3
TIJDSCHRIFT "BUSINESS MEDIA" maart 2014 nr. Jaargang 19 Maandelijks Verschijnt niet in juli en augustus Afgiftekantoor Antwerpen X P309357
inhoud hospitalisatieverzekering Hospitalisatiedekking kan ook zonder verzekering 1 administratieve procedures Levensverzekeraar kan premiebetaling niet verplichten4 parafiscaliteit van pensioenen Een KB regelt de ZIVbijdrage op wettelijk en aanvullend pensioen 6
hospitalisatieverzekering
Hospitalisatiedekking kan ook zonder verzekering Een vennootschap kan voor haar zelfstandige bedrijfsleiders een collectieve of individuele hospitalisatieverzekering sluiten. Maar voor wie zo’n verzekering niet kan of wil sluiten is er een alternatief: de onderhandse toezegging. Ook sommige (vooral grotere) bedrijven bewandelen het pad van de onderhandse hospitalisatietoezegging voor hun personeel, in plaats van hiervoor een verzekering te sluiten. Een recente fiscale ruling heeft het belastingregime ervan verduidelijkt.
LNB
.NN/Lnbnn/KL-NN01
Toezegging door de vennootschap
Laat ons beginnen met de zelfstandige bedrijfsleiders. Bedrijfsleiders (met vennootschap dus) kunnen te hunnen gunste vanuit de vennootschap een collectieve of individuele medischekostendekking laten sluiten. De wet heeft het over de collectieve of individuele toezegging die uitsluitend tot doel heeft medische kosten te vergoeden die verband houden met hospitalisatie, dagverpleging, ernstige aandoeningen en palliatieve thuiszorg van de bedrijfsleider (art. 38, § 1, lid 1, 20° en § 2 WIB). De vergoeding moet niet noodzakelijk werkelijke kosten vergoeden, maar mag ook op forfaitaire basis geregeld worden. De verzekering mag ook voorzien in de terugbetaling van kosten met betrekking tot ambulante zorgverstrekking in de periode van 6 maanden voor en 6 maanden na de hospitalisatie of dagverpleging, mits die ambulante zorgverstrekking maar verband houdt met de hospitalisatie of dagverpleging. Naderhand heeft de fiscus in zijn circulaire van 14 april 2006 (Ci. RH. 332/577.284 - AOIF 14/2006) gesteld dat premies voor een collectieve verzekering ten gunste van werknemers of bedrijfsleiders die voorziet in de terugbetaling van de kosten van ambulante medische zorgverstrekking, zelfs buiten enige hospitalisatie of dagverpleging om, hetzelfde fiscaal regime geniet. Dit geldt dus blijkbaar niet voor een individuele verzekering. De vennootschapspremies, waarop een premietaks van 9,25% en, als het gaat om een hospitalisatieverzekering, ook een Riziv-bijdrage van 10% verschuldigd is, zijn voor de vennootschap fiscaal niet aftrekbaar (art. 53, 21° WIB). Maar daar staat tegenover dat die premies ook geen onmiddellijk belastbaar voordeel in natura zijn voor de bedrijfsleider. En op de eventuele latere medischekostenvergoedingen van de verzekeraar betaalt de bedrijfsleider evenmin belastingen. De voormelde vrijstelling als voordeel van alle aard in hoofde van de bedrijfsleider van de vennootschapspremies voor een individuele medischekostentoezegging veronderstelt dat het gaat om een ‘regelmatig en maandelijks bezoldigde’ bedrijfsleider. Een bedrijfsleider die volgens een andere periodiciteit bezoldigd wordt, kan ook de vrijstelling genieten, maar dan enkel als die bedrijfsleider aan de basis ook al een collectieve toezegging geniet.
