ADRESSEN EN
TELEFOONNUMMERS PSW JUNIOR Clustermanager Trees van Heeswijk Telefoon 0475 474400
Clustermanager (Wonen)
COLOFON PSW Junior Info is een uitgave van PSW (Stichting Pedagogisch Sociaal Werk Midden-Limburg). Kinder- en jeugdzorg Info verschijnt tweemaal per jaar, in een oplage van 1000 exemplaren, en wordt breed verspreid onder ouders en verwijzers.
Redactie-adres
Redactie Trees van Heeswijk (hoofdredacteur, clustermanager PSW Junior) Els van Gils (eindredacteur, medewerker communicatie PSW) Ron Bosmans (redacteur, medewerker communicatie) Ruth Vergoossen (ouder KDC ‘t Brombemke) Sylvia Jochems (teamleider de Waaier) Wilma Stals-Kersten (begeleider KDC de Heisterkes)
Tekst
Kinderdagcentrum ’t Brombemke Teamleider Robert Bergs Schaapsweg 38 6077 CG St. Odiliënberg Telefoon 0475 531891
Kinderdagcentrum de Heisterkes Teamleider Carin Metsemakers Speckerweg 5 6081 NN Haelen Telefoon 0475 591891
De Waaier Teamleider Pedagogische Gezinsbegeleiding en Ondersteuning op school en kinderopvang: Marlies Kusters Teamleider Gespecialiseerde Thuiszorg: Sylvia Jochems Flexkantoor Weert Biest 24 6001 AR Weert telefoon 0495 546924 fax 0495 548526
Vrije tijd Zaterdagclub Oki Doki/Woensdagmiddagclub Speelplezier/VDO (verlengde dagopvang) Teamleider Carin Metsemakers Telefoon 0475 591891
Kinderwoonvoorziening/logeerhuis/weekendlogeerhuis Teamleider Saskia Vorselen Bergerweg 23 Paviljoen 7/8 6085 AS Horn Telefoon 0475 58 84 18
Ron Bosmans en Els van Gils
Maatschappelijk werker Foto’s Marc Janssen, Paul Niessen en Jac Vullers
Grafische verzorging Hoenen&vanDooren creatieve communicatie Sint Odiliënberg
Verspreiding Comcop, Activiteitencentrum Herten, PSW
Kim Loonen Telefoon 0475 474400
Cliëntenvertrouwenspersoon Mevrouw Marlies Kunnen telefoon 06 22389745
nummer 5
THEMA THERAPIEEN EN METHODIEKEN Voor u ligt de vijfde uitgave van PSW Junior Info. PSW Junior biedt zorg en ondersteuning aan kinderen met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap en/of autisme en hun ouders bij wonen, dagbesteding/onderwijs en vrije tijd. De zorg en ondersteuning zijn altijd gericht op de ontwikkeling van het kind. Het thema van dit nummer is: therapieën en methodieken. Het grootbrengen en opvoeden van kinderen met een handicap of autisme is niet altijd gemakkelijk. Veel ouders zijn daarbij aangewezen op zorg en ondersteuning door professionele hulpverleners. PSW Junior kan ouders ondersteunen, thuis, op school, bij de kinderopvang of in een van onze kleinschalige centra: het KDC (kinderdagcentrum), het logeerhuis of de kinderwoonvoorziening. Doel van PSW Junior is altijd: een optimale ontwikkeling van het kind. We willen samen met de ouders alles uit het kind halen wat erin zit. Daarvoor trekken we alles uit de kast! Om te zorgen dat kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen moeten ze zich in de eerste plaats prettig en veilig voelen. PSW Junior hecht veel waarde aan een kindvriendelijke bejegening en een gezellige, veilige omgeving. Ouders beschouwen wij als deskundigen. Vanzelfsprekend; niemand kent een kind beter dan de eigen ouders! Zonder hun inbreng kan PSW Junior geen zorg en ondersteuning van goede kwaliteit bieden. Wij, de medewerkers van PSW Junior, brengen betrokkenheid én professionaliteit in. Kennis en expertise zijn onmisbaar bij ons dagelijks werk. De ontwikkeling van kinderen met een handicap of autisme verloopt anders dan bij andere kinderen. Onze orthopedagogen en psychologen, onze AVG-arts (arts verstandelijk gehandicapten) en onze therapeuten zijn goed thuis op de verschillende kennisgebieden rondom kinderen met een handicap en autisme en zijn bekend met alle mogelijke therapieën en methodieken die ingezet kunnen worden om de ontwikkeling van individuele kinderen zo goed mogelijk te stimuleren.
Onze begeleiders kunnen op hun beurt de zorg en ondersteuning in de praktijk als geen ander vormgeven en uitvoeren. Binnen PSW Junior is veel aandacht voor coaching en scholing van medewerkers op alle niveaus in de organisatie. Het opdoen en opfrissen van kennis en expertise is één van de aandachtspunten. Daarnaast zijn we bezig om alle kennis en expertise die we in huis hebben, goed vast te leggen en te borgen. Om ervoor te zorgen dat kennis en expertise niet gekoppeld zijn aan bepaalde medewerkers, maar breed kunnen worden ingezet. Zodat alle kinderen van PSW Junior en hun ouders er profijt van kunnen hebben.
THERAPIEEN
Centraal Bureau PSW Charles de Gaullestraat 21, 6049 HB Roermond Postbus 420, 6040 AK Roermond Telefoon 0475 474400 Telefax 0475 474401 E-mail
[email protected] Website www.pswml.nl
Jacques Wulms Telefoon 0475 474400
info
In deze uitgave van PSW Junior Info vindt u informatie over verschillende therapieën en methodieken en over de manier waarop wij daar bij PSW Junior mee omgaan. Ook vindt u ervaringen van ouders. Deze uitgave is geen compleet overzicht van alles wat wij te bieden hebben op het gebied van kennis en expertise. Daarvoor is dit thema te veelomvattend. Bovendien leren onze medewerkers iedere dag bij. Wie meer wil weten over de mogelijkheden van PSW Junior, over specifieke therapieën of methodieken of over de benodigde indicatie en de kosten kan rechtstreeks contact opnemen met onze maatschappelijk werker, één van onze teamleiders of ondergetekende. De telefoonnummers vindt u achterin deze uitgave. Trees van Heeswijk, clustermanager PSW Junior
FOCUS OP HET INDIVIDUELE KIND Francien Meulenbroeks, orthopedagoog PSW Junior
PSW Junior heeft in de loop der jaren een schat aan kennis en expertise vergaard. In het KDC (kinderdagcentrum) en ook thuis, op school, bij de kinderopvang en in de woonvoorziening en logeerhuizen kunnen kinderen verschillende therapieën worden geboden en wordt gewerkt op basis van professionele methodieken. Doel en manier van werken worden vastgelegd in het individueel begeleidingsplan (in het KDC of kinderwoonvoorziening) of in het individueel werkplan (bij ambulante ondersteuning). Francien Meulenbroeks: ‘Therapieën en methodieken worden op maat gesneden. Want het blijft altijd om dat ene, individuele kind gaan!’ Geen syndroom, aandoening of problematiek of er zijn tal van speciale therapieën en methodieken voor ontwikkeld. Ze kunnen worden ingezet bij de begeleiding, behandeling en benadering van kinderen. Alles is gericht op de optimale ontwikkeling van de kinderen.
Samenhang Centrale persoon bij het inzetten van therapieën en methodieken bij PSW Junior is de gedragskundige (orthopedagoog of psycholoog) en als er medische vragen zijn ook de arts (AVG: arts verstandelijk gehandicapten). Zij kijken naar het kind en de omgeving en zetten waar nodig heel gericht een therapie of een methodiek in. Francien Meulenbroeks: ‘We beginnen altijd met een observatie: wie is dit kind en welke hulpvragen zijn er? Dan zetten we in
overleg met ouders een individueel begeleidingsplan of werkplan op. We trekken niet meteen alles uit de kast, maar bekijken goed waar we het eerst aan gaan werken. Als een kind bijvoorbeeld stottert, zetten we niet meteen logopedie in. We proberen eerst of we ervoor kunnen zorgen dat het kind zich wat zekerder voelt. Blijft het stotteren doorgaan, dan kunnen we alsnog gerichte stottertherapie inzetten. Het begeleidings- of werkplan plan wordt bovendien zo opgezet dat we niet alles tegelijk aanpakken. Belangrijk is op welk moment we een bepaalde therapie of methodiek inzetten, en in welke samenhang. De ontwikkeling van een kind met een handicap gaat vaak met kleine stappen. Daar stemmen we onze zorg en ondersteuning op af.’
Bewaken De uitvoering in de praktijk is de taak van therapeuten en/of begeleiders. Zij werken met het kind en houden bij hoe de vorderingen verlopen. Regelmatig voeren zij overleg met de gedragskundige of de arts, die het hele proces volgen en bewaken. Zij sturen bij als de gekozen aanpak niet of niet goed werkt. Francien Meulenbroeks: ‘Geen enkele therapie of methodiek is bij ons heilig. We bieden echt ondersteuning op maat. Daartoe kunnen we bepaalde elementen uit een therapie of methodiek halen en/of combineren met elementen uit een andere. Je ziet ook dat bepaalde methodieken een integraal onderdeel zijn geworden van onze werkwijze. Neem bijvoorbeeld VIB (Video Interactie Begeleiding, waarbij we opnames maken van het gedrag en interactie van het kind). Die werkwijze sluit zó goed aan bij onze basisvisie van goed kijken naar kinderen, en ook weer bij de methode Heijkoop (ontdekkend kijken naar het kind) en de methode Vlaskamp (een methodiek voor kinderen met een meervoudig complexe handicap). Allemaal gebaseerd op het uitgangspunt dat een kind niet zomaar iets doet; dat elk gedrag een betekenis heeft. Begeleiders van PSW Junior zijn erop gericht altijd goed te kijken of te luisteren naar het gedrag van het kind en vooral naar de betekenis van dat gedrag. Dat zit verankerd in onze dagelijkse praktijk.’
KDC en ambulant Therapieën en methodieken kunnen groepsgewijs of individueel worden ingezet. Zo bieden de KDC’s groepsgewijze fysiotherapie en logopedie, maar kunnen kinderen deze therapieën ook individueel geboden krijgen. Francien Meulenbroeks: ‘Als kinderen bij binnenkomst in het KDC al therapie hebben, overleggen we met de ouders wat zij het liefst willen: doorgaan met de eigen therapeut of via het KDC. Dat laatste heeft het voordeel dat de therapeut makkelijker kan samenwerken met de begeleiding en eventuele andere therapeuten. Maar soms zijn ouders en kind zo tevreden over hun eigen therapeut dat ze niet willen wisselen. Daar is natuurlijk niets op tegen.’ Methodieken als ODC-programma (orthopedagogisch dienstencentrum), Vijfwijzer (programma voor kinderen die (nog) niet kunnen functioneren binnen een schoolomgeving), Teacch (programma voor kinderen met autisme), DTT (stapsgewijs trainingsprogramma) zijn echt bedoeld voor de KDC-omgeving. Ze kunnen
gericht zijn op individuele kinderen, maar daarnaast vormen elementen ervan een integraal onderdeel van het groepsprogramma. De meeste therapieën en methodieken kunnen echter zowel in als buiten het KDC worden ingezet: speltherapie, zindelijkheidstraining, Floortime (gebaseerd op methode Greenspan, waarbij ouder/begeleider met het kind speelt om onder andere interactie te stimuleren), sensorische integratie (speelt in op onder- of overprikkeling van de zintuigen); te veel om op te noemen. Francien Meulenbroeks: ‘Samen met de ouders wordt bekeken wat de beste plek is om de ondersteuning te bieden: thuis, in het KDC, bij kinderopvang of op school, of in de kinderwoonvoorziening.’
