Infobrochure Deel 2: arbeid en bevalling
Welkom
Arbeid en bevalling, het klinkt een beetje zwaar en voor velen schrikwekkend of angstaanjagend. Met een degelijke voorbereiding zal de angst al heel wat minder zijn en ben je geruster om aan het weeënavontuur te beginnen. We proberen het proces zo natuurlijk mogelijk te laten verlopen, vertrouw op die natuur. Naast jullie staat een heel team om samen op weg te gaan. Je kan de arbeid zien als een bergtocht waarop jullie zich nu voorbereiden; je partner zal je samen met de vroedvrouw coachen. De kinesiste is mee gids vooraf, ze zal jullie praktische tips en technieken meegeven om op een vlotte manier de top te bereiken. En welke weg je ook bewandelt, het zicht op de top is voor iedereen even mooi en absoluut de moeite waard! Succes en vertrouw opjezelf.
1. Wanneer moet je naar het ziekenhuis komen? 1.1 Bij regelmatige pijnlijke contracties of weeën Voorweeën zijn onregelmatig van aard en doen weinig pijn. Indien je voorweeën hebt, moet je nog niet naar het ziekenhuis komen. Je kan dan eventueel in bad gaan, waardoor de voorweeën vaak minderen of je kan even rusten in de zetel/bed. Een ‘echte’ wee komt op en trekt weer weg, dan heb je enkele minuten rust tot de volgende wee opkomt. Echte weeën komen regelmatig en doen meer pijn als voorweeën. Deze weeën gaan ook niet over als je in bad gaat of als je gaat rusten. Indien de weeën een uur aan een stuk om de vijf minuten doorkomen, is de arbeid waarschijnlijk begonnen en mag je naar het ziekenhuis komen. Het is vaak erg moeilijk om een onderscheid te maken tussen voorweeën en echte weeën. Wanneer je twijfelt of je al dan niet naar het ziekenhuis moet komen, kan je altijd even naar de vroedvrouw bellen om je weeën te bespreken. 1.2 Vruchtwaterverlies Indien je vruchtwaterverlies hebt, moet je naar het ziekenhuis komen. Je mag nog rustig de tijd nemen om je spullen klaar te zetten en je wat op te frissen. Vruchtwaterverlies gaat niet steeds gepaard met weeën. Het is dus mogelijk dat eerst je water breekt en dat de weeën dan nog een tijdje uitblijven. 1.3 Bloedverlies Indien je helderrood bloedverlies hebt, moet je steeds op controle komen in de verloskamer. Bij het verliezen van de slijmprop moet je niet naar het ziekenhuis komen. In de slijmprop kan ook wat bloed aanwezig zijn, dit is normaal. 1.4 Op doktersadvies Indien er twijfels zijn of bij ongerustheid: neem dan zeker contact op met de kraamafdeling via het nummer: 011 71 53 10.
2. Wat moet je meenemen naar het ziekenhuis? 2.1 Administratief • identiteitskaart • bloedgroepkaart • moederboekje • eventueel trouwboekje of erkenning (nodig voor geboorteaangifte) 2.2 Voor jezelf • Verloskamer : o een ruim zittend nachthemd of T- shirt o babykleedjes (body + kruippakje) o handdoek, washandje, zeep, ruim ondergoed, pantoffels o voor zwangeren die gebruik willen maken van het weeënbad; een grote handdoek en een badjas o eventueel geneesmiddelen die je gebruikt o muziek/massageolie o banaan, koek, druivensuiker, sportdrank o lippenbalsem o bril/contactlenzen o fototoestel o lectuur/gezelschapsspel/IPAD (Vermindert de betrokkenheid en de intimiteit in een belangrijke fase van het leven)
• Kraamafdeling o nachtkleding , ondergoed (eventueel borstvoedingsbh), pantoffels o gemakkelijke kledij voor overdag o toiletgerief, washandjes, handdoeken o eventueel geneesmiddelen die u gebruikt o een borstvoedingskussen is aanwezig op de kamer 2.3
Voor je baby • verzorgingsproducten voor de baby kan je tegen een zeer gunstige prijs aankopen in het ziekenhuis. • pampers worden gratis ter beschikking gesteld tijdens het verblijf op onze kraamafdeling. • pyjama’s of kruippakjes • hemdjes of body’s • slabbetjes • handdoeken en washandjes • eventueel handschoentjes, sokjes en mutsjes • om naar huis te gaan: aangepaste kledij en vervoermiddel
3. Opname: verloskamer
Van 07u00 tot 21u00 kan je binnen via de hoofdingang van het ziekenhuis. Je mag dan rechtstreeks naar de kraamafdeling komen. Na 21u00 en voor 07u00 meld je je best aan op de dienst spoedgevallen. Bij aankomst gaat de vroedvrouw je meenemen naar de verloskamer en naargelang je klachten haar zorgen uitvoeren.