2 LIFE & BENEFITS
NR 3
MAART 2014
KLUWER
Voormeld fiscaal regime geldt ook voor een verzekering waarin de inwonende gezinsleden van de bedrijfsleider mee gedekt zijn. En zelfs ook voor vennootschapspremies in het kader van voortgezette toezeggingen voor gepensioneerde bedrijfsleiders. Interne toezegging
Sommige zelfstandigen willen of kunnen geen medischekosten- of hospitalisatieverzekering sluiten. Denk aan situaties waar de medische voorgeschiedenis leidt tot soms fikse bijpremies of zelfs heuse uitsluitingen. Of gewoon omdat men de premies te duur vindt, mede omwille van de kosten, alsook van de hoge taksen en bijdragen van in totaal maar liefst 19,25% (zie hoger). Die bedrijfsleiders kunnen eventueel opteren voor een interne of onderhandse toezegging die voorziet in de rechtstreekse terugbetaling door de vennootschap van hospitalisatiekosten of medische kosten in het kader van een zware ziekte, zonder verzekering. Een beetje naar het beeld dus van de vroeger vrij populaire onderhandse pensioenovereenkomst, maar hier dan specifiek in de sfeer van de terugbetaling van medische kosten. In tegenstelling tot onderhandse pensioentoezeggingen (zie Life & Benefits, 2012, nr. 9, p. 1) zijn onderhandse medischekostentoezeggingen helemaal niet wettelijk verboden. Naar onze mening kan de terugbetaling door de vennootschap aan de bedrijfsleider van dergelijke hospitalisatiekosten of medische kosten in het kader van een zware ziekte beschouwd worden als een vrijgesteld sociaal voordeel (Com.IB 38/25-27). Dit houdt in dat de (bezoldigde) bedrijfsleider er niet op belast wordt en er in het zog hiervan ook geen sociale bijdragen op betaalt. De uitkering ervan is voor de vennootschap echter ook niet aftrekbaar. Volgens de belastingadministratie is het blijkbaar zelfs niet eens nodig dat de uitkering van dergelijk sociaal voordeel voortvloeit uit een formele voorafgaande contractuele verplichting van de vennootschap (Com.IB 38/23). Dit houdt in dat voormeld belastingregime blijkbaar ook kan genoten worden zonder dat er vooraf een onderhandse overeenkomst inzake terugbetaling van voormelde kosten werd ondertekend. Dat bij gebrek aan verzekering en dus ook aan verzekeringspremie, in het kader van zo’n onderhandse toezegging de 9,25%-premietaks en de 10%-Riziv-bijdrage achterwege blijven, is ook aardig meegnomen. Of ook de terugbetaling van medische kosten voor inwonende gezinsleden op die manier kan geregeld worden, is minder duidelijk. Idem dito voor de gepensioneerde bedrijfsleider. De commentaar van de belastingadministratie lijkt nochtans te suggereren dat dit voor gepensioneerden wel zou kunnen (Com.IB 38/27).
Werknemers
Een aantal vooral grotere bedrijven doen ook voor hun personeel onderhandse toezeggingen inzake terugbetaling van medische kosten. Die bedrijven gaan dan de verbintenis aan tegenover hun personeelsleden om hen rechtstreeks de in de interne toezegging opgelijste medische kosten geheel of gedeeltelijk te vergoeden, zonder tussenkomst van een verzekeraar. Dit is wettelijk toegestaan, want zelfs voor collectieve toezeggingen inzake terugbetaling van medische kosten is er, in tegenstelling tot pensioentoezeggingen, geen ‘externalisatieplicht’. Aandachtspunt hierbij is wel dat de werkgever geen persoonlijke bijdrage mag vorderen van de werknemer. Die bijdrage zou anders wel eens beschouwd kunnen worden als een ‘(verzekerings)premie’ en de werkgever dus als verzekeraar. En om als verzekeraar te mogen optreden is een erkenning nodig. Door geen verzekering te sluiten spaart de werkgever ook hier de premietaks van 9,25% en de Riziv-bijdrage van 10% uit. Het administratieve beheer van de interne toezegging (schade-aangiften, uitbetalingen …) is geen sinecure. Daarom doen die ondernemingen wel eens een beroep op professionele dienstverleners. Die kunnen al dan niet deel uitmaken van