VERGOEDING VAN DE KOSTEN therapieën en methodieken
Financiering Niet alles zelf PSW Junior heeft veel kennis en expertise in huis. ‘Maar we kunnen natuurlijk niet alles zelf. Als we twijfelen of er niet uitkomen, omdat de problematiek nieuw is voor ons of heel zwaar, schakelen we deskundigheid van buiten in. PSW Junior heeft in het verleden veel gebruik gemaakt van de inzet van het CCE (Centrum voor Consultatie en Expertise). Het CCE heeft veel bijgedragen, in de eerste plaats bij de hulpvragen van individuele kinderen. Maar door de veelvuldige samenwerking met het CCE hebben de gedragskundigen en begeleiders van PSW Junior zelf veel bijgeleerd en dat heeft onze eigen deskundigheid enorm vergroot.’ Kennis en expertise worden ingezet om een passend antwoord te kunnen geven op de hulpvragen van de kinderen en hun ouders. Daarbij gaat het niet alleen om ontwikkeling van de kinderen of een gedragsverandering. Er gebeurt ook van alles in de omgeving. Francien Meulenbroeks sluit af met een mooi voorbeeld: ‘Michel, een jong volwassene met een ernstige verstandelijke en visuele handicap, heeft indertijd in het KDC een intensief trainingsprogramma gevolgd: DTT. Dat programma heeft heel goed gewerkt. Michel heeft veel geleerd en wij ook. Zijn omgeving weet nu dat je steeds opnieuw tijd moet nemen om zaken te herhalen, om alles in een vaste structuur te zetten; altijd! Als zijn omgeving zich daar niet aan houdt, loopt het mis. Hij is onlangs doorgestroomd naar ’t Zonnehuis in Weert, een activiteitencentrum voor volwassenen. Wij hebben kunnen overdragen wat we van hem wisten. En je ziet nu dat het daar ook heel goed met hem gaat. Omdat ook daar de begeleiders weten hoe ze het best met hem kunnen omgaan.’
Therapieën en methodieken kunnen worden bekostigd op basis van de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) of kunnen worden vergoed in het kader van de zorgverzekeringswet (ziektekostenverzekering). AWBZ: indicatie Om voor vergoeding van de kosten op basis van de AWBZ in aanmerking te komen, is een indicatie vereist. Die indicatie wordt afgegeven door het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) of door BJZ (Bureau Jeugdzorg). Indien gewenst, biedt de maatschappelijk werker van PSW ondersteuning bij het aanvragen van een indicatie. Het telefoonnummer vindt u achterin deze PSW Junior Info. Zorgverzekeringswet Individuele therapieën, zoals logopedie en fysiotherapie, kunnen vergoed worden via de eerste lijns gezondheidszorg door de ziektekostenverzekering van de ouders.
NIEUW KINDERDIENSTENCENTRUM PSW JUNIOR Stand van zaken
PSW Junior gaat centraal in de regio Midden-Limburg een nieuw kinderdienstencentrum opzetten. In het kinderdienstencentrum kunnen kinderen met een achterstand in de ontwikkeling en hun ouders/verzorgers terecht voor ontwikkelingsgerichte dagopvang en ambulante zorg- en dienstverlening. In de directe nabijheid van het kinderdienstencentrum worden een kinderwoonvoorziening en twee kinderlogeerhuizen gebouwd, die momenteel tijdelijk gehuisvest zijn op het terrein van Rubicon in Horn,
Zorg en ondersteuning van PSW aan kinderen met een verstandelijke handicap en autisme worden momenteel geboden vanuit twee kinderdagcentra in St. Odiliënberg en Haelen en ambulante afdeling de Waaier. In het nieuwe orthopedagogisch kinderdienstencentrum worden beide kin-
derdagcentra en de ambulante afdeling ondergebracht. Door alle onderdelen, disciplines en voorzieningen bij elkaar op één locatie te vestigen, kan de sector deskundigheid en activiteiten bundelen en beter antwoord geven op de vragen van ouders en kinderen. Het nieuwe kinderdiensten-
centrum zal uitgroeien tot een professioneel orthopedagogisch centrum van kennis, zorg en dienstverlening op het gebied van kinderen met een verstandelijke, lichamelijke en/of meervoudig (complexe) handicap en autisme.
THERAPIEEN EN METHODIEKEN Overzicht
Binnen PSW Junior wordt gewerkt met verschillende therapieën en methodieken. Hieronder vindt u een alfabetisch overzicht van veel gebruikte therapieën en methodieken met daarbij steeds een korte beschrijving. Deze lijst biedt geen volledig overzicht. Wilt u iets weten over het gebruik van een therapie of methodiek die hieronder niet vermeld staat, dan kunt u daarover contact opnemen met PSW Junior (adressen en telefoonnummers achterin deze uitgave).
THERAPIEEN Fysiotherapie Kinderfysiotherapie is gespecialiseerd in het observeren, onderzoeken en behandelen van kinderen met motorische problemen. Fysiotherapie kijkt naar het totale kind, in relatie tot de omgeving en de ontwikkelingsaspecten. Daarbij is het bewegingsapparaat het eerste aangrijpingspunt. Fysiotherapie wordt geboden in het KDC, zowel individueel als in groepsverband, en thuis. De fysiotherapeuten van PSW Junior hebben ruime ervaring in het werken in een multidisciplinaire omgeving. Zij werken samen met gedragskundigen, artsen, en andere hulpverleners. www.kinderfysiotherapie.nl
Logopedie Logopedie wordt bij kinderen met een ontwikkelingsachterstand ingezet om de communicatiemogelijkheden van het kind met zijn omgeving te vergroten. Kinderen kunnen individueel- en in groepsverband logopedie krijgen. Bij de logopedie vormt Totale Communicatie steeds het uitgangspunt. Dit betekent dat alle communicatiemiddelen en manieren die het kind zelf begrijpt en kan gebruiken, worden benut. Denken we hierbij bijvoorbeeld aan; klank-, woord- en zinsgebruik, gebaren maken, gebruik van voorwerpen, foto’s en pictogrammen, houding en mimiek, gebruik van computers en communicatieknoppen. Communicatietraining is een speciale vorm van logopedie. Communicatietraining kan worden ingezet bij kinderen die een specifieke zorgvraag hebben op het gebied van communicatie. De training wordt gegeven door begeleiders, onder supervisie van
logopedisten en gedragskundigen, in het KDC, maar ook daarbuiten. Communicatietraining gaat uit van alle mogelijkheden tot communicatie die een kind in zich heeft. Naast gesproken taal zijn ook andere vormen van communicatie belangrijk; zoals gebaren, klanken, pictogrammen, foto’s, voorwerpen, houding, mimiek en computers. Een veel gebruikt hulpmiddel bij de communicatie is PECS (picture exchange communication system), waarbij plaatjes van allerlei voorwerpen, begrippen of handelingen worden gebruikt om een boodschap te formuleren en over te brengen.
een compliment of met een snoepje. Een 'verkeerd' uitgevoerde handeling of ongewenst gedrag worden genegeerd en opnieuw gedaan. Naarmate het kind leert, verloopt de handeling meer en meer vanzelf, zodat de beloning na verloop van tijd achterwege kan blijven. Uiteindelijk wordt het gedrag zelfstandig uitgevoerd. DTT is toepasbaar bij allerlei vaardigheden en alle mogelijke ontwikkelingsgebieden, van heel concreet (zoals aankleden) tot meer abstract (zoals het interpreteren van emoties). Leeftijd is niet belangrijk, want de training wordt afgestemd op de capaciteiten en ontwikkelingsfase van elk individu. Zie ook: www.autsider.net/maatschappij/opvang-hulpverlening/behandelmethoden/DTT-ABA.htm Handleiding voor jezelf: een werkwijze voor jonge kinderen met autisme om zichzelf beter te leren hanteren. Zie ook: www.viahulp.com/handleiding.html
Via de zintuigen komen prikkels binnen. Die worden via het zenuwstelsel doorgestuurd naar de hersenen en van daaruit wordt bijvoorbeeld de motoriek aangestuurd. Bij kinderen met een ontwikkelingsachterstand ontwikkelt de prikkelverwerking via de zintuigen zich niet altijd in een zelfde patroon. Bij een vermoeden van over- of onderprikkeling van een of meerdere zintuigen, voert de ergotherapeut een observatieonderzoek uit. Op basis van dat onderzoek wordt een behandeling/begeleiding voorgesteld, om te stimuleren dat het kind zich prettiger gaat voelen. Want, zodra een kind zich prettig en veilig voelt, kan de alertheid toenemen en kan het kind in actie komen. Voorbeelden zijn: demping van geluid, dimmen van licht, een verzwaringshesje om het eigen lichaam beter te voelen en een gevoel van rust te bewerkstelligen, borsteltherapie en druktherapie. Sensomotorische integratie wordt begeleid door een ergotherapeut en uitgevoerd door begeleiders. Zie ook: www.sensomotorische-integratie.nl of www.klim-op.com (kopje ‘sensorische integratie’)
METHODIEKEN D.I.R. is een behandelmethodiek die werkt vanuit het ontwikkelingsperspectief. Volgens Greenspan is de emotionele ontwikkeling de bindende kracht, de motor voor alle ontwikkelingsgebieden. Van het betreffende kind wordt de emotionele ontwikkeling in kaart gebracht ( ‘de mijlpalen’) en daar steekt de behandeling op in. Het accent ligt op de interactie tussen het kind en de omgeving. Er wordt gewerkt aan zogeheten communicatiecirkels, waarbij het kind reageert op de begeleider of ouder en omgekeerd. De behandelaar (begeleider of ouder) probeert het kind te begrijpen en daar op voort te gaan. ‘Gezonde’ ontwikkelingsmomenten worden bij het kind opgespoord en vormen de (positieve) basis voor de uitbreiding van de ontwikkeling van de relatie tussen het kind en zijn ouders/begeleiders. D.I.R. (ook als ‘Greenspan’ aangeduid) werkt met ‘Floortime’. Dit is een individueel programma waarbij specifieke-, op het kind afgestemde oefeningen op de vloer worden gedaan. Het gaat
MISC (more intelligent sensitive child) Een ontwikkelingsprogramma voor kinderen met een ontwikkelingsachterstand of verstandelijke handicap. Het is een methodiek die tot doel heeft om via interactie tot leren te komen. De cognitieve ontwikkeling wordt in dit programma gericht gestimuleerd. Zie ook: www.stibco.nl/informatie.php?id=42
Ik ben speciaal Ergotherapie: sensomotorische integratie
‘Ik ben speciaal’ is een werkboek voor individueel én groepsgebruik met het doel om kinderen en/of jongeren uitleg te geven over wat het betekent om autistisch te zijn. Het werkboek bevat twee delen. Het eerste deel is een theoretische inleiding over hoe kinderen met autisme of Asperger geïnformeerd kunnen worden over hun handicap, met daarbij een gebruiksaanwijzing van de werkbladen. Het tweede deel bevat werkbladen die het kind samen met een volwassene kan doorlopen. Zo ontstaat telkens een creatief persoonlijk boek. Het boek bevat ook een serie oefeningen waarin het autisme positief wordt benaderd. Algemene factoren, informatie over autisme en persoonlijke informatie, vinden op die manier een evenwicht. ‘Ik ben speciaal’ kan worden gebruikt bij jonge kinderen vanaf 10 jaar. Het is niet alleen een uitstekende bron van informatie voor het kind met autisme zelf, maar ook een eerste stap in een ruimer proces van psychologische- of psychotherapeutische begeleiding. ‘Ik ben speciaal’ is interactief. Het werkboek krijgt zijn definitieve vorm en inhoud door ermee te werken.