Belangrijk!: Op het verloskwartier mogen zwangeren enkel vergezeld zijn van één persoon. Deze persoon moet minstens 16 jaar oud zijn. Ook na de bevalling is er geen bezoek mogelijk op de verloskamer/arbeidskamer zelf. Ongeveer twee uur na de bevalling kan er bezoek ontvangen worden op de kraamafdeling. Als je naar de verloskamer komt met het vermoeden in arbeid te zijn, gaat de vroedvrouw je eerst onderzoeken om te weten hoe ver de arbeid gevorderd is (aantal centimeter). Een lavementje wordt gegeven om je darmen te ledigen. Nadien wordt de monitor aangelegd om jullie baby te controleren en te zien hoe frequent de weeën komen. Tenslotte worden er nog enkele administratieve zaken in orde gebracht in verband met de inschrijving. De vroedvrouw is er voor jou tijdens de arbeid: zij gaat jou en je baby goed opvolgen en waar nodig is de dokter inschakelen. Zijn er vragen of onzekerheden, meld deze bij de vroedvrouw. Ze zal je graag verder helpen. Na de bevalling blijf je nog twee uur op de arbeidskamer. Daar kunnen jullie samen rustig even bekomen en genieten. Na twee uur gaan we je helpen met douchen en hierna verhuizen we je naar de kamer op de kraamafdeling.
4. De rol van de partner
De partner fungeert als een coach, hij begeleidt zijn atlete met positivisme en empathie. Blijf toegewijd en oplettend, let op haar lichaamstaal en wees aanwezig. Je steun kan in het begin van de arbeid fysiek zijn, dit wil zeggen: helpen met houdingen zoeken, ademhaling controleren, kussens of warmtepack aanbieden of het bekken en de onderrug masseren. Naar het 2de deel van de arbeid zal je meer mentaal moeten steunen, blijf vooral positief en laat zien dat je er bent voor haar. Zorg dat ze regelmatig gaat plassen. Je laptop, ipad en gsm blijven aan de kant. Jullie staan samen voor een hoogtepunt in jullie leven.
5. Ademhaling Tijdens de arbeid is een buikademhaling het meest aan te raden. Waarom een buikademhaling? • ontspannend effect • diafragma beweegt en oefent een alternerende druk uit op de baarmoeder (zeeanemoon) • de ademhaling gaat dieper waardoor de ademfrequentie afneemt • de hartslag van de moeder is rustiger • het is minder vermoeiend • de bekkenbodem beweegt mee met het diafragma en zal hierdoor tijdens de wee mee ontspannen • je hebt minder kans op hyperventilatie • het bevordert de doorbloeding van de buikorganen, dus ook van de baarmoeder
5. Ademhaling
5.1 Hoe gaat een buikademhaling? Bij het inademen gaat je middenrif omlaag en je buikwand omhoog, de longen worden op dat moment gevuld met zuurstof. Tijdens het uitademen blaas je op een rustig tempo je longen leeg, in één tijd of in stukjes, je middenrif en je buik ontspannen. Blijf steeds doorademen. Stoppen met ademen betekent ‘verkrampen’, je blokkeert je diafragma en hierdoor kan je de ontsluiting afremmen. 5.2 Wat is hyperventilatie? ‘Hyper’ betekent teveel, ‘ventileren’ is uitademen. Wanneer je teveel uitademt is er te weinig koolstofdioxide in je bloed hierdoor kan je duizelig worden en tintelingen krijgen, meestal ontstaat er dan paniek. Mocht dit toch gebeuren, adem dan je uitgeademde lucht terug in via gesloten handen -gevouwen over je mond- of een plastiek zakje. 5.3 Wanneer moeten we puffen? Puffen, hijgen of korter en oppervlakkiger ademen doen we enkel om vroegtijdige persdrang te onderdrukken. Een rustig tempo geniet echter steeds de voorkeur. Je ademhaling zit dan hoger, meer ter hoogte van je borstkas, we spreken van een borstademhaling. Het is aangeraden om de armen opwaarts te brengen zo gaat het diafragma hoger staan en minder druk uitoefenen op de baarmoeder. Je mag je adem niet vastzetten anders is de kans groot dat je gaat meepersen. Adem zoals je een spiegel laat aandampen, ha…ha…ha…ha…, en denk aan de metronoom (in/uit).
