VPT V e i l i g e
P u b l i e k e
Een uitgave van projectgroep Veilige Publieke Taak Zeeland (VPT) februari 2012.
T a a k
informatiekrant Grote kans dat jullie het net zo raar vinden als ik, als in de krant staat dat een politieagent een blauw oog is geslagen, een ambulancebroeder gehinderd is om bij een gewond iemand te komen, een verkeersregelaar is aangereden of een tramconducteur is bedreigd. De meeste burgers gedragen zich gelukkig normaal. Maar helaas zijn er ook die agressief of gewelddadig zijn tegen politiemedewerkers, verplegers, brandweermannen, controleurs, belastinginspecteurs en al die anderen met een publieke taak.
Agressie en geweld kunnen ernstige gevolgen hebben. Zelfs zo hevig dat medewerkers met een publieke functie hun taak soms niet goed meer kunnen uitoefenen, waardoor de veiligheid van anderen in gevaar komt of dat zij niet de hulp krijgen die zij verdienen. Medewerkers met een publieke taak moeten gewoon hun werk kunnen doen, daar is iedereen bij gebaat. Agressie en geweld hebben daarnaast ook gevolgen voor de medewerkers zelf: zij kampen soms met psychische schade of lichamelijk letsel door het gedrag van anderen. En daarbij, het is toch te zot voor woorden dat mensen die in hun werk de samenleving dienen slecht worden behandeld?! Voor het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is de maat ook vol. Om deze vorm van agressie en geweld aan te pakken, is er vanuit dit ministerie gestart met het programma Veilige Publieke Taak (VPT). In vervolg hierop is er op 1 september 2010 een projectgroep Veilige Publieke Taak (VPT) in Zeeland samengesteld. Hierin zitten een aantal werk-
gevers met een publieke taak. Zij hebben de handen ineen geslagen om te kijken hoe dit geweld gekeerd kan worden. De deelnemende organisaties zijn: Politie Zeeland, Openbaar Ministerie Middelburg, Connexxion openbaar vervoer, Connexxion ambulancezorg, Emergis, Bureau Jeugdzorg Zeeland, DeltaSafe security services, Sociale Dienst Walcheren en Veiligheidsregio Zeeland. Door middel van deze informatiekrant wil de projectgroep VPT medewerkers in het publieke domein op de hoogte brengen van wat Politie Zeeland en het Openbaar Ministerie voor u kunnen betekenen als u slachtoffer wordt. Maar ook de bewustwording op gang brengen bij u als medewerker en bij uw werkgever.
Wat wordt verstaan onder
agressie en geweld? De definitie van agressie en geweld, zoals die door Veilige Publieke Taak gehanteerd wordt, luidt:
‘Het welbewust verbaal uiten, gebruiken van fysieke kracht of macht, dan wel het dreigen daarmee, gericht tegen een werknemer, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van de publieke taak, wat resulteert of waarschijnlijk zal resulteren in een gevoel van bedreiging, materiële schade, letsel, psychische schade of de dood.’
Ik nodig u van harte uit om verder te lezen. Jeroen Trapman, projectleider Veilige Publieke Taak
Mijn naam is Jeroen Trapman. Ik ben werkzaam bij Politie Zeeland en heb in de afgelopen jaren de nodige gevallen van agressie en geweld meegemaakt, zowel tegen mij persoonlijk gericht als tegen collega’s in het publieke domein. Wat ik om me heen merk is dat er nog steeds collega’s zijn die vinden dat agressie en geweld bij het werk horen. Dat zal bij jullie niet anders zijn. Laten we daar nu eens vanaf stappen, het hoort namelijk niet bij ons werk om mishandeld of bedreigd te worden. Dus,
’Handen af van onze Helpers!’ Om een duidelijk signaal af te geven dat agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak niet worden getolereerd moeten we dit gezamenlijk aanpakken is mijn overtuiging. Naast deze gezamenlijke aanpak is het van belang de daders van dit soort misdrijven hard aan te pakken en alle schade die zij veroorzaken op hen te verhalen.
Agressie en geweld hoeven geen eenmalige gebeurtenissen te blijven. Door niet te reageren op agressief en gewelddadig gedrag is de kans groot dat dit blijft voortbestaan of gaat escaleren. Kijkend naar bovengenoemde definitie gaat het dus om omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van de publieke taak. Ook werkgerelateerde voorvallen in de privésituatie vallen hieronder. De uitingsvormen van agressie en geweld kunnen zowel verbaal als fysiek zijn. Het blootstaan aan agressie en geweld is een belangrijk arbeidsrisico dat ingrijpende negatieve gevolgen kan hebben voor werknemers, hun directe omgeving en getuigen. Onderzoek (InternetSpiegel 2009) toont aan dat werknemers die zich onveilig voelen zich vaker ziek melden, meer stress ervaren, risicovolle situaties vermijden en minder tevreden zijn in hun werk.
1
onmacht Wat De van het moment
helpt
is als alle partijen consequent aangifte doen
Als alle medewerkers met een publieke taak consequent aangifte doen van geweldszaken, bedreigingen en beledigingen, geven wij collectief een krachtig signaal af dat wij agressie en geweld niet meer pikken. Tenslotte sta je samen sterk. Als iedereen weet dat er consequent aangifte wordt gedaan van alle strafbare feiten op het gebied van agressie en geweld, dan gaat daar een enorme preventieve werking vanuit. De korpsleiding van Politie Zeeland vindt het aanpakken van agressie en geweld tegen deze doelgroep zo belangrijk, dat zij mij heeft gevraagd om op te treden als portefeuillehouder VPT.
is het ergste door Marcel Modde
Brandweerman worden is menig jongensdroom. En wie eenmaal bij het korps is, wordt ogenblikkelijk gegrepen door de bijzondere sfeer. “De brandweer is mijn verzetje”, zegt bevelvoerder Mark de Nooijer (42). “Een ontzettend gezellige club. Je krijgt er in één klap achttien vrienden bij. Als er iets is, helpt iedereen elkaar.”
Ik zal mij eerst even voorstellen. Mijn naam is Henk Rutgers. Ik ben 39 jaar werkzaam bij Politie Zeeland. Momenteel ben ik teamchef van het team Middelburg/Veere. Met uitzondering van acht jaar bij de recherche heb ik altijd in de wijkteams gewerkt. Veertien jaar in de surveillancedienst en inmiddels zeventien jaar als leidinggevende. Door mijn werk als leidinggevende binnen de wijkpolitie heb ik veel samengewerkt met organisaties die een publieke functie hebben. In de afgelopen jaren ben ik regelmatig geconfronteerd met geweldszaken of bedreigingen die gepleegd zijn tegen medewerkers die een publieke taak hebben. Maar ook als leidinggevende wordt ik dagelijks geconfronteerd met de verhalen van collega’s en de gevolgen die het tegen hen gerichte agressie en geweld veroorzaken.
