oktober 2012
Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving Editie 2012
Inleiding
Belangrijke wijzigingen van toepassing vanaf 1 januari 2012
De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) heeft recentelijk de editie 2012 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving voor grote en middelgrote rechtspersonen gepubliceerd. De aangepaste richtlijnen zijn van toepassing op verslagjaren die beginnen op of na 1 januari 2013, tenzij anders is aangegeven. In deze factsheet treft u een overzicht van de belangrijkste gewijzigde bepalingen voortvloeiend uit editie 2012 aan. Wij gaan hierbij niet in op aanpassingen met betrekking tot bijzondere bedrijfstakken Dit jaar hebben wij wel bijzondere aandacht voor de diverse wijzigingen in de RJ die volgen uit de invoering van de ‘Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht‘ welke met ingang van 1 oktober 2012 van kracht is geworden. Volledigheidshalve begint deze factsheet met een samenvatting van de belangrijkste wijzigingen in de richtlijnen die op verslagjaar 2012 voor het eerst van toepassing zijn. We sluiten de factsheet af met een overzicht van de belangrijkste wijzigingen in de Richtlijnen voor kleine rechtspersonen die tegelijkertijd met de Richtlijnen voor grote en middelgrote rechtspersonen worden gepubliceerd.
Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa Omdat geactiveerde goodwill niet tot zelfstandige kasstromen leidt, moet goodwill voor de bepaling van eventuele bijzondere waardeverminderingen toegerekend worden aan kasstroomgenererende eenheden. De RJ schrijft met ingang van 1 januari 2012 een andere methode voor het toerekenen van goodwill voor. Bij de nieuwe methode wordt de goodwill, ten tijde van de acquisitie, toegerekend aan alle (groepen van) kasstroomgenererende eenheden die na een overname naar verwachting synergievoordelen zullen behalen uit de betreffende acquisitie. Deze toerekening moet plaatsvinden op het laagste niveau waarop het management synergievoordelen en de daaraan toerekenbare goodwill voor interne managementdoeleinden beoordeelt. Het voordeel van deze methode is daarom dat beter wordt aangesloten bij de zienswijze van het management.
1 | Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving
De RJ heeft daarnaast, met ingang van 1 januari 2013, bepaald dat bij afstoting van een activiteit van de kasstroomgenererende eenheid, goodwill toegerekend dient te worden aan de activiteit ter bepaling van het verkoopresultaat. De toerekening moet op basis van de relatieve waarden van de
Inhoud Inleiding
1
Belangrijke wijzigingen van toepassing vanaf 1 januari 2012
1
Flexibilisering bv-wet
4
Belangrijke wijzigingen van toepassing vanaf 1 januari 2013
5
Overige wijzigingen
6
Ontwerp-Richtlijnen
6
Wijzigingen in de RJk-bundel
7
Ten slotte
8
Toerekening goodwill aan kasstroomgenererende eenheden
✗ Top-down
Buttom-up
respectievelijke activiteiten of eenheden plaatsvinden, tenzij de rechtspersoon kan aantonen dat een andere methode beter toepasbaar is. Vastgoedbeleggingen in ontwikkeling Wat is het verschil tussen vastgoedbeleggingen die worden herontwikkeld en vastgoedbeleggingen die nieuw worden ontwikkeld? Feitelijk geen, heeft de RJ geconcludeerd. Daarom is het kunstmatige onderscheid van
2 | Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving
✓
Op basis van verwachte synergie effecten