LIFE & BENEFITS
KLUWER
NR 3
MAART 2014 3
een verzekeringsgroep. Zij bieden dan enkel een dienst aan en geen verzekering. Als vergoeding rekenen ze daar een beheersfee voor aan, normaal met 21% BTW. BTW-plichtige werkgevers kunnen die BTW integraal recupereren. De terugbetaalde medische kosten komen dan rechtstreeks ten laste van de betrokken onderneming. Een fiscale ruling van 27 augustus 2013 (nr. 2013.282) bevestigt dat collectieve interne toezeggingen als ‘sociale voordelen’ gecatalogeerd worden. De ruling verwijst naar Com. IB 38/25 en 38/27, 1°, waar de belastingadministratie het heeft over voordelen die hulpverlening in uitzonderlijke omstandigheden beogen, zoals bij een heelkundige ingreep, ongeval, zware ziekte, … Dit houdt in dat de terugbetaalde medische kosten niet aftrekbaar zijn voor de werkgever, maar dat zij ook onbelast blijven bij de werknemer. Zoals gezegd heeft de circulaire van 14 april 2006 ook collectieve verzekeringen ‘ambulante kosten’ ondergebracht bij de sociale voordelen. Het lijkt ons echter zeer twijfelachtig dat dit zou kunnen doorgetrokken worden naar gelijkaardige interne collectieve toezeggingen. Volgens de belastingadministratie vallen algemene en systematische terugbetalingen van de kosten van gezondheidszorgen immers buiten het begrip ‘sociaal voordeel’ (Com. IB 38/26). Zij vormen dus blijkbaar belastbare bezoldigingen. De voormelde ruling heeft zich over de kwestie niet moeten uitspreken omdat de specifieke vraag betrekking had op een toezegging waarin de terugbetaling van kosten voor ambulante zorgverstrekking bij ziekte enkel voorzien werd bij ernstige ziekte. Continuïteit van de dekking
Een ander aandachtspunt betreft de continuïteit van de dekking na uitdiensttreding of pensionering. In het kader van een medischekostenverzekering, heeft de uitdienstgetreden of gepensioneerde werknemer of bedrijfsleider in principe het recht om deze verzekering individueel voort te zetten (zie Life & Benefits, 2013, nr. 6, p. 6), zij het dat de premie in het kader van zo’n individuele voortzetting soms fors hoger ligt. Die wettelijke bepalingen gelden echter niet in het kader van de hier besproken onderhandse toezegging, zonder verzekering. En dit kan wel eens voor onaangename verrassingen zorgen. Tenzij natuurlijk de interne toezegging van de onderneming zou doorlopen voor gepensioneerde werknemers of bedrijfsleiders. Als dat al voorzien is, zal dit echter hoogstwaarschijnlijk niet gelden voor een werknemer of bedrijfsleider die pakweg op 50 jaar vertrekt. En wie wel in aanmerking komt voor de verdergezette dekking na pensionering moet nog hopen dat er met de onderneming niets ‘misloopt’ (onvermogen, faillissement, …). Een medischekostenverzekering lijkt ons dan ook rond het heel belangrijke thema van de continuïteit van de dekking na uitdiensttreding of pensionering, in de regel toch wel duidelijk betere papieren te kunnen voorleggen.