5.4 Hoe moeten we ademen tijdens het persen? Ook nu gaan we gebruik maken van het diafragma. Je ademt eerst in (liefst door de neus), je ribben gaan nu open, je verplaatst nu de lucht door je middenrif naar beneden te duwen. Span je buikspieren aan van boven naar beneden en druk richting vagina. Je ogen, mond, schouder- en nekspieren zijn ontspannen. Span je brede rugspieren op en hou je adem vast. Adem hierna rustig uit en probeer je druk nog even aan te houden. Herhaal dit zolang de perswee duurt. Meestal pers je een drietal keer mee in één perswee.
5.5 Wat moeten we onthouden in verband met de ademhaling?
- rustig uitademen, indien nodig in stukjes (pff, pff, pff, pffffffffffffffff); - uitademen is minstens even belangrijk dan inademen; - altijd blijven doorademen, nooit blokkeren, best een buikademhaling; - bewegen tijdens het ademen, dit vergemakkelijkt het ademen; - vroegtijdige persdrang onderdrukken met een korte borstademhaling, ha…ha…ha…ha…; - tijdens de uitdrijving een buikademhaling.
6. Pijnbestrijding
6.1 Ademhalingsoefeningen Tijdens de wee gaat de vroedvrouw je helpen om op je ademhaling te letten, zo kan je de wee wegblazen. Dit zorgt ervoor dat je niet zo snel in paniek geraakt. Veel zwangere vrouwen hebben hier heel wat baat bij (zie punt 5. Ademhaling).
6.2 Weeënbad In ons ziekenhuis beschikken we over een weeënbad. Dit wordt aangeraden als hulpmiddel om de weeën op te vangen als je in arbeid bent. Ook is het belangrijk dat je deze methode even de tijd geeft (minimum één uur) om zijn werk te laten doen. De pijn is er nog wel, maar wordt voor velen draaglijker doordat de warmte van het water (lichaamstemperatuur) kan inwerken. De opwaardse kracht van het water verlicht het zwaartegevoel in je buik.
7. Massage
Tijdens de arbeid zijn er zwangere vrouwen vaak geholpen met een massage of druktechniek. Tot welk punt ze dit verdragen geven ze meestal zelf aan. Buik Voorweeën nemen meestal af bij een buikmassage. Bij de weeën heeft het een ontspannend effect, liefst in halve zijligging. Vergeet de liesstreek niet. (glimlach onder de buik trekken) Rug- en bekken Vermindert de spanning ter hoogte van de bekkenstreek. Een constante of alternerende druk op je onderrug is een alternatief voor de massage. Benen en dijen Ideaal bij beenweeën of onrustige benen.
8. Houdingen
Op armen en knieën, leunend op de bal of kussen, of steunend op ellebogen of handen. In deze houding ontspant de bekkenbodem en vergroot de bekkendoorgang. Plaats het comfortkussen tussen je benen of onder je bips. Let op voor slapende onderbenen; richt je tussenin even op. Ook in deze houding kan de partner gemakkelijk masseren of op je onderrug drukken. Door de extra ruimte en de werking van de zwaartekracht kan de baby in een gunstige positie draaien, aangewezen bij sterrenkijkers.