Kleine stapjes
D.I.R. (Developmental Individual Relationship based model), ontwikkeld door Greenspan (en Wieder)
spectief worden hoofddoelen bepaald die daarna in concrete werkdoelen worden uitgewerkt. De methodiek vraagt om een nauwe samenwerking tussen alle bij het kind betrokken partijen. De methode Vlaskamp neemt in de KDC’s een plaats in binnen het spelplan. Werkend op basis van de methode Vlaskamp wordt vaak VIB/VHT gebruikt. Zie ook: www.bosk.nl/templates/mercury.asp?page_id=7706 of www.methodieken.nl/methodieken_methoden.asp?methode_link =Vlaskamp%20methode
daarbij om het spelen, om de interactie, het volgen van het kind en uiteindelijk de stimulering van de emotionele ontwikkeling. Naast Floortime is de Greenspan methode 24 uur per dag toepasbaar. Zie ook: www.floortime.nl/ontwikkelingsfasen.html of www.methodieken.nl/methodieken_methoden.asp?methode_link=Floortime
DTT (ABA) DTT (Discrete Trial Teaching) is een leermethode die is gebaseerd op de zogeheten ABA-principes ( Applied Behavioral Analysis). De methodiek is een manier om kinderen met een autistische (of andere) stoornis allerlei vaardigheden in kleine stapjes aan te leren volgens een gestructureerde methode. DDT gaat uit van de principes van gedragsconditionering. De methode is in de loop van de tijd aangepast en verfijnd tot een bruikbare- en prettige therapie die thuis, in het KDC en op school gebruikt kan worden. Er worden goede resultaten mee geboekt. Het aanleren van gedrag gebeurt bij DDT/ABA vanuit een positieve benadering. Elke goed uitgevoerde handeling wordt beloond, bijvoorbeeld met
Kleine stapjes is een vroeghulp programma (early intervention program) voor kinderen met een ontwikkelingsachterstand tot een ontwikkelingsleeftijd van vier jaar. Kleine stapjes wordt veel gebruikt bij kinderen met Down syndroom. Het programma biedt praktische richtlijnen om de kinderen in hun eigen omgeving een gerichte, alerte opvoeding te geven. Kleine Stapjes is in principe bedoeld voor ouders. Daarnaast kan het ook worden gebruikt door beroepskrachten, zoals pedagogisch begeleiders, peuterspeelzaalleiders en therapeuten. Het programma heeft als uitgangspunt dat alle kinderen kunnen en moeten leren. De ouders zijn de belangrijkste opvoeders van het kind en de eerste jaren zijn beslissend voor het leren. Daarbij is ieder kind, ieder gezin anders. Een succesvol programma moet tegemoet komen aan de behoeften van het kind, zowel als van het gezin. Zie ook: www.downsyndroom.nl of www.marijkenieuwenweg.nl/kleinestapjes
Methode Vlaskamp Een opvoedingsprogramma voor kinderen en volwassenen met een ernstig meervoudige beperking. Nadat gericht informatie over het persoonsbeeld van het kind is verkregen, kan het perspectief voor de toekomst worden opgesteld. Vanuit het per-
PECS (Picture Exchange Communication System) Een methode voor kinderen met autisme en een verstandelijke handicap die niet, onvoldoende of op een inadequate wijze communiceren. Een plaatjessysteem vormt de rode draad in dit programma, dat een opbouw in zes fasen qua moeilijkheid kent. Bij het werken volgens PECS neemt het belonen van gewenst gedrag een centrale plaats in. Zie ook: www.centrumautisme.nl/templates/Content.aspx?PageID=24478
Sherborne (methodiek volgens Veronica Sherborne) Het lichaamsbewustzijn en de mogelijkheid om relaties (bijvoorbeeld in het bewegingsspel) aan te gaan zijn twee aspecten die voor de ontwikkeling van mensen van belang zijn. Eenvoudige bewegingsspelletjes zijn volgens deze methode het middel om deze ontwikkeling te stimuleren. Om te groeien naar zelfstandigheid en vrijheid heeft een kind volgens Sherborne het volgende nodig; • een sterk vertrouwen in het eigen lichaam. Je veilig voelen in verschillende bewegingssituaties. • vanuit deze veiligheid het vertrouwen krijgen om de omringende wereld te leren kennen. • Als persoon groeien door relaties met anderen aan te gaan. Zie ook: www.sherborne.nl
Spelbegeleiding Soms hebben kinderen moeite met spelen, bijvoorbeeld als ze niet goed kunnen zien, faalangstig zijn of zich slecht kunnen concentreren. Spelbegeleiding kan kinderen helpen om beter te leren spelen, maar kan ook een middel zijn om de ontwikkeling van kinderen te volgen en te stimuleren. Afhankelijk van het spel van het individuele kind, de omstandigheden en de mogelijkheden, kan spelbegeleiding via diverse methodieken in- en buiten het KDC worden aangeboden. De spelbegeleider observeert het kind, stelt het gewenste plan op en overlegt en evalueert met de begeleiding en zo mogelijk met de ouders. Spelbegeleiding kan thuis, op school en in het kinderdagcentrum worden ingezet bij kinderen die zelf niet goed kunnen spelen. Spelbegeleiding wordt ook toegepast om de ontwikkeling van kinderen te volgen en te stimuleren. Spelbegeleiding kan verder worden ingezet om emotionele problemen van kinderen op te sporen of om deze te helpen verminderen. Afhankelijk van de zorgvraag werkt spelbegeleiding met verschillende methodieken:
• Spelplan Een methode die vooral wordt gebruikt bij kinderen met een ernstige handicap. Doel is om inzicht te krijgen in hoe het kind speelt en hoe de omgeving met het kind speelt, met als einddoel om het spelen op een hoger plan te brengen. Het spelplan wordt door de spelbegeleider opgesteld en heeft een hoofddoel en een werkdoel, waar stapsgewijs naar wordt toegewerkt. Het spelplan past altijd in het individuele begeleidingsplan en wordt door de begeleider in de groep of daarbuiten (op school of thuis) samen met het kind uitgevoerd. Het spelplan wordt regelmatig geëvalueerd met de spelbegeleider en zodra het doel is bereikt wordt het afgesloten. VIB (Video Interactie Begeleiding) en elementen uit de methode Vlaskamp zijn in het spelplan opgenomen. • ODC-programma (Orthopedagogisch DagCentrumprogramma) Een praktische methode voor kinderen met een ontwikkelingsleeftijd van 0 tot 48 maanden die wordt gebruikt bij kinderen met relatief veel ontwikkelingsmogelijkheden. Het ODC richt zich op de koppeling tussen fijne motoriek en visuele waarneming en kent vijf deelgebieden: oog-hand-coördinatie; vormonderscheid; sorteren; kleurenonderscheid; mozaïek en constructie. De spelbegeleider neemt een instaptoets af, waarna zij het programma samen met de begeleider opstelt. De begeleider van het kind voert het programma uit. De vorderingen kunnen makkelijk worden afgelezen uit het schema dat de begeleider bijhoudt. • Berckelaer – Onnes Een gestructureerd spelprogramma om kinderen vanuit sensopatisch (b.v. spelen met zand en water) spel naar het niveau van symbolisch (fantasie-) spel te begeleiden. Het programma is speciaal geschikt voor kinderen met autisme. • ‘Spelen kun jij ook’ (Hellendoorn) Een programma dat als doel heeft om het verbeeldend spel van kinderen te stimuleren. Het programma kan worden ingezet bij kinderen die wel mogelijkheden hebben om in enige mate tot verbeeldend spel te komen, maar hier nog hulp bij nodig hebben. ‘Spelen kun jij ook’ kan tevens worden gebruikt om het spelrepertoire uit te breiden, om vrije situaties in te vullen en om te leren anderen aan de beurt te laten. • Spelen op de mat Een methodische speltherapie die tot doel heeft om kinderen te leren alleen te spelen, zonder de directe begeleiding van een volwassene. Een mat vormt daarbij de veilige-, afgebakendeen warme speelplek voor het kind. Stap voor stap leert het kind zelfstandig spelen, waarbij de mat steeds de constante factor vormt. Het boekje ‘Spelen op de mat, een spelmethode als spelen niet vanzelf gaat’ (door Kusters, Vonk en Manders). • Speelpoort Een observatie- en activiteitenlijst voor kinderen met een ontwikkelingsleeftijd tot ongeveer 12 maanden. Speelpoort heeft als doel om jonge-, ernstig meervoudig gehandicapte kinderen zelf mogelijkheden te geven om zich spelend en doende te ontwikkelen. Hierbij wordt uitgegaan van de zintuigen van het kind, oftewel ‘de poortjes’ waardoor het kind informatie ontvangt. Uit de observatielijst blijkt welke poortjes het meeste open staan en die dus het beste gebruikt kunnen worden bij de activering. Zie ook: http://odcdecarrousel.st-er.nl/text.php?buttonID=240 • Ontdekkend kijken (uit methode Heijkoop) Ontdekkend kijken vormt een van de vijf pijlers waarop de methode Heijkoop is gebaseerd. Het is een specifieke manier van video-analyse. Het haalt het eigene van het kind naar voren.
Wat valt je op aan het kind? Wat wil het kind door middel van zijn problematisch gedrag aan ons vertellen? Zie ook: www.jacquesheijkoop.com
TEACCH Teacch staat voor: Treatment and education of autistic and related communication handicaped children. Teacch is een methodiek voor het begeleiden en begrijpen van kinderen met autisme. Kernbegrippen zijn individuele benadering en verduidelijking, met name door visualisatie. Veel aandacht gaat uit naar aanpassing van de omgeving aan het kind. Er wordt bijvoorbeeld gewerkt met aparte werkhoekjes voor de kinderen; ontwikkelingswerkjes die zijn aangepast aan het betreffende kind en een duidelijke dagindeling en structuur. Zie ook: www.methodieken.nl/methodieken_methoden.asp?methode_link =TEACCH
VHT Video Home Training: idem als bij Video Interactie Begeleiding, maar nu toegepast in de thuissituatie en uitgevoerd door een pedagogisch gezinsbegeleider. Zie ook: www.aitnl.org (onder kopje VHT/VIB).
VIB Video Interactie Begeleiding is een methode die werkt op basis van video-opnamen uit het dagelijkse leven in het Kinderdagcentrum. VIB kijkt naar basiscommunicatie en de voorwaarden daarvoor bij kinderen en wordt ingezet om goed zicht te krijgen op de manier van communiceren van het kind of om meer zicht te krijgen op het gedrag van het kind. Door terug te kijken naar de video-opnamen kunnen positieve elementen naar voren worden gehaald, die als basis kunnen dienen voor verdere begeleiding en communicatie. Zie ook: www.heijkoop.nu/publicaties/over-de-methode/#Heijkoopkijktanders
Vijfwijzer De Vijfwijzer is een ontwikkelingsprogramma voor kinderen met een IQ lager dan 35. Het programma biedt groepsleiding handvatten bij het pedagogisch/didactisch handelen. De Vijfwijzer richt zich op de zogenaamde ‘vijf domeinen’: 1 Communicatie 2 Zelfredzaamheid 3 Sociaal/emotionele ontwikkeling 4 Senso motoriek 5 Spelontwikkeling De kinderen krijgen groepsgericht activiteiten aangeboden, waarbij het mogelijk is om per kind en per domein via kleine stappen toe te werken naar het volgende doel (het perspectief) voor het betreffende kind. Het ontwikkelingsprogramma sluit bijna naadloos aan op de begeleidingssystematiek zoals die al in beide KDC’s wordt gebruikt.