Wat kunt u van mij verwachten? Intern, bij de politie, zal ik het onderwerp Veilige Publieke Taak regelmatig op de agenda zetten. Inmiddels is het project Veilige Publieke Taak door de projectleider, Jeroen Trapman, binnen Politie Zeeland uitgerold. Maar het blijft belangrijk om ook bij de politie te blijven werken aan de bewustwording van dit onderwerp bij alle collega’s, zodat zaken professioneel en volgens de afgesproken richtlijnen worden afgehandeld. Daarnaast wil ik samen met de projectleider aanspreekpunt zijn voor alle partijen die bij de Veilige Publieke Taak betrokken zijn. Als er zich tijdens de afhandeling van zaken problemen voordoen, wil ik als bemiddelaar optreden tussen de verschillende publieke diensten en de wijkpolitie en de recherche om zaken bij te sturen en eventueel afspraken te herijken. Uiteraard zal ik zoveel mogelijk samen met de projectleider de stuurgroepvergaderingen bijwonen. Henk Rutgers. (teamchef Middelburg/Veere)
2
Dik twintig jaar geleden proefde hij voor het eerst aan de bedrijfsbrandweer bij Zalco. In 2000 maakte hij de stap naar het vrijwilligerskorps van de gemeentelijke brandweer aan de Torenweg in Middelburg. Nog steeds heeft De Nooijer geen moment spijt van die keuze. “Waarom wil je bij de brandweer? Om te beginnen moet je één of andere tik hebben. In mijn geval was het ook: of je staat aan de kant van de weg te kijken hoe die mannen bij een brand of een ongeluk hun werk doen, of je steekt zelf je handen uit de mouwen en gaat helpen. Je doet wat voor de gemeenschap. En als je wilt, kun je een berg aan interne opleidingen volgen. Dus je steekt er nog wat van op ook.” Maar een brandweerman bouwt ook een stevig ‘rugzakje’ op, heeft De Nooijer gemerkt. Nooit zal hij de Kerstnacht vergeten, waarin vier kinderen in Arnemuiden omkwamen bij een woningbrand. De ‘post Torenweg’ was er als tweede voertuig bij en moest noodgedwongen het hoofd buigen voor de enorme hitte in het pand, waardoor de kinderen boven onbereikbaar waren. “Achteraf komen het besef en de acceptatie dat de kinderen onder die omstandigheden al niet meer te redden waren geweest. Het is heel belangrijk dat je die rugzak van tijd tot tijd leegt. Dat doe je door er veel over te praten. Met elkaar en met de mensen van het BOT (Bedrijfs Opvang Team). Iedereen heeft een actie op zijn eigen manier meegemaakt. Je hebt zes verschillende verhalen, leg je die naast elkaar, dan wordt de puzzel compleet en kun je vraagtekens wegnemen. Heel belangrijk!” Oudejaarsnacht 2010-2011. De ‘post Torenweg’ krijgt een oproep om een uit de hand gelopen vreugdevuur op een achterpleintje aan het nabijgelegen Meanderhof te blussen. Een plastic container met hout en oude banden staat tegen een tuinschutting in brand. “Toen we aankwamen heerste er eigenlijk al een grimmig sfeertje. Links en rechts stonden mensen, daar probeer je contact mee te maken. Vrijwel meteen werden we bekogeld met zwaar vuurwerk. Ik kon op dat moment niet goed inschatten waar het vandaan kwam. Wat ik wél in de gaten had, was dat de mensen links van ons fel reageerden op het groepje jongeren aan onze rechterkant. Ik heb de mannen achteruit laten gaan, verder de brandgang in en gelijk assisten-
tie van de politie ingeroepen. Tegelijkertijd kwamen ook bewoners in actie en zij hebben die gasten weggejaagd, waarop wij verder konden met blussen. Het was op zich ook best link. Het vuur had kunnen doorslaan naar het huis. Opeens kregen we bierflessen naar ons hoofd gesmeten. In het schijnsel van mijn zaklamp zag ik dat ze uit een hoek kwamen waar op dat moment een man of vier stond. Met een helm op en het vizier omlaag ben je redelijk beschermd, maar toch. Je schrikt, voelt je bedreigd. We moesten weer even stoppen. De bewoners zijn er toen met tien man op af gevlogen en vervolgens konden wij ons werk afmaken. We hadden nog zeven andere brandjes op onze lijst staan, dus kun je die vertraging missen als kiespijn.” Omdat de assistentie van de politie was ingeroepen, kwam volgens het protocol ook de officier van dienst van de stadsgewestelijke brandweer ter plaatse. Hij heeft de afdoening van de kwestie verder overgenomen, zodat de bevelvoerder en zijn manschappen hun werk konden doen. De politie had op aanwijzingen van omwonenden de vier mogelijke daders al snel in de kraag gegrepen. Hun strafafhandeling door het Openbaar Ministerie is volgens het rond de jaarwisseling geldende snelrecht verlopen. De Nooijer is volledig op de hoogte gehouden van de afhandeling. “Wat de aanklacht was, wanneer ze zouden voorkomen. Prima geregeld! Ik kon ook naar de rechtszitting komen, maar daar zag ik het nut niet van in. Ze hebben taak- en gevangenisstraffen gekregen. Vrij fors, maar dat is wel goed. Ik hoop dat het hen en hun omgeving afschrikt. De onmacht van zo’n moment is het ergste. Je komt mensen helpen en andere proberen dat te voorkomen. Eigenlijk sta je dan gewoon perplex. Maar wat me wel heeft gesterkt is dat bewoners onze kant kozen en in actie kwamen.”
Eén van de verdachten is door de rechter voor zijn daad veroordeeld tot 4 weken gevangenisstraf.
‘Als ze me voor Hitler uitmaken, gaan m’n nekharen overeind staan’ door Marcel Modde
Het asfalt trekt. Onderweg, waar ook naartoe, voelt Bart Peedersen* zich op z’n best. Dat had de nu 61-jarige Vlissinger al toen hij nog in de detailhandel zat en goederen bij klanten moest afleveren. Maar de puzzel was pas echt compleet toen hij in 1996 als chauffeur op een bus aan de bak kon. Vijftien jaar later heeft Peedersen nog geen moment spijt van zijn overstap naar het openbaar vervoer. “Ik rijd zeg maar in de driehoek Rotterdam-Bergen op Zoom-Vlissingen. Het voordeel van een lijndienst boven een toerbus is dat je weet hoe laat je begint en hoe laat je stopt.” Maar het laatste decennium is er wel een hoop veranderd in de ‘omgang met de passagiers’, ervaart hij. “Naar mijn beleving komt dat hoofdzakelijk door de druk op het werk zelf. We hebben tegenwoordig minder tijd om een rit te rijden. De marge van een stop is een stuk krapper. Dat kan niet anders dan dat het ten koste gaat van je rijstijl.”
Een beetje buschauffeur kent zijn pappenheimers. “Je bouwt een flinke dosis mensenkennis op”, vertelt Peedersen. “Je leert passagiers inschatten bij het instappen. Ik kijk ze aan en zie meestal gelijk wel of het foute boel is of niet. Bijvoorbeeld als ze instappen met een al weken of maanden verlopen abonnement, waar ze zogenaamd geen erg in hebben gehad. Het risico van een boete nemen ze op de koop toe. Totdat ze betrapt worden, hebben ze toch mooi gratis kunnen rijden. Ik leg ze in dat geval geen boete op. Die bevoegdheid heb ik niet. Dat mogen bij ons alleen de controleurs en die zie ik maar een
paar keer per jaar in mijn bus. Dus als ik ze betrap, laat ik ze gewoon betalen voor de rit en daarmee is wat mij betreft de kous af. Dat scheelt een hoop tijd en trammelant. Ik kan dat soort gasten er wel uitzetten, maar het enige wat ik daar dan mee bereik is dat ik agressie oproep! En daar schiet niemand iets mee op.” Maar soms werken betrapte zwartrijders niet altijd even makkelijk mee, zoals drie jaar geleden, vertelt Peedersen. Bij een halte in Vlissingen stonden zo’n vijftien mensen op zijn bus te wachten. Twee jongemannen ‘fladderden’ bij het voorbijlopen van de buschauffeur met ‘een papiertje’. Ik kon niet zien wat er op stond, dus riep ik ze terug. “We zijn overgestapt”, zeiden ze. Dus ik: “prima, maar ik wil nog wel even die kaart goed zien”. Op dat moment kreeg ik van alles en nog wat aan lelijke verwensingen en bedreigingen naar m’n hoofd geslingerd. Nou heb ik een
Slachtofferloket Het Slachtofferloket is een gezamenlijk initiatief van politie, Slachtofferhulp Nederland en Openbaar Ministerie. Als u aangifte hebt gedaan bij de politie omdat u het slachtoffer bent van bijvoorbeeld een mishandeling of een bedreiging, dan kunt u hier met vragen over uw zaak terecht. Medewerkers van het Slachtofferloket kunnen u antwoord geven op de volgende vragen. • Is de dader inmiddels bekend? • Welke instantie heeft mijn zaak in behandeling? • Kan ik een schadevergoeding claimen en hoe moet dit? • Wordt mijn zaak door de rechter behandeld en hoe gaat dit? U kunt het Zeeuwse slachtofferloket bereiken via nummer 0118 884555.
redelijk dikke huid, maar toen ze me ook nog voor Hitler uitmaakten, gingen al mijn nekharen overeind staan.” Peedersen slikt even en zegt met gebroken stem: “Dat soort uitlatingen pik ik niet, dat zit diep geworteld in mijn familieverleden.” Hij drukte de noodknop naast het stuur in en wachtte op de komst van de politie. “Ook die kregen de volle laag van die gasten. Ze hebben ze afgevoerd, ik heb mijn deur dichtgedaan en ben vertrokken om mijn aansluiting te kunnen halen.” Van een aangifte wegens bedreiging en belediging is het nooit gekomen, vertelt Peedersen. “Niet door
mij tenminste.” Ook zijn baas heeft nimmer bij hem geïnformeerd naar het verloop van de gebeurtenis. “Het was voor mij ‘een gevalletje waar de politie bij is geweest’ en verder vind ik het wel best. Er zal vast een protocol zijn bij Connexxion voor dit soort incidenten, maar ik ken dat niet. Aangifte doen kost alleen maar tijd. Het is gebeurd, klaar! Zoiets kun je toch niet meer terugdraaien. De politie heeft het verder afgehandeld, dus het zal wel goed zijn. Wat er met die mannen is gebeurd, zal mij worst zijn.” Over de snelheid van handelen van de politie heeft Peedersen enkel lof. “Ze stonden echt binnen een paar minuten bij mijn bus.” Maar dan… “Ze gingen
naar binnen en op een gegeven moment kwam die ene agent vragen of ‘we het niet schappelijk konden oplossen’. Nou echt niet! Ik vraag om ze eruit te halen. Dan moet je niet met zo’n oplossing aankomen!” Misschien was het -achteraf gezien- wel beter geweest als hij iets over de afloop van de kwestie had gehoord, erkent de nuchtere Vlissinger toch nog. Vooral in relatie tot de gevoelige snaar die bij hem werd geraakt. Een stukje verwerking? Hij haalt z’n schouders op. “Tsja, zoiets.” *Op verzoek van de buschauffeur is deze naam omwille van de privacy gefingeerd.
3
De 28-jarige medewerkster Inge Krol* van het Bureau Jeugdzorg in Middelburg lijkt de nuchterheid zelve. Zakelijk vertelt ze over haar beslommeringen bij de Zeeuwse instantie, waar ze sinds 2007 werkt en regelmatig lelijke verwensingen van cliënten naar het hoofd krijgt geslingerd. Totdat dat ‘akkefietje’ aan de orde komt en het gesprek ontaart in een waterval aan woorden. Met veel moeite blijft Krol haar emoties maar nauwelijks de baas. “Het gaat al een stuk beter. In het begin zat ik van begin tot eind te janken als ik er tegen iemand over begon.”