■
Tip: Bij een onderhandse toezegging inzake hospitalisatiekosten blijven de 9,25%-premietaks en de 10%-Riziv-bijdrage achterwege. Maar er zijn ook nadelen, zo onder meer wat betreft de continuïteit van de dekking. Paul Van Eesbeeck
4 LIFE & BENEFITS
NR 3
MAART 2014
KLUWER
administratieve procedures
Levensverzekeraar kan premiebetaling niet verplichten Een van de hoekstenen van de consumentenbescherming inzake levensverzekeringen is dat de premiebetaling niet verplicht is. De verzekeringnemer beslist dus in eerste instantie zelf of hij een premiefactuur al dan niet vertikaal klasseert. Ook als die premies uitdrukkelijk in de polis vermeld staan en de verzekeraar een ‘kwaaie brief’ stuurt. In dit artikel overlopen we de basisprincipes. Geen verplichting tot premiebetaling
Zowel de Landverzekeringswet (art. 104) als het KB-Leven (art. 11) zijn inzake de premiebetaling voor levensverzekeringen formeel: deze is niet verplicht. De verzekeringnemer kan dus door een levensverzekeraar nooit gedwongen worden om levensverzekeringspremies te betalen. Hetzelfde geldt voor de premies van de aanvullende verzekeringen (arbeidsongeschiktheidsdekking, ongevallendekking, …). De verzekeringnemer mag er zelfs voor kiezen om enkel de premies van de hoofdverzekering (leven en/of overlijden) te betalen, en dus de premiebetaling van de aanvullende verzekering te beëindigen. Of het omgekeerde ook kan, en een verzekeringnemer er ook mag voor kiezen om enkel de premies van de aanvullende verzekering te betalen en dus de premies voor de hoofdverzekering te beëindigen, is minder evident. Naar onze mening zou dat kunnen toegelaten worden in de polisvoorwaarden, met name als er voorzien wordt in een flexibele premiebetaling van de hoofdverzekering, maar een wettelijke verplichting is dit niet.
Gevolgen van niet betaling
Als de gevorderde premies niet betaald worden, is het logisch dat er ook geen bijkomende reserves gevormd worden, en dat dit later kan leiden tot lagere uitkeringen. En als er geen premies betaald worden, dan is het ook evident dat eventuele belastingverminderingen op die premies niet langer kunnen genoten worden. Een ander aspect dat weinigen zal verrassen is dat de meeste verzekeraars er in voorzien dat de overeenkomst slechts in werking treedt vanaf de eerste premiebetaling. Zodoende wordt vermeden dat er administratieve procedures moeten opgestart worden inzake de niet-betaling van die eerste premie. Moeilijker is het lot van de eventuele risicodekkingen nadat deze effectief in werking getreden zijn. Denken we hierbij aan de situatie waarbij er een overlijdensrisicodekking is (hoger bedrag dan de gevormde reserves) of aan de situatie waarbij er ook een arbeidsongeschiktheidsdekking (premievrijstelling of een rente-uitkering) gekoppeld is aan de levensverzekering. De tekst van het KB-Leven is vooral geënt op de klassieke levensverzekeringen. De begrippen ‘reductie’ en ‘omzetting’ zijn nogal artificieel als het gaat om producten met flexibele premiebetaling. De in het KB-Leven vooropgestelde principes sporen ook niet echt met de principes uit de Landverzekeringswet. Afhankelijk van het type van polis en van de aard van de dekking moeten er mogelijk andere procedures gevolgd worden. Toch menen we voor de praktijk de volgende krachtlijnen inzake te volgen procedures naar voor te kunnen schuiven. Vooreerst moet de verzekeraar bij niet-betaling van de voorziene premie de verzekeringnemer per aangetekend schrijven in gebreke stellen (art. 14-15 Landverzekeringswet). Hierbij moet de verzekeringnemer aangemaand worden tot het betalen van de premie binnen een termijn die niet korter mag zijn dan 15 dagen, te rekenen vanaf die formele ingebrekestelling. Die ingebrekestelling moet de