Zindelijkheidstraining De zindelijkheidstraining is een strikte methodiek, ontwikkeld door prof. P. Duker, die ongeveer drie dagen duurt en waarbij slechts één doel wordt nagestreefd: plassen op het toilet. De training vindt plaats in een afgebakende ruimte rond het toilet. Voorwaarden waaraan kinderen moeten voldoen, wil de training resultaat hebben zijn; enige blaascontrole hebben, zelf de broek naar beneden kunnen doen en een ontwikkelingsleeftijd van tenminste 14 maanden hebben. Bij PSW voeren een aantal daartoe opgeleide gedragskundigen de zindelijkheidstrainingen uit.
OMGEVING AFSTEMMEN OP PRIKKELVERWERKING Sensomotorische integratie
Het zenuwstelsel van kinderen maakt een rijpingsproces door dat al begint in de baarmoeder. Deze ontwikkeling eindigt zodra het kind ongeveer 12 jaar oud is. Het zenuwstelsel stuurt de zintuigen aan. Deze zintuigen ontwikkelen zich bij kinderen met een ontwikkelingsachterstand soms niet als bij andere kinderen. Zij kunnen onder- of overprikkeld raken. De deskundigheid van de ergotherapeut kan worden ingezet om de prikkelverwerking bij het kind te onderzoeken. Daarna geeft de ergotherapeut adviezen die tot doel hebben om de sensomotorische ontwikkeling van het kind gericht te laten groeien. PSW Junior sprak met ergotherapeut Karin Gielen over sensomotorische integratie (S.I.). Sensomotorisch betekent letterlijk: betrekking hebbend op bewegingsimpulsen met een zintuiglijke oorsprong. Sensomotorische integratie is, eenvoudig uitgelegd, het afstemmen van de omgeving op de zintuigen. Karin Gielen: ‘Kinderen met een ontwikkelingsachterstand hebben vaak een prikkelverwerkingsprobleem. Ze raken bijvoorbeeld overprikkeld bij het horen van veel of harde geluiden. Het kind kan zich vervolgens uit een soort van zelfbescherming gaan afsluiten voor deze prikkels en stil in een hoekje gaan zitten. Eigenlijk voelt zo’n kind zich op dat moment niet veilig en komt niet meer tot echte actie. Over- of onderprikkeling van een of meerdere van de zintuigen kan er dus voor zorgen dat een kind zich niet meer veilig voelt, minder alert wordt en daardoor niet meer in actie, in beweging komt. Sensomotorische integratie heeft dan als doel om het kind vanuit een veilige situatie alert te maken, waarna het activiteiten en taken uit het dagelijks leven weer kan uitvoeren.’
Observatie Zodra de gedragskundigen van PSW een vermoeden hebben van een prikkelverwerkingsprobleem bij het kind, wordt de ergotherapeut ingeschakeld. Karin Gielen: ‘Ik observeer het kind in verschillende dagelijkse situaties. Daarbij hanteer ik een alertheidsindeling, die in vijf fases is verdeeld. In fase twee is een kind bijvoorbeeld niet betrokken en gedraagt zich apathisch. In fase vijf reageert een kind juist met angst en schreeuwgedrag op de prikkels die het ontvangt en die het niet kan verwerken. In de fase drie hebben we te maken met een kind dat zich veilig voelt, dat alert is en van daaruit tot handelen komt. En handelen, of dat nu in het spel is of bij de verzorging, betekent dat het kind ook tot ontwikkeling kan komen, dat het kan leren.’ Op basis van de observaties maakt de ergotherapeut een uitgebreid verslag. Daarin worden ook de vragenlijsten meegenomen die door de begeleiders en ouders van het kind zijn ingevuld. ‘Dit verslag bespreek ik
met de begeleiders, met de ouders en met de gedragskundige. Bij alle dagelijks voorkomende bezigheden van het kind staan de bijbehorende alertheidsfases beschreven. Voor ouders en begeleiders is dit meestal een heel herkenbaar verhaal. Het maakt hen bewust van hoe het kind in diverse situaties reageert en ik leg in het verslag uit waarom het kind op dat moment zo reageert. Ik geef daarna adviezen die ervoor kunnen zorgen dat de omgeving van het kind zó kan worden ingericht dat het weer alert kan worden en tot actie kan komen.’
Lekker in z’n vel Ouders en begeleiders kunnen met de adviezen van de ergotherapeut aan de slag. Zij zorgen ervoor dat de omgeving (de groepsruimte, het spelen buiten, de eetsitu-
atie of de verzorging in de badkamer) zo wordt ingericht dat het kind zich in die situaties veilig voelt. ‘Bij sensomotorische integratie proberen we dus situaties te creëren waarin het kind zich lekker in z’n vel voelt. Want alleen als dat het geval is, kan de alertheid van het kind toenemen en kan het zich ook richten op ontwikkelingstaakjes. Door de situaties die het kind beperken te minimaliseren, krijgt het kansen om te groeien,’ legt Karin Gielen uit. De adviezen die de ergotherapeut geeft, worden meegenomen door andere disciplines, zoals logopedie en fysiotherapie. De ergotherapeut blijft de sensomotorische ontwikkeling van het kind volgen, door het op gezette tijden weer te observeren en door te overleggen met ouders, begeleiders en gedragsdeskundigen.
SPELBEGELEIDING
ZOEKTOCHT BIEDT ONS HOUVAST
Verschillende methodieken
Spelplan, TEACCH en S.I.
Spelen is behalve leuk ook leerzaam. Kinderen ontwikkelen zich door te spelen. Kinderen met een ontwikkelingsachterstand of handicap moeten soms geholpen worden om (beter) te leren spelen, zelf of met anderen. Daarnaast kan spelbegeleiding worden ingezet om de ontwikkeling te volgen en te stimuleren en in een enkele situatie zelfs om emotionele problemen op te sporen of te helpen verminderen. PSW Junior heeft twee spelbegeleiders in dienst: Lian Linssen en Elly Stoop. Zij werken met verschillende methodes en ondersteunen kinderen zowel in- als buiten het kinderdagcentrum indirect bij hun spelontwikkeling. Zij observeren het kind, stellen een spelplan op en ondersteunen de ouders, begeleiders of leerkrachten bij de uitvoering van het plan. Zij werken altijd nauw samen met de ouders.
In het KDC Het spelplan is een veelgebruikte methode in het KDC, met name bij kinderen met een ernstige handicap die een specifieke vraag op het gebied van spelen hebben. Doel is: zicht krijgen op hoe het kind speelt en hoe de omgeving met het kind speelt. Aan het spelplan wordt gewerkt in de groep of daarbuiten, met het kind apart. Het spelplan past altijd in het totale individuele begeleidingsplan.
Steeds vaker wordt er in het KDC ook gebruik gemaakt van het ODC-programma (het orthopedagogisch dagcentrum programma). Dit programma wordt gebruikt bij kinderen met relatief veel ontwikkelingsmogelijkheden en het stelt de begeleiding in staat om de spelontwikkeling van het kind methodisch te stimuleren en te volgen. Het programma is gericht op de koppeling van de fijne motoriek (iets kunnen pakken, draaien) en de visuele waarneming (het zien).
Interactie Naast het ODC-programma zijn er diverse andere programma’s waaruit de spelbegeleiders kunnen putten (zie ook het overzicht therapieën en methodieken in dit nummer). Vaak bevat het programma dat voor een kind is opgesteld elementen uit verschillende methodieken. Bij de diverse spelmethodieken wordt
vaak gebruik gemaakt van video interactie begeleiding (VIB). De spelbegeleider maakt opnames van het kind met een video camera. Deze worden gebruikt om de interactie tussen het kind en de begeleider tijdens het spelen vast te leggen en te bespreken.
Buiten het KDC Steeds vaker wordt spelbegeleiding niet alleen binnen het KDC, maar ook thuis, samen met de ouders of op school, samen met de leerkracht ingezet. Bij externe spelbegeleiding gaat het vaak om heel specifieke vragen. Bij een kind dat bijvoorbeeld na een verhuizing plots ander gedrag vertoont en alleen nog maar in z’n eentje wil spelen. Doel van de spelbegeleiding is dan om het kind via het spel te laten ervaren dat spelend omgaan met anderen niet bedreigend is en leuk kan zijn.
MEER DAN ALLEEN MAAR SPELEN
Geert Reijnen, vader van Luc
Luc Reijnen is een jongetje van 7 jaar. Hij woont met zijn vader en moeder in Nederweert. Luc zit sinds vorig schooljaar op de Herman Broerenschool in Roermond. Daar krijgt hij één keer per week spelbegeleiding van Elly Stoop, spelbegeleider van PSW Junior. ‘Luc is eerst in KDC ’t Brombemke geweest, ruim twee jaar. Rond zijn vijfde verjaardag speelde de vraag: maakt hij de overstap naar school of blijft hij nog een jaar in ’t Brombemke. Wat betreft dingen begrijpen, kon hij die overstap wel aan. Het was alleen de vraag of hij al toe was aan de schoolomgeving en al die kinderen in de klas. Wij wilden de stap naar school graag maken. In ’t Brombemke blijven betekende voor hem alleen maar uitstel. Wat wij ook belangrijk vonden, was dat er nog vijf andere kinderen tegelijk naar school zouden overstappen. Die kinderen kende hij en met hen zit hij nu ook in de klas. Bij de overstap is afgesproken dat Luc spelbegeleiding meekrijgt. Om hem te leren in een sociale wereld een beetje voor zichzelf op te komen. Dat kunnen wij hier niet. Luc is enig kind en natuurlijk staat hij bij ons centraal. Alles
draait hier om hem. Als hij in een groepje zit, met onrustige kinderen om zich heen, wordt hij een beetje ondergesneeuwd en doet hij niet meer actief mee. Elly Stoop haalt hem elke dinsdag een half uurtje uit de klas en gaat ergens apart met hem zitten, zeg maar face tot face. Ze laat hem bepalen wat ze gaan doen. Hij begint met spelen, bijvoorbeeld met auto’s. Maar het is meer dan spelen. Ze stuurt hem wat bij, laat bijvoorbeeld een ongeluk gebeuren en kijkt wat hij doet. De ziekenwagen erbij halen met de dokter. Ze blijft steeds kijken hoe hij reageert en beloont positieve, eigen acties. Daarmee wil ze stimuleren dat hij zelf beslissingen kan nemen en actief iets kan doen. Ze blijft steeds kijken hoe hij reageert, hoe ver hij gaat. Daar komen wel dingen uit. Elly bespreekt de dingen die ze ziet en hoort met de leerkracht, en ook met ons tijdens de evaluatie. Zij zwengelt dingen aan, waarmee de
juffrouw kan doorgaan. En wij kunnen ook dingen inbrengen. We hebben bijvoorbeeld gemerkt dat Luc bang is voor de kermis, vooral voor het geluid. Elly gaat nu kijken of geluid te hard bij hem binnenkomt. De school neemt daarbij de nodige stappen, maar Elly zet de leerkracht op het spoor. Het gaat goed op school. Luc blijft zich ontwikkelen, in één lijn naar boven. De spelbegeleiding zal daar zeker aan bijdragen. Maar het heeft vooral met Luc zelf te maken. Hij wordt ouder. Hij gaat graag naar school en ook de half uurtjes apart met Elly Stoop vindt hij leuk. Hij is deze zomer in de vakantie voor het eerst naar het logeerhuis geweest. Drie weken lang halve dagen en dat ging heel goed. Wij hadden nooit gedacht dat hij het tussen al die kinderen leuk zou vinden. Ook daarin zie je dat hij is gegroeid. Het hele beeld is gewoon positief.’