De herinnering is vers: “14 oktober 2010”, antwoordt ze resoluut op de vraag wanneer het is gebeurd. “Zoiets vergeet je nooit meer!” Ze bijt op haar lip en zucht diep, bijna alsof ze een aanloopje moet nemen om haar verhaal te vertellen. Niet dat het de eerste keer is dat ze er over praat. Teamleiders, collega’s en het Bedrijfs Opvang Team (BOT) hebben geen moment onbenut gelaten het verwerkingsproces alle ruimte te geven. Niets dan lof daarover, benadrukt Krol herhaaldelijk. In tegenstelling tot haar ervaring met de politie en het Openbaar Ministerie nadien.
Krol begeleidt kinderen van 0 tot 23 jaar en hun ouders bij de opvoeding, wanneer zich in de gezinssituatie problemen voordoen. Zo ook dat Middelburgse gezin van moeder, stiefvader en drie jonge kinderen. Naar aanleiding van een screening door het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), wordt opvoedondersteuning ingezet. Ouders tekenen voor inzet van de hulp, hoewel zij het niet nodig vinden. In die bewuste oktobermaand, drie maanden verder, stond Krol voor het besluit de hulp te verlengen, dan wel er op te vertrouwen dat vader en moeder hun taak zelf weer op een verantwoorde manier aankonden. Naar aanleiding van de evaluatie met ouders en hulpverlening werd besloten voortzetting van de opvoedondersteuning te adviseren. Volgens afspraak werd dit telefonisch teruggekoppeld naar de ouders. Vader en moeder waren het niet eens met het besluit. Krol gaf aan de zaak daarom volgens voorschrift te zullen aanmelden bij de Raad voor de Kinderbescherming, zodat zij een onafhankelijk onderzoek naar de situatie konden uitvoeren. “Toen ik dat probeerde uit te leggen, ging moeder helemaal los. Ik ben kapot gescholden, kon er op geen enkele manier meer tussenkomen om het besluit verder te onderbouwen. Op een gegeven moment zei moeder dat vader naar kantoor onderweg was om mij wel eens een kopje kleiner te maken. Maar ik hoorde hem nog op de achtergrond, dus dan doet dat je nog niet zoveel. Toen kreeg ik hem zelf aan de telefoon en hij herhaalde het dreigement: ‘Ik weet waar je woont; ik jaag een kogel door je kop’. Omdat ik wist dat de politie dit gezin kent en er ook drugs in het spel waren, heb ik het gesprek afgekapt en gezegd dat ik aangifte van bedreiging zou doen. Dat schrijft ons protocol ook voor, dat is hier een duidelijke afspraak. Het telefoongesprek was ’s middags om drie uur. Eerst dacht ik: die gaan hier meteen op de stoep staan. Maar wanneer er dan anderhalf uur later nog niets is gebeurd, zakt alle
4 1
Een dikke plons die de emmer doet overlopen opwinding een beetje weg. Mijn teamleider kwam ook langs om er over te praten. Tegen vijven ging een aantal collega’s naar huis. Een van hen kwam al snel terug en zei: ik denk dat vader bij het fietsenhok staat.’’ Krol zucht nog eens. “Nou ja, dan word je wereldje opeens heel erg klein. Je voelt je ontzettend kwetsbaar. Op dat moment zat de teamleider bij mij, om afspraken te maken hoe aangifte te gaan doen. Hij heeft direct de politie gebeld. Mijn teamleider is naar vader toe gestapt, om het gesprek aan te gaan. Er gaat dan van alles door je hoofd. Eén ding was voor mij duidelijk: ik ga niet naar buiten, ik blijf hier. Af en toe keek ik voorzichtig door de luxaflex en opeens zag ik ook moeder voorbij rennen.’’ Een dik uur in spanning verstreek, terwijl agenten, -nota bene pal voor het zijraam waarachter Krol zich ophield- enig begrip in vader en moeder probeerden te praten. Een andere teamleider kreeg in de gaten dat de situatie onhoudbaar was en gaf aan dat ze weg moest uit het kantoor. Een dienstauto van Jeugdzorg werd tot aan de achterdeur gereden en Krol wierp zich tussen de voorstoel en de achterbank op de grond. “Zo zijn we weggereden naar het politiebureau. Dat is maar een kippeneindje, maar wat er tijdens zo’n ritje allemaal door je heen gaat, is niet te beschrijven. Verschrikkelijk! Bij iedere auto die voorbijkomt, denk je: daar zijn ze” “En dán kom je op het bureau om aangifte te doen… Ook geen pretje! De eerste opmerking die de agent maakte was: ‘jammer dat het geen heterdaad was. Dan hadden we hem gelijk kunnen inrekenen’. En vervolgens duurt het opnemen van zo’n aangifte ruim 2 uur!” Verontwaardigd: “Dan vragen ze ook nog of je angst reëel is. Nou ja, wat een vraag!” Eenmaal thuis, beleefde Krol de nachtmerrie opnieuw en opnieuw. Mijn weekend was waardeloos. Ik ben het huis niet uitgegaan, heb nauwelijks geslapen.
door Marcel Modde
Die maandag daarop ben ik gewoon gaan werken. Ik wilde zelf zo snel mogelijk de stap terug maken. Maar dat ging gewoon niet, mijn teamleider heeft me naar huis gestuurd. Ik ben twee weken thuis geweest. Dan zit je daar en merk je pas dat je energie helemaal op is.” Het eerste gesprek met de collega van het BOT, was de dinsdag daarna. “Ik heb het als zeer prettig ervaren dat ze thuis langskwam. De vervolggesprekken waren op kantoor. Deze gesprekken hebben er mede toe bijgedragen dat de verwerking goed is verlopen. Slachtofferhulp heeft ook nog gebeld, maar dat vond ik teveel van het goede. Ik heb heel veel kaartjes en steun van collega’s gehad. Dat contact was heel erg fijn. Half november ben ik weer iedere dag gaan werken en voorzichtig heb ik weer wat taken opgepakt. Eerst vooral wat administratieve zaken, dan hoef je de mensen niet op te zoeken. Ook daar was alle begrip voor. Niemand die daar moeilijk over deed. Je krijgt in de gaten dat je al langer over je grenzen heen bent gegaan. Dit was niet de druppel die de emmer deed overlopen, het was een dikke plons!” Van de juridische afhandeling heeft Krol tot op heden niets meegekregen. “Dat vind ik wel jammer. Ik had bij de aangifte aangegeven dat ik op de hoogte gehouden wilde worden.” Eind februari 2011 kreeg Krol een brief van het Openbaar Ministerie dat ze de zaak in behandeling gaan nemen. “Dan zijn we vijf maanden verder…!” De Raad van de Kinderbescherming heeft inmiddels wel uitspraak gedaan: verdere verplichte hulp bij de opvoeding van de kinderen is niet nodig, vindt de Raad. Krol: “Dat was een extra domper. Ik was er niet op voorbereid. Je houdt er altijd wel rekening mee, maar ik had het in deze niet verwacht.” Jeugdzorg heeft de kwestie gedetailleerd gedocumenteerd, mocht het gezin in de toekomst opnieuw in beeld komen en in contact komen met collega’s van Krol. *Op eigen verzoek is deze naam omwille van de privacy gefingeerd.
Het gevolg van
een paar stevige blauwe plekken is groot door Marcel Modde
Peter Tromp* is het voorbeeld van een laatbloeier. Als jongetje droomde hij al van een spannend bestaan ‘onder de politiepet’, maar pas op 33-jarige leeftijd (in 2006) rondde hij zijn opleiding af bij de politieacademie. Na omzwervingen via de horeca en een kort maar heftig bestaan als zelfstandig ondernemer, kroop het bloed uiteindelijk toch waar het eerder niet gaan kon.