KLUWER
LIFE & BENEFITS
NR 3
MAART 2014 5
verzekeringnemer herinneren aan de vervaldag van de premie en aan de gevolgen van de niet-betaling van de premie binnen de gestelde termijn. Als blijkt dat de nodige premies na verloop van de voormelde ultieme betalingstermijn nog niet betaald zijn, dan kan er als volgt gehandeld worden. ■ Het bedrag van de eventuele overlijdensrisicodekking blijft gehandhaafd, en
de nodige overlijdensrisicopremies worden aan de reserves onttrokken. Bij de uitputting van de reserves wordt de overlijdensrisicodekking beëindigd. De verzekeringnemer zou er ook kunnen voor kiezen om de overlijdensrisicodekking te schrappen, en zodoende de reserves niet te laten uitputten. Bij klassieke levensverzekeringen is dit niet altijd evident, maar kan er gewoonlijk wel gekozen worden voor een omzetting in de oorspronkelijke verzekeringscombinatie. ■ De eventuele arbeidsongeschiktheidsdekking wordt beëindigd. Om fiscale redenen is het immers in heel wat gevallen noodzakelijk dat de polis oplegt dat de eventuele arbeidsongeschiktheidsrisicopremie niet mag gefinancierd worden uit reeds vroeger gevormde leven/overlijden-reserves of uit reserves met een andere bestemming. Een opzegging van die dekking is voor de verzekeraar het enige alternatief. Dit in tegenstelling tot wat het KB-Leven lijkt te suggereren. De voormelde opzegging heeft dan uitwerking ten vroegste 30 dagen na de verzending van de voormelde ingebrekestelling (de Landverzekeringswet spreekt van minimaal 15 dagen, maar het KB-Leven geeft 30 dagen). Verplichte premiebetaling bij pensioentoezegging
Het principe van de niet-verplichte premiebetaling moet zwaar genuanceerd worden in het kader van pensioentoezeggingen. Als een werkgever aan zijn werknemers een pensioen heeft toegezegd, dan is hij wel verplicht om de hiermee verband houdende premies te betalen. Maar in dit geval zijn het de werknemers die de premiebetaling kunnen eisen, niet de levensverzekeraar. Om de rechten van de werknemers te beschermen voorziet de WAP (wet aanvullende pensioenen) in verschillende informatieprocedures als de werkgever de verschuldigde premies niet of laattijdig zou betalen. Deze informatieprocedures variëren naargelang het type van pensioenplan, waarop we in het kader van dit artikel niet verder ingaan. Voor een IPT-verzekering aan een zelfstandige bedrijfsleider bestaan er geen specifieke wettelijk verplichte informatieprocedures richting aangeslotene. Hoewel de meeste bedrijfsleiders wel zullen weten of hun vennootschap haar premiefacturen al dan niet voldaan heeft, is dit niet altijd evident. Denken we hierbij aan een associatie met meerdere bedrijfsleiders/vennoten, en waarbij de premiebetaling voor een pensioentoezegging aan één van die vennoten stopgezet wordt: het is niet altijd zeker dat die betrokken verzekerde bedrijfsleider op de hoogte is van de stopzetting van de premiebetaling. Er is trouwens ook geen wettelijk recht op een pensioenfiche voor een zelfstandige bedrijfsleider, maar een wetsontwerp zal dit binnenkort wellicht verplicht maken.
Verplichte premiebetaling bij ziekteverzekering
Bij beroepsgebonden ziekteverzekeringen rijst de vraag of er geen recht is op individuele voortzetting (zie Life & Benefits 2013, nr. 6, p. 6) door de betrokken aangeslotene. Het zou immers niet onlogisch zijn dat, indien de werkgever of de vennootschap de gevorderde premies niet langer betaalt, de aangeslotene het recht heeft om die zelf verder te betalen. Dit is echter geen in de wet voorzien recht.