verwerking tussen vastgoedbeleggingen in ontwikkeling (verwerking volgens RJ 212 Materiële vaste activa) en vastgoedbeleggingen die worden herontwikkeld of gerenoveerd (verwerking conform RJ 213 Vastgoedbeleggingen) verdwenen. Gezien het feit dat er geen belangrijk verschil bestaat tussen ontwikkeling en herontwikkeling, is nu in de relevante hoofdstukken bepaald dat ook de in ontwikkeling zijnde vastgoedbeleggingen verwerkt moeten worden
volgens de bepalingen van hoofdstuk 213 Vastgoedbeleggingen. Dat betekent dat nu ook de reële waarde als waarderingsgrondslag kan worden gekozen. Voorheen moesten vastgoedbeleggingen in ontwikkeling tegen historische kosten worden gewaardeerd. Daarnaast heeft de RJ bepaald dat vastgoedbeleggingen waarvan de reële waarde niet betrouwbaar kan worden bepaald, moeten worden gewaardeerd tegen de kostprijs, verminderd met cumulatieve afschrijvingen en cumulatieve bijzondere waardeverminderingsverliezen. De RJ benadrukt wel dat het hier om uitzonderlijke gevallen gaat. Loyaliteitsprogramma’s Het komt regelmatig voor dat rechtspersonen gebruikmaken van loyaliteitsprogramma’s. Hieronder worden verstaan tegoeden die een rechtspersoon aan zijn klanten toekent in de vorm van bijvoorbeeld spaarpunten en/of bonuskaarten. De RJ bevatte voorheen geen expliciete bepalingen
voor de verwerking van loyaliteitsprogramma’s waardoor de verkoop van een dienst of product en de daaraan verbonden tegoeden in de praktijk als één transactie werden beschouwd. Als gevolg hiervan werd omzet in zijn geheel verantwoord en werd tegelijkertijd een voorziening voor de tegoeden uit het loyaliteitsprogramma gevormd. Met ingang van 2012 worden tegoeden uit hoofde van loyaliteitsprogramma’s, onder voorwaarden, als afzonderlijke component van een transactie geïdentificeerd. De opbrengsten die aan deze afzonderlijke component zijn toe te rekenen, worden dan verwerkt in de periode waarin de tegoeden worden verzilverd. De gewijzigde verwerking van loyaliteitsprogramma’s kan derhalve van invloed zijn op het moment waarop omzet wordt verantwoord. Dit betekent dat ten opzichte van de bestaande praktijk, normaal gesproken, omzet voor een deel later wordt verantwoord, omdat ook de daaraan ten grondslag liggende prestatie later wordt geleverd.
Financiële instrumenten, prijsgrondslagen in vreemde valuta en effecten Tegen kostprijs gewaardeerde derivaten Op grond van voorbeelden uit de praktijk, heeft de RJ een verduidelijking opgenomen over de waardering van op kostprijs gewaardeerde derivaten, waarvoor geen kostprijshedgeaccounting wordt toegepast. Als de reële waarde van deze derivaten op balansdatum lager blijkt te zijn dan de kostprijs van het derivaat moet het verschil altijd in de winst-en-verliesrekening worden verwerkt. Voorheen werd dit impliciet gedaan door het vormen van een voorziening voor een verlieslatend contract. Valutatermijncontracten Met ingang van 1 januari 2012 vallen valutatermijncontracten niet langer onder de definitie van monetaire posten. Dit betekent dat er geen automatische omrekening meer plaatsvindt tegen periode-eindekoersen.
Valuta-elementen in derivaten worden met ingang van 2012 volgens ‘kostprijs of lagere marktwaarde’ verwerkt. Als een valutatermijncontract wordt afgesloten ter afdekking van een valutarisico op een vordering en er geen gebruik wordt gemaakt van kostprijshedge accounting, kan een mismatch ontstaan in het resultaat. De vordering wordt op balansdatum omgerekend tegen de koers op balansdatum, met verwerking van koersverschillen in de winst-enverliesrekening, terwijl dit voor het valutatermijncontract alleen geldt indien de marktwaarde lager is dan de kostprijs. Om een dergelijke mismatch te voorkomen, is toepassing van kostprijshedge accounting inclusief bijbehorende hedgedocumentatie noodzakelijk.