Jenny Harinck woont samen met haar man Paul Roeland, zoon Carolus (11 jaar) en dochter Myrna (13 jaar) in Kelpen-Oler. Myrna is een meisje dat naast een verstandelijke handicap een stoornis in het autistisch spectrum en epilepsie heeft. Zij uit zich door middel van enkele klanken en heeft een beperkt taalbegrip. Hierdoor en ook vanwege haar autisme verloopt het contact met Myrna op een andere manier dan bij andere kinderen. Ook heeft zij moeite om haar vrije tijd zelf in te vullen. Jenny Harinck vertelt over de verschillende methodieken die in de afgelopen jaren zijn ingezet om Myrna bij haar ontwikkeling te ondersteunen. Spelplan: proberen en conclusies trekken Myrna startte op haar vierde jaar in de rode groep van Kinderdagcentrum de Heisterkes in Haelen. Daarvoor had de familie al een lange weg met dochter Myrna afgelegd. Via de K.N.O.-arts volgde een verwijzing naar het Audiologisch Centrum in Eindhoven. Daar vermoedde men een ontwikkelingsachterstand. Het gedrag van Myrna viel ook op in de peuterspeelzaal. Een onderzoek in het Medisch Kleuter Dagverblijf in Wessem volgde. De ontwikkelingsachterstand en het vermoeden van autisme werden daar duidelijk onderkend. Een vermoeden dat later door het Autismeteam werd bevestigd. Tevens volgde een maandenlange opname in instituut Kempenhaeghe, waar Myrna’s epilepsie werd onderzocht en behandeld. Uiteindelijk kwam Myrna op de voor haar passende plek terecht; het Kinderdagcentrum in Haelen. Jenny Harinck: ‘De spelbegeleider van het KDC stelde een spelplan op met als eerste doel om te proberen Myrna van functioneel spel tot combinatiespel te brengen. Wekelijks kreeg Myrna individueel, in de groep en thuis spelletjes aangeboden. De spelbegeleider overlegde regelmatig met ons, maar na ongeveer een jaar bleek, óók uit de gemaakte video opnames, dat Myrna geen vooruitgang boekte in haar spelontwikkeling. Ze varieerde niet, speelde niet echt, maar maakte bijvoorbeeld steeds opnieuw slechts rijtjes van de duplo-blokken. Dat was voor ons een hele teleurstelling. Je hoopt nu eenmaal, zeker omdat ze nog zo jong was, dat ze andere spelvormen zou gaan imiteren. Want dan zou er ook meer hoop zijn geweest op het aanleren van andere vaardigheden.’ De methode Spelplan wordt nu niet meer ingezet. Toch heeft de familie geleerd van alle inspanningen. ‘Ik weet nu dat ik echt de tijd moet nemen en niet alles in moet willen vullen voor Myrna.’
TEACCH: verduidelijken van de omgeving met behulp van verwijzers In het KDC werd vervolgens gewerkt met TEACCH, met als doel de dagindeling voor Myrna te structureren en voor haar voorspelbaar te maken. Jenny Harinck: ‘De
methode werkt onder andere met verwijzers. Bij Myrna worden voorwerpen als verwijzer gebruikt. In het KDC en ook thuis gebruikten we in eerste instantie een verwijzerkast. Een kast met vakjes, waarin voorwerpen lagen die verwezen naar een bepaalde ruimte of activiteit. Hier in huis gebruikten we bijvoorbeeld een plastic puzzelpinguin als verwijzer voor de badkamer. Zodra Myrna deze verwijzer zag, nam ze hem mee naar de badkamer en maakte daar de puzzel. Zo wist ze ook gelijk dat ‘in bad gaan’ de activiteit zou zijn. Het gebruik van verwijzers die duidelijk maakten in welke ruimte welke activiteit hoelang plaats ging vinden, werkte in het begin heel goed. Vanaf dat moment konden we de tijd voor haar indelen. De ruimte en de activiteit werden voor Myrna veel overzichtelijker en ze kon nu ook iets gaan aanleren. Voor het eerst hadden mijn man en ik het gevoel dat we echt iets samen met haar konden doen. Na enkele jaren ging Myrna gooien met de verwijzers. Ze wilde in deze vorm niet meer samenwerken. Nu werken we thuis en in het KDC met een ander verwijzersysteem, een knikkerbaan. Ik laat de bal rollen en als deze beneden is,
pak ik de verwijzer die daar ligt. Dat is een onderzetter, waarmee ik bijvoorbeeld naar de voorkamer loop. Daar stop ik de onderzetter in een emmertje, waar een rood matje bij ligt. Op dat matje ligt bijvoorbeeld een DVD of een boek. Zo weet Myrna wat de activiteit voor haar gaat worden. Thuis hebben we verder nog een doos met diverse verwijzers. Myrna geeft op bepaalde momenten aan dat ze die doos wil hebben en dan kiest ze de dennenappel, een verwijzer voor het maken van een boswandeling. Dat doet ze namelijk heel graag en voor ons is het een teken dat ze de betekenis van de verwijzer goed begrijpt. Bijkomend voordeel van verwijzers en aangepast spelmateriaal is het feit dat ze Myrna indirect in staat stellen om ook andere vaardigheden aan te leren. Zo heeft ze moeite met haar evenwicht en een beperkt ruimtelijk inzicht. Met een verwijzer in de hand loopt ze nu naar de gymzaal in het KDC. In de gymzaal kan ze vervolgens bijvoorbeeld een kegel in haar hand nemen en deze over een trap lopend naar de overkant brengen en in een ton leggen.’ Naast de hier beschreven werkwijze over het hanteren van verwijzers, is de
TEACCH-methodiek ook van nut bij spel/leermateriaal. Zo heeft Jenny Harinck verschillende spelletjes van gebruiksmaterialen gemaakt waarmee Myrna aan de slag kan en die bijvoorbeeld precies aangeven hoeveel items in welke vakjes kunnen worden gestopt, waarna het spel ten einde is.
S.I.: begrip voor ‘anders waarnemen’ En daarmee zijn we beland bij S.I. (Sensorische Integratie), de methodiek die onder andere onderzoekt op welke manier en in welke mate mensen via de zintuigen waarnemen. In het KDC en thuis viel het altijd al op dat Myrna niet graag aangeraakt wilde worden en het plan werd opgevat om Myrna’s manier van prikkelverwerking te laten onderzoeken. ‘In 2003 volgde onderzoek door een ergotherapeute die gespecialiseerd is in Sensorische Integratie. Het onderzoek maakte duidelijk dat Myrna op
tactiel gebied en qua gehoor en evenwicht snel overprikkeld raakt. Zo ervaart zij een streling dus letterlijk als pijnlijk. Het onderzoek heeft ons vooral veel bewuster leren kijken naar Myrna. Zo weten we nu dat ze haar eten ziet staan, maar niet weet wat dit is en wat ze er mee moet doen. Steeds weer moet ze eerst rustig proeven en wennen aan wat ze in haar mond waarneemt. De gegevens uit het onderzoek hebben ons vooral geleerd dat we ons tempo in alles wat we met Myrna ondernemen moeten aanpassen. Daarnaast is duidelijkheid bij haar altijd van belang. Voordat ik nu bijvoorbeeld haar nagels ga knippen, zing ik eerst een liedje en laat het nagelschaartje zien. Daardoor lukt een handeling als nagels knippen nu veel beter.’ In 2008 volgde een hernieuwd onderzoek, waarbij DVD-opnames werden gemaakt. Een nieuw inzicht was het resultaat. Jenny
Harinck: ‘Uit de opnames bleek onder andere dat de rechterzijde van Myrna haar betere kant is en dat we haar aan die zijde dus ook het best kunnen benaderen. Tevens bleek haar evenwichtsgevoel nog steeds niet goed ontwikkeld te zijn, zodat het bijvoorbeeld beter is om Myrna’s tanden beter zittend dan staand te poetsen.’ Wat is op dit moment Jenny Harinck’s conclusie na deze jarenlange zoektocht? ‘De start met het Spelplan, daarna de TEACCHmethode en vervolgens de Sensorische Integratie, ze sloten op elk moment aan op het ontwikkelingsniveau van Myrna, op hoe ze op dat moment was. Wij zijn ons er nu veel beter van bewust hoe zij het dagelijks leven ervaart. We kennen haar nu beter en dat geeft ons meer houvast. En wat voor ons altijd al duidelijk was en wat nooit is veranderd…Myrna is gewoon een heel lief kind.’
Ondersteuning op school en kinderopvang
NAAMSVERANDERING De Waaier, ambulante afdeling van PSW Junior, biedt al jaren ambulante begeleiding op school, peuterspeelzaal, kinderopvang en naschoolse opvang. Voorheen werd deze zorgvorm “ambulante begeleiding” genoemd. “Ambulant” betekent dat de begeleiding niet automatisch in een centrum van PSW Junior wordt geboden, maar op elke andere plaats die de ouders geschikt vinden. Maar aangezien álle begeleiding vanuit de Waaier ambulant is, ook de pedagogische gezinsbegeleiding, de thuiszorg, de verlengde dagopvang en de vrijetijdsclubs, bleek het een verwarrende term. Vandaar de naamsverandering. Ambulante begeleiding van de Waaier heet voortaan: ondersteuning op school en kinderopvang!
OUDERS VRAGEN Mijn zoontje heeft een verstandelijke handicap en een lichte vorm van autisme. Hij is 4 jaar. Hoe kunnen we hem leren om, net als onze andere kinderen, te luisteren en zich aan de regels te houden?
PSW ANTWOORDT
VEEL
Bij de opvoeding van een kind met een verstandelijke handicap en autisme is het nog belangrijker dan bij andere kinderen om duidelijk te zijn. Uw zoontje moet goed begrijpen wat er van hem wordt verwacht. Duidelijkheid kunt u stimuleren door zaken vaak te herhalen en te visualiseren. Een voorbeeld is de visualisering van het dagprogramma. Als uw kind kan volgen hoe de dag verloopt, wanneer hij gaat eten, wandelen of slapen en wanneer hij zelf moet spelen, zullen er minder conflicten zijn. En u kunt bijvoorbeeld de regels die u belangrijk vindt, visualiseren.
KLEINE STAPJES
Visuele ondersteuningsmiddelen kun u zelf maken, met behulp van foto’s of plaatjes of picto’s. U kunt ook terecht bij het IOC (Info- en ondersteuningscentrum cliënten) van PSW. Daar zijn veel hulpmiddelen en voorbeelden aanwezig en de medewerkers geven u graag advies of ondersteuning. Soms lukt het niet goed om zaken in de praktijk te verduidelijken of door te voeren. Voor ondersteuning bij de opvoeding in de praktijk kunt u terecht bij de pedagogische gezinsbegeleiding (PG) van de Waaier. PG is een kortdurende, heel praktisch gerichte hulpverlening. PG-sters komen bij u thuis en kijken samen met u wat de manier van aanpak kan zijn. Altijd met uw eigen situatie en wensen als uitgangspunt.
