67 1 EP 90 EP 99 EP 112 EP 135 EP 150 EP 180 EP 225 EP 255 EP 270 EP 300
11 00 30 6kW
11 00 31 7.5kW
11 00 32 9kW 1
11 00 33 10kW
11 00 34 12kW
1
11 00 36 17kW
11 00 37 18kW 1
11 00 38 20kW
3 1
3 1
3 7 7 3
3
1 7
1 1 1
3 2
3 1 3 5 7
2 1 1
1 1 1
7 15 3
9 15 15 15
Hoofdschakelaar Productnr. 13 00 60 13 00 61 13 00 62 13 00 63 13 00 64 Type NZM 1- NZM 2- NZM 2- NZM 3- NZM 3100 160 250 400 600 EP 31 1 EP 42 1 EP 52 1 EP 60 1 EP 67 1 EP 70 1 EP 84 1 EP 90 1 EP 98 1 EP 99 1 EP 112 1 EP 119 1 EP 135 1 EP 150 1 EP 180 1 EP 225 1 EP 255 1 EP 270 1 EP 300 1
22
11 00 35 15kW
In/uitschakelcontacten Productnr. 17 00 71 Type 100-C9 EP 31 EP 42 EP 52 EP 60 EP 67 EP 70 EP 84 EP 90 EP 98 EP 99 EP 112 EP 119 EP 135 EP 150 EP 180 EP 225 EP 255 EP 270 EP 300
17 00 72 100C16F00
2 1 1
17 00 73 100C30F00 1 2 2 2 1
1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1
1 1 1 1
17 00 75 100C43F00
17 00 76 100C60F00
17 00 77 100C23F00 2
17 00 82 A95-30-00
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1
1 1 1 1 1
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
1 1 1 1 1 1 1 1 3 3 3 3 3
EPNG
Hoofdcircuitschema
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
2007-01
23
2007-01
24
Hoofdcircuitschema
EPNG
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
EPNG
Hoofdcircuitschema
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
2007-01
25
2007-01
26
Hoofdcircuitschema
EPNG
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
EPNG
Hoofdcircuitschema
Afbeeldingen kunnen afwijken van het feitelijke product
2007-01
27