Verplichting in leningovereenkomst
Een schuldsaldoverzekering is ook zo een typische verzekering waarbij er mogelijk verplichte premiebetaling is. Maar in dit geval gaat het dan enkel om een verplichting ten opzichte van de kredietverstrekker. En ook in dit geval zal de levensverzekeraar de premiebetaling niet kunnen vorderen, maar zal hij bijvoor-
6 LIFE & BENEFITS
NR 3
MAART 2014
KLUWER
beeld de pandhoudende schuldeiser mogelijk wel informeren als de risicodekking niet kan gehandhaafd blijven omwille van premiewanbetaling. Luc Vereycken
parafiscaliteit van pensioenen Een KB regelt de ZIV-bijdrage op wettelijk en aanvullend pensioen In Life & Benefits van maart 2013 schreven we al over de nieuwe regels voor de RIZIV- en solidariteitsbijdrage en de onderwerping van het VAPZ aan deze bijdragen. Op 16 december verscheen een Koninklijk Besluit in het Staatsblad, waarin een aantal uitvoeringsmodaliteiten geregeld worden (KB van 8.12.2013 tot uitvoering van artikelen 4 en 13 van de wet van 13 maart 2013 tot hervorming van de inhouding van 3,55% ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen). In dit artikel bespreken we wat dit KB concreet betekent. De Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) nam een aantal opdrachten over die voorheen onder de bevoegdheid van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) vielen. De RVP is nu belast met de inhouding en het beheer van de opbrengst van de ZIV-inhouding op wettelijke en aanvullende pensioenen. Tegelijk beheert de RVP voortaan alleen, en niet langer samen met het RIZIV, de gegevensdatabank van de pensioenen, ook al eens het ‘pensioenkadaster’ genoemd. In dit pensioenkadaster komen alle aangiften van ZIVinhoudingen en solidariteitsbijdragen die gebeuren door de uitbetalingsinstellingen van pensioenen, dus ook die van verzekeraars en pensioenfondsen. Met de nieuwe wet en het nieuwe KB wil de overheid de regels voor de ZIVinhouding en de solidariteitsbijdrage harmoniseren. Dit gebeurt door het toepassingsgebied gelijk te trekken. Het zijn dezelfde prestaties waarop ze worden geïnd. Ook worden berekeningsregels geharmoniseerd, bijvoorbeeld de omzetting van een pensioenkapitaal in een fictief pensioen. Daarnaast worden de procedures voor de terugbetaling van ten onrechte uitgevoerde inningen gelijkgetrokken. Het nieuwe KB houdt ook rekening met de nieuwe regels die in de wet opgenomen werden na een terechtwijzing door de Europese Commissie, die specifiek grensoverschrijdende situaties viseren (zie Life & Benefits 2013, nr. 3). Voorbeeld
Laten we de nieuwe toestand illustreren aan de hand van een casus. Een eenvoudig voorbeeld zou kunnen uitgaan van een persoon die naast het wettelijk pensioen ook nog een kapitaal van een groepsverzekering of van een vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen ontvangt. Die kapitalen worden omgezet in een fictief pensioen, bijgeteld bij het wettelijk pensioen. Zo wordt nagegaan welke inhouding er moet gebeuren. Vermits er potentieel ook een grensoverschrijdende component is, nemen we een casus van een internationale loopbaan. Dit laat ons toe om ineens ook die aspecten toe te lichten. Veronderstel even dat een kaderlid na een internationale loopbaan vanaf zijn 60ste in België wil komen wonen. Hij werkte achtereenvolgens in België als werknemer en als bestuurder, en daarna 14 jaar als werknemer in Zwitserland. Daardoor was hij gedurende 20 jaar onderworpen aan de Belgische sociale zekerheid als werknemer of als zelfstandige, en
KLUWER
LIFE & BENEFITS
NR 3
MAART 2014 7