Voorbeeld valutatermijncontract en vordering
VTC: koersverschillen via w&v
Hedgedocumentatie
Kostprijs hedge accounting Vordering: koersverschillen via w&v
Valutatermijncontract op kostprijs
Geen hedge accounting
VTC: geen waardewijzigingen verwerken tenzij marktwaarde < kostprijs Mismatch Vordering: koersverschillen via w&v
Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving | 3
Flexibilisering bv-recht
Per 1 oktober 2012 zijn de ’Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht‘ en de ‘Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht’ in werking getreden. Met laatstgenoemde invoeringswet is tegelijkertijd een aantal kleine wijzigingen doorgevoerd in het jaarrekeningrecht zoals opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW. De nieuwe wetgeving geeft aanleiding tot enkele aanpassingen in de richtlijnen, welke met ingang van 1 oktober 2012 van kracht worden. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de jaareditie 2011 hebben onder andere te maken met de (volgende) wettelijke bepalingen: • voor bv’s verdwijnt de minimumkapitaaleis en het verplichte maatschappelijk kapitaal; • voor bv’s ontstaat de mogelijkheid om aandelen uit te geven waarvan de nominale waarde in een andere valuta luidt dan in euro’s;
4 | Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving
• voor bv’s ontstaat de mogelijkheid om stemrechtloze of winstrechtloze aandelen uit te geven; • het aantal verplichte wettelijke reserves voor bv’s neemt af, de ‘reserve minimumkapitaal’, de ‘reserve steunfinanciering en de ‘euro-omzetting (bijschrijvings) reserve’ zullen verdwijnen; • het wettelijke systeem van kapitaalbescherming wordt bij de bv gewijzigd. De aanpassing van het bv-recht leidt tot een aantal wijzigingen in de RJbundel. Deze wijzigingen betreffen over het algemeen redactionele wijzigingen. Echter, de Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht kent ook een aantal inhoudelijke gevolgen:
• Wettelijke reserve deelnemingen en consolidatievraagstukken. De wettelijke reserve deelnemingen wordt gevormd voor het verschil (cumulatief, vanaf datum verkrijging) tussen het aandeel in de ingehouden winst en rechtstreekse vermogensmutaties van de deelneming enerzijds en het bedrag aan uitkeringen dat de deelnemende rechtspersoon zonder belemmering kan bewerkstelligen anderzijds. De in de Flexwet opgenomen uitkeringstest kan gevolgen hebben voor de eventueel op te nemen wettelijke reserve deelnemingen bij de moedermaatschappij, omdat deze bepalend is voor de hoogte van het vrij uitkeerbare vermogen. • Deelnemingen en groepsrelaties. De introductie van aandelen zonder stemrecht of winstrecht kan gevolgen hebben voor de bepaling van groepsrelaties. Groepsrelaties in brede zin gaan over zeggenschap en kapitaalverschaffing en reflecteren dus de twee functies van het aandeel: de vermogensrechtelijke functie (recht op winst en reserves) en de zeggenschapsfunctie. De flex-bv introduceert stemrechtloze aandelen en aandelen die beperkt of geen recht hebben op de winst en reserves van de vennootschap. Stemrechtloze aandelen tellen niet mee voor de vaststelling van dochter- en groepsrelaties, maar wel voor de vaststelling of er sprake is van een deelneming of voor toepassing van het structuurregime. Voor aandelen met een beperkt of geen winstrecht is geen regeling getroffen, deze tellen dus wel mee bij de vaststelling van dochter- en groepsrelaties. Voor meer informatie verwijzen wij naar de factsheet `De wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht (Flex-bv wet)’ welke onlangs is gepubliceerd.
Belangrijke wijzigingen van toepassing vanaf 1 januari 2013
Toepassing combinatie 3 Waardering van deelnemingen in de enkelvoudige jaarrekening Titel 9 Boek 2 BW biedt de mogelijkheid om de geconsolideerde jaarrekening op te stellen op basis van IFRS, in combinatie met een enkelvoudige jaarrekening op basis van Titel 9 BW 2, waarbij de waarderingsgrondslagen worden toegepast die de rechtspersoon in de geconsolideerde jaarrekening heeft toegepast (‘combinatie 3’). Deze mogelijkheid is geboden om het vermogen in de enkelvoudige jaarrekening gelijk te kunnen houden aan het vermogen in de geconsolideerde jaarrekening. De RJ heeft verduidelijkt dat het is toegestaan dat deelnemingen die in de geconsolideerde jaarrekening worden geconsolideerd, in de enkelvoudige jaarrekening worden opgenomen tegen de nettovermogenswaarde of volgens de equitymethode. Bij de presentatie tegen de netto-vermogenswaarde wordt goodwill afzonderlijk in de balans opgenomen en bij de presentatie volgens de equitymethode als onderdeel van de post deelnemingen. Mutaties in bestaande kapitaalbelangen De RJ heeft in hoofdstuk 214 Financiële vaste activa de volgende bepalingen opgenomen die de verwerking in de enkelvoudige jaarrekening bij toepassing van combinatie 3 beschrijven:
Equity methode versus nettovermogenswaarde: verschil in presentatie van de goodwill
Equity methode Deelneming
120
Van een stapsgewijze overname is sprake indien de rechtspersoon een bestaand kapitaalbelang uitbreidt tot een belang van feitelijk beleidsbepalende invloed. Het verlies van beleidsbepalende invloed met behoud van resterend belang kan voor dit doel worden gezien als een tegenovergestelde situatie van de stapsgewijze overname. In beide situaties waardeert een rechtspersoon het bestaande kapitaalbelang op reële waarde op de overnamedatum respectievelijk het moment waarop afstoting van het belang plaatsvindt. De waardeverandering van het bestaande kapitaalbelang moet via de winst-enverliesrekening worden verwerkt. In beide gevallen moet een herwaarderingsreserve worden gevormd ter grootte van de waardevermeerdering van het resterend gehouden belang, omdat deze resultaten nog niet zijn gerealiseerd.