Rechtstaan en rondlopen tijdens je weeën kan ook. Tussendoor kan je steun zoeken op je partner, op de bal, een stoel of het bed of tegen de muur. Je buik ondersteunen en met je bekken rustig heen en weer wiegen, al of niet met je partner achter je als extra steun. Hurkzit of liggen met de benen hoog opgetrokken bevordert het verdere indalen van de baby. Wat moeten we onthouden in verband met de verschillende houdingen? • Zorg voor een ontspannen sfeer. • Blijf tijdens je wee rustig doorademen. • Zoek naar jouw comfort en geef aan waar je behoefte aan hebt. • Ontspan je bekkenbodemspieren. • Raadpleeg de foto’s (in de arbeidskamer) en zoek de houding die jou het beste ligt.
9. Epidurale anesthesie
9.1 Wat is epidurale anesthesie? Epidurale anesthesie is een locoregionale anesthesietechniek waarbij slechts een beperkt deel van het lichaam verdoofd wordt. Deze verdoving bestaat uit twee onderdelen: • Het plaatsen van een fijne katheter (buisje) in de epidurale ruimte in de rug, de eigenlijke ruggenprik dus. • Het toedienen van medicatie doorheen de katheter om de pijnzenuwen te verdoven. Hierdoor kan de pijnbestrijding aangehouden worden tot de geboorte van de baby. 9.2 Wie krijgt epidurale anesthesie? De epidurale verdoving wordt geplaatst door een van de anesthesisten. Alle vrouwen komen normaal gezien voor deze verdoving in aanmerking. Dit wordt wel pas toegepast als we zeker zijn dat de arbeid echt begonnen is. Dit betekent goede weeën en een uitgerijpte baarmoederhals. Soms zijn er echter medische indicaties waarbij het plaatsen van een epidurale verdoving niet mogelijk is: • ernstige stollingsstoornissen of verhoogde bloedingsneiging • een ernstige infectie of een infectie ter hoogte van de rug • anatomische afwijkingen of vroegere operaties aan de rug
9.3 Hoe wordt epidurale anesthesie geplaatst? De anesthesist vraagt aan de zwangere om in een zittende positie op het bed te gaan zitten. Dit met een gebogen rug, want zo vindt men beter de plaats waar de katheter zal worden gepositioneerd. Het is heel belangrijk dat je goed stil blijft zitten. 9.4 Zijn er nadelen bij een epidurale anesthesie? Na het plaatsen van de epidurale verdoving moeten we goed de bloeddruk controleren. Soms treedt er een bloeddrukval op bij de moeder door de medicatie die wordt ingespoten. Dit verhelpen we door vocht toe te dienen via het infuus alvorens het plaatsen van de epidurale anesthesie. Na de plaatsing kan je niet meer uit bed, de benen zijn verdoofd en je kan er niet goed op steunen. De blaas maken we leeg met een sonde omdat het spontaan plassen bemoeilijkt wordt. Door de epidurale anesthesie kunnen de weeën afzwakken hiervoor hebben we een weeën versterkend middel. Dat wordt toegediend via het infuus. De baby wordt hierna continue opgevolgd met de monitor.
10. Taken van de vroedvrouw
De vroedvrouw helpt de zwangere doorheen de moeilijke momenten tijdens de arbeid. Ze gaat haar voorstellen om verschillende houdingen uit te proberen en samen met haar op de ademhaling te letten. Daarbij gaat ze ook het welzijn van de mama en de baby observeren. De partner wordt betrokken bij het arbeidsproces, door bijvoorbeeld de rug te masseren,… Zijn er vragen, stel ze gerust! De vroedvrouw zal ze graag beantwoorden. Kortom, doorheen de hele arbeid kan er beroep gedaan worden op de vroedvrouw. Zij zal de arbeid professioneel bewaken en de gynaecoloog of kinderarts verwittigen wanneer nodig.
11. Wanneer begint de bevalling? Vooraleer je mag beginnen te persen moet je 10 cm ontsluiting hebben. Dit gaat meestal gepaard met persdrang. Wanneer je een epidurale verdoving hebt, kan deze persdrang soms uitblijven. Dan geeft de vroedvrouw aan wanneer je moet persen.