De toekomst ligt in zijn armen wanneer Tromp de voordeur opent: zijn zes maanden oude zoontje blikt vol vertrouwen de wijde wereld in. Even later aan de koffie leunt de kersverse hoofdagent van de Zeeuwse politie achterover om tevreden terug te kijken op zijn onverwachte carrièreswitch. “Het bevalt heel goed. Ik kan niet anders zeggen. Je weet ’s ochtends nooit wat er die dag op je pad komt.” West Zeeuws-Vlaanderen, een pracht gebied om je het politievak eigen te maken, vindt Tromp. Een dikke 280 vierkante kilometer om met één auto in de gaten te houden. Geen makkie dus. “De backup is er beslist, maar je weet dat het iets langer duurt dan in stedelijke gebieden voordat de collega’s er zijn als het nodig is. Daar hou je dus rekening mee. Je bent ook veel meer afhankelijk van je directe partner. Is er een grote vechtpartij, dan stap je daar met z’n tweeën niet zomaar in. Je wordt op die manier ook heel snel zelfstandig.” Politiewerk op het platteland is niet per definitie veiliger dan in de grote stad, zegt Tromp. “Dan heb ik het niet over het risico op schietpartijen en dat soort ongein, maar meer in de trant van: áls er iets gebeurt, dan sta je er het eerste kwartier met je collega wel alleen voor.” En dát er wel eens iets fout kan gaan, ervoer Tromp nu al twee keer in zijn prille politiebestaan. In september 2010 ging hij met twee collega’s af op een melding van een campingeigenaar. Een campinggast in de bar maakte amok en dreigde de eigenaar iets aan te zullen doen als hij zijn minderjarige zoon niet rap een rum-cola zou inschenken. “Wij zijn op die man afgestapt en spraken hem aan op zijn gedrag. Hij reageerde absoluut niet, bleef gewoon op z’n barkruk zitten. Zijn twee zoons zaten naast hem. Omdat de eigenaar aangifte had gedaan van bedreiging, legden wij de man vervolgens rustig uit dat
we hem wilden aanhouden en dat hij voor verder verhoor mee moest naar het bureau. Mijn collega sloeg één handboei aan en toen ging hij in verzet.” Na een korte worsteling wisten de agenten de man in bedwang te krijgen en ze werkten hem snel in de dichtstbijzijnde patrouillewagen. Snel, omdat op dat moment de twee zoons verhaal kwamen halen. Eén van de agenten hield hen op afstand, terwijl Tromp en zijn collega de inmiddels tot rust gekomen campinggast (nog steeds in de boeien) op de achterbank neerzetten. “We reden weg en ik zat voor de verdachte op de passagiersstoel. Ongeveer een kwartiertje later -we waren halverwege het bureau en hij was verder rustig gebleven- ging die man plotseling helemaal door het lint. Ik zag zijn voet tussen de twee stoelen komen en hij trapte me vol in mijn gezicht. Ik zag even flink wat sterretjes. We hebben de auto gestopt en de assistentie van de collega, die met de bus achterop kwam, ingeroepen. Op dat moment zag de verdachte kans mij een tweede trap te geven.” Tromp haalt even diep adem en neemt een slok van zijn koffie. “Het is bij een paar stevige blauwe plekken gebleven, maar dit heeft toch een behoorlijke impact op je. Ik zou kort daarna op vakantie gaan, dus dacht me dan wel weer even op te laden. Maar die vakantie was behoorlijk verpest, kan ik je vertellen. Hoe kom je daar overheen? Door heel veel te praten met collega’s. De politie heeft een eigen BOT (Bedrijfs Opvang Team) van collega’s en die bellen je gewoon op. Door te praten over dat soort dingen, leer je hoe je zelf in zo’n situatie staat. Het maakt je scherper. Het zet je weer even met beide benen op de grond. Je hebt dan wel een uniform aan en een wapen aan je riem hangen, maar je bent geen God.” Naast het BOT, dat automatisch wordt ingeschakeld wanneer collega’s het slachtoffer zijn van geweld of bedreigingen, kent de politie ook nog een strafrech-
telijk protocol. Bij dit soort gevallen wordt standaard aangifte gedaan en wordt zelfs geprobeerd eventuele schade (kleding, ziekte-uren) te verhalen. De politie heeft een eigen jurist die de hele gang van zaken afhandelt. Bij de aangifte wordt snelrecht toegepast en er worden hogere straffen geëist, omdat er sprake is van een feit gepleegd tegen een ambtenaar met een publieke functie. “Goede zaak”, vindt Tromp. “Zo weet je dat je als diender serieus genomen wordt.” Hij is zelf ook bij de rechtszitting aanwezig geweest. De gewelddadige campinggast heeft twee maanden in voorarrest gezeten. “Hij zat nog vast toen zijn zaak voorkwam. Dat alleen al gaf mij een sterk gevoel van rechtvaardigheid. Twee maanden in een cel is op zich niet mals. Daarbovenop moest hij verplicht afkicken van zijn alcoholverslaving en heeft hij mij en de campingeigenaar een immateriële schadevergoeding moeten betalen.” Uit de box klinkt tevreden babygekir van de zes maanden oude zoon, die zojuist van zijn moeder de fles heeft gekregen. Tromp is ‘op een gekke manier’ blij met de ervaring op de camping. “Ik ga sindsdien anders de straat op. Voorzichtiger. Ik hou meer afstand, probeer het gesprek langer aan te houden en ben me scherp bewust van het feit dat een situatie elk moment kan exploderen. Je bent mens en dus gewoon heel kwetsbaar. Voor diegene die tegenover je staat ben niks meer door dat uniform. Misschien zelfs minder…”
De verdachte is door de rechter voor zijn daad veroordeeld tot 58 dagen gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
5
‘De kunst is ze even te laten spuien en dan tot rede te brengen’
door Marcel Modde
Misschien is het wel het meest gehate beroep, of anders staat het toch beslist hoog in de top tien: parkeercontroleur. Wat drijft iemand dan toch nog tot die taak? “De buitenlucht. Ik ben een echt buitenmens”, verklaart Annette Schipper uit Bergen op Zoom haar voornaamste drijfveer.
Als servicemedewerker op het perron van het treinstation van Breda had ze al het nodige chagrijn voor haar kiezen gekregen. Niet dat Schipper zich daardoor uit het veld liet slaan. “Integendeel”, zegt de 50-jarige buitengewoon opsporingsambtenaar (boa). “Het is een uitdaging om rustig te blijven en mensen zo correct mogelijk uit te leggen waarom een trein niet rijdt. Wanneer passagiers eerst oververhit reageren en je ze dan weer een beetje de redelijkheid van het hele verhaal kunt laten inzien, geeft dat een zekere voldoening. Uiteindelijk help je mensen uitzoeken hoe ze toch het snelst op hun reisbestemming kunnen komen.” De overstap naar parkeerbeheer was ingegeven door bezuinigingen bij de NS. In eerste instantie ging Schipper in haar nieuwe baan aan de slag in Bergen op Zoom. “In die tijd had je te maken met flink wat agressie rond de coffeeshops in de stad.” In Middelburg, waar Schipper in 2009 begon, gaat het er wat dat betreft over het algemeen gemoedelijker aan toe, ervaart ze. “De Middelburgers zelf zijn vriendelijker. Daarnaast heb je te maken met de toeristen. Duitsers worden over het algemeen niet boos wanneer je een bekeuring uitschrijft omdat ze niet hebben betaald of niet op dat plekje mogen staan. Die reageren vaak van: ach, zoveel? Belgen zijn ronduit beleefd. Als je ze uitleg geeft bij een bon, zeggen ze zelfs nog dank u wel!” Op zich begrijpt Schipper het wel wanneer iemand boos wordt om een parkeerboete. “Je zit wel aan hun portemonnee. Maar daar staat tegenover dat zij een fout hebben gemaakt en mensen moeten niet proberen om hun probleem tot het mijne te maken.” Soms zijn er situaties die om enige coulance vragen, legt ze uit. “Wanneer iemand een bord aan het begin van de straat echt niet gezien heeft, bijvoorbeeld. Dat komt voor. Dan kun je volstaan met een
6
waarschuwing te schrijven. Ze weten dan dat ze een volgende keer beter moeten opletten. Je moet wel menselijk proberen te blijven.” En toch roept Schipper bij sommige automobilisten het slechtste boven. In de twee jaar die ze nu in Middelburg werkt, zag zij zich genoodzaakt zes keer aangifte te doen bij de politie. Die zaken variëren van grove belediging, tot bedreiging en zelfs (het meest recente geval in maart 2011) poging tot doodslag of mishandeling. Een man die zijn auto, met vrouw erin, voor een videotheek had geparkeerd zonder een kaartje te kopen, uitte zijn frustratie over de bekeuring wel heel rigoureus. Tot twee keer toe reed hij met piepende banden op Schipper in, eerst vooruit en toen nog eens achteruit. “Ik sprong opzij, de bosjes in. Verder kon ik niet, want dan lag ik in het water. Op vijf centimeter na heeft hij mij gemist, om vervolgens met piepende banden weg te rijden.” De identiteit van de man is bekend. Hij wordt vervolgd door het Openbaar Ministerie (OM). Schipper blijft ogenschijnlijk nuchter onder de trieste optelsom. “Je wordt er niet vrolijk van, maar ik accepteer het dan ook niet. Als je dat doet, is het einde zoek! Ik heb thuis een man met wie ik gelukkig heel erg goed over dit soort praktijken kan praten. Daarnaast heb ik een hechte groep collega’s. Praten over wat je hebt meegemaakt is superbelangrijk. Je moet een vervelende ervaring een plek geven en weer verdergaan. Doe je dat niet, dan gaat het je leven beheersen en dan kun je beter met dit werk stoppen. Kijk, iedereen kan een keer boos worden. Ze schelden je uit voor rotmeid of hoer, je kent dat wel. Prima, dan hebben ze het allemaal tegen een parkeercontroleur. Maar op een gegeven moment gaan ze te ver en wordt het persoonlijk. Dát hoef je niet te pikken. Ik ben een keer uitgescholden voor dochter van een NSB’er. Die man heb ik óók aangegeven en
die is hard aangepakt. De kunst is ze even te laten spuien, er dan alsnog een gesprek mee aan te gaan, zodat ze het snappen en ‘sorry’ zeggen. Dat lukt in de meeste gevallen nog wel. Er zijn gelukkig meer goede dan slechte mensen.” De parkeercontroleur vindt het belangrijk dat er aandacht komt voor het werk in de publieke sector. “Een deel van de burgers wordt te vrij en heeft geen respect meer voor dit soort werk. Regels zijn er niet voor niks, daar moeten we ons met z’n allen aan houden.” Parkeerbeheer in Middelburg kent een strak protocol voor medewerkers die de dupe zijn van agressie in hun werk. Een probleem moet altijd aan een leidinggevende worden gemeld. Waar nodig staat ook de interne maatschappelijke zorg van de gemeente klaar. Over het contact met de politie is Schipper vol lof. “Als je aangifte wilt doen, gaat dat op afspraak. Prima! In één geval heb ik de politie ter plekke gebeld en zij hebben die kwestie vervolgens zelf helemaal afgehandeld. Ideaal! Dat scheelt jou een hoop tijd en zij hebben de dader er gelijk bij.” Van alle zaken die tot dusver zijn aangebracht bij het OM, is Schipper op de hoogte gehouden van het verloop. “Er komt hier altijd een eindverslag binnen. Alleen is daarin heel moeilijk terug te vinden om welke kwestie het ook al weer ging. Ik doe wel aangifte en schrijf het kenteken op, maar ken de naam van de geverbaliseerde niet. En als je dan een paar zaken hebt lopen, is het lastig terug te halen welke zaak dat ook al weer was…”
De verdachte is door de rechter veroordeeld tot een boete van € 500,- waarvan € 250,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Slachtoffers
van een misdrijf kunnen de schade verhalen
U bent slachtoffer geworden van een misdrijf of overtreding en u heeft daarbij schade geleden. Eén van de mogelijkheden om uw schade vergoed te krijgen is u als benadeelde partij te voegen in het strafproces tegen de verdachte. In dit informatieblad wordt uitgelegd wat ‘voegen’ precies is en hoe dat in z’n werk gaat.