Nicole den Bekker, moeder van Gijs
VOORUITGANG MET
Gijs den Bekker is een jongetje van 3 jaar met het syndroom van Down. Zijn moeder Nicole den Bekker gebruikt de methodiek “kleine stapjes”. Ze krijgt daarbij ondersteuning vanuit de Waaier, de ambulante afdeling van PSW Junior. De ondersteuning werd aanvankelijk thuis geboden, door de pedagogische gezinsbegeleiding (PG). Die ondersteuning wordt nu voortgezet in de peuterspeelzaal waar Gijs sinds zijn tweede jaar naar toe gaat. Nicole den Bekker: ‘Kleine stapjes werkt. Gijs gaat echt vooruit.’ ‘Toen Gijs werd geboren heb ik al na een paar maanden het boek met de methode “kleine stapjes” gekocht. Dat is een programma waarbij je als ouder de ontwikkeling van je kind stap voor stap begeleidt. “Kleine stapjes” gaat ervan uit dat elk kind kan leren. Dat past goed bij mij. Gijs is echt niet anders dan mijn andere kinderen. Alleen heeft hij Down. Daarom moet je bij hem wat meer aandacht geven aan hoe hij dingen kan leren. De aanpak in het boek “kleine stapjes” sprak me erg aan. Maar ik dacht: hoe moet ik dat doen? Hoe moet ik dat plannen naast mijn werk en onze andere kinderen? Via MEE ben ik bij de Waaier terecht gekomen. Francy Aarts (pedagogisch gezinsbegeleidster) kwam hier thuis. Ik had voor haar een heel duidelijke vraag: help mij bij dit programma; leg me uit wat ik moet doen. Zij heeft me uitgelegd dat het een proces is, een leefwijze. Het gaat er vooral om jezelf bewust te worden van je kind: hoe leert het; hoe kan ik hem daarbij gericht stimuleren. Daarnaast heeft ze me vaak handvaten gegeven, bijvoorbeeld voor het indelen van de tijd. Ik ben van mezelf niet zo’n planner! Gijs ging meteen na zijn tweede verjaardag naar de peuterspeelzaal hier in het dorp, eerst twee ochtenden, nu drie. Het is een heel klein schooltje, met een klein groepje kinderen die elkaar alle-
maal kennen. Hij voelde zich er meteen thuis. Bij de peuterspeelzaal krijgt hij ook begeleiding vanuit de Waaier, twee ochtenden ongeveer twee uurtjes. Karin (Hermans, begeleidster “ondersteuning op school en kinderopvang” van de Waaier) geeft daar ondersteuning, ook weer op basis van “kleine stapjes”. Gijs neemt een klappertje mee heen en weer. Daarin schrijven Karin en ik allebei: met welk stapje zijn we bezig; hoe ver zijn we. We zijn nu bijvoorbeeld bezig met het woord “bal”. Veel met de bal spelen, steeds het woordje benoemen en ook laten zien op een kaartje. Zodat hij het woord gaat herkennen. Bij “mama” is dat al gelukt. Ik heb goede hoop dat hij leert praten. Gijs krijgt nu ook zindelijkheidstraining. Ik zet hem geregeld thuis op het potje en er zit bijna altijd een plasje in. Op de peuterspeelzaal gaat hij altijd samen met de andere kinderen, na het drinken, naar de WC. Hij begrijpt wat de bedoeling is. En Karin oefent vaak met hem tussendoor. Ook daarin gaat hij snel vooruit. Als het meezit, gaat Gijs na zijn vierde verjaardag naar de basisschool hier in het dorp. Daar zitten zijn broertjes ook al op. Ik wil hem daar graag heel gericht op voorbereiden. Ik weet dat ze in het KDC (kinderdagcentrum) een schoolvoorbereidende groep hebben, maar ik wil dat graag thuis doen, met begeleiding van de Waaier. Want ik zie gewoon dat het werkt.
MEER INFORMATIE? Voor informatie en advies kunt u contact opnemen met het IOC, de maatschappelijk werkster van PSW Junior, mevrouw Kim Loonen, of met de teamleider pedagogische gezinsbegeleiding van PSW Junior, mevrouw Marlies Kusters.
IOC bereikbaar via het Centraal bureau telefoon 0475 474400
Kim Loonen bereikbaar maandag, dinsdag en donderdag telefoon 0475 474426 / 06 53983662 e-mail
[email protected]
Marlies Kusters bereikbaar maandag, dinsdag, donderdag, alle drie tot 15.00 uur telefoon 0495 546924 / 06 41831907 e-mail
[email protected]
FYSIOTHERAPEUT
FYSIOTHERAPIE
Individueel of in de groep
Kinderen met een ontwikkelingsachterstand hebben vaak ook een motorische achterstand. Ze bewegen anders dan andere kinderen. De achterstand kan variëren van heel kleine tot heel opvallende zaken en ook de oorzaken zijn heel divers. De oorzaak van de achterstand is meestal niet te behandelen of op te lossen, maar fysiotherapie kan goed werken. PSW Junior werkt in de KDC’s samen met twee fysiotherapeuten: Ed Zieminski, verbonden aan KDC ’t Brombemke en St. Odiliënberg en Willem Keijzers, verbonden aan KDC de Heisterkes in Haelen. Beiden hebben veel ervaring in het werken met kinderen met een handicap en/of autisme. Kinderfysiotherapie kijkt naar het totale kind; is niet uitsluitend gericht op de stoornis. Daarbij is het bewegingsapparaat wel het eerste aangrijpingspunt. Maar hoe het bewegingsapparaat functioneert, heeft bijvoorbeeld ook te maken met het zenuwstelsel en met de zogeheten sensorische integratie: hoe werken de zintuigen? Daar hebben de therapeuten van PSW Junior oog voor.
Individuele fysiotherapie Ieder kind dat wordt ingeschreven in KDC ’t Brombemke of KDC de Heisterkes, doorloopt een observatieperiode. In die eerste tijd kijken begeleiders, orthopedagoog/gedragskundige, teamarts en therapeuten heel goed naar het kind. De vraag is: zijn er achterstanden en op welk gebied? Heeft een kind een achterstand op motorisch gebied, dan kan het gedurende een korte of langere periode fysiotherapie krijgen in het kinderdagcentrum. Het doel is maximale compensatie: wat kan dit kind met zijn/haar mogelijkheden bereiken? We proberen het maximale eruit te halen.
OUDER ‘De fysiotherapie doet Lisa goed. Ze staat steeds stabieler op haar beentjes en ze durft veel meer dan vroeger. Ed Zieminski is de eerste hulpverlener die een verband legt met haar visusproblemen. Iedereen, kinderartsen én fysiotherapeuten, heeft ons altijd verteld dat haar ogen niets met haar motoriek te maken hebben. Maar Ed (Zieminski) heeft daar wel oog voor. Hij oefent veel met haar en dat helpt. Bovendien vindt ze de fysiotherapie leuk.’
‘Meteen in het begin al kreeg Karin fysiotherapie. Eerst was die vooral bedoeld om haar te leren lopen. Maar na tijdje bleek dat er gewoon niet in te zitten. Nu is de therapie vooral bedoeld om haar te laten bewegen en zo haar spiermassa te onderhouden. Ze zit bijna de hele dag in een rolstoel. Maar als ze niet genoeg beweegt, gaan haar spieren verkrampen. Daarom gaat ze drie keer per week naar fysiotherapie. Hij strekt en beweegt haar spieren. Hij loopt ook stukjes met haar. Ze vindt de fysiotherapie geweldig. Ze vindt het heerlijk om van één persoon aandacht te krijgen. Bovendien kan ze dan even uit haar rolstoel en maakt ze andere bewegingen. Dat vindt ze fijn.’
Fysiotherapie kan gericht zijn op verdere ontwikkeling, op het onderhouden van bestaande functies en op het voorkomen van complicaties. De fysiotherapeuten bieden strategieën aan, zeg maar compensaties, waarmee een kind beter kan bewegen of meer kan bereiken. Dat kan een training van het zenuwstelsel of het bewegingsapparaat zijn, of een training gericht op het gebruik van een rolstoel of andere hulpmiddelen. Daarnaast kan de fysiotherapie bijvoorbeeld ook gericht zijn op het aanbieden van een geschikte omgeving voor het kind, of op het aanbieden of weglaten van bepaalde prikkels. De insteek is altijd: kijken wat dat ene kind nodig heeft om zo goed mogelijk te functioneren, liefst zo zelfstandig mogelijk. Veel aandacht gaat uit naar de communicatie met het kind. De leervermogens zijn vaak beperkt, dus de fysiotherapeuten zijn altijd op zoek om dingen duidelijk en zichtbaar te maken. Ze werken stap voor stap en herhalen veel. De doelstellingen zijn altijd concreet. Kinderen gaan beter of makkelijker bewegen en zij (en hun ouders) leren beter om te gaan met de stoornis.
‘Ik wil dat kinderen méér gaan bewegen, want meer bewegen betekent als vanzelf méér leren. Uitbreiding van de bewegingsvaardigheden zorgt er bijvoorbeeld voor dat een kind op sociaalcommunicatief gebied ook een ontwikkeling doormaakt. Binnen ons vakgebied is een algemene tendens bespeurbaar die wijst op een verschuiving. Natuurlijk blijven bepaalde kinderen aangewezen op individuele fysiotherapeutische behandelingen, maar daarnaast zien we dat de ‘klassieke’ fysiotherapeut steeds vaker ook een coach wordt, die zich actief op het gebied van het bewegingsonderwijs beweegt.’
Fysiotherapie in de groep Naast individuele therapie is er binnen KDC ’t Brombemke in toenemende mate aandacht voor groepsfysiotherapie. Kinderen met een verstandelijke handicap doorlopen individueel verschillende fases van motorische ontwikkeling. Maar dat is iets anders dan succesvol bewegen in een groep. De groepsfysiotherapie binnen de kinderdagcentra staat nog in de kinderschoenen. Er zijn twee doelstellingen. Allereerst kan de fysiotherapeut door de keuze van de ruimte en materialen een situatie creëren waarin kinderen hun bewegingsvaardigheden verder kunnen uitbreiden of specialiseren. Door kinderen uit te nodigen en hen waar nodig te begeleiden, leren ze de eigen bewegingsruimte actiever verkennen. Verder kan de fysiotherapeut de kinderen in de groep observeren. Het kind binnen de groep te zien bewegen, levert veel informatie op. Kijkt het kind af van andere kinderen? Kan het kind nieuwe bewegingsvaardigheden aanleren en hoe doet het dat? Deze kennis kan voor ouders, begeleiders en voor de fysiotherapeut zelf goed van pas komen. Reden genoeg om groepsfysiotherapie in het KDC de komende periode verder te ontwikkelen.
‘Zodra kinderen zich in een groep met andere kinderen begeven, gaan cognitieve processen een grote rol spelen. Een voorbeeld: een kind dat zelfstandig kan fietsen, blijft in een groepssituatie misschien stil langs de kant staan, omdat het bang is voor ongelukken met andere kinderen in dezelfde ruimte. Het inschatten van de mogelijkheden, het ruimtelijke inzicht, dat zijn voorbeelden van cognitieve processen die bij het bewegen in een groep een nadrukkelijke rol spelen.’