12. Onmiddellijk na de geboorte (skin – to – skin, placenta) Na de geboorte van de baby wordt deze naakt op het bovenlichaam van de mama gelegd. Indien je dit niet zou willen, mag je dit altijd aangeven. Dit lichaamscontact noemen we ‘skin to skin’. De lichaamswarmte van de mama is ideaal om de baby op temperatuur te houden, want deze komt immers van een omgeving van +/-37°C. Ook kan de baby al wennen aan de geur van de moeder, wat optimaal is voor een goede start van de borstvoeding en voor de ‘band’ met de baby. Na de bevalling gaat de dokter de placenta of de moederkoek laten geboren worden en eventueel de knip hechten. Hierna gaat de vroedvrouw de baby aannemen om een pampertje aan te doen en een navelklem te plaatsen.
13. Verzorging 1ste uren na de geboorte (moeder en kind) Na de bevalling helpt de vroedvrouw bij het eerste aanleggen van de baby aan de borst. Baby’s die flesvoeding krijgen blijven gewoon tegen de mama aanliggen en als zij willen mogen zij een beetje melk drinken van het flesje. De vroedvrouw gaat regelmatig het bloedverlies komen nakijken van de pas bevallen mama, hierbij zal zij ook aan de buik voelen om de stand van de baarmoeder te controleren. Na ongeveer een uur gaat de vroedvrouw de baby wegen, meten, aankleden,… Tenslotte gaat de vroedvrouw na 2 uren de kersverse mama begeleiden naar het toilet. Indien dit goed gaat, kan ze gaan douchen. Na dit alles verhuizen we naar de kraamafdeling.
14. Keizersnede
Een keizersnede is een operatieve ingreep waarbij de gynaecoloog een insnede maakt onderaan in de buik om de baby geboren te laten worden. Dit gebeurt meestal onder plaatselijke verdoving, door middel van een ruggenprik. Enkel in zeer dringende gevallen gaan ze de ingreep doen onder algemene narcose. • geplande keizersnede : o stuitligging (poep van de baby ligt beneden) o herhaalde keizersnede: bijvoorbeeld als bij de eerste bevalling het bekken te nauw was voor de doorgang van een baby. • dringende keizersnede: o Bij slechte harttonen van de baby. o Bij niet vorderende indaling; als de baby niet lager wil komen in het bekken ondanks de nodige weeën. Hier is het bekken waarschijnlijk te nauw voor de doorgang van een baby. o Bij niet vorderende ontsluiting; als de ontsluiting blijft hangen op een bepaald aantal centimeters. Ook in deze situatie is het bekken hoogstwaarschijnlijk te nauw en kan de baby niet voldoende druk zetten op de baarmoederhals, waardoor de ontsluiting niet vordert.
De partner mag aanwezig zijn tijdens de ingreep; hij zit aan het hoofdeinde bij de mama, ontdaan van juwelen. Enkel bij zeer dringende gevallen waarbij de mama helemaal in slaap wordt gedaan mag de partner niet aanwezig zijn. Voorbereiding bij de mama : • Scheren: De onderbuik wordt geschoren, alle haartjes moeten verwijderd worden voor de insnede.
14. Keizersnede
• Infuus plaatsen: Dit hebben we nodig om voldoende vocht te kunnen geven alvorens ze de ruggenprik geven. Ook na de ingreep wordt dit nog twee dagen gebruikt om de nodige pijnstilling te geven. • Kousen aanmeten: De benen worden gemeten om de juiste maat van steunkousen te bepalen. De steunkousen draag je tijdens en na de ingreep. Deze kousen zorgen ervoor dat je minder kans hebt op het ontwikkelen van bloedklonters of trombose. • Medicatie voor de maag: Door de verdoving tijdens de ingreep worden vele vrouwen misselijk. Dit willen we tegengaan door het geven van enkele maagversterkende medicamenten. • Blaassonde: Een blaassonde is een buisje om de blaas continu leeg te maken. Dit is nodig tijdens de ingreep en ook erna omdat je de eerste twee dagen niet mobiel bent en moeilijk naar het toilet kan gaan.