Voegen, wat is dat Als iemand een strafbaar feit pleegt, is hij in principe zelf aansprakelijk voor de daarbij door hem veroorzaakte schade. De officier van justitie beslist of de verdachte voor de rechter moet verschijnen. Zo ja, dan volgt een strafzitting. Op die zitting zal de officier van justitie een straf eisen. Wanneer u schade heeft geleden, dan kunt u om een vergoeding van die schade vragen in dit strafproces. Dit kunt u schriftelijk doen door middel van een formulier of u kunt dit mondeling doen op het moment van de zitting. Allebei de mogelijkheden noemen we voegen. Heeft u zich als benadeelde in het strafproces gevoegd, dan vraagt de officier van justitie de rechter om óók een uitspraak te doen over de toewijzing van uw schade. Uw claim loopt als het ware mee in het proces tegen de verdachte. U hoeft dus geen aparte procedure te starten. Aan de voeging zijn voor u als benadeelde geen kosten verbonden.
Voorwaarden voor voeging in het strafproces • u heeft schade geleden door een strafbaar feit; • de verdachte is opgespoord; • u heeft uw schade of een deel daarvan niet op een andere manier vergoed gekregen; • de verdachte moet voorkomen, er vindt dus een strafzitting voor de rechter plaats; • de verdachte moet voorkomen voor het feit waarvan u slachtoffer bent geworden.
Wie kan zich voegen en benadeelde (iemand die schade heeft geleden •E door een strafbaar feit) van 18 jaar of ouder, kan zelf in de procedure optreden. • Nabestaanden kunnen zich voegen in een strafproces voor specifieke kosten (zoals de kosten van de begrafenis) of voor een verlies aan inkomsten indien de overledene kostwinnaar was. • Voor een rechtspersoon moet een vertegenwoordigingsbevoegde of een gemachtigde (een natuurlijk persoon) optreden. U bent niet verplicht om een advocaat in te schakelen. Dat mag natuurlijk wel. Bent u jonger dan 18 jaar dan moet uw wettelijke vertegenwoordiger (ouder of voogd) voor u optreden. Uw wettelijke vertegenwoordiger moet in dit geval het formulier voor het voegen medeondertekenen. U kunt iemand machtigen om namens u in de voegingsprocedure op te treden. Deze persoon behartigt dan uw belangen. Hij moet wel meerderjarig zijn. Is degene die voor u op-treedt geen advocaat, dan moet u hem schriftelijk machtigen. De machtiging is opgenomen in het formulier.
Voegen voor de zitting U kunt zich vóór en tijdens de zitting voegen. Voordat de zitting plaatsvindt, voegt u zich schriftelijk met het formulier, dat u van de officier van justitie gekregen heeft. Op het formulier vult u in wat voor schade u heeft geleden en om welk bedrag het gaat. Ook wordt gevraagd of u een deel van uw schade al via andere wegen (bijvoorbeeld verzekering) vergoed heeft gekregen. Schade die al vergoed is kunt u namelijk niet meer van de verdachte vorde-
ren. Het invullen van het formulier kan lastig zijn. Bij een niet goed of onvolledig ingevuld formulier loopt u het risico dat uw schade niet wordt vergoed. Laat u dus goed voorlichten als u vragen heeft of twijfelt over wat u moet invullen. Slachtofferhulp Nederland kan u helpen met het invullen van het formulier. Het ingevulde formulier geeft u aan de officier van justitie of u stuurt het zo spoedig mogelijk op naar het parket waar de officier werkt. Weet u niet waar u het formulier naartoe moet sturen, neem dan contact op met het Zeeuwse slachtofferloket. Mocht u een bewijs van verzending willen hebben, dan kunt u het aangetekend versturen. Denkt u er aan dat u voor uzelf kopieën van alle stukken (die u verzendt) maakt en bewaart. Tijdens de zitting vraagt de officier van justitie aan de rechter om u een schadevergoeding toe te kennen. U hoeft dat niet zelf aan de rechter te vragen. Als u zich als benadeelde gevoegd heeft vóórdat de zitting plaatsvindt, dan hoeft u in principe niet op de zitting aanwezig te zijn. Wel kan het voorkomen dat u door de rechter wordt opgeroepen. In dat geval bent u verplicht om te verschijnen.
Voegen tijdens de zitting Het verdient de voorkeur u vóór de zitting te voegen. U kunt zich echter ook tijdens de zitting voegen. Er zijn twee mogelijkheden. • Schriftelijk: U zorgt ervoor dat de rechter kort vóór de aanvang van de zitting een schriftelijke opgave ontvangt van uw schade en de omstandigheden waaronder die schade is opgetreden. Deze schriftelijke opgave kunt u persoonlijk aan de rechter geven, of aan de griffier van het gerecht waar de zitting zal plaatsvinden. • Mondeling: U kunt uw opgave ook mondeling doen, tijdens de zitting. U moet dan zelf tegen de rechter zeggen dat u schadevergoeding eist. In beide gevallen moet u voldoende bewijsstukken van uw schade kunnen leveren.
Inzien van stukken Om uw vordering goed voor te kunnen bereiden, kan het van belang zijn dat u inzage krijgt in de processtukken. U kunt de officier van justitie om inzage vragen. Deze kan dat in het belang van het proces geheel of gedeeltelijk weigeren. Dit wordt u schriftelijk meegedeeld. In de brief wordt ook aangegeven hoe u eventueel daarover uw beklag kunt doen.
Schade Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten schade: materieel en immaterieel. • Bij materiële schade gaat het meestal om de waarde van vernielde of gestolen goederen, medische kosten en verlies van inkomsten omdat u een tijd niet kon werken. De hoogte van materiële schade is in het algemeen redelijk goed vast te stellen. Wees erop bedacht dat u van bijvoorbeeld gestolen goederen niet de nieuwwaarde vergoed krijgt, maar de zogeheten dagwaarde. Dat laatste bedrag moet u opgeven. Bij Slachtofferhulp Nederland kunt u hierover informatie krijgen. • Bij immateriële schade gaat het om het verdriet, de pijn en de angst. Vergoeding van immateriële
schade heet ook wel ‘smartengeld’. De hoogte van immateriële schade is vaak lastig vast te stellen. Een medewerker van Slachtofferhulp Nederland kan u helpen bij het inventariseren van uw schade.
Het vonnis Vindt de rechter dat u recht heeft op schadevergoeding en acht hij het feit bewezen, dan kan hij de dader veroordelen tot het betalen van (een gedeelte van) uw schade. Er zijn twee mogelijkheden. • De rechter kan u een schadevergoeding toewijzen. De rechter zegt in dat geval alleen dat u volgens hem recht hebt op schadevergoeding. U moet nu zelf het bedrag innen. U stuurt de dader een aangetekende brief met het verzoek om binnen een bepaalde termijn te betalen. Betaalt hij niet binnen deze termijn, dan kunt u een deurwaarder inschakelen onder overlegging van een afschrift van het vonnis. • De rechter legt als verplichting aan de dader op dat deze de schade aan u moet betalen. Dit is de zogenoemde ‘schadevergoedingsmaatregel’. De officier van justitie zal in dit geval het Centraal Justitieel Incasso Bureau inschakelen, dat probeert het bedrag voor u te innen. Of er in uw geval sprake is van een maatregel of een toewijzing, kunt u vinden in het afschrift van het vonnis van de rechter of in de brief van de officier van justitie. Die ontvangt u na afloop van het proces. Heeft u niet automatisch een afschrift van het vonnis ontvangen, dan kunt u de griffie van de rechtbank of het hof verzoeken om u dit alsnog toe te sturen.
Hoger beroep Als de officier van justitie of de verdachte in een strafzaak in hoger beroep gaat, dan gaat uw vordering tot schadevergoeding vanzelf mee. U ontvangt hiervan schriftelijk bericht. Als noch de officier van justitie noch de verdachte in hoger beroep gaat, kunt u, wanneer u het niet eens bent met de gehele of gedeeltelijke afwijzing van uw vordering, in een aantal gevallen zelf in beroep gaan. Het door u gevorderde bedrag moet dan wel hoger zijn dan € 1.750,-. De termijn waarbinnen u in hoger beroep kunt gaan, is drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak van het vonnis. U moet er wel rekening mee houden dat u dan een advocaat nodig heeft en dat de regels van het civiel recht van toepassing zijn. Een medewerker van Het Juridisch Loket of van Slachtofferhulp Nederland kan u adviseren of in uw geval hoger beroep mogelijk en zinvol is en vertellen hoe een en ander in zijn werk gaat.