• stapsgewijze overname; • het verlies van beleidsbepalende invloed met behoud van een resterend belang; • transacties met minderheidsaandeelhouders met behoud van feitelijke beleidsbepalende invloed.
Als een rechtspersoon een gedeelte van een bestaand kapitaalbelang koopt of verkoopt waarbij de feitelijke beleidsbepalende invloed blijft bestaan, wordt deze transactie rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt. De gedachte hierbij is, in lijn met IFRS, dat sprake is van een transactie tussen aandeel-
Nettovermogenswaarde Goodwill Deelneming
20 100
houders die geen invloed kan hebben op de winst-en-verliesrekening. Onder combinatie 3 worden enkelvoudig vermogen en resultaat gelijk gehouden aan het geconsolideerde vermogen en resultaat. Handreiking voor de toepassing van IAS 19R in de Nederlandse praktijk In 2011 heeft de IASB zijn gewijzigde ‘IAS 19 Employee Benefits’ (hierna: IAS 19R) gepubliceerd. Begin 2012 heeft de RJ een handreiking uitgebracht (RJ-Uiting 2012-1) welke beoogt de Nederlandse praktijk steun te bieden bij de toepassing van de in IAS 19R opgenomen bepalingen over classificatie van pensioenregelingen en waardering van pensioenverplichtingen. De handreiking, welke is opgenomen in hoofdstuk 921 van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving editie 2012, is geen interpretatie van IFRS en bevat ook geen stellige uitspraken of aanbevelingen. Voor meer info verwijzen wij naar de factsheet ‘IAS 19A: Nieuwe regels pensioenverslaggeving’, waarin de belangrijkste wijzigingen van IAS 19A worden samengevat en waarin wordt ingegaan op de potentiële gevolgen voor ondernemingen.
Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving | 5
Overige wijzigingen
• De RJ biedt de mogelijkheid om buitenlandse pensioenregelingen zoals US GAAP, IFRS of IFRS zoals aanvaard door de Europese Unie toe te passen als standaarden voor de verwerking van pensioenen en andere ‘post retirement benefits’. De RJ heeft hierbij benadrukt dat deze optie uitsluitend mag worden toegepast als zowel de verwerking, waardering, presentatie en toelichting plaatsvindt conform die standaarden. Dit leidt er bijvoorbeeld toe dat, afhankelijk van het gekozen stelsel, actuariële resultaten worden verwerkt via de winst-en-verliesrekening dan wel via het eigen
vermogen. Tevens kan dan, zolang dit nog is toegestaan onder die standaarden, de corridorbenadering worden toegepast. Wij merken op dat deze wijze van verslaggeving van buitenlandse pensioenregelingen kan leiden tot inconsistentie in de behandeling van pensioenen in de (geconsolideerde) jaarrekening. Immers, voor Nederlandse regelingen wordt gebruikgemaakt van een verplichtingenbenadering. • De RJ heeft een stellige uitspraak opgenomen, waarmee beoogd wordt meer nadruk te leggen op de toelichting van financiële activa en
financiële verplichtingen die gewaardeerd worden tegen reële waarde. De RJ verplicht daarbij nog niet om toelichting te geven op basis van de fair value-hiërarchie (level 1, level 2 of level 3) zoals deze onder IFRS bestaat. Wel dient te worden aangegeven of de boekwaarden zijn afgeleid van genoteerde marktprijzen, onafhankelijke taxaties, nettocontante- waardeberekeningen of dat een andere geschikte methode is gehanteerd. Bovendien moeten belangrijke veronderstellingen die gebruikt zijn bij de bepaling van de reële waarde worden toegelicht.
Ontwerp-Richtlijnen
Verwerking van bedragen voor derden De RJ heeft in ontwerp-alinea’s van RJ 270 De winst-en-verliesrekening guidance opgenomen welke ingaat op de vraag of opbrengsten bruto dan wel netto moeten worden verantwoord. In de ontwerp-Richtlijnen is verduidelijkt dat bedragen die de rechtspersoon voor
6 | Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving
eigen rekening ontvangt als opbrengsten dienen te worden verwerkt. Bedragen die de rechtspersoon voor derden ontvangt worden niet als opbrengsten verwerkt. Tevens zijn indicatoren toegevoegd aan de hand waarvan beoordeeld kan worden of bedragen voor derden of voor eigen rekening worden ontvangen.