Na de geboorte van de baby krijgen de ouders de baby even te zien, daarna wordt hij/zij afgenaveld en even verzorgd door de vroedvrouw en/of de kinderarts. Als de baby na enkele minuten in een warme doek gewikkeld wordt, brengt de vroedvrouw de baby even tot bij de ouders. Hierna gaat de partner met de vroedvrouw mee naar de verloskamer om de baby verder te verzorgen; wegen, meten,… Ook hier kan dan de skin-to-skin methode toegepast worden, maar dan bij de papa. Tenslotte brengt de vroedvrouw de partner en de baby naar de kamer op de kraamafdeling waar zij dan nog even moeten wachten tot de mama gebracht wordt. Dit duurt ongeveer een uurtje. Als de mama aankomt op de kamer, kan dan ook direct gestart worden met de borstvoeding.
15. Inleiden van de bevalling
Met het inleiden van de bevalling bedoelen we het kunstmatig op gang brengen van de arbeid. Dit kan op verschillende manieren en om verschillende redenen. 15.1 Redenen Overtijd gaan De bevallingsdatum die de gynaecoloog in het begin uitrekent is geteld op 40 weken zwangerschap. Sommige vrouwen gaan overtijd en dit is dus meer dan 40 weken. Het inleiden van de bevalling gebeurt meestal als je ongeveer 10 dagen overtijd bent. Dit kan een beetje variëren naargelang de toestand van jou en je baby en de rijpheid van de baarmoederhals. Medische indicatie Dit kan zowel door indicaties bij jou als bij je baby. Als je bijvoorbeeld naar het einde van de zwangerschap een hoge bloeddruk hebt, wat een teken van zwangerschapsvergiftiging kan zijn. Dit wordt zeer goed opgevolgd door de gynaecoloog. Eens hij/zij merkt dat de toestand niet meer stabiel is voor jou en/of je baby gaat hij/zij de bevalling inleiden.
15. Inleiden van de bevalling
15.2 Methodes Rijpe baarmoederhals Indien de baarmoederhals verstreken is en je eventueel al enkele centimeters opening hebt, gaan we de vliezen breken. Hierna worden vaak nog via het infuus weeënversterkende middelen toegediend. Dit zijn kunstmatige hormonen die de weeën opwekken. Onrijpe baarmoederhals Wanneer de baarmoederhals nog lang en gesloten is, worden er vaginale tabletjes geplaatst, diep in de vagina achter de baarmoederhals. Dit heeft vaak niet meteen een resultaat. Het kan nodig zijn om dit meerder keren te herhalen. Het tabletje gaat oplossen en de baarmoederhals doen verstrijken, wat meestal gepaard gaat met lichte menstruatiepijn in het begin.
16. Prematurenafdeling/Neonatale afdeling De neonatale niet-intensieve afdeling is een onderdeel van onze kraamafdeling. Er zijn verschillende redenen waarom een baby op deze afdeling terecht komt. Prematuriteit: vanaf 34 weken mag je in ons ziekenhuis bevallen; dit houdt wel in dat deze baby’s opgenomen worden op onze neonatale eenheid voor de extra verzorging die zij nog nodig hebben. Ze verblijven er tot ze ongeveer een leeftijd van 37 weken bereikt hebben en een gewicht hebben van plus-minus 2400-2500g. Dysmaturiteit: dit wil zeggen dat de zwangerschapsleeftijd van de baby niet overeenstemt met het gewicht. (voorbeeld: 39 weken en 2100g). Ook deze baby’s hebben vaak extra zorgen nodig. Moeilijke start: na een zware bevalling kan het zijn dat de baby het even moeilijk heeft met aanpassen (voorbeeld: kreunen). Dit betert meestal snel na een tijdelijke observatie in de couveuse op de neonatale eenheid. Als dit volledig opgeklaard is, mag de baby dan ook weer bij mama op de kamer. Infectie: dit wordt meestal opgemerkt na een blijvende temperatuursverhoging bij de baby. Via een bloedafname weten we of er een infectie in het bloed aanwezig is. Zo ja zal de baby moeten starten met een antibioticakuur van 5 à 7 dagen via een infuusje. Om deze reden worden zij opgenomen op de neonatale afdeling.
17. Enkele arbeidshoudingen
17. Enkele arbeidshoudingen
St-Franciskus Ziekenhuis P. Paquaylaan 129 | 3550 Heusden-Zolder Tel.: 011 71 50 00 | Fax.: 011 71 50 01 | www.sfz.be