Waar kunt u terecht voor meer informatie Met vragen over schadevergoeding en voegen in het strafproces kunt u altijd terecht bij Slachtofferhulp Nederland. Ook voor vragen over het invullen van het formulier kunt u hier Slachtofferhulp terecht. Nederland 0900 0101 (lokaal tarief) www.slachtofferhulp.nl
Zeeuws Slachtofferlokket 0118 88 45 55
7
Aangifte doen
Dialoog geeft stof tot nadenken In de jaren ’90 is Bert Graaff als horecaportier begonnen met beveiligen en hij heeft in die tijd veel kennis en ervaring opgedaan in dit specialistische vak. Anno 2011 is hij directeur en oprichter van Delta Safe Security. Inmiddels is dit bedrijf ruim tien jaar actief in de beveiligingsbranche. Eerst alleen in de provincie Zeeland maar al snel ook buiten de regio. Door de vele jaren ervaring en de resultaatgerichte instelling op het gebied van beveiligings- en bewakingsdiensten, wordt Delta Safe Security gezien als hèt toonaangevende beveiligingsbedrijf van Zuidwest-Nederland.
Het kantoor is gevestigd in Middelburg, van waaruit onder meer de diverse Volgens Graaff hebben alle inspanningen nu al effect beveiligingsopdrachten worden gecoördineerd. Met meer dan 60 medewerkers opgeleverd binnen de eigen organisatie. Hij is blij dat er bij de overheid en de semi-overheid ook meer wordt dagelijks de beveiliging van openbare gelegenheden in Zeeland en bewustwording ontstaat over de rol van door hen omstreken verzorgd. Zo heeft Delta Safe Security onder andere de beveiliging ingehuurde beveiligingsbedrijven. Zo kunnen processen en taken beter op elkaar afgestemd worden. Als geleverd voor de Giro d’Italia in Middelburg, Concert at Sea en Koninginnedag we onze zaakjes goed regelen heeft dit direct een in Middelburg, maar ook vaste objecten zoals het Zeeuws Museum, Damen gunstig effect op de veiligheid van zowel bezoekers Shipyards, diverse gemeenten (Veere, Middelburg, Goes, Vlissingen) en het als personeel. ROC Zeeland worden door hen beveiligd. Drempelverlagend “Wat ik zie is dat de laatste jaren agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak is toegenomen. Wij zijn ons hiervan bewust en willen graag een bijdrage leveren aan de terugdringing daarvan. Voor ons is een nauwe samenwerking met onze opdrachtgevers erg belangrijk om ons werk zo efficiënt, effectief en vooral ook zo veilig mogelijk uit te voeren. Bij een goede beveiliging draait alles om een preventieve werkwijze. Zo voorkom je al veel problemen en incidenten”, legt Graaff uit. “Door deel te nemen aan de stuurgroep VPT en de (hieruit voortvloeiende) werkgroep VPT, merk je dat de dialoog met opdrachtgevers goed op gang komt. Zaken komen nadrukkelijker voor het voetlicht en je merkt dat daardoor kritischer gekeken wordt naar de werkgevers- en werknemersverantwoordelijkheid. Alleen al door er met elkaar over te praten geeft stof tot nadenken. Zo hebben wij inmiddels het bestaande agressieprotocol inhoudelijk verbeterd en wordt de melding van agressie en geweld voor ons personeel vergemakkelijkt door de formulieren via onze website bereikbaar te maken. Ook is het personeel er inmiddels van op de hoogte dat aangifte doen op adres werkgever tot de mogelijkheden behoort. Iets waar overigens
8
actief gebruik van wordt gemaakt door onze medewerkers.” Bert Graaff voegt verder nog toe: “Uiteraard stopt onze verantwoordelijkheid daarna niet. Managers bellen regelmatig met de politie om te informeren wat de stand van zaken is van aangiften. Bovendien wordt actiever nazorg gegeven aan collega’s die betrokken zijn geweest bij agressie tijdens hun werk en waarvan het niet tot een aangifte is gekomen”.
Samen verantwoordelijk Graaff benadrukt wel dat niet alleen de werkgever maar ook de werknemer zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen veiligheid. “Wij hebben ervoor gekozen ook dit onderwerp expliciet op te nemen in ons protocol. Over de eigen verantwoordelijkheid wordt regelmatig gesproken met medewerkers. De bewustwording moet immers wel van twee kanten komen. Wat ons in de toekomst nog verder gaat helpen is een incidentenregistratie, zodat we kunnen zien met welke vormen van agressie onze medewerkers te maken hebben. Daarbovenop maken wij onze eigen medewerkers weerbaarder door hen periodiek te trainen hoe je met agressie en geweld omgaat. Dit doen wij trouwens ook in company voor onze klanten als daar behoefte aan is.”
“Aangiftebereidheid bij onze medewerkers verbetert alleen als er sprake is van een drempelverlaging bij de aangifte van agressie en geweld”, filosofeert Graaff verder. Hij vindt het een hele goede ontwikkeling dat er nu met Politie Zeeland en Openbaar Ministerie duidelijke afspraken zijn gemaakt over aangiften binnen het project Veilige Publieke Taak. Dossiers krijgen een specifiek kenmerk en worden met een zekere voorrang behandeld. “Want hoe je het ook draait of keert: geweld is niet normaal en mag nooit geaccepteerd worden! Ook niet tegen mensen met een uniformberoep die ‘tegen een stootje moeten kunnen’.” Graaff ziet dat het, door de verhoogde meldings- en aangiftebereidheid, voor politie en OM ook mogelijk wordt om uitgebreidere dossiers op te bouwen van individuele geweldplegers, waardoor deze effectiever kunnen worden aangepakt. Bijvoorbeeld door het kunnen eisen van een verhoogde strafmaatregel. Hij kijkt dan ook met belangstelling uit naar de verdere ontwikkelingen en samenwerking met alle betrokken partijen.
Verantwoordelijkheid van de werkgever De Veilige Publieke Taak (VPT) is een programma van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat in 2006 van start is gegaan met als doelstelling de agressie en het geweld tegen medewerkers met een publieke taak te verminderen met 15%. Eén van de middelen die daarvoor is ingezet is de Handreiking agressie en geweld, die naar alle werkgevers in het publieke domein is verstuurd. In deze handreiking staan maatregelen om te komen tot een effectief veiligheidsbeleid binnen organisaties. Het voorkomen en bestrijden van agressie en geweld behoort tot de verantwoordelijkheid van een goede werkgever. Een aantal maatregelen zijn: • m eld en registreer alle vormen van agressie en geweld; • reageer binnen 48 uur naar de dader; • doe aangifte bij de politie; • verhaal de schade op de dader; • verleen nazorg. De organisaties die deelnemen aan dit project hebben hun agressie- en geweldsprotocollen op orde gebracht en de procedures met elkaar afgesproken.
Wilt u weten wat u allemaal kunt doen om de veiligheid te vergroten binnen uw organisatie? kijk dan op www.veiligepublieketaak.nl. Hier kunt u ook de Handreiking agressie en geweld downloaden.
Politie en Openbaar Ministerie Naast het feit dat er een belangrijke taak is weggelegd voor de werkgever, hebben de politie en het Openbaar Ministerie (OM) ook een belangrijke taak. Zij zijn verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van de strafbare feiten waarvan aangifte gedaan wordt. Politie Zeeland en het OM hebben de bestrijding van agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak tot topprioriteit benoemd. Afgesproken is dat de politie alle incidenten van agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak in behandeling neemt en dat altijd een opsporingsonderzoek volgt. Het OM zal bij voldoende aanleiding in alle gevallen overgaan tot vervolging van de verdachte. Politie en OM zijn momenteel bezig met de inrichting van een versneld traject voor de zogenaamde VPTzaken, zodat deze zaken sneller voor de rechter gebracht kunnen worden.
Werkgeversaangifte Bij een werkgeversaangifte doet bijvoorbeeld uw leidinggevende of iemand van de juridische of personeelsafdeling aangifte namens de werkgever. Bij de adresgegevens wordt het werkgeversadres vermeld. Bij de politie wordt de aangifte daardoor dus niet op uw naam als slachtoffer gezet. In veel gevallen zal vervolgens wel een verhoor van u als getuige noodzakelijk zijn voor het strafrechtelijk bewijs; de politie kan hiervoor een gunstig tijdstip zoeken. U kunt daarbij ook altijd het adres van uw werkgever opgeven in plaats van uw privéadres. Het kan voordelen hebben als de aangifte door of namens de werkgever wordt gedaan: - de praktijk wijst uit dat slachtoffers anders vaak geen aangifte doen; - het slachtoffer kan naar de cliënt/bezoeker uitdragen dat de werkgever aangifte deed; - het slachtoffer voelt zich hierdoor vaak minder belast; - het slachtoffer hoeft het werk niet te onderbreken om aangifte te doen.
Meer info? Kijk op www.politie.nl/aangifte
Domiciliekeuze Als u bijvoorbeeld bang bent voor represailles kunt u ook het adres van de werkgever opgeven in plaats van uw privéadres. Bijkomend voordeel hiervan is dat alle post via uw werkgever loopt en uw werkgever zo meer zicht kan houden op de afhandeling. Geheel anoniem kunnen aangevers en getuigen niet zijn, omdat het voor een verdachte en de rechter altijd toetsbaar moet zijn wie de verklaring aflegde en of dat naar waarheid gebeurde. Slechts in het geval dat (vooraf) aangetoond kan worden dat er ernstige risico’s bestaan voor aangever of getuige, zijn er wettelijke mogelijkheden om volledig anoniem te blijven. De rechtercommissaris zal in zijn beslissing afwegen of er een gegrond vermoeden bestaat dat de getuige door het afleggen van een verklaring overlast zal ondervinden of in de uitoefening van zijn beroep zal worden belemmerd. Bij sommige korpsen is het mogelijk dat persoonsgegevens van aangevers of getuigen niet vermeld worden in het proces-verbaal. In de praktijk blijkt dat dit vaak door de rechtbank en de verdachte wordt geaccepteerd. De politie kan u hierover voorlichten. Meer informatie: zie de verkenning Anonimiteit in het strafproces, te downloaden via www.veiligepublieketaak.nl.