gedurende 14 jaar aan de Zwitserse sociale zekerheid. Hij heeft in Zwitserland ook een tweedepijlerpensioenkapitaal van 500.000 euro opgebouwd, dat hem door de Zwitserse pensioeninstelling bij het bereiken van de leeftijd van 60 jaar uitgekeerd wordt. Vermits hij op 60 jaar nog onvoldoende loopbaanjaren telt om een (vervroegd) Belgisch wettelijk pensioen te kunnen genieten, zal hij daarvoor tot zijn 65ste moeten wachten. Ook het Zwitsers wettelijk pensioen begint vanaf 65. Daardoor krijgt hij tussen de 60 en 65 geen wettelijk pensioen, en vanaf zijn 65ste een maandelijks pensioenbedrag van 583,33 euro van de RVP voor het Belgische deel, en 800 euro vanuit Zwitserland. De ZIV- en solidariteitsinhouding zal worden verricht op zijn Belgische wettelijke pensioenen. Er wordt daarvoor een voorrangsorde vastgelegd. De inhouding gebeurt in eerste instantie op het werknemerspensioen, dan op het zelfstandigenpensioen. Berekeningsbasis van de RIZIV inhouding
Onze persoon krijgt tussen zijn 60 en 65 geen Belgisch pensioen. Er kan dus ook geen sprake zijn van een ZIV- of solidariteitsinhouding. Vanaf 65 krijgt hij niet alleen een Belgisch maar ook een Zwitsers wettelijk pensioen. En hij had ook al een tweedepijlerpensioenkapitaal uit Zwitserland gekregen. Die gaan allemaal bij de berekening betrokken worden, want er wordt in het KB gesproken van ‘pensioen’ en ‘pensioenvoordeel’. Onder ‘pensioen’ wordt bedoeld elk wettelijk, reglementair of statutair ouderdoms-, rust-, anciënniteits- of overlevingspensioen, of elk ander als zodanig geldend voordeel, ten laste van een Belgisch pensioenstelsel, van een buitenlands pensioenstelsel of van een pensioenstelsel van een internationale instelling. Onder ‘pensioenvoordeel’ elk pensioen of voordeel bedoeld als aanvulling of vervanging van een pensioen. Enkel de vakantiegelden en aanvullende vakantiegelden, de eindejaarstoelagen, de verwarmingstoelagen, de aanpassingsvergoedingen en de forfaitaire welvaartspremies die bij het wettelijk pensioen voorzien zijn, vallen buiten de berekeningsbasis. Daardoor wordt de toepassing van de ZIV- en solidariteitsbijdrage heel ruim. Ze geldt op de wettelijke en alle aanvullende pensioenen, van waar ze ook mogen komen. Let wel dat individuele levensverzekeringen en pensioensparen niet geviseerd worden.
Zelf aangeven
Wanneer een Belgische verzekeraar of pensioenfonds een pensioenkapitaal uitbetaalt, moet die een afhouding van ZIV- en solidariteitsbijdrage doen. Er gebeurt dan een aangifte aan het pensioenkadaster. Een Zwitserse pensioeninstelling die een aanvullend pensioenkapitaal uitbetaalt, zal bij de uitbetaling van het kapitaal geen Belgische sociale inhoudingen in mindering brengen. De RVP zal in principe niet weten dat er vanuit het buitenland een pensioenkapitaal wordt betaald. Daarom voorziet art. 6 van het KB in een aangifteplicht: “Iedere persoon aan wie door buitenlandse uitbetalingsinstellingen en/of uitbetalingsinstellingen van internationaal publiek recht pensioenen of pensioenvoordelen worden toegekend, is ertoe gehouden daarvan aangifte te doen bij de Rijksdienst”. Het valt nog te bezien of die aangifteplicht ook effectief zal worden nageleefd.
Hoe kapitaal betrekken in de berekening ?
De maandelijkse ZIV-inhouding bedraagt 3,55% van het brutobedrag van de pensioenen als het totaal maandelijks brutobedrag van de pensioenen, renten en aanvullende voordelen een drempel overschrijdt. De ZIV-bijdrage mag niet tot gevolg hebben dat het totale maandbedrag van de pensioenen, betaald door de RVP en pensioenvoordelen die betaald worden door andere instellingen, kleiner is dan de drempelwaarde van 1.413,84 euro (alleenstaande) of 1.675,59 euro (met gezinslast). Als dit wel het geval zou zijn, wordt de ZIV-inhouding zodanig beperkt dat het totaalbedrag toch minimaal gelijk is aan de drempelwaarde. De solidariteitsbijdrage is een progressieve sociale inhouding op het totale brutobedrag van de pensioenen. Ze varieert van 0 tot 2%, naargelang de grootte van het totale brutobedrag en de daaraan gekoppelde overschrijding van de drempels.