‘Leren door bewegen’ is nu eenmaal letterlijk een kwestie van vallen en opstaan. Een kind dat valt of ergens vanaf rolt. Geen probleem, als we er maar voor zorgen dat het een zachte landing op de grond kan maken. En het afwachtende kind dat in een groepssituatie liever stil vanaf de kant toekijkt, kunnen we stimuleren, uitdagen door het een prikkel tot bewegen aan te bieden. Juist door te ervaren, door te bewegen en door grenzen op te zoeken leert het kind op bewegingsgebied vaak nog vaardigheden bij. Tijdens de groepslessen fysiotherapie kan ik vanaf de zijlijn observeren
MAATSCHAPPELIJK WERK De maatschappelijk werker van PSW Junior, Kim Loonen, geeft advies en ondersteuning aan iedereen die vragen heeft over de zorg en ondersteuning van PSW. Vragen over de zorg en ondersteuning zoals die wordt aangeboden vanuit een van de centra van PSW of daarbuiten, bijvoorbeeld thuis, op school, bij kinderdagopvang of vrijetijdsclub. Ook ouders die nog geen indicatiestelling in gang hebben gezet of bijvoorbeeld nog geen definitieve keuze voor PSW hebben gemaakt, kunnen bij de maatschappelijk werker terecht. Zij luistert naar vragen en geeft advies op diverse gebieden. Voor zaken als het aanvragen van indicaties, informatie over opvoeding, logeren of vrije tijd of gesprekken over uw persoonlijke situatie, kunt u bij de maatschappelijk werker altijd terecht. Kim Loonen werkt op maandag, dinsdag en donderdag en is bereikbaar onder: 0475 – 474426 of via 06 - 53983662
LOGOPEDIE: EEN KWESTIE VAN MAATWERK Individueel of in de groep
Logopedie bij kinderen met een verstandelijke handicap en/of autisme heeft als doel te bevorderen dat een kind op zijn/haar eigen niveau zo goed mogelijk kan communiceren met de omgeving. Totale communicatie is daarbij het motto: communiceren met behulp van alle middelen en manieren die in een individuele situatie van pas kunnen komen, zoals woorden en taal, gebaren, klanken, pictogrammen, foto’s, voorwerpen, houding, mimiek en gebruik van computers. Daarnaast geven de logopedisten van PSW ook aandacht aan eet- en drinkproblemen van kinderen. In beide KDC’s wordt logopedie gegeven, zowel aan individuele kinderen als in groepsverband. PSW Junior werkt samen met twee logopedisten: Katja Westen in KDC ’t Brombemke in Sint Odiliënberg en Charissa Peeters in KDC de Heisterkes in Haelen.
pen, begrippen of handelingen kunnen kinderen en hun omgeving een boodschap overbrengen. Kinderen kunnen leren om daarmee zelf iets te vragen of aan te wijzen. Een ander belangrijk onderdeel van de logopedie is het verbeteren van de problemen bij het eten en drinken, ook wel prelogopedie genoemd. Bijna alle kinderen met een neurologische problematiek, hebben in mindere of meerdere mate problemen met eten/drinken. Het kan zijn dat ze moeilijk of niet eten en daardoor niet voldoende voeding binnenkrijgen. Of ze verslikken zich steeds. Daardoor bestaat de kans dat er eten of vocht in de longen komt, wat weer longproblemen tot gevolg kan hebben. Ook hier geldt: eerst goed onderzoeken wat er precies mis gaat. Soms steekt de tong te veel naar buiten bij het eten of heeft het kind een slappe mondmotoriek of een overgevoelig mondgebied. De logopedist kan dan met verschillende trainingsmethodieken veel bereiken. Maar het kan ook zijn dat een andere lichaamshouding kan helpen, of een rustige één-op-één situatie om het kind de nodige rust en aandacht te geven, zodat het eetpatroon langzaam kan worden veranderd.
LOGOPEDIST
OUDER
‘Logopedie blijft maatwerk. Wij gaan steeds op zoek naar de methode die het beste past bij het kind. Een pasklaar antwoord, bestaat niet. Het is puzzelen, afstemmen en uitproberen Een mooie zoektocht.’’
Vóór Tim naar het KDC ging, had hij al prélogopedie. Hij had moeite met eten en verslikte zich vaak. Dat heeft hij goed opgepakt en daar heeft hij nu geen last meer van. De nadruk van de logopedie die hij nu krijgt, ligt op spraak- en taalontwikkeling. Tim heeft zich tegenover ons altijd goed duidelijk kunnen maken, maar praten deed hij niet. Wij hebben van begin af aan gezocht naar manieren om te zorgen dat hij zich goed kan uiten, ook tegenover andere mensen. Als moeder begrijp je je kind altijd wel, maar hij komt toch steeds meer met vreemden in aanraking. Nu heeft hij altijd zijn “praatboekje” bij zich. Dat is een klappertje met foto’s van alledaagse dingen, zoals zijn bedje en zijn etensbordje en ook situaties, zoals zijn verjaardag of een uitstapje. Daar komen steeds meer foto’s bij. Dat klappertje sleept hij altijd mee en laat het iedereen zien. Met die foto’s kan hij iets zeggen; in het begin in brabbeltaal en nu begint hij langzaam woorden te gebruiken. Zijn spraakontwikkeling gaat met kleine stapjes. Het is voor ons gewoon afwachten, veel naar hem kijken en oefenen!’
OUDER Wij hadden een heel concrete vraag: hoe kunnen we Fenne beter laten kiezen. Het KDC is actief met die vraag aan het werk gegaan en is gestart op een heel basaal niveau: is Fenne in staat om verband te leggen tussen een foto en een voorwerp? Ze heeft foto’s gemaakt van broodbeleg en is gestart met één foto, van een pot pindakaas. De foto stond eerst naast de pot en werd steeds een stukje verder weg gezet. Totdat Fenne de pot niet meer hoefde te zien en ze begreep wat de foto betekende. Het aantal foto’s is uitgebreid en nu kan ze kiezen uit vier foto’s met broodbeleg erop en een aantal andere foto’s die betrekking hebben op het eten, zoals een boterham en drinken. Als ouder denk je al gauw dat je weet wat ze wil. Het mooie is dat ze toch af en toe wat anders kiest.
Logopedie in de groep
Als een kind nieuw is in het KDC, doorloopt het een observatieperiode. Daaruit kan blijken dat logopedie nodig is. Maar ook als een kind al langer in het KDC is, kan vanuit het begeleidingsplan van het kind de vraag naar logopedie ontstaan. Het komt ook voor dat ouders aangeven dat er een vraag op het gebied van communicatie is. De logopedie vindt individueel of in groepjes plaats.
Individuele logopedie Individuele logopedie is altijd maatwerk; totale communicatie is het uitgangspunt van de behandeling. Communicatie is dus niet alleen verbale communicatie. Praten is nu eenmaal niet voor iedereen weggelegd. Bij kinderen die geen taal gebruiken, wordt onder meer gekeken naar hun lichaamstaal. Het zien en begrijpen van signalen, hoe klein ook, vergt de nodige ervaring. De logopedisten blijven continu kijken naar de lichaamshouding van het kind en stemmen daar de communicatie op af. Er wordt veel gewerkt met verwijzers, zoals plaatjes, foto’s en voorwerpen. Door gebruik te maken van plaatjes of foto’s van allerlei voorwer-
Binnen de KDC’s is er in toenemende mate aandacht voor groepslogopedie. De logopedist werkt altijd samen met een van de begeleiders van de groep. Een aantal communicatieaspecten keren steeds terug. De kinderen worden in de groepsles gestimuleerd om met elkaar te communiceren. Daarnaast krijgen de kinderen waar mogelijk nieuwe communicatiemiddelen aangereikt. De kinderen leren in deze groepswerkvorm verder om op elkaar te wachten en om elkaar te volgen. Voordeel is verder dat de logopedist kan zien hoe de kinderen die individuele logopedie krijgen zich in de groep manifesteren. En omgekeerd geldt dat uit de groepsles soms blijkt dat individuele logopedische behandeling voor een kind van nut kan zijn.
Communicatietraining Communicatietraining is een tamelijk jonge tak aan de logopedieboom. Communicatietraining heeft als doel om kinderen met een ernstige of meervoudige handicap en kinderen met een verstandelijke handicap en autisme beter te leren communiceren, waardoor de zelfstandigheid bij het communiceren door het kind wordt vergroot. Communicatietraining kan bij PSW Junior worden uitgevoerd door logopedisten of begeleiders die daarvoor een speciale scholing hebben gevolgd en wordt gegeven aan kinderen met een specifieke vraag op het gebied van communicatie.
LOGOPEDIST Er is hier bij de begeleiders veel kennis en kunde aanwezig. Communicatie staat binnen de KDC’s van PSW Junior héél hoog in het vaandel. De medewerkers hebben vaak goede ideeën om de communicatie bij individuele kinderen te stimuleren. Ze overleggen hier meestal over met mij, waarbij ik luister en meedenk. De groepslogopedie biedt medewerkers en mij de mogelijkheid om de kinderen in een groepssituatie te volgen en communicatief te stimuleren. We kijken elk vanuit onze eigen achtergrond en komen door elkaars handelen op nieuwe ideeën. Een wisselwerking met als resultaat een passende communicatie voor, door en met het kind.’
COMMUNICATIETRAINER ‘Een communicatieplan is echt maatwerk, waarbij we gericht kijken naar de mogelijkheden en de vraag van het kind. Het is voortdurend zoeken naar een aanpak die bij het kind past. Creativiteit is daarbij van groot belang. Kinderen krijgen handvaten aangereikt om te kunnen communiceren en kunnen vervolgens zelf initiatieven nemen in de communicatie met anderen. Daardoor worden zij beter begrepen door hun omgeving. Tijdens de begeleidingsplanbesprekingen van kinderen die individuele communicatietraining hebben gevolgd, merken we vaak dat de concentratie in werkhouding en kijkgedrag en ook de gerichtheid op het contact met anderen toe zijn genomen.’
OUDERS VRAGEN Mijn dochter is bijna 4 jaar en nog niet zindelijk. Hoe kan ik proberen haar zindelijk te maken?
PSW ANTWOORDT Kinderen zijn normaal gesproken bij een ontwikkelingsleeftijd van 33 maanden overdag zindelijk. Natuurlijk is het ene kind wat later dan het andere. En lang niet alle kinderen worden spontaan zindelijk, maar hebben stimulering of zelfs training nodig. U kunt beginnen uw dochter af en toe, zonder dwang, op het potje of de WC te zetten en te kijken hoe ze reageert. Zorg wel dat het gezellig is. Als er niets gebeurt: neutraal reageren; als er iets in het potje of de WC zit: belonen. Lukt het alsmaar niet om iets in het potje/de WC te doen, dan kunt u ondersteuning inroepen van pedagogische gezinsbegeleiding (PG) van de Waaier. De begeleidsters komen bij u thuis en helpen u bij een wat meer gerichte zindelijkheidstraining. Als de “gewone” zindelijkheidstraining door uzelf of met behulp van de PG-sters geen resultaat oplevert, kan een 3-daagse intensieve zindelijkheidstraining soelaas bieden. Daarover kunt u elders in dit nummer meer lezen.
MEER INFORMATIE? Voor informatie en advies kunt u contact opnemen met de maatschappelijk werkster van PSW Junior, mevrouw Kim Loonen, of met de teamleider pedagogische gezinsbegeleiding van PSW Junior, mevrouw Marlies Kusters.
Kim Loonen bereikbaar maandag, dinsdag en donderdag telefoon 0475 474426 / 06 53983662 e-mail
[email protected]
Marlies Kusters bereikbaar maandag, dinsdag, donderdag, alle drie tot 15.00 uur telefoon 0495 546924 / 06 41831907 e-mail
[email protected]
NIEUW: VERLENGDE DAGOPVANG (VDO) Voor leerlingen ZMLK en kinderen KDC
De Waaier, de ambulante afdeling van PSW Junior, heeft sinds 1 september 2008 een nieuwe loot aan de stam: verlengde dagopvang (VDO). Verlengde dagopvang biedt leerlingen van de Herman Broerenschool, een school voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK) in Roermond, en kinderen van Kinderdagcentrum ’t Brombemke in Sint Odiliënberg enkele dagen per week professionele opvang na schooltijd: van 15.15 – 18.00 uur. De VDO wordt geboden in de locatie van de Herman Broerenschool. Doel is om naschoolse opvang te bieden in een veilige omgeving, onder deskundige begeleiding van beroepskrachten en de thuissituatie te ontlasten. De nadruk ligt op gezelligheid en ontspanning. De invulling kan per kind/jongere en per dag verschillen. Regelmatig worden groepsactiviteiten georganiseerd. De opvang van de kinderen/jongeren gebeurt door pedagogisch (assistent)begeleiders van de Waaier. De leerlingen komen zelf vanuit de klas naar de VDO. Kinderen van KDC ’t Brombemke worden met een busje naar de VDO gebracht. Na afloop worden alle kinderen/jongeren thuisgebracht met een busje. Communicatie met de ouders gebeurt via een klappertje dat de kinderen/jongeren mee heen en weer nemen en waarin ook de leerkrachten van school en de begeleiders van het KDC kunnen lezen/schrijven. Indien nodig of gewenst, onderhouden de begeleiders VDO rechtstreeks contact met leerkrachten, begeleiders KDC en/of ouders. De VDO is georganiseerd als antwoord op vragen van ouders. PSW Junior bekijkt momenteel of VDO op meer dagen van de week georganiseerd kan worden en in de schoolvakanties. Voor meer informatie kunt u terecht bij de maatschappelijk werker van PSW Junior. Het telefoonnummer vindt u achter in deze PSW Info Junior.