Verschil
tussen aangifte en melding bij de politie Bij een aangifte stelt de politie aan de hand van de verklaring van de aangever een proces-verbaal op. De politie (in samenwerking met het Openbaar Ministerie) bepaalt vervolgens of er een dader kan worden opgespoord en vervolgd. Een melding wordt wel geregistreerd maar er wordt door de politie geen proces-verbaal gemaakt. In beginsel leidt een melding niet tot een politieonderzoek en strafrechtelijke vervolging van de dader. Een melding kan ook anoniem worden gedaan. Informatie uit een melding kan wel worden gebruikt ten behoeve van landelijke geweldcijfers en dossieropbouw. Dit kan belangrijk zijn als er bijvoorbeeld meer aangiften of meldingen zijn tegen dezelfde dader.
www.veiligepublieketaak.nl 9
Het signaal dat het Openbaar Ministerie (OM) afgeeft met de aanstelling van een specifieke portefeuillehouder, laat geen enkele ruimte voor twijfel: geweld tegen mensen die werken in de publieke sector dient streng te worden bestraft.
Vasthouden aan
minimum strafeis credo officier justitie door Marcel Modde
Officier van justitie Michael Nieuwenhuis van het parket in Breda en Middelburg neemt zijn taak uiterst serieus. Hij is er niet alleen om daders in dit verband tot de orde te roepen, tevens fungeert de officier als aanspreekpunt voor collega’s bij vragen rond zaken in deze sfeer. “We hebben landelijk met elkaar afgesproken dat hogere straffen worden geëist. Dan moet je dat als portefeuillehouder binnen het parket ook duidelijk uitdragen. De rechtbank volgt op de zitting niet altijd de eis en collega’s hebben soms de neiging op dat verloop te anticiperen. Ik zie voor mezelf een rol weggelegd bij hen tussen de oren te krijgen dat ze moeten vasthouden aan de eisen. Die zijn er niet voor niks! De rechtbank heeft z’n eigen richtlijnen en gaat er een beetje tussen zitten.” Een vonnis dat steevast lager uitpakt, kan het strengere beleid voor een veilige publieke taak ondermijnen, waarschuwt Nieuwenhuis. In die zin juicht hij plannen van minister Ivo Opstelten toe om geweld in deze hoek gespecificeerd als strafbaar feit in de wet op te nemen. “Zoals dat bijvoorbeeld met huiselijk geweld ook gebeurt. Dan krijgt ieder geval op zich zijn eigen specifieke zwaarte mee, wat ook doorweegt in het vonnis.” Binnen het OM geldt de afspraak dat een strafeis in zaken met nodeloos geweld en geweld tegen medewerkers met een publieke taak als twee keer zo zwaar wordt aangemerkt in vergelijking met ‘gewone geweldszaken’. “Dat is minimaal”, vindt de Bredase officier van justitie. “We moeten de mensen beschermen en doen wat we kúnnen doen. Daarnaast gaat van zo’n zwaardere eis een duidelijk signaal uit dat dit niet wordt getolereerd. Wanneer
10
mensen in de publieke sector worden mishandeld en hun werk niet meer kunnen uitvoeren, kan dat vergaande consequenties hebben voor ons allemaal.” Nieuwenhuis constateert grote verschillen tussen de aanpak van de portefeuillehouders bij de diverse arrondissementen. Sommigen geven er de voorkeur aan meerdere zaken te bundelen en achter elkaar op één dag ter zitting te brengen. Dat zorgt meestal voor extra media-aandacht en zou het vizier van de rechter meer op scherp zetten, ervaart Nieuwenhuis. Maar er moeten wel voldoende zaken zijn voor dergelijke themazittingen, benadrukt de officier, want anders laat een behandeling te lang op zich wachten. “Het lik-op-stukbeleid is in deze kwesties belangrijk. We moeten zorgen dat verdachten van dit soort geweld zo snel mogelijk voor de rechtbank komen en hun straf krijgen. Aan de andere kant moet het ook weer niet te snel gebeuren, omdat het slachtoffer wel de gelegenheid moet hebben het letsel te verhalen. Anders moet dat later weer apart in een civiele procedure. En bij een zware mishandelingszaak heb je de tijd ook nodig voor grondig onderzoek. Niemand schiet er dan iets mee op om dat soort zaken binnen één of twee weken op zitting te brengen.” Justitie kent, net als de politie, geweldszaken in de publieke sector prioriteit toe en handelt ze met voorrang af. Nieuwenhuis haalt een zaak aan die hij recent zelf heeft voorgebracht over een vuilnisvrouw die was mishandeld. De dader werd veroordeeld tot 50 uur taakstraf, twee weken voorwaardelijke gevangenisstraf en betaling van de geleden materiële en immateriële schade. “Ik had zelf 72 uur geëist, maar ik had wel de stellige indruk dat de verdachte niet had verwacht dat hem toch nog zo’n straf werd opgelegd. Ik hoop dat hij in de toekomst twee keer nadenkt voor-
dat hij over de schreef gaat. En dat hij die boodschap ook aan zijn omgeving uitdraagt!” De officier benadrukt het belang van het doen van aangifte van geweld of bedreiging. Te vaak wordt nog gedacht dat er toch niks mee gebeurt, of stapt het slachtoffer niet naar de politie uit angst voor represailles van de dader. “Wij proberen de publieke instanties duidelijk te maken dat een aangifte wel degelijk nut heeft. Het vormt het fundament van het hele proces.” De angst voor represailles is onterecht, benadrukt Nieuwenhuis. “Dat wordt niet onderbouwd door de feitelijke praktijk.” Hij bepleit de aanwezigheid van het slachtoffer op de zitting. “Dan hoor je zelf hoe het wordt afgewikkeld en kun je de gebeurtenis in ieder geval een plekje geven.” Lastig wordt het bij zogeheten een-op-een zaken, waarin twee verklaringen (die van het slachtoffer en die van de dader) tegenover elkaar staan. “Daar kun je niets mee. In een strafproces moet je wettig en overtuigend bewijs hebben en dat is er zo niet. Je hebt getuigenverklaringen (dat kan ook een medische verklaring zijn) of videobeelden nodig om tot vervolging over te kunnen gaan. Een-op-een zaken worden vaak geseponeerd. Dat is heel onbevredigend voor het slachtoffer.” Het parket Breda/Middelburg heeft over de eerste zes maanden van dit jaar (2011) vijftig gewelds- en bedreigingszaken in de publieke sector geregistreerd. Slechts één kwestie kwam tot een sepot. Het merendeel heeft geleid tot een transactie dan wel dagvaarding voor de rechtbank. Nieuwenhuis: “Van vijftig zaken in deze hoek word ik op zich niet zo vrolijk. Maar aan de andere kant is het wel bemoedigend dat we er zo veel behandeld hebben.”
Meld agressie en geweld! Waarom?
Wat?
Om agressie en geweld doeltreffend aan te kunnen pakken, moet de werkgever bekend zijn met voorvallen van agressie en geweld die binnen de organisatie plaatsvinden. Wat er organisatiebreed gebeurt met voorvallen van agressie en geweld, wordt pas bekend als deze gemeld en vervolgens geregistreerd worden. Of er nu via een digitaal systeem of via een ander systeem voorvallen gemeld/geregistreerd worden, het vastleggen ervan geeft een totaal inzicht in de aard en omvang van de voorvallen. Het is daarmee input voor het eventueel (bij)stellen van het veiligheidsbeleid en de maatregelen kunnen beter op elkaar worden afgestemd. Melden geeft informatie aan collega’s, waardoor zij zich in de toekomst beter kunnen voorbereiden. Melden van voorvallen is het startsein tot directe opvang van het slachtoffer en eventuele getuigen van het voorval.
Om eerder gemoemde redenen is het belangrijk dat werknemers en getuigen alle voorvallen melden en registreren. Het gaat om het melden van elk voorval waarin burgers/klanten de norm overschrijden. De betrokken werknemer maakt hiervan melding bij degene die daar in de organisatie voor is aangewezen. Het slachtoffer of de getuige van een voorval van agressie en/of geweld geeft duidelijk aan: • • • • • • •
wie erbij betrokken was; wat er gebeurde; waar het gebeurde; waarom het gebeurde; wanneer het gebeurde; waarmee het gebeurde; op welke wijze het gebeurde.
Waarom? Registreren van agressie en geweld is de basis voor het veiligheidsbeleid. Het vormt de basis voor de te nemen preventieve maatregelen. Het registreren van voorvallen is ook belangrijk voor het doen van aangifte, dossieropbouw en het verhalen van schade. Het levert een verzameling van gegevens op die samen beter geanalyseerd kunnen worden en waarmee boven het individuele voorval gekeken kan worden naar dader, plaats, aard van het voorval en de genomen maatregelen. Op de langere termijn geeft registratie ook inzicht in de effectiviteit van die maatregelen. Hierdoor is elke werkgever in staat oplossingen op maat te creëren. Registratie is daarmee essentieel voor een effectieve aanpak van agressie en geweld.
? e t f i g n Aa
Gewoon doen!