8 LIFE & BENEFITS
NR 3
KLUWER
MAART 2014
Totaal maandelijks brutobedrag pensioen alleenstaandenpensioen gezinspensioen €€ 0,01 - €€ 2.222,18 0 €€ 0,01 - €€ 2.569,12 0 (brutobedrag (brutobedrag €€ 2.222,19 €€ 2.569,13 2.222,18) x 0,5 2.569,12) x 0,5 €€ 2.290,90 €€ 2.648,57 bruto x 0,015 bruto x 0,015 €€ 2.290,91 €€ 2.648,58 €€ 2.478,31 €€ 2.832,36 (bruto - 2.478,31) €€ 2.832,37 (bruto - 2.832,36) €€ 2.478,32 x 0,5 + 37,17 x 0,5 + 42,49 €€ 2.504,09 €€ 2.861,81 vanaf €€ 2.504,10 bruto x 0,02 vanaf €€ 2.861,82 bruto x 0,02 Het kapitaal van een aanvullend pensioen wordt omgezet in een maandelijkse fictieve rente op basis van de leeftijd van de begunstigde op het tijdstip van de uitbetaling van het kapitaal. Dat gebeurt aan de hand van een opgelegde omzettingstafel (KB van 25.4.1997 tot uitvoering van artikel 68, § 2, derde lid, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen). Bijvoorbeeld: 60 jaar: 13.80 62 jaar: 13.26 64 jaar: 12.69 61 jaar: 13.53 63 jaar: 12.97 65 jaar: 12.40 Deze fictieve rente wordt toegevoegd aan de andere pensioeninkomsten om te bepalen of alle pensioeninkomsten van eenzelfde begunstigde al dan niet de drempel overschrijden. Als het gecumuleerde maandelijkse brutobedrag van de pensioenen en pensioenvoordelen kleiner is dan de drempel, en er toch een inhouding op het pensioenkapitaal gebeurde, moet de RVP de onterechte inhouding aan de begunstigde terugbetalen bij de eerste uitbetaling van het definitief bedrag van een pensioen die volgt op de uitbetaling van het kapitaal. Toepassing op het concrete voorbeeld
Passen we nu de principes even toe op ons concrete voorbeeld.
Wat bij latere verhuis ?
Stel dat de betrokkene na een tijdje terug verhuist naar Zwitserland of naar een andere lidstaat van de Europese Economische ruimte. Zodra de betrokkene daar woont, wordt hij vrijgesteld van de maandelijkse solidariteitsbijdrage. Indien hij niet ten laste is van België voor wat betreft de medische verzorging (zie vorig artikel), kan ook vrijstelling van de maandelijkse ZIV-bijdrage gegeven worden.
Belgisch wettelijk pensioen 583,33 Buitenlands wettelijk pensioen 800,00 Fictieve rente uit het aanvullend pensioenkapitaal 3.019,32 Totaal brutobedrag 4.402,65 ZIV-bijdrage (3,55%) 156,29 Solidariteitsbijdrage (2%) 88,05 Belgisch wettelijk pensioen na de inhouding van 338,99 ZIV- en solidariteitsbijdrage Door de voorrangsorde zal een afhouding het eerst gebeuren op het wettelijk pensioen als werknemer, en pas daarna op het wettelijk pensioen als zelfstandige.
Paul Roels en Pieter Gillemon (PwC)
Redactiecomité: Paul Roels, Paul Van Eesbeeck, Luc Vereycken. Hoofdredactie: Paul Van Eesbeeck -
[email protected]. Eindredactie: Patrick Lambrecht –
[email protected]. De nieuwsbrief Life & Benefits is een uitgave van Kluwer – www.kluwer.be. Verantwoordelijke uitgever: Hans Suijkerbuijk, Ragheno Business Park, Motstraat 30, B-2800 Mechelen. Kluwer klantenservice: tel. 0800 40 300 (gratis oproep) - +32 15 78 76 00 (vanuit het buitenland), fax 0800 17 529, e-mail:
[email protected]. © 2014 Wolters Kluwer Belgium NV. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.