PROFESSIONELE ZINDELIJKHEIDSTRAINING IN HET KDC Nieuw bij PSW Junior
De gedragskundigen van PSW Junior, Francien Meulenbroeks, Nelleke Ties en Eveline Drijkoningen, hebben onlangs een driedaagse training ‘Zindelijkheid’ gevolgd, samen met drie “trainingskinderen”. De training werd gegeven door prof. dr. Pieter Duker, verbonden aan de Universiteit van Nijmegen. PSW Junior kan de professionele zindelijkheidstraining nu zelf aanbieden in het KDC. Het bereiken van zindelijkheid is een belangrijk aandachtspunt bij de begeleiding van opgroeiende kinderen. Vaak wordt zindelijkheid bereikt volgens een nogal vanzelfsprekende aanpak: op vaste tijden naar de wc gaan en als er iets in zit: belonen! Maar wat te doen als deze aanpak geen effect heeft? In de Winkelsteegh, een zorginstelling in Nijmegen, wordt gewerkt volgens de methodiek van professor Duker om kinderen zindelijk te maken. Daarvoor bestaat echter een wachtlijst van een jaar. Daarom hebben de drie gedragskundigen van PSW Junior zelf een training gevolgd bij Pieter Duker.
Strikte methode De methode van Duker is gebaseerd op het principe van de ‘responsrestrictie’, waarbij slechts één doel wordt nagestreefd: plassen op de wc! Wil de training resultaat hebben, dan moeten de kinderen beschikken over enige blaascontrole, een ontwikkelingsleeftijd van 14 maanden hebben en zelfstandig de broek naar beneden kunnen doen. De zindelijkheidstraining duurt maximaal drie
dagen. Het kind krijgt thuis al extra drinken en krijgt ook gedurende de dag regelmatig drinken aangeboden, zodat de blaas goed gevuld is. Het kind en de trainer bevinden zich samen in een afgebakende toiletruimte op een afstand van 30 cm van de wc. De trainer maakt geen oogcontact met het kind en reageert neutraal op handelingen, zoals spelen. De trainer reageert goedkeurend zodra het kind spontaan op het toilet gaat zitten en maakt daarbij oogcontact met het kind. Wanneer het kind een plas doet, volgt een uitgebreide beloning. Heeft het kind na 5 minuten niet geplast, dan haalt de trainer het van de WC af. Plast het kind in de broek, dan reageert de trainer door ‘Nee!’ te zeggen, waarna het kind op het toilet wordt gezet om uit te plassen. Indien plassen op het toilet lukt, wordt de ruimte tot het toilet uitgebreid naar 70 cm, naar 1 meter en uiteindelijk tot de gehele badkamer.
Resultaten door duidelijkheid Vóóraf hadden de gedragskundigen van PSW Junior gemengde gevoelens over de
Er varing
KRISTEL GROTE MEID! De ouders van Kristel Stals, 7 jaar oud, hadden jarenlang geprobeerd, in samenwerking met KDC ’t Brombemke, om hun dochter thuis en in het KDC ‘klokzindelijk’ te maken. De beweeglijke Kristel bleek niet geïnteresseerd, dus de “gewone” zindelijkheidstraining had geen succes gehad. Kristel stond op de wachtlijst voor een zindelijkheidstraining in de Winkelsteegh (Nijmegen). Onlangs kon Kristel als “trainingskind” meedoen met de training bij PSW Junior, in KDC ’t Brombemke in Sint Odiliënberg. Judie Stals, moeder van Kristel: ‘Voorafgaand aan de trainingsdagen werd ons uitgelegd wat er stond te gebeuren. We waren goed voorbereid en tijdens de trainingsdagen werden we gebeld en kregen dan te horen hoe de training voor Kristel die dag was verlopen. Toen Kristel na de eerste trainingsdag thuis uit de bus stapte, riep ze uit ‘Kristel grote meid!’. Vervolgens liep ze naar de wc, deed haar broek omlaag en plaste. Het waren toch wel heftige dagen, dat merkte ik aan Kristel. Ze is een heel opgewekt kind, gaat graag naar het kinderdagcentrum. Maar op de tweede dag van de training had ze niet veel zin om te gaan. Maar toch heeft ze van die drie dagen best veel opgestoken. Ze begint nu aan haar kleren te frunniken. Dat is dan voor ons het signaal dat ze naar de wc wil. Wij begeleiden haar naar het toilet en daar plast ze vervolgens. Tijdens de busrit van en naar het kinderdagcentrum draagt Kristel nog een luier. Meer uit voorzorg, want de ochtendluier kan meestal ‘s middags weer gebruikt worden. Ik denk dat ik zo’n training zelf niet zou hebben volgehouden. Kristel is druk en ik zou waarschijnlijk al na een half uur in zo’n kleine ruimte de moed hebben opgegeven. Maar als ouder sta je natuurlijk ook qua gevoel anders in een dergelijke situatie. Al met al zijn onze ervaringen met deze zindelijkheidstraining heel positief geweest. Ik kan het iedereen aanraden.’
methode. Ze vroegen zich af: ‘Is dit wel ethisch verantwoord?’ Na drie intensieve dagen waren de drie echter overtuigd: ‘Je ziet het kind leren en de resultaten zijn opzienbarend. Eén kind was na de training geheel zindelijk, de andere twee kinderen waren veelal droog, op een ongelukje na. Het was heel goed om dit zelf mee te maken. Gedragskundigen en medewerkers werken veelal vanuit een invoelende manier en zijn geneigd om een kind snel te helpen. Daardoor loop je het risico dat je het kind de kans ontneemt om zelf te leren. Bij deze zindelijkheidstraining bieden we het kind duidelijkheid. Dit is de ruimte, hier zijn verder géén prikkels aanwezig. Het gaat alléén om het plassen. In een dergelijke omgeving kan het kind de aandacht richten op en voelen wat er in het lichaam gebeurt.’ Het is de bedoeling dat PSW Junior deze zindelijkheidstraining stichtingsbreed en extern gaat aanbieden. Vooralsnog gaat één van de gedragskundigen de zindelijkheidstrainingen uitvoeren.
ZIEN WAT JE IN HET WERKRITME NIET KUNT ZIEN Begeleider kinderwoonvoorziening over VIB
In de kinderwoonvoorziening van PSW Junior wonen sinds 2006 zeven kinderen. Om de kinderen goed te leren kennen en hun gedrag te begrijpen is voor alle kinderen een VIB-traject (Video Interactie Traject) uitgezet. VIB-er Elly Stoop maakt van de kinderen één voor één opnames in de woning, bijvoorbeeld van een eetsituatie, een verzorgingssituatie of een speelmoment. Die opnames worden met alle begeleiders en Elly Stoop samen teruggekeken en leveren veel informatie op over de individuele kinderen en hun functioneren in de groep. Claudia Thoonen, persoonlijk begeleider van Michel Gorissen (15 jaar), vertelt over het VIB-traject van Michel. Michel woont sinds het begin van de kinderwoonvoorziening in Horn, nu twee jaar. Overdag gaat hij naar KDC de Heisterkes. ‘Michel is een jongen die veel begeleiding nodig heeft. Het is belangrijk dat je weet hoe je hem het beste kunt benaderen. In het KDC heeft hij enkele jaren geleden gedragstherapie gehad op basis van de DTT (discrete trial teaching) methodiek. Die methodiek is, heel eenvoudig gezegd, gebaseerd op positief gedrag belonen en bekrachtigen en ander gedrag negeren. Dat basisprincipe biedt veel duidelijkheid en is ook hier in de woonvoorziening doorgevoerd. Als de begeleiding zich daar consequent aan houdt, loopt het veel prettiger voor hem, voor de andere kinderen en dus ook voor de begeleiders. Het VIB-traject bij Michel is gericht op de eetsituatie. De maaltijden zijn het drukste moment van de dag. Er zijn drie kinderen die niet zelf kunnen eten en ook de andere kinderen hebben veel aandacht nodig. Michel
was tijdens het eten altijd heel onrustig. Hij vond vaak niet de rust om te eten. Wij dachten dat het te maken had met zijn gedrag. Maar bij het bekijken van de opnames van zo’n eetsituatie viel ons op dat er wel heel veel op en neer gelopen werd. Er was duidelijk te zien dat Michel alles probeerde te volgen: wie er in de keuken bezig was, wie heen en weer liep. Dat past wel bij hem. Hij is een kind dat alles wil zien en meekrijgen. Daarop hebben we de eetsituatie aangepast. Michel zit nu op een plaats waar hij niet de keuken in kan kijken, maar wel een overzicht heeft over de groep. En we hebben de taken anders verdeeld. Maar één begeleider loopt op en neer naar de keuken. De andere twee blijven op hun plek bij de kinderen zitten en kunnen de begeleidster in de keuken vragen iets te halen of te brengen. Die aanpak werkt beter, geeft
meer rust, niet alleen bij Michel, maar ook bij de andere kinderen. Het VIB-traject met Michel was het eerste. Alle kinderen krijgen één voor één zo’n traject. Bij een kind is bijvoorbeeld gefilmd in een verzorgingssituatie, omdat zij tijdens die verzorgingsmomenten vaak moest huilen. Bij een ander kind is tijdens het spelen gefilmd. Zo heeft ieder kind een eigen vraag. De opnames worden gemaakt door Elly Stoop, hier in huis. De opnames worden nog dezelfde dag bekeken met de persoonlijk begeleider en daarna een keer in het hele team. Dat zijn echt intensieve sessies. We bespreken samen met Elly Stoop wat opvalt aan de beelden: wat zie je; hoe zou jij dat doen? Daar komt heel veel uit. Voor mij betekent het alleen maar een verrijking, al ga ik niet graag op de film. Je leert veel over het kind en ook weer over jezelf.
Neem contact op
MEER WETEN? Deze PSW Junior Info bevat veel informatie. Misschien wel te veel om te onthouden of te begrijpen. Wilt u meer weten over onze manier van werken? Of heeft u vragen over de zorg en ondersteuning van uw kind? U kunt rechtstreeks en vrijblijvend contact opnemen met onze maatschappelijk werker of een van de clustermanagers of teamleiders. Bij het Centraal Bureau van PSW kunt u bovendien brochures bestellen over de verschillende zorgvormen. De namen en telefoonnummers vindt u achterin deze uitgave.
PSW JUNIOR Afgestemd op uw kind
PSW Junior biedt zorg en ondersteuning aan kinderen met een verstandelijke handicap en/of een lichamelijke handicap en/of autisme en hun ouders. PSW Junior maakt onderdeel uit van Stichting Pedagogisch Sociaal Werk Midden-Limburg (PSW). Uitgangspuntpunt is de vraag van de ouders en het kind. Afhankelijk van de vraag en de indicatie, bekijken we samen welke zorg en ondersteuning een passend antwoord kan bieden. In grote lijnen biedt PSW Junior de volgende zorgvormen: In het kinderdagcentrum
Vrijetijdsbesteding
• Ontwikkelingsgerichte dagbesteding
• Zaterdagclub Oki Doki • Woensdagmiddagclub Speelplezier • Verlengde DagOpvang
In of vanuit het kinderdagcentrum • • • • •
Spelbegeleiding Logopedie Fysiotherapie Communicatietraining Ergotherapie (sensomotorische integratie)
Ambulante begeleiding (vanuit de Waaier) • • • •
Pedagogische Gezinsbegeleiding Ondersteuning op school en kinderopvang Gespecialiseerde Thuiszorg Behandeling
Wonen • Wonen • Logeren en weekendlogeren • Deeltijd wonen