Waarom wel aangifte? Als u of één van uw werknemers het slachtoffer wordt van een misdrijf is het belangrijk dat de dader wordt aangepakt. Agressie en geweld tegen de publieke taak behoren immers niet te worden getolereerd. Aanpakken van de dader kan alleen als politie en justitie van het voorval op de hoogte zijn. Soms lukt het niet om de dader aan te pakken omdat de dader onbekend is gebleven of omdat er onvoldoende bewijs is. In die gevallen is het toch van belang aangifte te doen, omdat alleen zo inzicht
De informatie die de politie nodig heeft is weer te geven in 7 W’s:
Wie heeft het gedaan en wie zijn er nog meer bij het misdrijf geweest (aangever, slachtoffer, getuige, verdachte, enz.)?
WAT
is er precies gebeurd?
WAAR is het misdrijf gepleegd en waar zijn eventuele sporen achtergebleven? Wanneer heeft het misdrijf plaatsgevonden en wanneer hebben andere relevante feiten plaatsgevonden?
Registreer alle voorvallen!
We zijn het er allemaal over eens: agressie en geweld tegen hulpverleners en andere publieke dienstverleners is onacceptabel. Agressie en geweld ‘horen’ niet bij de publieke taak. De publieke taak is er mogelijk wel vatbaarder voor. Volgens onderzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ongeveer tweederde van de werknemers met een publieke taak met agressie en geweld te maken gekregen in het afgelopen jaar. Vaak wordt van de zeer ernstige incidenten wel aangifte bij de politie gedaan. Van de minder ernstige incidenten echter niet. Politie en justitie kunnen veelal hierdoor de dader niet strafrechtelijk aanpakken, zodoende lonen agressie en geweld! Om agressie en geweld goed te kunnen bestrijden is het dus nodig dat we agressie en geweld serieus nemen en… aangeven!
goede voorbereiding van de aangifte
ontstaat in aard en omvang van geweld tegen de publieke taak. Een veilige publieke taak is van levensbelang voor een leefbare samenleving.
Heeft aangifte wel zin? Ja! Wanneer u of één van uw werknemers slachtoffer wordt van een misdrijf, is het verstandig om aangifte te doen bij de politie. De politie noteert alle gegevens die met de zaak te maken hebben en bekijkt of er onderzoek naar de dader gedaan moet worden. Als de agressie en het geweld, wat u of één van uw werknemers is overkomen, geen strafbaar feit oplevert, kunt u het incident wel bij de politie melden. De politie registreert in dat geval het incident. De politie kan aan de hand van aangiften en meldingen de criminaliteit in een bepaalde sector of een bepaald gebied in kaart brengen. Mocht de aangifte of melding niet tot een strafzaak tegen een dader kunnen leiden, dan kan de informatie daaruit voor de toekomst mogelijk wel bruikbaar zijn voor een nieuwe zaak tegen bijvoorbeeld dezelfde dader. In 2007 werd overigens 59% van het aantal geregistreerde geweldsmisdrijven opgehelderd.
Wanneer aangifte? Van alle strafbare vormen van agressie en geweld kan aangifte worden gedaan. Meld geweld in ieder geval te allen tijde bij de politie. Doe in ieder geval altijd aangifte van de volgende incidenten: bedreiging
Op Welke wijze heeft het misdrijf plaatsgevonden?
Waarmee
is het misdrijf gepleegd (van welke voorwerpen/middelen is gebruikgemaakt)?
Waarom
is het misdrijf gepleegd?
TIP:
verzamel bewijsmateriaal Zorg ervoor dat de politie, de officier van justitie en de rechter zich een goed beeld kunnen vormen van wat er precies is gebeurd. In de eerste plaats: blijf vooral overal van af en waarschuw de politie. Die kan de sporen vastleggen en meenemen. Mocht de politie niet ter plaatse komen, verzamel dan voor het doen van aangifte: • foto’s van vernieling; • doktersverklaringen; • camerabeelden; • gegevens van getuigen.
met ernstig geweld of met de dood, mishandeling en wapengebruik. Doe ook altijd aangifte als er schade is die kan worden verhaald op de dader.
Dat lossen de werkgever en ik toch gewoon zelf op? Dat kan inderdaad, maar het gevaar kan zich voordoen dat te veel agressie en geweld op deze manier niet ter kennis van politie en justitie komen. Zo ontstaat er geen landelijk inzicht in hoe groot het probleem nu feitelijk is. Daarnaast kan door een (mogelijk minder zware) eigen alternatieve afdoening van het incident, normvervaging optreden.
11
De belangrijkste
VPTafspraken
op een rij
• A an zaken van geweld tegen publieke taken geven OM en politie hoge prioriteit. • De politie neemt altijd de aangifte op. • D e werkgever kan zelf aangifte doen als het om geweld tegen een werknemer gaat (werknemer wordt als getuige gehoord). • N iet-strafbaar agressief of gewelddadig gedrag waarvan geen aangifte kan worden gedaan, wordt door de politie geregistreerd. • A angevers en getuigen kunnen bij de aangifte ervoor kiezen de adresgegevens van de werkgever op te geven. Het privéadres staat dan niet in het proces-verbaal (domiciliekeuze). • D e politie en het OM koppelen terug wat er met een melding of aangifte gebeurt.
colofon Initiatief projectleider Veilige Publieke Taak Zeeland Jeroen Trapman Eindredactie Esther Boot Redactie Marcel Modde en Jeroen Trapman Taalcorrectie Hanni Smit Vormgeving Marianne de Vin Fotografie Mary Remijnse Druk Tonnaer Bykorf
Meer informatie over Veilige Publieke Taak in de regio Zuid-West Nederland kunt u vinden op: www.veiligepublieketaakzwn.nl
Rechtbank vaart altijd
eigen koers Rechters vonnissen echt niet standaard minder dan het openbaar ministerie eist. Dat beeld wordt gelogenstraft door recent specifiek onderzoek van de Universiteit van Tilburg naar straftoemeting in zaken met betrekking tot geweld tegen werknemers met een publieke taak, maakt rechter Jasper van den Beld gelijk maar even duidelijk. door Marcel Modde
Van den Beld is voorzitter van de strafsector van de rechtbank Breda en tevens één van de landelijk woordvoerders van de Raad voor de Rechtspraak op het gebied van het strafrecht. Het verschil tussen de strafeis en de uiteindelijke vordering is ‘zeer miniem’, citeert de rechter uit het aangehaalde universitaire rapport. “Om de officier van justitie ‘gerust te stellen’: in 93 procent van alle gevallen wordt de eis gevolgd.’’ In februari 2011 is in het landelijk overleg van de voorzitters van de strafsector een zogeheten oriëntatiepunt voor straftoemeting vastgesteld. Die houdt in dat een verhoogde straf kan worden opgelegd bij geweld tegen werknemers met een publieke taak. Waar het Openbaar Ministerie (OM) een dubbele strafeis op z’n plaats vindt in dit soort gevallen, gaat dat oriëntatiepunt uit van een mogelijke verhoging van de straf met 33 tot 100 procent, legt Van den Beld de benadering van de rechtbank uit. “Zwaarder is ook niet altijd beter. De rechter is verder in het hele strafproces onafhankelijk. Die positie moet je onderkennen. Alle zaken zijn voor wat betreft de feiten en omstandigheden verschillend. Alle zaken moet je als rechter dan ook altijd individueel benaderen.’’ Dat er dan toch een landelijk oriëntatiepunt bestaat, is om zoveel mogelijk binnen gelijke bandbreedte te blijven. Omwille van de rechtseenheid in ons land, licht Van den Beld toe. “Het biedt de rechters voor hun beoordeling inzicht in de strafoplegging die bij dit soort zaken doorgaans plaatsvindt.’’ De rechter vindt dat de rechtbank niet tot taak heeft prioriteiten in zaakafhandeling te stellen. Dat ziet hij voorbehouden aan het OM. “De taak van de rechtbank in deze is afwachten welke zaken zich aandienen. Wat wij eventueel wél kunnen doen, is medewerking verlenen aan een verzoek om een aantal extra zittingen te plannen rond dit thema, om de snelle afhandeling te bevorderen. Zo kun je er pro-
12
cesmatig mee omgaan. In dat kader passen bijvoorbeeld de snelrechtzittingen rond de jaarwisseling.’’ Van den Beld constateert in dat opzicht een nieuwe trend in de Nederlandse strafrechtspraak. Er wordt de laatste tijd nogal eens een extra tandje bijgezet. “Van de rechterlijke macht wordt in toenemende mate verlangd zaken snel af te wikkelen. Zodat voor slachtoffer, dader en maatschappij snel duidelijk wordt wat de gevolgen van het plegen van strafbare feiten zijn. Een voortvarende procesvoering is dus van groot belang. Maar om aan dat verlangen tegemoet te komen, is het ook essentieel dat vanuit het voortraject (de politie en het openbaar ministerie) onmiddellijk de goede stukken worden ingebracht. Als de kwaliteit van de aangifte onvoldoende is - en dat gebeurt zo af en toe nog wel eens – kan dat betekenen dat in de zaak vertraging optreedt. Bijvoorbeeld omdat dan nader onderzoek noodzakelijk wordt, alvorens de zaak verder beoordeeld kan worden.’’ Om wederzijdse frustratie in de strafrechtsketen te voorkomen, juicht Van den Beld het toe dat werkprocessen in die keten van politie, OM en rechtbank steeds beter op elkaar worden afgestemd en kwalitatief worden versterkt. Zo vormt zich een transparant overzicht van de diverse deeltrajecten die moeten worden doorlopen, op weg naar de behandeling van de strafzaak op de zitting. ‘Eerst moet dat gebeuren, dan de volgende stap. Wanneer iedereen zich daar aan houdt, komt dat de snelheid van afhandeling beslist ten goede!’