De betreffende alinea’s zijn eveneens van toepassing op belastingen anders dan belastingen naar de winst. Voorbeelden van dergelijke belastingen zijn omzet-belasting, accijnzen, BPM, toeristen-belasting.
Wijzigingen in de RJk-bundel
Belangrijkste wijzigingen van editie 2012 De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) heeft recentelijk de editie 20112 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving voor kleine rechtspersonen (RJk) gepubliceerd. In deze editie zijn de gevolgen van de recentelijk ingevoerde ’Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht‘ verwerkt. Daarnaast is een aantal aanpassingen in bestaande richtlijnen doorgevoerd. De aangepaste richtlijnen zijn van toepassing op verslagjaren die beginnen op of na 1 januari 2013, tenzij anders is aangegeven. In het onderstaande treft u een overzicht van de belangrijkste gewijzigde bepalingen voortvloeiend uit editie 2012 aan. De invoering van de ’Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht‘ leidt ook tot enkele aanpassingen in de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving voor kleine rechtspersonen (RJk-bundel). Deze aanpassingen lopen parallel aan de aanpassingen in de bundel voor groteen middelgrote rechtspersonen welke hiervoor nader zijn toegelicht.
Verder zijn de richtlijnen met betrekking tot ‘Gebeurtenissen na balansdatum’ (A4) voor de praktijk verduidelijkt en in lijn gebracht met de bepalingen uit de Richtlijnen voor grote- en middelgrote rechtspersonen. Er is verduidelijkt dat gebeurtenissen die blijken na balansdatum en die geen nadere informatie geven over de feitelijke situatie per balansdatum, niet in de jaarrekening dienen te worden verwerkt, tenzij deze een grote betekenis voor de rechtspersoon hebben omdat de continuïteitsveronderstelling onjuist is of haar juistheid aan gerede twijfel onderhevig is. In lijn met de aanpassing in de RJbundel voor grote- en middelgrote rechtspersonen, is in de RJk (B13 Winst-en-verliesrekening) verduidelijkt dat bedragen die voor derden worden ontvangen niet tot de eigen opbrengsten behoren. Tenslotte zijn in de RJk bundel enkele inconsistenties in de waardering van financiële vaste activa en vorderingen en overlopende activa weg genomen.
Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving | 7
Ten slotte
Bronvermelding De informatie in deze factsheet is in belangrijke mate ontleend aan het Ten Geleide bij de edities 2011 en 2012 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
Nadere informatie Uw KPMG-contactpersoon informeert u graag nader over de informatie zoals opgenomen in deze publicatie en de gevolgen daarvan voor uw onderneming.
Over KPMG KPMG biedt dienstverlening op het gebied van audit, tax en advisory. We werken voor een brede groep opdrachtgevers: grote (inter)nationale ondernemingen, middelgrote bedrijven, non-profitorganisaties en overheden. De ingewikkelde problematiek van onze klanten vraagt om een multidisciplinaire aanpak die helpt orde te scheppen in de complexiteit. Onze professionals blinken uit in hun eigen specialisme, maar werken tegelijkertijd nauw samen om zo de toegevoegde waarde te bieden die onze klanten helpt om te excelleren. Daarbij putten we uit een rijke bron van kennis en ervaring, opgedaan in uiteenlopende organisaties en markten.
KPMG Laan van Langerhuize 1 1186 DS AMSTELVEEN T +31 (0)20 656 78 90 Sytse Duiverman Tel. 020 656 8453
[email protected] www.kpmg.nl
De in dit document vervatte informatie is van algemene aard en is niet toegespitst op de specifieke omstandigheden van een bepaalde persoon of entiteit. Wij streven ernaar juiste en tijdige informatie te verstrekken. Wij kunnen echter geen garantie geven dat dergelijke informatie op de datum waarop zij wordt ontvangen nog juist is of in de toekomst blijft. Daarom adviseren wij u op grond van deze informatie geen beslissingen te nemen behoudens op grond van advies van deskundigen na een grondig onderzoek van de desbetreffende situatie. © 2012 KPMG Accountants N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263683, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. De naam KPMG, het logo en ‘cutting through complexity’ zijn geregistreerde merken van KPMG International.